Base description which applies to whole site

7.10 Bijlage 10: Europese geldstromen

Inleiding

Deze bijlage biedt inzicht in de Europese geldstromen die relevant zijn voor de beleidsterreinen van LVVN. Er wordt ingegaan op de uitvoering van het nieuwe GLB voor de periode 2023-2027 conform het vastgestelde Meerjarig Financieel Kader.

Meerjarig Financieel Kader

Op 21 juli 2020 bereikte de Europese Raad overeenstemming over het MFK voor de periode 2021 ‒ 2027. Het akkoord betekent voor Nederland een totale bijdrage vanuit de Europese Commissie van € 5,6 mld. (ELGF: € 4,2 mld.; ELFPO: € 1,4 mld.; EMFAF: € 139 mln.).

Naar verwachting publiceert de Europese Commissie medio 2025 haar voorstel voor het volgende MFK. In aanloop naar het nieuwe MFK werkt het ministerie van LVVN nauw samen met de andere departementen om de gezamenlijke Nederlandse inzet te bepalen.

De verschillende EU-programma’s en EU-fondsen

Voor de uitvoering in gedeeld beheer van het Europees Beleid worden vanuit de Europese Commissie eisen gesteld aan de uitvoering door de lidstaten. Deze eisen zijn vastgelegd in Raadsverordeningen en zijn uitgewerkt in Commissieverordeningen en bijbehorende richtsnoeren. De lidstaten zijn verantwoordelijk voor de geharmoniseerde en eenduidige uitvoering van het EU-beleid.

Voor de uitvoering van het EU-beleid stelt de Europese Commissie een aantal Europese Fondsen aan de lidstaten beschikbaar. Voor LVVN zijn de volgende EU-fondsen relevant:

  • 1. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 1e pijler: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF);

  • 2. Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) 2e pijler (POP): het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);

  • 3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): het Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF);

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB)

Binnen het GLB zijn twee pijlers te onderscheiden. De 1e pijler bestaat uit inkomenssteun aan landbouwers en markt- en prijsbeleid. Met behulp van de basisinkomenssteun richt deze pijler zich op het stabiliseren van landbouwinkomens en door middel van de eco-regeling wordt ingezet op een verduurzaming van de sector. De 2e pijler betreft het plattelandsbeleid. Deze pijler richt zich op de kwaliteit en, via een vergrote inspanning, verduurzaming van alle plattelandsgebieden in de EU.

Nederland heeft op basis van de nieuwe GLB-verordeningen een Nationaal Strategisch Plan (NSP) opgesteld, waarmee uitvoering wordt gegeven aan het GLB voor de periode 2023-2027. 

1. GLB pijler 1: het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF)

Hieronder volgen de belangrijkste maatregelen van het Europese Landbouw garantiefonds (ELGF):

1a. Inkomenssteun voor boeren

Er geldt een vaste hectarebetaling als basisinkomenssteun  die voor iedere landbouwer gelijk is. Voor alle hectarebetalingen moeten landbouwers voldoen aan de conditionaliteiten: randvoorwaarden waaraan de landbouwers moeten voldoen om in aanmerking te komen voor GLB-steun, de zogenaamde ‘base line’. De voorwaarden hebben betrekking op leefomgeving, klimaat, volksgezondheid, dier- en plantgezondheid en dierenwelzijn. Naast de basisinkomenssteun is er ter ondersteuning van de kleinere landbouwbedrijven de herverdelingssteun, waarbij landbouwers voor de eerste 40 hectaren een extra premie ontvangen. In de praktijk betekent dit dat bedrijven tot 60 hectaren een hogere inkomenssteun ontvangen. Naast dat de herverdelingssteun nieuw is binnen de eerste pijler, is ook de eco-regeling een nieuw instrument. Door middel van doelgerichte betalingen voor inspanningen op het terrein van kringlooplandbouw, leefomgeving, bodem, water en landschap worden landbouwers gestimuleerd te investeren in een duurzame landbouw. In de periode 2023-2027 zal de basisinkomenssteun geleidelijk worden afgebouwd ten gunste van duurzaamheidsmaatregelen in de tweede pijler, door overheveling van budget uit de eerste pijler. 

1b. Extra ondersteuning jonge boeren

De aanvullende inkomenssteun voor jonge boeren zal de komende jaren worden uitgefaseerd door deze alleen nog uit te betalen aan jonge boeren die in de vorige GLB-periode (2014-2022) een aanvraag hiervoor hebben gedaan en nog niet de volle vijfjaarsperiode hebben benut. In het huidige GLB is steun aan jonge boeren ondergebracht in de tweede pijler. Zie verder hieronder in de paragraaf over ELFPO.

1c. Markt- en prijsbeleid

Met de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten wordt beoogd een gelijk speelveld voor de landbouw in de EU te realiseren. Nederland meent dat marktoriëntatie het uitgangspunt moet zijn voor het realiseren van de doelen van het GLB, zoals het bevorderen van het optimale gebruik van productiefactoren, verwerven van een redelijk inkomen door landbouwers, en verzekeren van redelijke prijzen voor consumenten. In de GMO-verordening (Vo. 1308/2013) is een vangnet voorzien voor landbouwmarkten bestaande uit marktondersteunende instrumenten (bijv. openbare interventie en steun voor particuliere opslag), uitzonderlijke crisismaatregelen en steun aan bepaalde sectoren. Voorafgaand aan een jaar is niet te zeggen of en zo ja hoeveel steun zal worden gegeven aan marktondersteunende en crisismaatregelen aangezien deze onvoorspelbaar zijn. Voor Nederland is voorts de financiering van zogenaamde operationele programma’s van producentenorganisaties in de groente- en fruitsector relevant. Een ander relevant voorbeeld betreft het bijenprogramma. Van belang voor Nederland is ook de steun die op grond van de GMO-verordening wordt gegeven voor het Europese programma voor schoolmelk en -groente en -fruit.

In het algemeen geldt dat subsidies in het kader van EU markt- en prijsbeleid, net als in het geval van directe betalingen, uitsluitend EU-middelen betreffen en er dus geen nationale middelen bij betrokken zijn. Nederland draagt wel de nationale uitvoeringskosten voor deze subsidies. Uitzondering hierop is het bijenprogramma. Hiervoor geldt 50 % nationale cofinanciering.

2. GLB pijler 2: Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)

In de jaren 2021-2022 is de transitieperiode ingezet. De transitieperiode is de overbruggingsperiode tussen het tot en met 2020 werkende GLB (2014‒2020) en het huidige GLB (2023-2027). Voor de transitieperiode is, in overleg met de provincies, besloten om inhoudelijk te focussen op de thema’s klimaat, biodiversiteit/bodem en kringlooplandbouw (incl. stikstof). Tevens hebben doorlopende maatregelen zoals de Brede weersverzekering, het ANLb, de Regeling Jonge Landbouwers en LEADER doorgang gevonden. De nationale cofinanciering van 50% voor POP3- en POP3+-maatregelen komt grotendeels voor rekening van de provincies en waterschappen, met een klein aandeel voor LVVN. Hiermee is ingezet op het maximaal benutten van de Europese middelen. De in te zetten budgetten onder POP3 en POP3+ kunnen tot eind 2025 in Brussel worden gedeclareerd.

Het LVVN-aandeel van de uitgaven wordt verantwoord in het jaarverslag van LVVN. Het Rijksaandeel heeft in 2021-2022 betrekking op de regelingen: brede weersverzekering, praktijknetwerken en de GLB-pilots veenweide en kringlooplandbouw.

De Europese Commissie heeft na de uitbraak van het coronavirus COVID-19, een Europees Herstelfonds in het leven geroepen. Dit Herstelfonds (Next Generation EU) omvat € 750 mld. Van de € 750 mld., is € 7,5 mld. bestemd voor Plattelandsontwikkeling. Nederland heeft uit dit bedrag circa € 50 mln. toebedeeld gekregen. Het bedrag is toegevoegd aan het ELFPO-budget in de transitieperiode (2021-2022) van het Plattelandsontwikkelingsprogramma Nederland (POP3+). Voor dit budget is geen nationale cofinanciering benodigd. Deze middelen zijn besteed aan twee landelijke subsidieregelingen voor groen-economisch herstel. Het betreft de subsidieregeling Investeringen in groen-economisch herstel en de subsidieregeling Samenwerken aan groen-economisch herstel, waarvoor respectievelijk € 35,4 mln. en € 15,0 mln. is ingezet.

Vanaf 1 januari 2023 maakt het plattelandsontwikkelingsprogramma integraal onderdeel uit van het Nationaal Strategisch Plan (GLB-NSP). Het programma bestaat uit de volgende interventies: Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer (ANLb), Productieve investeringen voor bedrijfsmodernisering op landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor landbouwbedrijven, Niet-productieve investeringen voor niet-landbouwbedrijven, Kennisverspreiding en informatie, Brede weersverzekering, Samenwerking voor gebiedsgerichte aanpak, Zeldzame Huisdierrassen, Veenweide, generatiewisseling, innovatie (EIP) en het versterken van het landelijk gebied (LEADER). Een geheel nieuwe interventie is de interventie Vestigingssteun jonge landbouwers. Met deze laatste interventie wordt steun verleend aan een jonge landbouwer bij de start van zijn bedrijf. Deze steun komt in de plaats van de aanvullende steun onder de eerste pijler van het GLB.

Anders dan onder het POP3 en POP3+ programma is de EU-bijdrage verlaagd van 50% naar 43%. De nationale cofinanciering is daarmee verhoogd naar 57%.

3. Gemeenschappelijk Visserijbeleid (GVB): Europees Fonds voor Maritieme Zaken en Visserij (EFMZV) en het European Maritime, Fisheries and Aquaculture Fund (EMFAF)

Het GVB is in de eerste plaats gericht op de ontwikkeling van een verantwoorde visserijketen waarmee een evenwichtige en duurzame exploitatie van de visstand wordt bevorderd. Hiertoe zijn in EU-verband regels opgesteld, zoals beperkingen voor bepaalde visserijmethoden. Tevens zijn afspraken gemaakt ten aanzien van controle & handhaving, datacollectie en ter bevordering van de stabiliteit van de vismarkt.

De EFMZV-programmaperiode is met ingang van 2021 afgesloten. De afwikkeling van het EFMZV vond in 2024 plaats. Per 1 januari 2021 is de programmaperiode voor het EMFAF gestart. Eind 2022 is het Nederlandse EMFAF-programma door de Europese Commissie goedgekeurd.

Ontwikkelingen EMFAF

Met het EMFAF ondersteunt Nederland het Gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB) en in mindere mate het Europees Geïntegreerd Maritiem Beleid (GMB) (IenW). Het fonds loopt van 2021 tot en met 2027. Het EMFAF-programma is bedoeld voor de (middel)lange termijn en maakt middelen vrij om de uitdagingen voor deze periode aan te gaan. De hoofddoelen van het Nederlandse programma zijn:

  • Het verder verduurzamen van de visserijvloot door innovatie;

  • Rendementsverbetering en verduurzaming van de aquacultuurproductie en de verwerkende keten;

  • Een bijdrage leveren aan natuuronderzoek en -behoud;

  • Ervoor zorgen dat Nederland haar verplichtingen uit het GVB op het gebied van datacollectie en controle en handhaving nakomt.

Het EMFAF is inmiddels al ingezet voor een investeringsregeling voor de aanschaf van Mosselzaadinvanginstallaties (MZI’s), voor een investeringsregeling voor de aanschaf van een SCR-katalysator voor de garnalenvloot en innovatieregelingen voor visserij, aquacultuur en keten. De komende jaren zullen er onder meer middelen worden ingezet voor nieuwe innovatieregelingen. Daarnaast zijn er middelen geraamd voor overheidsopdrachten, zoals de uitzet van glas- en pootaal, fully documented fisheries en fishing for litter.

Financieel overzicht EMFAF

In 2022 is het Nederlandse EMFAF-programma goedgekeurd. De verdeling van de kosten van dit programma tussen overheid en begunstigden bedraagt in de meeste gevallen 50–50. Van het overheidsdeel komt gemiddeld 70% uit het EFMZV, de resterende 30% is nationale cofinanciering. Het daadwerkelijke kasritme van het EMFAF wordt ingegeven door het moment waarop Nederland uitgaven bij de EU declareert.

Licence