Voor het recht op toeslag is het mede relevant of men alleenstaand is of een (toeslag)partner heeft. Echtgenoten worden aangemerkt als toeslagpartner.122 Dit geldt ook als ze niet (meer) op hetzelfde woonadres zijn ingeschreven in de BRP.
Dit leidt in de ogen van het kabinet tot ongewenste uitkomsten in de situatie dat een getrouwd persoon, vanwege huiselijk geweld opgevangen wordt in een erkende opvang (opvang).123 Op het gebied van toeslagen kunnen er voor de persoon in de opvang twee knelpunten ontstaan. Ten eerste betreft dit de bankrekening waarop toeslagen worden overgemaakt. Als de achtergebleven partner (degene die niet in de opvang zit) de aanvrager van de toeslagen is en de toeslagen nog worden overgemaakt op diens rekening, heeft degene in de opvang geen (zelfstandige) aanspraak op toeslagen, zoals het kindgebonden budget en de zorgtoeslag. Dit terwijl de partner in de opvang veelal wel de kosten voor de eigen zorgverzekering en (als de kinderen bij de ouder in de opvang wonen) de kosten van de kinderen zal dragen. Het tweede knelpunt betreft de aanspraak op toeslagen die recht doet aan de feitelijke situatie van de persoon in de noodopvang.
Door het toeslagpartnerschap bestaat er geen recht op de verhoging van het kindgebonden budget voor alleenstaande ouders van maximaal € 3.285 op jaarbasis (alleenstaande ouderkop)124 als de kinderen bij de ouder in de opvang wonen, ook als deze ouder wel de aanvrager is van het kindgebonden budget. Dit omdat de ouder, wegens huwelijkse staat, nog gezien wordt als toeslagpartner. Ook is er mogelijk geen recht op kinderopvangtoeslag als de achtergebleven partner niet werkt en de ouder in de opvang wel aan de voorwaarden voldoet en kinderopvang nodig heeft om te participeren op de arbeidsmarkt.
Deze twee knelpunten beperken de mogelijkheden voor deze kwetsbare groep – die zich in de opvang bevindt – om financieel op eigen benen te kunnen staan. Dit kan bovendien leiden tot problematische schulden. Aan het toeslagpartnerschap komt pas een einde als gehuwden die op verschillende adressen wonen, een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed indienen bij de rechtbank. Het daadwerkelijk indienen van een dergelijk verzoek kan enige tijd duren, bijvoorbeeld vanwege emotionele redenen of omdat de achtergebleven partner in eerste instantie geen medewerking verleent.
Het kabinet acht dit onwenselijk en stelt daarom voor dat een getrouwd persoon die in de opvang verblijft op verzoek niet meer als toeslagpartner wordt aangemerkt voor de duur van het verblijf aldaar. Om toepassing van deze uitzondering kan verzocht worden door degene die in de opvang verblijft, eventueel met behulp van de in de opvang aanwezig hulpverlening. De Kamer is eerder geïnformeerd over dit knelpunt in de brief van 17 juni 2022125 en vloeit voort uit de voortzetting van de inventarisatie naar aanleiding van de motie Lodders/van Weyenberg126 en het coalitieakkoord, waarbij wordt ingezet op verbeteringen in het huidige toeslagenstelsel. Voor inwerkingtreding zal onder andere naar opvangorganisaties worden gecommuniceerd over deze nieuwe mogelijkheid.
Voor deze groep wordt een uitzondering gemaakt voor het zijn van toeslagpartner omdat er sprake is van een evident schrijnende situatie die vanwege het verblijf in een erkende opvang op objectieve wijze kan worden vastgesteld. Deze situatie is evident schrijnend omdat deze personen in een opvang moeten verblijven vanwege het ontbreken van een (veilig) netwerk of doordat zij vanwege veiligheidsredenen in een voor de partner onvindbare locatie moet verblijven. Wanneer een persoon op een andere locatie kan verblijven dan de opvang is die situatie minder goed objectief vast te stellen als evident schrijnend. Of er sprake is van een verblijf in de opvang kan worden bepaald aan de hand van een verklaring van de opvang of de inschrijving in de BRP op het adres van de opvang. De toegang tot dit soort opvanglocaties wordt door de opvang alleen verleend aan personen waarbij evident sprake is van ernstige problematiek.
De voorgestelde maatregel is een vervroegde manier om bij degene die in de opvang verblijft en bij wie de echtscheidingsprocedure nog niet is opgestart het toeslagpartnerschap te beëindigen. Hierdoor kan degene die in de opvang verblijft sneller financieel op eigen benen staan. Degene die in de opvang verblijft, hoeft namelijk niet te wachten totdat de scheidingsprocedure in werking is gezet om zelfstandig recht op toeslagen te krijgen. De inschatting om een verzoek in te dienen om niet meer aangemerkt te worden als toeslagpartner wordt gelaten aan de persoon die in de opvang verblijft. Hierbij kan deze persoon eventueel worden bijgestaan door een professional.
De voorgestelde maatregel geldt alleen op het gebied van toeslagen en niet voor het fiscaal partnerschap in de inkomstenbelasting. Op het gebied van de toeslagen bestaat namelijk een direct belang om niet meer als toeslagpartner aangemerkt te worden om (meer) toeslagen aan te vragen voor te maken kosten. Voor wat betreft de inkomstenbelasting bestaat over het algemeen minder urgentie vanwege het belastingtijdvak van een jaar waarover ook pas na verloop van het tijdvak aangifte gedaan kan worden. Een belastingplichtige heeft dus meer tijd om een verzoek tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed in te dienen bij de rechtbank.
Deze maatregel leidt ertoe dat degene die in de opvang verblijft (meer) toeslagen kan aanvragen en ontvangen op de eigen bankrekening.
De duur van de uitzondering op het toeslagpartnerschap is beperkt tot de duur van het verblijf in de opvang. Zodra men de opvang verlaat, is niet meer sprake van een op objectieve wijze vast te stellen evident schrijnende situatie waarvoor een uitzondering op toeslagpartnerschap op zijn plaats is. Deze situatie verschilt in wezen niet van de situatie waarin echtgenoten vooruitlopend op het starten van de scheidingsprocedure niet langer op hetzelfde adres wonen maar waarbij geen gebruik wordt gemaakt van opvang. Branchevereniging Valente geeft verder aan dat voor de meeste personen geldt dat zij ook toe zijn aan het indienen van een verzoek tot echtscheiding wanneer zij de opvang verlaten en niet terugkeren naar hun partner.
Op het moment dat de opvang wordt verlaten, herleeft vanaf dat moment het toeslagpartnerschap met de echtgenoot. Dit gebeurt niet met terugwerkende kracht. Dit voorkomt dat er toeslagen zouden moeten worden teruggevorderd over de periode dat de uitzondering op het toeslagpartnerschap van toepassing was gedurende het verblijf in de opvang. Nadat de opvang is verlaten, zullen de toeslagen, inclusief de toeslagen van de partner die niet in de opvang heeft verbleven, opnieuw berekend en beoordeeld worden. Dit gebeurt automatisch via de BRP, zodat degene die de opvang verlaat geen wijziging hoeft door te geven. Het gevolg van het verlaten van de opvang zal ook worden gecommuniceerd met de opvangorganisaties en de website van de Belastingdienst/Toeslagen, zodat er zo min mogelijk onverwachte verrassingen zullen zijn.
Doeltreffendheid, doelmatigheid en evaluatie
De maatregel heeft als doel dat een getrouwd persoon die gevlucht is vanwege huiselijk geweld en in een daarvoor bestemde opvang verblijft, zelfstandige aanspraak kan maken op toeslagen. Deze aanspraak op toeslagen doet recht aan de feitelijke situatie van de persoon in de opvang. Dit doel kan alleen bereikt worden door een wetswijziging, omdat de werking van de huidige wet in dit geval een schrijnend gevolg heeft en de groep die in de opvang verblijft vanwege huiselijk geweld te groot is voor eventueel individueel maatwerk. Naar verwachting is deze maatregel doeltreffend en doelmatig. Getrouwde personen die in een opvang verblijven vanwege huiselijk geweld worden op verzoek vervroegd niet meer als toeslagpartner aangemerkt en krijgen daarmee zelfstandig recht op toeslagen. Door dit recht op toeslagen heeft de persoon in de opvang voldoende inkomen om toegang te hebben tot wonen, medische zorg en te zorgen voor een kind. Ook kan hierdoor de zorg voor een kind gecombineerd worden met arbeid. De maatregel geldt alleen voor de duur van het verblijf in de opvang en op verzoek. De maatregel geldt dus alleen voor de evident schrijnende gevallen die in de opvang verblijven. Het feit dat de maatregel van toepassing is op verzoek leidt ertoe dat niet automatisch op iedereen die in een opvang vanwege huiselijk geweld opgevangen wordt de uitzondering op het toeslagpartnerschap van toepassing is. In zo’n geval zou de maatregel ook van toepassing zijn voor personen die een aantal dagen in de opvang verblijven en daarna terugkeren naar hun (toeslag)partner, dit is onwenselijk. Branchevereniging Valente geeft aan dat voor de meeste personen geldt dat zij toe zijn aan het indienen van een verzoek tot (echt)scheiding wanneer zij de opvang verlaten en niet terugkeren naar hun partner. Deze maatregel wordt samen met de branchevereniging gemonitord.