Dit is het tweede pakket Belastingplan van het kabinet-Rutte IV. Het pakket Belastingplan 2024 bestaat uit 15 wetsvoorstellen met daarin een breed palet aan (fiscale) maatregelen op verschillende terreinen. Naast de maatregelen met een budgettair effect en technische wijzigingen, wordt voorgesteld een aantal actuele maatschappelijke opgaven aan te pakken. In de wetsvoorstellen in dit pakket zijn onder andere ambities op het terrein van arbeid en inkomen, vereenvoudiging, klimaat en de taakstelling aanpak belastingconstructies en fiscale regelingen uitgewerkt. De plannen voor die thema’s worden hieronder kort toegelicht. Een uitgebreidere toelichting op de afzonderlijke wetsvoorstellen vindt u in de memories van toelichting bij de betreffende wetsvoorstellen.
Samenstelling pakket Belastingplan 2024
Het pakket Belastingplan 2024 bestaat uit de volgende 15 wetsvoorstellen:
-
• Wetsvoorstel Belastingplan 2024;
-
• Wetsvoorstel Belastingplan BES eilanden 2024;
-
• Wetsvoorstel Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling;
-
• Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling;
-
• Wetsvoorstel Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen;
-
• Wetsvoorstel Wet compensatie wegens selectie aan de poort;
-
• Wetsvoorstel Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm;
-
• Wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024;
-
• Wetsvoorstel Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting;
-
• Wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2024 (OFM 2024);
-
• Wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw;
-
• Wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit;
-
• Wetsvoorstel Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag;
-
• Wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon;
-
• Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning.
Het pakket Belastingplan 2024 is qua aantal maatregelen zo veel mogelijk beperkt tot maatregelen die met ingang van 1 januari 2024 in werking moeten treden of vanwege de uitvoerbaarheid voor die datum in het Staatsblad moeten zijn opgenomen. Andere fiscale maatregelen die met ingang van 1 januari 2025 of later in werking kunnen treden, worden zo veel mogelijk als zelfstandige wetsvoorstellen ingediend of opgenomen in het wetsvoorstel Fiscale verzamelwet 2025 dat het komende jaar bij de Staten-Generaal wordt ingediend. Hierbij zal het doorgaans niet gaan om fiscale maatregelen met budgettair effect.
Arbeid en inkomen
Het borgen van een positieve koopkrachtontwikkeling is een belangrijk onderdeel van het pakket Belastingplan 2024. De maatregelen die het kabinet neemt en de gevolgen daarvan zijn toegelicht in paragraaf 4 van dit algemeen deel van deze memorie. De maatregelen zijn verdeeld over diverse wetsvoorstellen binnen het pakket, waaronder het wetsvoorstel Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag, het wetsvoorstel tot wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon, het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning en het onderhavige wetsvoorstel. In aanvulling daarop stelt het kabinet diverse maatregelen voor zoals de verdere verhoging van de onbelaste reiskostenvergoeding (bovenop de reeds aangenomen verhoging in het Belastingplan 2023) en een verhoging van het tweede knikpunt in de arbeidskorting. Deze maatregelen zijn eveneens opgenomen in het onderhavige wetsvoorstel. Daarnaast wordt er door middel van een verlenging van het Noodfonds Energie rekening gehouden met burgers die hun energierekening niet kunnen betalen.
Vereenvoudiging
De noodzaak tot vereenvoudiging wordt in het maatschappelijke en politieke debat breed gedeeld, vanuit beleidsmatig-, burger-, ondernemers- en uitvoeringsperspectief. In de fiscaliteit is het vaak niet de maatregel die complex is, maar de vele uitzonderingen en regelingen daarbinnen. Het kabinet neemt de conclusies van nieuwe evaluaties van fiscale regelingen serieus. Uitgangspunt is dat bij negatieve evaluaties regelingen in principe worden afgeschaft, versoberd of omgezet in een subsidie. Dit jaar is de evaluatie en kabinetsrectie op de bijzondere regelingen autobelastingen meegenomen bij de vormgeving van het wetsvoorstel Belastingplan 2024. Naar aanleiding van de evaluatie wordt voorgesteld enkele maatregelen af te schaffen of te versoberden. Daarnaast zijn er diverse maatregelen opgenomen die niet voorkomen uit evaluaties, maar wel leiden tot vereenvoudiging voor burgers, ondernemers en de uitvoering. Dit zijn maatregelen zoals de verruiming van de vrijstelling voor OV-abonnementen en voordeelurenkaarten, en de diverse verduidelijkingen in de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (Wet MRB 1994) die in het onderhavige wetsvoorstel zijn opgenomen. Daarnaast bevat het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2024 maatregelen die verduidelijkingen aanbrengen of fouten herstellen in wetgeving en daarmee onduidelijkheid voor burgers, ondernemers en de uitvoering voorkomen.
Klimaat
Het kabinet streeft, conform de Klimaatwet, naar een reductie van de emissies van broeikasgassen van 55% in 2030 ten opzichte van 1990. Het beprijzen van de broeikasgasemissies is een belangrijke hoeksteen van het klimaatbeleid. In het coalitieakkoord (2021) en het voorjaarspakket klimaat (2023) zijn daarom een aantal beprijzingsmaatregelen afgesproken, die zijn opgenomen in het pakket Belastingplan 2024. Als onderdeel van een samenhangend klimaatpakket staan tegenover deze beprijzende maatregelen ruime subsidiebudgetten klaar voor huishoudens, bedrijven en andere organisaties die willen verduurzamen. Ten eerste stelt het kabinet voor om de energiebelasting op een aantal punten te wijzigen. Er wordt voorgesteld het verlaagde tarief voor de glastuinbouwsector af te schaffen en om de inputvrijstelling in de energiebelasting voor gebruik van aardgas bij elektriciteitsopwekking te beperken. Daarnaast wordt de vrijstelling in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés afgeschaft. Het kabinet wil met deze voorstellen glastuinbouw en industrie een aanvullende prikkel tot verduurzaming te geven. In aanvulling op de aanpassingen in de energiebelasting, stelt het kabinet voor om per 2025 een CO2-heffing voor de glastuinbouwsector te introduceren om het aangescherpte restemissiedoel van 4,3 Mton in 2030 te borgen. Om bedrijven in de industrie en elektriciteitssector meer investeringszekerheid te bieden wordt bovendien het prijspad van de minimumprijs voor CO2-uitstoot voor zowel de elektriciteitssector als de industrie vanaf het jaar 2024 verhoogd. Tot slot stelt het kabinet voor om de vrijstelling in de kolenbelasting voor duaal en non-energetisch verbruik van kolen af te schaffen per 2028. Door het vervallen van de vrijstelling krijgt de cokes-, ijzer- en staalindustrie een stevigere prikkel om het kolengebruik uit te faseren. Tot slot zijn in het Belastingplan ook voorstellen opgenomen ten aanzien van de energie-investeringsaftrek (EIA), de milieu-investeringsaftrek (MIA), de willekeurige afschrijving milieubedrijfsmiddelen (Vamil), een verhoging van de vaste voet in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (bpm) (ter dekking van extra budget voor de tweedehandssubsidie voor emissievrije personenauto’s) en actualisering van de opsomming van duurzame warmtebronnen van de zogenoemde stadsverwarmingsregeling in de energiebelasting. De hiervoor beschreven maatregelen liggen besloten in het wetsvoorstel Belastingplan 2024, het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw en het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen elektriciteit en industrie. Met deze wetsvoorstellen en het pakket Belastingplan 2023 heeft het kabinet een belangrijk deel van de nieuwe beprijzende maatregelen die in het coalitieakkoord (2021) en het voorjaarspakket klimaat (2023) zijn afgesproken, omgezet in wetgeving. Gezien de demissionaire status van het kabinet is besloten om besluitvorming over de vormgeving van Betalen naar Gebruik, de tariefaanpassingen in de energiebelasting om 1,2 Mton extra te reduceren en een eventueel afbouwpad van fiscale fossiele subsidies over te laten aan een volgend kabinet.
Invulling taakstelling
Bij de Miljoennota 2023 heeft het kabinet besloten tot een taakstellende opdracht van € 162 miljoen per 2024 oplopend tot € 550 miljoen structureel vanaf 2027 voor de aanpak van opmerkelijke belastingconstructies en negatief geëvalueerde fiscale regelingen. Het kabinet heeft aangegeven te kiezen voor een gefaseerde aanpak van de invulling van de taakstelling. In de Voorjaarsnota 2023 is de eerste invulling van de aanpak van belastingconstructies en negatief geëvalueerde fiscale regelingen gepresenteerd. Dit moet leiden tot een opbrengst van € 162 miljoen in 2024.
Het kabinet heeft dit voorjaar besloten om de volgende constructies aan te pakken. Een deel van de maatregelen betreft een versobering van fiscale regelingen, waardoor constructies minder lucratief dan wel niet meer mogelijk zijn:
-
1. aanpak vastgoedaandelentransacties met overgangsregeling
-
2. standaard aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de bedrijfsopvolgingsregeling (BOR) in de erf- en schenkbelasting en de doorschuifregeling (DSR)
-
3. dividendstripping (geen lastenrelevante opbrengst)
De maatregel aanpak vastgoedaandelentransacties met een overgangsregeling is in het onderhavige wetsvoorstel opgenomen en het standaard aanmerken van aan derden verhuurd vastgoed als beleggingsvermogen in de BOR in de erf- en schenkbelasting en de Doorschuifregeling DSR ab zijn opgenomen in het wetsvoorstel Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024. De maatregelen ter versterking van de aanpak van dividendstripping zijn opgenomen in het wetsvoorstel OFM 2024.
Spreiding van wetgeving
Het kabinet hecht aan het belang van spreiding van fiscale wetgeving. Een ruime, reële voorbereidingstijd voor nieuwe wetgeving en de gelegenheid voor beide Kamers om daar zorgvuldig naar te kijken, komt de kwaliteit ten goede. Kamerleden van beide Kamers en diverse adviesorganen vragen hier ook al geruime tijd terecht aandacht voor.
Daarom hanteert het kabinet de volgende uitgangspunten voor fiscale wetgeving:
-
1) De beleidsmatig meest ingrijpende en voorzienbare wetsvoorstellen over de kabinetsperiode spreiden en als zelfstandig wetsvoorstel met een eigen regulier wetgevingstraject indienen.
-
2) Minder beleidsmatig en meer technische en kleinere fiscale wijzigingen opnemen in een fiscale verzamelwet, die als zelfstandig wetsvoorstel met een eigen regulier wetgevingstraject in het voorjaar wordt ingediend.
-
3) Fiscale wetgeving opnemen in een pakket Belastingplan als een van de volgende omstandigheden speelt:
-
– Er bestaat een budgettaire samenhang met de begroting van volgend jaar.
-
– Er bestaat een Europeesrechtelijke verplichting voor een bepaalde inwerkingtredingsdatum die niet met een regulier wetgevingstraject gehaald kan worden.
-
– Er bestaat noodzaak om de gevolgen van een arrest zo snel mogelijk te repareren.
-
– Het is voor de uitvoering van belang dat de betreffende wetgeving tijdig is aangenomen door beide Kamers zodat het op een bepaald moment uitgevoerd kan worden.
-
– Het is noodzakelijk dat een urgent probleem opgelost wordt.
-
Deze uitgangspunten zijn ook bij de planning van de fiscale wetgeving uit het coalitieakkoord gehanteerd. Bij de start van het kabinet zijn de diverse wetsvoorstellen over meerdere jaren verspreid. Dit is overzichtelijk terug te vinden in bijlage 1 bij de Fiscale beleids- en uitvoeringsagenda.1
Brede welvaart
Jaarlijks bestaat het pakket Belastingplan uit een breed palet aan (fiscale) maatregelen op verschillende terreinen. Daarbij ligt de nadruk doorgaans op maatregelen met een budgettair effect en technische wijzigingen die doorgaans op 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar ingaan. Deze maatregelen dragen ook bij aan de aanpak van maatschappelijke opgaven. Recente belastingplanpakketten bevatten bijvoorbeeld voorstellen op het terrein van arbeid en inkomen, vereenvoudiging, klimaat, vermogen, wonen en gezondheid. Daarbij is het een uitdaging om vooruitgang uit te drukken in andere vormen dan economische groei en materiële welvaart. Het kabinet onderschrijft daarom de toegevoegde waarde van brede welvaart als integrerend denkkader en instrument voor beleid. Het kabinet werkt aan verankering daarvan in de begrotingssystematiek. De planbureaus werken de komende jaren aan een analyse-instrumentarium om brede welvaart nader in kaart te brengen en te ramen en om beleidseffecten door te rekenen.2 Dit biedt op termijn een onafhankelijk denkkader voor brede welvaart, wat het politieke gesprek en de invulling van brede welvaart verder kan faciliteren. Het kabinet heeft ook zeven prioriteiten op het gebied van brede welvaart gesteld en staat jaarlijks in de Miljoenennota stil bij de ontwikkelingen ten aanzien van de prioriteiten.3 In het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023 heeft het kabinet in haar besluit SA. 41842 (2015/N) voor het eerst een uitgebreid overzicht van de ontwikkeling van brede welvaart geschetst, op basis van de Monitor Brede Welvaart van het Centraal bureau voor Statistiek.4 Daarnaast spant het kabinet zich in om – mede naar aanleiding van de motie van de leden Raan en Romke de Jong5 – bij het jaarlijkse pakket Belastingplan te reflecteren op brede welvaart.
Brede welvaart is een veelomvattend begrip en laat zich moeilijk vertalen naar individuele belastingmaatregelen. Desalniettemin vormen de maatregelen wel een belangrijk onderdeel van de vooruitgang die het kabinet wenst te boeken op het gebied van brede welvaart. Het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen glastuinbouw en het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit maken bijvoorbeeld onderdeel uit van een breder pakket6 aan rechtvaardig, uitvoerbaar en ambitieus klimaatbeleid. Daarmee zet het kabinet stappen naar een economie die op duurzame activiteiten is gebaseerd, die minder afhankelijk is van een beperkt aantal fossiele energie exporterende landen, en die zo onze welvaart ook voor toekomstige generaties zeker stelt. Met de diverse koopkrachtmaatregelen in het onderhavige wetsvoorstel beoogt het kabinet huishoudens in brede zin te ondersteunen en bestand te houden tegen financiële schokken. Met vereenvoudiging van het belastingstelsel worden bovendien ook stappen gezet naar een beter toegankelijke en begrijpelijke overheid.
Verzamelwetsvoorstellen
Het onderhavige wetsvoorstel is een inhoudelijk verzamelwetsvoorstel en voldoet aan de criteria uit de notitie Verzamelwetgeving7 en aanwijzing 6.48 uit de Aanwijzingen voor de regelgeving. In het onderhavige wetsvoorstel is sprake van budgettaire samenhang. De opbrengst van bepaalde maatregelen wordt gebruikt als dekking voor andere maatregelen. Het wetsvoorstel bestaat daarnaast uit verschillende maatregelen die te klein zijn om als zelfstandig wetsvoorstel in te dienen. Het is op voorhand niet de verwachting dat één van de onderdelen van dit wetsvoorstel dermate politiek omstreden is dat een goede parlementaire behandeling van andere onderdelen in het geding komt.
Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016
Artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet 2016 schrijft voor dat beleidsvoorstellen aan de Tweede Kamer dienen te zijn voorzien van een toelichting op nagestreefde doelstellingen, doeltreffendheid en doelmatigheid, beleidsinstrumentarium, financiële gevolgen voor het rijk en een evaluatieparagraaf. De afwegingskaders waarin voornoemde toelichting op de beleidskeuzes van het kabinet, per in dit wetsvoorstel opgenomen maatregel, worden beschreven, zijn toegevoegd als bijlage bij het pakket Belastingplan 2024.