Het kabinet Rutte IV heeft een nieuw investeringsplafond geïntroduceerd voor investeringsmiddelen. O.a. het Deltafonds en het Mobiliteitsfonds vallen onder dit plafond. Beheersing van het totaalbedrag en het behalen van concrete resultaten staat hierin centraal. De kasuitputting per jaar is minder relevant. Onder het investeringsplafond kan eenvoudig budget naar achteren in de tijd worden geschoven als er vertragingen optreden in de programmering/uitvoering, om budget en programmering weer in balans te brengen. Doordat vertragingen eenvoudig verwerkt kunnen worden, wordt de kans op niet-bestede middelen in enig jaar kleiner. Komend jaar wordt verder uitgewerkt hoe het investeringsplafond optimaal benut kan worden.
De programmering van projecten wordt doorlopend geactualiseerd op basis van de laatst beschikbare informatie. De kasramingen van de projecten in de begroting worden hier op de reguliere begrotingsmomenten op aangepast. De afgelopen jaren heeft bijvoorbeeld de stikstofproblematiek bij meerdere projecten geleid tot (kas)vertraging. De kasramingen in de begroting zijn hier vervolgens op aangepast.
Onderuitputting ontstaat als in enig jaar alsnog (kas)vertraging in de programmering optreedt. Het instrument overprogrammering wordt ingezet om te voorkomen dat dergelijke vertragingen direct tot onderuitputting leiden en de beschikbare budgetten voor het investeringsprogramma zo veel mogelijk tot besteding komen in de jaren waarin deze beschikbaar zijn gesteld. Hiermee wordt geanticipeerd op een voorspelbare mate van vertraging, die zich altijd voordoet. Overprogrammering houdt in dat de programmering in de eerste jaren hoger is dan het beschikbaar budget. Over de planperiode zijn beiden in evenwicht. Ook zal de komende tijd – zoals het IBO Publieke investeringen aanbeveelt –worden onderzocht hoe het gebruik van de instrumenten overprogrammering en het nieuwe investeringsplafond in de praktijk nog meer bij dragen aan realistische planningen, effectief doelbereik en transparante en heldere communicatie aan het parlement.
Overprogrammering kan alleen worden ingezet voor beheersing van reguliere ramingsonzekerheden. Onzekerheden van exogene aard, bijv. juridische ontwikkelingen of krapte op de arbeidsmarkt, kunnen hiermee niet (volledig) opgevangen worden. De hoogte van de overprogrammering wisselt van jaar op jaar binnen een bepaalde marge en hangt af van bijv. het risicobeeld van de onderliggende programmering. Over de maximale hoogte hebben IenW en het Ministerie van Financiën afspraken.
Artikel | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2021-2026 | 2027-2035 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
12 Hoofdwegennet | ‒ 193 | ‒ 266 | ‒ 252 | ‒ 258 | ‒ 369 | ‒ 415 | ‒ 1.752 | 1.752 |
- Aanleg | ‒ 139 | ‒ 162 | ‒ 208 | 136 | 216 | 157 | 0 | 0 |
- Planning en studies | ‒ 54 | ‒ 104 | ‒ 44 | ‒ 394 | ‒ 585 | ‒ 572 | ‒ 1.752 | 1.752 |
13 Spoorwegen | ‒ 93 | ‒ 128 | ‒ 144 | ‒ 164 | ‒ 76 | 9 | ‒ 595 | 595 |
- Aanleg | ‒ 62 | ‒ 156 | ‒ 158 | ‒ 67 | ‒ 40 | ‒ 26 | ‒ 508 | 0 |
- Planning en studies | ‒ 31 | 27 | 15 | ‒ 97 | ‒ 36 | 35 | ‒ 87 | 87 |
15 Hoofvaarwegennet | ‒ 44 | ‒ 102 | ‒ 144 | ‒ 84 | ‒ 81 | ‒ 4 | ‒ 458 | 458 |
- Aanleg | ‒ 64 | ‒ 32 | ‒ 24 | 64 | 32 | 24 | 0 | 0 |
- Planning en studies | 20 | ‒ 70 | ‒ 120 | ‒ 148 | ‒ 113 | ‒ 28 | ‒ 458 | 458 |
17 Megaprojecten | ‒ 48 | ‒ 134 | ‒ 200 | ‒ 50 | ‒ 59 | ‒ 69 | ‒ 561 | 561 |
- Aanleg | ‒ 48 | ‒ 134 | ‒ 200 | ‒ 50 | ‒ 59 | ‒ 69 | ‒ 561 | 561 |
Totale overprogrammering | ‒ 379 | ‒ 630 | ‒ 739 | ‒ 555 | ‒ 584 | ‒ 479 | ‒ 3.366 | 3.366 |
Fonds | 2021 | 2022 | 2023 | 2024 | 2025 | 2026 | 2021-2026 | 2027-2035 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Mobiliteitsfonds | ‒ 379 | ‒ 630 | ‒ 739 | ‒ 555 | ‒ 584 | ‒ 479 | ‒ 3.366 | 3.366 |
Deltafonds | ‒ 46 | ‒ 46 | ‒ 46 | ‒ 178 | ‒ 148 | ‒ 95 | ‒ 559 | 559 |
Totale overprogrammering | ‒ 425 | ‒ 676 | ‒ 785 | ‒ 733 | ‒ 732 | ‒ 574 | ‒ 3.925 | 3.925 |
De voorliggende begroting 2023 voor het Mobiliteitsfonds laat het volgende beeld zien:
• In de eerste jaren van deze begroting is sprake van een sterke toename van de budgetten, als gevolg van de intensiveringen uit het coalitieakkoord Rutte IV. Er wordt hard gewerkt aan de onderliggende programmering;
• In de jaren 2020-2022 zijn kasvertragingen opgetreden, o.a. door corona en door stikstof. De vertraagde programmering is doorgeschoven naar de jaren 2023-2026. Het budgettair kader is hiervoor eerder niet volledig gecorrigeerd. Dat is nu alsnog gebeurd;
• Voor sommige onderwerpen is de programmering nog niet (volledig) rond, of is bekend dat uitgaven in latere jaren plaatsvinden. Het budgettair kader is hier naar de meest recente inzichten op aangepast. De volgende aanpassingen zijn verwerkt:
• De uitgavenraming van de NGF-projecten is aangepast. De grote uitgaven verschuiven naar latere jaren, omdat eerst verkenningen en planuitwerking plaatsvinden, waar kleine uitgaven mee gemoeid zijn;
• De uitgavenramingen van de projecten ViA15, A16 Rotterdam en Ring Utrecht zijn aangepast, omdat diverse mijlpaalbetalingen vanwege corona vertraagd zijn;
• De instandhoudingsbudgetten vanuit het coalitieakkoord Rutte IV zijn in de juiste jaren gezet;
• Aangezien het realiseren van de nieuwe ambities uit het coalitieakkoord bovenop het lopende programma een forse uitdaging is die planningsonzekerheden met zich meebrengt, bijvoorbeeld voor de middelen voor ontsluiting woningbouw van in totaal € 7,5 miljard, wordt in de jaren 2022-2027 gewerkt met een overprogrammering:
• De programmering in 2023 en 2024 ligt hoger dan in voorgaande jaren. Om de onzekerheden in die jaren te beheersen wordt een overprogrammering van 15% (ca. € 700 mln. per jaar) gehanteerd;
• Voor de programmering in de jaren 2025-2027 is er meer voorbereidingstijd. Daarom is de mogelijkheid voor beheersing van onzekerheden in die jaren nu nog groter en wordt een overprogrammering van 10% (ca. € 530 mln. per jaar) gehanteerd.
Figuur 4 Investeringsprogramma en -budget (bedragen x € 1.000)
In de bovenstaande grafiek wordt het investeringsprogramma over 15 jaar weergegeven, onderverdeeld naar de MIRT-categorieën. De categorieën geïntegreerd (DBFM-contracten), planning en studies en aanleg vallen onder de budgetten voor ontwikkeling. De categorie vernieuwing valt onder de budgetten voor exploitaite, onderhoud en vernieuwing. Deze categorieën vormen het investeringsprogramma binnen het Mobiliteitsfonds. De onderliggende projecten komen middels het kas-verplichtingenstelsel tot betaling. Het instrument overprogrammering wordt toegepast op het investeringsprogramma, omdat er sprake kan zijn van kasversnellingen en kasvertragingen als gevolg van geactualiseerde projectramingen. Op het onderhoudsprogramma vindt geen overprogrammering plaats, omdat kasversnellingen en –vertragingen hierop worden opgevangen binnen de begroting van de uitvoeringsorganisaties.
De zwarte lijn geeft het totale beschikbare budget weer en geldt als het vastgestelde budgettaire uitgavenkader onder het investeringsplafond. De grafiek laat zien dat het investeringsprogramma in de eerste jaren hoger ligt dan het beschikbare budget; er is sprake van overprogrammering. Vanaf 2030 is sprake van de omgekeerde situatie en ligt het beschikbare budget hoger dan het investeringsprogramma; er is sprake van onderprogrammering. Het totale programma en budget over de looptijd van het fonds zijn hiermee aan elkaar gelijk, zodat het investeringsprogramma volledig budgettair gedekt is.