Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Nieuw verdeelmodel algemene uitkering provinciefonds

In juni 2021 is onderzoeksbureau Cebeon (in samenwerking met adviesbureau Lysias) gecontracteerd voor de uitvoering van het herijkingsonderzoek provinciefonds. Het doel van dit onderzoek is te komen tot een geactualiseerd model voor de verdeling van de algemene uitkering van het provinciefonds dat voldoet aan de eisen van de Financiële-verhoudingswet. Het onderzoek wordt begeleid door een begeleidingscommissie waarin het Interprovinciaal Overleg (IPO), enkele provincies en de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) zitting hebben. De provincies worden verder bij het onderzoek betrokken door middel van presentaties in de Ambtelijke Adviescommissie Financiën (AAC) en in de Bestuurlijke Adviescommissie Financiën (BAC) van de provincies.

In april 2022 is het tussenproduct van de eerste fase van het onderzoek (de uitgaven- en inkomstenanalyse) vastgesteld en gepresenteerd aan de AAC Financiën en aan de BAC Financiën van de provincies. De tweede fase van het onderzoek betreft het ontwikkelen van een nieuw verdeelvoorstel voor het provinciefonds, door per uitgaven- en inkomstencluster een verdeelformule te ontwikkelen. De planning is dat het onderzoek najaar 2022 zal zijn afgerond.

Bestaande financieringssystematiek tot en met 2025

De jaarlijkse indexatie van het provinciefonds heet het accres. Dit accres is voor de huidige kabinetsperiode (tot en met 2025) grotendeels berekend op basis van de bestaande afspraken. In het Coalitieakkoord is er voor gekozen om de uitvoeringskosten van medeoverheden voor investeringspakketten (klimaat, ontsluiten nieuwbouwwoningen en stikstof) specifiek te verstrekken. In samenhang hiermee is besloten om de middelen voor het Stikstoffonds, het Klimaatfonds, het budget voor ontsluiting van nieuwe woningen in het Mobiliteitsfonds en het Nationaal Groeifonds uit te zonderen van de berekening van het accres.

Het IPO heeft laten weten niet in te stemmen met het voorstel van het kabinet om het volumedeel van het accres vast te zetten op het niveau van de voorjaarsnota 2022 voor de periode 2022-2025. Daarmee blijft het accres voor de provincies in die periode meebewegen met de Rijksuitgaven.

Nieuwe financieringssystematiek voor de periode na 2025

In het Coalitieakkoord is een nieuwe financieringssystematiek aangekondigd voor de periode na 2025, om een stabielere financiering voor medeoverheden te realiseren en hun autonomie te vergroten. Daarbij wordt de mogelijkheid van een groter eigen belastinggebied voor gemeenten en provincies betrokken.

Het kabinet en de medeoverheden zijn van mening dat de financieringssystematiek, zoals deze nu is vormgegeven, verbetering behoeft. Op basis van de gesprekken met de medeoverheden zijn vier vertrekpunten geformuleerd (Kamerstukken II 2021/22, 35925 VII, nr. 170):

  • Het is belangrijk dat er sprake is van een goede balans tussen opgaven, taken en middelen.

  • Er is een betere financieringsbalans nodig tussen eigen inkomsten van gemeenten en provincies en bekostiging via de fondsen vanuit het Rijk.

  • De bekostiging van het Gemeentefonds en Provinciefonds moet gepaard gaan met meerjarige stabiliteit, zodat gemeenten en provincies vooraf helderheid hebben over hun meerjarig begrotingskader.

  • Het financieel en interbestuurlijk instrumentarium, waaronder het uitkeringsstelsel, dient beter aan te sluiten op taken en wettelijke kaders van waaruit die taken worden toebedeeld.

De hierbij passende vervolgstappen zullen in 2023 verder ter hand genomen worden.

Interbestuurlijke verhoudingen

Het kabinet voert het gesprek met het decentraal bestuur over de meerwaarde van een beleidskader decentraal bestuur, één van de aanbevelingen uit het rapport van hoogleraar Douwe Jan Elzinga. Deze discussie zal in 2023 verder gevoerd worden.

Daarnaast werkt het kabinet aan het opstellen van een uitvoerbaarheidstoets decentrale overheden (UDO), waarmee effecten van nieuw beleid voor medeoverheden aan de voorkant inzichtelijk gemaakt worden.

Uitkeringsstelsel

De wens bestaat al langer om het uitkeringsstelsel, zoals opgenomen in de Financiële-verhoudingswet, beter aan te laten sluiten bij de gewijzigde bestuurlijke verhoudingen tussen Rijk en medeoverheden. Het kabinet wil, samen met VNG en IPO, stappen zetten in een betere vormgeving van het uitkeringsstelsel langs drie sporen:

  • Borgen dat de inrichting van de financiële verhoudingen blijft passen bij de wijze waarop overheden samen maatschappelijke opgaven willen oppakken en tegelijk kunnen voldoen aan de vereiste wettelijke kaders.

  • Het uitkeringsstelsel moet de interbestuurlijke samenwerking niet belemmeren, maar ondersteunen.

  • De bekostiging van de interbestuurlijke samenwerking moet plaatsvinden tegen zo laag mogelijke administratieve kosten aan de kant van zowel het Rijk als aan de zijde van de medeoverheden.

De verbeteringen in het uitkeringsstelsel worden doorgevoerd door aanpassing van de decentralisatie-uitkeringen en de specifieke uitkering:

  • Voor de decentralisatie-uitkering geldt dat de wetgever bij de herziening van de Financiële-verhoudingswet nader aan zal geven, wat wel en niet is toegestaan.

  • Voor de specifieke uitkeringen geldt dat deze eenvoudiger, sneller en tegen lagere administratieve lasten verstrekt moeten kunnen worde.

Het streven is om de herziening van de Financiële-verhoudingswet in 2024 af te ronden. Vooruitlopend op de geschetste wijzigingen in de wet zal, daar waar de huidige wet ruimte biedt, in de geest van de wijzigingen gewerkt gaan worden. Dat kan bijvoorbeeld door actualisering van het toetsingskader decentralisatie-uitkeringen. In de uitwerking van de plannen, op weg naar de wetswijziging in 2024, wordt nauw samengewerkt met de medeoverheden.

Licence