Berekening accres
Gemeenten en provincies beschikken over verschillende inkomstenbronnen om de uitgaven voor hun taken te financieren. Eén van de belangrijkste inkomstenbronnen voor decentrale overheden is de algemene uitkering uit het gemeente- en provinciefonds. De jaarlijkse ontwikkeling van de omvang van het gemeente- en provinciefonds wordt sinds 1995 bepaald door de normeringssystematiek, waarbij de fondsen gekoppeld zijn aan de ontwikkeling van de uitgaven van het Rijk, de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Beleidsintensiveringen, ombuigingen, mee- en tegenvallers en nominale ontwikkelingen op de Rijksbegroting hebben direct invloed op de omvang van de fondsen («samen de trap op, samen de trap af»). De jaarlijkse toe- en afname van het gemeente- en provinciefonds die voortvloeit uit de koppeling aan de rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Tabellen 9.1–9.3 geven weer hoe de ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven uiteindelijk resulteert in het accres. Bij de bepaling van de omvang van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven (ngru) vormen de netto rijksuitgaven het startpunt. Op de netto uitgaven (A) worden correcties (B) doorgevoerd voor verschillende posten. Het saldo geeft de netto gecorrigeerde rijksuitgaven, de basis voor de accresberekening (C).
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
1 De Koning | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 |
2A Staten-Generaal | 137 | 133 | 131 | 130 | 133 |
2B Overige Hoge Colleges van Staat en Kabinetten | 114 | 110 | 106 | 104 | 102 |
3 Algemene Zaken | 55 | 54 | 57 | 56 | 56 |
4 Koninkrijksrelaties | 98 | 86 | 83 | 82 | 76 |
5 Buitenlandse Zaken | 8.365 | 8.305 | 8.595 | 8.738 | 8.922 |
6 Justitie | 10.864 | 10.455 | 10.143 | 9.893 | 9.556 |
7 Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 549 | 488 | 472 | 446 | 406 |
8 Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 31.959 | 32.113 | 31.613 | 31.386 | 31.343 |
9A Nationale Schuld (Transactiebasis) | 22 | 26 | 19 | 19 | 19 |
9B Financiën | 1.784 | 2.067 | 5.008 | 4.827 | 4.594 |
10 Defensie | 7.332 | 7.171 | 7.073 | 7.080 | 7.088 |
12 Infrastructuur en Milieu | 9.872 | 10.237 | 9.190 | 9.236 | 9.644 |
13 Economische Zaken | 4.792 | 4.719 | 4.557 | 4.682 | 4.705 |
15 Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 20.797 | 21.959 | 21.435 | 20.966 | 20.757 |
16 Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 4.434 | 4.405 | 3.975 | 3.815 | 3.740 |
17 Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking | 2.883 | 2.727 | 2.671 | 2.909 | 2.737 |
18 Wonen en Rijksdienst | 2.537 | 2.782 | 2.854 | 3.062 | 3.248 |
50 Gemeentefonds | 17.836 | 18.381 | 16.813 | 16.689 | 16.603 |
51 Provinciefonds | 1.530 | 1.172 | 909 | 880 | 883 |
Aanvullende posten | – 704 | 1.666 | 4.279 | 6.308 | 8.031 |
(A) Totaal netto uitgaven | 125.296 | 129.095 | 130.023 | 131.345 | 132.683 |
(B) Totaal correcties | – 36.646 | – 36.684 | – 38.480 | – 39.515 | – 40.126 |
(C)Totaal NGRU (=A+B) | 88.650 | 92.411 | 91.542 | 91.830 | 92.557 |
Accres (%) = (Ct – Ct-1)/Ct-1) | – 0,93%1 | 4,24% | – 0,94% | 0,31% | 0,79% |
De correcties op de netto rijksuitgaven (tabel 9.2) kunnen in drie categorieën ingedeeld worden.
-
1. Uitgaven die wel relevant zijn voor de uitgavenkaders, maar niet voor de basis van de accresberekening, de ngru. Het gaat om uitgaven die relatief gevoelig zijn voor macro-economische ontwikkelingen en waarop het Rijk geen invloed heeft, bijvoorbeeld de afdrachten aan de EU. Door de rijksuitgaven voor deze uitgavenposten te corrigeren, wordt de accresraming minder afhankelijk van macro-economische ontwikkelingen, wat de stabiliteit van de accresontwikkeling ten goede komt.
-
2. Uitgaven die niet relevant zijn voor het uitgavenkader, maar wel voor de ngru, bijvoorbeeld studieleningen.
-
3. Financieringsverschuivingen. Financieringsverschuivingen zijn verschuivingen van geldstromen binnen het Rijk die niet tot meer of minder bestedingsruimte van het Rijk leiden, maar in de normeringssystematiek wel effect hebben op het accres doordat het schuiven zijn tussen ngru-relevante uitgaven en niet-ngru-relevante uitgaven. De rijksuitgaven worden voor deze posten gecorrigeerd omdat per saldo geen sprake is van meer of minder uitgaven, er is alleen sprake van een andere financieringsbron. Het gaat bij deze correcties bijvoorbeeld om overhevelingen van departementale begrotingen naar het gemeente- en provinciefonds en financieringsverschuivingen tussen het Rijk en de sociale zekerheidsfondsen.
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Correcties wel relevant voor uitgavenkader, niet voor accres | |||||
EU-afdrachten (inclusief landbouwheffingen) | – 7.306 | – 7.204 | – 7.489 | – 7.729 | – 7.911 |
HGIS | – 4.871 | – 4.373 | – 4.567 | – 4.672 | – 4.380 |
WWB | – 5.667 | – 6.227 | – 6.126 | – 6.531 | – 6.868 |
GF/PF | – 17.818 | – 17.939 | – 16.487 | – 16.536 | – 16.584 |
WMO en opleidingsfonds | – 2.175 | – 2.221 | – 2.239 | – 2.188 | – 2.480 |
BCF | 0 | 0 | – 3.001 | – 3.010 | – 3.034 |
Studieleningen en radiofrequenties | 1.386 | 1.453 | 1.359 | 948 | 913 |
Overboekingen 50/51 en RBG-eng | 1.107 | 882 | 766 | 605 | 604 |
Overige financieringsverschuivingen | – 1.301 | – 1.054 | – 696 | – 401 | – 387 |
– 36.646 | – 36.684 | – 38.480 | – 39.515 | – 40.126 |
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
1. Accres % (nominaal) | – 0,93% | 4,24% | – 0,94% | 0,31% | 0,79% |
2. Grondslag normeringssystematiek | 18.676 | 17.819 | 17.939 | 16.487 | 16.536 |
3. Accres (= 1 * 2) | – 173 | 756 | – 169 | 52 | 131 |
wv. Gemeentefonds | – 157 | 691 | – 158 | 49 | 124 |
wv. Provinciefonds | – 16 | 65 | – 11 | 3 | 7 |
4. Accres cumulatief | – 173 | 583 | 414 | 466 | 597 |
Toelichting accresontwikkeling 2013–2017
2013 | 2014 | 2015 | 2016 | 2017 | |
---|---|---|---|---|---|
Accrespercentage Startnota | 0,11% | 4,83% | 0,37% | 0,94% | 0,91% |
Accres (jaarlijkse tranches) stand Startnota | 19 | 855 | 67 | 187 | 184 |
Accres cumulatief stand Startnota (A) | 19 | 874 | 941 | 1.128 | 1.312 |
Accresmutatie tranches | – 192 | – 99 | – 236 | – 135 | – 53 |
Accresmutatie cumulatief (B) | – 192 | – 291 | – 527 | – 662 | – 715 |
Accres (jaarlijkse tranches) stand Miljoenennota 2014 | – 173 | 756 | – 169 | 52 | 131 |
Accres cumulatief stand Miljoenennota 2014 (A+B) | – 173 | 583 | 414 | 466 | 597 |
Accrespercentage stand Miljoenennota 2014 | – 0,93% | 4,24% | – 0,94% | 0,31% | 0,79% |
Het kabinet blijft ook voor 2014 inzetten op een verbetering van de overheidsfinanciën. Het kabinet heeft daarom besloten tot een pakket aanvullende besparingen van 6 miljard euro in 2014 en verder. Dit aanvullend beleidspakket werkt op onderdelen door op het accres voor het gemeente- en provinciefonds.
Accres 2013
Het accres 2013 is ten opzichte van de Startnota neerwaarts bijgesteld, onder andere als gevolg van het inhouden van de prijsbijstelling 2013 en een lagere dan verwachte loon- en prijsontwikkeling.
De volgende maatregelen uit het aanvullend beleidspakket hebben effect op het accres in 2014 en verder:
Accres 2014
-
– In 2014 wordt de loonbijstelling voor kabinets- en onderwijssectoren (excl. zorg) voor zover het contractloonontwikkeling betreft ingehouden. Dit leidt tot een besparing van 750 miljoen euro op de rijksbegroting. Het accreseffect van deze maatregel bedraagt ongeveer – 150 miljoen euro, 20 procent van 750 miljoen euro.
-
– De departementale begrotingen dragen 156 miljoen euro bij in het aanvullende beleidspakket. Dit leidt tot een accreseffect van circa – 30 miljoen euro.
-
– De eerder ingeboekte bezuiniging van 111 miljoen euro op de huurtoeslag wordt teruggedraaid. Dit leidt tot een positief accreseffect van 22 miljoen euro.
-
– Het energieakkoord leidt tot een aantal uitgavenstijgingen, in 2014 gaat het om 40 miljoen euro. Dit leidt tot een positief accreseffect van 8 miljoen euro.
Accres 2015
Het kabinet gaat de huidige toeslagen stroomlijnen en vereenvoudigen door de invoering van de huishoudentoeslag. De huishoudentoeslag wordt gefaseerd ingevoerd. In 2015 wordt de MKOB (mogelijkheid koopkrachttegemoetkoming oudere belastingplichtigen) afgeschaft. In dat jaar wordt een ouderencomponent voor huishoudentoeslag geïntroduceerd waarin het budget van de fiscale ouderenkortingen wordt opgenomen. Het afschaffen van de MKOB (circa – 1 miljard euro) en de introductie van de kop op de zorgtoeslag voor ouderen (circa + 0,25 miljard euro) leidt per saldo tot een mutatie in het accres van 2015 van ongeveer – 150 miljoen euro.
Accres 2017
In het energieakkoord is afgesproken dat de doelstelling duurzame energie van 16 procent niet in 2020 maar in 2023 zal worden gerealiseerd. Dit leidt ertoe dat de SDE+-uitgaven vanaf 2017 lager zijn dan geraamd. In 2017 gaat het om een bedrag van 200 miljoen euro, oplopend naar 600 miljoen euro structureel. Dit leidt tot een accreseffect van – 40 miljoen euro in 2017, oplopend naar – 120 miljoen euro structureel.
Overig
Naast bovenstaande maatregelen, is in het aanvullend beleidspakket sprake van aanpassingen van kasritmes van enkele intensiveringen uit het regeerakkoord, die effect hebben op het accres in de verschillende jaren. In de jaren 2014 en 2015 is sprake van een negatief effect op het accres van in totaal ruim 30 miljoen euro. In de jaren 2016 en 2017 is sprake van een positief effect op het accres van eenzelfde omvang.
Naast het aanvullende beleidspakket zijn er, zoals gebruikelijk, nog enkele macro-economische ontwikkelingen van invloed op de accresraming. De voor de rijksuitgaven relevante loon- en prijsontwikkeling zijn lager dan verwacht. Dit leidt tot lagere reserveringen voor loon- en prijsbijstelling en daarmee tot een lager accres. Daarnaast is er sprake van hogere verwachte dividenden uit staatsdeelnemingen, met name bij DNB. Ook dit heeft een drukkend effect op het accres.