De Strategische Evaluatie Agenda (SEA) geeft inzicht in hoe IenW werkt aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van ons beleid. Dit is nodig om beleid te kunnen opstellen en om goed geïnformeerde besluiten te kunnen nemen. Ook draagt het bij aan het (bij)sturen of doorontwikkelen van beleid op basis van lessen uit de praktijk. Door het benutten van deze inzichten wordt een hogere maatschappelijke toegevoegde waarde van beleid beoogd. Naar aanleiding van de Herziening Regeling periodieke rapportage (RPE) vervangt de SEA de eerdere werkwijze van het overzicht van beleidsdoorlichtingen en de bijlage met geplande onderzoeken en evaluaties (Kamerstukken II, 31 865, nr. 203).
Nauwe samenwerking vindt plaats met andere ministeries en met kennisinstellingen van IenW, zoals het KiM en het PBL om beleidsonderzoek verder te brengen.
De SEA is opgebouwd uit hoofdthema’s, thema’s en subthema’s. IenW kent de volgende hoofdthema’s: Water en Bodem, Mobiliteit (wegen en verkeersveiligheid, vrachtwagenheffing en tijdelijke tolheffing, openbaar vervoer en spoor), Luchtvaart en Maritiem en Milieu en Internationaal. Deze hoofdthema’s zijn onderverdeeld in thema’s die samenvallen met de opzet van de begrotingsartikelen. Daarbinnen worden subthema’s (beleidsthema’s) onderscheiden. De tabellen van deze 'Bijlage Uitwerking Strategische Evaluatie Agenda’ bevatten informatie over het thema, het subthema (beleidsthema), het type onderzoek, de beoogde afrondingsdatum, een korte toelichting van het onderzoek en het gerelateerde begrotingsartikel. In de tabellen zijn ook de relevante evaluaties van fiscale regelingen opgenomen. Onder de tabellen is een nadere toelichting te vinden.
In de toelichting is ook aandacht geschonken aan het Mobiliteitsfonds en het Deltafonds. Deze fondsen hebben geen beleidsbegroting, maar een productbegroting, en zodoende geen eigenstandige evaluatieonderzoeken. Wel voert IenW evaluatieonderzoeken uit die raken aan de doelstellingen van de fondsen. Waar dit het geval is, is dat in de toelichting opgenomen.
Water en Bodem
Het hoofdthema Water en Bodem is in de IenW-begroting verspreid over de beleidsartikelen 11 Integraal Waterbeleid en artikel 13 Bodem en Ondergrond.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Status | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|---|
Integraal Waterbeleid | Algemeen Waterbeleid | Ex-post synthese: Artikel 11 Integraal Waterbeleid | 2026 | te starten | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 11 is afgerond in 2021 en betrof de onderzoeksperiode 2013‒2019. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2020‒2026. | 11 |
Monitoring: Jaarlijkse voortgangsrapportage De Staat van Ons Water | 2024 | lopend | Met de Staat van Ons Water wordt elk jaar gerapporteerd over de voortgang van het waterbeleid in het afgelopen kalenderjaar. De Staat van ons Water is bedoeld om meer inzicht te hebben in de kwaliteit van ons (drink)water, alsook om inzicht te hebben in de mate van bescherming tegen wateroverlast en toenemende droogte. | 11 | ||
Waterkwaliteit | Monitoring: Tussenevaluatie Kaderrichtlijn Water 2023/2024 van de Nederlandse plannen voor de KRW | 2024 | lopend | De tussenevaluatie 2024 moet uitwijzen of en welke aanvullende maatregelen nodig zijn. De tussenevaluatie wordt onder regie van IenW uitgevoerd, in nauwe samenwerking met onder meer LVVN, waterschappen, provincies en drinkwaterbedrijven. Via een proces van Joint Factfinding wordt toegewerkt naar één gedeeld beeld van doelbereik KRW en resterende opgaven, en het verdere handelingsperspectief. Het afgelopen jaar is het onderdeel «Joint Factfinding – De Basis op orde» afgerond. Hiermee is een belangrijke stap gezet naar een gedeeld beeld van Rijk en Regio in de analyse van de belangrijkste issues rond de waterkwaliteit. Verder is het traject doorrekening ingezet en een studie naar trends in waterkwaliteit over de afgelopen 30 jaar.Eind 2024 is de volledige rapportage gereed. | 11 | |
Monitoring: 3e evaluatie VL/NL-samenwerking Schelde-estuarium | 2024 | lopend | Elke 5 jaar wordt door de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie op grond van het Verdrag Beleid en Beheer Schelde-estuarium de VL/NL-samenwerking in het Schelde-estuarium geëvalueerd. De eerste 2 evaluaties zijn respectievelijk voorjaar 2014 en voorjaar 2019 aangeboden aan het parlement. | 11 | ||
Monitoring: Evaluatie Programma Noordzee | 2025/2026 | te starten | Het Programma Noordzee 2022-2027 zal worden geëvalueerd in 2025 of 2026. Ten behoeve hiervan is in 2023 een beleidstheorie opgesteld. | 11 | ||
Monitoring: Jaarevaluatie drinkwatertarieven | Jaarlijks | lopend | De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt in het kader van de doelmatigheid van de drinkwaterbedrijven toezicht op de totstandkoming van de drinkwatertarieven en op de bedrijfsverslagen van de drinkwaterbedrijven. Drinkwaterbedrijven hebben de plicht om in hun verzorgingsgebied de drinkwatervoorziening te faciliteren. Omdat klanten niet de mogelijkheid hebben om een keuze te maken in de drinkwaterleverancier geeft de Drinkwaterwet de grenzen aan waarbinnen de drinkwaterbedrijven mogen opereren. | 11 | ||
Waterveiligheid | Ex-post: Evaluatie Waterwet, 5 artikelen t.a.v. waterveiligheid | 2024 | lopend | De evaluatie van Waterwet artikel III is eind 2021 naar de Kamer gestuurd. | 11 | |
Monitoring: Beoordeling jaarlijkse kustlijn t.o.v. de Basiskustlijn | Jaarlijks | lopend | Rijkswaterstaat berekent jaarlijks aan de hand van de jaarlijkse kustmetingen en de trend van de afgelopen jaren (maximaal tien jaar) of de kust voldoet aan de BKL. Met een dergelijke jaarlijkse berekening wil Rijkswaterstaat tijdig een structurele kustachteruitgang langs de Nederlandse kust signaleren en daar, als dat nodig is, naar handelen De actuele data is te vinden op de site van Rijkswaterstaat. | 11 | ||
Ex-post: Evaluatie Subsidieregeling Bevaarbaarheid Ijsselmeergebied | 2025 | te starten | In 2025 loopt de subsidieregeling Bevaarbaarheid IJsselmeer gebied af. In de evaluatie wordt onderzocht of de regeling doelmatig en doeltreffend is geweest, op basis waarvan wordt besloten of de regeling wordt verlengd. | DF | ||
Ex-durante: subsidieregeling HoogwaterBeschermings-Programma | 2024 | lopend | Om in aanmerking voor subsidie te komen, dienen waterschappen subsidieaanvragen in bij de programmadirectie HWBP. DIt gebeurt via de subsidieregeling HWBP. Elke vijf jaar wordt de subsidieregeling geëvalueerd op doeltreffendheid en de effecten van de subsidieregeling in de praktijk. Op basis van de eerste evaluatie van de subsidieregeling HWBP voor de periode 2014-2019 zijn een aantal aanbevelingen gedaan. De tweede evaluatie is lopend en zal eind 2024 gereed zijn en tegelijkertijd met de evaluatie van de 5 artikelen aan de TK worden aangeboden. | 11 | ||
Ex-durante: instrumenten Maas | 2026 | te starten | Eind 2026 zal een 1e oordeel (evaluatie) gegeven worden over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregelen. Eind 2037 zal een 2e doordeel (evaluatie) worden gegeven over de doeltreffendheid en doelmatigheid van de maatregelen. De beekdalen van de zijrivieren van de Maas in Limburg weerbaarder maken tegen extreme neerslag zodat schade en ontwrichting door overstroming van het regionale watersysteem wordt verminderd en/of voorkomen. Middels de beleidsinstrumenten van bestuurlijk overleg en subsidieregeling. | 11 | ||
Fiscale regelingen | Leidingwaterbelasting vrijstelling voor grootgebruikers | n.v.t. | n.v.t. | Leidingwaterbelasting laten neerslaan bij kleinverbruikers. Afnemer van leidingwater betalen door het heffingsplafond geen leidingwaterbelasting over de afname boven een vaste hoeveelheid m3 per aansluiting per jaar. | 11 | |
Bodem en Ondergrond | Bodem | Ex-post synthese: Artikel 13 Bodem | nog niet gepland | te starten | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 13 is afgerond in 2021. | 13 |
Ex-post: Evaluatie «Besluit financiële bepalingen bodemsanering» en de «Regeling financiële bepalingen bodemsanering 2005» | 2022 | afgerond | Het evaluatieonderzoek is uitgevoerd, maar de conceptrapportage wordt in 2024 nog beoordeeld door een onafhankelijk adviesbureau. Verwachting is dat in de loop van 2024 aan de kamer gerapporteerd kan worden. | 13 | ||
Ex-ante: onderzoek visie bodemherstel | 2025/2026 | te starten | Er is een traject gestart voor het opstellen van een visie op bodemherstel. Verwachting is dat de visie in de loop van 2025 kan worden opgeleverd. Op basis van de visie wordt de aanpak van bodemverontreiniging herijkt. Voorafgaand aan de implementatie wordt een ex-ante onderzoek uitgevoerd over de opzet van effectief beleid en monitoren. | 13 | ||
Ex-post: doeltreffendheid specifieke uitkeringen meerjarenprogramma bodem | 2025 | te starten | Voor de financiering van de aanpak van bodemverontreiniging wordt sinds enkele jaren gewerkt met specifieke uitkeringen aan medeoverheden, waar voorheen een brede doeluitkering werd ingezet in de bestuurlijke samenwerking tussen Rijk en medeoverheden. IenW wil de effectiviteit van deze werkwijze evalueren. Daarbij zal rekening gehouden worden met de uitwerking van de maatregel met betrekking tot SPUK's in het hoofdlijnenakkoord. | 13 | ||
Ex-post: Evaluatie tbv herijking bodemregelgeving | 2025 | te starten | Het doel van de herijking is om tot een solide toekomstbestendig bodemstelsel te komen, waarin bodem en grondwater beschermd zijn, en waar een goede balans tussen beschermen en benutten bereikt wordt. Als start van de herijking worden huidige knelpunten tussen regelgeving, praktijk en beleid in beeld gebracht. | 13 | ||
Klimaatadaptatie | Ex-post: wijziging van de Waterwet (5/2/2020), waarvan evaluatie Impulsregeling Klimaatadaptatie onderdeel uitmaakt. | Vóór 1 juli 2025 | te starten | Het doel van de Tijdelijke Impulsregeling Klimaatadaptatie is om de uitvoering van klimaatadaptatiemaatregelen door decentrale overheden te versnellen. IenW heeft voor deze regeling € 200 miljoen beschikbaar gesteld via het Deltafonds. Alle 45 werkregio’s hebben afgelopen drie jaren aanvragen ingediend, waarbij is voldaan aan de afgesproken co-financiering (1/3 deel rijk, 2/3 deel decentrale overheden). Klimaatadaptatie maatregelen kunnen worden uitgevoerd tot eind 2027. Het beschikbare rijksbudget is bijna geheel benut. Daarmee is aan dit hoofddoel voldaan. Voor 1 juli 2025 zal een evaluatie van de Impulsregeling Klimaatadaptatie plaatsvinden, als onderdeel van de evaluatie van de wijziging van de Waterwet uit 2020. | DF |
Onderstaand wordt per beleidsthema nader ingegaan op de verwachte inzichten die worden opgedaan uit de verschillende evaluatieonderzoeken en hoe deze inzichten zullen worden gebruikt in het vervolg van het beleid.
Beleidsthema Algemeen Waterbeleid
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
In de programmering van het evaluatieonderzoek op het thema Water wordt toegewerkt naar het ex post synthese onderzoek Integraal Waterbeleid in 2026. Het streven is om de ingezette beleidsinstrumenten van het waterbeleid zoveel mogelijk voor dat moment ook geëvalueerd te hebben op doeltreffendheid en doelmatigheid. Hiermee wordt niet alleen een beeld verkregen van de effectiviteit van het beleidsinstrumentarium, maar ook van de werking en de uitvoering ervan.
De Staat van Ons Water is een gezamenlijke rapportage van de partners van het Bestuursakkoord Water (BAW): het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, de Unie van Waterschappen, VNG, IPO en Vewin. Met de Staat van Ons Water wordt elk jaar gerapporteerd over de voortgang van het waterbeleid in het afgelopen kalenderjaar.
Met de hierboven vermelde onderzoeken worden de beleidsdoelen op met name artikel 11.01, 11.03 en artikel 1 van het Deltafonds geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De informatie uit de ex ante onderzoeken en de vergaarde informatie uit het synthese onderzoek zullen worden gebruikt bij de uiteindelijke vormgeving van het Nationale Waterprogramma in 2027.
Beleidsthema Waterkwaliteit
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Met het KRW-impulsprogramma willen Rijk en regio samen met een stevige, aanvullende inzet op het uitvoeren van verbeteracties voldoen aan de eisen van de KRW in 2027. De focus van het KRW-impulsprogramma is in de eerste plaats om te zorgen dat provincies, waterschappen, gemeenten en Rijk alle afgesproken maatregelen uit de stroomgebiedsbeheerplannen 2022-2027 tijdig uitvoeren. In de tussenevaluatie KRW in 2024 gaat het om het bepalen van de te bereiken toestand, prognoses over de effectiviteit van maatregelen
Elke 5 jaar wordt door de Vlaams-Nederlandse Scheldecommissie op grond van het Verdrag Beleid en Beheer Schelde-estuarium de VL/NL-samenwerking in het Schelde-estuarium geëvalueerd. Om het Schelde-estuarium goed te beheren is inzicht nodig in de manier waarop water, zand en slib dit overgangsgebied van rivier naar zee vormen. Er wordt onderzocht hoe goed we beschermd zijn tegen stormvloeden, toegankelijk zijn voor scheepvaart en of er voldoende ruimte wordt gegeven aan de natuur.
Ten behoeve van het programma Noordzee zal een tussenevaluatie worden uitgevoerd naar de werking en effectiviteit van het beleid. De focus hierbij zal liggen op de voortgang van de doelen en toetsing van de beleidstheorie, zoals deze in 2023 is opgesteld.
De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) houdt in het kader van de doelmatigheid van de drinkwaterbedrijven toezicht op de totstandkoming van de drinkwatertarieven en op de bedrijfsverslagen van de drinkwaterbedrijven. De evaluatie op drinkwatertarieven wordt jaarlijks gedaan en geeft inzicht in de kostenopbouw van de drinkwatertarieven en het gerealiseerde bedrijfsresultaat over de wettelijke drinkwateractiviteiten.
Met de hierboven vermelde onderzoeken worden de beleidsdoelen op zowel artikel 11.04 als artikel 7 van het Deltafonds geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De inzichten uit de tussenvealuatie KRW zullen gebruikt worden om het resterend handelingsperspectief te bepalen daar waar het verwachte doelbereik tekortschiet. Ook zal het KRW-impulsprogramma op basis van een goede motivering naar de uitzonderingsmogelijkheden bij het niet voldoen aan de doelen kijken. Met dit KRW-impulsprogramma wordt de huidige KRW-inzet gecontinueerd en wordt er een aanvullende inzet gerealiseerd.
De kennis uit de evaluatie van de NL/VL samenwerking in het schelde estuarium zal worden gebruikt bij de verdere ontwikkeling en uitvoering van het verdrag.
De tussenevaluatie programma Noordzee zal gebruikt worden ten bate van het volgende Programma Noordzee (2028-2033).
Beleidsthema waterveiligheid
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De evaluatie van de Waterwet in 2024 komt voort uit wijzigingen van de Waterwet in 2014 en 2017. In 2014 had de wijziging betrekking op de doelmatigheid en bekostiging hoogwaterbescherming. In 2017 had de wijziging betrekking op de nieuwe normering primaire waterkeringen. De werking van de wetswijzigingen in de praktijk wordt geëvalueerd.
Bij de beoordeling van de jaarlijkse kustlijn ten opzichte van de basiskustlijn wordt op basis van jaarlijkse metingen en de daaruit volgende trend bepaald of sprake is van verandering van kustlijn.
Met de subsidieregeling bevaarbaarheid IJsselmeergebied wordt beoogd om vaarroutes en jachthavens beschikbaar te houden voor de recreatievaart. Met het onderzoek wordt inzicht verkregen in het gebruik en de effectiviteit van de regeling die in 2020 is gestart
Via de tweede tussenevaluatie worden vervolginzichten verkregen in de doeltreffendheid en de effecten van de subsidieregeling van het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP)in de praktijk.
Voor de instrumenten Maas is de afgelopen jaren geïnvesteerd in maatregelen om de beekdalen van de zijrivieren van de Maas in Limburg weerbaarder te maken tegen overstromingen. in de evaluatie zak gekeken worden naar de voortgang van de maatregelen.
Met de hierboven vermelde onderzoeken worden de beleidsdoelen op met name artikel 11.02 als artikel 1 van het Deltafonds geëvalueerd op doeltreffendheid en doelmatigheid.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De evaluatie van de Waterwet in 2024 komt voort uit wijzigingen van de Waterwet in 2014 en 2017. De werking van de wetswijzigingen in de praktijk wordt geëvalueerd. Op basis van de uitkomsten van de evaluatie worden eventueel wijzigingen in de Waterwet voorbereid.
Op basis van de verkregen informatie uit de monitor kustlijn kan worden bepaald of maatregelen zouden moeten worden overwogen.
De verkregen inzichten uit de evaluatie subsidieregeling bevaarbaarheid IJsselmeergebied zullen worden gebruikt bij de vormgeving van eventueel vervolgbeleid.
De inzichten uit de vervoolgevaluatie HWBP zullen worden gebruikt om tot verbetering van de subsidieregeling en daarmee doelmatiger uitvoering van het HWBP te komen.
Met de eerste tussenevaluatie Instrumenten Maas in 2026 zal worden onderzocht wat de voortgang is in de maatregelen en welke bijsturing nodig is bij de vervolgaanpak.
Beleidsthema Bodem
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Met het ex ante onderzoek ‘visie op bodemherstel’ zullen inzichten worden vergaard over hoe beleid effectief vorm te geven en dit vervolgens adequaat te monitoren.
Sinds enkele jaren wordt het meerjarenprogramma bodemsanering uitgevoerd met specifieke uitkeringen (inmiddels een meerjarige regeling), als opvolging van de decentralisatie-uitkeringen die hiervoor voorheen werden gebruikt. Met het onderzoek wordt beoogd om inzicht te krijgen in de effectiviteit van het instrument specifieke uitkering voor dit doel.
Herijking van het bodembeleid Met de evaluatie van het bodemregelgeving wordt beoogd inzicht te verkrijgen in de knelpunten tussen regelgeving, beleid en de praktijk.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De inzichten uit het onderzoek «visie op bodemherstel» zullen als input dienen bij de verdere uitwerking van het beleid.
Met het onderzoek op het meerjarenprogramma bodemsanering kunnen inzichten verkregen worden hoe de resterende looptijd van het meerjarenprogramma het beste kan worden gefinancierd, mede in het licht van de wens tot vermindering van het aantal specifieke uitkeringen.
Mobiliteit
Het hoofdthema Mobiliteit is in de IenW-begroting verspreid over de volgende beleidsartikelen: artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid, Artikel 15 Vrachwagenheffing en Tijdelijke Tolheffing en artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt. Dat neemt niet weg dat verbanden en samenhang de aandacht krijgen. Binnen het hoofdthema Mobiliteit (alsook Luchtvaart en Maritiem) draagt de Mobiliteitsvisie 2050 verder bij aan de samenhang tussen de beleidsterreinen. Naast onderstaan onderzoek doet het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) onderzoek op basis waarvan IenW beleid kan ontwikkelen. Elk jaar publiceert het KiM in januari een programma met een overzicht van de projecten op haar website.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Status | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|---|
Wegen en Verkeersveiligheid | Algemeen Wegen | Ex-post synthese: artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid | 2024 | lopend | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen themagewijze beleidsdoorlichtingen eens per 4 tot 7 jaar plaats te vinden De vorige beleidsdoorlichting van artikel 14 is in 2024 afgerond en had betrekking hebben op de periode 2016 ‒ 2022. | 14 |
Monitoring: Rapportage Rijkswegennet | Jaarlijks | lopend | Deze jaarlijkse rapportage gaat in op de ontwikkeling van de afgelegde voertuigkilometers, de doorstroming en verkeershinder door werkzaamheden en de werkzaamheden die we uitvoeren om onder andere files tegen te gaan. | 14 | ||
Verkeersveiligheid | Ex-ante: halvering verkeersslachtoffers | 2024 | lopend | Naar aanleiding van de uitkomsten van de SWOV-studie «Kiezen of delen» wordt gekeken of een extra stap mogelijk is. Er wordt gekeken hoe betaalbaar, uitvoerbaar en haalbaar de extra maatregelen zijn. Daarnaast is de aandacht gericht op voldoende draagvlak in de samenleving, waarbij ook het samenspel met andere overheidsdoelen van belang is. | 14 | |
Ex-durante: Evaluatie Strategische Plan Verkeersveiligheid 2030 | 2025 | te starten | Het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV) wordt geëvalueerd, om onder meer nieuwe technologische en maatschappelijke ontwikkelingen mee te nemen in het plan. | 14 | ||
Monitoring: Staat van de Verkeersveiligheid | Jaarlijks | lopend | In de jaarlijkse Staat van de Verkeersveiligheid analyseert SWOV de ontwikkelingen op het gebied van de verkeersveiligheid. Belangrijke veiligheidsindicatoren hierbij zijn: het aantal verkeersdoden, het aantal verkeersgewonden en de risico’s. | 14 | ||
Slimme en duurzame mobiliteit | Voortgangsrapportage Nationale agenda laadinfrastructuur | Jaarlijks | lopend | De nationale agenda laadinfrastructuur maakt jaarlijks (publicatie begin juni) een voortgangsrapportage. Daarin wordt middels indicatoren de voortgang van het plaatsen van laadinfrastructuur van alle modaliteiten weergegeven (van personenauto tot vrachtwagen en binnenvaartschip). Daarnaast wordt ook de voortgang van de acties van de NAL-regio’s en van de verschillende werkgroepen gerapporteerd. | 14 | |
Monitoringplan: Vergroenen reisgedrag (coalitieakkoord) | Jaarlijks tot 2030 | lopend | Alle maatregelen die onder het bestedingsplan vallen worden in de periode 2024-2030 gemonitord en geëvalueerd. | 14 | ||
Jaarlijkse werkgeversenquête | Jaarlijks | lopend | Representatief onderzoek onder alle 100+ werkgevers. In dit onderzoek wordt jaarlijks inzicht verschaft in de maatregelen die werkgevers nemen om de mobiliteit van werknemers te verduurzamen en hun toekomstverwachtingen ten aanzien van dit thema. | 14 | ||
Evaluatie SEPP | 2024 | lopend | Conform afspraak uit het Klimaatakkoord vindt de evaluatie van de subsidieregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP) in 2024 plaats. De regeling is bedoeld om Nederlanders handelingsperspectief te bieden om bij belangstelling over te stappen op elektrische auto's. De regeling doelt op kleinere compacte (familie-)auto's die voor iedereen interessant zijn en geldt voor zowel nieuwe als ook gebruikte elektrische auto' s. Daarnaast geldt de regeling alleen voor particulieren. Duurdere elektrische auto' s zijn uitgesloten van de regeling. | 14 | ||
Evaluatie afsprakenkader emissieloos touringcarsvervoer | 2025 | te starten | Evaluatie of invoering van ZE zone voor touringcars per 2027 opportuun is. | 14 | ||
Draagvlakonderzoek duurzame mobiliteit onder de Nederlandse bevolking | Jaarlijks | lopend | Onderzoek naar draagvlak voor duurzame mobiliteit onder Nederlanders. Vragen als wat weten Nederlanders over duurzamer reizen, willen Nederlanders duurzamer reizen en kunnen Nederlanders duurzamer reizen. | 14 | ||
Evaluatie routekaart en convenant SEB | 2025 | te starten | De Rijksoverheid zorgt dat in 2025, 2027 en 2030 een onafhankelijke evaluatie plaatsvindt van de routekaart en dit convenant. Partijen worden nauw betrokken bij deze evaluaties. Tijdens de evaluatie zal onder andere gekeken worden of de beleidsdoelen op het gebied van stikstof, CO2 en fijnstof op een zo efficiënt en effectief mogelijke wijze worden gehaald. Ook zal er gekeken worden of de routekaart functioneert conform de oorspronkelijke uitgangspunten en of aan de noodzakelijke randvoorwaarden wordt voldaan, waaronder beschikbaarheid van voldoende laad- en tankinfrastructuur en emissieloos materieel. | 14 (en MF) | ||
Fiscale regelingen: eindevaluatie klimaatakkoord mobiliteit | Lange termijn verkenning toekomst autobelastingen & duurzame mobiliteit | 2025 | lopend | Samen met het Ministerie van Financiën wordt gewerkt aan een middellange- en lange-termijnonderzoek naar de toekomst van autobelastingen en duurzame mobiliteit. Hierbij wordt, naast de verduurzamingsdoelstelling, gekeken naar betaalbaarheid voor de automobilist, het op peil houden van de overheidsinkomsten uit het auto domein en de gevolgen voor bereikbaarheid. Doel van dit onderzoek is om gewenste paden en doelstellingen in kaart te brengen, ook voor ná 2030. Met dit onderzoek wordt invulling gegeven aan de toegezegde tussenevaluatie uit het klimaatakkoord die in 2024 gepland stond. | 14 | |
Werkgerelateerd personenvervoer | Fietsmonitor | Jaarlijks | lopend | Jaarlijkse monitoring doelstelling 100.000 extra fietsforenzen in 2025 | 14 | |
Ex-post: Evaluatie Investering fietsenstallingen bij ov-stations | 2025 | te starten | Voor de modaliteit Werkgerelateerd Personenvervoer evaluatie van de investering van 75 miljoen euro in fietsenstallingen bij ov-stations. Deze evaluatie zal rond 2025 worden uitgevoerd. | 14 | ||
Vrachtwagenheffing en Tijdelijke Tolheffing | Vrachtwagenheffing | Ex-ante: Effectstudie concept-meerjarenprogramma terugsluis | 2024 | lopend | Conform art. 12, vierde lid, maakt het meerjarenprogramma zichtbaar in welke mate de maatregelen efficiënt en effectief bijdragen aan innovatie en verduurzaming van de vervoerssector. De effectstudie vormt een actualisatie van de ex-ante effectstudie die plaatsvond in 2023. | MF |
Ex-ante: Vervolgonderzoek ERS (Electric Road Systems) | 2024 | lopend | Zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 18 mei 2022 zijn twee verkenningen uitgevoerd naar ERS in Nederland. Hieruit bleek dat ERS in potentie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van de vrachtwagensector. Ook is nader onderzocht wat het draagvlak voor ERS in de samenleving is. Zoals aangegeven in de Kamerbrief van 13 juni 2023, heeft het ministerie opdracht gegeven tot een vervolgonderzoek naar de haalbaarheid op de twee concrete ERS-trajecten, namelijk tussen de haven van Rotterdam en de haven van Antwerpen én vanaf de Rotterdamse haven naar het Duitse achterland. Daarbij wordt gekeken naar de technische en financiële haalbaarheid. De uitkomsten van dit onderzoek worden in het najaar van 2024 verwacht. | MF | ||
Ex-durante: Monitoring uitwijkend verkeer naar aanleiding van de vrachtwagenheffing | 2026 | te starten | Een jaar voor de invoering van de vrachtwagenheffing zal een nulmeting voor een monitor van uitwijkend vrachtverkeer starten. Dit eventuele uitwijkend verkeer bestaat uit heffingsplichtige vrachtwagens die wegen vermijden waarop de heffing van kracht is, door routes te kiezen met wegen waar geen heffing geldt. 1, 3, 6, 12, 24 en 36 maand(en) na invoering van de vrachtwagenheffing zullen monitoringsgegevens geëvalueerd en gerapporteerd worden. Uit de evaluaties zal blijken of en in welke mate er uitwijk optreedt ten gevolge van de vrachtwagenheffing. Op basis hiervan kan bekeken worden of er maatregelen genomen moeten worden. | 15 | ||
Ex-durante: Verslag aan Staten-Generaal | 2030 | te starten | Eerste van vierjaarlijks verslag na de invoering van de vrachtwagenheffing over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. De invoering van de vrachtwagenheffing staat gepland in 2026. | 15 | ||
Ex-durante: Verslag aan de Europese Commissie | 2030 | te starten | Op grond van artikel 11, eerste lid, van Richtlijn 1999/62/EG dient elke vijf jaar een verslag aan de Europese Commissie te worden gezonden over de tolheffing. Uiterlijk op 25 maart 2025 en daarna om de vijf jaar publiceren de lidstaten een verslag in geaggregeerde vorm over de op hun grondgebied geheven tolgelden en gebruiksrechten. Dit vormt één verslag met andere tolgelden en gebruiksrechten. | 15 | ||
Ex-post: Evaluatie meerjarenprogramma terugsluis 2026-2030 | 2030 | te starten | Conform art. 12, vijfde lid, wordt de werking van het meerjarenprogramma voor innovatie en verduurzaming van de vervoerssector voor afloop van het programma geëvalueerd met het oog op de doeltreffendheid en doelmatigheid. | 15 | ||
Tijdelijke Tolheffing | Ex-durante: Verslag aan Staten-Generaal | 2028 | te starten | Onze Minister zendt telkens na vier jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid van deze wet in de praktijk. | MF | |
Ex-durante: Verslag aan de Europese Commissie | 2025 | te starten | Op grond van artikel 11, eerste lid, van Richtlijn 1999/62/EG dient elke vijf jaar een verslag aan de Europese Commissie te worden gezonden over de tolheffing. Uiterlijk op 25 maart 2025 en daarna om de vijf jaar publiceren de lidstaten een verslag in geaggregeerde vorm over de op hun grondgebied geheven tolgelden en gebruiksrechten. Dit vormt één verslag met andere tolgelden en gebruiksrechten. | MF | ||
Openbaar Vervoer en Spoor | Algemeen Openbaar Vervoer en Spoor | Ex-post synthese: Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor | 2025 | te starten | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen themagewijze beleidsdoorlichtingen eens per 4 tot 7 jaar plaats te vinden De vorige beleidsdoorlichting van artikel 16 is in 2018 afgerond. De komende beleidsdoorlichting heeft betrekking op de periode 2017 ‒ 2022. | 16 |
Spoor | Monitoring: Staat van de Infra 2025 ProRail | 2025 | te starten | Elk jaar wordt er middels een evaluatie een (figuurlijke) foto gemaakt van hoe de infrastructuur erbij ligt. Er wordt dan gekeken of de staat van de infrastructuur hetzelfde is gebleven, verslechterd of verbeterd is. Dit wordt gebruikt in het proces rondom de besluitvorming over investeringen in de infrastructuur. | 16 | |
Ex-post: Project Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) | 2024 | lopend | In 2024 wordt de huidige invulling van de groot project status (standaard na 5 jaar) van PHS geëvalueerd. | 16 | ||
Openbaar Vervoer | Ex-post: valuatie BVOV - TVOV | 2025 | te starten | Evaluatie naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de beschikbaarheids- en transitievergoeding OV (2020 - nu). Afronding naar verwachting in 2025 | 16 | |
Monitor: Toekomstbeeld OV 2040 | Jaarlijks | lopend | In deze monitor wordt jaarlijks onderzocht (T-2) in hoeverre de doelen van het Toekomstbeeld OV 2040 zijn behaald. | 16 | ||
Fiscale regelingen | Reisaftrek OV | n.v.t. | n.v.t. | Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer voor woon-werkverkeer. Onder bepaalde voorwaarden mogen belastingplichtigen een forfaitair bedrag aan reiskosten voor per openbaar vervoer afgelegde woon-werkkilometers aftrekken in de inkomstenbelasting. Het forfait wordt verminderd met de ontvangen reiskostenvergoeding. | 16 | |
Btw Verlaagd tarief Personenvervoer | n.v.t. | n.v.t. | Verlichting van de druk van omzetbelasting voor minder draagkrachtigen en stimuleren en ondersteunen van het openbaar vervoer. In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor leveringen van diensten die betrekking hebben op vervoer van personen een verlaagde tarief. Hieronder valt onder meer het openbaar vervoer en vervoer per taxi. | 16 | ||
MRB Vrijstelling taxi's en openbaar vervoer | n.v.t. | n.v.t. | Stimuleren van het gebruik van openbaar vervoer en taxivervoer. De MRB-vrijstelling geldt onder voorwaarden voor personenauto’s die zijn bestemd om geheel of nagenoeg geheel te worden gebruikt voor het verrichten van openbaar vervoer of taxivervoer. | 16 | ||
Accijns verlaagd tarief voor diesel | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 16 |
Beleidsthema Netwerk, verkeersveiligheid en slimme en duurzame mobiliteit
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De beleidsdoorlichting van artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid geeft een oordeel over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid. Daarnaast zal de beleidsdoorlichting inzicht geven in de mogelijkheden om begrotingsartikel 14 verder te verbeteren met betrekking tot de informatievoorziening richting de Kamer.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/evaluatie toe te passen in beleid?
We verwachten dat de inzichten uit de beleidsdoorlichting meer duidelijkheid geven over de «witte vlekken» binnen het beleidsonderzoek en op die manier zal bijdragen aan de programmering van de volgende SEA’s. De uitkomsten van het onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid helpen daarnaast onze doelen en indicatoren beter te formuleren, en vergroot daarmee de transparantie van het beleid in de begrotingsteksten. Ten slotte kunnen de verbeter- en besparingsopties in de beleidsdoorlichting bijdragen aan de keuzes die worden gemaakt over de inzet van beschikbare financiële middelen voor begrotingsartikel 14 en de daaraan gerelateerde artikelen van het Mobiliteitsfonds.
Beleidsthema Verkeersveiligheid
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
We verwachten dat de evaluatie inzicht geeft de voortgang van de uitvoering van de beschreven kernelementen in het SPV. Denk hierbij aan structurele aandacht voor verkeersveiligheid, het risico-gestuurd werken en de samenwerking tussen de partners.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/evaluatie toe te passen in beleid?
We verwachten uit de evaluatie SPV 2030 verbeterpunten te herleiden zijn, die vervolgens door gemeenten, provincies, waterschappen, Rijk toegepast kunnen worden. Daarnaast biedt de evaluatie input voor de hernieuwde afspraken die worden gemaakt tussen de SPV-partners Rijk, provincies (IPO), gemeenten (VNG), vervoerregio’s (MRDH en VRA) en waterschappen (UvW).
Beleidsthema Duurzame mobiliteit
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De voortgangsrapportage nationale agenda laadinfrastructuur geeft inzicht in de voortang van het plaatsen van laadinfrastructuur van alle modaliteiten (van personenauto tot vrachtwagen en binnenvaartschip). Daarnaast wordt ook de voortgang van de acties van de NAL-regio’s en van de verschillende werkgroepen gerapporteerd.
De langetermijnverkenning toekomst van autobelastingen en duurzame mobiliteit biedt inzichten over mogelijkheden die tegelijkertijd recht doen aan de klimaat- en energiebesparingsdoelen, aan de betaalbaarheid voor mobiliteit voor mensen en aan de stabiele overheidsinkomsten.
Het monitoringsplan vergroenen reisgedrag moet inzicht opleveren in wat verschillende maatregelen opleveren aan CO2-reductie en doelmatigheid en doeltreffendheid van de verschillende maatregelen.
De jaarlijkse werkgeversenquête geeft inzichten in de maatregelen die werkgevers nemen om mobiliteit te verduurzamen en hun toekomstverwachtingen ten aanzien van dit thema.
De evaluatie SEPP (subsidieregeling elektrische personenauto’s particulieren) dient voor 3 onderzoeksvragen. Om terug te kijken: een evaluatie van plus-, aandachts- en verbeterpunten van de huidige regeling. Daarnaast is het een effectiviteitsanalyse: bepalen in hoeverre de subsidieregeling heeft bijgedragen aan haar doel, namelijk om de keuze voor een elektrische personenauto in de compacte middenklasse te stimuleren, door het prijsverschil tussen een EV en auto op fossiele brandstof te verkleinen. Ook gaat het om een verdelingsanalyse: er wordt in kaart gebracht welke inkomensgroepen het meest geprofiteerd hebben van het gevoerde stimuleringsbeleid.
De evaluatie afsprakenkader emissieloos touringcarsvervoer geeft een inschatting of er voldoende laadinfra in en rond steden en bestemmingen beschikbaar is voor ZE touringcars. Daarnaast biedt het een overzicht van speciale voorzieningen die gemeenten willen treffen voor ZE touringcars en geeft het inzicht in de actuele meerkosten van beschikbare ZE touringcars t.o.v. diesel.
Draagvlakonderzoek duurzame mobiliteit onder de Nederlandse bevolking moet inzicht geven in hoeverre mensen kennis hebben over duurzame mobiliteit, ze duurzaam willen reizen en zij duurzaam kunnen reizen.
Door Evaluatie routekaart en convenant SEB wordt inzicht in de behaalde emissiereductie en doelbereik verwacht. Daarnaast geeft het inzicht of de aanpak uit het convenant haalbaar is voor partijen, met het oog op beschikbaarheid schoon en emissieloos bouwmateriaal en ontwikkeling meerkosten emissieloos materieel. Ook leren we meer over knelpunten en best practices in de uitvoering van het convenant en de beschikbaarheid van de laad- en tankinfrastructuur.
Met de fietsmonitor krijgen we een beeld van de (actuele) ontwikkeling in het aantal fietsforenzen, zowel in absolute aantallen als het aandeel in het woon-werkverkeer. Er wordt zowel gekeken naar mensen die de hele woon-werk rit op de fiets doen als naar mensen die de combinatie fiets-OV maken. Er kan ook gekeken worden naar o.a. leeftijdsgroepen, stedelijkheid, opleidingsniveau.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De kennisinzichten uit de voortgangsrapportage nationale agenda laadinfrastructuur worden gebruikt om (indien nodig) bij te sturen of het beleid aan te passen.
De langetermijnverkenning toekomst van autobelastingen en duurzame mobiliteit geeft naast de benoemde inzichten ook bouwstenen voor het klimaatplan.
Het monitoringsplan vergroenen reisgedrag en de jaarlijkse werkgeversenquête bieden de inzichten om door te gaan of juist te stoppen met beleid en/of maatregelen, en geeft aanknopingspunten voor nieuw beleid.
De kennis uit de SEPP evaluatie kan worden toegepast op andere toekomstige (subsidie) regelingen, gegeven de verwachte stop van de regeling in verband met het hoofdlijnenakkoord.
Op basis van de uitkomst van het Evaluatie afsprakenkader emissieloos touringcarsvervoer wordt advies over invoering ZE zones voor touringcars per 2027 aan de bewindspersoon voorgelegd.
Draagvlakonderzoek duurzame mobiliteit onder de Nederlandse bevolking biedt handvatten voor beleid, voor te nemen maatregelen en de te voeren communicatielijn. Daarnaast kan ermee bepaald worden op welke doelgroepen er gericht moet worden.
Aan de hand van de Evaluatie routekaart en convenant SEB zal worden overwogen of aanvullende afspraken/acties nodig zijn door de convenantpartners en of er aanleiding is om bepaalde afspraken aan te passen. Ook zullen inzichten worden gebruikt bij doorontwikkeling van andere beleidsinstrumenten binnen hetzelfde programma.
De fietsmonitor geeft de mogelijkheid om concrete beleidsdoelstellingen te monitoren, zoals het doel van de afgelopen kabinetsperiode om er 100.000 fietsforenzen bij te krijgen. Op een wat langere termijn geeft het ook inzicht in de ontwikkelingen binnen specifieke doelgroepen, bijvoorbeeld dat het fietsgebruik in het woon-werkverkeer bij een bepaalde leeftijdsgroep achter blijft. Daarop kan dan specifiek ingespeeld worden in het stimuleringsbeleid.
Beleidsthema Vrachtwagenheffing en Tijdelijke Tolheffing
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
De effectstudie concept-meerjarenprogramma terugsluis zal inzicht bieden in te verwachte ingroei van het aantal emissievrije voertuigen in Nederland (inclusief hun inzet), de CO2-reductie, en de verminderde uitstoot van stikstof en fijnstof hierdoor voor de zichtjaren 2030 en 2040 als gevolg van het meerjarenprogramma verduurzaming en innovatie 2026-2030.
Er wordt een vervolg onderzoek gedaan naar het ERS. Het vervolgonderzoek zal inzicht geven in de technische en financiële haalbaarheid op de twee concrete ERS-trajecten, namelijk tussen de haven van Rotterdam en de haven van Antwerpen én vanaf de Rotterdamse haven naar het Duitse achterland.
De monitor uitwijkend verkeerd zal in 2026 uitgevoerd worden. Het onderzoek zal inzicht bieden in het (eventuele) uitwijkende verkeer van heffingsplichtige voertuigen. Uit de evaluaties van de monitoringsgegevens (1, 3, 6, 12, 24 en 36 maand(en) na invoering) zal blijken of en in welke mate er uitwijk optreedt ten gevolge van de vrachtwagenheffing.
Het verslag aan de Staten-Generaal, zal vierjaarlijks aangeboden worden. Dit verslag geeft inzicht aan de Staten-Generaal over de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de vrachtwagenheffing, en de effecten van de wet VWH in de praktijk. Dit verslag zal ook aangeboden worden voor de Tijdelijke Tolheffing. Hiernaast zal ook verslaglegging plaats vinden naar de Europese Commissie. Deze verslaglegging zal inzicht geven in de tolheffingen en gebruiksrechten in Nederland. In dit verslag zullen andere tolheffingen en gebruiksrechten ook aan bod komen (Eurovignet, Kilttunnel, Westerscheldetunnel).
De evaluatie meerjarenprogramma terugsluis 2026-2030 zal inzicht bieden in de daadwerkelijke groei van het aantal emissievrije voertuigen in Nederland (inclusief hun inzet), de CO2-reductie, en de verminderde uitstoot van stikstof en fijnstof hierdoor voor de jaren 2026-2030 als gevolg van het meerjarenprogramma verduurzaming en innovatie.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/evaluatie toe te passen in beleid
De ex-ante effectstudie over het concept meerjarenprogramma kan aanleiding vormen voor aanpassingen van dit programma, dat de Minister van IenW voor de start van de vrachtwagenheffing zal vaststellen. Ook zal het dienen als richtinggevende ambitie voor de ex-durante en ex-post evaluatie.
Het vervolgonderzoek over het ERS wordt als volgt toegepast. Op basis van de twee eerdere verkenningen bleek dat ERS in potentie een belangrijke bijdrage kan leveren aan de verduurzaming van de vrachtwagensector. De onderbouwing van twee concrete projecten ondersteunt de besluitvorming over de uitrol van ERS in Nederland.
Op basis van het monitoringsonderzoek uitwijkend verkeer kunnen maatregelen overwogen worden om uitwijk door heffingsplichtige voertuigen in de toekomst zoveel als mogelijk te voorkomen. Een van de mogelijke maatregelen is het toevoegen van wegvakken aan het heffingsnetwerk.
De inzichten uit het verslag aan de Staten-Generaal kunnen leiden tot bijstelling van de vrachtwagenheffing op het gebied van betrouwbaarheid, kostenefficiëntie, beheersbaarheid, flexibiliteit en gebruiksvriendelijkheid.
De inzichten uit het onderzoek meerjarenprogramma terugsluis 2026-2030 zullen ingezet worden voor de vormgeving van het volgende meerjarenprogramma terugsluis.
Openbaar Vervoer en Spoor
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
De periodieke evaluatie op Artikel 16 geeft een oordeel over de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid in de periode 2017-2023. Daarnaast geeft de beleidsdoorlichting inzicht in de mogelijkheden om begrotingsartikel 16 nog verder te verbeteren met betrekking tot de informatievoorziening richting de Kamer. De uitkomsten van de beleidsdoorlichting zijn relevant voor alle thema’s die zijn benoemd in het beleidsprogramma IenW: 1) leefbaarheid, 2) bereikbaarheid en 3) veiligheid.
Met het rapport ‘ProRail Staat van de infrastructuur’ geeft ProRail jaarlijks inzicht in de technische staat van de Nederlandse spoorinfrastructuur. ProRail beschrijft de technische staat van de infrastructuur aan de hand van drie indicatoren: leeftijd van de assets t.o.v. de restlevensduur; het aantal technische storingen per asset (ongeacht of deze storingen de treindienst hebben geraakt) en tot slot het aantal opgetreden veiligheidsincidenten die samenhangen met de technische staat van de infrastructuur. ProRail geeft op basis hiervan ook een totaaloordeel over de technische staat van de infrastructuur en hoe deze zich heeft ontwikkeld t.o.v. de vorige periode.
Bezien is of het handhaven van de Groot project status van Programma Hoogfrequent Spoorvervoer (PHS) inhoudelijk logisch zou zijn en of de informatievoorziening naar de Kamer verbeterd kan worden. Deze analyse is in het najaar van 2023 en voorjaar 2024 uitgevoerd in meerdere werksessies.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/evaluatie toe te passen in beleid
De uitkomsten van de periodieke evaluatie naar doeltreffendheid en doelmatigheid helpt ons de doelen en indicatoren op Artikel 16 beter te formuleren, en vergroot daarmee de transparantie van het beleid in de begrotingsteksten. De uitkomst zal bijdragen aan de keuzes die worden gemaakt over de inzet van beschikbare financiële middelen voor begrotingsartikel 16 en de daaraan gerelateerde artikelen van het Mobiliteitsfonds. De periodieke evaluatie kan input vormen voor de mobiliteitsvisie en het IBO publiek vervoer.
ProRail ontvangt subsidie van IenW voor de instandhouding (exploitatie, onderhoud en vernieuwing) van het spoornetwerk. De rapportage ‘Staat van de infrastructuur’ is een belangrijke pijler in het beeld over de toestand van de infrastructuur en hoe die zich jaar op jaar ontwikkeld. Het beeld van die ontwikkeling speelt een rol in de besluitvorming over de allocatie van financiële middelen voor instandhouding.
Vanuit IenW en in lijn met de voorstellen van de programmaorganisatie is de Kamer geadviseerd om de Groot project status te handhaven en de voortgangsrapportages overzichtelijker en beknopter vorm te geven. De kamer heeft aangegeven de status te handhaven en hierbij de uitgebreidere rapportages te willen ontvangen. De evaluatie is hiermee afgerond.
Luchtvaart en Maritiem
Het hoofdthema Luchtvaart en Maritiem is in de IenW begroting verspreid over de beleidsartikelen 17 Luchtvaart en artikel 18 Scheepvaart en Havens. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Status | Toelichting onderzoek | Artikel |
---|---|---|---|---|---|---|
Luchtvaart | Gezamenlijke publieke belangen Directie Luchtvaart breed | Monitoring: Draagvlakonderzoek Luchtvaart | Jaarlijks | lopend | Het onderzoek geeft onder andere inzicht in (trends in) het draagvlak voor luchtvaart in Nederland en voor mogelijke beleidsmaatregelen. Daarnaast wordt onderzocht wat het huidige vlieggedrag van Nederlanders is en hun houding ten aanzien van toekomstig vlieggedrag. Het Draagvlakonderzoek Luchtvaart 2023 is december 2023 aangeboden aan de Kamer (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 936, nr. 1133). | 17 |
Ex-post: Periodieke rapportage Artikel 17 luchtvaart | 2024 | lopend | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen alle begrotingsartikelen eens per 4 tot 7 jaar onderzocht worden. Het doel is om inzicht te krijgen in de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid dat valt onder begrotingsartikel 17 Luchtvaart en om na te gaan of de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid kan worden vergroot. | 17 | ||
Monitoring: Monitoring en evaluatie van de Uitvoeringsagenda luchtvaartnota 2020-2050 | 2024 | lopend | Met de uitvoeringsagenda Luchtvaartnota wordt concrete uitwerking gegeven aan de koers van de Luchtvaartnota 2020-2050 (Kamerstukken II, 2022-2023, 31 936, nr. 1048). Via monitoring en evaluatie wordt per publiek belang bepaald of de acties op koers liggen, hoe het staat met het doelbereik en of het nodig is om het beleid bij te stellen. De monitoring en evaluatie van de effecten en het doelbereik worden elke twee jaar uitgevoerd, in 2024 en de volgende in 2026. | 17 | ||
Veilige Luchtvaart | Ex-post: Systeemmonitor luchtvaartveiligheid | Jaarlijks | lopend | Er is een systeemmonitor voor luchtvaartveiligheid ontwikkeld, die het functioneren in beeld brengt van het totale stelsel van beleid, toelaten en toezicht, operatie en reflectie. In eerste aanleg ligt de focus op Schiphol en later op de hele Nederlandse luchtvaart. De systeemmonitor met peildatum 1 januari 2023 is in juli 2023 aangeboden aan de Kamer (Kamerstukken II, 2022-2023, 29 665, nr. 476). | 17 | |
Monitoring: Staat van de Luchtvaart | Jaarlijks | lopend | De Staat van de Luchtvaart» is een tastbaar product van het expertisecentrum, waarmee de ILT elk jaar actief naar buiten treedt en tegemoet komt aan de maatschappelijke wens om een zichtbare onafhankelijke toezichthouder op de luchtvaart. De Staat van de Luchtvaart 2023 is in april 2024 aangeboden aan de Kamer (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 936, nr. 1152). | 17 | ||
Ex- durante: Evaluatie NLVP | 2026 | te starten | Het Nederlands luchtvaartveiligheidsprogramma (NLVP) heeft een looptijd van 2020 ‒ 2024. In het NLVP staat dat de uitvoering van het NLVP in 2023 wordt geëvalueerd. Het afdelingshoofdenoverleg DGLM/ILT heeft op 15 februari 2023 ingestemd met het uitstellen met een jaar van de evaluatie en de publicatie van de volgende NLVP ook een jaar uit te stellen om beter aan te sluiten met verwachte internationale eisen aan het NLVP in annex 19, amendment 2, welke uiterlijk in 2026 moeten zijn geïmplementeerd. | 17 | ||
Ex-post: Derde externe/onafhankelijke onderzoek opvolging OVV aanbevelingen veiligheid Schiphol | 2025 | te starten | In april 2017 heeft de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) zijn rapport gepubliceerd van een onderzoek naar de veiligheid van het vliegverkeer op en rond Schiphol met daarin enkele aanbevelingen. De minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) heeft besloten een (vervolg)evaluatie uit te voeren van de opvolging daarvan. | 17 | ||
Ex-durante: Het reduceren van het risico op een aanvaring met vogels en andere dieren | Continue | lopend | Monitoring van de aanwezigheid (zowel op de grond als in de lucht) van vliegtuiggevaarlijke diersoorten die op en rondom luchthavens voorkomen in combinatie met een inventarisatie van maatregelen om het risico op een aanvaring met deze diersoorten te voorkomen. Hierbij gaat het om zowel preventieve (vegetatie- en waterbeheer) alsmede repressieve (verjaging, verplaatsen, doden) beheersmaatregelen en de effectiviteit hiervan. | 17 | ||
Ex-post: Evaluatie Convernant 2020-2024 | 2024 | lopend | Om het risico op deze vogelaanvaringen zo klein mogelijk te maken bestaat sinds 2012 het Convenant reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol met afspraken over maatregelen met de meest betrokken partijen. De huidige afspraken lopen tot 31 december 2024. Doelstelling van de evaluatie is het huidige Convenant te evalueren en het aanleveren van een onderbouwing voor het nieuwe Convenant. | 17 | ||
Nederland goed verbonden | Monitoring: Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen | Jaarlijks | lopend | Onder andere in de Actieagenda Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016, 29 665, nr. 224) staat dat het belangrijk is dat Schiphol een concurrerend kostenniveau behoudt. Om dit te kunnen vaststellen, vindt jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de Air Traffic Control (ATC)-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. In deze benchmark wordt berekend wat op de verschillende luchthavens voor een vergelijkbaar pakket vluchten betaald zou moeten worden. In april 2023 is de Benchmark luchthavengelden en overheidsheffingen 2022 aangeboden aan de Kamer (Kamerstukken II, 2022-2023, 3 1936, nr. 1056). | 17 | |
Monitoring: Netwerkkwaliteit en staatsgaranties | Jaarlijks | lopend | De jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties van SEO Economisch Onderzoek geeft een beeld van de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit op Schiphol ten opzichte van enkele concurrerende luchthavens. Daarnaast wordt in de monitor het netwerk van Air France KLM vanaf Schiphol vergeleken met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken. De monitor richt zich op de kwaliteit van de directe verbindingen vanaf luchthavens («directe connectiviteit»), de verbindingen vanaf luchthavens met een overstap onderweg («indirecte connectiviteit») en de huboperatie op luchthavens («hubconnectiviteit»). In december 2023 is de Monitor netwerkkwaliteit en staatsgaranties 2022 aangeboden aan de Kamer (Kamerstukken II, 2023-2024, 31 936, nr. 1140). | 17 | ||
Gezonde en aantrekkelijke leefomgeving | Ex-ante: onderzoeken in het kader van de luchthavenbesluiten | Jaarlijks | lopend | Op grond van de Regelgeving burgerluchthavens en militaire luchthavens (RBML) moeten er voor de regionale luchthavens van nationale betekenis luchthavenbesluiten worden vastgesteld. Voor de aanvraag van een luchthavenbesluit dient een luchthaven onderzoeken naar geluidsbelasting en externe veiligheid uit te voeren (onderdeel MER of m.e.r.-beoordelingsnotitie). Een derde partij voert namens IenW een controle/validatie uit op deze onderzoeken. Daarnaast moet het gebruik dat wordt vastgelegd in de luchthavenbesluiten kunnen worden gemotiveerd en onderbouwd. Om te beoordelen of een economische onderbouwing de juiste informatie bevat zal IenW deze laten toetsen door een onafhankelijk onderzoeksbureau.In de Luchthavenbesluiten zullen de voorwaarden worden geformuleerd voor het gebruik van de luchthavens en in hoeverre er dan ruimte kan zijn voor ontwikkeling van de luchthavens. In dat kader wordt er een verkenning uitgevoerd. | 17 | |
Ex-ante: Toekomst vaste GA-locaties | 2024 | lopend | Komende jaren zal via het GA jaarwerkplan de prioritaire dossiers bepaald worden. Vanuit IenW zal er ondersteuning geleverd worden in het vraagstuk m.b.t. vliegtaks voor bepaalde onderdelen van de luchtvaart. Daarnaast zal er verder onderzocht worden hoe maatschappelijke vluchten gefaciliteerd kunnen blijven worden in de toekomst. Vanaf 2024 start een traject gericht op het toekomst vast accommoderen van valschermspringers, passend binnen de kaders van de Luchtruimherziening. Hierbij vormen het rapport "Toekomst vaste GA-locaties (TGAL) en eerder onderzoek het uitgangspunt. | 17 | ||
Ex-ante: Impactanalyse maatregelen in de nacht Schiphol (voorheen: reductie nachtvluchten Schiphol) | 2024 | lopend | In Q2 2023 kondigde Schiphol het 8-puntenplan aan met daarin een plan voor een nachtsluiting. Op dat moment stond IenW op het punt onderzoek naar een (gedeeltelijke) nachtsluiting op Schiphol uit te laten voeren. Er is voor gekozen om eerst te verkennen of de door Schiphol aangekondigde (gedeeltelijke) nachtsluiting effect heeft op het onderzoek en hoe dit zich verhoudt tot de maatregelen die ter consultatie zijn voorgelegd in de balanced approach-procedure. Aan de hand daarvan is bekeken wat de resterende onderzoeksbehoefte is. Eind 2023 is een aangevulde onderzoeksopdracht uitgezet onder de noemer Impactanalyse maatregelen in de nacht Schiphol. | 17 | ||
Ex-ante: Onderzoek Slotmobiliteit Schiphol | 2024 | lopend | Slotschaarste stuwt de vraag naar slots op de secundaire markt op. Immers: als er voldoende slots beschikbaar zijn in de slot pool, vervalt de noodzaak tot secundaire slothandel. De vraag naar slots zal met het Hoofdlijnenbesluit Schiphol naar verwachting alleen maar toenemen, en markttoegang voor nieuwe toetreders en/of het uitbouwen van bestaande frequenties wordt verder bemoeilijkt.Secundaire slothandel gaat over de handel in slots ná de primaire allocatie van slots door de slotcoördinator aan luchtvaartmaatschappijen. Daarmee biedt secundaire slothandel een alternatief voor luchtvaartmaatschappijen om toch slots (en dus: markttoegang) te kunnen bemachtigen, zij het tegen betaling. Deze extra vorm van markttoegang kan een reden zijn om een systeem van secundaire slothandel in te richten, onder meer met het oog op het bevorderen van concurrentie en geopolitieke discussies op grond van bilaterale en multilaterale luchtvaartverdragen.De opdracht betreft het adviseren over de verschillende vormen van slotmobiliteit, en welke daarvan het meest geschikt zouden zijn voor Schiphol. | 17 | ||
Duurzame luchtvaart | Ex-ante: Onderzoeken ter ondersteuning van beleidsaanpak niet-CO2 klimaateffecten | 2025 | te starten | Het stimuleren van meer en gerichter onderzoek naar niet-CO₂ klimaateffecten van vliegen is een onderdeel van de beleidsaanpak voor niet-CO2 klimaateffecten (2023). | 17 | |
Ex-ante: Aanvullend onderzoek voor beleidsopties met betrekking tot de technologiesporen uit de innovatiestrategie | 2025 | te starten | Uit de innovatiestrategie (2023) volgt aanvullend onderzoek ter ontwikkeling van beleid op de vier innovatiegebieden: a) Luchtvaarttuigen, b) Duurzame energiedragers, c) Luchtruim, d) Luchthaven en omgeving. | 17 | ||
Ex-durante: Tussenevaluatie Luchtvaart in Transitie | 2025 | te starten | Een tussenevaluatie naar de governance en doelstellingen van Luchtvaart in Transitie. | 17 | ||
Fiscale regelingen | Accijns vrijstelling gebruik van kerosine in het internationale luchtverkeer | n.v.t. | n.v.t. | Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen veroorzaakt door accijnzen op brandstof voor luchtvaartuigen. Op grond van artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van Richtlijn 2003/96/EG en internationale verdragen moet voor motorbrandstof voor de commerciële luchtvaart vrijstelling van accijns worden verleend. Binnenlandse vluchten kunnen wel worden belast, hetgeen in Nederland in de periode van 1 januari 2005 tot 1 januari 2012 ook gebeurde. | 17 | |
Assurantiebelasting vrijstelling luchtvaartuigen | n.v.t. | n.v.t. | Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen. Verzekeringen van luchtvaartuigen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Het gaat om cascoverzekeringen (het luchtvaartuig zelf, niet de inhoud daarvan). | 17 | ||
Transferpassagiers buiten de grondslag van vliegbelasting | n.v.t. | n.v.t. | Bescherming de netwerkconnectiviteit van Nederland en voorkomen van dubbele belastingheffing, omdat transferpassagiers de vliegbelasting 2 keer zouden moeten betalen. Transferpassagiers betalen geen vliegbelasting op vliegtickets. | 17 | ||
BTW Nultarief internationaal personenvervoer | n.v.t. | n.v.t. | Nultarief uit praktische overwegingen, ter voorkoming van administratieve lasten. Het deel van internationale boot- en vliegreizen dat over Nederlands grondgebied gaat is over het algemeen te verwaarlozen. In plaats van het algemene btw-tarief geldt voor het vervoer van personen met schepen en luchtvaartuigen als de plaats van bestemming of de plaats van vertrek buiten Nederland ligt, het nultarief in de btw. Het nultarief geldt ook voor de diensten voor door de passagiers meegenomen bagage, personenauto's en motoren en bij bemiddeling bij de genoemde diensten. | 17 | ||
Scheepvaart en Havens | Maritieme veiligheid | Ex-post: Evaluatie nationaliteitseis kapitein zeeschepen | 2024 | lopend | De evaluatie moet bijdragen aan de vormgeving en formulering van beleid voor een betere instroom in het nautisch onderwijs en positionering in de arbeidsmarkt. Het is een feitelijke terugkoppeling op hoe de huidige vrijstelling is geformuleerd. | 18 |
Ex-post: IMSAS-audit | 2023-2024 | lopend | De IMO IMSAS audit op het Koninkrijk is in maart 2023 uitgevoerd. Verbeterplannen worden opgesteld om zo wel te voldoen aan de internationale verplichtingen. Het meerjarig verbeterprogramma loopt onder coördinatie van de Koninkrijks Maritieme Administratie (KMA). Voor Nederland betekent het een extra opgave op de volgende wijze: Nederland (ILT, vlag), BES en (mondeling toegezegde) ondersteuning aan de Caraibische landen. Efficiency in Nederland via Maritieme Autoriteit wordt bekeken. | 18 | ||
Infrastructuur | Ex-durante: Staat van de Infra RWS | Jaarlijks | lopend | Elk jaar wordt er middels een evaluatie een (figuurl ijke) foto gemaakt van hoe de infrastructuur erbij ligt. Er wordt dan gekeken of de staat van de infrastructuur hetzelfde is gebleven, verslechterd of verbeterd is. Dit wordt gebruikt in het proces rondom de besluitvorming over investeringen in de infrastructuur. | 18 en MF | |
Klimaatmitigatie | Ex post Tijdelijke subsidieregeling duurzame binnenvaartmotoren 2020 ‒ 2021 | 2024 | lopend | Het betreft de evaluatie naar de doeltreffendheid en de effecten van deze subsidieregeling in de praktijk. | 18 | |
Ex ante: Roadmap Brandstoftransitie | 2024 | lopend | Door RVO wordt in opdracht van IenW de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart opgesteld. Hierin worden de meest waarschijnlijke transitiepaden uitgewerkt voor verschillende vlootsegmenten, en wordt in kaart gebracht wat dit betekent voor de toekomstige brandstofmix in de zeevaart. Deze roadmap wordt opgesteld in samenwerking met partijen uit de gehele brandstofketen gericht op de zeevaart, van brandstofproducenten tot reders en havens. | 18 | ||
Ex ante: Onderzoek naar data over emissies van zeevaart | 2024 | lopend | Er wordt nog een besluit genomen over het onder nationaal klimaatbeleid brengen van zeevaart. Na het nemen van dit besluit wordt de Kamer geïnformeerd en zal het onderzoek naar data over emissies van de zeevaart aan de Kamer worden aangeboden. Dit zal naar verwachting in het derde kwartaal van 2024 plaatsvinden. | 18 | ||
Ex-ante: onderzoek Stimuleren verduurzaming zeevaart | 2024 | lopend | Het kabinet heeft in het Meerjarenprogramma 2025 van het Klimaatfonds middelen gereserveerd voor de ontwikkeling van duurzame zeeschepen, gericht op het opschalen van innovatieve duurzame aandrijftechnieken in de zeevaart. Het betreft de vroege fase van opschaling, waarin nog een aanzienlijke onrendabele top aanwezig is. Voor het vormgeven van een nieuw instrument heeft Rebel onderzoek uitgevoerd naar o.a. de benodigde kapitaal investeringen en de operationele meerkosten bij gebruik van duurzame aandrijftechnieken voor zeevaartschepen. De uitkomsten van dit onderzoek zijn gebruikt bij het opstellen van een fiche ter uitwerking van de eerder genoemde reservering en als voorstel om op te nemen in het Meerjarenprogramma 2025 van het Klimaatfonds. | 18 | ||
Ex post Tijdelijke subsidieregeling elektrificatie binnenvaartschepen 2023–2027 en de subsidie aan Zero Emission Services | 2028 | te starten | Om de uitstoot van CO2, stikstof en fijnstof door de binnenvaart terug te dringen, is een subsidieregeling gepubliceerd waarbij subsidie verstrekt kan worden voor activiteiten die tot doel hebben een binnenvaartschip volledig elektrisch te kunnen laten varen binnen de toepassing van het Nationaal Groei Fondsproject (het Project – Zero emissie binnenvaart batterij-elektrisch zoals toegekend uit het Nationaal Groei Fonds). Daarnaast is vanuit dit project een subsidie verstrekt aan Zero Emission Services voor de aanleg van laadstations en aanschaf van energiecontainers. De evaluatie betreft een onderzoek naar de doeltreffendheid en de effecten van beide subsidies in de praktijk. | 18 | ||
Multimodaal goederenvervoer en buisleidingen | Ex-post: Evaluatie multimodale goederenbeleid | 2024 | lopend | Een evaluatie van het multimodale goederenvervoerbeleid is voorzien voor 2024, vijf jaar na de totstandkoming van hiervan via de Goederenvervoeragenda. Insteek daarbij is het bepalen van de bijdrage van de acties die sindsdien zijn opgestart om bij te dragen aan: 1) stimuleren van het multimodaal gebruik van het transportsysteem via weg, water, spoor en buisleidingen via modal shift en versterken van multimodale knooppunten; 2) stimuleren van de digitalisering in het multimodale transportsysteem via papierloos transport en publiek-publiek/privaat delen van data over het vervoer van goederen; 3) faciliteren van multimodaliteit door het wegnemen van knelpunten in het transportsysteem; 4) praktische ruimtelijke doorvertaling hiervan op de goederenvervoercorridors met de grote (inter)nationale transportstromen binnen Nederland. | 18 | |
Algemeen | Ex-durante Economische en arbeidsmarkt maritieme en havenmonitor | Jaarlijks | lopend | De economische kengetallen van de maritieme cluster en in het bijzonder de sectoren havens, binnenvaart en zeevaart geven inzicht in de concurrentiekracht en veerkracht van de maritieme sector. Hierover vindt ook afstemming plaats met de sectorvertegenwoordiging, waaronder (binnen)havenbedrijven. | 18 | |
Ex-post synthese: Scheepvaart en Havens | 2029 | lopend | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 (RPE 2022) dienen themagewijze beleidsdoorlichtingen eens per 4 tot 7 jaar plaats te vinden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 18 is afgerond in 2022 en betrof de onderzoeksperiode 2014‒2020. De komende periodieke rapportage zal betrekking hebben op de periode 2021‒2027. | 18 | ||
Fiscale regelingen | Accijns vrijstelling gebruik van gasolie (voor binnenvaart) | n.v.t. | n.v.t. | Internationale concurrentiepositie. Exploitanten van commerciële schepen die aardgas als brandstof gebruiken voor de vaart op communautaire wateren komen in aanmerking voor teruggave van energiebelasting. | 18 | |
Assurantiebelasting vrijstelling zeeschepen | n.v.t. | n.v.t. | Voorkomen van verstoring van de internationale concurrentieverhoudingen. Verzekeringen van zeeschepen zijn vrijgesteld van de assurantiebelasting. Het gaat om cascoverzekeringen (het zeeschip zelf, niet de inhoud daarvan) en de risico’s die de reder heeft door het varen van een zeeschip. | 18 | ||
Tonnageregeling winst uit zeescheepvaart | n.v.t. | n.v.t. | Versterken van het maritieme cluster, het bevorderen van werkgelegenheid verbonden aan het varen onder Nederlandse vlag en het versterken van de Nederlandse concurrentiepositie. Op verzoek van de belastingplichtige wordt, in afwijking van het algemeen systeem van winstbepaling in de IB en Vpb, de winst uit zeescheepvaart op basis van deze regeling forfaitair bepaald. Uitgangspunt hierbij vormt de tonnage van de schepen waarmee die winst wordt behaald. Als voor een schip voor de tonnageregeling wordt gekozen, geldt dit voor een periode van 10 jaar. | 18 | ||
Afdrachtvermindering zeevaart | n.v.t. | te starten | Zeevaartsector in staat stellen te concurreren op de internationale markt en zeevaartbedrijven aan ons land binden. Deze vermindering mag worden toegepast ter zake van het loon van zeevarenden die werken op een Nederlands schip. De vermindering bedraagt een vast percentage van het loon voor zeevarenden die in Nederland of in een ander EU- of EER-land wonen. Voor overige zeevarenden die onderworpen zijn aan de loonbelasting of premieplichtig zijn voor de volksverzekeringen is er een lager percentage vastgesteld. | 18 |
Beleidsthema Luchtvaart
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
De periodieke rapportage van artikel 17 Luchtvaart is een syntheseonderzoek dat zich baseert op eerder uitgevoerde beleidsevaluaties om inzicht te krijgen in de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid en om na te gaan of de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid kan worden vergroot. De uit te voeren periodieke rapportage heeft betrekking op de periode 2016–2022 en sluit zodoende aan op de beleidsdoorlichting die de jaren 2009-2015 betrof (Kamerstukken II 32861, nr. 28). De periodieke rapportage beschouwt het gehele artikel 17. IenW heeft de inzet op het versterken van omgevingsmanagement als specifieke aandachtsgebied meegegeven voor de periodieke rapportage. Het resultaat van de periodieke rapportage en de bevindingen van de onafhankelijk deskundige zullen naar verwachting in de tweede helft van 2024 aan de Tweede Kamer worden aangeboden, voorzien van een beleidsreactie.
De aanbevelingen uit die laatste doorlichting alsmede de Luchtvaartnota 2020-2050 staan aan de basis van het nu lopende evaluatieprogramma. De SEA voor artikel 17 is ingedeeld aan de hand van de vier publieke belangen uit de Luchtvaartnota waarin een nieuwe koers is uitgezet naar een duurzame luchtvaartsector die Nederland goed blijft verbinden met de rest van de wereld (Kamerstukken II 2020/21, 31936, nr. 820). ‘Slim en duurzaam’ is het uitgangspunt van de Luchtvaartnota. De luchtvaartsector moet zorgen voor minder hinder en minder uitstoot van vervuilende stoffen. De negatieve effecten op mens, natuur en milieu moeten verminderen. Dit is een omslag in het luchtvaartbeleid. Kwaliteit komt centraal te staan. Er is een nieuwe balans nodig tussen de kwaliteit van de leefomgeving en de kwaliteit van het netwerk van internationale verbindingen. Met het uitvoeren van verschillende ex-ante, ex-durante en ex-post onderzoeken draagt het evaluatieprogramma bij aan de invulling van de verschillende publieke belangen.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De periodieke rapportage geeft inzicht in de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het gevoerde beleid en om na te gaan of de (voorwaarde voor) doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid kan worden vergroot.
De resultaten van de periodieke rapportage zullen inzichtelijk maken op welke beleidsterreinen zogenaamde «witte vlekken» bestaan; beleidsterreinen waar informatie ontbreekt om de doeltreffendheid en doelmatigheid te kunnen beoordelen. Het resultaat en de aanbevelingen van de periodieke rapportage zullen het vertrekpunt vormen voor een herijking van het evaluatieprogramma (de SEA) voor de begroting van 2026. Daarbij zal specifiek aandacht zijn voor de beleidsterreinen waarvoor de afgelopen periode onvoldoende informatie beschikbaar was om de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid inzichtelijk te maken
Beleidsthema Duurzame scheepvaart
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Op het gebied van klimaatmitigatie wordt het komende jaar gewerkt aan diverse prioriteiten. Het gaat hierbij om:
Implementatie van de Europese Fit-for-55 voorstellen gericht op de zeevaart en binnenvaart, in overleg met NEa, RVO, RWS en ILT voor goed uitvoerbare en handhaafbare regelgeving18.
Uitwerking en implementatie van mondiale afspraken over broeikasgasreductie in de zeevaart op basis van de in 2023 herijkte broeikasgasreductiestrategie van de International Maritime Organisation (IMO).
Opvolging geven aan de maritieme brandstoftransitie en wat dit vraagt van het Nederlands energiesysteem, op basis van o.a. het definitieve Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) dat op 1 december 2023 door het Kabinet is vastgesteld19 en de Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart die het derde kwartaal 2024 met de Kamer wordt gedeeld. Hierbij wordt o.a. de rol van de havens en maritieme sector in de transitie onderzocht.
Het stimuleren en faciliteren van de energietransitie in de zeevaart en binnenvaart op nationaal niveau, waarbij er synergiekansen liggen met de economische positie van het Nederlands maritiem cluster.
Het onderzoeken en uitvoeren van interventies met als doel het reduceren van stikstofuitstoot in en rondom havens als gevolg van uitstoot van schepen.
Voor verschillende prioriteiten worden onderzoeken uitgevoerd en/of wordt er in bredere zin ingezet op kennisdeling. In 2024 worden o.a. de volgende rapporten opgeleverd:
– De Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart (inventariserend en agenderend)
– Onderzoek naar data over emissies zeevaart (CE Delft). Onderzoek naar de verdeelsleutel met betrekking tot het toewijzen van zeevaart emissies aan Nederland
– Afgerond in 2023: Onderzoek stimuleren zeevaart (Rebel) gericht op investeringen voor duurzame aandrijftechnieken.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart geeft een uitwerking van de meeste waarschijnlijk transitiepaden voor verschillende vlootsegmenten, en benoemt in bredere zin aandachtspunten voor marktpartijen en voor beleid.
Het onderzoek naar data over emissies in de zeevaart brengt in kaart welke verdeelsleutels mogelijk zijn om de emissies van zeevaart toe te schrijven aan landen.
Met diverse onderzoeken gericht op zero emissie voortstuwing en energiedragers in zeevaart wordt in kaart gebracht waar knelpunten in de uitrol kunnen worden weggenomen en waar innovatieve toepassingen opgeschaald kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek Stimuleren verduurzaming zeevaart gericht op de voorwaarden en benodigdheden van een stimuleringsinstrumentarium voor de vroege fase opschaling om de transitie te maken naar een klimaatneutrale zeevaart. Dit onderzoek is in 2023 afgerond, de bevindingen worden meegenomen bij de uitwerking van een subsidieregeling gericht op de verduurzaming van zeevaartschepen vanuit het Klimaatfonds.
Beleidsthema Maritieme veiligheid
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De IMO IMSAS audit is in 2023 uitgevoerd op het Koninkrijk. Deze audit levert inzicht op in welke mate voldaan wordt aan de naleving van de internationale verplichtingen op algemeen, kust-, haven- en vlaggenstaatgebied voor alle landen binnen het Koninkrijk.
De evaluatie nationaliteitseis kapitein op Nederlands gevlagde zeeschepen moet inzicht bieden hoe de huidige vrijstellingsregeling in de praktijk wordt toegepast.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
In opvolging van het IMO IMSAS audit op het Koninkrijk van maart 2023 zijn in samenspraak met de landen verbeterplannen opgesteld en geaccordeerd. Dit verbeterpakket is unaniem gesteund door de vier verantwoordelijke ministers en wordt komende jaren praktisch ingevuld om de compliancy op de internationale verplichtingen te verbeteren.
De evaluatie nationaliteitseis kapitein zeeschepen draagt bij aan het verkrijgen van inzicht in de vrijstellingsregeling en kan worden gebruikt voor beleidsvorming in het nautisch onderwijs en de maritieme arbeidsmarkt.
Beleidsthema Infrastructuur
Welke kennis inzichten worden er naar verwachting opgedaan?
De rapportage beschrijft de technische staat van de drie door RWS beheerde netwerken op peildatum 1 januari T-1 aan de hand van vijf criteria: Veiligheid, Levensduur, Betrouwbaarheid, Beschikbaarheid en Technische conditie. Daarnaast bevat de rapportage kaarten die laten zien wat voor gebruikers de gevolgen zijn van de huidige toestand van de drie netwerken.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
Met deze rapportage kan er aan de hand van de genoemde criteria de technische staat van de drie door RWS beheerde netwerken worden gemonitord.
Beleidsthema Multimodaal goederenvervoer
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
In het multimodale goederenvervoerbeleid wordt gewerkt aan een multimodaal, efficiënt georganiseerd, duurzaam en veilig goederenvervoer anno 2050 dat de bevoorrading van economische en maatschappelijke activiteiten ondersteund.
Hiertoe wordt met een inzet op modal shift en digitalisering gewerkt aan een betere benutting van de mogelijkheden van het transportsysteem. Met de doorontwikkeling van buisleidingen als belangrijke modaliteit en de herpositionering van short sea shipping binnen het transportsysteem wordt het bestaande multimodale transportsysteem verder versterkt.
De evaluatie van het multimodale goederenbeleid geeft inzicht in de bijdrage van deze acties vanuit de Goederenvervoeragenda aan: – Het stimuleren van het multimodaal gebruik van het transportsysteem via weg, water, spoor en buisleidingen via modal shift en het versterken van de rol van de multimodale knooppunten binnen de goederenvervoercorridors – Het stimuleren van de digitalisering in het multimodale goederenvervoer via papierloos transport en publiek-publiek/privaat delen van transportdata over het vervoer van goederen – Het faciliteren van multimodaliteit door het wegnemen van knelpunten in het transportsysteem – De praktische ruimtelijk doorvertaling op de goederenvervoercorridors met de grote (inter)nationale transpoststromen binnen Nederland.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
Het multimodale goederenvervoerbeleid staat voor grote uitdagingen om ook op de lange termijn een efficiënt, concurrerend, duurzaam en veilig transport van goederen te waarborgen. Daarbij is er extra aandacht voor de opgaven van de energietransitie en de nodige veerkracht om verstoringen in de logistieke keten op te vangen. De daarvoor benodigde actie worden vastgelegd in de actieagenda bij de herijkte Goederenvervoeragenda die eind 2024 uitkomt. Ten eerste door het versterken van de multimodaliteit in het goederenvervoer (modal shift tussen de modaliteiten weg, vaarweg en spoor; aanpakken knelpunten in het transportsysteem voor multimodaal transport en het verbreden van het transportsysteem met buisleidingen en een sterkere positie van de short sea shipping). Ten tweede via realisatie van papierloos transport en de ontwikkeling en toepassing van instrumenten om data te delen. Verder wordt gewerkt aan het versterken van de efficientie in de afhandeling, de duurzaamheid en veiligheid van de dikkerere goederenstromen via de goederenvervoercorridors. In 2024 wordt een beleidsevaluatie uitgevoerd naar de meerwaarde van deze maatregelen voor het realiseren van een multimodaal transportsysteem in 2050. De uitkomsten daarvan dragen bij aan de lange termijnvisie op de ontwikkeling van het multimodale transport en volgende versies van de Goederenvervoeragenda.
Milieu en Internationaal
Het hoofdthema Milieu en Internationaal in de IenW begroting verspreid over de volgende beleidsartikelen: artikel 19 Internationaal Beleid, artikel 20 Lucht en Geluid, artikel 21 Duurzaamheid en artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s. De artikelindeling blijft voor de uitvoering van de periodieke rapportage/beleidsdoorlichtingen vooralsnog het vertrekpunt. Dat neemt niet weg dat verbanden en samenhang de aandacht krijgen.
Thema | Subthema | Type onderzoek | Afronding | Status | Toelichting | Artikel |
---|---|---|---|---|---|---|
Lucht en Geluid | Geluid | Ex post: lokaal geluidbeleid | 2025 | te starten | In beeld brengen ontwikkelingen en resultaten | 20 |
Ex durante: effectonderzoek: interventies hinder | 2024 | Lopend | Effect van interventies op ervaren hinder. Het gaat hier om vergroting van inzicht in de effectiviteit van saneringsmaatregelen | 20 | ||
Ex post: bijdrageregeling sanering verkeerslawaai | 2027 | te starten | Het betreft een evaluatie van de werking van de nieuwe saneringsregeling onder de Omgevingswet | 20 | ||
Verkenning: bronbeleid | 2025 | te starten | Uitgaven voor preventie en bronbeleid | 14, 16 en 20 | ||
Monitoring: Hinder en slaapverstoring | Jaarlijks | te starten | Jaarlijkse evaluatie van de ontwikkeling van ervaren hinder en slaapverstoring | 20 | ||
Ex post: geluidsregels | 2029 | te starten | Evaluatie van de werking van de geluidsregels in de Omgevingswet. Hierin wordt betrokken omgaan met afwegingsruimte. | 20 | ||
Ex post synthese: Geluid | 2030 | Lopend | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek 2022 (RPE 2022) dienen themagewijze beleidsdoorlichtingen eens per 4 tot 7 jaar plaats te vinden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 20, onderdeel Geluid, is afgerond in 2023 en betrof de onderzoeksperiode 2015‒2021. De komende periodieke rapportage zal betrekking hebben op de periode 2022‒2028 | 20 | ||
Ex post Strategische evaluatie agenda | 2025 | Lopend | Het betreft een evaluatie van het Doelmatigheidscriterium geluidmaatregelen (DMC) | 20 | ||
Lucht | Ex-durante: SLA-maatregelen en UFP | 2024 | Lopend | 20 | ||
Ex-ante: Onderzoek aanvullende maatregelen WHO-advieswaarden | 2024 | Lopend | Deze verkenning loopt nog en wordt dit jaar uitgebracht. De Kamer wordt hierover geïnformeerd bij de nieuwe Uitvoeringsagenda van het SLA. | 20 | ||
Ex-durante Monitoring voortgang Schone Lucht Akkoord | 2024 | Lopend | Voortgang op de geformuleerde doelen in het Schone Lucht Akkoord. Aanbieding is gepland in begin 2024. (PR: gepland voor de zomer 2024) | 20 | ||
Ex post synthese: Schone Lucht Akkoord | 2026 | te starten | Het Schone Lucht Akkoord is een bestuurlijke overeenkomst tussen het Rijk en de decentrale partners (provincies en gemeenten), en is gericht op het realiseren van gezondheidswinst voor alle burgers door een permanente verbetering van de luchtkwaliteit verdergaand dan de EU-normen voor luchtkwaliteit. Hierbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden in 2030. Voor luchtkwaliteit is in 2019 de beleidsdoorlichting Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) uitgebracht. Het NSL loopt tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Het Schone Lucht Akkoord is op 13 januari 2020 van start gegaan en loopt tot 2030. Er is behoefte om vijf jaar na de start van het Schone Lucht Akkoord, het beleid door te lichten. | 20 | ||
Duurzaamheid | Algemeen | Ex post synthese: CE beleid | 2026 | te starten | Conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) dienen themagewijze beleidsdoorlichtingen eens per 4 tot 7 jaar plaats te vinden. De vorige beleidsdoorlichting van artikel 21 is afgerond in 2019 en betrof de onderzoeksperiode 2011‒2017. De komende beleidsdoorlichting zal betrekking hebben op de periode 2018‒2024. | 21 |
Monitoring: Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) | 2025 | Lopend | De integrale circulaire-economierapportage (ICER) is een tweejaarlijks product van PBL die zicht geeft op de stand van zaken in de transitie naar een circulaire economie. | 21 | ||
Textiel | Monitoring: Denim Deal | 2024 | Lopend | In 2020 is de Green Deal Circulaire Denim (Denim Deal) gesloten. Ondertekenaars hebben daarin aangegeven jaarlijks data aan te leveren over hun voortgang op de 3 afgesproken doelen gedurende de looptijd van de deal (tot eind 2023). In 2021 is een nulmeting opgeleverd waarin het vertrekpunt voor de doelen wordt geschetst. In de volgende jaren zal de voortgang daarop worden weergegeven. In juni 2024 wordt de laatste monitor aan de TK gestuurd. | 21 | |
Verkenning: Reparatie | 2024 | Lopend | IenW overweegt om in samenwerking met Techniek Nederland een register op te zetten waarin reparateurs staan die de benodigde opleidingen hebben gedaan om als professioneel reparateur bekend te mogen staan. Om dit register ook echt te doen bijdragen aan meer reparatie, is het nodig te weten welke verwachtingen consumenten die een reparateur zoeken van zo'n register hebben en welke informatie erop te vinden moet zijn om ze ertoe aan te zetten voor reparatie te kiezen in plaats van vervanging van defecte apparaten. Daarop richt dit onderzoek zich. | 21 | ||
Plastic | Monitoring: Plastic Pact NL | 2027 | te starten | De monitor Plastic Pact Nederland over 2021 is op 3 april 2023 naar de Kamer gestuurd. De staatssecretaris heeft de stuurgroep gevraagd de aandachtspunten van de voortgangscommissie op te pakken. | 21 | |
Ex-ante: Preliminary study into standardization of plastic reusable packaging | 2024 | Lopend | Het rapport stelt dat standaarden voor herbruikbare bekers op korte termijn mogelijk zijn, mits hier meer coördinatie op komt. Op dit moment wordt een standaard ontwikkeld voor herbruikbare bekers. | 21 | ||
Ex-ante: Pressure cooker trajectory supermarkets | 2024 | Lopend | SUPZero heeft concrete acties uitgewerkt die supermarkten gezamenlijk kunnen nemen om pre-competitief te werken aan plastic reductie en hergebruik. In 2024 wordt dit uitgewerkt in een 'Reuse Roadmap 2030 voor supermarkten'. | 21 | ||
Ex-ante: Wegwerp plastics | 2024 | Lopend | Gedragsonderzoek naar drivers en belemmeringen voor hergebruik bij de consument: bij de overgang naar hergebruik spelen consumentengewoonten en percepties een grote rol, men is gewend aan wegwerp. Dit onderzoek brengt in kaart hoe consumenten meegenomen kunnen worden om hun gedrag aan te passen aan de nieuwe situatie met meer hergebruik. | 21 | ||
Afvalstoffenbeheer | Ex-ante: Onderzoek Afvalstof of product | 2024 | lopend | Onderzoek ten behoeve van overige acties uit de verkenningen uit 2021 op het terrein van de beoordeling van afvalstof of product (zie ook kamerbrief Opvolging verkenningen Taskforce Herijking Afvalstoffen, 1 maart 2021 (zie ook TK, 32 852-140). Dit ondersteunende onderzoek is naar verwachting nodig om verder uitwerking te geven aan de resterende acties uit de kamerbrief van 21 maart 2021. Het treffen het opstellen van diverse ministeriële regelingen en handreikingen en het inrichten van een kennisplatform voor omgevingsdiensten bij hun beoordeling van materiaalstromen om kennis op te doen en uit te wisselen. Momenteel wordt er zowel aan de ministeriële regelingen en handreikingen als aan de oprichting van het Kennisplatform gewerkt. Dat laatste samen met IPO, VNG en Omgevingsdienst NL. | 21 | |
Ex-ante: Onderzoek Circulair Materialenplan | 2024 | lopend | Ten behoeve van de ontwikkeling van het Circulair Materialenplan, als opvolger van het Landelijk Afvalbeheerplan, brengt de m.e.r. de milieueffecten in beeld voor de belangrijkste nieuwe beleidsvoornemens die mogelijk een plek krijgen in het CMP. Speerpunt bij de m.e.r. vormt de hoogwaardige verwerking van materiaalstromen. Het m.e.r. onderzoek loopt nog. De resultaten en beleidsreactie daarop zullen samen met het ontwerp CMP in het najaar van 2024 naar de Tweede Kamer worden gezonden i.h.k.v de inspraakprocedure. | 21 | ||
Fiscale regelingen | Vrijstelling groen beleggen box 3 | n.v.t. | n.v.t. | Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd. Op grond van deze regeling is een maximumbedrag aan groene beleggingen vrijgesteld van de rendementsgrondslag van de vermogensrendementsheffing. Beleggers met een fiscale partner hebben gezamenlijk recht op een vrijstelling dubbel dit maximumbedrag. Het bedrag van de vrijstelling wordt jaarlijks geïndexeerd. | 21 | |
Heffingskorting groen beleggen box 3 | n.v.t. | n.v.t. | Kapitaal van particuliere spaarders en beleggers trekken en deze beschikbaar maken voor de financiering van risicovolle projecten die het milieu- en natuurbeleid ten goede komen en die anders niet zouden worden gerealiseerd. De heffingskorting voor groene beleggingen sluit aan op de vrijstelling in box 3 voor groene beleggingen. De korting bedraagt van een percentage van het bedrag dat is vrijgesteld van de vermogensrendementsheffing. | 21 | ||
Milieu-investeringsaftrek (MIA) | 2029 | te starten | Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. De MIA vormt, als onderdeel van de investeringsaftrek in de IB en Vpb, een extra aftrek op de fiscale winst voor milieu-investeringen die bij ministeriële regeling worden aangewezen. Er zijn drie verschillende categorieën op de Milieulijst, waarbij drie verschillende percentages van het investeringsbedrag in mindering kan worden gebracht op de winst. De MIA is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie. | 21 | ||
VAMIL | 2029 | te starten | Stimulering investeringen in innovatieve milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen. Op basis van de willekeurige afschrijving milieu-investeringen (VAMIL) mag willekeurig worden afgeschreven op door de Minister van IenW aangewezen milieu-investeringen (Milieulijst) tot een vast percentage van de aanschaf- of voortbrengingskosten. Deze regeling in de IB en Vpb leidt voor de belastingplichtige tot een liquiditeits- en rentevoordeel. De VAMIL is een gebudgetteerde regeling met een systematiek van meerjarige budgetegalisatie. | 21 | ||
Omgevingsveiligheid en Milieurisico's | Algemeen | Ex-post synthese: Artikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico's | 2025 | te starten | de aanbevelingen uit de laatste Beleidsdoorlichting in 2018 zijn uitgevoerd en er is voldaan aan de Motie Koerhuis (…). Deze acties maken dat het beleidsartikel 22 beter gestructureerd is en er meer aandacht is voor een sluitende beleidscyclus. Specifieke vragen voor de nieuwe beleidsdoorlichting 2018-2024 zullen dan ook zijn: is de samenhang van de doelstellingen onder het artikel duidelijk, zijn de diverse dossiers voorzien van beleid theorieën en wordt er voldoende data verzameld om doelmatigheid en doeltreffendheid te meten. | 22 |
Veilige Omgeving | Ex-post: Programma Robuust Basisnet | 2024 | lopend | in 2024 wordt gestart met een evaluatie van het Programma Robuust Basisnet (vervoer van gevaarlijke stoffen) dat in 2019 is begonnen en doorloopt tot de wijziging van de huidige regelgeving Basisnet in (vermoedelijk) 2025. Deze evaluatie zal met name op het proces gericht zijn, in aanvulling op de meer inhoudelijke evaluatie gericht op het functioneren van het basisnet zelf, die in 2023 is opgeleverd. Met een programmatische aanpak en betrokkenheid van diverse stakeholders is met het programma ingezet op het tot stand komen van een robuuster basisnet, allereerst voor de modaliteit spoor, met het oogmerk deze aanpak later ook te kunnen gebruiken voor de modaliteiten weg en water | 22 | |
Ex-post: Project Aankoopregeling/Basisnet | 2025 | te starten | de afgelopen 10 jaar is door RWS uitvoering gegeven aan de Beleidsregel verwerven van woningen langs Basisnetroutes. De opdracht nadert zijn eind. Een evaluatie moet inzichten opleveren over het proces. Mogelijk wordt er in de toekomst een nieuw project gestart., dan kunnen de leerpunten uit deze evaluatie meteen worden toegepast. | 22 | ||
Ex-post: COVID-Vuurwerkregeling | 2025 | te starten | tijdelijke subsidieregeling vuurwerkverbod COVID-19 (TSVC-19) kwam tegemoet in de gemaakte kosten van detailhandelaren en vuurwerkbedrijven naar aanleiding van het tijdelijk verbod op het verkopen, vervoeren of afsteken van eindejaarsvuurwerk tijdens de jaarwisselingen 2020/2021 en 2021/2022. In de evaluatie zal worden bekeken of de subsidie bekend was bij de bedrijven, of zij er gebruik van hebben gemaakt en in hoeverre het de kosten heeft gedekt.. De informatie is nuttig voor het geval het instrument voor vergelijkbare situaties weer wordt overwogen. | 22 | ||
Voorkomen en beperken Milieurisico's | Ex-post: Evaluatie asbestbeleid | 2026 | te starten | De evaluatie richt zich op de vraag op welke wijze de aanpak van asbestdaken is gerealiseerd | 22 | |
Ex-durante: Cogem | 2025 | te starten | de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) informeert en adviseert de regering over genetisch gemodificeerde organismen (ggo's). Het is wettelijk verplicht om een 4-jaarlijkse evaluatie uit te voeren van het adviesorgaan inzake biotechnologie. In 2021 vond de laatste evaluatie plaats. | 22 | ||
Ex-durante: Impulsprogramma Chemische Stoffen | 2027 | te starten | de evaluatiemethodiek lerend evalueren wordt toegepast om te evalueren of de gerichte impulsen aan het chemische stoffen en biociden beleid de gewenste impact hebben. Dit houdt in dat er gedurende de vierjarige looptijd van het programma ex durante geëvalueerd wordt. Op deze manier kan het programma op een gestructureerde wijze, waar nodig, worden bijgewerkt om de doelstelling zo goed mogelijk te realiseren. | 22 | ||
Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming | Ex-post: Evaluatie stelsel nucleaire veiligheid en stralingsbescherming | 2024 | Lopend | Evaluatie stelsel nucleaire veiligheid en stralingsbescherming (Kernenergiewet en onderliggende besluiten en regelingen) om na te gaan of het stelsel voldoende robuust is met oog op het bewerkstelligen van de ambities van het coalitieakkoord inzake kernenergie en afval. | 22 | |
Ex-durante: ZBO-evaluatie ANVS | 2025 | lopend | in 2025 wordt de tweede wettelijke evaluatie van het ZBO ANVS uitgevoerd. Hierbij wordt o.a. in beeld gebracht of de ANVS voldoende is uitgerust voor de nucleaire ambities van het Kabinet en de nieuwe private initiatieven (w.o. SMR’s) die in de sector worden onderzocht. | 22 | ||
Ex-durante: Financiële Zekerheidsstelling Ontmanteling | 2025 | lopend | Doel van de financiële zekerheidstelling is het - zoveel als redelijkerwijs mogelijk - voorkomen dat de Staat moet bijdragen aan de kosten van het buitengebruikstellen en ontmantelen van kernreactoren. Met deze evaluatie worden de huidige eisen aan de financiële zekerheidstelling en het proces van de beoordeling ervan geëvalueerd om te bezien of dit op onderdelen (verder) kan worden verbeterd. | 22 | ||
Uitvoering Milieuregelgeving | Ex-durante: VTH | 2025 | te starten | 1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Vanaf dat moment verplicht deze wet tot tweejaarlijks evalueren van de kwaliteit van de uitvoering VTH. Op basis van de oude Wet algemene bepalingen omgevingsrecht hebben in 2017, 2019, 2021 en 2023 evaluaties plaatsgevonden. Deze evaluaties worden gebruikt om, waar nodig, verbeteringen in het VTH-stelsel door te voeren. De tweejaarlijkse evaluatie van 2023 dient tevens als nulmeting voor het Interbestuurlijk Programma VTH dat van 2022- 2024 loopt. In dit IBP-VTH wordt opvolging gegeven aan de aanbevelingen van de Commissie Van Aartsen. De eerstvolgende evaluatie vindt plaats in 2025 waarmee dan ook de resultaten van het IBP-VTH in kaart worden gebracht | 22 | |
Fiscale regeling | Vrijstelling zuiveringsslib afvalstoffenbelasting | n.v.t. | n.v.t. | Doel is om het zuiveren van afvalwater te stimuleren. Hoe schoner het water, hoe meer zuiveringsslib ontstaat. Door het zuiveringsslib vrij te stellen, wordt zuivering gestimuleerd. Onder specifieke voorwaarden en beperkingen wordt een vrijstelling van afvalstoffenbelasting verleent voor het verbranden van zuiveringsslib. De vrijstelling geldt als het zuiveringsslib binnen drie jaar na afgifte aan de inrichting wordt verbrand en aan andere gestelde voorwaarden wordt voldaan. | 22 | |
Vrijstelling asbest afvalstoffenbelasting | 2025 | te starten | Het doel van de maatregel is om een vrijstelling van afvalstoffenbelasting op te nemen voor de verwijdering van asbest en asbesthoudende producten afkomstig van asbestdaken. Hiermee wil men het saneringsbeleid ondersteunen en voorkomen dat de hoge kosten van sanering een knelpunt vormen voor eigenaren. Tevens beoogt de maatregel illegale dumping van asbest in de natuur tegen te gaan. Het storten van asbest dat is gebruikt als dakbedekking is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. Dit geldt alleen voor afzonderlijk aangeboden en onvermengd asbest dat uitsluitend toegepast is als dakbedekking. Het asbest moet door een gecertifieerd asbestverwijderingsbedrijf zijn gesaneerd én gemeld in het LAVS (Landelijk Asbestvolgsysteem). | 22 | ||
Vrijstelling baggerspecie afvalstoffenbelasting | n.v.t. | n.v.t. | Doel is om de verwerking ervan te stimuleren zodat daarmee het beslag op schaarse stortruimte alsmede het beslag op schaarse primaire grondstoffen zoveel mogelijk kan worden beperkt. Het storten van baggerspecie is vrijgesteld van afvalstoffenbelasting. | 22 |
Beleidsthema Lucht en geluid
Welke kennisinzichten worden naar verwachting opgedaan?
In het beleidsprogramma IenW komt naar voren dat er slimme keuzes gemaakt moeten worden, nu het belang van een gezonde leefomgeving actueler is dan ooit. De voortgang van maatregelen uit het Schone Luchtakkoord wordt dan ook systematisch gemonitord en geëvalueerd. De deelnemers rapporteren over de voortgang van de uitvoeringsplannen. Tenminste eens per drie jaar vindt een voortgangsmeting plaats van het SLA door het RIVM. Dit jaar vindt er weer een voortgangsmeting plaats. Het Schone Lucht Akkoord is gericht op het realiseren van gezondheidswinst voor alle burgers door een permanente verbetering van de luchtkwaliteit verdergaand dan de EU-normen voor luchtkwaliteit. Inzet is om 50% gezondheidswinst in 2030 te realiseren voor luchtvervuiling uit binnenlandse bronnen, hierbij wordt toegewerkt naar de WHO-advieswaarden voor luchtkwaliteit. In 2021 heeft de WHO nieuwe advieswaarden uitgebracht. In 2023 wordt onderzocht met welke tussenstappen naar deze nieuwe advieswaarden kan worden toegewerkt en welke aanvullende maatregelen effectief kunnen zijn om verdere gezondheidswinst te realiseren.
Deze onderzoeken worden uitgevoerd om meer inzicht te krijgen in de effecten van het gestelde en mogelijk toekomstig beleid. Tevens is er gekeken of het SLA-beleid ook een mogelijk positief of negatief effect heeft op het terugdringen van fijnstof-emissies. Ultrafijnstof is kleine fractie van fijnstof, waar nog veel over onbekend is. In het licht van onderzoeken die de afgelopen jaren zijn verschenen is aan Antea gevraagd om de maatregelen uit het SLA door te lichten op mogelijke effecten op ultrafijnstof-emissies. Ten derde wordt er onderzoek gedaan naar houtstook. Houtstook door particulieren staat volop in de belangstelling. Er is vorig jaar een onderzoek gepubliceerd naar mogelijkheden voor extra maatregelen in het kader van houtstookemissies. Dit jaar wordt de beleidsreactie daarop naar de Kamer gestuurd. Als laatste is er onder het thema luchtkwaliteit onderzoek gedaan naar de gevolgen van de voorgestelde richtlijn Luchtkwaliteit. De Europese Commissie heeft in oktober 2022 een voorstel gedaan voor een nieuwe richtlijn. Voor Nederland was het van belang om de gevolgen ervan in kaart te brengen om positie te kunnen bepalen over het voorstel. Dat onderzoek is in begin 2023 uitgevoerd en naar de Kamer gestuurd. Daaruit bleek dat met de toen beschikbare kennis de richtlijn grotendeels haalbaar leek. Kanttekeningen erbij zijn wel dat a) nog niet al het voorgenomen beleid (bijvoorbeeld klimaat- en stikstofbeleid) doorgerekend kon worden, en b) dat het erop lijkt dat op een aantal plaatsen het halen van de richtlijn nog lastig zou kunnen worden (bijvoorbeeld bij zeehavens, luchthavens en industriële gebieden). Omdat nog niet al het voorgenomen beleid meegerekend kon worden, maar dit mogelijk wel het verschil kan maken voor die knelpunten, overwegen we om het RIVM later dit jaar de doorrekening te laten herhalen.
De voortgangsmeting van het SLA laat zien of we op koers liggen om de doelen te behalen en of een herijking van de aanpak nodig of wenselijk is. Het geeft inzicht in welke mate de doelstellingen gerealiseerd worden. Daarnaast wordt onderzoek gedaan om inzicht te krijgen in de mogelijkheden en effecten van aanvullende maatregelen en om te bepalen op welke termijn en met welke tussenstappen naar de nieuwe WHO advieswaarden toegewerkt kan worden.
In 2022/23 heeft ook de beleidsdoorlichting geluid plaatsgevonden. In vervolg hierop zullen de komende jaren diverse onderzoeken en evaluaties uitgevoerd worden. Het doel van het geluidbeleid is het bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door geluidhinder te voorkomen of te beperken. Geluidbeleid is maatschappelijk van groot belang; geluid van wegverkeer is bijvoorbeeld de belangrijkste bron van hinder in de woonomgeving. Het voorkomen en beperken van geluidhinder en trillingen is van direct belang voor de gezondheid van mens en milieu. De nieuwe geluidregels onder de Omgevingswet treden in 2024 in werking. Met de koepels zijn afspraken gemaakt over monitoring van de effecten van bepaalde onderdelen van de nieuwe regels. Die afspraken worden ingevuld op basis van de eerste praktijksignalen uit de voorbereiding op het werken met de Omgevingswet. In 2023 en daarna wordt het advies van de WHO over geluid waar mogelijk vertaald in concrete maatregelen en waar nodig in specifieke wijzigingen van de regelgeving. Eventuele verbeteringen in het stelsel op basis van praktijksignalen worden in samenhang met dit WHO-traject bezien. Een doorlichting gericht op evalueren van de werking van het nieuwe stelsel voor geluidsanering kan dan in 2027 plaatsvinden, in lijn met de voor dat moment geplande bredere evaluatie van de Omgevingswet. De beleidsdoorlichting geluid uit 2022 kan geen doorwerking meer hebben in de regels zoals die per 1-1-2024 van kracht gaan worden. Gegeven de inwerkingtreding van nieuwe regels voor de geluidsanering in 2024 kan op dat moment wel teruggekeken worden op de resultaten die bereikt zijn (ex-post) onder het bestaande recht (Wet geluidhinder).
Bovenstaand is al op hoofdlijnen uiteengezet op welke terreinen er nieuwe inzichten opgedaan zullen worden. Daarbij gaat het met name over de werking in de prakrijk van het nieuwe stelsel voor regulering van geluid onder de Omgevingswet. Daarnaast zal onderzoek tot verdieping van inzichten leiden waar het gaat om de mate van hinderreductie die met saneringsmaatregelen wordt gerealiseerd.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De beleidsevaluaties worden uitgevoerd om het beleid aan te kunnen scherpen. Daarnaast bepalen de evaluaties en onderzoeken de effectiviteit en efficiëntie van beleidsmaatregelen, waardoor middelen optimaal ingezet kunnen worden. Ze leveren informatie voor beleidsbeslissingen en dragen bij aan kennisopbouw binnen de organisatie. Ten slotte helpen ze om politieke en publieke verantwoording af te leggen en transparantie te waarborgen over het gebruik van publieke middelen.
Beleidsthema Duurzaamheid
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Bij alle beleidsartikelen die primair onder het DG Milieu en Internationaal vallen is de interdepartementale (en vaak ook internationale) component nadrukkelijk aanwezig. Dit is ook reden geweest om vier jaar geleden een Publieke Waarde Scan voor circulaire economie uit te voeren. Deze naar Brits voorbeeld ontwikkelde ex-durante evaluatie heeft met meerdere stakeholders door verschillende ‘lenzen’ gekeken naar de veelheid van uitdagingen. Om het circulaire economie beleid verder te kunnen ontwikkelen is het van belang steeds vooruit te kijken. Deze Publieke Waarde Scan biedt hiervoor goede handvatten.
Op 3 februari 2022 is het Nationaal Programma Circulaire Economie (NPCE) aan de Kamer gestuurd. Met het NPCE zet het kabinet een volgende stap om te versnellen en op te schalen door meer focus op de voorkant van de keten, concrete doelen voor specifieke productgroepen zoals meubels en textiel en een mix van maatregelen (normerend, beprijzend en stimulerend).
Het is belangrijk om inzichtelijk te hebben wat de effecten van beleidsinterventies uit het NPCE zijn en waar we ons in de transitie naar een circulaire economie bevinden. PBL is daarom in 2019 door IenW gevraagd om een Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) te ontwikkelen. Dit is een tweejaarlijks product van het monitoringsprogramma, waarover PBL de regie voert. Monitoring is een belangrijk instrument om de voortgang van de 2050 doelstelling, een volledig circulaire economie in Nederland, in beeld te brengen. Met die monitoringskennis kan tussentijds worden bijgestuurd. De meest recente ICER is in januari 2023 gepubliceerd. In 2025 zal wederom een ICER uitkomen. De ICER geeft een integraal beeld van de stand van zaken voor wat betreft de transitie naar een circulaire economie. De scope van het rapport betreft het totale Nederlandse gebruik van grondstoffen en de effecten daarvan (in binnen- en buitenland), zoals de impact op klimaat, biodiversiteit, vervuiling en leveringszekerheid. Daarnaast gaat de ICER in op de veranderingen in de samenleving om de beoogde effecten te realiseren en welke activiteiten partijen in de samenleving ondernemen om de transitie naar een circulaire economie te bevorderen. Door verdere ontwikkeling van de monitoringssystematiek de komende jaren zal de ICER verder groeien tot een dekkende monitoringsrapportage. Aan de hand van de ICER zal het NPCE vervolgens worden geactualiseerd. Deze tweejaarlijkse cyclus borgt het leren en het bijsturen van beleid. Deze beleidscyclus is vastgelegd in het NPCE.
Tot slot zal een generatietoets onderdeel uitmaken van de beleidscyclus. We onderzoeken nog hoe deze het beste kan worden opgenomen en (samen met het PBL) hoe de toets vanaf 2025 als input kan dienen voor de ICER. De inhoud van de generatietoets wordt verder vormgegeven samen met de ministeries van BZK en EZK, het PBL en vertegenwoordigers van de Jonge Klimaatbeweging en andere jongerenorganisaties van het SER Jongerenplatform.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De beleidsevaluaties worden uitgevoerd voor het opstellen en aanscherpen van beleid. Ze helpen om verbeterpunten te identificeren en daarmee het beleid te verbeteren. Daarnaast bepalen de evaluaties en onderzoeken de effectiviteit en efficiëntie van beleidsmaatregelen, waardoor middelen optimaal ingezet kunnen worden. Ze leveren informatie voor beleidsbeslissingen en dragen bij aan kennisopbouw binnen de organisatie. Ten slotte helpen ze om politieke en publieke verantwoording af te leggen en transparantie te waarborgen over het gebruik van publieke middelen.
Beleidsthema Omgevingsveiligheid en Milieurisico's
Welke kennisinzichten worden er naar verwachting opgedaan?
Er zijn binnen artikel 22, drie hoofdonderdelen terug te vinden: Veiligheid Biotechnologie en Chemische Stoffen, Omgevingsveiligheid van Vervoer en Bedrijven, Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming. Om de gezonde, schone en veilige leefomgeving te behouden en te verbeteren is inzicht in effectief en efficiënt beleid binnen deze drie hoofdonderdelen cruciaal. Per hoofdonderdeel zijn doelstellingen uitgeschreven. Om aan deze doelstellingen te voldoen is data nodig die onze beleidstheorieën ondersteunen dan wel ontkrachten. Per Hoofdonderdeel is aandacht besteed aan evaluaties die ons deze data kunnen opleveren. Daarnaast wordt aandacht besteed aan het functioneren van ons VTH-stelsel en de ANVS omdat zij de keten sluitend maken en hun uitvoering en signalen cruciaal zijn voor de verbetering van ons beleid.
In 2025 gaat de aandacht uit naar nieuwe afspraken in het Basisnet. Middels een Programma Robuust Basisnet is er met stakeholders gekeken naar een Basisnet dat beter bestand is tegen veranderingen in de toekomst en passend is bij de huidige wensen en eisen van de maatschappij. De programmatische aanpak wordt als eerste geëvalueerd. De inhoud volgt later.
Als gevolg van het oude Basisnet is er een aankoopregeling opgesteld. Hiermee konden woningen die zich bevonden in de risicozone vrijwillig aan de Staat worden verkocht. De spelregels rondom deze opkoop zijn vertaald naar een opdracht aan RWS. Deze opdracht loopt op zijn eind (alle woningen zijn aangekocht) en het project gaat geëvalueerd worden. Leerpunten uit deze evaluatie kunnen ten dienste komen van een mogelijk toekomstig aankoopproject indien het nieuwe Basisnet daar aanleiding toe geeft.
Ten aanzien van kernenergie worden in 2025 de resultaten van de evaluatie ZBO ANVS verwacht. Is de ANVS voldoende toegerust ook in de toekomst haar werkzaamheden goed te blijven doen?
Ook kijken wij dit jaar terug op de vuurwerkregeling die tijdens Covid als crisismaatregel van kracht was.
En wordt gekeken of het Interbestuurlijk Programma VTH voldoende impuls heeft gegeven aan de uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie van Aartsen.
Het jaar 2025 bestaat uit zowel terugkijken (COVID-regeling vuurwerk) als vooruitkijken (Robuust Basisnet, kernenergie en de doorlopende aandacht voor Chemische Stoffen en Biotechnologie). Daarnaast aandacht voor het sluitend maken van de keten met data over het functioneren van ons VTH-stelsel, de ANVS en de toepassing van instrumenten zoals de mer en de PlanMER.
Deze evaluaties dragen bij aan data die nodig is om ons beleid voor een veilige, schone en gezonde leefomgeving te realiseren. Naleving van het Verdrag van Aarhus moet ervoor zorgen dat burgers voldoende mogelijkheden hebben informatie te vergaren, te participeren in beleidsvorming en inspraak te hebben bij beleidsinitiatieven. Dit zorgt ervoor dat burgers hun leefomgeving ook als veilig, schoon en gezond ervaren.
Hoe verwachten we de kennis uit dit onderzoek/deze evaluatie toe te passen in beleid?
De evaluaties waarbij wij terugkijken zijn vooral bedoeld om vast te stellen of de Rijksoverheid in deze goed heeft gehandeld en of zij in een vergelijkbare situatie, indien die optreedt, (COVID vuurwerk en Aankoopregeling) idem zou moeten reageren. Uitkomsten uit deze evaluatie zijn vooral bedoeld om te registreren en vast te leggen voor toekomstig gebruik. En natuurlijk voor verantwoording achteraf.
De evaluaties waarbij wij vooruitkijken leveren hopelijk aanbevelingen of constateringen op die ervoor zorgen dat de ingezette beleidsrichting zo efficiënt en effectief mogelijk verder gaat of zodanig bijgestuurd kan worden dat dit alsnog het geval is.
Opvolgen van aanbevelingen uit evaluaties gebeurt altijd, maar wel in het licht van de prioriteiten. Afhankelijk van de politieke koers die in een zekere periode bepalend is worden keuzes gemaakt voor de inzet van capaciteit.
In 2025 is er bij de Directie Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s vooral aandacht voor de uitvoering (VTH, ANVS) en het betrekken van de burger. Uit alle evaluaties zal in ieder geval voor die aanbevelingen bijzondere aandacht zijn.
Tot slot staat 2025 in het teken van de Periodieke Evaluatie van het Begrotingsartikel 22. Met bijzondere aandacht voor de nieuwe doelenboom voor het artikel en het gebruik van het instrument Strategische Evaluatie Agenda.