Base description which applies to whole site

3.2 Artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;

  • het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);

  • de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, welke een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.

Armoede en schulden

Armoede en schulden zijn een groot maatschappelijk probleem dat diep ingrijpt in de levens van mensen. Voortbouwend op de brede schulden­aanpak, de intensiveringsaanpak armoede en schulden en de ambities kinderarmoede worden hier ook de komende jaren verdere stappen op genomen.

Met inachtneming van de uitkomsten van de evaluatie wordt in overleg met het Samenwerkingsverband Brede Schuldenaanpak en in lijn met het regeerakkoord een vervolg uitgewerkt (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 600). Een aantal maatregelen uit de brede schulden­aanpak wordt in 2022 nog verder uitgewerkt, waaronder betere aansluiting tussen het minnelijk en wettelijk traject van schuldsanering en rijksincasso(visie). Ook zal er in 2022, net als in 2021, aandacht zijn voor (de vormgeving van) experimenten om mensen met (dreigende) problematische schulden vroegtijdig te signaleren. Naar aanleiding van de coronacrisis wordt er ingezet op een versnelling en intensivering van de armoede- en schuldenaanpak. Deze aanpak is gericht op het vroegtijdig, snel en adequaat hulp bieden aan kwetsbare groepen die door de coronacrisis financieel (harder) geraakt worden om (een stapeling van) problemen te voorkomen. De projecten die in dit kader in gang zijn gezet worden gemonitord en geëvalueerd, startend in het eerste kwartaal van 2021 en lopend tot eind 2022 (Kamerstukken II 2019/20, 24 515, nr. 569).

In lijn met de motie Segers c.s. (Kamerstukken II 2020/21, 35 570, nr. 24) wordt een Waarborgfonds opgericht dat garant staat voor het risico dat gemeenten en kredietbanken lopen als saneringskredieten niet worden terugbetaald. Voor een periode van maximaal vijf jaar wordt er via een subsidie een bodemstorting gedaan van maximaal € 6 miljoen per jaar aan de Stichting Toegang Bemiddeling Beheer Gelden van de NVVK. De eerste bodemstorting wordt gedaan in 2021. Voor de periode van 2022 tot en met 2025 staan de gereserveerde middelen voor het fonds op artikel 99.

Op 1 januari 2021 is de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet in werking getreden. De wet heeft tot doel het bestaansminimum van burgers op wier inkomen beslag is gelegd beter te borgen. Het Ministerie van SZW heeft een ketenbureau opgericht. Vanuit het ketenbureau worden de nieuwe processen en systemen voor de berekening van de beslagvrije voet continu gemonitord en waar nodig geoptimaliseerd. In aanvulling op de invoering van de wet wordt met het programma Stroomlijning Keten voor Derdenbeslag gewerkt aan verbeterde gegevensuitwisseling tussen de ketenpartijen. Daarvoor zal een ICT-voorziening worden gebouwd waarmee gerechtsdeurwaarders, gemeenten, waterschappen, UWV, de SVB, het CJIB, het LBIO en de Belastingdienst informatie kunnen uitwisselen. Door hiermee gegevens uit te wisselen over beslagen kan het bestaansminimum beter worden geborgd van mensen op wier inkomen meerdere beslagen worden gelegd en kunnen onnodige proces- en executiekosten zoveel mogelijk worden voorkomen. De juridische grondslag voor de gegevensuitwisseling wordt geregeld in het wetsvoorstel Wet stroomlijning keten derdenbeslag, dat in voorbereiding is.

De eerste rapportage van de ambities kinderarmoede schetst aandachtspunten voor de komende jaren om meer kinderen in armoede en hun gezinnen (beter) te kunnen ondersteunen. Begin 2022 zal er op basis van de meest actuele cijfers van het CBS gerapporteerd worden over ambitie 2: Het aantal huishoudens met kinderen met een laag inkomen gaat de komende jaren omlaag. De indicatieve streefwaarde hierbij is om te komen tot een afname van het aantal kinderen in armoede van 9,2% in 2015 naar 4,6% in 2030.

Een thema dat meer aandacht vereist is preventie van geldzorgen. Door de coronacrisis is de urgentie daarvan verder toegenomen. Geldzorgen staan niet op zichzelf, maar leiden vaak tot stress en daardoor tot problemen onder andere op het terrein van werk, huisvesting, gezondheid, opvoeding, ggz-problematiek, veiligheid. In 2022 worden er stappen gezet om kwetsbare groepen vroegtijdig in beeld te brengen en ondersteuning te bieden. Het gaat hierbij om het vergroten van de kennis en vaardigheden over geldzorgen bij professionals en vrijwilligers in het brede sociaal domein; uitbreiding van het aantal vindplaatsen van mensen met geldzorgen en verdere kennisontwikkeling en -deling over effectieve laagdrempelige ondersteuning (Kamerstukken II 2020/21, 24 515, nr. 600). Ook werkt SZW samen met VWS, BZK en gemeenten aan de brede aanpak dak- en thuisloosheid, waarin bijvoorbeeld wordt gekeken waar gemeenten maatwerk kunnen bieden binnen de kaders van de Participatiewet. Het CBS schat op basis van voorlopige cijfers dat Nederland op 1 januari 2020 ruim 36.000 daklozen telt. De jarenlange stijging, tot 39.000 op 1 januari 2018, is volgens het CBS hiermee tot stilstand gekomen (Stijging van het aantal daklozen tot stilstand gekomen (cbs.nl)). De afgelopen jaren is ingezet op een forse vermindering van het aantal dak- en thuisloze mensen in Nederland. Zie hiervoor de meest recente Voorgangsrapportage Maatschappelijke Opvang/Beschermd Wonen van VWS (Kamerstukken II 2020/21, 29 325, nr. 126).

Breed Offensief

Om de arbeidskansen van mensen met een beperking te vergroten heeft het kabinet een breed offensief gelanceerd (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 115, nr. 138, nr. 163). Het Breed Offensief bevat verschillende maatregelen die ervoor moeten zorgen dat meer mensen met een beperking aan het werk komen en blijven. Belangrijke onderdelen zijn het vereenvoudigen van de inzet van het instrument loonkostensubsidie (LKS), het bevorderen van ondersteuning op maat, en het werken lonender maken voor mensen met een beperking. Daarnaast wordt de financiering van gemeenten voor LKS gewijzigd. Naar aanleiding van de motie Nijkerken-de Haan wordt het budget voor LKS met ingang van 2022 op basis van realisatie over gemeenten verdeeld (Kamerstukken II 2020/21, 35 570 XV, nr. 32). Dit stimuleert gemeenten om LKS in te zetten en daarmee de arbeidskansen te vergroten van mensen die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen.

Voor een aantal van de voorstellen is wetswijziging noodzakelijk. Het daartoe strekkende wetsvoorstel tot wijziging van de Participatiewet (uitvoeren Breed Offensief) is op 13 februari 2020 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 2). Op 11 juni 2020 is de Nota naar aanleiding van het verslag naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2019/20, 35 394, nr. 8). De Tweede Kamer heeft besloten het wetsvoorstel controversieel te verklaren nadat het kabinet demissionair is geworden. Het streven is dat het wetsvoorstel op 1 juli 2022 wordt ingevoerd.

In verband met het voorstel om een gedeelte van de inkomsten van mensen die in deeltijd met loonkostensubsidie werken vrij te laten, is structureel € 40 miljoen toegevoegd aan het macrobudget voor participatiewetuitkeringen. Voor de overige voorstellen uit het breed offensief is incidenteel € 53 miljoen beschikbaar gesteld. Hiervan is na overleg met gemeenten reeds € 42 miljoen ingezet. Over de resterende middelen vindt nog overleg plaats met gemeenten om tot een doelmatige besteding te komen. 

Eerder werd er in de Participatiewet onderscheid gemaak tussen vrijwillige en gedwongen opname in een GGZ-instelling. Door invoering van amendement Kwint c.s. (Kamerstukken II 2020/21, 35 667, nr. 37) behouden personen die gedwongen worden opgenomen (evenals personen bij vrijwillige opname) hun uitkering, ter hoogte van het instellingstarief.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2020 was om 67.500 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2020 is de landelijke doelstelling van 67.500 extra banen (sector en markt samen) met 66.097 banen net niet gehaald. De coronacrisis zal hieraan hebben bijgedragen, hoewel de mate van invloed hiervan op het realiseren van banen voor de doelgroep niet duidelijk is.

Met 53.799 extra banen heeft de sector markt de doelstelling van 50.000 banen weer gehaald. De overheidswerkgevers hebben de doelstelling ook in 2020 niet gehaald. Ten opzichte van de nulmeting heeft de sector overheid 12.298 extra van de afgesproken 17.500 extra banen gerealiseerd. Het resultaat van de sector overheid over 2020 geeft dus geen aanleiding om de quotumregeling te deactiveren. Wel hebben de overheidswerkgevers in dit coronajaar iets meer dan de afgesproken toename van 2.500 banen over 2020 gehaald, namelijk 2.512. De komende periode blijft het kabinet nauwlettend in de gaten houden hoe de coronacrisis het realiseren van de banen voor de doelgroep verder beïnvloedt. Om mogelijke negatieve werkgelegenheidsgevolgen op te vangen en mensen uit de banenafspraak zo snel mogelijk weer naar nieuw werk te begeleiden heeft het kabinet € 36 miljoen vrijgemaakt voor de tijdelijke impuls banenafspraak.

De Staatssecretaris van SZW heeft in november 2018 (Kamerstukken II 2018/19, 34 352, nr. 137) de vereenvoudiging van de Wet banenafspraak aangekondigd. Vanwege verschillende redenen is het wetgevingsproces voor het wetsvoorstel vereenvoudigde Wet banenafspraak sterk vertraagd, waardoor de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022 onmogelijk is geworden. Er is nog advies aan de Raad van State gevraagd, maar tijdens de adviesperiode werd het kabinet (vervroegd) demissionair. Om ervoor te zorgen dat een nieuw kabinet een eigen afweging kan maken over een nieuwe vormgeving van de banenafspraak, is besloten om het wetsvoorstel voorlopig niet in te dienen bij de Tweede Kamer. De Minister van SZW heeft dit per brief ook aan de Tweede Kamer meegedeeld (Kamerstukken II 2020/21, 35 394, nr. 19).

Tabel 21 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 20201

Streefwaarde 20202

Streefwaarde 20212

Streefwaarde 20222

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

53.799

50.000

60.000

70.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

12.298

17.500

20.000

22.500

1

Berekening SZW op basis van metingen UWV.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Tweede Kamer, 2013-2014, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel «Aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing».

Tabel 22 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

10.474.111

8.481.995

7.380.940

7.455.058

7.700.226

7.891.306

8.019.196

        

Uitgaven

10.478.338

8.493.448

7.388.951

7.458.109

7.700.806

7.891.360

8.019.305

        

Inkomensoverdrachten

       

Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming

6.378.336

6.436.576

6.446.650

6.499.765

6.715.246

6.875.118

6.973.643

Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

3.210.858

1.128.870

15.016

11.354

11.354

11.354

11.354

AIO

332.007

356.487

380.514

402.967

421.303

447.360

478.236

TW

478.000

483.414

474.868

482.123

489.354

493.087

488.740

Bijstand overig

1.000

960

910

860

820

780

750

Onderstand (Caribisch Nederland)

4.015

4.015

4.174

4.324

4.462

4.542

4.606

Subsidies (regelingen)

       

Europees fonds meestbehoeftigen

104

100

0

0

0

0

0

SBCM

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

2.800

Sectorplannen

1.131

0

0

0

0

0

0

NIBUD

375

314

314

314

377

314

314

Overige subsidies algemeen

25.726

26.225

10.340

5.299

1.530

808

356

Cofinanciering dienstverlening

6.212

0

0

0

0

0

0

Armoede en schulden

2.507

1.280

488

0

0

0

0

Alle kinderen doen mee

9.842

11.765

13.780

10.000

10.000

10.000

10.000

Regionale kansen kinderen

184

190

0

0

0

0

0

Waarborgfonds Saneringskredieten

0

6.000

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten algemeen

13.628

22.971

26.181

24.687

29.944

31.079

34.388

Bekostiging

       

ZonMw

1.435

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

1.297

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

       

ZonMw

170

175

175

175

175

175

175

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Financien

0

0

1.100

1.800

1.800

2.200

2.200

Bijdrage aan sociale fondsen

       

Pensioenfonds Wsw

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

10.000

Bijdrage aan agentschappen

       

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

0

0

335

335

335

437

437

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       

Contributie CASS

8

9

9

9

9

9

9

        

Ontvangsten

25.190

955.775

18.215

18.232

75.540

75.137

74.415

        

Ontvangsten

       

Algemeen

25.190

28.153

18.215

18.232

17.340

17.087

16.515

Tozo retour kapitaal verstrekkingen

0

927.622

0

0

58.200

58.050

57.900

Budgetflexibiliteit

De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 99,5% juridisch verplicht voor het jaar 2022. Per financieel instrument wordt de budgetflexibiliteit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd middels rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2021 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2022), maar ook voor UWV (Toeslagenwet € 0,5 miljard) en de SVB (AIO € 0,4 miljard).

Subsidies

De subsidies zijn voor 60% juridisch verplicht. De circa 40% kasmiddelen waarvoor nog ruimte is om verplichtingen aan te gaan hebben betrekking op subsidies voor armoede onder kinderen (€ 10 miljoen) en voor overige (incidentele) subsidies algemeen (€ 1,0 miljoen).

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 6% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 1,5 miljoen. Zie ook de toelichting van het financiële instrument Opdrachten.

Bekostiging

Met de goedkeuring in 2015 van het meerjarige kennisprogramma, zoals dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is het kasbudget 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Analoog aan het instrument bekostiging is de bijdrage voor de uitvoeringskosten van ZonMw ook voor 100% verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdrage aan Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het ESF.

Bijdrage aan sociale fondsen

De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Analoog aan het instrument bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken is ook de bijdrage aan de RVO 100% juridisch verplicht. Dit vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het ESF.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

De bijdrage aan de CASS bedraagt € 0,009 miljoen per jaar en is per 2020 overgegaan van het Ministerie van I&W naar SZW. Deze bijdrage is 100% verplicht .

Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen

Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2022 geraamd op € 6,4 miljard. In 2022 wordt hiervan een bedrag van € 2,5 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2020. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort, dat over 2020 meer bedraagt dan 7,5% en over 2018, 2019 en 2020 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2020, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2020, gefinancierd uit het macrobudget 2022. In tabel 23 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.

Tabel 23 Extracomptabel overzicht Macrobudget participatiewetuitkeringen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Macrobudget participatiewetuikeringen

6.378.336

6.436.576

6.446.650

6.499.765

6.715.246

6.875.118

6.973.643

        

Macrobudget participatiewetuikeringen excl. compensatie verdeelmodel

6.374.960

6.385.346

6.446.650

6.499.765

6.715.246

6.875.118

6.973.643

Algemene bijstand1

5.968.729

5.930.526

5.632.211

5.764.553

5.941.444

6.079.836

6.162.686

Loonkostensubsidie

324.821

379.684

434.545

489.407

518.993

IOAW

328.387

295.515

288.524

278.315

260.840

226.912

213.001

IOAZ

30.719

29.148

30.636

32.150

33.354

33.900

33.900

BBZ

47.125

130.157

170.458

45.063

45.063

45.063

45.063

        

Compensatie verdeelmodel

3.376

51.230

     
1

Tot en met 2021 loopt loonkostensubsidie mee in het deelbudget voor algemene bijstand.

Algemene bijstand

De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.Tot en met 2021 vormden bijstand en LKS samen één onderdeel van het macrobudget. Gemeenten werden via dezelfde verdeelsystematiek gefinancierd voor bijstandsuitkeringen en LKS. Vanaf 2022 wordt het budget voor LKS op basis van realisaties over gemeenten verdeeld. Daarom wordt LKS een los onderdeel van het macrobudget en wordt het verderop in het artikel los toegelicht.

Wie komt er voor in aanmerking?

Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.

Hoe hoog is de bijstand?

De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 24 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.

Tabel 24 Netto bijstandsnormen van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2021

Gehuwd / samenwonend

1078,701

Alleenstaande (ouder)

1541,001

1

Bron:

Budgettaire ontwikkelingen

Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand.

Op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt de komende jaren een oplopend bijstandsbestand verwacht. De invoering van een aantal wetswijzigingen leidt tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Door een inperking van andere regelingen doen meer personen een beroep op de bijstand. Dit zijn onder andere de invoering van de Participatiewet (per 2015) en de invoering van het onderdeel WW-duurverkorting in de Wet werk en zekerheid, die inmiddels is vervangen door de Wet arbeidsmarkt in balans (WAB).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 25 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.

Tabel 25 Kerncijfers volume Participatiewet
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

362

370

367

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Tabel 26 Kerncijfers re-integratie door gemeenten
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

270

231

223

Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

198

175

171

Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2

46

49

143

    

Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1

52

49

49

 

waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet

13

18

20

    

Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)4

83

78

72

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

38

37

37

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen4

6,4

6,7

6,8

1

CBS, Statistiek re-integratie gemeenten.

2

CBS, Uitstroom na re-integratie.

3

Betreft de stand medio 2020.

4

Panteia, WSW-rapportage.

Tabel 27 Kerncijfers werk voor mensen met een arbeidsbeperking
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo)

162

167

165

 

waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1

113

120

119

 

waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2

47

43

41

 

waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3

2,5

4,0

5,2

1

UWV, Factsheet banenafspraak.

2

Onder 'interne' plaatsing valt ook 'werken op locatie' (WOL), waarbij begeleiding plaatsvindt vanuit het Sw-bedrijf. Panteia, Jaarrapportage Wsw-statistiek.

3

UWV, Rapportage beschut werk.

Loonkostensubsidie (LKS)

Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.

Wie komt er voor in aanmerking?

Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het Wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.

Hoe hoog is de loonkostensubsidie?

De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto WML en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% WML (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt per 1 januari 2021 23,5%. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.

Budgettaire ontwikkelingen

Vanaf 2022 worden gemeenten voor het lopende jaar gefinancierd op basis van de gerealiseerde uitgaven aan loonkostensubsidies van het vorige jaar. De uitgaven voor LKS worden voor 2022 geraamd op € 325 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds invoering van de Participatiewet ingroeit. Daarnaast wordt vanaf 2022 extra inzet van LKS verwacht doordat de financiering is aangepast.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 28 Kerncijfers Volume loonkostensubsidie
 

Realisatie 2020

Raming 2021

Raming 2022

Volume Loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde)1

36

1

Vanaf 2022 wordt de raming voor het volume loonkostensubsidie weergegeven in deze tabel. Eerder werdt er alleen over de realisaties gerapporteerd. Zie hiervoor "werkenden waarvan personen met een loonkostensubsidie Participatiewet" in tabel 26.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Wie komt er voor in aanmerking?

De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:

  • Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;

  • Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.

De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige.

Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?

De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 29. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met één of meer meerderjarige personen.

Tabel 29 Bruto bedragen IOAW/IOAZ per maand, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2021

Gehuwd / samenwonend

1.695,601

Alleenstaande (ouder) zonder meerderjarige medebewoners

1.338,141

Alleenstaande (ouder) met een of meer meerderjarige medebewoners

847,801

1

Bron:

Budgettaire ontwikkelingen

De IOAW-uitgaven dalen in 2022 door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. Dit leidt ertoe dat in 2022 minder mensen een beroep kunnen doen op de IOAW. De verslechterde conjunctuur als gevolg van de coronacrisis werkt vertraagd door op de volumeontwikkeling van de IOAW. De vertraging treedt op doordat het grootste deel van de IOAW-instroom eerst WW-gerechtigd is geweest. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de verhoging van de AOW-leeftijd. Dit heeft een opwaarts effect op de uitgaven, doordat mensen later de AOW-leeftijd bereiken. De uitgaven aan de IOAZ nemen vooral toe door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 30 Kerncijfers IOAW en IOAZ
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

21

19

19

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,8

1,8

1,9

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)

De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering?

De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 24) als aanvulling voor levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven voor Bbz levensonderhoud in 2022 worden geraamd op € 170 miljoen. Na afloop van de Tozo per 1 oktober 2021 is de verwachting dat een deel van de Tozo-gerechtigden door zal stromen naar het Bbz. Een deel van deze zelfstandigen zal naar verwachting ook in 2022 nog een beroep doen op het Bbz.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 31 Kerncijfers Bbz
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

2,5

8,1

10,7

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

Sinds het tweede kwartaal van 2020 maakt de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) onderdeel uit van de Bijstandsdebiteuren en -fraudestatistiek van het CBS. De kerncijfers handhaving Participatiewet laten de afgelopen jaren een stabiel beeld zien. In 2020 is de ultimo stand van de cijfers echter iets lager dan in voorgaande jaren. Dit is mogelijk te verklaren door de coronacrisis.

Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van SZW daarbij, veelal in samenwerking met de VNG en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico’s of wijzigingen in wet- en regelgeving. VNG en Divosa zijn in dit verband ook nauw betrokken bij het in 2021 gestarte onderzoek naar het Handhavingsinstrumentarium binnen de (bredere) sociale zekerheid. Het onderzoek kijkt naar mogelijke aanpassingen in het beschikbare handhavingsinstrumentarium zowel om beter maatwerk te kunnen leveren als om effectiever te kunnen handhaven in gevallen van opzet of grove schuld. De VNG rapporteert ten slotte in de signaleringsbrief jaarlijks over de signalen op het gebied van fraude en doet beleidsaanbevelingen.

Tabel 32 Kerncijfers Participatiewet (fraude en handhaving algemene bijstand)
  

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

72

73

662

Kennis van de verplichtingen (%)

86

86

802

Opsporing3

Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

33

31

25

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

70

67

59

Sanctionering3

Aantal boetes (x 1.000)

14

12

9,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

8,7

7,9

5,6

  

Ontstaansjaar vordering

  

2018

2019

2020

Terugvordering5

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%)

29

20

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

I&O Research «Kennis der verplichtingen in de coronacrisis». Als gevolg van een andere insteek van het onderzoek is sprake van een trendbreuk.

3

CBS, Bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Dit kerncijfer betreft het aantal vorderingen wegens overtreding van de inlichtingenplicht. Eén overtreding kan meerdere vorderingen tot gevolg hebben. Het aantal overtredingen ligt dus lager. Uit CBS onderzoek naar de lopende vorderingen in maart 2019 (BDFS K – Gesplitste vorderingen) blijkt dat het aantal overtredingen circa 11% lager ligt dan het aantal vorderingen. CBS onderzoekt in 2020 of het mogelijk is de jaarlijkse gegevens hier structureel voor te corrigeren.

5

CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Wie komt er voor in aanmerking?

Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van één van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:

  • Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;

  • Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;

  • Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.

Hoe hoog is de toeslag?

De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.

Tabel 33 Normbedragen TW bruto per dag, inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2021

Gehuwd / samenwonend

84,47

Alleenstaande van 21 jaar en ouder

61,53

Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer meerderjarige medebewoners

38,99

Budgettaire ontwikkelingen

De TW-uitgaven nemen in 2022 met enkele miljoenen af. Dit komt vooral doordat de uitgaven aan TW-aanvullingen op WW-uitkeringen naar verwachting afnemen. Tijdens de coronacrisis waren er voor een gegeven aantal WW-uitkeringen relatief veel TW-uitkeringen. De verwachting is dat dit komende jaren weer normaliseert. Daarentegen verwachten we meer uitgaven aan TW-aanvullingen op arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Het aantal WIA-uitkeringen neemt toe in 2022. Naar verwachting zullen deze hogere volumes gepaard gaan met meer aanvullingen vanuit de Toeslagenwet op de WIA. Tegenover meer aanvullingen op WIA-uitkeringen staan minder aanvullingen op WAO-uitkeringen. De toename van het aantal WIA-aanvullingen is echter sterker dan de afname van het aantal WAO-aanvullingen. Per saldo resulteert een toename van de TW-lasten voor de AO-regelingen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Naar verwachting neemt het aantal TW-uitkeringen in 2022 iets af. Daarentegen valt de gemiddelde uitkeringshoogte iets hoger uit.

Tabel 34 Kerncijfers TW
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

114

114

112

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

3.389

3.447

3.483

1

UWV, Juninota.

Handhaving

In 2021 wordt de Toeslagenwet (TW) doorgelicht. Hierbij wordt samen met UWV onderzocht hoe risico’s in de uitvoering van de Toeslagenwet kunnen worden beperkt en of er aanpassingen in wet- en regelgeving en/of de uitvoeringspraktijk nodig zijn (Stand van de uitvoering juli 2021). Sinds 2019 worden door middel van extern onderzoek de misbruikrisico's van regelingen die UWV uitvoert in kaart gebracht.

De TW kerncijfers fraude en handhaving over 2020 vertonen een stabiel beeld ten opzichte van 2019. De incassoratio geeft weer in hoeverre fraudevorderingen ontstaan in een bepaald jaar ultimo 2020 zijn geïncasseerd. Dit percentage ligt hoger naarmate het ontstaansjaar van de vordering langer geleden is, omdat fraudevorderingen gedurende 10 jaar kunnen worden ingevorderd.

Tabel 35 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Opsporing1

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

1,8

2,0

2,1

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2

1,2

1,4

1,5

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

4,5

4,7

5,9

Sanctionering1

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

0,4

0,5

0,4

Aantal boetes (x 1.000)

0,8

0,8

0,9

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,7

0,6

0,7

  

Ontstaansjaar vordering

  

2018

2019

2020

Terugvordering1

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%)

31

29

17

1

UWV, jaarverslag.

2

Cijfers betreffen alle overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)

Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Wie komt er voor in aanmerking?

Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.

Hoe hoog is de AIO?

De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.

Tabel 36 AIO netto maandbedragen (maximaal), inclusief vakantietoeslag (in €)
 

1 juli 2021

Gehuwd / samenwonend

1.627,08

Alleenstaande (ouder)

1.199,98

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten van de AIO nemen de komende jaren toe. Deze budgettaire ontwikkeling houdt verband met de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden vanwege vergrijzing en doorwerking van de afschaffing van de partnertoeslag vanaf 2015. Naar verwachting verandert ook de samenstelling binnen de groep AIO-gerechtigden, hierdoor neemt de gemiddelde AIO-uitkering toe en daardoor de verwachte AIO uitkeringslasten. De uitgaven nemen vanaf 2025 sneller toe ten opzichte van eerdere jaren. In het Pensioenakkoord is een 2/3-koppeling van de AOW-leeftijd vanaf 2025 afgesproken. Hierdoor zal de AOW-leeftijd in 2025 niet worden verhoogd. In de jaren dat de AOW-leeftijd niet stijgt bereikt een relatief groot cohort de AOW-leeftijd, dit heeft een opwaarts effect op de instroom in de AIO.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 37 Kerncijfers AIO
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

49

52

55

1

CBS, Bijstandsuitkeringenstatistiek.

Handhaving

De SVB draagt zorg voor de handhaving van aan de AIO verbonden verplichtingen. Daarbij geeft de SVB prioriteit aan preventie met daarnaast de nodige aandacht voor controle- en opsporingsonderzoek en de afdoening van overtredingen. De SVB rapporteert in de signaleringsbrief jaarlijks over signalen en fenomenen op het gebeid van fraude. Vanwege corona waren de mogelijkheden beperkt om in het kader van preventie, controle en opsporing in contact met betrokken burgers en derden te treden. Naar verwachting kunnen die contacten in 2022 weer toenemen en kan ook het aantal onderzoeken weer toenemen.

Tabel 38 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
  

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Preventie1

Gepercipieerde detectiekans (%)

73

67

2

Kennis van de verplichtingen (%)

87

85

2

Opsporing3

Aantal onderzochte fraudesignalen (x 1.000)

0,9

0,6

0,5

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)4

0,9

0,8

0,4

Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.)

2,0

1,7

1,3

Sanctionering3

Aantal waarschuwingen (x 1.000)

1,4

1,0

0,3

Aantal boetes (x 1.000)

0,3

0,3

0,2

Totaal boetebedrag (x € 1 mln.)

0,3

0,2

0,2

  

Ontstaansjaar vordering

  

2018

2019

2020

Terugvordering3

Incassoratio fraudevorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2020 (%)

23

20

12

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans».

2

Door een gewijzigde onderzoeksopzet is het cijfer over 2020 niet beschikbaar. Vanaf 2021 is dit cijfer weer beschikbaar uit het onderzoek "Kennis der verplichtingen".

3

SVB, Jaarverslag.

4

Cijfers betreffen alle verwijtbare overtredingen van de inlichtingenplicht met financiële benadeling.

Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)

Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.

Wie komt er voor in aanmerking?

Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.

Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?

De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.

Tabel 39 Bbz-normen kredietverlening (maxima) (in €)
 

1 januari 2021

Startende zelfstandige

37.817

Gevestigde zelfstandige

205.410

Budgettaire ontwikkelingen

Hier wordt het onderdeel van het Bbz over bedrijfskredieten toegelicht. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen. De uitgaven in 2022 bestaan voornamelijk uit vergoedingen aan gemeenten van kapitaalverstrekkingen die zij in 2020 hebben uitgegeven. Per 1 januari 2020 is de financieringssystematiek van het Bbz vereenvoudigd. 2022 is het laatste jaar dat er nog uitgaven worden gedaan voor de oude financieringssystematiek. Terugbetalingen van Bbz-leningen worden onder de ontvangsten toegelicht.

Tijdelijke overbruggingsgeregeling zelfstandig ondernemers (Tozo)

Gemeenten geven uitvoering aan een extra tijdelijke voorziening voor zelfstandigen, de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers (Tozo). De Tozo betreft een tijdelijke regeling en vanaf 1 oktober 2021 is het niet langer mogelijk een aanvraag voor levensonderhoud of bedrijfskapitaal op grond van de Tozo in te dienen. Uitkeringen ten behoeve van levensonderhoud lopen 1 oktober 2021 af.

Wie komt er voor in aanmerking?

Zelfstandigen van wie het (huishoud)inkomen als gevolg van de coronacrisis onder het sociaal minimum is geraakt en die aan de overige voorwaarden voldoen, ontvangen aanvullende bijstand. Ondernemers die als gevolg van de coronacrisis liquiditeitsproblemen ervaren, kunnen gedurende de hele looptijd van de Tozo een lening voor bedrijfskapitaal aanvragen.

Hoe hoog is de Tozo-uitkering en het krediet?

De maximale hoogte van de aanvullende bijstand is gelijk aan de bijstandsnormen voor algemene bijstand (tabel 24). Voor bedrijfskredieten geldt dat er een lening van maximaal € 10.157,- wordt verstrekt.

Budgettaire ontwikkelingen

De Tozo is een tijdelijke regeling in 2020 en 2021. Gemeenten geven uitvoering aan de Tozo en ontvangen daarvoor voorschotten. Op basis van declaratie worden de werkelijke uitgaven van gemeenten vergoed. De uitvoeringskosten worden vergoed op basis van een vast bedrag per besluit op aanvraag. In 2022 verantwoorden gemeenten hun uitgaven over 2021 en vindt voorlopige verrekening plaats. In 2022 en 2023 vindt definitieve verrekening plaats over de uitgaven in 2020 en 2021. Vanaf 2024 vindt de afwikkeling met gemeenten plaats met betrekking tot terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen. Deze worden onder de ontvangsten verantwoord.

Bijstand overig

Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Voor de repatriëringsregeling zijn geen uitgaven voorzien.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal personen dat in het buitenland een bijstandsuitkering ontvangt, daalt de komende jaren naar verwachting licht.

Tabel 40 Kerncijfers bijstand buitenland
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,1

0,1

0,1

1

SVB, Jaarverslag.

Onderstand Caribisch Nederland

De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.

Budgettaire ontwikkelingen

Als gevolg van demografische ontwikkelingen stijgen de uitgaven voor de Onderstand in 2022 en latere jaren in lichte mate.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 41 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)
 

Realisatie 20201

Raming 2021

Raming 2022

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,7

0,7

0,7

1

RCN-unit SZW.

Subsidies

In totaal is in 2022 € 27,7 miljoen voor subsidies beschikbaar. € 13,8 miljoen is beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen. Daarnaast is € 10,8 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies en € 2,8 miljoen voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen. Verder is nog € 0,3 miljoen beschikbaar voor NIBUD.

Opdrachten

De € 26,2 miljoen beschikbare middelen voor opdrachten zijn met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (circa € 10,1 miljoen), armoedebestrijding en schuldhulpverlening (circa € 4,2 miljoen), bevordering ondernemerschap (circa € 0,5 miljoen), opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (circa € 1,5 miljoen), onderzoek en beleidsinformatie (circa € 8,7 miljoen) en voorlichting (circa € 1,1 miljoen).

Binnen bevordering arbeidsparticipatie hebben de uitgaven onder andere betrekking op programma’s rond Breed Offensief, de Banenafspraak, Matchen op Werk, Perspectief op Werk, Crisisdienstverlening van werk naar werk met inzet van de regionale mobiliteitsteams, opgavegerichte aanpak hardheden Participatiewet en financiering van de Programmaraad.

Voor armoede en schulden hebben de uitgaven betrekking op voorzetting en uitbouw van de brede schuldenaanpak, waaronder betere aansluiting tussen het minnelijke en wettelijk traject van schuldsanering en rijksincasso. Versnelling en intensivering van de armoede- en schuldenaanpak, waaronder ook een ondersteuningsaanbod rond het opgericht Waarborgfonds dat garant staat voor het risico dat gemeenten en kredietbanken lopen als saneringskredieten niet worden terugbetaald.

Een deel van de uitgaven voor beleidsinformatie en onderzoeken heeft betrekking op uitgaven rond diverse jaarlijks uit te voeren monitors en statistieken, als ook specifiek gestarte monitors en evaluatieonderzoeken om de voortgang te volgen rond de specifieke inzet van de steunmaatregelpakketten in relatie tot COVID-19. Ook maakt de financiering van een onderzoeksprogramma via ZonMW hier deel van uit. Daarnaast zijn de middelen bedoeld voor specifieke en gerichte onderzoeken binnen de beleidsthema’s die onder dit begrotingsartikel vallen.

Bekostiging

Voor de bekostiging van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk, dat wordt uitgevoerd door ZonMw, is in 2022 € 1,3 miljoen beschikbaar

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

Voor de uitvoering van het meerjarig Kennisprogramma vakkundig aan het werk is voor uitvoeringskosten voor ZonMw bijna € 0,2 miljoen beschikbaar in 2022.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit budget is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-Programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.

Bijdrage aan sociale fondsen

Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld aan het Wsw-pensioenfonds PWRI onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.

Bijdrage aan agentschappen

Jaarlijks is er € 0,3 miljoen beschikbaar ten behoeve van de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma’s uitgevoerd door de Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO).

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van I&W naar SZW.

Ontvangsten

In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuigaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2022 € 3,8 miljoen ontvangsten zijn geraamd. Verder worden als gevolg van de gewijzigde financieringssystematiek van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen de terugontvangsten van gemeenten op verleende kredieten voortaan niet meer gesaldeerd, maar vanaf 2022 onder de ontvangsten verantwoord en worden hier ook de aflopende terugontvangsten van oude jaren geraamd. In 2022 worden ontvangsten geraamd op € 14,4 miljoen aan terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen en de laatste vaststellingen over 2019.

In 2020 en 2021 zijn door gemeenten leningen voor bedrijfskapitaal uitgegeven vanuit de Tijdelijke overbruggingsregeling voor zelfstandige ondernemers. Zelfstandigen zullen deze leningen vanaf 2022 aan gemeenten terugbetalen. Gemeenten dragen deze terugontvangsten met een vertraging af aan SZW, in 2024 worden de eerste ontvangsten verwacht.

Licence