Door het aanhoudende economische herstel in Nederland daalt het overheidstekort. Onder invloed van de crisis was het overheidstekort bij de start van het kabinet te groot. In recente jaren is het overheidstekort sterk verbeterd, van 3,9 procent procent van het bbp in 2012 naar 1,1 procent van het bbp in 2016. Het aanhoudend gematigde herstel van de economie en de daling van de werkloosheid hebben gezorgd voor hogere belastingontvangsten en lagere werkloosheidsuitkeringen. Lagere gasbaten, door zowel een lagere productie als door een lagere prijs, dempen dit positieve effect deels (zie ook box 3.2). Het overheidstekort daalt in 2017 naar verwachting verder naar 0,5 procent van het bbp. In 2021 wordt een begrotingsoverschot verwacht van 0,8 procent van het bbp. Door de uitgebreide hervormingsagenda van het kabinet (zie paragraaf 1.5) en het economisch herstel is de verbetering van het overheidstekort groter dan werd verwacht in het Regeerakkoord (zie figuur 1.3.1).
Figuur 1.3.1 Nederlands overheidstekort: realisaties, ramingen en tijdpad Regeerakkoord (in % bbp)
Bron: CPB (2016). «Macro Economische Verkenning 2017».
Nederland heeft met extra inspanningen voldaan aan de Europese begrotingsregels. Bij de start van de huidige kabinetsperiode stond Nederland onder verscherpt toezicht van de Europese Commissie (EC), omdat de overheidsfinanciën niet voldeden aan de Europese normen uit het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) (zie paragraaf 3.4). Door een uitgebreid pakket aan structurele hervormingen en besparingen is Nederland in 2014 ontslagen uit deze «correctieve arm». Sindsdien valt Nederland onder de preventieve arm van het SGP. Het structureel saldo van Nederland moet jaarlijks verbeteren richting de middellangetermijndoelstelling en moet ook voldoen aan de uitgavenregel. De vereiste inspanning voor het structureel saldo in 2017 is een verbetering van 0,4 procent van het bbp. De gecorrigeerde uitgaven moeten in 2017 met 0,2 procent afnemen.
De Nederlandse overheidsfinanciën begeven zich voor het eerst sinds jaren weer op een houdbaar pad. De schatkist is weer op orde en daarmee is ook deze pijler van het Regeerakkoord gerealiseerd. Het houdbaarheidssaldo geeft aan in hoeverre toekomstige generaties kunnen profiteren van hetzelfde collectieve voorzieningenniveau als de huidige generatie. In de jaren voor de crisis was dit saldo negatief, en onder invloed van de crisis verslechterde het houdbaarheidssaldo verder. Om toekomstige generaties ook van bestaande voorzieningen te laten profiteren, zijn maatregelen genomen om de overheidsfinanciën op een houdbaar pad te brengen. De twee voornaamste zijn: de verhoging van de AOW-leeftijd en de koppeling ervan aan de levensverwachting, en de beperking van de kostenstijgingen in de zorg. Burgers leveren een belangrijke bijdrage, bijvoorbeeld doordat zij langer doorwerken. Het resultaat is dat het houdbaarheidstekort is omgebogen tot een overschot van 0,4 procent van het bbp8. Dit betekent dat onze zorg, sociale zekerheid en onderwijs ook voor toekomstige generaties beschikbaar blijven, zonder dat we daarvoor de belastingen hoeven te verhogen. Daarnaast is van belang dat de verwachte overheidsschuld van 62,1 procent bbp in 2017 ook in de toekomst verder wordt afgebouwd. Bij ongewijzigd beleid neemt de overheidsschuld naar verwachting af tot 53,3 procent van het bbp in 2021. De Studiegroep Begrotingsruimte9 beschrijft nader wat de financiële uitgangspositie is van de overheid voor de komende jaren.