Voor u ligt het pakket Belastingplan 2022. Het pakket Belastingplan 2022 bestaat uit zes wetsvoorstellen met daarin (fiscale) maatregelen op verschillende terreinen. De inhoud van deze wetsvoorstellen wordt hierna kort toegelicht. Een uitgebreidere toelichting vindt u in de memorie van toelichting van het betreffende wetsvoorstel. Vervolgens wordt hierna ook ingegaan op de spreiding van fiscale wetgeving, de totstandkoming van verzamelwetsvoorstellen en de bij het pakket behorende uitvoeringstoetsen.
Samenstelling pakket Belastingplan 2022
Het pakket Belastingplan 2022 bestaat uit de volgende zes wetsvoorstellen:
-
• het wetsvoorstel Belastingplan 2022;
-
• het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022;
-
• het wetsvoorstel Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking;
-
• het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale regeling aandelenoptierechten;
-
• het wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen;
-
• het wetsvoorstel Wet verlaging tarief verhuurdersheffing en maandelijkse wijziging bedragen heffingsverminderingen.
In het wetsvoorstel Belastingplan 2022 zijn maatregelen opgenomen die per 1 januari 2022 budgettair effect hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers en het fiscaal vrijstellen van tegemoetkomingen van de overheid vanwege COVID-19. In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 zijn maatregelen opgenomen ten behoeve van het noodzakelijke onderhoud van het fiscale stelsel en andere maatregelen die meer technisch van aard zijn of die geen budgettaire gevolgen hebben. Dit zijn bijvoorbeeld maatregelen zoals het vereenvoudigen en verduidelijken van de systematiek voor de S&O-afdrachtvermindering.
Daarnaast zet het kabinet met het wetsvoorstel Wet implementatie belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2)1 de laatste puntjes op de i voor de implementatie van deze richtlijn. De maatregelen uit ATAD2, waaronder de belastingplichtmaatregel, bestrijden belastingontwijking waarbij gebruik wordt gemaakt van kwalificatieverschillen tussen belastingstelsels (zogenoemde hybridemismatches) van zowel de lidstaten van de Europese Unie (EU) onderling als EU-lidstaten en derde landen. Bij de implementatie van ATAD2 is ten aanzien van de belastingplichtmaatregel gebruikgemaakt van de – door ATAD2 geboden – mogelijkheid tot het opnemen van een uitgestelde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2022, zodat kon worden bezien of er flankerende regels noodzakelijk zijn. Met dit wetsvoorstel wordt hierin voorzien.
Verder stelt kabinet het wetsvoorstel met de Wet fiscale regeling aandelenoptierechten voor om de fiscale regeling voor aandelenoptierechten te wijzigen, waardoor het aantrekkelijker wordt om aandelenoptierechten als loon te verstrekken. Met dit wetsvoorstel wordt een tegemoetkoming geboden omtrent een knellend probleem waar zowel start-ups als scale-ups tegenaan lopen. Op het huidige heffingsmoment van uitoefening van aandelenoptierecht zijn er bij start-ups en scale-ups namelijk niet altijd (voldoende) liquide middelen beschikbaar om de verschuldigde belasting te voldoen. Een op dit punt gunstigere fiscale behandeling van aandelenoptierechten zal er naar verwachting toe leiden dat het inzetten van aandelenoptierechten in deze sector om personeel aan te trekken en te behouden veelvuldiger zal plaatsvinden en de concurrentiepositie van Nederland ten opzichte van onder meer de ons omringende landen verder zal bevorderen.
Met het wetsvoorstel Wet delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen stelt het kabinet daarnaast voor om een juridische grondslag te regelen om de schrijnende gevolgen van onterecht handelen of nalaten van de Belastingdienst op te lossen of op zijn minst te verzachten. Op grond daarvan kunnen bij algemene maatregel van bestuur gevallen worden aangewezen die voor een tegemoetkoming in aanmerking komen. Bij de uitvoering van een tegemoetkoming kan daarnaast behoefte zijn aan informatie die niet beschikbaar is bij de Belastingdienst. Bijvoorbeeld om de problematiek inzichtelijk te krijgen en de burger te ontzorgen. Het wetsvoorstel voorziet daarom ook in een delegatiegrondslag om regels te stellen voor het uitwisselen van gegevens die van belang kunnen zijn voor de toekenning van de tegemoetkoming. Dergelijke informatieuitwisseling ontlast de getroffen groep burgers en komt ook tegemoet aan het doenvermogen.
Ten slotte heeft het kabinet naar aanleiding van de motie Beckerman c.s.2 besloten om de huren in de sociale sector te bevriezen. Dit betekent dat in 2021 geen huurverhoging mag worden toegepast. Daarom heeft het kabinet aangegeven dat woningcorporaties en grotere particuliere verhuurders tegemoetgekomen worden via een tariefsverlaging van de verhuurderheffing.3 Een tariefsverlaging beperkt de lasten van verhuurders die belastingplichtig zijn voor de verhuurderheffing. Op deze manier blijven de kasstroom en het vermogen, en daarmee de investeringscapaciteit, van de sector voor de korte en voor de lange termijn op peil. Deze tariefsverlaging wordt met dit wetsvoorstel geregeld. Aanvullend is ter uitvoering van de motie Grinwis/Inge van Dijk4 besloten verhuurders aanvullend tegemoet te komen door een extra verlaging van de verhuurderheffing met € 30 miljoen. De totale tariefsverlaging met € 180 miljoen wordt met dit wetsvoorstel geregeld. Concreet betekent dit dat de verhuurderheffing structureel met € 180 miljoen wordt verlaagd per 1 januari 2022.
Spreiding van wetgeving
Conform de motie Nijboer is in de Kamerbrief Betere werkwijze Belastingplan en het hierover gevoerde schriftelijk overleg uitgebreid ingegaan op drie elkaar aanvullende wegen waarmee een volgend kabinet richting de toekomst fiscale wetgeving meer over de volledige kabinetsperiode en het jaar kan spreiden, zodat zorgvuldiger bij de kwaliteit van de wetgeving stilgestaan kan worden.5 Deze wegen zijn niet helemaal nieuw en worden ook al deels door het huidige kabinet bewandeld, maar vaststaat dat er meer winst te behalen is.
De eerste manier is om de beleidsmatig meest ingrijpende en voorzienbare wetsvoorstellen over de kabinetsperiode te spreiden en als zelfstandig wetsvoorstel met een eigen regulier wetgevingstraject in te dienen. Het voorstel voor het opstellen van een meerjarige fiscale kalender maakt de planning van fiscale wetsvoorstellen inzichtelijker voor zowel het kabinet als het parlement en kan daarmee bijdragen aan een betere spreiding van wetsvoorstellen over de jaren. Daarnaast zouden beleidsmatig meer technische en kleinere fiscale wijzigingen ieder jaar opgenomen moeten worden in een fiscale verzamelwet, die dan als zelfstandig wetsvoorstel met een eigen regulier wetgevingstraject in het voorjaar wordt ingediend. Ten slotte zou in het voorjaar op hoofdlijnen over de lastenkant van de begroting besloten kunnen worden. Bij dit besluitvormingsmoment kunnen afspraken worden gemaakt om nieuwe, maatschappelijke problemen op te lossen. Bij wetsvoorstellen die dan geen budgettaire samenhang hebben of niet noodzakelijk met ingang van het opvolgende jaar in werking moeten treden, geldt dat zij als zelfstandig wetstraject met een eigen regulier wetgevingstraject worden ingediend. Bij wetsvoorstellen die wel budgettaire samenhang hebben met de lastenkant van de begroting voor het volgende jaar en/of het volgende jaar in werking moeten treden, geldt dat door het besluitvormingsmoment te vervroegen, gedurende het jaar meer ruimte ontstaat om deze wetgeving zorgvuldiger te behandelen. Tijdens de augustusbesluitvorming kan de precieze maatvoering van de wetsvoorstellen met budgettaire samenhang op basis van de meest recente economische cijfers vastgesteld worden.
Net als in voorgaande jaren zijn er ook voor het huidige pakket stappen in die richting gezet. Het pakket Belastingplan 2022 is qua aantal maatregelen zoveel mogelijk beperkt tot maatregelen die met ingang van 1 januari 2022 in werking moeten treden. De oorzaak daarvoor kan bijvoorbeeld de budgettaire samenhang zijn, maar bijvoorbeeld ook Europeesrechtelijke verplichtingen. Andere fiscale maatregelen die later in werking kunnen treden, worden voor zover deze op het moment van indienen van het pakket Belastingplan 2022 al bekend zijn, zoveel mogelijk opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2023 dat komend jaar bij de Staten-Generaal wordt ingediend. Naast deze verzamelwetsvoorstellen wordt er voor fiscale maatregelen naar gestreefd om deze waar mogelijk op te nemen in afzonderlijke wetsvoorstellen. Om die reden heeft het kabinet ervoor gekozen om de fiscale regeling aandelenoptierechten en de delegatiebepalingen tegemoetkoming schrijnende gevallen als aparte wetsvoorstellen in te dienen.
Verzamelwetsvoorstellen
Het onderhavige wetsvoorstel en het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 zijn inhoudelijke verzamelwetsvoorstellen en voldoen aan de criteria uit de notitie Verzamelwetgeving.6 In het onderhavige wetsvoorstel is sprake van budgettaire samenhang. De opbrengst van bepaalde maatregelen wordt gebruikt als dekking voor andere maatregelen. In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2022 zitten kleinere, technische maatregelen, waarbij voor de doelgroep of de Belastingdienst gelijktijdige invoering op 1 januari 2022 gewenst is. De onderdelen van de verschillende wetsvoorstellen zijn doorgaans van een zodanig beperkte omvang en complexiteit dat opneming in een verzamelwetsvoorstel gerechtvaardigd is.
Uitvoeringstoetsen
Voor het pakket Belastingplan 2022 (inclusief onderhavig wetsvoorstel) geldt dat de Belastingdienst de maatregelen uitvoerbaar acht per de voorgestelde data van inwerkingtreding. De gevolgen voor de uitvoering zijn beschreven in de bijgevoegde uitvoeringstoetsen7.