Base description which applies to whole site

Bijlage 10: Europese geldstromen

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van LNV. Er wordt ingegaan op de uitvoering van het nieuwe GLB voor de periode 2023-2027 conform het vastgestelde Meerjarig Financieel Kader.

Meerjarig Financieel Kader

Op 2 mei 2018 heeft de Europese Commissie haar voorstellen gepresenteerd voor het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor de periode na 2020. Op 27 mei 2020 heeft de Europese Commissie een hernieuwd voorstel voor het MFK van 2021 tot en met 2027 gepresenteerd. Op 21 juli 2020 bereikte de Europese Raad overeenstemming over het MFK voor de periode 2021 ‒ 2027. Het akkoord betekent voor Nederland een totale bijdrage vanuit de Europese Commissie van € 5,6 mld. (ELGF: € 5 mld.; ELFPO: € 529,1 mln.; EMFAF: € 139 mln.).

De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen

Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en zijn uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en eenduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar. Voor LNV zijn de volgende EU-fondsen relevant:

  • 1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 1e pijler: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

  • 2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • 3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF);

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit een basisinkomenssteun voor duurzaamheid aan landbouwers en markt- en prijsbeleid. Met behulp van deze basisinkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens en door middel van de eco-regeling wordt ingezet op een verduurzaming van de sector. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit en, via een vergrote inspanning, verduurzaming van alle plattelandsgebieden in de EU.

Nederland heeft op basis van de nieuwe GLB-verordeningen een Nationaal Strategisch Plan (NSP) opgesteld, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het nieuwe GLB voor de periode 2023-2027.

1. GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen van het Europese Landbouw garantiefonds (ELGF):

1a. Inkomenssteun voor boeren

Er geldt een vaste hectarebetaling als basisinkomenssteun voor duurzaamheid die voor iedere landbouwer gelijk is. Voor de vaste hectarebetaling moeten landbouwers voldoen aan de conditionaliteit: randvoorwaarden waaraan de landbouwers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor GLB-steun, de zogenaamde ‘base line’. De voorwaarden hebben betrekking op leefomgeving, klimaat, volksgezondheid, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn. Naast de basisinkomenssteun voor duurzaamheid is er ter ondersteuning van de kleinere landbouwbedrijven de herverdelingssteun voor duurzaamheid, waarbij landbouwers voor de eerste 40 hectaren een extra premie ontvangen. In de praktijk betekent dit dat bedrijven tot 60 hectaren een hogere inkomenssteun ontvangen en bedrijven vanaf 60 hectaren inleveren op de basisinkomenssteun. Naast dat de herverdelingssteun nieuw is binnen de eerste pijler, is ook de eco-regeling een nieuw instrument. Door doelgerichte betalingen te geven voor inspanningen op het terrein van kringlooplandbouw, leefomgeving, bodem, water en landschap worden landbouwers gestimuleerd te investeren in een duurzame landbouw. In het nieuwe GLB zal de basisinkomenssteun geleidelijk doch gestaag worden afgebouwd ten gunste van duurzaamheidsmaatregelen in de tweede pijler door overheveling van budget uit de eerste pijler.

1b. Extra ondersteuning jonge boeren

De aanvullende inkomenssteun voor jonge boeren zal de komende jaren worden uitgefaseerd door deze alleen nog uit te betalen aan jonge boeren, die in de vorige GLB-periode (2014-2022) een aanvraag hiervoor hebben gedaan en nog niet de volle vijfjaarsperiode hebben benut. Verder is alle steun voor de jonge boeren ondergebracht in de tweede pijler. Zie verder hieronder in de paragraaf over ELFPO.

Markt- en prijsbeleid

Met de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten wordt beoogd een gelijk speelveld voor de landbouw in de EU te realiseren. Binnen de Gemeenschappelijke Marktordening (GMO) zijn in het recente verleden stappen gezet naar verdere marktoriëntatie met de beëindiging van de quotaregelingen voor melk in 2015 en voor suiker in 2017. Nederland meent dat marktoriëntatie het uitgangspunt moet zijn voor het realiseren van de doelen van het GLB, zoals het bevorderen van het optimale gebruik van productiefactoren, verwerven van een redelijk inkomen door landbouwers, en verzekeren van redelijke prijzen voor consumenten. In de GMO-verordening (Vo. 1308/2013) is een vangnet voorzien voor landbouwmarkten bestaande uit marktondersteunende instrumenten (bijv. openbare interventie en steun voor particuliere opslag), uitzonderlijke crisismaatregelen en steun aan bepaalde sectoren. Voorafgaand aan een jaar is niet te zeggen of en zo ja hoeveel steun zal worden gegeven aan marktondersteunende en crisismaatregelen aangezien deze onvoorspelbaar zijn. In 2022 heeft de Europese Commissie vanwege de Oekraïne crisis de particuliere opslagregeling voor varkensvlees opengesteld en is de landbouwcrisisreserve beschikbaar gesteld om getroffen sectoren te ondersteunen. Voor Nederland is voorts de financiering van zogenaamde operationele programma’s van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector relevant die in 2022 is herzien. Een ander relevant voorbeeld betreft het bijenprogramma. Onder het nieuwe MFK (2021-2027) is het EU-budget voor de bijenprogramma’s met 50% verhoogd. Toewijzing van het bedrag naar lidstaten is naar rato van het aantal bijenkorven. Van belang voor Nederland is ook de steun die op grond van de GMO-verordening wordt gegeven voor het Europese programma voor schoolmelk en -groente en -fruit.

In het algemeen geldt dat subsidies in het kader van EU markt- en prijsbeleid, net als in het geval van directe betalingen, uitsluitend EU-middelen betreffen en er dus geen nationale middelen bij betrokken zijn. Nederland draagt wel de nationale uitvoeringskosten voor deze subsidies. Uitzondering hierop is het bijenprogramma. Hiervoor geldt 50 % nationale cofinanciering.

2. GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

POP3 (2014-2020) en POP3+ (2021-2022) worden ingevuld door de provincies en aangevuld door het Rijk. Hiermee kunnen gebiedsspecifieke behoeftes in de landbouw worden aangepakt. Aan generieke behoeftes wordt landsdekkend invulling gegeven. Met deze combinatie kan optimaal ingespeeld worden op het bevorderen van een gelijk speelveld. De provincies leveren het grootste deel van de benodigde nationale cofinanciering voor POP3 en POP3+, aangevuld met financiering door de waterschappen (verbetering waterkwaliteit).

De jaren 2021-2022 is de transitieperiode. De transitieperiode is de overbruggingsperiode tussen het huidige GLB (2014‒2020) en het nieuwe GLB (2021-2027). Voor de transitieperiode is, in overleg met de provincies, besloten om inhoudelijk te focussen op de thema’s klimaat, biodiversiteit/bodem en kringlooplandbouw (incl. stikstof). Tevens zullen doorlopende maatregelen zoals de Brede weersverzekering, het ANLb, de Regeling Jonge Landbouwers en LEADER doorgang vinden. De nationale cofinanciering van 50% voor POP3 en POP3+ maatregelen komt grotendeels voor rekening van de provincies en waterschappen, met een klein aandeel voor LNV. Naast deze maatregelen zullen in de loop van 2022 een aantal succesvolle maatregelen met de nog onbenutte - en vrijvallende middelen door provincies en Rijk worden opengesteld. Vanuit het Rijk wordt ingezet op een openstelling in het najaar van 2022 van de investeringsregeling voor groen economisch herstel. Hiermee wordt ingezet op het maximaal benutten van de Europese middelen. De in te zetten budgetten onder POP3 en POP3+ kunnen tot eind 2025 in Brussel worden gedeclareerd.

Het LNV-aandeel van de uitgaven wordt verantwoord in het jaarverslag van LNV. Het Rijksaandeel heeft in 2021-2022 betrekking op de regelingen: brede weersverzekering, praktijknetwerken en de GLB pilots veenweide en kringlooplandbouw. Vanaf 2016 is LNV eveneens verantwoordelijk voor de uitvoering van de regelingen voor de kalversector. Deze regeling wordt alleen via de EU gefinancierd. De hiervoor benodigde middelen zijn vanuit GLB pijler 1 overgeheveld naar pijler 2.

De Europese Commissie heeft na de uitbraak van het coronavirus COVID-19, een Europees Herstelfonds in het leven geroepen. Dit Herstelfonds (Next Generation EU) omvat € 750 mld. Van de € 750 mld., is € 7,5 mld. bestemd voor Plattelandsontwikkeling. Nederland heeft uit dit bedrag, € 52,4 mln. toebedeeld gekregen voor 2021 en 2022. Het bedrag wordt toegevoegd aan het ELFPO-budget in de transitieperiode (2021-2022) van het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland (POP3+). Voor dit budget is geen nationale cofinanciering benodigd. Van 20 december 2021 tot en met 14 februari 2022 zijn deze middelen besteed aan twee landelijke subsidieregelingen voor groen-economisch herstel. Het betreft de subsidieregeling Investeringen in groen-economisch herstel en de subsidieregeling Samenwerken aan groen-economisch herstel waarvoor respectievelijk € 35,4 mln. en € 15,0 mln. is ingezet. Vanwege de enorme belangstelling in het bijzonder voor de investeringsregeling groen-economisch herstel, wordt een vergelijkbare regeling onder de geldende POP3+ subsidievoorwaarden in het najaar van 2022 nogmaals opengesteld. Dit houdt in dat een subsidiepercentage van 40% zal worden toegepast. Onder het Economisch herstelfonds is het mogelijk om eenmalig 60% subsidie te verstrekken.

Vanaf 1 januari 2023 maakt het plattelandsontwikkelingsprogramma integraal onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP). Het programma bestaat uit de volgende interventies: Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering op landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor niet-landbouwbedrijven, Kennisverspreiding en informatie, Brede weersverzekering, Samenwerking voor gebiedsgerichte aanpak, Veenweide, generatiewisseling en innovatie EIP en LEADER. Een geheel nieuwe interventie is de interventie Vestigingssteun jonge landbouwers. Met deze laatste interventie wordt steun verleend aan een jonge landbouwer bij de start van zijn bedrijf. Deze steun komt in de plaats van de aanvullende steun onder de eerste pijler van het GLB.

Het bedrag dat voor Nederland vanuit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) voor 2023 beschikbaar komt is € 286,9 mln., waarvan € 73,3 mln. afkomstig is vanuit het ELFPO. Daarnaast is € 108 mln. overgeheveld van pijler 1 naar pijler 2. Met ingang van 2023 geldt een nationale cofinanciering 57%. Afhankelijk van de openstelling wordt hierin voorzien vanuit het Rijk, provincies. Waterschappen en gemeenten voorzien in bij een aantal interventies in aanvullende nationale financierring

3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

De EFMZV programmaperiode is met ingang van 2021 afgesloten. Per 1 januari 2021 is de programmaperiode voor het EMFAF gestart (mede aangekondigd in Kamerstuk 21 501, nr. 32). In 2022 is de laatste hand gelegd aan het EMFAF programma waarna deze ter goedkeuring wordt ingediend bij de Europese Commissie.

Ontwikkelingen EFMZV

Op 1 juli 2015 (Kamerstuk 32 201, nr. 77) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inzet van het kabinet ten aanzien van het EFMZV. Hoofddoel van het EFMZV is het bijdragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het hervormde GVB, in de vorm van verdere verduurzaming en versterking van de concurrentiekracht van de visserij en aquacultuur. Het EFMZV biedt de sector kansen om initiatieven voor meer duurzaamheid, kostprijsverlaging en kwaliteitsverbetering te ontwikkelen en deze te implementeren. Het fonds wordt eveneens ingezet om uitdagingen op te pakken en oplossingen aan te dragen voor de invoering van de aanlandplicht.

In het Nederlandse Operationeel Programma (OP) is het EFMZV-instrumentarium gericht op drie hoofdthema’s:

  • 1. Invoering van de aanlandplicht;

  • 2. Verdere verduurzaming van de visserij- en aquacultuur; en

  • 3. Verbetering van de rendementen in de visserij- en aquacultuurketen.

De uitvoering van het EFMZV bevindt zich in de eindfase; de periode 2020 tot en met 2023 is met name gericht op de uitfinanciering van het fonds. Er zijn openstellingen geweest voor Jonge vissers, aanlandplicht innovatieprojecten, rendementsverbeteringsprojecten, aquacultuur innovatieprojecten, afzetbevorderingsprojecten, productie- en afzetprogramma’s, innovatieprojecten duurzame visserij, en samenwerkingsprojecten wetenschap en visserij en investeringen voor toegevoegde waarde van visserijproducten. Daarnaast zijn overheidsopdrachten verleend voor Pulsonderzoek, Kenniskringen, Glasaaluitzet, Datacollectie en Controle. In het kader van de coronacrisis zijn de mogelijkheden om steun vanuit het EFMZV vorm te geven benut.

Ontwikkelingen EMFAF

Met het EMFAF voert Nederland het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en in mindere mate het Europees Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) (IenW) uit. Het fonds loopt van 2021 tot en met 2027.Het EMFAF programma is bedoeld voor de (middel)lange termijn en maakt middelen vrij om de uitdagingen voor deze periode aan te gaan. De hoofddoelen van het Nederlandse programma zijn:

  • Het verder verduurzamen van de visserijvloot door innovatie;

  • Rendementsverbetering en verduurzaming van de aquacultuurproductie en de verwerkende keten;

  • Een bijdrage leveren aan natuuronderzoek- en behoud;

  • Ervoor zorgen dat Nederland haar verplichtingen uit het GVB op het gebied van datacollectie en controle- en handhaving nakomt.

In 2021 is een eerste subsidiemodule opengesteld voor steun aan investeringen in mosselzaadinvanginstallaties.

Financieel overzicht EFMZV en EMFAF

De toenmalige Minister van EZ heeft voor de uitvoering van het EFMZV een Operationeel programma opgesteld voor de periode 2014–2020. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 75% uit het EFMZV, de resterende 25% is nationale cofinanciering. Het EMFAF programma is nog niet vastgesteld. Wel is bekend dat het voor de periode 2021-2027 een gelijke verdeling kent tussen overheid en begunstigden, waarbij van het overheidsdeel gemiddeld 70% uit het EMFAF komt.

Licence