De Voorjaarsnota 2011 is de eerste rapportage van het kabinet over de uitvoering van de begroting 2011. Hierin geeft het kabinet een overzicht van de wijzigingen voor het begrotingsjaar 2011 ten opzichte van de Startnota van 9 november 2010. Deze bijstellingen zijn gebaseerd op de macro-economische ramingen uit het Centraal Economisch Plan (CEP) 2011 van het Centraal Planbureau (CPB) en inzichten over de begrotingsuitvoering.
De uitvoering van de begroting 2011 wordt gekenmerkt door aanzienlijke tegenvallers, met name in de gezondheidszorg. Op totaalniveau sluit het uitgavenkader voor 2011. De voorgenomen maatregelen voor 2012 en verder worden zoals gebruikelijk gepresenteerd in de Miljoenennota 2012.
Het EMU-saldo 2011 wordt geraamd op een tekort van 3,6 procent bbp. De EMU-schuld 2011 komt naar verwachting uit op 64 procent bbp.
Door de vergrijzing en de financieel-economische crisis wordt Nederland geconfronteerd met een houdbaarheidstekort van 29 miljard euro1. Voor alle grote politieke partijen is dit het uitgangspunt geweest in hun verkiezingsprogramma’s. In het regeer- en gedoogakkoord hebben VVD, CDA en PVV ervoor gekozen het merendeel van dit tekort te adresseren in deze kabinetsperiode. Hiervan wordt 18 miljard euro aan besparingen reeds bereikt in 2015. Daarbij wordt ingezet op het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie en het concreet werken aan een kleinere, krachtige en dienstverlenende overheid.
De overheidsfinanciën ontwikkelen zich op dit moment gunstiger dan in het regeerakkoord werd verwacht. Dit is goed nieuws en betekent dat we op de goede weg zijn, temeer omdat Nederland op dit moment in de buitensporigtekortprocedure van het Stabiliteits- en Groeipact zit. Tegelijkertijd is het economisch herstel nog pril en ligt het structurele groeipad van de Nederlandse economie lager op (middel)lange termijn. Dit zet de lange termijn financiering van onze publieke uitgaven verder onder druk. Ook is het vergrijzingsprobleem nog onveranderd aanwezig. Tot slot is, gelet op de Europese schuldencrisis, extra voorzichtigheid op zijn plaats. Er blijven dan ook volop neerwaartse risico’s, waar het kabinet de ogen niet voor kan of wil sluiten. Naast het CPB heeft ook het IMF in de Artikel IV consultatie2 aangegeven dat de vooruitzichten onzeker zijn. Het kabinet zal dan ook niet verzaken en doorgaan op de ingeslagen weg. De tekortreducerende maatregelen uit het regeerakkoord moeten worden uitgevoerd om de houdbaarheid van de overheidsfinanciën voor toekomstige generaties te garanderen. Daarnaast is dit noodzakelijk om aan de doelstelling van het MTO3, een structureel saldo tussen −0,5 en +0,5 procent bbp op middellange termijn, uit hoofde van het Stabiliteits- en Groeipact te voldoen.
In deze Voorjaarsnota zijn ook het Europees Stabilisatiemechanisme (ESM) en het European Financial Stability Facility (EFSF) verwerkt. Het gaat in het geval van het ESM om een betalingsverplichting van 4,6 miljard euro voor de periode 2013–2017 aangevuld met een garantieverplichting van 35,5 miljard euro vanaf het moment dat het ESM is opgezet. Het gaat derhalve om een totaal van circa 40 miljard euro aan verplichtingen.
De voorloper van het ESM, het EFSF, zal op korte termijn worden aangepast om de leencapaciteit van het EFSF te herstellen naar het oorspronkelijk beoogde bedrag van 440 miljard euro. Zoals eerder met de Kamer is gedeeld4, wordt voor het herstel van de leencapaciteit van het EFSF gewerkt aan een combinatie van hogere eerstelijns garanties en achtervang garanties. Om de 440 miljard euro te allen tijde zeker te stellen, ademt het plafond mee met de rente. Ten behoeve van de garantie van de hoofdsom is vanuit Nederland een garantie van ruim 44 miljard euro nodig. Volgens de huidige renteramingen is op dit moment sprake van ruim 11 miljard euro aan garantie voor de rentelasten.
Verder zijn in deze Voorjaarsnota ook de aanpassing van de looptijd en rente van de leningen aan Griekenland verwerkt, de aflossingen van ING en AEGON en de kapitaaluitbreiding van Tennet Holding B.V.
Leeswijzer
De Voorjaarsnota is als volgt opgebouwd: paragraaf 2 gaat in op het bijgestelde economische beeld, paragraaf 3 laat de ontwikkeling aan de uitgavenkant zien, paragraaf 4 kijkt naar de inkomsten, paragraaf 5 behandelt het EMU-saldo en de EMU-schuld en paragraaf 6 gaat in op de budgettaire gevolgen van de economische en financiële crisis.
Bijlage 1 geeft een overzicht van de budgettaire kerngegevens en bijlage 2 bevat het budgettair overzicht interventies ten behoeve van de financiële sector. Het kabinet heeft een beoordelingskader voor de uitgaven van het Infrastructuurfonds voor 2021–2028 opgenomen (bijlage 3). Aan de hand hiervan wordt bepaald hoe het kabinet omgaat met de aanwending van de in deze periode beschikbare middelen. Hierbij is ervoor gezorgd dat voldoende middelen gereserveerd zijn voor onderhoud van onze infrastructuur. In bijlage 4 vindt u een correctie op de bij Startnota gerapporteerde beginstanden van de kaders RBG-eng en SZA. Deze correctie wordt veroorzaakt door de overheveling van de kindregelingen van het kader RBG-eng naar het SZA-kader; de totale uitgavenraming ten tijde van Startnota blijft gelijk. Bijlage 5 gaat in op de uitbreiding van het eigen vermogen van Tennet Holding B.V. en bijlage 6 laat de verticale toelichting van alle departementale begrotingen zien.