Effecten financiёle crisis voelbaar
Ook de Nederlandse huishoudens zijn geraakt door de crisis. De lonen en uitkeringen zijn minder gestegen dan in goede jaren, de koopkracht daalt sinds 2010, de werkloosheid is toegenomen, de huizenmarkt staat onder druk en pensioenfondsen moeten premies verhogen, stoppen met indexeren of zelfs pensioenen verlagen. Deze ontwikkelingen kunnen voor individuele gezinnen zeer ingrijpende gevolgen hebben. Hier staat tegenover dat de werkloosheid weliswaar behoorlijk is toegenomen, maar internationaal gezien nog steeds laag en ook historisch gezien niet heel hoog ligt (zie figuur 1.16). Het aantal huishoudens dat onder de lage-inkomensgrens leeft, blijft onder het niveau van 2006.30 De betalingsachterstanden op hypotheken zijn opgelopen, maar in internationaal perspectief nog steeds zeer laag31. Dit is consistent met het aantal faillissementen van «natuurlijke personen», dat op dit moment historisch op een gemiddeld niveau ligt (zie figuur 1.17).32
Figuur 1.16 Werkloosheid stijgt, maar historisch gezien niet hoog
Noot: Nederlandse definitie
Bron: CPB
Figuur 1.17 Faillissementen huishoudens op gemiddeld niveau
Bron: CBS
Onzekerheid komende jaren
Er is reden tot zorg voor de komende jaren. De Europese schuldencrisis kan een groter negatief effect hebben op de groei van inkomens en werkloosheid dan tot nu toe wordt aangenomen. Als de crisis verergert, zullen de tegenvallende beleggingen pensioenfondsen opnieuw minder waard maken. Bovendien kent de huizenmarkt kwetsbaarheden. In het Begrotingsakkoord 2013 is helderheid gegeven over de huizenmarkt en zijn maatregelen genomen om deze weer te stimuleren (zoals de permanente verlaging van de overdrachtsbelasting). Het blijft echter mogelijk dat de huizenmarkt verder onder druk komt te staan.
Nederlandse huishoudens grootste buffers EU
Veel Nederlanders hebben grote buffers door bezittingen zoals spaargeld of beleggingen. Het netto vermogen van huishoudens (het totale vermogen minus alle schulden) is, als eigen woning en ander onroerend goed niet wordt meegerekend, het grootste in de EU (zie figuur 1.18).33 Als het eigenwoningbezit wel wordt meegerekend, komt het netto vermogen zelfs uit op 412 procent van het bbp, ofwel 810 procent van het beschikbare inkomen. Dit percentage is tussen 2000 en 2010 stabiel gebleven (zie figuur 1.19).
Figuur 1.18 Vermogen in vergelijking met inkomen hoogste in EU
Noot: Exclusief eigen woning; geen cijfers beschikbaar van Bulgarije, Griekenland, Cyprus, Luxemburg, Malta, Roemenië, Slowakije
Bron: Eurostat 2012 (cijfers betreffen 2010)
Figuur 1.19 Totale vermogen stabiel
Noot: Inclusief eigen woning
Bron: CPB, 2012 (cijfers betreffen 2010)
Schokbestendigheid onder druk
Maar ook hoge schulden en bezittingen niet liquide
De financiёle crisis heeft echter drie aanvullende kwetsbaarheden blootgelegd. Ten eerste heeft de Nederlander weliswaar grote (netto) bezittingen, maar hier staan hoge schulden tegenover. Juist in slechte tijden kunnen de bezittingen snel in waarde dalen, terwijl de waarde van de schulden min of meer gelijk blijft. Hierdoor kan de netto vermogenspositie in praktijk snel verslechteren. Aangezien de hypothecaire schuld in verhouding tot de waarde van de woning in Nederland bij aanvang relatief hoog is, lopen Nederlandse huishoudens een verhoogd risico om met een negatieve overwaarde geconfronteerd te worden. Hiermee verbonden is het tweede probleem: een groot deel van ons vermogen is moeilijk beschikbaar, want het is belegd in huizen en pensioenen, die beiden fiscaal gefaciliteerd worden. De schulden bestaan voornamelijk uit hypotheken en deze hoeven de meeste mensen pas in de redelijk verre toekomst af te lossen. Toch vergroot een toename van deze schulden de kans dat huishoudens bij een onverwachte gebeurtenis, zoals toegenomen zorgbehoefte, ontslag of echtscheiding, in betalingsproblemen komen.
Risicogroepen kwetsbaar
Een derde kwetsbaarheid is dat de vermogens en schulden ongelijk zijn verdeeld over alle huishoudens. Oudere mensen hebben over het algemeen meer vermogen en lagere schulden, omdat ze in de loop van de tijd hun hypotheek (gedeeltelijk) hebben afgelost, of hiervoor hebben gespaard. Daarnaast hebben ze geprofiteerd van huizenprijsstijgingen. Jonge mensen en starters hebben juist vaak grote schulden door het aangaan van een hypotheek, want veel hypotheken waren de afgelopen jaren hoger dan de aankoopwaarde van het huis. Jonge kopers hebben naast de waarde van hun huis nog weinig bezittingen. Dit hoeft geen probleem te zijn, zo lang de woning haar waarde behoudt. De prijzen van verkochte bestaande koopwoningen zijn sinds augustus 2008 echter met 15 procent gedaald. Huishoudens kunnen daardoor te maken krijgen met een hypotheekschuld die groter is dan de waarde van het huis. Bij een eventuele (noodgedwongen) verkoop blijven deze gezinnen met een restschuld achter. Dit risico bestaat voornamelijk bij jonge mensen (zie figuur 1.20).34 Naast de restschuld zelf kunnen negatieve overwaardes ook onwenselijke effecten hebben voor het functioneren van de woningmarkt. Zo kan het voor huishoudens met hoge schulden moeilijk zijn om te verhuizen. Dit belemmert de doorstroming.
Figuur 1.20 Risico's voornamelijk bij jonge huishoudens
Bron: CBS