Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

In de Defensievisie hebben we inzichtelijk gemaakt wat de problematiek bij Defensie is. Defensie is nu niet adequaat toegerust om een antwoord te hebben op de vele toekomstige (en sommige huidige) dreigingen. De Defensievisie laat de stappen zien die nodig zijn om in de toekomst wel voldoende toegerust te zijn. In de Defensievisie hebben we een nieuw profiel geschetst, waar we ongeacht het budget van Defensie mee aan de slag gaan. Als er geen extra investeringen komen zullen echter ingrijpende keuzes moeten worden gemaakt en zal de organisatie structureel moeten krimpen. Hieronder wordt geschetst wat we in 2022 gaan doen en hoe we daarmee eerste stappen zetten om invulling te geven aan de Defensievisie.

Voor de volgende jaren zullen keuzes nodig zijn, want niet alles kan en zeker niet alles kan tegelijk. De komende vier jaar willen we de prioriteit leggen bij het behoud en versterken van slagkracht en snelheid van Defensie, het tegengaan van achterstallig onderhoud en het moderniseren van de organisatie, het aanpassen op de digitalisering van het slagveld, het versterken van het cyberdomein, het personeelsbeleid en de HR-transitie. De invulling hiervan hangt af van het beschikbare budget. Daarbij zullen ook slagen moeten worden gemaakt om het gebied van efficiëntie en effectiviteit.

2.1.1 Technologisch hoogwaardig

Defensie als technologisch hoogwaardige organisatie is de eerste van drie eigenschappen die de Defensievisie noemt. Een technologisch hoogwaardige organisatie vraagt om een sterke innovatiefunctie en een kwalitatief sterk personeelsbestand met een groter aandeel van personeel geschoold in (informatie)technologie. Hoe dan ook zijn de mensen de belangrijkste bouwsteen van Defensie. Het personeelsbeleid blijft er in 2022 op gericht om - conform de doelstellingen van de Defensievisie - een goede werkgever en een inclusieve organisatie te zijn, die de juiste mensen weet aan te trekken en te behouden.

Flexibel optreden: snel inzetbaar, schaalbaar en zelfstandigDe Defensievisie zet de koers uit waarlangs Defensie zich moet ontwikkelen tot een slimme, technologisch hoogwaardige organisatie. Een flexibele en schaalbare krijgsmacht, die proactief op dreigingen kan reageren en die zowel kleinschalig en specialistisch, maar ook in groter verband kan optreden. De krijgsmacht moet militair vermogen voor alle hoofdtaken kunnen leveren, maar schiet daar voor met name de eerste hoofdtaak in tekort. Daarvoor blijft, ook na de investeringen van de afgelopen jaren, herstel van de operationele gereedheid noodzakelijk. Dit doen we door in 2022 verder te werken aan de drie elementen van operationele gereedheid: personele gereedheid, materiële gereedheid en geoefendheid. Dit is hieronder verder uitgewerkt. Daarmee kunnen we stappen zetten, maar zijn we er nog niet. Op de langere termijn zijn stappen nodig om het maximale uit de organisatie te halen - ten aanzien van personeel, vastgoed, IT en materieel en ondersteuning -, om mensen en capaciteiten effectiever en doelmatiger in te zetten en meer inzet te kunnen realiseren met de huidige krijgsmacht.

Personele gereedheid

Voor het verbeteren van de personele gereedheid verlegt Defensie haar focus van kwantitatief ‘vullen’ van formatieplaatsen naar het kwalitatief realiseren en borgen van de personele gereedheid met voldoende geschikte en beschikbare mensen, op de korte en de langere termijn. Dit betekent concreet dat sturen op het verminderen van het aantal vacante functies niet meer de basis is, maar dat wordt gestuurd op kwalitatieve bezetting van specifieke functies die beperkend werken op de gereedheid. Voorbeelden hiervan zijn technisch onderhoudspersoneel en luchtverkeersleiders. Deze sturing op personele gereedheid is integraal onderdeel van de HR-transitie die de komende jaren plaatsvindt. Een technologisch hoogwaardige organisatie vraagt om een sterke innovatiefunctie en een kwalitatief sterk personeelsbestand met een groter aandeel van personeel geschoold in (informatie)technologie. We werken in aansluiting op de Defensievisie 2035, verder aan het aanpassen naar het nieuwe HR-model en het opnieuw inrichten van de processen. We werken in 2022 verder aan het kunnen invoeren van snel inzetbare, flexibele en opschaalbare gevechtseenheden die grotendeels zelfstandig kunnen optreden en snel op- en afschalen met personeel en materieel. Ook wordt het ingezette verbetertraject met betrekking tot data-kwaliteit over de personele gereedheid op strategisch niveau verder uitgerold, waardoor data-gestuurde (informatiegestuurde) regie op de personele gereedheid structureel verbeterd wordt. Daarnaast zal in 2022 een meerjarige kwalitatieve aanstellingsopdracht in de instroomketen worden uitgevoerd, die - naast de werving van vast bestand en reservisten - meer focust op het oplossen van tekorten in de schaarstecategorieën die direct impact hebben op de totale personele gereedheid. Parallel hieraan - en in lijn hiermee - ondersteunen de volgende aanvullende maatregelen in 2022 de ambitie om op korte termijn de personele gereedheid te verhogen:

  • 1. Ondersteuning van de jaarlijkse aanstellings- en opleidingsopdrachten van het Dienstencentrum Personeelslogistiek (DCPL);

  • 2. Extra inspanningen voor werving en selectie van schaarste categorieën die cruciaal zijn voor de personele gereedheid. Dit doen we met hulp van een externe daarin gespecialiseerde partij;

  • 3. Alternatieve vulling door het inrichten van een loket om tijdelijk personeel in te lenen van andere organisaties;

  • 4. Bijdrage leveren aan de werving van reservisten.

Materiële gereedheid

Materiële gereedheid is de mate waarin het materieel van een eenheid beschikbaar en geschikt is voor het uitvoeren van de opdracht. De materiële gereedheid van de (hoofd)wapensystemen is onder de norm door een mismatch in behoefte en het instandhoudingsbudget en in personele capaciteit. Dit leidt tot ernstige beperkingen in de materiële gereedheid en daarmee in de algehele operationele gereedheid.

Geoefendheid

Geoefendheid als derde component van operationele gereedheid is de mate waarin een eenheid de taken heeft beoefend en daarvoor voldoende niveau van beheersing van de taken heeft getoond. Zodra de beperkingen van de COVID-19 maatregelen op het oefenprogramma komen te vervallen, kan met hervatting van het oefenprogramma de geoefendheid in 2022 verbeteren. Bij de inhaalslag zijn met name oefeningen op grotere schaal en deelname aan oefeningen op de hogere geweldsniveaus en in grotere verbanden noodzakelijk om de geoefendheid voor de eerste hoofdtaak op peil te kunnen brengen. Dergelijke oefeningen zijn echter intensief qua materieel, wat onder andere zal leiden tot een grotere behoefte aan reservedelen en munitie. Dit zal leiden tot een verdere afname van de materiële gereedheid en een hoger verbruik van oefenmunitie. Mede om deze reden voegt het Kabinet structureel € 60 miljoen aan de defensiebegroting toe voor de tekorten ten aanzien van munitie, opleiding en training. Er wordt in 2022 onder meer opgewerkt voor de NATO Response Force (NRF) stand-by periode in 2023 van een German Netherlands Corps HQ in de rol van Land Component Command en voor ten minste een Battlegroup als onderdeel van de Very High Readiness Joint Task Force (VJTF).

Voorraden

Ondanks belangrijke investeringen in onze voorraden hebben we voor de toekomstige scenario’s, zoals beschreven in de Defensievisie 2035, een mismatch tussen behoefte en budget. Dit gaat om voorraden voor instandhouding, opleiding en training en inzet. Bij het aanvullen van de voorraden is nog veel achterstand in te lopen, het zal dus tijd (en geld) kosten. Voor munitie, opleiding en training heeft het Kabinet besloten om jaarlijks structureel € 60 miljoen additioneel beschikbaar te stellen. Het Beleidskader Inzetvoorraden (BKI) beschrijft de uitgangspunten voor de gegarandeerde beschikbaarheid van deze inzetvoorraden. Defensie heeft nog minimaal tot en met 2025 nodig om de acht operationele assortimenten (munitie, operationele rantsoenen en water, disposables en hygiëneartikelen, militaire kleding en uitrusting, geneeskundige verbruiksartikelen, operationele infrastructuur, bedrijfs- en brandstoffen en systeemgebonden artikelen (reservedelen)) op de benodigde voorraadniveaus te brengen, gedimensioneerd naar de tweede en derde hoofdtaak. In 2022 vinden nieuwe deelleveringen plaats om de inzetvoorraad munitie op norm te brengen. Ook worden de eerste gespecialiseerde containers voor transport en geconditioneerde opslag van munitie, bedrijfsstoffen en geneeskundige artikelen uitgeleverd. Voor de eerste hoofdtaak heeft Defensie momenteel nog onvoldoende voorraden. Voor het munitiedomein is dit nader toegelicht in de Kamerbief «Stand van zaken defensiemunitie» (Kamerstuk 27 830, nr. 337).

Kennis en Innovatie

De Defensievisie 2035 benadrukt dat Defensie voorop moet lopen in onderzoek en ontwikkeling om technologisch hoogwaardig te blijven. Innovatie voor militaire doeleinden gaat vaak gepaard met mogelijkheden voor andere sectoren, bijvoorbeeld op het gebied van gezondheid en verduurzaming. Zo draagt een sterke kennis- en innovatiefunctie bij Defensie, verbonden met de Nederlandse kennisinstellingen en bedrijven, ook bij aan de weerbaarheid van onze samenleving. De Strategische Kennis- en Innovatieagenda (SKIA) 2021-2025 geeft de krijgsmacht richting om middels innovatie (potentiële) tegenstanders voor te blijven, de implementatie van deze agenda is reeds gestart en wordt in 2022 en daarna voortgezet. Defensie rapporteert daarnaast conform de motie van het kamerlid Belhaj (34775-X, nr. 45) over uitgaven aan kennis en innovatie. Voor 2022 is het verwachte percentage uitgaven aan kennis en innovatie 1,2% van de defensiebegroting.

Investeren in nieuw materieel

De Defensienota 2018 vormde het startsein voor een investeringsprogramma voor het herstel, de versterking en de modernisering van de krijgsmacht. In 2022 stijgt de vijfjaars-gemiddelde investeringsquote verder tot 24,3%, waarmee Defensie voldoet aan de NAVO-richtlijn dat minimaal 20% van de uitgaven bestemd is voor vervanging van materieel en gerelateerd onderzoek.

In 2020 is het wetsvoorstel aangenomen om het Defensiematerieelbegrotingsfonds (DMF) in te stellen. Hiermee is een belangrijke stap gezet naar een voorspelbare en schokbestendige defensiematerieelbegroting. Uitgaven, verplichtingen en ontvangsten ten behoeve van de ontwikkeling, verwerving, instandhouding en afstoting van materieel, ICT-middelen en infrastructuur van het Ministerie van Defensie worden vanaf 2021 opgenomen in het DMF.

In de materieelagenda van het DMF en het Defensieprojectenoverzicht wordt verder ingegaan op (investeringen in) materieelprojecten. Hierbij valt voor 2022 te denken aan de defensiebrede vervanging nachtzichtkijkers, verwerving van het Licht Indirect Vurend Systeem (LIVS), verwerving van gespecialiseerde containers, de geplande Midlife Update van de patrouilleschepen, vervanging van de tactische luchttransportcapaciteit en de vervanging en uitbreiding Short Range Anti-Tank capaciteit. Daarnaast verwachten we onder andere de D-brief voor het project vervanging M-fregatten naar de Kamer te kunnen sturen. Ook werkt Defensie verder aan de vervanging van de onderzeebootcapaciteit waarvoor Defensie momenteel in dialoog is met de drie kandidaat-werven.

Een veilige werkomgeving bij Defensie

Veiligheid moet in de taakuitvoering en bedrijfsvoering van Defensie een vanzelfsprekendheid zijn. De afgelopen jaren hebben de Visitatiecommissie Defensie & Veiligheid, de Inspectie Veiligheid Defensie en de andere toezichthouders bij Defensie ons een spiegel voorgehouden op het gebied van veilig werken bij Defensie. Verbeteringen zijn zichtbaar, maar we komen van ver en zijn er nog niet. In 2022 neemt Defensie daarom de volgende stappen:

  • Wij gaan verder met gestalte geven aan de omarmde aanbevelingen van de Visitatiecommissie Defensie en Veiligheid en andere toezichthouders.

  • Wij richten ons met prioriteit op de uitvoering van de resterende maatregelen uit het plan van aanpak ‘Een veilige defensieorganisatie’ uit 2018. In 2021 levert de Auditdienst Rijk (ADR) een evaluatie van het plan van aanpak op. Wij nemen de uitkomsten van de evaluatie mee in het verder uitvoeren van de maatregelen.

  • Wij breiden deze maatregelen uit met de plannen uit de Agenda voor Veiligheid. Via deze Agenda wordt veiligheid verder verankerd in de bedrijfsvoering en taakuitvoering. Defensieonderdelen kunnen met de Agenda verder richting geven aan de verbetering van veiligheid. Hiertoe hebben zij in 2022 en 2023 de beschikking over € 32,2 miljoen, bovenop bestaande middelen, om de plannen uit te voeren.

  • Wij gaan door met het versterken van de sociale veiligheid en integriteit in onze organisatie. Momenteel bevinden we ons in de derde fase van het ‘Plan van aanpak sociale veiligheid’ (Kamerstuk 34 919 nr. 39), die als doel heeft sociale veiligheid te bestendigen in de reguliere bedrijfsvoering door te borgen, te evalueren, te leren en te verbeteren. Er lopen al veel initiatieven naar aanleiding van het ’Plan van aanpak sociale veiligheid’. Specifiek voor NLDA zijn alle bestaande onderzoeken en rapporten van de afgelopen tien jaar door de in 2019 ingestelde Taskforce NLDA (Kamerstuk 35 000 X, nr. 144) integraal vertaald naar een toetssteen, waarbij kameraadschap als leidend principe geldt in de omgang tussen vaste staf, cadetten en adelborsten. Hiertoe zijn aanvullende middelen beschikbaar gesteld (circa € 0,5 miljoen in 2021 oplopend naar bijna € 0,8 miljoen in 2022 en verder). In 2022 wordt verder invulling gegeven aan onder andere het opleidings- en begeleidingsconcept.

  • Defensie heeft een groot aantal maatregelen uit het plan van aanpak beheersing chroom-6 reeds gerealiseerd of in gang gezet. Deze maatregelen passen wij nu breder toe op de overige gevaarlijke stoffen in de gehele keten. Daarvoor wordt de Nadere Inventarisatie Gevaarlijke Stoffen vervolgd zodat de komende drie tot vijf jaar stap voor stap de risicobeoordelingen worden afgerond en te nemen maatregelen worden gerealiseerd. Hierbij wordt het zogenoemde S-T-O-P-principe toegepast. Substitutie (vervanging) van gevaarlijke stoffen, Technische maatregelen zoals afzuiging, spuitcabines en gereedschappen op het niveau van de ‘stand der techniek’, Organisatorische maatregelen, zoals afzetten, opleiden en toezicht en Persoonlijke beschermingsmiddelen. Stap voor stap worden hiermee verbeteringen doorgevoerd - gericht op het toepassen van de arbeidshygiënische strategie - met als doel om het gebruik en de toepassing van chroom-6 zo snel mogelijk Rijksbreed uit te bannen (Kamerstuk nr. 35 000 X nr. 147).

HR-transitie

Om Defensie te kunnen ontwikkelen tot een hoogtechnologische, flexibele en schaalbare krijgsmacht gaat het er uiteindelijk om dat Defensie over de mensen beschikt om haar taken uit te voeren en operationele eenheden klaar heeft staan om in te zetten waar en wanneer dat nodig is. Daarom voert Defensie de komende jaren een nieuw HR-model in dat de ambities voor de defensieorganisatie uit de Defensievisie 2035 ondersteunt, de individuele kwaliteiten van de medewerkers beter benut en van Defensie een aantrekkelijker werkgever maakt. Hierover is de Kamer uitgebreid geïnformeerd in de Kamerbrief HR-transitie (35570 X, nr. 91, d.d. 28 mei 2021). Belangrijke aspecten voor Defensie zijn de hervorming van het beloningsstelsel en het pensioenstelsel, waarbij de gewijzigde discontovoet voor de pensioenregeling een budgettaire uitdaging is voor Defensie. In 2022 versterkt Defensie haar capaciteit voor het pensioenakkoord en de implementatie van het bezoldigingsstelsel.

Zoals in de paragraaf personele gereedheid gemeld, verschuiven we de focus van sturen op vacante functies naar het sturen op de kwalitatieve bezetting. Het aantal vacante functies alleen geeft namelijk een vertekend beeld, omdat voor een deel daarvan bewust gekozen wordt voor de tijdelijke inzet van reservisten en inhuurkrachten. Juist de kwalitatieve bezetting is noodzakelijk om de gereedheid te verbeteren.

In 2022 begint in de zogenoemde HR-transitie de overgangsfase van voorbereiden naar verder concretiseren en experimenteren met en binnen de defensieonderdelen naar vervolgens het stapsgewijs defensiebreed implementeren van de verschillende elementen van het HR-model.

Het gaat om een meerjarig traject dat moet leiden tot een structurele verbetering van de gereedheid. Daarom heeft de CDS een cruciale rol in de aansturing van de HR-transitie. Maar Defensie bepaalt niet alleen de voortgang. De bonden en de medezeggenschap hebben hierin vanuit hun eigen verantwoordelijkheid een belangrijke rol. Defensie wil in 2022 onder meer overeenstemming bereiken met de bonden over nieuwe aanstellings- en contractvormen en over de rechtspositionele effecten die de invoering van strategisch talentmanagement met zich meebrengt. Ook wil Defensie verder gaan met het vereenvoudigen en verbeteren van het beloningsmodel en de uitkomsten van het paritaire onderzoek naar de functiewaardering bij Defensie verwerken in het HR-model.

Defensie neemt binnen de HR-transitie ook maatregelen op het gebied van diversiteit en inclusiviteit (D&I) om een aantrekkelijke werkgever te worden voor een bredere doelgroep. Defensie moet een werkomgeving bieden waarin al haar werknemers zich betrokken, gewaardeerd en gerespecteerd voelen om wie ze zijn en wat ze bijdragen aan de organisatiedoelstellingen. Met het oog hierop worden in 2022 een aantal concrete acties genomen om D&I te borgen in de organisatie. In 2022 worden streefcijfers en voorkeursbeleid voor vrouwelijk personeel verder geïmplementeerd. Dit voorkeursbeleid is ook van toepassing op MD-opleidingen en plaatsingen. Daarnaast wordt in 2022 gestart om D&I een vast onderdeel te maken van alle initiële opleidingen, niveau-opleidingen en opleidingen voor leidinggevenden. Zij zullen op reguliere basis een D&I-module moeten volgen. In het streven naar een meer diverse en inclusieve organisatie lopen in 2022 de acties door in het kader van het Defensie Actieplan 1325 (2021-2025) om gender beter te integreren in plannen, beleid, uitvoering en evaluaties. Ten slotte wordt in 2022 onderzoek gedaan naar de barrières die vrouwelijke militairen ervaren om op uitzending te gaan.

Veteranen

Defensie heeft een bijzondere zorgplicht voor veteranen. Met het oog hierop wordt in 2022 onder meer verder gewerkt aan het vormgeven van een modern stelsel van uitkeringen en voorzieningen voor de veteraan, gericht op maatschappelijke participatie en re-integratie, en worden maatregelen genomen om de transitie van de veteraan van Defensie naar de civiele maatschappij te verbeteren. Ook staan thema’s als de invloed van technische ontwikkelingen op de Veteranenstatus en de positie van «de jonge veteraan» op de rol om te worden uitgewerkt. Ten slotte staat 2022 in het teken van het uitvoeren van de aanbevelingen op grond van de beleidsreactie «aanbevelingen Dutchbat-III» naar aanleiding van het onderzoek «Focus op Dutchbat-III».

Militaire Gezondheidszorg

Een ander aspect van bijzondere zorgplicht betreft de wettelijke taak om militaire gezondheidszorg (MGZ) te verlenen. Het programma MGZ 2020 is afgerond. Dit heeft geleid tot structurele verbeteringen in de MGZ, die zijn geborgd in de hele MGZ-keten. De Kamer wordt dit najaar geïnformeerd over de evaluatie van het programma MGZ 2020.

2.1.2 Informatiegestuurd (in optreden en organisatie)De Defensievisie 2035 noemt als tweede eigenschap die Defensie nastreeft: informatiegestuurd in organisatie en optreden. De wereld digitaliseert snel. Landen, organisaties en individuen maken in een groeiend tempo gebruik van computertechnologie, waarbij ook steeds meer componenten met elkaar zijn verbonden. Hoewel dit bijdraagt aan een wereldwijde betere samenwerking maken sommige landen, organisaties en individuen hier ook misbruik van. Dit maakt Nederland, en ook Defensie, kwetsbaar. Om te kunnen beschermen wat ons dierbaar is, moet Defensie hierop inspelen. Met de doorontwikkeling naar een technologisch hoogwaardige organisatie en het informatiegestuurde optreden moet Defensie een relevante bijdrage kunnen leveren in het conflict of potentieel gevecht ten opzichte van de potentiële tegenstanders.

Om in te kunnen spelen op de fysieke gevolgen van cyberaanvallen en de digitalisering van het slagveld moeten we op de langere termijn slimmer, sterker en sneller worden in alle domeinen:

  • slimmer, door met meer inzicht, begrip en voorspellend vermogen op te kunnen treden;

  • sneller, door onze besluitvorming sneller dan onze opponent te kunnen doorlopen; en

  • sterker, doordat we informatie ook als wapen kunnen inzetten.

Om daar invulling aan te geven, zijn verdere investeringen nodig. Hieronder wordt ingegaan op wat we in 2022 in gang gaan zetten.

Informatiegestuurd Optreden (IGO)

Defensie staat aan het begin van een grootschalige digitale transformatie. Deze kan alleen voltooid worden als operationele commando’s, bondgenoten en internationale partners sneller en slimmer in staat zijn betrouwbaar informatie uit te wisselen. Het groeiende belang van informatie en de digitalisering van het slagveld heeft grote gevolgen voor de ontwikkeling van het werk en de manier van optreden van Defensie. Investeringen in IGO verbeteren het vergaren, verwerken, snel verspreiden en inzetten van informatie. Dit is cruciaal in het hedendaagse gevecht. Nieuwe wapensystemen zoals de F35 zijn en worden ontworpen om bij te kunnen dragen aan het concept van IGO. De omgang met informatie kan de commando- en bedrijfsvoering sneller en slimmer maken, maar informatie kan Defensie ook sterker maken.

IGO geeft richting aan het groeiende belang van informatie en digitalisering van het slagveld. Om defensiebreed sturing te geven aan de vele initiatieven wordt gewerkt aan een Beleidsvisie IGO. Naast investeringen in de vorm van nieuwe wapensystemen, sensorsystemen en upgrades zijn ook investeringen in de achterliggende processen, organisatiestructuren en capaciteiten noodzakelijk. Dit vereist innoverend vermogen, een sterke IT-infrastructuur, goed opgeleide mensen en interoperabele systemen. Deze beleidsonderwerpen komen in deze ontwerpbegroting ook veelvuldig terug. IGO heeft daarmee betrekking op zowel het primaire als het secundaire proces; zowel op onze operationele inzet, als op de organisatie en bedrijfsvoering.

Deze digitale transformatie is cruciaal, grootschalig en een van de lange adem. Met de huidige budgettaire middelen kunnen in 2022 eerste stappen gezet worden.

IT

Defensie werkt in 2022 verder aan de vervanging en vernieuwing van de IT die Defensie in staat moet stellen een gezaghebbende informatiepositie in te kunnen nemen. Defensie is hiervoor gestart met enkele grote programma’s die ook in 2022 doorlopen en afgestemd zijn op de Defensievisie 2035. Het programma Grensverleggende IT (GrIT) moet de komende tien jaar de gehele infrastructuur voor het nationale, statische en mobiele domein gaan vernieuwen. Het project VOSS gaat de militair te velde met nieuwe IT ondersteunen. Het programma FOXTROT/TEN moet alle overige operationele omstandigheden - mobiel, uitgestegen en te voet - gaan ondersteunen door ervoor te zorgen dat platformen interoperabel zijn en dat men daarbinnen veilig met elkaar verbonden is. Dit programma wordt samen met Duitsland uitgevoerd in een aantal deelprogramma’s, zogenaamde spirals. Op dit moment is alleen de eerste spiral financieel gedekt, wat inhoudt dat op dit moment slechts een deel van het totale programma kan worden geïmplementeerd. Al deze domeinen moeten niet alleen met elkaar, maar ook met internationale partners kunnen praten. Hiervoor loopt bij de NAVO het programma Federated Mission Networking (FMN), waarin alle ervaringen in het samenwerken in internationale missies zich moeten vertalen in een gezamenlijke IT-interoperabiliteit.

De omslag in de IT-keten die nodig is voor IGO behelst echter meer dan bovengenoemde programma’s. Defensie werkt daarom ook in 2022 verder aan de veranderingen die nodig zijn in de grote logistieke systemen op het gebied van personeel en materieel, om daarmee te kunnen bijdragen aan de ambities van IGO. Vanuit het oogpunt van command & control wil Defensie op termijn alle essentiële informatie vanuit alle bronnen in haar commandoruimtes verzamelen en deze gedigitaliseerd aan de defensieleiding beschikbaar stellen. Dit gehele veranderende en nieuwe IT-landschap moet bovendien digitaal veilig worden op- en uitgebouwd. Deze vernieuwingsslag werkt door tot in de haarvaten van de organisatie, inclusief bestaande (wapen)systemen. Daar waar dit laatste additionele financiële consequenties heeft, zal dit in het Defensie Projectenoverzicht (DPO) worden opgenomen.

Tegelijkertijd kent Defensie een mismatch tussen de behoefte binnen de IT-keten op de gebieden exploitatie, investeringen en personeel en het budget. Deze mismatch is inzichtelijk gemaakt in het rapport Defensie Duurzaam Digitaal (DDD, Kamerbrief 31 125, nr. 118). Om de uitdagingen, zoals geïdentificeerd in het rapport DDD het hoofd te kunnen bieden, moet Defensie in 2022 verder kunnen investeren in IT wil het IGO tot een succes kunnen brengen. Om zich aan de voorkant beter te organiseren werkt Defensie in 2022 al wel een aantal no-regret maatregelen uit die voortkomen uit het rapport DDD en die geen financiële consequenties kennen. Zo gaat Defensie onder meer de sturing op IT verbeteren door het opstellen van een producten- en dienstencatalogus, gaat de recent geïnstalleerde Chief Information Officer (CIO) ook oordelen uitvoeren op wapensysteem-gerelateerde projecten en wordt een begin gemaakt met het om- en bijscholen van niet IT-personeel. Voor de gebieden data science, artificiële intelligentie (AI) en cyber heeft Defensie in 2021 aan routekaarten gewerkt waarmee richting wordt gegeven aan de prioriteiten die vanaf 2022 op deze gebieden moeten worden gesteld. Het werken aan een verbeterde opslag en uitwisseling van data in het laag- en hooggerubriceerde data analytics domein en een algehele grotere digitale weerbaarheid, waarmee we onze veiligheid in het digitale domein bedoelen, staat hierbij in 2022 centraal. Verder pakt Defensie het zowel kwantitatieve als kwalitatieve tekort aan IT-personeel aan door samen met kennispartners te investeren in opleidingen, onder meer via de NLDA, de IT-Academie van DMO en het Cyber Warfare & Training Centre van CDS.

Cyber

Onze eerste hoofdtaak, bescherming van het grondgebied, beperkt zich niet meer alleen tot het territoriale grondgebied. We worden in toenemende mate geconfronteerd met cyberaanvallen en beïnvloedingscampagnes. Defensie is een belangrijke speler in het nationale cyberecosysteem en kan onder eigen gezag of op verzoek middels bijstand of steunverlening van het civiel gezag acteren. Er is toenemende vraag naar de veelzijdige cyber-gereedschapskist van Defensie. Zoals in het Jaarverslag 2020 gemeld zijn door het beschikbare budget niet alle ambities uit de Defensie Cyber Strategie waargemaakt. Met de huidige budgettaire middelen staan de operationele slagkracht en toekomstbestendigheid van de I&V-diensten onder druk, zoals aangetoond door de Algemene Rekenkamer in het rapport Slagkracht AIVD en MIVD. De cyberdreiging groeit sneller dan de cyberbescherming. Defensie zet zich maximaal in om deze dreiging het hoofd te bieden.

Het digitale domein is voor Defensie naast land, lucht, zee en ruimte het vijfde domein. Binnen dit domein wil Defensie continu zicht krijgen en houden op dreigingen. De MIVD zorgt voor inlichtingen hierover en stelt deze indien mogelijk ter beschikking aan relevante organisaties binnen en buiten Defensie zoals het Openbaar Ministerie en het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC). Defensie zet zich, mede op basis van de inlichtingen van de MIVD, samen met andere departementen in internationaal verband in voor versterking van coördinatie op het gebied van technische, politieke en eventueel juridische attributie van cyberaanvallen.

Defensie continueert haar ambitie om het afschrikkende vermogen bij het Defensie Cyber Commando te vergroten. Hiervoor bouwt Defensie haar capaciteiten verder uit binnen de huidige mogelijkheden en beperkingen in het cyberdomein. Defensie ontwikkelt deze capaciteiten om het optreden van onze krijgsmacht ter land, ter zee en in de lucht te versterken en om zelfstandige cyberoperaties uit te voeren. Op tactisch niveau experimenteert Defensie met nieuwe Cyber Electromagnetic Activities (CEMA) capaciteiten. Hier vallen ook ontwikkelingen op het gebied van electronic warfare onder.

Daarnaast blijft Defensie onverminderd actief rondom de bescherming en beveiliging van eigen IT- en wapensystemen. Het Defensie Cyber Security Centrum (DCSC) blijft zich inzetten om onze essentiële systemen altijd en overal te beschermen.

De Koninklijke Marechaussee (KMar) draagt dagelijks bij aan rechtshandhaving door het bestrijden van de digitale criminaliteit die zij tegenkomt in haar taakgebieden. De KMar werkt daarbij nauw samen met de Politie en de FIOD. Komend jaar zal de KMar verder gaan met het vernieuwen en uitbreiden van haar bestaande cybercapaciteiten.

Ten slotte draagt Defensie actief bij aan het versterken van de samenwerking tussen bondgenoten, NAVO en EU. Hiermee verbetert Defensie het delen van cyberdreigingsinformatie, versterkt Defensie de nationale en gemeenschappelijke bescherming, handhaaft de internationale rechtsorde en draagt zorg voor geloofwaardige (bondgenootschappelijke) afschrikking in het cyberdomein.

Missies & operaties

Deelname aan missies en operaties behoort tot de kerntaken van Defensie. Missies en operaties zijn onderdeel van een bredere inzet, verbonden met de prioriteiten van het Nederlandse buitenland en veiligheidsbeleid. Naast de politiek-strategische redenen die aan de Nederlandse bijdrage ten grondslag liggen zoals de bescherming en verdediging van de belangen van het Koninkrijk en het bondgenootschappelijk grondgebied en de bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit, zijn deze bijdragen ook van belang voor de ontwikkeling van het eigen personeel.

Defensie wil proportioneel en in verhouding met vergelijkbare lidstaten bijdragen aan EU- en NAVO-missies en VN-vredesoperaties, in klein of groot verband. Defensie blijft investeren in de multilaterale samenwerkingsverbanden waarin wij opereren, zoals de NAVO, de EU en de VN. Daar zetten we onder andere in op het verbeteren van de effectiviteit van missies en het verbeteren van verschillende soorten vredes- en stabiliteitsoperaties en -activiteiten.

Ook in 2022 spant Defensie zich in om voldoende flexibiliteit te behouden voor mogelijke inzet in het kader van missies en operaties in crisissituaties. Dit betekent dat ook in 2022 besluitvorming over verlenging van bestaande bijdragen aan missies en operaties en eventuele bijdragen in het kader van één van de drie hoofdtaken van Defensie iedere keer weer een zorgvuldige afweging zal blijven vergen.

Conflictpreventie

De Defensievisie 2035 stelt dat geïntegreerde inzet vaker gericht zal zijn op het voorkomen van (hernieuwd) conflict. Omdat voorkomen nauw samenhangt met vooruitzien, zullen we er in 2022 aan werken om het anticiperend vermogen van de organisatie verder te versterken (‘strategic foresight’). In diverse opleidingstrajecten binnen Defensie wordt aandacht besteed aan het belang van conflictpreventie en de specifieke bijdrage van de krijgsmacht daaraan. Ook worden initiatieven genomen op relevante thema’s, zoals conflictsensitiviteit, security sector reform en militaire diplomatie. In 2022 wordt bovendien meer aandacht besteed aan de capaciteiten die Defensie kan inzetten in het kader van conflictpreventie, met name ten aanzien van training en advisering van veiligheidssectoren. Samenwerking met andere departementen, maatschappelijke organisaties, denktanks en internationale partners en organisaties blijft hierbij essentieel. Inzet van Defensie om conflicten te voorkomen kan immers alleen effectief en duurzaam zijn als deze deel uitmaakt van een geïntegreerde aanpak en er gebruik wordt gemaakt van kennis en ervaring ‘van buiten’.

2.1.3 Betrouwbare partner en beschermerVoor onze veiligheid, zeker ook in de toekomst, is de geloofwaardigheid van onze samenwerkingsverbanden essentieel. Dankzij de NAVO en de EU leven we al meer dan 75 jaar in vrijheid. Samenwerking is de enige manier waarop we de verscheidenheid aan verschillende dreigingen aan kunnen. Daarvoor moeten we zelf ook substantieel en proportioneel bijdragen aan het reageren op nationale en internationale crises en de daarbij horende risico’s durven nemen; we moeten niet te vaak ‘nee’ verkopen. De noodzaak van specifieke kennis en een groter scala aan capaciteiten neemt toe. Internationaal blijft onze geïntegreerde benadering de standaard en ook nationaal opereren we geïntegreerd met onze civiele partners.

Én-én benadering: sterke NAVO, sterke EU

Zoals in de Defensievisie 2035 is aangegeven zet Nederland in op een sterker en zelfredzamer Europa. De Nederlandse opstelling ten aanzien van de rol van de EU is in de afgelopen jaren geëvolueerd en ambitieuzer geworden. In 2022 zal deze inzet op de én-én benadering, waarbij zowel de EU als de NAVO worden versterkt, leidend blijven.

In 2022 zal de EU verder richting geven aan haar doelstellingen op het Europese Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB) met het uitbrengen van het Strategisch Kompas. De inzet van Nederland hierbij is dat de EU ambitie toont en nieuwe stappen zet, en tegelijkertijd realistisch is in het formuleren van de nieuwe doelstellingen opdat deze ook militair uitvoerbaar zijn. De NAVO brengt in 2022 haar volgend Strategisch Concept uit. Beide documenten zullen waar mogelijk worden afgestemd en geven de EU, de NAVO en de individuele landen strategische richtlijnen. In lijn met de Defensievisie 2035 zal Nederland zich blijven inzetten om op politiek, strategisch en operationeel niveau de samenwerking tussen de EU en de NAVO te bevorderen. Nederland pleit in het in voorjaar 2021 gepresenteerde non-paper daarover onder andere voor meer politieke consultaties, shared situational awareness, betere samenwerking op de thema’s weerbaarheid, klimaat & veiligheid, EDTs (emerging & disruptive technologies), ruimte, militaire mobiliteit, defensieplanning en capaciteitsontwikkeling.

Een sterker en zelfredzamer Europa vergt dat Europese landen investeren in het versterken en vergroten van interoperabiliteit en in hun militaire capaciteiten die kunnen worden ingezet in EU- of NAVO-verband. Nederland voldoet op dit moment niet aan alle bijdragen die door EU en NAVO zijn afgesproken. Het volledig voldoen aan het oplossen van de tekortkomingen in EU en NAVO-verband vergt een aanzienlijke verhoging van de sdefensiebegroting. Door ook in 2022 goed aan te sluiten en gebruik te maken van de EU-instrumenten zoals het Capability Development Plan (CDP) en de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) worden deze, net als het NAVO-defensieplanningsproces, zo goed mogelijk ingebed in het nationale planningsproces. In dit kader blijft Defensie zich in 2022 ook inzetten om optimaal gebruik te maken van de kansen van het Europees Defensie Fonds (EDF) en de Permanent Gestructureerde Samenwerking (PESCO).

Militaire MobiliteitDe afgelopen jaren heeft Nederland een leidende positie ingenomen inzake Militaire Mobiliteit. Deze rol zal Nederland voortzetten en verder versterken. Het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit blijft een belangrijk forum voor afstemming van nationale inzetten van lidstaten en afstemming met EU instituties. Daarnaast is het ook een belangrijk forum voor de versterking van de EU-NAVO samenwerking.

Samenwerking in kleinere multilaterale verbanden Om in te kunnen zetten op een zelfredzamer Europa maakt Defensie zich naast de inzet op een versterkte NAVO en EU ook sterk voor samenwerking in kleinere Europese verbanden waaronder de Northern Group, de Joint Expeditionary Force (JEF) en het European Intervention Initiative (EI2). Hierbij wordt niet gedupliceerd, maar wordt juist gekeken hoe samenwerking binnen Europa kan worden versterkt tussen gelijkgestemde landen. Met de strategische partners België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten wordt ook bilateraal steeds nauwer samengewerkt. In 2022 blijft Defensie kansen benutten om gezamenlijk onze krijgsmachten te versterken en onderlinge samenwerking te verbeteren, waaronder op het gebied van materieel, inzet en oefenen. Daarnaast wordt samengewerkt op strategische onderwerpen en worden kennis en ervaringen uitgewisseld over gezamenlijke (nieuwe) dreigingen en het vergroten van onze weerbaarheid.

Bilaterale samenwerking met strategische partnersMet onze strategische partners België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten werken we steeds nauwer samen. Ook in 2022 blijven we kansen benutten om gezamenlijk onze krijgsmachten te versterken en onderlinge samenwerking te verbeteren, waaronder op het gebied van materieel, inzet en oefenen. Daarnaast werken we samen op strategische onderwerpen en wisselen we kennis en ervaringen uit over gezamenlijke (nieuwe) dreigingen en het vergroten van onze weerbaarheid.

Inzetten op verdere specialisatie binnen de NAVO en EUGelet op de steeds complexer wordende veiligheidsomgeving en de toename van het aantal en het aantal soorten dreigingen is in de Defensievisie 2035 onder andere de beleidsinzet opgenomen om in de NAVO en de EU te komen tot verdere specialisatie. Dit heeft als doel om gezamenlijk meer effecten te bereiken, de kwaliteit van het optreden te verhogen en tegelijk de benodigde veelzijdigheid aan vereiste militaire middelen te borgen. Het draagt daarmee bij aan de strategische autonomie van onze partnerschappen. Specialisatie komt neer op het maken van afspraken over wie wat doet voor het grotere geheel - de NAVO, de EU of mogelijk een kleiner verband van landen - en daarbij meer gebruik te maken van de respectievelijke unieke meerwaarden van de partners en bondgenoten. Op die manier kunnen we gezamenlijk beter onze veiligheid beschermen.

We willen samen met onze partners en bondgenoten komen tot afspraken over wie wat bijdraagt en op welke wijze tekorten ingevuld worden. Daarbij zijn verschillende lijnen waarlangs specialisatie kan worden vormgegeven, zoals de lijn van (de ondersteuning van) capaciteiten en de lijn van inzetscenario's. Daarover zijn we in gesprek met onze EU-partners en NAVO-bondgenoten en ook in 2022 agenderen we specialisatie in beide gremia. Het traject in aanloop naar het EU Strategisch Kompas biedt een uitstekend vehikel om deze dialoog te voeren tussen EU-lidstaten. Ook binnen de NAVO en met NAVO-bondgenoten bespreken we hoe er eerste stappen zijn te zetten richting verdere specialisatie. Het NAVO-defensieplanningsproces (NDPP) biedt hier bijvoorbeeld aanknopingspunten voor, aangezien dit proces er al op toeziet dat kwaliteiten en capaciteiten worden verdeeld onder de leden.

Specialisatie is een langdurig proces: uiteindelijk hoeven landen niet meer alles te kunnen, maar moeten zij datgene waarop ze specialiseren wel beter kunnen en in grotere mate uitvoeren. Zo stellen landen hun capaciteiten voor anderen beschikbaar en vice versa. Het vergroten van de wederzijdse afhankelijkheid en het inleveren van nationale autonomie vraagt veel onderling vertrouwen van bondgenoten en partners. Nederland neemt de komende tijd het initiatief om samen met onze bondgenoten de dialoog te voeren om het concept specialisatie verder vorm te geven.

Transparantie De Toeslagenaffaire heeft de noodzaak laten zien van een open en transparant functionerende overheid, waarbij de menselijke maat centraal staat en de informatievoorziening op orde is. Defensie heeft transparantie reeds eerder opgenomen als één van de inrichtingsprincipes in de Defensievisie 2035, namelijk de ambitie om transparant en zichtbaar te zijn in een betrokken samenleving (inrichtingsprincipe 7). De afgelopen periode zijn er reeds belangrijke stappen gezet op dit onderwerp. Onder meer is een defensiebreed programma Informatiehuishouding & Transparantie vastgesteld, waarin de ambities aan de hand van vier speerpunten zijn vastgelegd. In 2022 zal het accent liggen op verdere uitwerking van maatregelen binnen deze speerpunten en uitrol daarvan in de organisatie. In de uitvoering van het programma zijn ook investeringen beoogd in benodigde randvoorwaarden, inclusief de IT en het opleiden en trainen.

De vier speerpunten zijn:

  • 1. Het verbeteren van de informatievoorziening aan het parlement en de samenleving en het komen tot een meer open bestuursstijl. Dit betekent onder meer dat beslisnota’s bij Kamerstukken actief openbaar worden gemaakt, de communicatie met de burger wordt verbeterd en de functionaliteit van dossiervorming en dossierarchivering worden ingericht. Hiermee wordt invulling gegeven aan de beleidslijn Actieve openbaarmaking nota’s.

  • 2. Het verbeteren van de informatiehuishouding binnen de ambtelijke bedrijfsvoering en het verbeteren van de informatiehuishouding in de operationele omgeving. Verbetering hiervan draagt bij aan het werk van alle defensiemedewerkers en voorziet in het voldoen aan (archief) wet- en regelgeving, waaronder de recent gepubliceerde beleidslijn Actieve openbaarmaking nota’s. Dit sluit aan bij de implementatie van de Wet Open Overheid en het interdepartementale actieplan ‘Open op Orde’.

  • 3. Het versterken van het ambtelijk en militair vakmanschap waarmee een transitie in werkwijzen en aanpassing van houding en gedrag van medewerkers wordt beoogd. Hiermee wordt invulling gegeven aan de maatregelen uit het Rijksbrede programma Versterken ambtelijk vakmanschap.

  • 4. Het verbeteren van de wijze waarop Defensie omgaat met signalen van buiten en binnen de organisatie. Het gaat daarbij om vragen als komen de signalen op het juiste niveau binnen? Worden mensen juist bejegend (met de menselijke maat) en onderkent Defensie in voldoende mate patronen in de verschillende signalen? Heeft de organisatie het vermogen om tijdig te anticiperen?

Nationaal en civiel-militaire samenwerkingOp nationaal niveau is samenwerking met regionale en lokale bestuurders en nationale partners van cruciaal belang om onze nationale taken met draagvlak uit te voeren. Concreet wil Defensie in 2022 haar betrokkenheid aan de voorkant bij de crisisbeheersing binnen het Koninkrijk verankeren in bestuurlijke afspraken en operationele planvorming.

Sinds 2018 loopt het interdepartementale Programma Civiel-Militaire Samenwerking (PCMS) tussen Defensie, Justitie&Veiligheid en de veiligheidsregio’s. Het programma (waarbij ook de overige departementen, het vitale bedrijfsleven en de Nationale Politie zijn aangehaakt) heeft een doorlooptijd tot 2023 en heeft als opdracht de rol van Defensie in het nationale veiligheidsdomein structureel te verstevigen en de civiel-militaire samenwerking verder te ontwikkelen als een robuuste pijler van de nationale crisisbeheersing. Het gaat hierbij zowel om de verdediging en bescherming van de belangen van het Koninkrijk in het algemeen, als om het waarborgen van de nationale veiligheid en het beheersen van nationale crises in het bijzonder.

De nationale veiligheidsarchitectuur bestaat uit een groot aantal spelers, waar Defensie er één van is. Gezamenlijk moeten we vitale capaciteiten kunnen garanderen voor crises en noodsituaties. Defensie moet daarbij met haar unieke capaciteiten kunnen bijdragen als één van de first responders en als de last line of defence. Defensie moet dan de capaciteiten hebben waarmee het zowel onder normale als ook in buitengewone omstandigheden (extra) voortzettingsvermogen kan leveren ter ondersteuning aan het civiele gezag. Ten aanzien van dit laatste heeft Defensie dus als organisatie ook een mate van autonomie nodig. Op deze manier draagt Defensie bij aan de weerbaarheid van de samenleving. De geactualiseerde rol van Defensie wordt onder andere in de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s en in de nieuwe Rijksbrede Veiligheidsstrategie meegenomen.

In 2021 zijn stappen gezet ten aanzien van het brede offensief tegen de georganiseerde ondermijnende criminaliteit (BOTOC). Defensie is een belangrijke partner in dit offensief. In 2022 zal BOTOC verder vorm worden gegeven door deelname aan het ‘multidisciplinaire interventieteam’ en door verder te investeren in de ‘bewakings- en beveiligingstaak’ van de Koninklijke Marechaussee, de aanpak van drugscriminaliteit in het Caribisch gebied en in keteneffecten, zoals voor de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en advanced search-capaciteit van de Koninklijke Landmacht.

De COVID-19 crisis heeft Nederland hard geraakt. Het jaar 2022 zal mede in het teken staan van herstel van de gevolgen van de pandemie. Defensie ziet mogelijkheden om bij te dragen aan het herstel van de samenleving, economie en het voorbereiden op de bestrijding van nieuwe crises. Besluitvorming over de herstelopgaven vindt nog plaats.

De COVID-19 crisis heeft ook het Caribisch deel van het Koninkrijk getroffen. Binnen de Landspakketten (herstelmaatregelen voor liquiditeitssteun) die met de landen Aruba, Curaçao en Sint Maarten ten tijde van de COVID-19 crisis zijn overeengekomen, zal Defensie (waaronder KMar en Kustwacht Carib) diverse maatregelen ten uitvoer brengen die bijdragen aan de versterking van de rechtsstaat, zoals de versterking van het grenstoezicht en de professionalisering van de Arubaanse en Curaçaose milities.

Vastgoed

Defensie heeft een urgente en omvangrijke vastgoedopgave, waarbij de portefeuille de komende tien jaar ingrijpend moet worden herzien omdat de huidige situatie onbetaalbaar is en niet toekomstbestendig. Als tijdelijke oplossing heeft Defensie in 2020 en 2021 € 140 miljoen per jaar extra uitgetrokken voor instandhouding. Zonder ingrijpen lopen de kosten gedurende de komende 15 jaar verder op, terwijl de achterstand niet wordt ingelopen. In het Interdepartementaal Beleidsonderzoek naar het Defensievastgoed (Kamerstuk 34 919, nr. 77; maart 2021) is geconcludeerd dat Defensie 35-40% van de huidige vastgoedportefeuille moet afstoten om een betaalbare portefeuille over te houden. Defensie werkt aan een verkenning om te komen tot het concentreren, vernieuwen en verduurzamen van het defensievastgoed. De budgettaire consequenties en kansen voor andere maatschappelijke opgaven van dit kabinet zoals versnellen woningbouw, huisvesting van aandachtsgroepen, locaties voor hernieuwbare energie en transitie van landbouw naar groen/water/natuur in verband met vermindering stikstofuitstoot, worden in kaart gebracht.

Naast de verkenning om te komen tot het concentreren, vernieuwen en verduurzamen van het defensievastgoed zullen in 2022 de normen ten aanzien van het vastgoed worden herzien en wordt naar aanleiding van de bevindingen van de Algemene Rekenkamer verder gewerkt aan het vereiste inzicht in de staat van het vastgoed en de aansturing van het vastgoedmanagement.

Duurzaamheid

Op basis van het Plan van aanpak Energietransitie Defensie (Kamerstuk 34 919, nr. 74) stellen we in 2021 de Verduurzamingsroute Vastgoed en de roadmap Energietransitie Materieel vast. Deze instrumenten gebruiken we vanaf 2022 bij behoeftestellingen en inkopen voor het aanjagen van innovatie waarbij we oog houden voor operationele meerwaarde. We dragen bij aan het rijksbeleid voor verduurzaming met Zon op Rijksdaken, Energieopwekking op Rijksgronden en duurzaam mobiliteit. In dit kader ontwikkelt Defensie met EZK financieringsvormen. Verder sluiten we met projectvoorstellen aan op het Groeifonds en de Recovery and Resilience Facility. Defensie doet met de huidige middelen het maximaal mogelijke om aan de wettelijke eisen en ambities te voldoen, verdergaande eisen voor verduurzaming van (de bedrijfsvoering van) Defensie vereisen aanvullende investeringen.

De huidige stikstofproblematiek is ook belemmerend voor de (uitbreiding van) activiteiten door Defensie. Binnen de recente wetgeving en de huidige stikstofplannen is voor de korte termijn weinig ontwikkelruimte, terwijl Defensie die stikstofruimte wel nodig heeft. In de meeste gevallen heeft Defensie geen mogelijkheid om haar activiteiten te verplaatsen. Waar dat tot stikstoflast leidt, zullen anderen ruimte moeten bieden. Op andere plaatsen kan Defensie een deel van de oplossing bieden, zie hiervoor de voorgaande tekst over vastgoed.

Omgeving

Activiteiten van Defensie hebben impact op de omgeving waarin mensen wonen, werken en recreëren. Het is van belang dat Defensie oog heeft voor andere ruimtelijke belangen en hier, waar mogelijk, gezamenlijk invulling geeft aan deze opgave. Randvoorwaardelijk voor de uitvoering van onze kerntaken zijn passende vergunningen. Toezichthouders van onder andere ILT en LNV wijzen Defensie meer en meer op tekortkomingen. Proactief zal Defensie de regie over het vergunningenproces, die bij eerdere reorganisaties is wegbezuinigd, in 2022 opnieuw inrichten bij de Defensiestaf. Zo kan Defensie met het RVB planmatig verouderde vergunningen snel herzien, beter tijdig nieuwe vergunningen verkrijgen en actueel houden, en verder belanghebbenden actiever informeren over het vergunningenprocedures.

Daarnaast is Defensie zelf vergunningverlener. De Minister van Defensie treedt op als bevoegd gezag voor militaire luchthavens. Het proces van vergunningverlening is voor inwerkingtreding van de Omgevingswet geïmplementeerd. Ook in 2022 zal Defensie zich voorbereiden op de inwerkingtreding van de Omgevingswet door samen met andere partijen, zoals ILT en RVB, betekenis te geven aan de Omgevingswet.

Luchthavenbesluiten en luchtruimherziening

Bij de Wet van 2 juni 2021, houdende verlenging van de termijn gedurende welke aanwijzingen krachtens de Luchtvaartwet van militaire luchtvaartterreinen hun geldigheid behouden en invoering van een jaarlijkse rapportageplicht (Stb. 2021, 282) is voorzien in een jaarlijks verslag aan de Staten-Generaal over de voortgang van de vaststelling van luchthavenbesluiten voor die luchtvaartterreinen waarvoor nu nog een aanwijzing geldt. Dit betreft de vliegbases De Peel, Gilze-Rijen en Woensdrecht. Dit verslag wordt aan de Kamer separaat aangeboden, gelijktijdig met de begrotingsstukken.

Het programma Luchtruimherziening is gericht op het bereiken van drie samenhangende doelen: efficiënter gebruik en beheer van het luchtruim, beperking van klimaateffect en hinder in de omgeving en verruiming van de civiele capaciteit en militaire missie effectiviteit. Het programma volgt een op het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) geïnspireerde aanpak, waarin participatie en internationale samenwerking centraal staan. Met de definitieve voorkeursbeslissing in 2021 werkt het programma in de planuitwerkingsfase toe naar een definitief besluit: de programmabeslissing in 2023. Het jaar 2022 staat in het teken van het maken van inhoudelijke stappen; onderzoek, ontwerp en simulaties. Met het nemen van de programmabeslissing start de realisatiefase met stapsgewijze implementatie vanaf 2024 tot 2035. De Tweede Kamer ontvangt halfjaarlijks een voortgangsbrief.

Figuur 5

Licence