Inleiding
De komende periode richt het Ministerie van OCW zich op een sterke basis en hoge kwaliteit in onderwijs, wetenschap, cultuur en media. We zorgen dat de basisvaardigheden van leerlingen en studenten op orde zijn en hebben extra aandacht voor groepen die meer tijd en inspanning nodig hebben. We bezinnen ons op de wijze waarop we sturen op onderwijskwaliteit, de randvoorwaarden die we stellen voor goed onderwijs en de wettelijke eisen aan scholen. Daarnaast bieden we rust en ruimte voor studenten, docenten en onderzoekers en zetten wij ons in voor het verkrijgen van nieuwe vormen van erkennen en waarderen van wetenschappers en het vergroten van de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek. Ook versterken we de Europese samenwerking op onderzoek en innovatie en stimuleren we de ontwikkeling van onderzoeksinfrastructuren. Het beleidsmatige uitgangspunt voor deze begroting is de Voorjaarsnotabesluitvorming 2023 en de 1e Suppletoire Begroting 2023. Daarnaast is er bij het opstellen van de begroting nog geen rekening gehouden met de controversieel verklaringen naar aanleiding van de val van het kabinet.
Om de tekorten in het onderwijs terug te dringen, verlagen we de werkdruk, ondersteunen we leraren zodat zij zich continu kunnen professionaliseren en verbeteren we het carrièreperspectief.
We streven naar gelijke kansen, zodat iedereen in Nederland een goed bestaan heeft en de kans krijgt om zich een leven lang optimaal te ontwikkelen. We nemen maatregelen om de startpositie van jonge kinderen te verbeteren en stimuleren scholen, gemeenten en organisaties om buiten de reguliere onderwijstijd activiteiten aan te bieden, waardoor kinderen en jongeren zich verder kunnen ontwikkelen en hun talenten kunnen ontplooien. We versterken de doorstroom van het voortgezet onderwijs naar vervolgopleidingen en binnen de waaier aan opleidingsmogelijkheden. Daarnaast maken we van de maatschappelijke diensttijd een landelijk dekkend netwerk dat alle jongeren de kans biedt om een traject te volgen dat aansluit bij hun interesses, behoeften en levensfase.
Een gezonde arbeidsmarkt is essentieel voor Nederland. Daarom stellen wij mensen in staat om een kansrijk opleidingsprogramma te volgen en zetten we stappen voor de culturele en creatieve sector naar betere arbeidsvoorwaarden en een eerlijke beloning. Dit willen we bereiken door onder andere toe te werken naar fair pay en collectieve afspraken tussen werknemers en werkgevers. We werken aan middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschap dat ook in de toekomst aansluit op de vraag van de student, de arbeidsmarkt en de samenleving. Om discriminatie en ongelijkheid te bestrijden, creëren we een gelijk speelveld tussen mannen en vrouwen en stimuleren we genderdiversiteit in (de top van) de private en (semi)publieke sector.
Sociale veiligheid en gelijke behandeling moet op iedere school en instelling worden gewaarborgd. Eenieder moet veilig, vrij en gelijkwaardig onderwijs genieten en zichzelf kunnen zijn. Extra aandacht is er voor gelijke behandeling van vrouwen en lhbtiq+-personen en we zetten actief in op het tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag. In het hoger onderwijs, onderzoek en de wetenschap geven we ruimte aan divers talent, onder andere via de uitvoering van het nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie.
Binnen de culturele en creatieve sector blijven we inzetten op herstel, vernieuwing en groei. We verhogen de toegankelijkheid van cultuur en nemen drempels weg, om diversiteit en inclusie te bevorderen. Een onderdeel hiervan is de investering in bibliotheken, want de bibliotheek levert een belangrijke bijdrage aan sociale cohesie en kansengelijkheid. Lezen is bovendien een basisvaardigheid en geeft toegang tot de samenleving. Daarnaast houden we monumenten in stand en hebben hierbij bijzondere aandacht voor het Caribisch deel van het Koninkrijk.
We werken aan de versterking van het lokale en landelijke medialandschap. We richten ons op het vergroten van de onafhankelijkheid van lokale omroepen, de toekomstbestendigheid van het publieke bestel en het versterken van de positie van journalisten.
Ook binnen de Europese Unie (EU) en internationaal, zowel bilateraal als in de multilaterale gremia, zetten we in op onze beleidsprioriteiten. We hebben een proactieve inzet in de EU, mede in het licht van de nieuwe wetgevende periode na de Europese verkiezingen halverwege 2024. Onder andere de EU-programma’s Horizon Europe, Erasmus+ en Creative Europe spelen een belangrijke rol voor de OCW-beleidsterreinen. Daarnaast benutten we onze slagkracht in andere multilaterale fora als United Nations Educational, Scientific and Cultural Organisation (UNESCO), Raad van Europa, G20 en Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) om internationaal beleid mede vorm te geven op voor het Ministerie van OCW belangrijke thema’s. Onze Europese en multilaterale samenwerking krijgt ook vorm door inspiratie te ontlenen door bilaterale uitwisseling met andere lidstaten. Internationaal werken we nauw samen met prioriteitslanden. Onze detachering op verschillende diplomatieke posten, waaronder de Onderwijs- en Wetenschapsattachés, spelen hierin een belangrijke rol. Daarnaast hebben we nauwe samenwerking met de landen uit het Koninkrijk der Nederlanden. Internationale samenwerking draagt bij aan het versterken van de positionering en zichtbaarheid van Nederland en het Nederlandse veld, maar ook aan het waarborgen van de waarden waar Nederland voor staat.
Nieuwkomersonderwijs
Het nieuwkomersonderwijs staat voor grote uitdagingen. Sinds het uitbreken van de oorlog in Oekraïne zijn er naar schatting ruim 18.000 Oekraïense leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs ingeschreven. Daarnaast is de instroom van asielzoekers in Nederland het afgelopen jaar toegenomen en is de prognose dat dit de komende jaren blijft groeien. Scholen en gemeenten werken er hard aan om iedere leerling zo snel mogelijk op te vangen. Kinderen in de asielopvang moeten regelmatig verhuizen van opvanglocatie en iedere verhuizing betekent een nieuwe start op een school. Bovendien werkt het lerarentekort ook door in het nieuwkomersonderwijs.
De uitdagingen voor nieuwkomersonderwijs zijn verbonden aan wereldwijde ontwikkelingen die zorgen voor de instroom van leerlingen die nieuw zijn in Nederland. In 2022 zijn er wettelijk tijdelijke onderwijsvoorzieningen voor Oekraïense leerlingen mogelijk gemaakt. De Tweede Kamer heeft op 4 juli 2023 bovendien een wetsvoorstel aangenomen om ook voor andere groepen nieuwkomers tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen mogelijk te maken, de Wet tijdelijke nieuwkomersvoorzieningen in het onderwijs. Naar verwachting behandelt de Eerste Kamer dit wetsvoorstel op 26 september. Het Ministerie van OCW ondersteunt scholen en gemeenten lokaal door de inzet van regiocoördinatoren. Daarnaast wordt een verkenning van het nieuwkomersonderwijs voorbereid om het nieuwkomersonderwijs te bestendigen op toekomstige leerlingstromen.
Schade- en eerherstel Groningen
Er wordt een sociale agenda opgesteld die gericht is op het herstel van de sociale gevolgen van de gaswinning, het versterken van de leefbaarheid en het vergroten van kansengelijkheid. Een kwartiermaker, die wordt aangesteld door het Ministerie van EZK, gaat deze agenda vormgeven met een brede coalitie. Voor de uitvoering is eenmalig € 500 miljoen en daarnaast jaarlijks € 100 miljoen voor 30 jaar beschikbaar gesteld. De sociale agenda richt zich op een aantal speerpunten, zoals het verbeteren van de mentale gezondheid, het vergroten van de leefbaarheid en sociale cohesie en het bieden van kansen voor kinderen en de volgende generatie. Vanuit het Ministerie van OCW dragen we aan deze punten bij op het vlak van laagdrempelige toegang tot cultuur en bibliotheken, cultuurparticipatie en cultuureducatie.
We stellen voor de jaren 2023–2025 jaarlijks € 3,5 miljoen beschikbaar voor de subsidieregelingen Regulier Onderhoud Rijksmonumenten Groningen en Groot onderhoud en restauratie rijksmonumenten Groningen in het kader van het Erfgoedprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen. De regelingen ondersteunen eigenaren bij het behouden van het erfgoed in het aardbevingsgebied van Groningen. Ook werken we aan het uitwerken van het Masterplan Campussen, waarvoor het Ministerie van OCW € 50 miljoen beschikbaar heeft gesteld. Dit is een samenwerking tussen Rijk en regio, waarbij we inzetten op een versteviging van de kennisstructuur binnen en tussen het middelbaar beroeps-, hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk onderwijs.
Programma Klimaat & Energie
Nationaal staan we voor een grote verduurzamingsopgave. Binnen het Ministerie van OCW zijn we aan het kijken wat er moet gebeuren op onze beleidsterreinen. Afgelopen jaar is daarom het programma Klimaat & Energie van start gegaan. Dit programma moet de aanpak tegen klimaatverandering versterken en is aan de slag met een OCW-agenda Klimaat & Energie. Per thema zal deze agenda een helder overzicht bieden van de ambities, doelen en acties voor de komende jaren. Ook de OCW-sectoren zijn immers cruciaal om de veranderingen in het klimaat tegen te gaan en op te vangen. Denk daarbij bijvoorbeeld aan onderzoek naar klimaat, verduurzaming van scholen en monumenten, opleiden van vakmensen, bevordering van kennis over klimaat – ook in relatie tot sociale inclusie - en de belangrijke rol van cultuur in grote maatschappelijke transities. Klimaatrechtvaardigheid en emancipatie (vanuit intersectioneel perspectief) raakt aan de verdelingsvraag over de maatschappelijke gevolgen door klimaatverandering en (voorbereidingen op) klimaatadaptatie. In het najaar van 2023 wordt de Tweede Kamer verder geïnformeerd over het programma Klimaat & Energie van het Ministerie van OCW.
OCW en de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s)
Nederland heeft zich in 2015 gecommitteerd aan het behalen van de Duurzame Ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (SDG’s) in Nederland. De inzet van het Ministerie van OCW draagt hieraan bij, niet alleen via het Programma Klimaat & Energie, maar ook op de sociale en culturele dimensies van duurzaamheid. Het Ministerie van OCW richt zich daarbij specifiek op het behalen van SDG4 (kwaliteitsonderwijs en een leven lang ontwikkelen voor iedereen) en SDG5 (gendergelijkheid). Daarnaast heeft het beleid impact op het behalen van een groot aantal SDG-subdoelen op de beleidsterreinen van onder andere wetenschap, onderzoek, innovatie, cultuur, creativiteit, erfgoed, persvrijheid, veiligheid van journalisten en toegang tot informatie.
Brede welvaart
Naar aanleiding van de motie Hammelburg c.s. (Kamerstukken 2021/22, 35925, nr. 88) zijn er, in samenwerking met het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), departementale factsheets ontwikkeld waarin brede welvaart gekoppeld is aan departementale begrotingen. De factsheet laat een breed spectrum van OCW-beleidsterreinen zien in de vorm van indicatoren die een relatie hebben met (het streven naar) brede welvaart. Hieruit blijkt dat de beleidsterreinen van het Ministerie van OCW cruciaal zijn voor het tot stand brengen van een duurzame wereld volgens het brede, integrale begrip van duurzaamheid zoals dat in de SDG's wordt gehanteerd. Zo speelt bijvoorbeeld kwalitatief goed onderwijs en een leven lang ontwikkelen voor iedereen een sleutelrol in het realiseren van brede welvaart en het behalen van de SDG's.
Uit de factsheet blijkt over het algemeen dat Nederland bij relatief veel indicatoren progressie heeft gemaakt. Zo zien we bijvoorbeeld dat het percentage van de bevolking (tussen 16-74 jaar) dat onderwijs volgde (‘leven lang ontwikkelen’) is toegenomen met 4,3 procentpunt (18,8% in 2020 en 23,1% in 2021). Binnen de EU-27 is Nederland hiermee gestegen van de 4e naar de 3e plek. Daarnaast blijkt op het gebied van emancipatie dat het percentage vrouwen van 15-74 jaar dat een hoger onderwijs diploma heeft behaald is toegenomen met 2,8 procentpunt (34,3% in 2020 en 37,1% in 2022).
OCW Open
OCW Open werkt in 2024 verder aan verbetering van de uitvoering, transparantie over de totstandkoming van beleid en regelgeving, en reflectie op de gevolgen van beleid en regelgeving voor de mensen en organisaties. Daarnaast werkt OCW Open aan verbetering van ambtelijk vakmanschap. Om transparanter te kunnen werken, zetten wij in op goede informatiehuishouding en -voorziening. In het kader van de opdracht Werk aan Uitvoering (WaU) richten wij ons op het verbeteren van de overheidsdienstverlening aan mensen. Dat doen we door meer maatwerk voor mensen te bieden, te focussen op digitalisering en goed te letten op de uitvoerbaarheid van wet- en regelgeving. WaU besteedt ook aandacht aan de samenwerking en besturing tussen en binnen overheidsorganisaties. De komende tijd gaan negentien uitvoeringsorganisaties aan de slag om de dienstverlening, ICT en statuur van de uitvoering te verbeteren en beter aan te laten sluiten bij de verwachtingen en behoeften van mensen.
Uitwerking
In het vervolg van deze beleidsagenda worden aan de hand van de belangrijke thema’s de plannen van het Ministerie van OCW en de beoogde resultaten voor 2024 en verder uitgewerkt. De beleidsindicatoren zijn waar mogelijk verwerkt in de tekst. Deze thema’s corresponderen met die van de Strategische Evaluatie Agenda (SEA) van het Ministerie van OCW.
1. Een sterke basis en hoge kwaliteit
In 2024 zullen we blijven werken aan het verder op orde brengen van de basis. Daarom wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van het onderwijs en onderzoek. We willen dat de prestaties in het primair, voortgezet, middelbaar beroeps- en hoger onderwijs over de gehele linie omhoog gaan, met als resultaat dat iedere leerling en student datgene leert wat hij of zij nodig heeft om zich staande te houden in de maatschappij, het vervolgonderwijs, in het kader van leven lang ontwikkelen en op de arbeidsmarkt. Ook zetten wij ons in voor meer erkenning en waardering voor wetenschappers en het vergroten van de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek.
Onderwijskwaliteit primair en voortgezet onderwijs
Een sterke basis en hoge kwaliteit van onderwijs is van groot belang voor de ontwikkeling van leerlingen. Internationale onderzoeken, nationale peilingen, rapporten van de Inspectie van het Onderwijs (Onderwijsinspectie) en niet in de laatste plaats signalen vanuit het onderwijsveld zelf, onderstrepen de noodzaak van het verbeteren hiervan. Er wordt structureel geïnvesteerd in het vergroten van de onderwijskwaliteit om de daling van de vaardigheden op het gebied van taal en rekenen tegen te gaan.
Naast financiële investeringen, bezinnen we ons op de wijze waarop we sturen op onderwijskwaliteit. Het onderwijsveld is de afgelopen jaren te veel op zichzelf aangewezen geweest – en het maatschappelijke belang van onderwijs is te groot om dat zo te laten voortbestaan. De overheid moet meer betrokken zijn dan tot nu toe: niet om taken over te nemen, maar om te ondersteunen en te helpen. Zoals in de kabinetsreactie op het interdepartementale beleidsonderzoek «Koersen op kwaliteit en kansengelijkheid» (Kamerstukken 2022/23, 31293, nr. 669) is toegelicht, vallen onder het sturingsmodel drie grote samenhangende sturingsvraagstukken: lumpsumbekostiging, zeggenschap en arbeidsvoorwaardenvorming. Op deze sturingsvraagstukken is langjarig duidelijkheid essentieel. We werken daarom aan een herijking op deze sturingsvraagstukken waarbij we in gesprek gaan met iedereen in en rond het funderend onderwijs. Dit doen we nadrukkelijk met de leerling en de klas voor ogen en stellen de vraag wat voor hen het beste werkt. We staan voor grote opgaven, die elke dag die duizenden klaslokalen binnenkomen. We willen ook in de toekomst alles op alles zetten voor het best mogelijke onderwijs.
In het kader van een sterke basis en hoge kwaliteit neemt het kabinet maatregelen, waarvan een aantal valt onder het Masterplan Basisvaardigheden. We zorgen dat de randvoorwaarden voor goed onderwijs op orde zijn: het is duidelijk wat we van het onderwijs verwachten door een glashelder curriculum vast te stellen; leraren hebben tijd, geld en toegang tot kennis om zich continu te professionaliseren; leermiddelen zijn kwalitatief goed en waar mogelijk wetenschappelijk onderbouwd; er is voor alle scholen hulp en expertise beschikbaar op allerhande gebieden. Ook herzien we de wettelijke eisen aan scholen, zodat over vijf jaar de belangrijkste wettelijke eisen aan onderwijskwaliteit met behulp van leraren, het onderwijsveld en de Onderwijsinspectie duidelijker zijn geformuleerd (Kamerstukken 2022/23, 31293, nr. 652). Vanaf komend schooljaar werkt de Onderwijsinspectie al met aangescherpte onderzoekskaders, zodat duidelijk is wat we van scholen verwachten op het terrein van basisvaardigheden. We bouwen het zicht op onderwijskwaliteit op leerling-, school- en stelselniveau verder uit door goed gebruik te maken van bestaande monitoringsinstrumenten (zoals de doorstroomtoets en leerlingvolgsystemen in het primair onderwijs) en waar nodig instrumentarium uit te breiden (zoals leerlingvolgsystemen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs).
In 2022 is gestart met de subsidieregeling basisvaardigheden voor scholen om zo snel mogelijk de onderwijskwaliteit te verbeteren. Deze subsidieregeling bouwen we stapsgewijs om naar structurele bekostiging vanaf 2026 voor de scholen die de grootste uitdagingen hebben op het gebied van de basisvaardigheden. We sturen op goed gebruik van bewezen effectieve methoden door scholen. Scholen kunnen ook een beroep doen op de basisteams, met hulp van onderwijscoördinatoren van het Ministerie van OCW. Het team van onderwijscoördinatoren heeft brede kennis van en ruime ervaring met onderwijsondersteuning, het onderwijsveld en ondersteuning op de basisvaardigheden. Tot slot is in het Onderwijsakkoord «Samen voor het beste onderwijs» (Kamerstukken 2022/23, 31293, nr. 615) afgesproken om extra te investeren in de ontwikkeling van leraren en schoolleiders. De focus ligt daarbij in eerste instantie op de kwaliteit van het onderwijs in de basisvaardigheden en curriculumbekwaamheid. In het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid is opgenomen dat het strategisch personeelsbeleid moet zijn afgestemd op interne en externe ontwikkelingen, zoals het niveau van de basisvaardigheden.
Met het programma Ontwikkelkracht dat wordt gefinancierd uit het Nationaal Groeifonds (NGF), investeren we in het lerend vermogen van het onderwijs door te bouwen aan een sterke kennisinfrastructuur voor het primair en voortgezet onderwijs. Ontwikkelkracht investeert in kennisdeling, de ontwikkeling van effectieve interventies, het versterken van de onderzoeks- en verbetercultuur op scholen en het professionaliseren van leraren en schoolleiders. Onderwijsprofessionals en wetenschappers staan samen aan het roer om te zorgen voor meer evidence-informed werken in het onderwijs, met als doel om een impuls te geven aan de onderwijskwaliteit.
Digitalisering kan het onderwijs beter en efficiënter maken. Met middelen uit het NGF stimuleren we langjarig innovatie, bevorderen we dat kwalitatief hoogwaardige open leermaterialen worden ontwikkeld, en realiseren we een infrastructuur die het gebruik van digitale systemen door scholen vergemakkelijkt, toekomstbestendig en veiliger maakt.
Samen werken aan talent in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo)
In 2024 worden de afspraken uit de Werkagenda mbo en het Stagepact mbo verder uitgewerkt. De werkagenda bevat maatregelen voor de periode 2023-2027 gericht op gelijke kansen voor alle studenten, een goede aansluiting tussen opleiding en arbeidsmarkt en een goede kwaliteit van het onderwijs. Er wordt ingezet op het versterken van studentenwelzijn, het vergroten van de toegankelijkheid van het onderwijs voor studenten met een ondersteuningsbehoefte, op burgerschapsvaardigheden, sociale veiligheid, gelijke behandeling en het bestrijden van stagediscriminatie. Ook voor practoraten, de begeleiding van mbo-2 studenten in de overgang naar werk, het versterken van loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB), voor continuering van het regionaal investeringsfonds (RIF) en het verbeteren van de aansluiting met vervolgopleidingen zijn maatregelen afgesproken. Voor deze laatste vier zaken én voor het versterken van basisvaardigheden zijn extra middelen beschikbaar gesteld in het coalitieakkoord. Met de Regeling kwaliteitsafspraken 2024-2027 worden mbo-instellingen ondersteund om uitvoering te geven aan de doelstellingen zoals afgesproken in de Werkagenda mbo en het Stagepact. Iedere mbo-instelling geeft samen met hun studenten, docenten en externe partners (andere scholen, gemeenten, bedrijven) via een eigen kwaliteitsagenda een regionale of sectorale (voor de beroepscolleges) invulling aan de belangrijkste doelen van de Werkagenda en het Stagepact.
Basisvaardigheden middelbaar beroepsonderwijs
In het mbo wordt ingezet op het verbeteren van de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs en de beheersing van Nederlands en rekenen onder mbo-studenten. Mbo-scholen hebben speciale aandacht voor groepen die extra inspanning en tijd nodig hebben voor het versterken van hun basisvaardigheden, zoals entree-studenten, herstarters of studenten waarbij een gebrek aan basisvaardigheden is ingebed in bredere sociaal-maatschappelijke problematiek. Daarnaast worden in 2024 middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van het verbeteren van de kwaliteit van docenten die Nederlands, rekenen en burgerschap geven. Zoals in de Werkagenda opgenomen wordt een aantal scenario’s uitgewerkt om de kwaliteit van deze docenten te versterken via een bevoegdheid voor het mbo. Om de voortgang van ons beleid te volgen, gebruiken we het aandeel gediplomeerde studenten dat het getoetste examenniveau heeft gehaald voor Nederlands (centrale examens en instellingsexamens) en rekenen (eindcijfer) (uitgesplitst naar opleidingsniveau en examenniveau).
Onderzoek en innovatie middelbaar beroepsonderwijs
Ook op het gebied van onderzoek en innovatie bevorderen we dat het mbo een volwaardige en gelijkwaardige partner in de onderzoeks- en kennisnetwerken wordt. Hiervoor ondersteunt en faciliteert het Ministerie van OCW practoren en docent-onderzoekers, zodat zij meer impact kunnen hebben. Binnen de Kwaliteitsafspraken maken scholen plannen om nieuwe practoraten in hun scholen op te zetten en bestaande practoraten uit te breiden of te versterken. Hierbij volgen wij het aantal mbo-instellingen dat één of meerdere practoraten heeft en het totaal aantal practoraten.
Rust, ruimte en kwaliteit in het hoger onderwijs en de wetenschap
Een gezond en sterk fundament voor het stelsel van hoger onderwijs en wetenschap, met rust en ruimte voor studenten, onderzoekers en docenten en profilering van instellingen, is een directe vertaling van de specifieke opgaven voor onderwijs en onderzoek uit het coalitieakkoord. Ook in 2024 worden onze doelstellingen uit de Beleidsbrief hoger onderwijs en wetenschap (Kamerstukken 2021/22, 31288, nr. 964) verder uitgevoerd. We stellen instellingen in staat om strategische keuzes in onderwijs en onderzoek te maken, zodat zij zich sterker kunnen richten op specifieke disciplines en thema’s. Hierbij richten we ons op meer samenwerking tussen onderwijsinstellingen, zodat hun sterktes maximaal benut kunnen worden. We zetten in op het verlagen van de werkdruk onder medewerkers in het wetenschappelijk onderwijs door te investeren in de sectorplannen en starters- en stimuleringsbeurzen. De beurzen vormen een persoonlijk werkkapitaal voor onderzoekers, die de huidige werkdruk en de afhankelijkheid van externe onderzoeksfinanciering verlagen. Ook vergroot het de ruimte voor onderzoekers om ongebonden onderzoek te doen. Om de maatschappelijke impact van onderzoek te vergroten, investeren we onder andere in praktijkgericht onderzoek aan hogescholen. Andere cruciale investeringen die beschikbaar worden gesteld zijn de uitbreiding van het NWO-programma Open Competitie, de deelname van Nederland aan Europese partnerschappen voor onderzoek en innovatie en een matchingsregeling voor Nederlandse kennisinstellingen die deelnemen aan Horizon Europe, het Europese programma voor onderzoek en innovatie.
In de zomer van 2022 is een toekomstverkenning middelbaar beroepsonderwijs, hoger onderwijs en wetenschap aangekondigd (Kamerstukken 2021/2022, 31288, nr. 969). Centraal staat de vraag of het stelsel van vervolgonderwijs en onderzoek voldoende aansluit bij de toekomstige vraag van de student, de arbeidsmarkt en de samenleving in 2040. In de Kamerbrief van 17 november jl. (Kamerstukken 2022/2023, 31288, nr. 987) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak en inhoud van de toekomstverkenning, die begin februari daadwerkelijk van start is gegaan (Kamerstukken 2022/2023, 31524, nr. 548). Het eindrapport van het consortium wordt in het najaar van 2023 naar de Tweede Kamer gestuurd. De eerder toegezegde reactie op deze verkenning zal als gevolg van de val van het kabinet niet meer kunnen worden uitgewerkt.
In het kader van onderzoek en wetenschap wordt ingezet op het verbeteren van de toegang tot de nationale en internationale onderzoeksfaciliteiten. Zo neemt Nederland deel aan een internationaal consortium voor de bouw van een nieuwe generatie supercomputer, komt er een nieuwe uitvraag voor de Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuren en wordt de geschiktheid van de Euroregio Maas-Rijn voor de bouw van de Einstein Telescoop onderzocht. Het fundament wordt ook verstevigd door meer profilering, samenwerking en gezonde concurrentie. Enerzijds gebeurt dit door te investeren in Nederlandse topwetenschap: continuering van de inzet van de Nationale Wetenschapsagenda en de eerste toekenningen binnen de Summit Grant (onderzoekfinanciering voor wetenschappelijke consortia die tot de absolute wereldtop behoren of hier dichtbij zitten). Anderzijds zijn er investeringen in de sectorplannen. Verder blijft het Ministerie van OCW betrokken bij verschillende initiatieven onder het NGF, waaronder de toegekende projecten Biotech Booster, Zelfdenkende Moleculaire Systemen en de Einstein Telescoop.
We effenen paden en maken internationaal afspraken zodat instellingen internationale samenwerking kunnen zoeken. Onze inzet is om de Nederlandse beleidsprioriteiten mee te laten nemen in internationale ontwikkelingen en afspraken over onder andere gezamenlijke thema’s en projecten, toegang tot grondgebied, financiering, uitgangspunten en waarden, via de Europese Unie, maar ook via bi- en multilaterale relaties. Verder draagt het Ministerie van OCW actief bij aan de voorbereidingen voor het nieuwe Kaderprogramma (2028-2034), de opvolger van Horizon Europe. Via het voorzitterschap van de Comité Europese Onderzoeksruimte en Innovatie (ERAC) Task Force, maar ook via andere bijeenkomsten en acties, bereidt Nederland zich voor op het nieuwe Kaderprogramma en de onderhandelingen hierover. We faciliteren en versterken de internationale samenwerking in onderzoek en wetenschap door het aangaan en versterken van de bilaterale banden met andere landen, met name de prioriteitslanden uit de Internationale Kennis en Talentstrategie (IKT). Dit gebeurt via de Onderwijs- en Wetenschapsattaches in de IKT-landen, het organiseren van Joint Committee Meetings en kennismissies, en het (mede)opstellen en ondertekenen van (intentie)verklaringen, onderzoeken en memoranda van overeenstemming. Ook streven we ernaar dat de Nederlandse beleidsprioriteiten aan bod komen in multilaterale gremia zoals de G20, OECD en UNESCO.
Erkennen en waarderen van wetenschappers
In 2024 blijven wij ons inzetten op het verbeteren van erkennen en waarderen van wetenschappers. Door oog te hebben voor de volle breedte van het academisch werk kunnen talenten op waarde worden geschat en is er ruimte om ook de prestaties op domeinen zoals onderwijs, patiëntenzorg, publieke betrokkenheid, ondernemerschap en academisch leiderschap te belonen. Door financiering van het landelijke programma Erkennen & Waarderen en door management-by-speech wordt de transitie naar een nieuwe balans bevorderd.
Vergroten van de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek
Het vergroten van de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek staat ook op de agenda. Zo investeren we in de verdere versterking van het praktijkgericht onderzoek van hogescholen. Dit onderzoek gebeurt per definitie in en met de praktijk, en draagt zo direct bij aan innovatieve en bruikbare oplossingen, en aan maatschappelijke meerwaarde. Als onderdeel van die investering zijn er extra middelen beschikbaar voor de hogescholen zelf, bijvoorbeeld om meer onderzoekers aan te nemen of nieuwe samenwerkingen te starten. Er zijn ook middelen beschikbaar voor een pilotprogramma voor de professional doctorate in het hbo en voor thematische programmering van het Regieorgaan SIA.
Ook komt er een nieuwe ronde van de Faculty of Impact. Het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving beoogt de maatschappelijke impact van wetenschap te vergroten. Daarnaast besteden we aandacht aan het versnellen van de ontwikkelingen op Open Science, door financiering en opdrachtgeverschap van Open Science NL en door monitoring van afspraken in en voortgang van het Bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap. We sluiten daarnaast aan bij internationale Open Science initiatieven en gremia. Er wordt ook ingezet op meer bewustzijn rondom kennisveiligheid. Zo wordt het Loket Kennisveiligheid doorontwikkeld en wordt een learning community opgezet. Ook start een wetgevingstraject screening kennisveiligheid en wordt de inzet op cyberveiligheid gecontinueerd (waaronder de ontwikkeling van cyberveiligheidsbeleid en een cyberweerbaarheid adviesloket). Tot slot vergroot het ministerie haar inzet op kennisveiligheid ook internationaal; we werken mee aan een strategische agenda voor de Europese Unie en wisselen beleid uit met gelijkgezinde landen.
Beheersing internationale studentenstromen
De internationale dimensie van het hoger onderwijs en onderzoek heeft een belangrijke toegevoegde waarde voor de student, de onderwijsinstelling, de samenleving en (kennis)economie. Om de internationalisering van ons onderwijs beheersbaar te houden is het noodzakelijk om te komen tot een betere balans in het stelsel. Daartoe heeft het kabinet een wetsvoorstel in voorbereiding. Dit voorstel bevat wettelijke kaders voor: capaciteitsfixi; voorwaarden voor beperkte toelating van niet-EER-studenten; het bevorderen van Nederlandse uitdrukkingsvaardigheid; de introductie van een toets anderstalig onderwijs; verduidelijking van de huidige taaleisen. Daarnaast bevat het voorstellen voor centrale regievoering die aanvullend zijn op de zelfregie vanuit de gezamenlijke hogeronderwijsinstellingen. Voorts maken wij samen met de hoger onderwijsinstellingen bestuurlijke afspraken over onder andere werving, begeleiding van internationale studenten richting de Nederlandse arbeidsmarkt, studentenhuisvesting en de voertaal binnen de instellingen.
Digitalisering en flexibilisering van het onderwijs
Op het gebied van digitalisering wordt tussen instellingen in het middelbaar beroeps- en hoger onderwijs samengewerkt om kansen te benutten. Studenten worden zo beter voorbereid op de veranderende arbeidsmarkt en samenleving. Via het project Npuls uit het Nationaal Groeifonds investeren we in het verbeteren van de functionele en kritische digitale vaardigheden van studenten en docenten, het wendbaarder maken van het onderwijs en het verbeteren van de kwaliteit. Er wordt een gezamenlijke ICT-infrastructuur en een kennisinfrastructuur voor de sector opgezet. Onderwijsinstellingen krijgen de mogelijkheid om eigen Teaching & Learning Centers in te richten, zodat zij advies en training kunnen krijgen voor het (her)vormen van hun onderwijs.
We zien dat de wereld verandert door de komst van Artificiële Intelligentie (AI) daarom investeert het ministerie van Economische Zaken en Klimaat via het NGF in het Nationaal Onderwijslab Artificiële Intelligentie (NOLAI). NOLAI is in oktober 2022 van start gegaan. In het Nationaal Onderwijslab werken leraren, schoolleiders, schoolbesturen, lerarenopleiders en mensen uit het bedrijfsleven samen met wetenschappers om de kwaliteit van basis- en voorgezet (speciaal) onderwijs te verbeteren met slimme technologie. Het NOLAI dient twee doelen: het ontwikkelen van digitale intelligente onderwijsinnovaties gericht op (het verbeteren van) de kwaliteit van het primair en voortgezet onderwijs en het inzichtelijk maken van de pedagogische, maatschappelijke en sociale consequenties van digitale onderwijsinnovaties.
EZK en OCW werken het komende jaar aan een plan voor het opschalen van de in het NOLAI ontwikkelde innovaties en startups en scale-ups hierbij te ondersteunen. Hiervoor is een bedrag van € 63 miljoen bij het Nationaal Groeifonds beschikbaar, na indiening van het opschalingsplan begin 2024.
Mentaal welzijn studenten
We geven samen met instellingen uitvoering aan de gestelde kaders voor mentaal welzijn. We trachten een betere balans te creëren tussen studievoortgang en welzijn, en helpen studenten bij het vinden en volgen van de juiste studie. Ook zijn de pilots voor Slimmer Collegejaar van start en is de basisbeurs sinds collegejaar 2023/2024 teruggekeerd in het hoger onderwijs, waarvan we de komende jaren de resultaten gaan zien.
2. Iedereen gelijke kansen
Het ministerie werkt aan het vergroten van de kansengelijkheid, zodat iedereen in Nederland een goed bestaan heeft en onbenut potentieel kan worden benut, ongeacht je achtergrond. Iedere leerling en student moet kansen krijgen om zich optimaal te ontwikkelen zodat ze mee kunnen (blijven) doen in de maatschappij en een stevige positie innemen op de arbeidsmarkt.
Kansengelijkheid in het funderend onderwijs
Om kansengelijkheid te bevorderen hebben we maatregelen uitgewerkt in de Agenda Kansengelijkheid die begin 2023 is gepubliceerd. We richten ons onder andere op de startpositie van jonge kinderen, door maatregelen te nemen die de deelname aan de voorschoolse educatie vergroten en de kwaliteit van voorschoolse educatie en kleuteronderwijs versterken. Met het programma School en Omgeving stimuleren we coalities van scholen, gemeenten en maatschappelijke organisaties om buiten de reguliere onderwijstijd extra activiteiten aan te bieden, zoals sport, muziek, koken, huiswerkbegeleiding, ondersteuning, coaching en sociaalemotionele ontwikkeling. Zo kunnen kinderen en jongeren hun vaardigheden en talenten na schooltijd verder ontwikkelen en zich in de volle breedte ontplooien. Met een lerende aanpak werken we toe naar duurzame en kennisgedreven programma’s. Ook zijn wij blij dat in het Onderwijsakkoord is afgesproken om de arbeidsmarkttoelage voor leraren structureel te maken. Op scholen waar personeel de arbeidsmarkttoelage ontvangt, zien de meeste schoolleiders positieve effecten op het aantrekken en behouden van personeel. Voor 2024 hebben wij aan de sociale partners gevraagd om een nieuwe regeling te maken voor 2024 en verder. Ook gaan we in het voortgezet onderwijs met ingang van 1 januari 2024 het leerplusarrangement versterken. Het budget voor het leerplusarrangement is structureel bijna verdrievoudigd. Scholen krijgen met deze middelen meer ruimte om extra begeleiding te bieden aan leerlingen, extra taallessen, kleinere klassen of individuele coaching. In het coalitieakkoord heeft het kabinet afgesproken de overgang van leerlingen van basis- naar voortgezet onderwijs te verbeteren, brede en verlengde brugklassen te stimuleren en doorstroom en differentiatie te bevorderen. Met subsidies en een aantal leertrajecten onderzoeken wij samen met de wetenschap en scholen wat bijdraagt aan kansen voor leerlingen in de overgang van primair naar voortgezet onderwijs.
Gelijke kansen in het middelbaar beroepsonderwijs
Het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) vormt samen met het hoger beroepsonderwijs (hbo) en het wetenschappelijk onderwijs (wo) een brede waaier aan opleidingsmogelijkheden, ieder met eigen waarden en unieke kwaliteiten. In de Werkagenda mbo Samen Werken aan Talent zijn doelstellingen opgenomen gericht op het gelijkwaardig positioneren van het mbo en onze mbo-studenten. Als Werkagenda partners nemen we maatregelen om die gelijkwaardigheid te versterken. We roepen andere partijen in de samenleving hier ook toe op.
Om jongeren gelijkere kansen te bieden en de drempel naar het mbo te verlagen worden schoolboeken en licenties voor basisvaardigheden (taal, rekenen, burgerschap) vanaf het schooljaar 2024/2025 voor mbo-studenten onder de 18 jaar kosteloos beschikbaar. Daarnaast versterken mbo-instellingen de begeleiding in het onderwijs en bij de stap van school naar werk of een vervolgopleiding. Dit is vooral voor niveau 2-studenten van belang. Extra aandacht is er voor het voorkomen van voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) en jeugdwerkloosheid. Na jarenlange daling stijgt het aantal vsv’ers weer. Samen met scholen en gemeenten bundelen wij de krachten in een aanvalsplan om deze stijging af te remmen en om te buigen. Ons doel is om te werken naar minder dan 18.000 nieuwe vsv’ers in 2026. Er is een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de nazorg door instellingen en de uitbreiding van de Doorstroomfunctie (RMC) wordt geregeld. We volgen hierbij het aandeel uitstromers uit entree-opleidingen en niveau 2-opleidingen dat een jaar na afstuderen werk heeft. In 2024 wordt de beroepsgerichte route versterkt met een subsidieregeling voor het verbeteren van de aansluiting tussen opleidingen. Vmbo, mbo en hbo-scholen krijgen zo extra mogelijkheden om zorg te dragen voor een naadloze aansluiting voor studenten die door willen stromen. Daarbij ligt in eerste instantie de focus op opleidingen die nodig zijn voor de maatschappelijke opgaven, waar momenteel door studenten drempels worden ervaren. De relevante indicator hiervoor is het eerstejaarssucces in het mbo (startersresultaat) en het eerstejaarssucces in het hbo (startersresultaat). Ook het stagepact mbo 2023-2027 draagt bij aan gelijke kansen in het mbo. Zo start iedere mbo-instelling in het schooljaar 2023-2024 met ten minste één onderwijsteam met stagematching voor eerstejaars bol-studenten. Dit draagt bij aan het uitbannen van stagediscriminatie. Zo bieden we studenten een veilige eerste kennismaking met de arbeidsmarkt.
Maatschappelijke diensttijd
Vanaf 2022 is structureel extra geïnvesteerd in maatschappelijke diensttijd (MDT). We maken van MDT een landelijk dekkend netwerk dat alle jongeren tussen de 12 en 30 jaar de kans biedt om een MDT-traject te volgen dat aansluit bij hun interesses, behoeften en levensfase. De kracht van het programma is dat de MDT-trajecten worden ontwikkeld door jongeren, maatschappelijke organisaties, gemeenten, scholen en bedrijven. Hierdoor sluiten de trajecten aan op de belevingswereld van jongeren én de kansen en uitdagingen die lokaal spelen. MDT draagt bij aan een generatie jongeren die omziet naar elkaar en zich met grote betrokkenheid inzet voor een ander en de samenleving. Om dit te bereiken wordt ingezet op het realiseren van vijf ambities. Ten eerste vergroten we de bekendheid van MDT, door middel van grootschalige campagnes, zowel onder jongeren als maatschappelijke organisaties en bedrijven. Daarnaast breiden we het aanbod uit, we bouwen naar jaarlijks circa 110.000 gehonoreerde MDT-trajecten voor jongeren. De derde ambitie is het vergroten van het aantal jongeren dat met succes een MDT-traject doorloopt. Jaarlijks willen we ruim 80.000 jongeren bereiken. Ten vierde zetten we in op het realiseren van een landelijk dekkend netwerk van vraag en aanbod, met speciale aandacht voor de gebieden en sectoren waar het aanbod en/of de deelname nog achterblijft. Tot slot zorgen we ervoor dat het MDT-netwerk zich verder uitbreidt door meer (maatschappelijke) organisaties, bedrijven, gemeenten en scholen aan MDT te verbinden. Met deze inzet werken we toe naar het uitbouwen en bestendigen van de maatschappelijke positie van MDT.
Verbetering financiële positie door aanpassingen studiefinanciering
Vanaf studiejaar 2023/2024 ontvangen studenten in het hoger onderwijs, die aanspraak maken op studiefinanciering, een basisbeurs. Vanaf 1 januari 2024 krijgen daarnaast meer studenten in het hoger onderwijs recht op een aanvullende beurs, omdat de inkomensgrens daarvoor wordt verruimd. Het effect dat deze wijziging heeft op gemiddelde studieschulden voor verschillende cohorten wordt gemonitord en getoetst. Komend jaar werken we verder aan de uitvoering van de tegemoetkoming voor studenten die geen basisbeurs hebben gehad. Studenten die daar recht op hebben, krijgen vanaf 2025 de tegemoetkoming wanneer zij binnen de diplomatermijn afstuderen. In het studiejaar 2023-2024 wordt de beurs voor uitwonende studenten en scholieren voor de duur van één jaar verhoogd bij wijze van koopkrachtmaatregel. Voor mbo-studenten geldt dat voor studenten die vanaf studiejaar 2023/2024 voor het eerst studiefinanciering ontvangen dezelfde terugbetalingsvoorwaarden als in het ho gaan gelden. Ook vervalt de bijverdiengrens en wordt de 1-februari-regeling voor mbo-studenten die doorstromen naar het hbo verruimd.
Doorstroom, toegankelijkheid en gelijke kansen in het hoger onderwijs
Samen met de sectoren blijven we werken aan het verhogen van de succeskans van studenten. We versterken onder meer de samenwerking en doorstroom binnen de beroepsonderwijskolom vmbo-mbo-ho. We nemen belemmeringen weg en streven naar verbetering van de doorstroom van voortgezet onderwijs naar mbo, hbo en wo en tussen mbo en hbo en hbo en wo. Zo krijgen meer studenten de mogelijkheid om na een mbo-opleiding nog een hbo-opleiding te volgen of na de hbo-opleiding door te stromen naar het wo. Hierbij wordt ook gekeken naar opleidingsroutes gericht op tekortsectoren. Het is tevens nodig dat masteropleidingen goed toegankelijk zijn voor hbo-bachelors en dat waar nodig premaster of schakelprogramma’s worden aangeboden. Zo trachten we een betere balans te creëren tussen studievoortgang en welzijn, en helpen we studenten beter bij het vinden en volgen van de juiste studie.
Om instellingen meer ruimte te geven kansengelijkheid mee te nemen in het vormgeven van hun selectieprocedures, is het wetsvoorstel loting ingediend, dat is aangenomen in de Eerste Kamer. Dit wetsvoorstel is in werking getreden per 1 september 2023. In 2024 worden ook stappen gezet in het tegengaan van stagediscriminatie. Het stagemanifest is er om samen met het onderwijs- en het werkveld stagediscriminatie in het hoger onderwijs tegen te gaan. Dit doen we door maatschappelijk bewustzijn over stagediscriminatie te vergroten en door te borgen dat studenten adequate begeleiding ontvangen bij het zoeken, vinden en behouden van stageplekken.
Emancipatie
In Nederland is iedereen gelijk, maar in de praktijk kost het de ene persoon meer moeite om maatschappelijk op de gewenste bestemming te komen dan de andere. Niet iedereen krijgt dezelfde kansen op de arbeidsmarkt of is in staat deze kansen te pakken. En lang niet iedereen voelt zich vrij en veilig genoeg om zichzelf te kunnen zijn. Daarom voeren we actief beleid op kansengelijkheid en emancipatie. Daarbij hebben we onder andere aandacht voor ‘gendermainstreaming’. Met de verankering van de gendertoets in het Beleidskompas, moet worden nagegaan hoe (voorgestelde) wet- en regelgeving of beleid bijdraagt aan het verminderen van de bestaande ongelijkheid tussen vrouwen en mannen in al hun diversiteit. Om in de toekomst nog effectiever het instrument ‘gendermainstreaming’ in te kunnen zetten wordt in het kader van de Strategische Evaluatie Agenda in 2024 een onderzoek uitgevoerd naar dit onderwerp.
3. Lerarenstrategie
Het grote tekort aan leraren en schoolleiders is een van de belangrijkste problemen van dit moment. Leraren zijn bepalend, ze maken in de klas het verschil. Als er niet voldoende goede leraren en schoolleiders zijn, is dat een risico voor de kwaliteit van het onderwijs. We zetten daarom alles op alles om de tekorten terug te dringen. Daarvoor is een mix van maatregelen nodig. Zo zijn de beloningen in het primair onderwijs verhoogd en zijn er afspraken gemaakt over het verlagen van de werkdruk in het voortgezet onderwijs. Ook is er extra tijd voor bijscholing voor leraren in het po en vo gekomen, in het bijzonder voor het onderwijs in de basisvaardigheden. Dit alles moet eraan bijdragen dat het beroep van leraar weer hoog gewaardeerd wordt in de samenleving.
Voor de brede aanpak en de landelijke regie is de Lerarenstrategie de basis (Kamerstukken 2022/23, 27923, nr. 449). Deze is tot stand gekomen op basis van gesprekken met leraren, schoolleiders, ouders, opleiders en besturen. We hebben concrete acties en mijlpalen opgesteld om de tekorten op korte termijn aan te pakken en om de ambities op langere termijn te realiseren voor de opleiding en professionele ontwikkeling van onderwijspersoneel, de onderwijsarbeidsmarkt, onderwijstijd en de bevoegdheden van leraren. De zogeheten Realisatie-Eenheid (RE) zorgt voor regie en slagkracht in de daadwerkelijke aanpak in het veld. De RE faciliteert en jaagt samenwerking aan in de regio om ook concrete ondersteuning in de aanpak van het lerarentekort en de professionalisering van onderwijsgevend personeel te realiseren. In 2024 willen we tot een stabiele ondersteuningsinfrastructuur en stevige aanpak in de regio komen. Onderdeel hiervan is het uitvoeren van de werkagenda Samen voor het beste onderwijs, waarbij we inzetten op het op orde brengen van de basisvaardigheden voor leraren, het versterken van samenwerking en kwaliteit van de lerarenopleidingen en mogelijkheden tot flexibilisering met betrekking tot het lerarentekort. In juni 2023 heeft de Tweede Kamer een brief ontvangen waarin is ingegaan op de uitwerking van de werkagenda (Kamerstukken 2022/23, 27923, nr. 456). Daarin is een stappenplan aangekondigd voor de kwaliteitsverbetering van de lerarenopleidingen. Ten eerste is een verkenning gestart hoe de kwaliteit en positie van lerarenopleidingen kan worden versterkt. We verkennen of andere vormen van regie meerwaarde kunnen hebben voor de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Tevens voert de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) een analyse uit naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad «Taal en rekenen in het vizier». De NVAO analyseert hoe de signalen van de Onderwijsraad zich verhouden tot recente positieve accreditaties. In het najaar van 2023 wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de analyse van de NVAO.
Ten tweede is er met lerarenopleidingen, scholen en leraren een curriculumberaad ingericht. Binnen het curriculumberaad bespreken we wensen en behoeften voor het curriculum van de opleidingen en maken we afspraken over de minimale inhoudelijke doelen van de opleiding van elke leraar. Daarnaast bepalen de onderwijspartijen in het curriculumberaad gezamenlijk welke doelen bereikt moeten worden in de initiële opleiding en welke een plek moeten krijgen in de doorlopende leerlijn daarna. Dit moet ervoor zorgen dat er meer synergie tussen lerarenopleidingen ontstaat en dat lerarenopleidingen zich beter kunnen focussen op de belangrijkste opgaves voor het onderwijs. In het najaar van 2023 zal het curriculumberaad starten met de focus op taal en rekenen, waarna het zal worden uitgebreid naar passend onderwijs.
Ten derde hebben we samen met de partijen in het onderwijs diverse maatregelen genomen om de instroom te vergroten, waarvan een aantal valt binnen het Bestuursakkoord Flexibilisering Lerarenopleidingen. Het moet hierdoor voor meer doelgroepen met een ho-opleiding aantrekkelijker worden om over te stappen naar het onderwijs en te kiezen voor een lerarenopleiding. We dragen hieraan bij door Erkenning Verworven Competenties (EVC)- en vrijstellingenbeleid te harmoniseren, het zij-instroomtraject beter aan te laten sluiten en de invoering van leeruitkomsten bij de lerarenopleidingen en modulaire curricula voor universitaire lerarenopleidingen. Het in 2023 aangenomen wetsvoorstel educatieve module draagt hier ook aan bij.
Tot slot wordt er in 2024 gestart met de implementatie van toekenning van het nationale groeifonds voor de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL) teneinde ontwikkelpaden voor leraren tot stand te brengen, inclusief bijbehorende kwaliteitsborging en registratiesystemen. Het doel van de NAPL is om zowel de kwaliteit van leerkrachten te versterken als de aantrekkelijkheid van het beroep van leerkracht te vergroten. De NAPL realiseert een samenhangend geheel van voorzieningen (infrastructuur) om de professionele ontwikkeling van leraren gedurende hun gehele loopbaan continu te stimuleren.
Strategisch personeelsbeleid
Strategisch personeelsbeleid is één van de onderdelen uit de werkagenda, waarvoor het wetsvoorstel strategisch personeelsbeleid tot medio juni 2023 in openbare internetconsultatie heeft gestaan. Er wordt beoogd dat het wetsvoorstel in 2024 ook wordt voorgelegd in de Tweede Kamer. Dit wetsvoorstel verplicht besturen in zowel het primair (po) en voortgezet onderwijs (vo) als het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) om strategisch personeelsbeleid te voeren. Voor het po en vo bevat het voorstel daarnaast enkele arbeidsrechtelijke maatregelen om personeelstekorten tegen te gaan en te zorgen dat het onderwijs een aantrekkelijke werkplek blijft.
Vaste contracten
Ons streven is dat structureel werk in het onderwijs in vast dienstverband wordt verricht. Dit is in de eerste plaats van belang voor het tegengaan van de personeelstekorten: vaste dienstbanden dragen bij aan het binden en behouden van onderwijspersoneel. Het bieden van werk- en inkomenszekerheid aan werkenden is daarnaast van belang voor gezonde arbeidsrelaties, het verlagen van de werkdruk en het bieden van meer rust en ruimte in het systeem. Vaste arbeidsrelaties komen uiteindelijk ten goede aan de continuïteit en kwaliteit van het onderwijs. Door afspraken met sociale partners in de onderwijssectoren, werken we toe naar meer vaste contracten. Om de ontwikkeling te volgen, hanteren wij een beleidsindicator voor het aandeel vaste contracten per functiegroep voor alle onderwijssectoren. Op OCWincijfers.nl gaan wij een integraal en meerjarig beeld geven. Voor het po, vo en mbo hebben wij via DUO per functiegroep (directie, onderwijzend personeel en onderwijsondersteunend personeel) jaarlijks betrouwbare gegevens over het aantal tijdelijke en vaste dienstverbanden. Zo waren de percentages vaste contracten voor de functiecategorie leraren in 2021 88 procent voor het po, 80 procent voor het vo en 79 procent voor het mbo. In het hbo lag het percentage vast in 2021 (voor alle functies samen) op 82 procent. In het wo varieert het percentage vast in 2021 van 96 procent voor hoogleraren tot 40 procent voor docenten.
Werken in het middelbaar beroepsonderwijs
Werken in het mbo moet aantrekkelijk zijn en blijven. Daarom investeert het ministerie van OCW hierin via de Kwaliteitsafspraken. De investeringen maken het mogelijk voor mbo-scholen om maatregelen te nemen om de werkdruk aan te pakken, het carrièreperspectief voor onderwijspersoneel te verbeteren en de uitval van startend onderwijspersoneel te verminderen. Het doel is om alle medewerkers in het mbo, waaronder specifiek docenten en andere onderwijsgevenden voldoende mogelijkheden te geven om zich te ontwikkelen en te professionaliseren en daarom stellen wij hier extra middelen voor beschikbaar. Onze indicator hiervoor is het aandeel docenten dat is ingeschaald in de LB-, LC- of LD-schaal, uitgesplitst naar leeftijd en het aandeel docenten of instructeurs dat behouden blijft voor het mbo of in de eerste drie werkjaren in het mbo weer uitstroomt.
4. Gezonde arbeidsmarkt
Nederland heeft iedereen nodig op de arbeidsmarkt en iedereen verdient een goede plek op de arbeidsmarkt. Het kabinet wil mensen in staat stellen om een kansrijk opleidingsprogramma te volgen en om zich een leven lang te ontwikkelen. Het kabinet versterkt de positie van de creatieve en culturele professional. Bovenal bestrijdt het kabinet ongelijkheid en discriminatie op de arbeidsmarkt, door een gelijk speelveld te creëren tussen mannen en vrouwen en genderdiversiteit te stimuleren in de top van de private en (semi)publieke sector.
Kansrijk opleiden in het middelbaar beroepsonderwijs
Het onderwijs en het (georganiseerd) bedrijfsleven (in SBB) gaan samen aan de slag met de nadere invulling van de aanpak kansrijk opleiden. Het doel van de aanpak kansrijk opleiden is om gezamenlijk grote vraagstukken op de arbeidsmarkt aan te pakken en studenten gedurende hun hele loopbaan een kansrijke opleiding te bieden met een goede start op de arbeidsmarkt. Onderwijsinstellingen en het (georganiseerd) bedrijfsleven overleggen hierover en maken afspraken op landelijk, sectoraal en regionaal niveau. We zetten verschillende acties in om de aanpak kansrijk opleiden te ondersteunen. De indicator die we hierbij volgen is het aandeel mbo-uitstromers met werk een jaar na afstuderen, per sector. Daarnaast wordt vanaf 2024 structureel geïnvesteerd om loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) te versterken, zodat studenten afgewogen keuzes kunnen maken en goed worden begeleid. Scholen focussen zich daarbij op de maatschappelijke opgaven die belangrijk zijn voor de regio. De indicator hiervoor is de instroom (aandeel) van studenten in opleidingen gericht op het oplossen van maatschappelijke uitdagingen in de sectoren woningbouw, zorg, onderwijs, klimaat en energie, veiligheid en kinderopvang, uitgesplitst naar nieuwe inschrijvingen en switches. Ook wordt het regionaal investeringsfonds mbo gecontinueerd voor de periode 2024-2027. Via dit fonds komen middelen beschikbaar voor het bevorderen van een goede aansluiting van het mbo op de arbeidsmarkt.
Leren in de beroepspraktijk vormt het hart van het mbo. Het Stagepact maakt werk van het uitbannen van stagediscriminatie en het bieden van voldoende stageplekken, goede begeleiding van studenten en een passende stagevergoeding. De bijbehorende indicator is het aandeel studenten dat moeite had om een stage of leerwerkplek te vinden gecategoriseerd op achtergrondkenmerken en het aandeel bol- en bbl-studenten dat positief is over de begeleiding van de school en van het leerbedrijf tijdens de stage (beroepspraktijkvorming).
Leven lang ontwikkelen
De ambitie is om in 2024 de bestaande beleidslijnen (zie Kamerbrief over beleidslijnen Leven Lang Ontwikkelen, Kamerstukken 2022/23, 30012, nr. 147) op gebied van leven lang ontwikkelen verder te versterken. We willen onze samenwerking met de ministeries van EZK en SZW intensiveren om vanuit de regionale leerinfrastructuren concrete oplossingen op maat te realiseren voor werkenden en werkzoekenden. Dit najaar informeren we de Tweede Kamer vanuit de drie betrokken ministeries nader over onze inzet. Daarnaast lopen de Nationaal Groeifonds programma’s de LLO Katalysator, Leeroverzicht en Vaardig met Vaardigheden ook in 2024 door. De relevante indicatoren die we voor leven lang ontwikkelen gebruiken zijn: het aantal studenten dat een opleiding volgt voor bij- of omscholing (instromers van 25 jaar en ouder), uitgesplitst naar sector; het aantal studenten dat hun diploma haalt via de BBL, waaronder zij-instromers (geïdentificeerd op basis van 25 jaar en ouder) en de overstappers vanuit de BOL; het aantal studenten en gediplomeerden van deeltijd- en duale opleidingen hoger onderwijs (hbo en wo).
Aanpak arbeidsmarktkrapte, groei-, krimp- en tekortsectoren voor toekomstgericht onderwijs
De Nederlandse arbeidsmarkt kent grote en groeiende arbeidstekorten. Vooral vacatures op mbo- en hbo-niveau zijn moeilijk vervulbaar. Het hbo speelt hierin een belangrijke rol door het opleiden van geschoold personeel in de tekortsectoren gezondheidszorg, onderwijs en bèta-techniek (ook belangrijk voor klimaatbanen). Daarom ontvangen de hbo-opleidingen in deze drie tekortsectoren extra middelen om de studenteninstroom te vergroten, onnodige uitval en studiewisselingen in deze sectoren in te perken en de verbinding van de instelling met het werkveld te verbeteren. We geven de hogescholen de ruimte om naar eigen behoefte de middelen in te zetten, omdat iedere hogeschool en regio andere uitdagingen kent. Op termijn verwachten we een landelijke daling van het aantal studenten. Tot slot stimuleren we de afstemming tussen hoger onderwijsinstellingen in het kader van doelmatig en toekomstgericht onderwijs. Zo zorgen we ervoor dat het onderwijsaanbod goed aan blijft sluiten op de behoeftes in de arbeidsmarkt. Ook zetten wij erop in dat vernieuwing van het onderwijs waar dat kan zoveel mogelijk wordt vormgegeven binnen reeds bestaande opleidingen, zodat beter wordt geanticipeerd op ontwikkelingen en de opleidingen toekomstbestendig zijn.
Versterken positie culturele en creatieve professional
Een sterke culturele sector kan niet zonder een gezonde arbeidsmarkt en een eerlijke beloning. Om bij te dragen aan een betere beloning zijn voor de komende jaren door het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld. Hiermee worden in 2024 onder andere vaste dienstverbanden gestimuleerd en worden zzp’ers gestimuleerd om een arbeidsongeschiktheidsverzekering of pensioenregeling af te sluiten en een pensioenvoorziening op te bouwen. Daarnaast is de Regeling kunstenaarshonorarium verlengd, waar via het Mondriaan Fonds kunstinstellingen extra bijdragen ontvangen voor het toekennen van een redelijk honorarium (Kamerstukken 2022/23, 32820, nr. 1199).
Een gelijk speelveld tussen mannen en vrouwen
Het kabinet bestrijdt ongelijkheid en discriminatie op de arbeidsmarkt. Ondanks vooruitgang in de afgelopen jaren is op alle fronten nu nog sprake van ongelijkheid tussen mannen en vrouwen op de arbeidsmarkt. Zowel als het gaat om arbeidsparticipatie, het aantal uren werk, de beloning of de posities waarin men terecht komt. Zo is bijna de helft van de vrouwen in Nederland niet financieel onafhankelijk, verdienen vrouwen gemiddeld 16 procent minder en doen vrouwen minder betaald werk (Emancipatiemonitor 2022, CBS). We werken toe naar een ‘gelijk speelveld’ tussen mannen en vrouwen, onder andere met de volgende maatregelen. We zetten in op transparantie over beloningen, waarmee we voorbereidingen treffen voor de implementatie van het EU-richtlijnvoorstel over loontransparantie. We stimuleren maatschappelijke dialoog over gendergelijkheid op de arbeidsmarkt, gericht op de vraag hoe gelijkwaardige kansen voor vrouwen op de arbeidsmarkt kunnen worden bevorderd. Er wordt ingezet op genderdiversiteit in de top van de private en (semi)publieke sector. We kijken met belangstelling uit naar de rapportage van de Sociaaleconomische Raad (SER) over genderdiversiteit in de top van de private sector die begin 2024 wordt gepubliceerd. Het is de eerste rapportage sinds de topvrouwenwet uit 2022 van kracht is. De rapportage geeft inzicht in de hoeveelheid vrouwen (en mannen) in de raden van bestuur en raden van commissarissen in de circa 5000 grote vennootschappen in Nederland. Ten aanzien van genderdiversiteit in de top van de (semi)publieke sector gaat het kabinet in 2024 aan de slag met drie maatregelen. Ministeries en hun uitvoeringsorganisaties streven ernaar om binnen vijf jaar te komen tot een aandeel van 45 tot 55 procent vrouwen in de (sub)top van de organisatie. Aanvullend legt het kabinet zichzelf een streefcijfer op van 50 procent vrouwen voor benoemingen in de top van zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) en adviescolleges. Als derde maatregel wordt gewerkt aan een wettelijke verplichting om een streefcijfer te formuleren voor de (sub)top van overige (ambtelijke) organisaties binnen de (semi)publieke sector, alsmede een plan hoe zij dit streefcijfer willen behalen.
5. Sociale veiligheid en gelijke behandeling
Het is belangrijk dat iedereen zich optimaal kan ontwikkelen. Dat kan alleen wanneer scholen, onderwijsinstellingen, culturele instellingen, media instellingen en onderzoeksinstellingen veilig, toegankelijk en inclusief zijn. Waar gelijkwaardigheid de norm is en aandacht is voor het welzijn van iedereen in de organisatie. We waarborgen de sociale veiligheid en gelijke behandeling op iedere instelling en bannen pesten, racisme, discriminatie en ander grensoverschrijdend gedrag uit.
Voor het onderwijs zetten we in op sociale veiligheid en gelijke behandeling op iedere school en onderwijsinstelling voor leerling, student, leraar en docent. Zodat eenieder veilig, gelijkwaardig en vrij onderwijs geniet en het onderwijs een plek is waar iedereen zichzelf vrij kan uiten en ontplooien. De ontwikkelingen op dit gebied worden jaarlijks gemonitord. We streven ernaar dat jongeren, studenten en docenten kansrijke keuzes kunnen maken, passend bij hun interesses, talenten en capaciteiten zonder dat deze beïnvloed worden door bijvoorbeeld sociale verwachtingen, gendernormen en rolpatronen. We hebben extra aandacht voor gelijke behandeling en kansen op gezondheid voor vrouwen en lhbtiq+ personen. Zij moeten de ruimte en vrijheid hebben om zichzelf te kunnen zijn, zonder geconfronteerd te worden met verbaal of fysiek geweld. Daarom houden we de ontwikkelingen bij via de tweejaarlijkse Emancipatiemonitor en de Lhbtiq+-monitor.
Sociale veiligheid in het primair en voortgezet onderwijs
In 2022 voelde 97 procent van de leerlingen in het funderend onderwijs zich veilig op en rond de school. Bij het personeel was dat 96 procent in het po, en 95 procent in het vo. Tegenover deze breed gevoelde veiligheid staat dat er in 2022 sprake is van een stijging van het aantal leerlingen dat aangeeft gepest te worden. In het po was dit in 2021 nog 14 procent terwijl in 2022 17 procent aangaf gepest te worden. In het vo steeg het aandeel leerlingen dat dit aangaf van 6 procent naar 9 procent. Voor het personeel is het aandeel nagenoeg gelijk ten opzichte van 2021; ook in 2022 geeft circa 2 tot 3 procent aan gepest te worden. Om de sociale veiligheid in het funderend onderwijs te verbeteren richten we ons op het versterken van de positie van de leerling en ouders indien er een klacht is over de veiligheid. Ook stimuleren we het gesprek over het veiligheidsbeleid binnen de school, het toezicht op dit thema en het verbeteren van de veiligheid van onderwijspersoneel. Om dit te bereiken, richten we in het funderend onderwijs een meld- en steunpunt voor leerlingen en ouders in, versterken we het klachtenstelsel, regelen een meldplicht voor ernstige incidenten van sociale veiligheid voor scholen, breiden de monitoringsverplichting uit en intensiveren het toezicht.
Sociale veiligheid en gelijke behandeling in het middelbaar beroepsonderwijs
In 2024 blijven gemeenten, scholen en andere partijen de gelijkwaardige positie van mbo-studenten in het studentenleven stimuleren. Zo bevorderen we de mogelijkheid dat mbo-studenten kunnen participeren in studentensportverenigingen en introductieweken, passend bij de mogelijkheden in de regio en de wensen van studenten. Verder wordt ingezet op het verbeteren van het studentenwelzijn en de (integrale) veiligheid op scholen en leerbedrijven. Scholen en studenten gaan met elkaar in gesprek over mentaal welzijn en (integrale) veiligheid om gezamenlijk te komen tot een visie, beleid en laagdrempelige voorzieningen voor studenten. Met scholen is afgesproken dat zij hun sociaal veiligheidsplan uitbreiden, want scholen hebben zelf goed zicht op hun sterke en zwakke punten. Hierbij betrekken de mbo-scholen studenten en personeel. Daarnaast komt er een representatieve monitor integrale veiligheid mbo. Daarbij wordt gezorgd voor een heldere samenhang met bestaande monitoren, zoals de BPV (beroepspraktijkvorming)-monitor. De monitor integrale veiligheid geeft onder andere weer hoe (sociaal) veilig studenten zich op school voelen. De relevante indicatoren hiervoor zijn het aandeel mbo-studenten dat zich veilig voelt op school, het aandeel mbo-studenten dat zich veilig voelt tijdens de bpv en het oordeel van mbo-studenten over hun welzijn.
Integrale aanpak sociale veiligheid en gelijke behandeling in het hoger onderwijs en wetenschap
Het ministerie van OCW verbetert de sociale veiligheid in het onderwijs en onderzoek door het opzetten van een integrale aanpak. Zo zijn in het bestuursakkoord hoger onderwijs en wetenschap met de instellingen afspraken gemaakt over het monitoren van de ervaren sociale veiligheid en over gedragsregels. Ook wordt gewerkt aan een zorgplicht voor de sociale veiligheid van studenten. Daarnaast is het ook nodig dat instellingen de krachten bundelen om een cultuurverandering te bewerkstelligen. Daarom start het ministerie van OCW een landelijk programma sociale veiligheid hoger onderwijs en wetenschap. Naast eigen beleidsinitiatieven krijgt een regiegroep de opdracht een vierjarig programma te ontwikkelen dat inzet op onder andere het vergroten van bewustwording, kennisdeling binnen en tussen instellingen en opleidingen, en het ontwikkelen van nieuwe instrumenten en/of handreikingen. Het is de bedoeling dat er uiterlijk in het voorjaar van 2024 een voorstel ligt voor de invulling van het programma voor 2024 met ook een doorkijk naar de volgende jaren.
Er wordt ingezet op meer diversiteit door het uitvoeren van nationaal actieplan voor meer diversiteit en inclusie in het hoger onderwijs en onderzoek. In dit plan wordt samen met veldpartijen gewerkt aan een inclusieve, veilige, en diverse leer- en werkomgeving waarin iedereen zich kan ontplooien. Daarnaast richt het beleid zich op meer rust en ruimte voor het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek. Jonge onderzoekers en tijdelijke docenten, waarvan er veel vrouw zijn, hebben hierin de specifieke aandacht van het ministerie van OCW. Er wordt onder andere ingezet op het creëren van meer vaste aanstellingen.
Uitvoering Agenda tegen discriminatie en racisme
Het ministerie van OCW werkt in 2024 verder aan de uitvoering van de agenda tegen discriminatie en racisme, die in oktober 2022 is gepubliceerd. De agenda bevat onze ambities om op onze beleidsterreinen (onderwijs, cultuur, wetenschap en media) discriminatie en racisme tegen te gaan. Belangrijke thema’s zijn onder andere de onderadvisering van leerlingen in het basis- en voortgezet onderwijs, inclusiviteit van lesmateriaal, sociale veiligheid in al onze sectoren en stagediscriminatie. We willen voor deze thema’s komen tot effectief beleid en daarom hebben we stevige ambities op het gebied van onderzoek. Daar waar mogelijk baseren wij ons op bestaand onderzoek en daar waar nog onvoldoende bekend is, zetten wij onderzoek uit. We betrekken de mensen om wie het gaat bij de uitvoering van de agenda: we vragen advies aan individuen, gemeenschappen en belangenorganisaties. Tot slot organiseren we het Herdenkingsjaar Slavernijverleden, van 1 juli 2023 tot 1 juli 2024. Het jaar biedt ruimte voor maatschappelijke initiatieven op het gebied van kennis en bewustwording over het slavernijverleden, de herdenking van ons gedeelde verleden, de aanpak van actuele discriminatie en racisme en de viering van de afschaffing van de slavernij. Alle bewindspersonen zijn betrokken bij activiteiten die worden georganiseerd gedurende het Herdenkingsjaar.
Tegengaan van seksueel grensoverschrijdend gedrag
Seksueel grensoverschrijdend gedrag is een wijdverspreid probleem in onze samenleving. Zo heeft 46,3 procent van de 16 tot en met 18 jarige meisjes in 2022 met seksueel grensoverschrijdend gedrag te maken gehad en 15 procent van de jongens in dezelfde leeftijdscategorie zijn slachtoffers. Om seksueel grensoverschrijdend gedrag tegen te gaan heeft het kabinet een Nationaal Actieprogramma opgesteld en een regeringscommissaris aangesteld om dit probleem effectief te bestrijden. Hiervoor is een cultuurverandering noodzakelijk die gaat leiden tot een samenleving waarin eenieder zich veilig voelt en we elkaars grenzen herkennen, erkennen en respecteren. Het Nationaal Actieprogramma kent diverse maatregelen in alle sectoren van de maatschappij die zich richten op onder andere preventie, wetgeving, omstanders, communicatie en werkgevers. Het programma kent vijf actielijnen: er zijn gedeelde maatschappelijke waarden en normen over hoe we met elkaar om willen gaan in de samenleving; wet- en regelgeving weerspiegelen de (veranderende) maatschappelijke normen; organisaties hebben processen voor preventie, signalering en opvolging op orde; iedereen herkent seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld en kan hierop reageren; er is goede hulpverlening die makkelijk vindbaar is.
Sport
We werken aan het realiseren van een inclusieve omgeving ‘op en buiten het veld’ waarbinnen iedereen, ongeacht seksuele oriëntatie of genderidentiteit vrij, veilig, gelijkwaardig én volwaardig kan sporten in de top- en amateursport. Zo starten we in 2024 een onderzoek naar mogelijke methoden om de acceptatie van trans- en intersekse personen in de (top)sport te vergroten.
Internationaal
Nederland maakt onderdeel uit van een vrije Europese Unie met open grenzen. Daardoor moeten nationale ambities op gendergelijkheid en gelijke rechten voor lhbtiq+ personen ook terugkomen in de naleving van harde, duidelijke en ambitieuze Europese en internationale afspraken op deze mensenrechten. Gendergelijkheid, gelijke rechten van lhbtiq+ personen en seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) staan binnen en buiten Europa onder groeiende druk. Het kabinet heeft daarom de afgelopen twee jaar een strategie uitgerold om op meer consistente en consequente wijze proactief deze rechten te beschermen en om tegelijkertijd weerstand te bieden aan ondermijnende krachten, de zogenaamde pushback. Het ministerie van OCW voert een grote rol in de coördinatie en uitvoering van deze strategie. In het kader van die strategie organiseren we in 2024 onder andere het IDAHOT Forum 2024 in Nederland.
6. Herstel, vernieuwing en groei in de culturele en creatieve sector
De culturele en creatieve sector heeft door de coronacrisis onder grote druk gestaan en het is nog altijd een uitdagende tijd. Deze kabinetsperiode staat daarom in het teken van herstel, vernieuwing en groei. In 2024 werken we aan deze doelen door in te zetten op de culturele arbeidsmarkt, creativiteit bij het aanpakken van maatschappelijke vraagstukken, cultuur overal en voor iedereen (toegankelijkheid), digitalisering en erfgoed. Een vernieuwde reeks beleidsindicatoren en andere verwijzingen naar beleidsrelevante gegevens is te vinden op de website OCW in Cijfers.
Inzet creativiteit bij maatschappelijke vraagstukken
De verbouwing van Nederland vraagt onze maximale denkkracht. Op dit moment wordt de creativiteit van bijvoorbeeld ontwerpers nog te weinig benut bij de grote maatschappelijke opgaven van dit moment, zoals de energietransitie. Op kleine schaal zijn er al veel voorbeelden van modeontwerpers die gerecycled materiaal gebruiken voor kledingstukken, of architecten die volledig duurzaam bouwen. Het kabinet wil deze aanpak beter en breder inzetten en investeert daarom in ‘ontwerpend onderzoek’. Hiermee kunnen de methodieken van ontwerpend onderzoek verder ontwikkeld worden en de toepassing ervan gestimuleerd worden bij de aanpak van maatschappelijke vraagstukken.
Toegankelijkheid
Cultuur is overal en van iedereen. Dat betekent dat er in het hele land kwalitatief aanbod moet zijn zodat iedereen die dat wil, kan deelnemen aan cultuur - zeker ook jongeren. Het kabinet investeert extra in toegankelijkheid, om zowel zichtbare als onzichtbare drempels weg te nemen, en om diversiteit en inclusie te bevorderen. Een belangrijk onderdeel hiervan is de extra investering van € 58,7 miljoen in bibliotheken. De openbare bibliotheek brengt mensen samen, opent nieuwe werelden en stimuleert lezen onder jong en oud. Ook is het de plek waar je hulp krijgt om de digitale wereld te verkennen. Iedereen verdient een bibliotheek in de buurt, maar dat is nu niet overal het geval. Daarom wordt het beleid voortgezet om de bibliotheek terug te brengen en te versterken, zodat iedereen toegang heeft tot een volwaardige openbare bibliotheek. Hiernaast werkt het kabinet aan de invoering van een investeringsverplichting voor streamingsdiensten ten behoeve van de versterking van het Nederlands cultureel audiovisueel aanbod. Het doel van de maatregel is dat streamingsdiensten meer investeren in Nederlandse films, series en documentaires, zodat deze beter kunnen concurreren met het sterk toegenomen internationale aanbod.
Digitalisering
Digitalisering biedt grote kansen voor het maken en presenteren van kunst en voor het bereiken van een groter en nieuw publiek. Daarom zijn middelen vrijgemaakt om makers te helpen het meeste te halen uit de mogelijkheden, onder andere door te investeren in infrastructuur en innovatie, en door kennisdeling te stimuleren.
Erfgoed
Wij vinden het belangrijk om het verleden door te geven aan jonge generaties en om oog te hebben voor de vele, verschillende verhalen over onze geschiedenis. Daarom zijn er extra middelen voor subsidieregelingen om monumenten in stand te houden. Ook in 2024 zijn er middelen beschikbaar voor de Erfgoeddeal, een samenwerkingsverband tussen de Rijksoverheid, gemeenten, provincies en maatschappelijke organisaties actief in de ruimtelijke ordening en erfgoedzorg. Ter versterking van het archeologiestelsel worden diverse ondersteuningsmaatregelen genomen, zoals een onderzoeksplatform voor innovatief onderzoek. Daarnaast draagt het ministerie van OCW in 2024 bij aan een Nationaal Historisch Museum en aan een Nationaal Slavernijmuseum. Met het wetsvoorstel Archiefwet 2021 kunnen archieven eerder openbaar worden. Met de behandeling en aansluitende inwerkingtreding van het wetsvoorstel verwachten we de komende periode belangrijke stappen te kunnen zetten.
7. Versterking van het lokale en landelijke medialandschap
Vrije media en onafhankelijke journalistiek zijn onmisbaar voor onze democratische rechtsstaat. Media zijn ook een bron van amusement en cultuur, die verbindt, inspireert en verrijkt. De publieke omroep verbindt met zijn grote bereik bevolkingsgroepen met verschillende culturele achtergronden, uit alle sociale groepen. Bovendien is het aanbod er vrij van overheidsinvloeden, commercie en andere deelbelangen en kan jong talent bij de publieke omroep vernieuwende programma’s maken. Tot slot, ook voor media geldt dat een vernieuwde reeks beleidsindicatoren en andere verwijzingen naar beleidsrelevante gegevens te vinden is op de website OCW in Cijfers.
Om de onafhankelijkheid van lokale omroepen te versterken, richten we ons op het aanpassen van de mediawet zodat de financiering van de lokale omroepen onderdeel wordt van de Rijksbegroting. Hiermee worden deze omroepen onafhankelijk van gemeentebesturen, waarbij van lokale omroepen geacht wordt dat ze kritisch journalistiek kunnen volgen. Ook zetten we met investeringen in op professionalisering en versteviging van deze derde laag in het publieke omroepbestel, waarbij schaalvergroting van de lokale omroepen bij deze aanpak wordt betrokken. De aanpassing van de mediawet zorgt, met het oog op de volgende concessieperiode van de landelijke publieke omroep, ook voor een nieuwe basis voor toekomstbestendigheid van het publieke bestel. Het advies uit 2023 van het onafhankelijke adviescollege over de erkennings- en legitimatiecriteria vormt de bouwsteen voor de beoogde aanpassingen in de mediawet.
In opdracht van het Ministerie van OCW verschijnt in 2024 de eerstvolgende representatiemonitor, waarin de representatie van vrouwen in de media voor de derde keer in kaart wordt gebracht. We verkennen momenteel of de opzet van de monitor verbreed kan worden naar de representatie van mensen met een (zichtbare) beperking en mensen van kleur.
Tot slot evalueert het Ministerie van OCW samen met het Ministerie van JenV de organisatie Persveilig, die als doel heeft om de positie van journalisten te versterken tegen geweld en agressie op straat, op sociale media en tegen juridische claims. Aanvullend borgen wij samen met het Ministerie van JenV de structurele financiering van de organisatie.
8. Het Herstel- en Veerkrachtplan (HVP)
Op 4 oktober 2022 is het definitieve Nederlandse Herstel- en Veerkrachtplan (HVP) goedgekeurd. Het definitieve Nederlandse HVP bestaat uit 49 maatregelen. Het ministerie van OCW geeft uitvoering aan de volgende vier maatregelen: Digitaliseringsimpuls Onderwijs NL (Npuls); Aanpak leerachterstanden nieuwkomers (Nieuwkomers); Ondersteuning leerlingen in het laatste jaar (Eindexamens); laptops, tablets en internetrouters voor online en hybride onderwijs ter bestrijding en voorkoming van leerachterstanden (Devices).
Het kabinet werkt momenteel hard aan de implementatie van het HVP. Over de voortgang van de implementatie van het HVP wordt de Tweede Kamer tweejaarlijks geïnformeerd. In het voorjaar van 2024 zal dit gebeuren door middel van het Nationaal Hervormingsprogramma en in het najaar door middel van een aparte Kamerbrief.
Nederland is voornemens eind 2023 het eerste betalingsverzoek ter waarde van € 1,4 miljard in te dienen bij de Europese Commissie. Het Ministerie van Financiën bereidt, in samenwerking met de departementen die verantwoordelijk zijn voor de verschillende maatregelen, het formele betalingsverzoek voor. Het Ministerie van OCW is voor het eerste betaalverzoek verantwoordelijk voor de uitvoering en verantwoording van de maatregelen «Devices» en «Eindexamens« en het borgen van de financiële belangen van de Unie voor de relevante maatregelen van het Ministerie van OCW. Over de beoordeling van het eerste betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Tweede Kamer te zijner tijd geïnformeerd.
Nederland is tevens voornemens om medio 2024 het tweede betalingsverzoek bij de Europese Commissie in te dienen. Over de beoordeling van dit tweede betalingsverzoek door de Europese Commissie wordt de Tweede Kamer ook te zijner tijd geïnformeerd.