Nederland heeft baat bij een welvarend en stabiel Europa waarin landen goed met elkaar samenwerken. De groei van de Nederlandse economie hangt zeer sterk samen met de ontwikkeling van de economie van de EU als geheel. Gaat het goed met Europa, dan profiteert Nederland daar sterk van. Wanneer het daarentegen niet goed gaat met de Europese economie, verkeert ook de economie van Nederland al snel in zwaar weer. Nederland zet zich daarom onophoudelijk in voor een EU die zich richt op structurele groei, banen en financiële stabiliteit. Daarom is het belangrijk dat EU-lidstaten structurele hervormingen doorvoeren om de economische groei en schokbestendigheid te verbeteren, en hun overheidsfinanciën structureel op orde brengen. De stappen die hiervoor gezet moeten worden, zijn voor een groot deel de verantwoordelijkheid van lidstaten zelf, binnen de kaders en regels die daarvoor in EU-verband zijn overeengekomen.
Figuur 2.2.1 Economische groei EU en Nederland 2004–2015, in % bbp
Bron: Eurostat
De economie in het eurogebied heeft de weg omhoog gevonden. De figuren 2.2.2a en 2.2.2b laten zien dat het eurogebied sinds medio 2013 gestage groei doormaakt en dat de werkloosheid daalt. De sporen van de financiële en economische crisis zijn niettemin nog duidelijk zichtbaar. In vrijwel alle eurolanden, waaronder Nederland, ligt de werkloosheid nog hoger dan in de jaren voor de crisis, en in een aantal landen was het reëel inkomen per hoofd van de bevolking eind 2015 nog altijd lager dan het niveau aan het begin van de crisis, in 2008.
Bron: Eurostat
Het geleidelijke herstel zet naar verwachting de komende jaren door. Hierbij spelen exogene factoren een rol, zoals de lage grondstoffenprijzen en de relatief goedkope euro. Maar ook de belangrijke structurele hervormingen die in nagenoeg alle eurolanden zijn doorgevoerd, dragen bij aan de positieve economische vooruitzichten. Volgens recent onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) is de impact van hervormingen op productiviteit en werkgelegenheid significant33. Volgens de Europese Centrale Bank (ECB) hebben de lidstaten die de afgelopen jaren de meeste hervormingen hebben doorgevoerd, hun export navenant zien toenemen34. Figuur 2.2.3 laat zien dat er een positieve relatie is tussen de mate waarin landen arbeids- en productmarkthervormingen hebben doorgevoerd (x-as) en de mate waarin hun werkloosheid in de daaropvolgende jaren is afgenomen (y-as).
Figuur 2.2.3 Correlatie tussen index voor structurele hervormingen op arbeids- en productmarkten (x-as) en daling van de werkloosheid (y-as)
Bron: OESO en eigen bewerkingen
De potentiële groei blijft achter in vergelijking met de periode voor de crisis. Dit is deels het gevolg van een vergrijzende beroepsbevolking in de geavanceerde economieën. Daarnaast is de productiviteitsgroei lager dan voorheen. Het IMF benadrukt dat verdere hervormingen in de geavanceerde economieën noodzakelijk zijn om de potentiële groei te verbeteren. In een situatie van gematigd economisch herstel kunnen structurele hervormingen lastig zijn, omdat doorgaans wordt verondersteld dat de baten op lange termijn pas gerealiseerd worden, terwijl de economie zich op de korte termijn in een aanpassingsfase bevindt waarin zich kosten – voor bepaalde groepen of voor de economie als geheel – kunnen voordoen. Het IMF wijst er niettemin op dat verschillende hervormingen, zoals verlaging van toetredingsdrempels voor bedrijven in bepaalde productmarkten, ook op de korte termijn een positief economisch effect kunnen hebben omdat ze een impuls geven aan investeringen en de werkgelegenheid35. Bovendien kan een juiste volgorde en samenstelling van hervormingspakketten negatieve kortetermijneffecten beperken. Verbetering van het ondernemingsklimaat vergemakkelijkt de verplaatsing van werkgelegenheid en economische activiteit van laag- naar hoogproductieve sectoren. Binnen landen en sectoren in het eurogebied is er sprake van grote verschillen in productiviteitsniveaus. In de context van een monetaire unie zijn structurele hervormingen die de verplaatsing van investeringen en werkgelegenheid van laag- naar hoogproductieve sectoren bevorderen van bijzonder belang. Dit verkleint deze productiviteitsverschillen, en bevordert reële economische convergentie tussen landen.
Een essentiële voorwaarde voor een stabiele muntunie is dat alle eurolanden hun overheidsfinanciën op orde brengen. In de jaren sinds de crisis is hierin belangrijke vooruitgang geboekt. Het EMU-saldo van de eurolanden is sinds 2009 met gemiddeld 4,2 procentpunt verbeterd, van – 6,3 procent van het bruto binnenlands product (bbp) naar – 2,1 procent36. Figuur 2.2.4 toont de saldoverbetering van afzonderlijke lidstaten in deze periode. Volgens de Europese begrotingsafspraken, die in de afgelopen jaren zijn aangescherpt, moeten de eurolanden op de middellange termijn een structureel EMU-saldo realiseren van minimaal – 0,5 procent bbp37. Dit draagt bij aan de houdbaarheid van de overheidsfinanciën en geeft de ruimte om, in geval van conjuncturele neergang, de automatische begrotingsstabilisatoren te laten werken. De Europese begrotingsregels zijn de afgelopen jaren aangescherpt, maar zij zijn ook complexer geworden. Voor de geloofwaardigheid en de uitlegbaarheid van de afspraken is het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) gebaat bij minder complexiteit, meer transparantie en een grotere voorspelbaarheid. Nadat Nederland dit tijdens het voorzitterschap van de Raad van de EU op de agenda heeft gezet, is besloten dat hier de komende maanden verder over gesproken wordt. Daarnaast is het zaak dat de Europese Commissie de regels consistent toepast en als objectieve scheidsrechter opereert. Wanneer de beoordeling van naleving van de afspraken door de Commissie van geval tot geval een politieke afweging wordt, kan dit de geloofwaardigheid van het SGP ondermijnen. Een dergelijke politieke wijze van besluitvorming zou een sterk democratisch mandaat vergen, dat de Europese Commissie ontbeert.
Figuur 2.2.4 Cumulatieve verbetering van het EMU-saldo van eurolanden, 2009–2015 (in % bbp)
Bron: Ameco database
Het is ook belangrijk om te kijken naar de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van de eurolanden op de langere termijn. Hierbij moeten landen vooral rekening houden met zaken als de omvang van de staatsschuld en toekomstige kosten van de vergrijzing. Iedere drie jaar geeft de Europese Commissie in het Fiscal Sustainability Report een overzicht van de ontwikkeling van de houdbaarheid van de overheidsfinanciën van alle EU-lidstaten op de middellange en lange termijn. Bij de berekening van de houdbaarheid op lange termijn bepaalt de Commissie, net zoals het CPB dat ook doet, welke saldoverbetering nodig is om de huidige overheidsvoorzieningen te bekostigen en tegelijkertijd de staatsschuld te stabiliseren. Sinds 2009 is het houdbaarheidstekort in het eurogebied significant afgenomen, van 6 procent bbp naar 1 procent bbp. Hieraan hebben niet alleen de positievere groeivooruitzichten, maar ook structurele hervormingen, met name op het terrein van pensioenen, een belangrijke bijdrage geleverd. In nagenoeg alle lidstaten zijn de ramingen voor overheidsuitgaven gerelateerd aan de vergrijzing in 2060 sinds 2012 naar beneden bijgesteld. Dit is een belangrijke prestatie. Niettemin betekent het feit dat er nog een houdbaarheidstekort van 1 procent bbp resteert, dat er gemiddeld genomen in het eurogebied nog een structurele inspanning nodig is om de overheidsfinanciën voor de lange termijn houdbaar te maken.
Figuur 2.2.5 Houdbaarheidstekort in het eurogebied 2009–2015
Bron: Europese Commissie (2015), Fiscal sustainability report 2015
Voor het draagvlak van de EU is niet alleen economische groei van belang, maar ook de sociale consequenties van de veranderingen in de Europese economie. Rond het Nederlandse voorzitterschap heeft het kabinet ingezet op het bestrijden van de schaduwzijden van de interne markt, zoals ontduiking van sociale premies en belastingen. Deze zaken spelen vooral in relatie tot gedetacheerde en mobiele werknemers. Het ontduiken van de regels leidt tot verdringing van personeel en een verslechtering van de concurrentiepositie van bonafide bedrijven. Mede op aandringen van Nederland heeft de Commissie in maart 2016 een voorstel gepubliceerd om de Detacheringsrichtlijn, die de grensoverschrijdende arbeid binnen de EU reguleert, te herzien. Doel van het voorstel is om onduidelijkheden over de toepasselijke arbeidsvoorwaarden weg te nemen en een gelijk speelveld op het gebied van arbeidsvoorwaarden te creëren volgens het principe «gelijk loon voor gelijk werk op dezelfde plaats». Het kabinet ziet deze inzet van de Commissie als een noodzakelijke component van het op groei gerichte financieel-economische beleid.