Aangeboden 16 mei 2007
Netto-kaderuitgaven: € 198,6 miljard
Belastingen, premies en gasbaten, op EMU-basis: € 207,4 miljard
Uitgaven van het Rijk in 2006: € 158,3 miljard
Belastingontvangsten van het Rijk in 2006: € 126,8 miljard op kasbasis
Voorwoord | 9 | |
1. | Speerpunten van beleid | 10 |
1.1. | Economie en arbeidsmarkt | 10 |
1.2. | Onderwijs, kennis en innovatie | 12 |
1.3. | Veiligheid | 14 |
1.4. | Zorg | 15 |
1.5. | Immigratie en integratie | 17 |
1.6. | Ruimte, wonen, natuur en milieu | 18 |
1.7. | Mobiliteit en infrastructuur | 20 |
1.8. | Openbaar bestuur | 22 |
1.9. | Koninkrijksrelaties | 23 |
1.10. | Europese samenwerking | 24 |
1.11. | Internationaal | 24 |
1.12. | Ontwikkelingssamenwerking | 25 |
2. | De Nederlandse economie en het budgettaire beeld | 27 |
2.1. | De Nederlandse economie in 2006 | 27 |
2.2. | Ontwikkeling budgettaire beeld | 30 |
2.2.1. | Uitgavenontwikkeling | 32 |
2.2.2. | Inkomstenen lastenbeeld | 36 |
2.2.3. | EMU-saldo en EMU-schuld | 39 |
3. | Financieel management en doelmatigheidsonderzoek | 42 |
3.1. | Financieel management | 42 |
3.1.1. | Inleiding | 42 |
3.1.2. | De rechtmatigheid van de uitgaven in 2006 | 42 |
3.1.3. | Het gevoerde financieel en materieelbeheer2006 | 43 |
3.1.4. | Overige ontwikkelingen | 44 |
3.2. | Doelmatigheidsonderzoek | 45 |
Bijlagen | ||
1. | Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten | 47 |
2. | Saldibalans van het Rijk 2006 | 49 |
3. | Staatsbalans 2006 | 52 |
4. | De belasting- en premieontvangsten in 2006 | 66 |
Extra bijlagen (www.rijksbegroting.nl) | ||
1. | Budgettaire kerngegevens | |
2. | De uitgaven en niet-belastingontvangsten | |
3. | De belasting- en premieontvangsten | |
4. | EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen en financieringsbehoefte | |
5. | Belastinguitgaven | |
6. | Monitor ombuigingen/intensiveringen | |
7. | Administratieve lastenreductie voor het bedrijfsleven | |
8. | Verticale Toelichting | |
Overzicht garanties |
Voor u ligt het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006. Hierin legt het kabinet verantwoording af over het gevoerde beleid in 2006. Vanwege het aantreden van een nieuw kabinet kent het Financieel Jaarverslag van het Rijk dit keer een bijzonder karakter. De speerpunten van het beleid in hoofdstuk 1 vormen de weerslag van de politieke keuzes van het kabinet Balkenende-II. Het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt echter ingediend door het huidige kabinet en is sober en beknopt gehouden.
1. Speerpunten van beleid 2006
Dit jaarverslag heeft betrekking op het uitvoeringsjaar 2006. In hoofdstuk 1 worden de belangrijkste beleidsdoelstellingen per thema langsgelopen. Hierbij is aangesloten bij de indeling uit de Miljoenennota 2006.
Doelstelling | Voortgang |
• Herstel van concurrentiekracht | • Het vennootschapsbelastingtarief is verder verlaagd naar 29,6 procent in 2006 |
• De concurrentiepositie is verbeterd. Nederland is gestegen van de 11de naar de 9de plaats op de Growth Competitiveness Index van World Economic Forum | |
• Verlaging van de administratieve lastendruk met een kwart om de ruimte voor ondernemerschap te vergroten | • De administratieve lasten zijn in 2006 met 7 procent gedaald; ten opzichte van 2002 is dit 16 procent |
• Nederland in de internationale kopgroep wat betreft ondernemingsbestuur | • De «Code Tabaksblat» loopt in de pas met internationale ontwikkelingen. De naleving laat op een aantal punten te wensen over |
Herstel van concurrentiekracht
In 2006 zijn maatregelen genomen voor het verdere herstel van de concurrentiekracht. Zo is het tarief van de vennootschapsbelastingverlaagd naar 29,6 procent. Het MKB heeft geprofiteerd van het invoeren in 2007 van de MKB-winstvrijstelling die per saldo uitpakt als tariefverlaging. Daarnaast zijn investeringen gedaan in innovatieve projecten en is een consumentenautoriteit opgericht die toezicht gaat houden op het consumentenrecht. Volgens het World Economic Forum staat Nederland qua concurrentiekracht weer in de top-10.
Verlichting administratieve lasten bedrijfsleven
Minder administratieve lasten geeft meer ruimte aan ondernemerschap. In 2005 is een pakket administratieve lastenverlichting vastgesteld ter grootte van 4,1 miljard euro. Met dit pakket moeten aan het einde van 2007 de administratieve lasten ten opzichte van 2002 met 25 procent zijn teruggebracht.
In 2006 is een netto reductie van 1157 miljoen euro gerealiseerd. Samen met de voorgaande jaren zijn de administratieve lasten hierdoor met 2,6 miljard euro, ofwel met 16 procent teruggebracht. De verwachting is dat eind 2007 de doelstelling van een kwart minder administratieve lasten is bereikt. In bijlage 7 treft u per departement een toelichting aan bij de gerealiseerde reducties en toenames in 2006.
Ook Europese regelgeving veroorzaakt administratieve lasten. Door inspanningen van Nederland staan de Europese administratieve lasten nu ook op de agenda van de Europese Commissie. De Europese Raad heeft besloten de administratieve lasten door Europese regelgeving in de periode tot 2012 met 25 procent te verminderen.
Uit verschillende studies blijken verbeteringen op het terrein van de kwaliteit van het ondernemingsbestuur. Uit het monitoringrapport over de naleving van de zogenoemde «Code Tabaksblat» blijkt dat deze code in de praktijk voor ondernemingen goed bruikbaar is en dat de code breed wordt toegepast en nageleefd door Nederlandse ondernemingen. De Code loopt in de pas bij internationale ontwikkelingen. Er zijn echter ook kritiekpunten. De totstandkoming van en verantwoording over het beloningsbeleid van bestuurders van beursgenoteerde ondernemingen loopt achter. Daarnaast is de naleving van de Code door Nederlandse institutionele beleggers slecht. Met het oog op verbetering op dit punt is per 1 januari 2007 de naleving van de (relevante onderdelen van de) Code door Nederlandse institutionele beleggers wettelijk verplicht gesteld. Overtreding van de Code kan juridisch worden aangevochten.
Sociale Zekerheid en arbeidsmarkt
De Sociale Zekerheid stond in 2006 in het teken van de uitvoering. Naast invoering van de Wet Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) en aanpassing van de fiscale faciliëring van VUT en prepensioen, zijn wijzigingen doorgevoerd in de WW.
Doelstelling | Voortgang |
• Vermindering van de jaarlijkse instroom in de WIA tot maximaal 25 duizend duurzaam volledig arbeidsongeschikten in 2007 | • De totale instroom in de WIA in 2006 bedroeg circa 20 000. De instroom van volledig en duurzaam arbeidsongeschikten in de IVA bedroeg circa 4000 |
• Toename van de uitstroom door re-integratie met een kwart in de periode 2004–2007 | • Voorlopig cijfer 2006 46 procent (start trajecten 2004) |
• Verhogen van de arbeidsparticipatie van ouderen. Netto arbeidsparticipatie van ouderen (55–64 jaar) meer dan 40 procent in 2006 en 45 procent in 2010 | • De doelstelling 2006 is gehaald. De participatie voor ouderen is 41,7 procent |
• De groep werknemers die arbeid en zorg wel wil combineren, maar dat feitelijk (nog) niet doet, met 25 procent verklei- nen in 2009 | • Doelstelling geldt voor 2009. In 2006 is een nulmeting gedaan |
Vermindering jaarlijkse instroom arbeidsongeschikten
De instroom in de arbeidsongeschiktheidsregelingen valt met 20 000 uitkeringen één derde lager uit dan verwacht. Ook het aandeel volledig en duurzaam arbeidsongeschikten is laag: van de mensen met een WIA-uitkering ontvangt ongeveer 20 procent een uitkering via de Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) en ongeveer driekwart een uitkering via de regeling Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA).
Om langdurige werkloosheid te voorkomen en te bestrijden, is ingezet op het verbeteren van re-integratie. Wie niet op eigen kracht werk kan vinden, wordt hierbij ondersteund. Met de wet werk en bijstand (WWB) hebben gemeenten hier een grotere verantwoordelijkheid gekregen.
Bij de nulmeting in 2004 (start traject in 2002) leidde 26 procent van de in 2002 gestarte reïntegratietrajecten tot werk. In 2005 heeft 38 procent van de in 2003 gestarte trajecten tot werk geleid. Het voorlopige cijfer voor 2006 komt uit op 46 procent.
De arbeidsparticipatie is, mede vanwege de gunstige macro-economische ontwikkeling, in 2006 over de hele linie toegenomen van 63,2 naar 64,5 procent. De participatie van vrouwen steeg van 54,1 naar 55 procent. Van de ouderen tussen 55 en 64 jaar had in 2006 41,7 procent een baan, tegenover 39,7 procent in 2005.
Bevorderen combinatie arbeid en zorg
Over het jaar 2005 is gebleken dat 21 procent van de werknemers arbeid en zorg wil combineren, maar dat op dit moment nog niet doet. Het streven is om in 2009 een vermindering van een kwart te hebben gerealiseerd. Om de combinatie werk en zorg te vergemakkelijken en de arbeidsparticipatie verder te verhogen is structureel 130 miljoen euro geïnvesteerd in kinderopvang. Daarnaast is per 1 januari ook de levensloopregeling ingevoerd. De levensloopregeling kende een aarzelende start. Eind 2006 deed 5 procent van alle werknemers mee aan de regeling.
1.2 Onderwijs, kennis en innovatie
De ontwikkeling van de kenniseconomie vraagt om een goed opgeleide, slimme en creatieve samenleving. Goed en adequaat onderwijs en onderzoek spelen hierbij een belangrijke rol.
Doelstelling | Voortgang |
• Terugdringen voortijdig schoolverlaten met 50 procent in 2010 (basiswaarde: 70 500 in 2002) | • Het aantal voortijdig schoolverlaters is in 2006 teruggebracht tot circa 56 000 |
• Meer mensen werkzaam in het onderwijs: terugbrengen van het verwachte lerarentekort in 2007 van 10 400 volledige banen in het primaire en voortgezette onderwijs naar circa 2 200 | • In het derde kwartaal van 2006 bedroeg het aantal vacatures in het primaire en voortgezette onderwijs850 fte |
• Minder regels, meer ruimte, heldere verantwoording | • Invoering lumpsum primair onderwijs• Invoering bureaucratiebenchmark in 2007 |
Ondanks de afname van het aantal voortijdig schoolverlaters sinds 2002, daalt dit niet snel genoeg. Met de perspectievennota «Aanval op de uitval; perspectief en actie» is een groot aantal maatregelen en acties in gang gezet om de daling te versnellen, zoals de invoering van een kwalificatieplicht tot de leeftijd van 18 jaar en het afsluiten van convenanten met de 14 regio’s met de meeste uitvallers.
Meer mensen werkzaam in onderwijs
Zonder leraren geen onderwijs. Daarom volgt OCW nauwlettend de arbeidsmarkt voor onderwijzend personeel. In het derde kwartaal van 2006 was het aantal openstaande vacatures voor leraren in het primair en voortgezet onderwijs 850 fte. Ondanks dat het lerarentekort in 2006 onder de doelstelling ligt, is het ruim anderhalf maal zo groot als het jaar ervoor. De lerarenopleidingen zijn meer aandacht gaan besteden aan de kwaliteit van hun opleidingen. Inmiddels zijn de eerste toetsen reken- en taalvaardigheid afgenomen bij eerstejaars studenten van de PABO. Ook geven instellingen een bindend studieadvies aan het eind van het eerste jaar.
Minder regels, meer ruimte, heldere verantwoording
In 2006 is de ruimte voor de instellingen verder vergroot door lumpsumfinanciering in te voeren in het primair onderwijs en regels voor de basisvorming en de tweede fase van het voortgezet onderwijs in te trekken. Daarnaast zijn ook de administratieve lasten voor het onderwijs teruggebracht (zie ook bijlage 7) en wordt voor elke onderwijssector een «bureaucratiebenchmark» ontwikkeld. Dit instrument maakt per onderwijsinstelling inzichtelijk hoe de omvang van de bureaucratie zich verhoudt tot vergelijkbare instellingen binnen de sector. De uitkomsten van de benchmarks komen waarschijnlijk medio 2007 beschikbaar.
Nederland heeft de ambitie om tot de Europese voorhoede te behoren op het gebied van innovatie. De Nederlandse ambities zijn opgenomen in het «Nationale Hervormingsprogramma».
Doelstelling | Voortgang |
• Nederland in de Europese voorhoede op het gebied van innovatie | • Verwacht niveau uitgaven S&O 1,8 procent BBP |
• Betere samenwerking tussen onderwijs, wetenschap en bedrijfsleven | • Stimulering meerjarige samenwerking (Smart Mix) en 352 miljoen euro extra uit gasbaten |
• Versterking kwaliteit toponderzoek | • Samenhangend geheel van persoonsgebonden subsidies tot stand gebracht |
• Verhoging instroom kenniswerkers | • Verdubbeling immigratie kenniswerkers naar 3500 |
Nederland in Europese voorhoede én betere samenwerking tussen onderwijs, wetenschap en bedrijfsleven
Nederland streeft ernaar dat in 2010 drie procent van het nationaal inkomen (BBP) wordt besteed aan speur- & ontwikkelingswerk (S&O). Het gaat om één procent publieke en twee procent private uitgaven. Op dit moment ligt het uitgavenniveau aan S&O nog op 1,78 procent BBP. Vooral de private S&O-uitgaven blijven achter bij het doel. In de periode 2003–2006 is het budget voor de WBSO (de Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk) opgehoogd met 100 miljoen euro om bedrijven fiscaal te stimuleren om meer te doen aan S&O. Om de «kennisparadox» (onze kennis vertaalt zich onvoldoende in verkoopsucces) aan te pakken, zijn in 2006 verschillende maatregelen genomen om de samenwerking tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen te vergroten. Zo zijn toponderzoek- en innovatieprojecten, zoals de innovatieprogramma’s, opgestart en drie maatschappelijke topinstituten opgericht. Hiervoor is ruim 350 miljoen euro beschikbaar. Daarnaast stimuleert het nieuwe «Smart Mix-programma» de samenwerking tussen excellente onderzoeksgroepen en bedrijven. Ten slotte zijn in 2006 zesduizend «innovatievouchers» uitgegeven. Hiermee kunnen bedrijven in het midden- en kleinbedrijf kennis inkopen bij kennisinstellingen.
Nederland doet het momenteel goed op het onderzoeksterrein. Dit blijkt onder andere uit de citatiescores van Nederlandse wetenschappers, die al jaren tot de hoogste van Europa behoren. Om het toponderzoek verder te versterken is in 2006 bijna 30 miljoen euro uitgetrokken voor persoonsgebonden subsidies om de carrièreperspectieven van talentvolle jonge onderzoekers te verbeteren.
Verhoging instroom kenniswerkers
In 2004 is de «Kennismigrantenregeling» ingevoerd. Deze regeling wil de instroom van kennismigranten met culturele en/of innovatieve talenten bevorderen. In 2006 zijn meer dan 3 500 talenten toegelaten, meer dan het dubbele dan in 2005.
Het bereiken van een veilige samenleving was en is een belangrijk speerpunt van het regeringsbeleid. In het veiligheidsprogramma 2003 tot en met 2006 «Naar een veiliger samenleving» is dit vertaald in het aanpakken van veelplegers en de jeugdcriminaliteit, het versterken van opsporing en handhaving, het versterken van toezicht in de publieke ruimte en het intensiveren van gerichte preventie. Dit moet leiden tot een daling van de criminaliteit en overlast met 20–25 procent in 2008 tot 2010. Daarnaast is er in 2006 voortgang gemaakt met de aanpak van terrorisme en het voorbereid zijn op rampen en crises.
Doelstelling | Voortgang |
• Vermindering criminaliteit en overlast met 20–25 procent in de periode 2008 tot 2010 in vergelijking met het jaar 2002 (resultaten in de vijftig wijken met de ernstigste problemen al in 2006 zichtbaar) | • De criminaliteit is van 2005 op 2006 gedaald met 4,2 procent (ten opzichte van 2002 is dit 14 procent)• Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt is gedaald van 30,8 procent in 2002 naar 21,8 procent in 2006 |
• De criminaliteit tegen het bedrijfsleven is in 2006 t.o.v. 2004 in alle sectoren gedaald | |
• De voortgang in de 50 probleemwijken: 26 procent minder slachtoffers van geweldsdelicten (t.o.v. de 0-meting) resp. 32 procent minder slachtoffers van vermogensdelicten (t.o.v. de 0-meting) | |
• Verbeteren prestaties van de veiligheidsketen | • De capaciteit van het gevangeniswezen is met 15 procent gestegen ten opzichte van 2002. De politiesterkte is in dezelfde periode met 2,7 procent gestegen. Het aantal door de politie aan het OM overgedra- gen verdachten is gestegen van 218 000 in 2002 naar 247 000 in 2006 |
• Aanpak jeugdcriminaliteit en probleemjongeren | • Doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen verder verkort ten opzichte van 2005. De norm van 80 procent voor 2006 en verder is bijna gehaald |
• Bestrijding terrorisme, crisisbeheersing en bescherming vitale infrastructuur | • Het stelsel van speciale eenheden is in 2006 herzien, waardoor er meer samenhang is ten behoeve van aanpak terrorisme |
• Op het terrein van crisisbeheersing is de civiel-militaire samenwerking geïntensiveerd |
Vermindering criminaliteit en overlast
In de periode 2002 tot 2005 is de criminaliteit met circa 10 procent gedaald. De monitor 2007 laat een vermindering van 4,2 procent zien. Metingen in 18 van de 50 probleemwijken indiceren dat de vermindering van de criminaliteit met 20–25 procent daar in 2006 al is gerealiseerd. Er is een duidelijke verbetering (zie tabel).
Verbeteren prestaties veiligheidsketen
Om de criminaliteit terug te dringen moeten de prestaties van de veiligheidsketen verbeteren. Daarom zijn er in 2002 afspraken gemaakt over onder meer extra agenten op straat, extra cellen, extra zaken bij het OM. Het blijkt dat de verschillende organisaties in de veiligheidsketen (politie, OM, ZM en DJI) qua personele sterkte in 2006 op niveau zijn gebleven of licht zijn gestegen. Doordat de behoefte aan capaciteit bij het gevangeniswezen is achtergebleven bij de verwachting is er, zelfs zonder capaciteitsvergroting in 2006, geen sprake geweest van Incidenteel Versnelde Ontslagen (IVO’s). De TBS capaciteit is toegenomen naar 1738 plaatsen ultimo 2006. De prestaties in de veiligheidsketen zijn ook verbeterd. Bij de rechtspraak is er in 2006 sprake geweest van een kleine productiestijging (1 procent) ten opzichte van 2005.
Naar aanleiding van de brand in het cellencomplex op Schiphol zijn verschillende maatregelen genomen om de veiligheid in de cellen te vergroten. Hierdoor zijn sommige cellen, waaronder een deel van de cellen op Schiphol, tijdelijk niet in gebruik. Als vervolg op het parlementair onderzoek naar de TBS zijn er maatregelen getroffen die de werking van het TBS-systeem moeten verbeteren.
Tot slot is de opsporing in 2006 versterkt met de uitvoering van het «Programma Versterking Opsporing en Vervolging». Dit programma is een direct uitvloeisel van evaluatieonderzoek naar de zaak van de Schiedammer parkmoord. Met het programma zal de kwaliteit van de forensische opsporing worden verbeterd; daartoe worden alle onderdelen van de strafrechtelijke keten uitgebreid.
Aanpak jeugdcriminaliteit en probleemjongeren
De wachtlijsten bij de Raad voor de Kinderbescherming zijn nagenoeg weggewerkt. Om de ketensamenwerking tussen de verschillende organisaties die zich met jeugdbescherming bezighouden te bevorderen, zijn proefprojecten gestart. De aanpak van jeugdcriminaliteit is intensief voortgezet in 2006. Het Justitieel casusoverleg heeft de doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen verkort. In het kader van het programma «Jeugd Terecht» is de capaciteit van jeugdinrichtingen en de jeugdreclassering verder uitgebreid.
Terrorisme, crisisbeheersing en vitale infrastructuurHerziening stelsel speciale eenheden
Nederland is in 2006, ondanks dreigingen, gevrijwaard gebleven van terroristische aanslagen. Om terrorisme beter te bestrijden is de Dienst Speciale Interventies (DSI) ondergebracht bij het Korps Landelijke Politie Diensten. De DSI bundelt speciale eenheden van politie en Defensie, die kunnen worden ingezet bij terrorismegerelateerde situaties. De Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (BZK) en de Militaire Inlichtingen en Veiligheidsdienst (Defensie) zijn in 2006 gaan samenwerken, onder meer door het uitwisselen van personeel tussen de diensten op het gebied van het elektronisch verzamelen van inlichtingen. Binnen onze landsgrenzen is de krijgsmacht volop bezig zich te ontwikkelen tot een structurele veiligheidspartner van de civiele autoriteiten. In 2006 zijn daarvoor duidelijke en verregaande afspraken gemaakt.
De nieuwe Zorgverzekeringswet is ingegaan. Iedereen is verzekerd voor hetzelfde basispakket. In 2006 zijn ook voorbereidingen getroffen voor de start van de wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en is een nieuw bekostigingssysteem voor de intramurale AWBZ zorg ontwikkeld.
Doelstelling | Voortgang |
• Bewerkstelligen dat elke burger binnen een redelijke termijn zorg ontvangt met waarborging van betaalbaarheid | • De Zorgverzekeringswet, Wet op de zorgtoeslag en Wet Marktordening Gezondheidszorg zijn succesvol ingevoerd |
• De Wmo en het nieuwe bekostigingssysteem AWBZ zijn gereed gemaakt om te starten | |
• Bevorderen en beschermen van de gezondheid van de burger in de Nederlandse samenleving | • Minder mensen roken en meer mensen bewegen |
• De samenleving wordt uitgebreider gevaccineerd en is beter beschermd tegen een eventuele grieppandemie | |
• Een samenhangend jeugdbeleid | • Door Operatie JONG ontstaat er meer samenhang in de jeugdketen |
• De wachtlijsten Jeugdzorg zijn eind 2006 nagenoeg verdwenen |
Doelmatige, kwalitatief hoog-waardige, toegankelijke zorg
Per 1 januari 2006 zijn de Zorgverzekeringswet en de Wet op de zorgtoeslag ingevoerd. Daarmee zijn Nederlandse ingezetenen verplicht verzekerd. Zorgverzekeraars dingen in onderlinge concurrentie naar de gunst van de consument. Dit heeft in 2006 voor consumenten geleid tot premies die lager waren dan voorzien en ging gepaard met de overstap van 18 procent van de verzekerden naar andere verzekeraars. Het nieuwe stelsel garandeert dat verzekeraars niemand mogen weigeren.
Voor een goede werking van het zorgstelsel zijn toezicht en marktregulering essentieel. Dit is per oktober 2006 geregeld in de Wet marktordening gezondheidszorg. De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft de taak gekregen de goede werking van de zorgverzekeringsmarkt en de zorginkoopmarkt te bevorderen en de belangen van de zorgconsument te beschermen.
In 2006 zijn tevens de voorbereidingen voor de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) succesvol afgerond. Door de Wmo wordt de maatschappelijke participatie van burgers versterkt. Gemeenten zijn daarvoor verantwoordelijk en moeten zonodig voorzien in ondersteuning van burgers.
Om de doelmatigheid van de intramurale AWBZ zorg te verbeteren, is een nieuwe bekostigingssystematiek ontwikkeld. Hiermee zullen instellingen worden bekostigd op basis van geleverde prestaties in plaats van de beschikbare capaciteit.
Om de gezondheid van de burger te bevorderen en te beschermen is veel aandacht gegeven aan de belangrijkste vijf determinanten van vermijdbare ziekte en voortijdige sterfte: roken, overgewicht, alcoholmisbruik, diabetes en (een deel van de) psychische klachten. Het aantal rokers is gedaald van 30 procent in 2002 tot 28 procent in 2006 en het aantal mensen dat aan de «Gezond bewegen-norm» voldoet is ondertussen gestegen tot ruim de helft van de bevolking.
Om meer samenhang te brengen in de jeugdketen, is in 2006 de «Operatie JONG» uitgevoerd. In 2006 is hiervoor structureel 60 miljoen euro extra uitgetrokken. Dit geld is onder meer gebruikt om de stijging van aantal «uithuisplaatsingen» in de jeugdzorg op te vangen en om de integratie van allochtone jongeren door sport te bevorderen. Daarnaast zijn de zorgadviesteams (ZAT’s) op scholen geprofessionaliseerd. Deze teams zorgen voor vroegtijdige signalering en effectieve interventie voor leerlingen die dit nodig hebben. Ten slotte is gezorgd voor een dekkende nazorg voor criminele jongeren. Door deze verbeteracties krijgen kinderen en hun ouders zo snel mogelijk de juiste hulp.
In aanvulling hierop is in 2006 en 2007 100 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg en is een impuls gegeven aan het terugdringen van de wachtlijsten in de jeugd geestelijke gezondheidszorg. De wachtlijsten in de jeugdzorg waren eind 2006 nagenoeg weggewerkt. Vanaf 2007 is structureel 40 miljoen euro beschikbaar om nieuwe wachtlijsten te voorkomen.
Doelstelling | Voortgang |
• Restrictieve toelating | • De asielinstroom in Nederland is gestegen van 12 347 in 2005 naar 14 465 in 2006 |
• Het aantal aanvragen voor een Machtiging Voorlopig Verblijf (MVV) is verder gedaald van 46 259 in 2005 naar 40 432 in 2006 | |
• Het overwinnen van de afstand tussen allochtonen en autochtonen in sociaal, cultureel en economisch opzicht | • De Wet inburgering buitenland is in 2006 van start gegaan |
• Aanpak illegaliteit en een effectief terugkeerbeleid | • In 2006 zijn er in totaal circa 24 000 vreemdelingen via het project «Terugkeer» uitgestroomd |
• Inzet op een Europees asiel- en migratiebeleid en versterkte bescherming in de regio | • Nederland is actief betrokken bij ontwikkelingen voor een verdere harmonisatie van het Europees asiel- en migratiebeleid |
De asielinstroom is de laatste jaren, als gevolg van een restrictief toelatingsbeleid, gedaald van 18 700 in 2002 tot minder dan 10 000 in 2004. In 2005 was er voor het eerst weer sprake van een stijging door de toegenomen instroom van mensen uit Irak, Afghanistan en Somalië. Deze stijging heeft zich doorgezet in 2006 met een totale instroom van bijna 14 500 asielaanvragen. Het aantal aanvragen voor een machtiging tot voorlopig verblijf (MVV) is in 2006 verder gedaald. Aangenomen mag worden dat deze daling mede zijn oorzaak vindt in de inwerkingtreding van de Wet Inburgering in het Buitenland (WIB).
Op 31 december 2006 waren via het project «Terugkeer» circa 4 950 personen gecontroleerd vertrokken, voornamelijk via bemiddeling van de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM). Circa 10 750 van de vreemdelingen uit de doelgroep hebben een verblijfsvergunning gekregen en circa 8 290 personen hebben niet aantoonbaar Nederland verlaten.
1.6. Ruimte, wonen, natuur en milieu
Doelstelling | Voortgang |
• Ruimte geven aan ontwikkelingen: beter inspelen op wensen van burgers en bedrijven en meer ruimtelijke afwegingen op decentraal niveau | • Wet ruimtelijke ordening door Eerste en Tweede Kamer aanvaard |
• Grondexploitatiewet door Tweede Kamer aanvaard | |
• Stimuleren van gebiedsontwikkeling, met als doel het vergroten van de ruimtelijke kwaliteiten en versnellen van de ruimtelijke ontwikkeling | • Gemeenschappelijk Ontwikkelbedrijf opgericht en eerste gebiedsontwikke- lingsprojectenvoorbereid |
• Nota Ruimte in werking getreden | |
• Voortgang Nieuwe Sleutelprojecten | |
• Voortgang Budget Investeren Ruimtelijke Kwaliteit | |
• PKB Waddenzee aanvaard en Waddenfonds van start |
Ruimte geven aan ontwikkelingen
De nieuwe Wet ruimtelijke ordening biedt een stelsel om beleid voor een duurzame leefomgeving mogelijk te maken en te normeren. De wet draagt bij aan vereenvoudiging en versnelling van procedures en beroepsprocedures. Naar verwachting treedt de wet op 1 januari 2008 in werking. De Grondexploitatiewet beoogt kostenverhaal en enkele locatie-eisen bij particuliere projectontwikkeling te regelen. De wet moet nog in de Eerste Kamer worden behandeld.
Stimuleren van gebiedsontwikkeling
Om het rijk slagvaardiger en professioneler op te laten treden in gebiedsontwikkelingsprojecten is het Gemeenschappelijk Ontwikkelbedrijf (GOB) opgericht. Intussen werkt het GOB onder meer aan de groeiopgave van Almere (de bouw van 60 000 woningen tot 2030).
In 2006 is de «Nota Ruimte» door de Eerste Kamer aangenomen. De «Nota Ruimte» bevat de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen. Voor de uitvoering is 900 miljoen euro beschikbaar. In de rijksbegroting 2007 is hieraan 100 miljoen euro toegevoegd.
De grootschalige ontwikkeling van HSL-stations en hun omgeving (de Nieuwe Sleutelprojecten Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag, Arnhem en Breda) ligt grotendeels op schema. Om projecten die binnen het nationale ruimtelijke beleid vallen te stimuleren, of met het gewenste kwaliteitsniveau te realiseren, is daarnaast vanuit het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) aan elf projecten bijgedragen voor in totaal ruim 44 miljoen euro.
De Tweede Kamer heeft ingestemd met de «Planologische Kern Beslissing derde Nota Waddenzee» waarin de rijksvisie en het rijksbeleid ten aanzien van de Waddenzee is verwoord. Ook is het «Waddenfonds» aangekondigd. Hierin stelt het rijk over een periode van 20 jaar 800 miljoen euro aan subsidie ter beschikking voor projecten die bijdragen aan kwaliteitsverbetering in de Waddenzee en het Waddengebied.
Doelstelling | Voortgang |
• Aanpak van de nieuwbouw | • De woningproductie in 2006 bedroeg 79 700; een stijging van 7 procent ten opzichte van 2005 |
• Modernisering van het huurbeleid | • De Wet modernisering huurbeleid aangehouden door de Eerste Kamer |
• De Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen is aangehouden door de Eerste Kamer | |
• Herstructurering van oude stadwijken | • De prestaties van de gemeenten op het gebied van de herstructering worden na afloop van de convenantsperiode, in 2010, in beeld gebracht |
• VROM heeft het project «Nieuwe coalities voor de wijk» geïnitieerd. Er is een succesvolle start gemaakt met 13 projecten in 11 steden |
Aanpak woningbouw en modernisering huurbeleid
Er is een start gemaakt met het verhogen van de woningproductie, mede door belemmeringen weg te nemen en woningbouwafspraken te maken met gemeenten en woningcorporaties. De productie lag in 2006 7 procent hoger dan in 2005. Om starters op de woningmarkt meer kansen te geven heeft het Rijk een bijdrage geleverd aan de startersleningen, waarmee gemeenten starters vanaf 2007 op de woningmarkt financieel ondersteunen.
Herstructurering oude stadswijken
Met het oog op verbetering van de leefbaarheid in de wijken is hard gewerkt aan stedelijke vernieuwing. De focus op 56 herstructureringswijken in de grote steden slaat aan. In de herstructureringswijken stijgt de bouwproductie, neemt het aandeel koopwoningen toe en is de waardeontwikkeling van bestaande woningen sterker dan elders. Uit de «Toekomstverkenning stedelijke vernieuwing» blijkt echter dat de stedelijke vernieuwingsopgave urgent blijft. Samen met de betrokken gemeenten is het Rijk in 2006 in 13 wijken gestart met pilots voor nieuwe «vitale coalities» tussen partijen die écht trekkracht hebben in de wijk en die zich bewegen op terreinen als onderwijs, werk, wonen en veiligheid.
Doelstelling | Voortgang |
• Eco-efficiënte economie door klimaatbeleid, nuchter omgaan met risico’s en ontkoppeling tussen economische groei en milieudruk | • De Toekomstagenda Milieu is op 25 april 2006 aan de Tweede Kamer aangeboden |
• Voltooien van de EHS in 2018 | • De aankoop van hectares voor EHS loopt volgens plan terwijl de in 2003 in gang gezette omslag van verwerving naar beheer enigszins vertraging heeft opgelopen |
Eco-efficiëntie, nuchter omgaan met risico’s, ontkoppeling tussen groei en milieudruk
Op veel gebieden is er sprake van een ontkoppeling tussen milieudruk en economische groei. Sinds 1990 zijn vrijwel alle emissies teruggedrongen, terwijl de productie toeneemt. Voor het verbeteren van de luchtkwaliteit zijn extra middelen beschikbaar gesteld waarmee onder andere lokale maatregelen worden gefinancierd. Daarnaast zullen de discussies in Brussel over de aanpassing van de richtlijn luchtkwaliteit het waarschijnlijk mogelijk maken om uitstel te verkrijgen voor het halen van de normen. Samen met eerder genomen maatregelen zullen vertragingen van de bouw van wegen, woningen en bedrijven naar verwachting tot het verleden behoren.
De realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is in 2006 weliswaar achtergebleven bij de planning, maar ligt in hoofdlijn op schema. De beoogde aankoop van hectares natuur is in 2006 gehaald, maar het aantal ingerichte hectares natuur (777 hectare) ten behoeve van de natuurbeschermingsorganisaties is achtergebleven ten opzichte van de planning (5926 hectare). Ook de omslag van verwerving van natuur naar particulier natuurbeheer verloopt minder voorspoedig dan verwacht. In 2006 is in de aanloop naar het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) intensief samengewerkt met de provincies om de kaders te scheppen waarin de provincies de realisatie van de EHS kunnen overnemen.
1.7 Mobiliteit en infrastructuur
De hoofdlijnen van het beleid voor mobiliteit en infrastructuur zijn gericht op verbetering van de bereikbaarheid via een acceptabele en betrouwbare reistijd. Dit met het oog op de economische groei en de internationale concurrentiepositie van ons land. Randvoorwaarden daarbij zijn de veiligheid en de kwaliteit van de leefomgeving.
Doelstelling | Voortgang |
• Verbeteren veiligheid, capaciteit en betrouwbaarheid infrastructuur: | |
– Op de weginfrastructuur het achterstallig onderhoud verminderen met circa 1 300 kilometer voor 2008 ten opzichte van 2003 | Tot en met 2006 is het achterstallig wegonderhoud met 826 kilometer teruggebracht |
– Verbeteren punctualiteit van 81 procent in 2002 naar 87–89 procent in 2007 voor dagelijks 1 miljoen spoorreizigers | In 2006 kwam 84,8 procent van de treinen op tijd aan |
– Afname van hinder voor de klant op het spoor met 35 à 40 procent in 2007 ten opzichte van 2000 | Er was 46 procent minder storing op het spoor in 2006 |
– Wegnemen van vertragingen op waterwegen door onder andere renovatie van sluizen en baggeren van vaarwegen | De uitvoering van het beheer en onderhoud rijkswaterwegen ligt op schema (tot en met 2010) |
Verbeteren veiligheid, capaciteit en betrouwbaarheid infrastructuur
Voor de korte termijn richt de aandacht zich vooral op het inhalen van het achterstallig onderhoud. Tot en met 2006 is het achterstallig onderhoud op de weg met 826 kilometer verminderd. De uitvoering van het beheer en onderhoud ligt op schema. Ondanks de grote hoeveelheid wegwerkzaamheden, was de filezwaarte (lengte maal duur van de files) door wegonderhoud in 2006 slechts vier procent van het totaal. Het gemiddelde in voorgaande jaren was vijf procent. De hinder tijdens de werkzaamheden werd beperkt door een goede centrale planning van de werkzaamheden en het aanbieden van gratis/goedkoop openbaar vervoer in de onderhoudsperioden.
De punctualiteitdoelstelling die met de NS is afgesproken is niet gehaald. Ten opzichte van 2005 is de punctualiteit weliswaar met 0,1 procentpunt toegenomen, maar blijft nog achter bij het doel.
De uitvoering van het «Herstelplan Spoor» ligt op schema. ProRail blijkt goed op weg de achterstanden in onderhoud en vervanging in te lopen. Dit lijkt een gunstige invloed te hebben op de realisatie van de beoogde doelstellingen voor betrouwbaarheid en beschikbaarheid, punctualiteit en veiligheid. De realisatie van de maatstaf «Klanthinder» (het aantal verstoringen maal de gemiddelde hersteltijd) is ten opzichte van 2000 met 46 procent afgenomen. De doelstelling is daarmee ruimschoots bereikt.
Om de groei van het vervoer over het water mogelijk te maken is het wegnemen van vertragingen nodig door de renovatie van sluizen en het baggeren van vaarwegen. De uitvoering van het daartoe opgestelde «Plan van aanpak beheer en onderhoud rijkswaterwegen» ligt op schema.
Het aantal verkeersslachtoffers vertoont al decennia lang een dalende trend. Nederland staat aan de top van de meest verkeersveilige landen in de wereld. Na de daling naar 817 verkeersdoden in 2005 zijn de verkeersveiligheiddoelstellingen voor latere jaren opnieuw aangescherpt.
Doelstelling | Voortgang |
• Verbetering bereikbaarheid: | |
– Uitvoeren van het programma «Zichtbaar, Slim en Meetbaar» met onder andere spits- en plusstroken | In 2006 is 80,5 kilometer spits- en plusstroken aangelegd |
– Verbetering doorstroming op wegen in grootstedelijke gebieden en op knooppunten; vermindering filezwaarte met minimaal 30 procent op plaatsen waar projecten zijn uitgevoerd | Door luchtkwaliteitproblematiek kan nog geen uitspraak worden gedaan over de verbetering van de doorstroming in grootstedelijke gebieden en knooppunten als gevolg van ZSM- projecten, omdat effecten pas een jaar later zichtbaar zijn |
De uitspraken van de Raad van State samenhangend met luchtkwaliteit hebben de besluitvorming van een aantal projecten uit de spoedwet wegverbreding en het aanlegprogramma vertraagd. Tot en met 2006 zijn 51 kilometer plus- en 70 kilometer spitsstroken aangelegd. De doelstelling van 201 kilometer spits- of plusstrook gereed eind 2006 is hierdoor niet gerealiseerd.
Om het probleem met de luchtkwaliteit aan te pakken is met decentrale overheden gewerkt aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Met de uitvoering van het NSL is het mogelijk de normen voor luchtkwaliteit te halen. In 2006 zijn al verschillende regelingen in werking getreden, zoals de subsidieregelingen schone OV – bussen en roetfilters op personen- en vrachtauto’s. Ook zijn schone vrachtauto’s en roetfilters op bestelauto’s en taxi’s fiscaal gestimuleerd. Dankzij de voortgang in de voorbije periode is het luchtkwaliteitprobleem en de impact daarvan op het infrastructuurprogramma teruggebracht tot beter beheersbare proporties.
Voor «Anders Betalen voor Mobiliteit» is, samen met de decentrale overheden, onderzoek gedaan naar de toepassingsmogelijkheden van een versnellingsprijs en tol op hardnekkige verkeersknelpunten. Daarnaast zijn opties in beeld gebracht van vormgeving en invoering van de kilometerprijs.
Doelstelling | Voortgang |
• Bescherming tegen overstromingen en wateroverlast: | |
– Verhogen waterafvoerende capaciteit van de Rijn | De PKB-fase project «Ruimte voor de rivier» is afgerond |
– Uitvoeren van maatregelen langs de Maas | De uitvoering van de Maaswerken is van start gegaan |
– Uitvoeren eerste maatregelenprogram- ma’s Nationaal Bestuursakkoord | Eerste projecten zijn afgerond, bijvoorbeeld de retentiepolder bij het waterschap Fryslan en de bouw van een gemaal bij waterschap de Dommel |
Bescherming tegen overstromingen en wateroverlast
Na goedkeuring van de Planologische Kernbeslissing gaat het project «Ruimte voor de rivier» de planstudiefase in. Hierin worden 39 maatregelen uitgewerkt tot projectbesluiten door gemeente, provincie, waterschap of Rijkswaterstaat.
Naar aanleiding van de tweede toetsing van de primaire waterkeringen is vastgesteld dat, naast de lopende projecten als «Ruimte voor de Rivier en Zwakke Schakels Kust», er 89 maatregelen nodig zijn om de waterkeringen weer volledig aan de norm te laten voldoen, waaronder versterking van de Afsluitdijk. Eind 2006 is een «Hoogwaterbeschermingsprogramma 2007–2011» naar de Kamer gestuurd. In dit programma is ook de aanpak van zwakke schakels langs de kust opgenomen. Naar verwachting is het programma vóór 2015 is afgerond.
Doelstelling | Voortgang |
• Democratische vernieuwing | De aangepaste vernieuwingsagenda is uitgevoerd |
• Verbetering kwaliteit openbare sector | 60 procent van de publieke dienstverlening is beschikbaar langs elektronische weg |
• Vergroten efficiency collectieve sector |
Na de kabinetswisseling medio 2006 is de democratische vernieuwingsagenda op punten aangepast. Het Burgerforum Kiesstelsel en de Nationale Conventie hebben hun adviezen aan het vorige kabinet aangeboden, de stimuleringsregeling burgemeestersreferenda is opgesteld en het onderzoek naar de versterking van de rol van de Minister-president is uitgevoerd.
Verbetering kwaliteit openbare sector
Op diverse terreinen is gewerkt aan de kwaliteitsverbetering van de overheid. De elektronische overheid zorgt voor meer efficiëntie en minder lasten voor burgers en bedrijven. De administratieve lasten voor burgers zijn in 2006 verder gedaald tot 7 procent in tijd en 16 procent in kosten. Met DigiD kunnen burgers met één inlogcode terecht bij verschillende overheidsdiensten. Van de overheidsdiensten is 60 procent digitaal beschikbaar. In 60 procent van de gemeenten kunnen inwoners via de website gebreken melden zoals kapotte straatverlichting, losliggende stoeptegels en achterstallig wegenonderhoud. In 55 procent van de gemeenten kan het uittreksel uit de Gemeentelijke Basis Administratie elektronisch worden aangevraagd. Ook het aantal gemeentelijke websites waarop inwoners en bedrijven elektronisch vergunningen kunnen aanvragen neemt toe.
Vergroten efficiency collectieve sector
Een efficiënter werkende overheid kan functioneren met minder ambtenaren. In voorgaande jaren was een daling van de omvang van de totale rijksoverheid te zien. Deze daling heeft zich in 2006 echter niet voortgezet. De lichte stijging van het aantal ambtenaren in 2006 met 3 procent hangt met name samen met intensiveringen in de veiligheidsketen en bij de Belastingdienst.
Doelstelling | Voortgang |
• Komen tot gemoderniseerde verhoudingen tussen de landen van het Koninkrijk | • Eind 2006 is bestuurlijk overeenstemming bereikt. Curaçao heeft het slotakkoord vooralsnog verworpen |
• Uitvoeren van de samenwerkingsprogramma’s rechtshandhaving, die gericht zijn op goed functionerende rechtshandhavingketens | • Plan Veiligheid Nederlandse Antillen (PVNA) is in uitvoering |
• Samenwerkingsprogramma’s Nederlandse Antillen en Aruba verlengd | |
• Protocol versterking vreemdelingenketen Aruba ondertekent, met grote verbeteringen in de samenwerking als gevolg |
Komen tot gemoderniseerde verhoudingen tussen landen Koninkrijk
De uitkomsten van de «Ronde Tafel Conferentie» van december 2005 zijn in 2006 nader uitgewerkt. In oktober 2006 zijn met Bonaire, Saba en Sint Eustatius afspraken gemaakt over hun toekomstige status als openbaar lichaam binnen het Nederlandse staatsbestel. De precieze invulling moet de komende jaren worden uitgewerkt.
Op 2 november 2006 is bestuurlijke overeenstemming met Curaçao, Sint Maarten en met het Land Nederlandse Antillen bereikt over de criteria waaraan de toekomstige nieuwe Landen Sint Maarten en Curaçao moeten voldoen. Met name zijn afspraken gemaakt over de wijze waarop de rechtspleging en de rechtshandhaving georganiseerd zullen worden. Ook zijn afspraken gemaakt over de criteria waaraan de openbare financiën van de nieuwe Landen moeten voldoen. Nederland heeft zich onder voorwaarden bereid verklaard om een groot deel van de schulden van de eilanden en het Land te saneren om zo een gezonde financiële uitgangspositie voor de nieuwe staatkundige verhoudingen te garanderen.
De eilandsraad van Curaçao heeft het bestuurlijke akkoord van november afgewezen. Curaçao heeft zich daarmee buiten het proces van de staatskundige hervormingen geplaatst en de schulden van Curaçao zullen niet gesaneerd worden.
Uitvoeren samenwerkings-programma’s rechtshandhaving, gericht op goed functionerende rechtshandhavingketens
In het kader van het «Plan Veiligheid Nederlandse Antillen» is de geweldscriminaliteit in 2006 teruggebracht. Het aantal gewelddadige berovingen daalde van 930 in 2005 naar 478 in 2006. Het oplossingspercentage steeg van 14,6 procent in 2005 naar 27,2 procent in 2006. Ook zijn stappen gezet in de richting van een duurzame verbetering van alle organisaties in de rechtshandhandhavingsketen.
Doelstelling | Voortgang |
• Nadrukkelijker en consequenter toepassen van het begrip «subsidiariteit» op alle EU-voorstellen | • Nederland heeft de mogelijkheden bevorderd voor de betrokkenheid van het parlement bij de subsidiariteitstoets |
• Meer economische groei en werkgelegenheid in de EU, onder meer door vereenvoudiging en vermindering van Europese regels en de totstandkoming van een interne markt voor diensten | • Nederland heeft een bijdrage geleverd aan de vermindering van administratieve lasten (zie 1.1) en aan de totstandkoming van een akkoord over de dienstenrichtlijn |
• Een strak begrotingskader (Financiële Perspectieven) en een substantiële verbetering van de netto-positie (in absolute en relatieve zin) voor Nederland | • Er is een strakker begrotingskader tot stand gekomen en een meer rechtvaardige netto-positie |
Nadrukkelijker en consequenter toepassen begrip subsidiariteit
Mede op initiatief van Nederland hebben nationale parlementen grotere invloed op de overwegingen rond het subsidiariteitsbeginsel. Door consequente toepassing van het subsidiariteitsbegrip wordt bij elk beleidsvoorstel expliciet de vraag gesteld op welk niveau beleid moet worden vormgegeven, nationaal dan wel op EU-niveau.
Meer economische groei, werkgelegenheid en modernisering financiële perspectieven
Met de dienstenrichtlijn wordt het gemakkelijker voor Nederlandse dienstverleners om in andere lidstaten te werken. Ook krijgt de consument een grotere keuzevrijheid omdat ook dienstverleners uit andere lidstaten makkelijker in Nederland aan de slag kunnen.
Mede door Nederland is er een strak begrotingskader tot stand gekomen. Hierdoor zijn er voldoende middelen beschikbaar gekomen voor de financiering van Europese beleidsprioriteiten. Het is gelukt om de verhouding tussen wat Nederland afdraagt aan de EU en wat Nederland ervoor terugkrijgt uit Europa, te verbeteren.
Doelstelling | Voortgang |
• Een effectieve inzet op tegengaan ver- spreiding kernwapens, conflictpreventie, crisisbeheersing en bestrijding van internationaal terrorisme door middel van een geïntegreerd buitenlands veiligheidsbeleid | • Inzet krijgsmacht in onder meer, Afghanistan, Bosnië en het Grote Meren Gebied (Afrika) |
• Nederland heeft actief bijgedragen aan de verdere ontwikkeling van concepten om in EU- en NAVO-verband, de diplomatie, civiele hulpverleners, politie en militairen in gezamenlijke missies te laten optreden | |
• Omvorming naar een kleinere, maar kwalitatief hoogwaardige en volledig inzetbare krijgsmacht | • Het merendeel van de maatregelen van de operatie nieuw evenwicht is volgens schema uitgevoerd |
• Het investeringspercentage is gestegen van 16,1 in 2003 naar 21,4 in 2006 |
In 2006 zijn 10 547 militairen uitgezonden voor operaties. Het merendeel van de militairen – 8 102 – is ingezet in de door de NAVO geleide International Security Assistance Force (ISAF) in Zuid-Afghanistan. Met de deelname aan deze NAVO-missie heeft Nederland steun geleverd aan de Afghaanse regering om stabiliteit, welvaart en veiligheid te bevorderen in onder meer de provincie Uruzgan. Daarnaast werd de krijgsmacht ingezet in onder meer Bosnië en Herzegovina, Soedan, Irak en Libanon. In Bosnië hebben het afgelopen jaar continue 280 militairen deelgenomen aan de EU-missie Althea.
Geïntegreerd buitenlands veiligheidsbeleid
Nederland heeft in 2006 bijgedragen aan de bestrijding van internationaal terrorisme in VN- en EU-verband. Zo zijn in EU-verband afspraken gemaakt over betere samenwerking bij grensbewaking. Verder is gewerkt aan de opbouw van de uitzendpool van de Koninklijke Marechaussee voor deelname aan internationale politiemissies (153 functionarissen) en zijn enkele tientallen marechaussees uitgezonden.
Omvorming naar kleinere, maar kwalitatief hoogwaardige en volledig inzetbare krijgsmacht
Defensie ligt voor wat betreft het verminderen van het personeel met 11 700 mensen voor een groot deel op schema. Ook de reorganisaties van de defensieonderdelen en de bestuurlijke vernieuwing zijn vrijwel geheel voltooid. De verkoop van overtollig defensiematerieel, de sluiting van defensielocaties en de afstoting van terreinen is in 2006 volgens planning verlopen. Deze resultaten hebben bijgedragen aan versterkte inzetbaarheid van de krijgsmacht voor crisisbeheersingsoperaties.
Investeringspercentage gestegen van 16,1 procent in 2003 naar 21,4 procent in 2006
Doelstelling was het investeringspercentage (dat is het aandeel van investeringen op de totale defensiebegroting) te verhogen tot boven de 20 procent. Defensie is daar in 2006 in geslaagd.
1.12 Ontwikkelingssamenwerking
Doelstelling | Voortgang |
• Nederland draagt internationaal bij aan het behalen van de Millennium Ontwikkelingsdoelen, in het bijzonder op de prioritaire terreinen onderwijs, milieu, water, reproductieve gezondheid en -rechten en de bestrijding van HIV/aids | • Nederland heeft meer uitgegeven op bijvoorbeeld de beleidsterreinen onderwijs en bestrijding van HIV/AIDS |
• Nederland streeft naar een verhoging van de kwaliteit en effectiviteit van ontwikkelingssamenwerking | • Nederland draagt bij aan een grotere coherentie in EU-verband |
• Nederland streeft naar een coherenter OS-beleid waarbij rijke landen bij het maken van beleidsafwegingen expliciet rekening houden met de belangen van arme landen | • Nederland verleent hulp aan slachtoffers van natuurrampen en conflicten door snelle en doelmatige financiering van internationale organisaties en NGO’s |
• Nederland verleent effectieve humanitaire hulp en bevordert goed bestuur, inclusief ondernemersklimaat | • Door middel van diverse programma’s draagt Nederland bij aan de verbetering van het ondernemingsklimaat in OS-landen |
Millennium Ontwikkelings-doelstellingen
Om de Millennium Ontwikkelingsdoelen te bereiken werd in 2006 onder andere 100 miljoen euro extra bijgedragen aan het goed lopende «Fast Track Initiative» voor onderwijs, waarin donoren technische en financiële hulp bundelen. Ook de uitgaven aan HIV/Aids bestrijding zijn verhoogd waarmee Nederland de derde grootste donor is op dit terrein. In het kader van het millenniumdoel «Het waarborgen van een duurzame leefomgeving» sloot Nederland in 2006 overeenkomsten met UNICEF, het «African Development Fund» en de Wereldbank, waardoor 3,6 miljoen mensen toegang krijgen tot schoon drinkwater en 2,7 miljoen toegang tot sanitaire voorzieningen.
Coherenter Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid
Nederland draagt bij aan meer coherentie in de Europese beleidsinspanningen, in het bijzonder op de gebieden migratie en werkgelegenheid, energie, landbouw, milieu en handel. Nederland heeft een hoofdrol gespeeld bij de totstandkoming van het raamwerk «Policy Coherence for Development», waaraan alle EU-lidstaten zich hebben gecommitteerd. Afgesproken is dat nieuw EU-beleid op een systematische wijze zal worden gescreend op de effecten voor ontwikkelingslanden.
In 2006 heeft Nederland zich een vooraanstaande en slagvaardige humanitaire donor getoond. Dit werd onder meer zichtbaar bij de overstromingen in Suriname en na de oorlog in Zuid Libanon. De effectiviteit van de Nederlandse hulp werd in een evaluatie-onderzoek van de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (de IOB) en in de OESO peer review bevestigd. In de 36 partnerlanden werd goed bestuur op verschillende manieren ondersteund. Hierbij ging veel aandacht uit naar democratisering, decentralisatie, bestrijding van corruptie, steun aan NGO’s en de verbetering van het ondernemingsklimaat.
2. De Nederlandse economie en het budgettaire beeld
2.1 De Nederlandse economie in 2006
De economische ontwikkeling in 2006 bracht de definitieve bevestiging van het aarzelende economische herstel in 2004 en 2005 na de recessie van 2002 en 2003. Op veel terreinen was sprake van een duidelijke kentering. Voor het eerst sinds jaren lag de groei van het bruto binnenlands product (BBP) boven de structurele groei, steeg de koopkracht, was het consumentenvertrouwen positief, groeide de werkgelegenheid en daalde de werkloosheid. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) groeide het BBP het afgelopen jaar met 2,9 procent, bijna het dubbele van de groei in 2005. Deze uitkomst ligt ruim boven de verwachting van 2,5 procent ten tijde van Miljoenennota 2006. De groei werd niet uitsluitend of overwegend gedragen door de export, zoals in 2004 en 2005 het geval was. Ook de aantrekkende binnenlandse bestedingen vormden een stevige pijler onder de toename van de welvaart. De gunstige economische ontwikkeling blijft niet zonder positieve gevolgen voor de arbeidsmarkt. De sterk gestegen werkgelegenheid en navenant afgenomen werkloosheid leidden zelfs op delen van de arbeidsmarkt tot de eerste signalen van krapte.
Figuur 2.1.1 Kwartaalgroei BBP (t.o.v. zelfde kwartaal voorgaand jaar) en werkgelegenheid (seizoensgecorrigeerd)
Het sterke economische herstel in Nederland in 2006 vond plaats binnen een florerende wereldeconomie. Ondanks hoge olie- en grondstoffenprijzen groeide de wereldeconomie in 2006 met 5,3 procent, de hoogste groei sinds de jaren zeventig. Deze sterke groei van het wereld-BBP werd met name gedragen door opkomende economieën zoals China, India en de nieuwe lidstaten van de Europese Unie. De toename van de groei ten opzichte van 2005 komt echter voor een belangrijk deel op het conto van het krachtige economische herstel in het eurogebied. Waar de groei in de Verenigde Staten, Japan en de opkomende economieën van 2005 op 2006 ruwweg gelijk bleef, steeg de groei in het eurogebied van 1,4 procent naar 2,7 procent. De Europese economie presteerde hiermee beter dan verwacht ten tijde van de Miljoenennota 2006, ondanks de onverminderd sterke euro.
In 2006 wist Nederland voor het eerst sinds 2000 de prijsconcurrentiepositie ten opzichte van het buitenland licht te verbeteren. De belangrijkste oorzaak hiervoor was de gematigde contractloonontwikkeling in Nederland, die ervoor zorgde dat de loonkosten per eenheid product minder snel toenamen dan in het relevante buitenland. Mede als gevolg hiervan groeide de Nederlandse export in 2006 met 8 procent, tegenover 6,8 procent in 2005. De toename van de exportgroei werd met name veroorzaakt door de toegenomen groei van de binnenlands geproduceerde export. De wederuitvoer groeide in 2006, net als in 2005, met ruim 12 procent.
De totale export in Nederland groeide even snel als het relevante wereldhandelsvolume. Dit is met name te danken aan de sterk gestegen wederuitvoer. De binnenlands geproduceerde uitvoer groeide juist beduidend minder snel dan het wereldhandelsvolume1. Dit is ook niet verbazend, gegeven de snelle exportgroei in opkomende economieën als China en India.
De toegenomen export droeg in 2006 voor 1,4 procent bij aan de economische groei, een duidelijke stijging in vergelijking met 2005. Anders dan in 2005 leverden ook de binnenlandse bestedingen een forse bijdrage aan de groei. Hiermee volgt de economie het gebruikelijke conjuncturele patroon. In het begin van een economische opleving wordt het herstel getrokken door de export, terwijl in de tweede fase ook de binnenlandse bestedingen een bijdrage leveren aan de groei. In 2006 zat de consumptie duidelijk in de lift. Na een aantal mindere jaren hadden huishoudens weer meer geld te besteden door herstel van werkgelegenheid en koopkracht. Bovendien is het gezinsvermogen door stijgende huizenprijzen en beurskoersen flink toegenomen.
De grotere rijkdom en het daarmee gepaard gaande toegenomen optimisme wakkerden met name het kopen van duurzame goederen aan. In 2006 is de particuliere consumptie met 2,5 procent gestegen2, de hoogste groei sinds 2000. Ook de bedrijfsinvesteringen laten in 2006 een forse groei zien. De investeringen van bedrijven namen toe met 7 procent. Deze groei is mede ingegeven door het stijgende producentenvertrouwen.
Ondanks de aantrekkende economie, de toegenomen bestedingsdruk en de gestegen olieprijzen bleef de inflatie in 2006 beperkt tot 1 procent, historisch gezien het laagste niveau in de afgelopen 16 jaar en internationaal gezien het laagste van het eurogebied. De inflatie wordt gestuwd door de hogere olieprijzen, die in 2006 uitkwamen op 65 dollar per vat (Brent). De olieprijzen lagen hoger dan in 2005 (54,4 dollar per vat) en ook hoger dan de verwachting tijdens de Miljoenennota 2006 van 50 dollar per vat. Daar staat tegenover dat overheidsmaatregelen als de afschaffing van het gebruikersdeel van de onroerend-zaakbelasting (OZB) een drukkend effect hadden op de inflatie.
In 2006 was sprake van een duidelijke omslag op de arbeidsmarkt. Voor het eerste sinds 2002 groeide de werkgelegenheid en daalde de werkloosheid. De werkgelegenheid steeg met 1,5 procent oftewel ruwweg 150 duizend banen. In de Miljoenennota 2006 werd nog uitgegaan van een werkgelegenheidstoename van ongeveer 90 duizend banen. Voor bijna de helft werden de nieuwe banen gevuld vanuit een daling van de werkloosheid met 70 duizend personen. De andere helft van de werkgelegenheidsgroei werd gerealiseerd door een toename van de (bruto) arbeidsparticipatie. Het aantal vacatures steeg vorig jaar tot de recordhoogte van 219 duizend in het derde kwartaal. In sommige sectoren was er eind 2006 op deelmarkten dan ook sprake van krapte op de arbeidsmarkt.
Figuur 2.1.2 Krapper wordende arbeidsmarkt: werkloosheid en openstaande vacatures (in % beroepsbevolking)
De aantrekkende arbeidsmarkt leidde, naast de effecten van ingezet beleid, in 2006 tot een gunstige ontwikkeling van het aantal uitkeringen. Het aantal WW-uitkeringen daalde met 58 duizend, het aantal bijstandsuitkeringen met 27 duizend en het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen daalde met 42 duizend.
Vooral door het toegenomen consumentenvertrouwen en de aangetrokken binnenlandse bestedingen groeide de Nederlandse economie in 2006 harder dan verwacht in de Miljoenennota 2006. Dit gold niet alleen voor Nederland, maar evengoed voor de meeste Europese landen. Positief was dat het aarzelende herstel in 2005 zich definitief vertaald heeft in een opwaartse lijn. Dit was vooral duidelijk voor de arbeidsmarkt, waar de toegenomen werkgelegenheid, de dalende werkloosheid en het stijgende aantal vacatures zelfs hebben geleid tot krapte op deelmarkten.
2.2 Ontwikkeling budgettair beeld
De positieve ontwikkeling van de overheidsfinanciën in 2005 heeft zich in 2006 voortgezet. Werd in de Miljoenennota 2006 nog uitgegaan van een feitelijk EMU-tekort van 1,8 procent BBP, inmiddels kan over 2006 voor het eerst sinds het jaar 2000 weer een overschot worden gemeld: 0,6 procent BBP. De verbetering in het EMU-saldo vloeit voort uit de opleving van de economie, waardoor meer belastingmiddelen zijn ontvangen. Daarnaast was sprake van meevallende gasbaten als gevolg van de hoge olieprijs en een lager tekort van de lokale overheden.
Het structurele EMU-saldo laat een overschot zien van 1,1 procent BBP. Dit is een verbetering ten opzichte van de Miljoenennota 2006 met 2,0 procent BBP. In de Miljoenennota 2006 werd een structureel tekort van 0,9 procent BBP verwacht (volgens de definitie van de Europese Unie).
Na een periode van bezuinigen om het EMU-tekort terug te dringen, kon in 2006 weer worden teruggekeerd naar de uitgavenkaders uit het Hoofdlijnenakkoord. De ruimte onder het uitgavenkader is aangewend voor onder meer koopkrachtverbetering via de uitgavenkant van de begroting (extra middelen voor kinderopvang en het afschaffen van lesgeld). Om te voorkomen dat conjuncturele (en dus tijdelijke) meevallers werden aangewend voor structurele uitgavenverhogingen, is 0,3 miljard euro ruimte onder het uitgavenkader onbesteed gebleven (zie tabel 2.2.1).
Tabel 2.2.1 Kadertoetsing (x € miljard, min betekent onderschrijding) | |||
MN 2006 | FJR 2006 | Verschil | |
RBG-eng | – 0,2 | – 0,3 | 0,0 |
SZA | – 0,3 | – 0,9 | – 0,5 |
Zorg | 0,3 | 0,9 | 0,5 |
Uitgavenreserve | 0,2 | 0,0 | – 0,2 |
Totaal | 0,0 | – 0,3 | – 0,2 |
* Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.
In tabel 2.2.2 zijn de verschillen tussen raming en realisatie weergegeven van de belangrijkste macro-economische variabelen die aan de begroting ten grondslag liggen. De ontwikkeling van deze kernvariabelen is mede bepalend voor de realisatie van het EMU-saldo.
Tabel 2.2.2 Macro-economische kernvariabelen | |||
MN 2006 | FJR 2006 | Verschil | |
Volume BBP (in %) | 2,5 | 2,9 | 0,4 |
Prijs BBP (in %) | 1,0 | 1,5 | 0,5 |
BBP (x € miljard) | 504 | 528 | 24 |
Prijs Nationale Bestedingen | 1½ | 1½ | 0 |
Contractloon markt (in %) | 1,4 | 2,0 | 0,6 |
Consumentenprijsindex (in %) | 1,0 | 1,1 | 0,1 |
Werkloosheid (in duizenden personen) | 475 | 413 | – 62 |
Lange rente (in %) | 4,0 | 3,8 | – 0,2 |
Eurokoers (dollar per euro) | 1,20 | 1,26 | 0,06 |
Olieprijs (in $) | 50,0 | 65,2 | 15,2 |
Tabel 2.2.3 geeft een samenvattend overzicht van de ontwikkeling van de verschillende onderdelen waaruit het EMU-saldo is opgebouwd.
Tabel 2.2.3 Budgettaire kerngegevens (x € miljard, min betekent uitgaven) | |||
MN 2006 | FJR 2006 | Verschil | |
1. Netto-uitgaven onder het kader RBG-eng | – 97,3 | – 97,4 | – 0,1 |
2. Netto-begrotingsgefinancierde SZA-uitgaven | – 15,0 | – 14,6 | 0,4 |
3. Netto uitgaven niet relevant voor enig kader* | – 12,0 | – 9,8 | 2,2 |
4. Netto begrotingsgefinancierde uitgaven | – 124,3 | – 121,8 | 2,5 |
5. Belastingen | 115,1 | 126,8 | 11,8 |
6. Uitgavenreserve | 0,2 | 0,0 | – 0,2 |
7. Overig | – 0,1 | – 0,1 | 0,0 |
8. EMU-saldoCentrale Overheid | – 9,1 | 5,0 | 14,1 |
9. EMU-saldoLokale Overheid | – 1,6 | – 0,2 | 1,4 |
10. EMU-saldoSociale Fondsen | 1,5 | – 1,8 | – 3,2 |
11. EMU-saldo(- = tekort) | – 9,2 | 3,0 | 12,3 |
EMU-saldoin % BBP | – 1,8% | 0,6% | 2,4% |
EMU-schuld | 279,3 | 257,0 | – 22,3 |
EMU-schuld in % BBP | 55,4% | 48,7% | – 6,7% |
BBP | 504 | 528 | 24 |
* Exclusief aflossing en uitgifte vaste schuld
De ontwikkelingen aan de uitgavenkant worden hieronder per uitgavenkader afzonderlijk behandeld.
De uitgaven voor de rijksbegroting in enge zin vertonen een onderschrijding van 0,3 miljard euro ten opzichte van het kader. De uitgaven komen 0,1 miljard euro hoger uit dan ten tijde van de Miljoenennota 2006 werd gedacht. Tabel 2.2.4 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 2.2.4 Uitgavenontwikkeling RBG-eng (x € miljard, plus betekent uitgaven) | |
2006 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2006 | 97,3 |
Macrobijstellingen | – 0,4 |
wv Louter nominale bijstellingen (kaderaanpassing) | 0,1 |
wv Reële loon- en prijsbijstelling (ruilvoetontwikkeling) | – 0,3 |
wv Rentelasten | – 0,4 |
wv Ontwikkelingssamenwerking | 0,2 |
Overige mee- en tegenvallers | -0,7 |
wv EU-afdrachten | – 0,1 |
wv gf/pf-accres | 0,2 |
wv Winst DNB en dividend op staatsdeelnemingen | – 0,3 |
wv Onderuitputting diverse begrotingen (incl. HgIS) | – 0,5 |
Beleid | 1,2 |
wv Veiligheid | 0,2 |
wv Afschaffen aansluittarieven MEP | 0,3 |
wv Vreemdelingen en integratie | 0,2 |
wv Onderwijs (incl. leerlingenaantallen) | 0,4 |
wv Jeugdzorg | 0,1 |
wv Woonbeleid | 0,5 |
wv Schuldaflossing en -toerekening | – 0,4 |
wv Uitname BTW-compensatiefonds | – 0,1 |
wv Restauratie monumenten | 0,1 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006 | 97,4 |
Uitgavenkader RBG in lopende prijzen | 97,7 |
Onderschrijding | – 0,3 |
* Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.
Het nominale uitgavenkader is ten opzichte van de ontwerpbegroting met 0,1 miljard euro opwaarts aangepast, omdat het Centraal Planbureau een hogere prijs van de Nationale Bestedingen (pNB) raamde. Daarnaast was sprake van een gunstigere ruilvoetontwikkeling doordat de prijzen van overheidsuitgaven voor goederen en diensten, in tegenstelling tot de prijs van de Nationale Bestedingen, zijn gedaald. Verder zijn de rente-uitgaven meegevallen doordat het feitelijk tekort lager is uitgevallen dan in de ontwerpbegroting werd verwacht. Ten slotte heeft de aantrekkende economie geleid tot hogere uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking (doordat deze uitgaven zijn gekoppeld aan het nationaal inkomen).
De afdrachten aan de Europese Unie zijn per saldo meegevallen. Enerzijds vielen de afdrachten mee door lagere Europese uitgaven dan verwacht. Anderzijds heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) voor de jaren 2003–2005 een herberekening gemaakt van het Bruto Nationaal Inkomen (BNI). Het BNI viel hoger uit, waardoor Nederland meer moest afdragen. Daarnaast is de bijdrage aan het Gemeente- en Provinciefonds bijgesteld (doordat deze is gekoppeld aan de netto gecorrigeerde rijksuitgaven). Overige meevallers betreffen de winstafdracht aan de Nederlandsche Bank (DNB) en dividenden op staatsdeelnemingen.
Het kabinet heeft in 2006 verschillende maatregelen genomen op het gebied van veiligheid. Tevens heeft het kabinet besloten het aansluittarief van de Milieukwaliteit Elektriciteit Productie (MEP) per 2007 te laten vervallen. Vooruitlopend hierop is in 2006 een tegemoetkoming gegeven per aansluiting. De asieluitgaven zijn tegengevallen als gevolg van een hogere instroom en een lagere uitstroom dan geraamd. Daarnaast is geld beschikbaar gesteld voor inburgering. Op het gebied van onderwijs is extra geld beschikbaar gekomen voor de verschillende onderwijssectoren en zijn maatregelen genomen om vroegtijdig schoolverlaten tegen te gaan. Bovendien heeft het kabinet geïnvesteerd in het wegwerken van de wachtlijsten in de jeugdzorg. De betaalbaarheidsheffing voor verhuurders is in 2006 niet ingevoerd. Verder hebben het Rijk, gemeenten en provincies een akkoord gesloten over een extra uitname uit het gemeentefonds op basis van een nacalculatie van BTW-declaraties. Er is een meevaller ontstaan bij de exportkredietverzekering omdat onder meer Rusland en Algerije vervroegd schulden hebben afgelost. Tot slot heeft het kabinet extra geld beschikbaar gesteld voor monumentenzorg.
Sociale zekerheid en arbeidsmarkt
De uitgaven onder het kader sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA) vertonen een onderschrijding van 0,9 miljard euro ten opzichte van het kader. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de mutaties sinds ontwerpbegroting.
Tabel 2.2.5 Uitgavenontwikkeling SZA (x € miljard, min betekent lagere uitgaven) | |
2006 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2006 | 57,3 |
Macrobijstellingen | – 0,5 |
wv Volume SZA | – 0,5 |
Overige mee- en tegenvallers | – 0,3 |
wv Uitvoering WW | – 0,2 |
wv Uitvoering WAZO (zwangerschapsuitkeringen) | – 0,1 |
wv Uitvoering WAO en WIA | – 0,1 |
Beleid | 0,3 |
wv Uitvoeringskosten CWI en UWV | 0,2 |
wv Overig | 0,1 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006 | 56,8 |
Uitgavenkader SZA in lopende prijzen | 57,7 |
Onderschrijding | – 0,9 |
* Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.
De lagere werkloze beroepsbevolking zorgde voor een meevaller bij de Werkloosheidswet (WW) en Wet Werk en Bijstand (WWB).
Uit uitvoeringsgegevens van het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) is gebleken dat het aantal zwangerschaps-, WW-, WAO- en WIA-uitkeringen lager was dan geraamd.
De uitvoeringskosten van het UWV en het Centrum voor Werk in Inkomen (CWI) zijn, mede voor de invoering van de WIA, de herbeoordelingsoperatie en kwaliteits-/ICT-investeringskosten, opgehoogd. De post «overig» bevat onder andere het amendement schuldhulpverlening, het amendement WSW (Wet Sociale Werkvoorziening) en uitstel van het wetsvoorstel kinderalimentatie.
De uitgaven in de Zorgsector vertonen een overschrijding van 0,9 miljard euro ten opzichte van het kader. Tabel 2.2.6 geeft een overzicht van de mutaties sinds de ontwerpbegroting.
Tabel 2.2.6 Uitgaven BKZ (x € miljard, min betekent lagere uitgaven) | |
2006 | |
Uitgavenniveau Miljoenennota 2006 | 43,8 |
Macrobijstellingen | 0,0 |
wv Reële loon- en prijsontwikkeling (ruilvoetontwikkeling) | – 0,1 |
Overige mee- en tegenvallers | 0,5 |
wv Prestatiecontract ziekenhuizen | 0,2 |
wv Dure geneesmiddelen | 0,1 |
wv Huisartsen | 0,2 |
wv Persoonsgebonden budgetten | 0,1 |
wv AWBZ convenantsectoren | 0,3 |
wv Geneesmiddelen en hulpmiddelen | – 0,1 |
wv Diverse (para)medische sectoren | – 0,2 |
wv Financieringsmutaties | – 0,1 |
wv Overig | 0,2 |
Uitgavenniveau Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006 | 44,3 |
Uitgaven BKZ in lopende prijzen | 43,5 |
Overschrijding | 0,9 |
* Door afrondingsverschillen kan de som van de delen afwijken van het totaal.
Er was sprake van een gunstige ruilvoetontwikkeling, doordat de verwachte loon- en prijsontwikkeling van de zorguitgaven is meegevallen ten opzichte van het uitgavenkader.
Er hebben zich in 2006 tegenvallers voorgedaan bij de ziekenhuizen door een hogere volumeontwikkeling (hogere uitgaven dan afgesproken in het prestatiecontract) en door hogere uitgaven voor nieuwe dure geneesmiddelen. Ten opzichte van de begroting is bij de huisartsen sprake van een overschrijding van 0,2 miljard euro. Hiervan wordt 0,1 miljard euro verklaard door een overschrijding op onder andere de modules Praktijkondersteuning Huisartsen en Modernisering & Innovatie. De overige 0,1 miljard euro van de overschrijding betreft de consult- en de inschrijftarieven. Een sterke groei van het aantal persoonsgebonden budgetten heeft een overschrijding veroorzaakt van 0,1 miljard euro. In de AWBZ-convenantsectoren (Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten) is sprake van een tegenvaller van 0,3 miljard euro. Deze komt voort uit een bijstelling van de budgetten 2005 omdat de productie in 2005 hoger is uitgevallen dan waarmee in de begroting rekening werd gehouden. Dit heeft doorgewerkt in de productie en realisatie over 2006. De ingebruikname van nieuwe capaciteit in de AWBZ heeft voorts een groter budgettair effect dan was geraamd. Bij de genees- en hulpmiddelen en bij diverse (para)medische sectoren hebben zich meevallers voorgedaan (o.a. bij fysiotherapie, tandheelkunde, kraamzorg en ziekenvervoer). Wegwerken van het verschil tussen de budgetten en de daadwerkelijke uitgaven van verzekeraars (voor de Zorgverzekeringswet) en zorgkassen (voor de AWBZ) heeft tot een financieringsmutatie geleid van 0,1 miljard euro.
2.2.2 Inkomsten en lastenbeeld
De totale lastenverlichting is in 2006 neergekomen op 3,3 miljard euro. Dit is 1,2 miljard euro meer dan begroot in de Miljoenennota 2006. Hiervan komt 0,3 miljard euro voort uit gemaakte afspraken bij de algemene politieke beschouwingen en in het belastingplan 2006. Het gaat hierbij onder meer om de verhoging van de kinderkorting en de onbelaste kilometervergoeding. Daarnaast zijn de zorgpremies 1 miljard euro lager uitgevallen dan eerder werd verwacht, mede als gevolg van de toegenomen concurrentie tussen zorgverzekeraars. Normaal gesproken zou een deel van de lastenverlichting als gevolg van de lagere zorgpremies wegvallen tegen een lagere zorgtoeslag. In het voorjaar van 2006 is echter besloten de zorgtoeslag voor 2006 niet meer neerwaarts aan te passen aan de lagere zorgpremies.
Tabel 2.2.7 Lastenontwikkeling 2006 (x € miljard) | |
2006 | |
Lastenontwikkeling Miljoenennota 2006 | – 2,1 |
Algemene Politieke Beschouwingen en behandeling Belastingplan | – 0,3 |
Mutatie zorgpremies | – 1,0 |
Lastenontwikkeling Financieel Jaarverslag van het Rijk 2006 | – 3,3 |
De belasting- en premie-inkomsten zijn met 7,6 miljard flink hoger uitgekomen dan de raming van de ontwerpbegroting. Over het geheel genomen hebben de ontvangsten zich beter ontwikkeld dan de ontwikkeling van de onderliggende economische factoren, die op zich ook al gunstig was. Daarnaast is er sprake geweest van enkele incidentele afwijkingen met een per saldo positief effect op de ontvangsten in 2006.
Tabel 2.2.8 Ontwikkeling van de opbrengst belastingen en premies op EMU-basis (x € miljard) | |||
MN 2006 | FJR 2006 | Verschil | |
Belastingen en premies volksverzekeringen | 151,2 | 159,9 | 8,7 |
wv belastingen | 115,5 | 127,2 | 11,8 |
wv premies volksverzekeringen | 35,7 | 32,6 | – 3,0 |
Premies werknemersverzekeringen | 40,6 | 39,4 | – 1,2 |
Totaal | 191,7 | 199,3 | 7,6 |
Ontwikkeling belasting en premies
De ontvangsten bij de belastingen en premies vallen 7,6 miljard euro mee ten opzichte van de Miljoenennota 2006. Deze meevaller kan worden herleid tot een aantal ontwikkelingen die in tabel 2.2.9. worden getoond. Allereerst zijn vanuit de doorwerking 2005 de inkomsten 0,7 miljard hoger uitgevallen. Vervolgens is vanuit beleidsmaatregelen (autonomen) – 1,2 miljard euro minder ontvangen dan bij Miljoenennota 2006 is geraamd. Voor het grootste deel (– 1,0 miljard) betreft dit opeenvolgende bijstellingen van de verwachte nominale premie van de Zorgverzekeringswet (ZVW) in 2006.
De endogene ontwikkeling van de ontvangsten op kasbasis is 8,4 miljard hoger uitgekomen. Met name de omzetbelasting, loon- en inkomstenheffing en de vennootschapsbelasting lieten een meevaller zien ten opzichte van de Miljoenennota 2006. De meevaller bij de omzetbelasting kan merendeels worden verklaard uit de ontwikkelingen in de onderliggende variabelen. De groei van de particuliere consumptie, duurzame particuliere consumptie en de investeringen in woningen zijn beduidend hoger uitgekomen dan eerder voorzien.
Tabel 2.2.9 Ontwikkeling ontvangsten vanaf MN 2006 gesplitst naar oorzaak (x € miljard) op EMU-basis | |
2006 | |
Miljoenennota 2006 | 191,7 |
Totale mutatie | 7,6 |
Doorwerking 2005 | 0,7 |
Autonoom | – 1,2 |
wv. nominale premiezorgverzekeringswet (ZVW) | – 1,0 |
wv. overig beleid | – 0,3 |
Endogeen | 8,4 |
wv. omzetbelasting | 2,1 |
wv. overdrachtsbelasting | 0,2 |
wv. loon/inkomensheffing | 1,6 |
wv. vennootschapsbelasting(vpb) | 3,2 |
wv. successierechten | 0,3 |
wv. premies werknemersverzekeringen | 0,5 |
Aansluiting naar EMU-basis | – 0,3 |
Financieel jaarverslag van het Rijk 2006 | 199,3 |
De meevaller bij de loon- en inkomstenheffing is met name het gevolg van een hoger dan verwachte contractloonstijging bedrijven. Ook de endogene ontwikkeling van de vennootschapsbelasting is beduidend hoger uitgekomen dan in Miljoenennota is voorzien. Deels kan dit worden verklaard door versnelde kasontvangsten. In de raming voor 2006 zat ook een veronderstelling dat het effect van het «sparen bij de belastingdienst» (circa 1,2 miljard euro) uit 2005, in 2006 zou omslaan in een tegenvaller wanneer bedrijven dit geld weer zouden ontsparen. Dit laatste lijkt zich echter in mindere mate in 2006 te hebben voorgedaan dan was voorzien. Ten slotte is de aansluiting van kasontvangsten naar de ontvangsten op EMU-basis 0,3 miljard euro lager uitgekomen dan geraamd. Deze aansluiting betreft de inkomsten in januari 2007 die nog relevant zijn voor het EMU-saldo 2006.
Endogene ontwikkeling ten opzichte van 2005
De gerealiseerde ontvangsten 2006 kunnen ook worden vergeleken met de realisaties van 2005 om de ontwikkeling van de ontvangsten te kunnen relateren aan de economische ontwikkeling.
Tabel 2.2.10 Endogene ontwikkeling van belastingen en premies volksverzekeringen in 2006, groei ten opzichte van 2005 (in %) | |
2006 | |
Kostprijsverhogende belastingen | 7,4% |
Omzetbelasting | 8,8% |
Accijnzen | 3,7% |
Belastingen van rechtsverkeer | 7,3% |
Belastingen op winst, inkomen en vermogen en premies vvz | 5,7% |
Loon- en inkomstenheffing | 5,4% |
Vennootschapsbelasting | 8,5% |
Successierechten | 8,0% |
Belastingen en premies VVZ in totaal | 6,4% |
Nominale groei BBP | 4,6% |
De ontwikkeling van de omzetbelasting is uitzonderlijk. De groei van de particuliere consumptie (+ 4,7 procent), de duurzame particuliere consumptie (+ 6,6 procent) en de investeringen in woningen (+ 8,8 procent) was hoog. De ontwikkeling van de omzetbelasting (+ 8,8 procent) is hoger dan hoger dan de onderliggende verklarende variabelen. Daar staat tegenover dat de accijnzen licht zijn achtergebleven bij de (nominale) economische groei. De gunstige ontwikkeling van de belastingen van rechtsverkeer betreft voornamelijk overdrachtsbelasting en laat zich grotendeels verklaren door de ontwikkeling van de huizenprijzen.
De loon- en inkomstenheffing is hoger uitgekomen dan de economische groei en laat zich verklaren door een gunstige ontwikkeling van het arbeidsvolume en de contractloonstijging in 2006. Bij de inkomensheffing was overigens sprake van een vrij sterke toename van de voorlopige teruggaven, dat deels werd gemitigeerd door een hogere aanslagoplegging over 2006. De endogene ontwikkeling van de vennootschapsbelasting is beduidend hoger dan de meest recente inzichten over de winstontwikkeling van bedrijven over 2006. Deze ontwikkeling laat zich maar deels verklaren door extra kasontvangsten vanwege versnelde betaling door bedrijven. Ten slotte was er bij de successierechten sprake van een positieve ontwikkeling.
De progressiefactor is voor 2006 met een endogene groei van 6,4 procent van de belastingen en premies volksverzekeringen en een economische groei van 4,6 procent uitgekomen op 1,4. Dit betekent dat de ontvangsten beduidend sneller zijn gegroeid dan het BBP.
Box 2.2.1 progressiefactor
De progressiefactor geeft aan in welke mate de nominale opbrengst van de belastingen en premies meegroeit met de groei van het nominale BBP. Gemiddeld over een groot aantal jaren heeft de progressiefactor ongeveer een waarde gelijk aan 1. Op korte termijn zijn echter aanzienlijke fluctuaties in de progressiefactor mogelijk. Zo zal in tijden van laagconjunctuur de progressiefactor in de regel een lage waarde kennen en in tijden van hoogconjunctuur juist een hoge waarde. Figuur 2.1.3 laat de ontwikkeling van de macro-progressiefactor van de belastinginkomsten zien over de periode 1972–2006.
Figuur 2.2.1 Ontwikkeling macro-progressiefactor 1972–2006
De realisaties 2006 zijn op kasbasis 1,9 miljard hoger uitgekomen dan in de Miljoenennota 2007 werd verwacht. Voor een deel heeft dit ook gevolgen voor de inkomstenraming 2007. Van deze 1,9 miljard betreft 0,9 miljard extra incidentele kasontvangsten bij de vennootschapsbelasting vanwege versnelde betaling door bedrijven. Dit kaseffect doet zich in 2007 niet meer voor. Verder was in 2006 sprake van een kasschuif van 0,3 miljard naar 2007 vanwege een vertraging bij de aanslagoplegging bij de loonheffing. Dit zorgt voor extra ontvangsten van 0,6 miljard in 2007 bij de loonheffing. Per saldo is de doorwerking naar 2007 1,3 miljard euro positief.
Het EMU-saldo 2006 is ten opzichte van de raming in de Miljoenennota 2006 sterk verbeterd. In de Miljoenennota 2006 werd nog rekening gehouden met een EMU-tekort van 1,8 procent BBP. De realisatie over het jaar 2006 is uitgekomen op een overschot van 0,6 procent BBP. Tabel 2.2.11 geeft de verschillen tussen raming en realisatie voor de onderliggende sectoren Rijk, sociale fondsen en lokale overheden. De grootste verbetering van het EMU-saldo doet zich voor bij de sector Rijk, met name als gevolg van extra belastinginkomsten. Het EMU-tekort van de lokale overheden komt voor 2006 uit op 0,2 miljard euro. Dit is het saldo van overschotten bij onder andere provincies en bijzonder onderwijs en tekorten bij gemeenten en waterschappen. In totaal komt de realisatie 0,3 procentpunt BBP beter uit dan de raming. Het saldo van de sociale fondsen is daarentegen met 0,6 procentpunt BBP verslechterd. Deze verslechtering is enerzijds het gevolg van hogere zorguitgaven, anderzijds is sprake van hoger dan geraamde nabetalingen vanuit de premies naar de belastingen. Deze nabetalingen leiden tot een spiegelbeeldig effect bij de belastingen.
Tabel 2.2.11 EMU-saldo per sector (in % BBP) | |||
MN 2006 | FJR 2006 | Verschil | |
Rijk | – 1,8 | 0,9 | 2,7 |
Sociale Fondsen | 0,3 | – 0,3 | – 0,6 |
Lokale overheden | – 0,3 | 0,0 | 0,3 |
EMU-saldo | – 1,8 | 0,6 | 2,4 |
Ook de schuldquote is aanzienlijk lager uitgekomen dan geraamd in de Miljoenennota 2006. Aan het begin van 2006 was nog sprake van een schuld van 55,4 procent BBP, in de realisatie is de omvang van de schuld vastgesteld op 48,7 procent BBP. Onderstaande tabel geeft de aansluiting tussen de raming aan het begin van 2006 en de realisatie per ultimo 2006. Hieruit blijkt dat de verbetering van de schuldquote voornamelijk veroorzaakt wordt door de verbetering van het EMU-saldo en financiële transacties, zoals de verkoop van staatsdeelnemingen (KPN en TNT). Ook blijkt hieruit dat de schuld in 2006 niet alleen als percentage van het BBP, maar ook in miljarden euro’s is gedaald. Daarmee is de schuld teruggebracht tot het niveau in 2004.
Tabel 2.2.12 Aansluiting EMU-schuld van begin 2006 naar ultimo 2006 (in % BBP; min betekent schuldverbeterend) | |||
MN 2006 | FJR 2006 | Verschil | |
EMU-schuld 1 januari 2006 | 55,0 | 52,7 | – 2,3 |
Noemereffect | – 1,8 | – 2,2 | – 0,4 |
Effect EMU-saldo | 1,8 | – 0,6 | – 2,4 |
Financiële transacties, kas-transcorrecties e.a. | 0,4 | – 1,2 | – 1,6 |
EMU-schuld ultimo 2006 | 55,4 | 48,7 | – 6,7 |
EMU-saldo en EMU-schuld in internationaal perspectief
Figuur 2.2.2: EMU-saldo en EMU-schuld (Eurozone; %BBP)
3. Financieel management en doelmatigheidsonderzoek
Een goede bedrijfsvoering is van essentieel belang om de beleidsdoelstellingen te halen op een efficiënte manier. Binnen de rijksoverheid is de aandacht voor een betere bedrijfsvoering en in het bijzonder voor risicomanagement de laatste jaren verder toegenomen. Een betere bedrijfsvoering betekent niet méér bedrijfsvoering. Het betekent wel meer aandacht voor risico’s en daarop gerichte beheersmaatregelen en het aanvaarden van beheersbare risico’s. Risicoanalyse is idealiter ook het vertrekpunt van vraaggestuurde (operational) audits, die gericht zijn op het verder verbeteren van de bedrijfsvoering. Alle departementen verantwoorden zich middels een bedrijfsvoeringsparagraaf in het jaarverslag op basis van het departementale managementcontrolsysteem over de relevante tekortkomingen in de bedrijfsvoering. De financiële overzichten in het jaarverslag, waaronder de rechtmatigheidspassage in de bedrijfsvoeringsparagraaf, zijn onderwerp van de getrouwbeeldverklaring van de departementale auditdienst.
3.1.2 De rechtmatigheid van de uitgaven in 2006
Rechtmatigheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf
Alle ministers leggen in de bedrijfsvoeringsparagraaf verantwoording af over de bedrijfsvoering van het desbetreffende departement. Door het opnemen van rechtmatigheid in de bedrijfsvoeringsparagraaf is de verantwoordelijkheid voor de rechtmatigheid nadrukkelijker bij de minister komen te liggen. De minister moet onrechtmatigheden boven de tolerantiegrens op artikelniveau toelichten en daarbij verbetermaatregelen benoemen. De auditdienst geeft in de accountantsverklaring aan of deze verantwoording van de minister klopt (getrouwbeeldverklaring). Met deze ontwikkeling krijgt de Tweede Kamer meer inzicht in de achtergronden van onrechtmatigheden en de wijze waarop de betrokken minister hiermee is omgegaan.
In 2006 is met de Algemene Rekenkamer in grote lijnen overeenstemming bereikt over een adequate definitie van het begrip «comptabele rechtmatigheid» als aangrijpingspunt voor de controle op de rechtmatigheid. Daarnaast is in de Rijksbegrotingsvoorschriften 2007 voorgeschreven boven welke grens een minister onrechtmatigheden (fouten en onzekerheden) moet melden in de bedrijfsvoeringsparagraaf. De Algemene Rekenkamer hanteert een andere systematiek van rapporteren, waardoor zij mogelijk meer fouten of onzekerheden rapporteert dan die waarover de minister conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2007 zich heeft verantwoord. De Algemene Rekenkamer licht in haar rapporten toe waardoor deze afwijkingen worden veroorzaakt.
Het niveau van rechtmatigheid van de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van het Rijk is in 2006 gehandhaafd. Het percentage van rechtmatigheid ligt evenals voorgaande jaren boven de 99 procent. Over de eigen middelen van de EU en EU-fondsen in gedeeld beheer (uitgezonderd Interreg) zal verantwoording worden afgelegd via de nationale verklaring.
Bij acht begrotingshoofdstukken wordt in de bedrijfsvoeringsparagraaf melding gemaakt van rechtmatigheidsfouten en/of -onzekerheden.
Bij de naleving van de wet- en regelgeving voor de verstrekking van voorschotten huur- en zorgtoeslag door de Belastingdienst zijn, voor het tweede achtereenvolgende jaar, problemen ontstaan. De verstrekte voorschotten zijn in 2006 deels te hoog geweest. Dit verschil werd met name veroorzaakt door onjuist verwerkte of niet verwerkte mutaties op reeds ingediende aanvragen. Voorrang is gegeven aan tijdige betaling van toeslagen wat ten koste is gegaan van het voldoen aan de eis van nauwkeurigheid. De nadruk heeft in het eerste halfjaar van 2006 gelegen op herstelacties om de initiële toeslaguitbetalingen in goede banen te leiden. Daarom is het toezicht in deze periode niet gerealiseerd zoals voorgenomen was. In het tweede halfjaar van 2006 is, na overleg met de beleidsdepartementen, een bijgesteld plan van aanpak voor de uitvoering van het toezicht op de huur- en zorgtoeslag opgesteld. De fasering in tijd is gewijzigd. De toezichtsfocus is daarbij inhoudelijk identiek gebleven. Voor de uitvoering van de Wet Kinderopvangtoeslag is geen toezicht uitgevoerd op de werkgeversbijdrage bij de definitieve afrekening Wet Kinderopvangtoeslag 2005. Hierdoor bestaat onzekerheid over maximaal het bedrag van de Kinderopvangtoeslag dat betrekking heeft op de werkgeversbijdrage in de in 2006 definitief afgerekende posten. Hetzelfde geldt voor de nog in 2007 over 2005 af te rekenen posten. De Tweede Kamer is regelmatig geïnformeerd over de voortgang en de gemaakte keuzes.
Bij de eenmalige versnelde afrekening van oude voorschotten, was het voor zowel LNV als Koninkrijksrelaties niet altijd mogelijk de benodigde bewijsstukken volledig te achterhalen, waardoor bij LNV sprake is van onzekerheden en bij Koninkrijksrelaties van onrechtmatigheden. Ook bij Buitenlandse Zaken hebben zich onvolkomenheden voorgedaan in de afwikkeling van oude voorschotten. Door Buitenlandse Zaken is een aantal structurele verbeteringsmaatregelen getroffen waarvan de positieve resultaten reeds in 2006 zichtbaar zijn. Bij SZW was op één artikel sprake van onrechtmatigheid als gevolg van een combinatie van onvolkomenheden bij Europese aanbesteding en onvolkomenheden bij apparaatsuitgaven. Op beide onderwerpen wordt scherper gestuurd. Tot slot hebben zich bij hoofdstuk IIA Staten-Generaal op twee artikelen onrechtmatigheden voorgedaan als gevolg van het niet volledig naleven van de Europese aanbestedingsregels.
3.1.3 Het gevoerde financieel en materieelbeheer 2006
De bedrijfsvoeringsprocessen bij de departementen zijn, evenals vorig jaar, over het algemeen beheerst en gestructureerd verlopen. Op enkele grotere uitzonderingen na, vertoont het financieel en materieelbeheer verbeteringen ten opzichte van vorig jaar. Daar waar zich problemen hebben voorgedaan, zijn deze voor een belangrijk deel terug te voeren op problemen in de automatisering. Bij de Belastingdienst is ten aanzien van de toeslagen, de (centralisatie van) lokale administraties en automatisering geen sprake geweest van beheerste processen. SZW heeft in 2006 een nieuw geautomatiseerd systeem voor de financiële administratie in gebruik genomen met grote gevolgen voor de beheersorganisatie. Hierdoor vertoonde het financieel beheer wat betreft ordelijkheid het gehele jaar tekortkomingen. In de tweede helft van 2006 werden hierin steeds verder verbeteringen aangebracht, waardoor deze terugval naar verwachting een eenmalig karakter zal hebben.
Het financieel en materieelbeheer bij Defensie, dat over 2004 achteruitgang vertoonde (en over 2005 licht verbeterd was), is over 2006 licht verbeterd. De grootscheepse reorganisatie en de operatie in Afghanistan vergen veel capaciteit waardoor grote verbeteringen in het beheer bij Defensie slechts stapsgewijs mogelijk zijn. Daarnaast beletten de bestaande legacy-systemen (verouderde systemen) een snelle verbetering. Vervanging van deze systemen is gezien de geplande invoering van een nieuw financieel systeem echter niet doelmatig.
Overige knelpunten betreffen meestal langlopende, weerbarstige problemen. Door de departementen zijn in 2006 verdere maatregelen ter verbetering getroffen. Deze maatregelen zullen naar verwachting in 2007 verdere zichtbare resultaten opleveren. Voorbeelden zijn het voorschottenbeheer bij Buitenlandse Zaken en het subsidiebeheer bij VWS.
Single information, single audit en single review
Single information, single audit en single review
In 2006 is gestart met single information (slechts één rapport, bijvoorbeeld de verantwoording, ten behoeve van meerdere belanghebbenden) en single audit (controles worden slechts één keer uitgevoerd en door alle anderen in de keten gebruikt) bij specifieke uitkeringen van het Rijk aan provincies en gemeenten. Het doel van single information en single audit is het verminderen van controledruk en bureaucratie. Het betreft 29 specifieke uitkeringen die de helft van het totale kwantitatieve belang vertegenwoordigen. De omvang van het totale kwantitatieve belang is, volgens de tweede voortgangsrapportage Overzicht Specifieke Uitkeringen gepubliceerd in mei 2006, circa 15 miljard euro. Als logisch vervolg op de invoering van single information en single audit, is besloten single review voor specifieke uitkeringen in te voeren. Dit betekent dat niet elk departement afzonderlijk nagaat of de werkzaamheden van de instellingsaccountants aan de eisen voldoen, maar dat rijksbreed één team wordt geformeerd dat de accountantscontrole van alle door een medeoverheid ontvangen specifieke uitkeringen onderzoekt. Hiermee wordt een belangrijke efficiencywinst bereikt.
Tevens is een brede projectgroep gestart om verantwoordingslasten voor universiteiten met betrekking tot de niet-reguliere geldstroom terug te dringen. Universiteiten moeten nu (te) veel accountantsverklaringen overleggen voor subsidies die zij naast de reguliere geldstroom ontvangen. Om winst te behalen in de controle moet een basis worden gelegd in eenduidige regelgeving. Het project is gericht op het uniformeren van subsidieregels en -eisen om te komen tot single information en single audit.
Verder loopt in het kader van de in het coalitieakkoord opgenomen vermindering van de controledruk een verkenning naar de mogelijkheden voor vermindering van werkzaamheden door het hanteren van een uniforme subsidiesystematiek, die de uitvoering vergemakkelijkt en uniformeert. Daartoe wordt een bindend kader voorbereid waarin een zo eenvoudig mogelijke aanvraag-, uitvoerings- en verantwoordingssystematiek wordt vastgelegd.
Nationale verantwoording uitgaven EU-fondsen in gedeeld beheer
Voor de elfde maal ontbrak in 2006 een positieve rechtmatigheidsverklaring van de Europese Rekenkamer bij de Europese verantwoording. Voor Nederland is dit reden geweest om zelf actie te ondernemen door het initiatief van de nationale verklaring op te starten. De nationale verklaring is een jaarlijkse verantwoording over de kwaliteit van de financiële beheerssystemen en de rechtmatigheid van transacties met betrekking tot de EU-fondsen in gedeeld beheer en de eigen middelen in Nederland. Over 2006 wordt de nationale verklaring afgegeven over de EU-landbouwfondsen. In volgende nationale verklaringen worden de eigen middelen en de overige EU-fondsen in gedeeld beheer toegevoegd. Met de nationale verklaring wordt beoogd het financieel beheer van de Europese gelden en de verantwoording aan de Tweede Kamer verder te verbeteren, waarbij gestreefd wordt naar een vermindering van administratieve lasten en controledruk.
Met de nationale verklaring wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de rapportageverplichtingen voorgeschreven door de Europese Commissie. Daarnaast zijn voor de structuurfondsen de auditfunctie en de certificeringsfunctie voor de periode 2007–2013 gecentraliseerd. Als aanvullende zekerheid zal de Algemene Rekenkamer bij de nationale verklaring een oordeel afgeven ten behoeve van de Tweede Kamer, waarvan een kopie beschikbaar wordt gesteld aan de Europese Commissie. Het kabinet legt vanaf 2007 (over 2006) met de nationale verklaring verantwoording af aan de Tweede Kamer over de landbouwfondsen. Vanaf 2008 (over 2007) wordt jaarlijks een verklaring afgegeven over de Europese subsidiefondsen in gedeeld beheer en de eigen middelen in Nederland. De Tweede Kamer is daarover bij brief van de minister van Financiën uitgebreid geïnformeerd. Denemarken en het Verenigd Koninkrijk hebben een vergelijkbaar initiatief gestart en Zweden zal plannen hiervoor ontwikkelen.
Sinds de VBTB-evaluatie zijn de twee belangrijkste sporen om de doelmatigheid van beleid te bevorderen het vooraf inhoudelijk goed onderbouwen van beleid en het achteraf systematisch evalueren van het uitgevoerde beleid. Deze lijn is vastgelegd in de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (RPE 2006), die in de plaats komt van de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek rijksoverheid 2001 (RPE).
Doelmatig beleid begint bij een goede onderbouwing
Doelmatig beleid begint bij een goede onderbouwing
Bevordering van doelmatig beleid begint met het stimuleren van een goede onderbouwing van beleid vooraf. Dat vereist dat bij de formulering van beleid antwoord beschikbaar is op vragen als: Wat is eigenlijk het probleem? Wat is de rol van de overheid? Welke instrumenten kunnen worden ingezet? Hoe dragen die bij aan de oplossing van het probleem? Hoe wordt de hoogte bepaald van de budgetten die worden ingezet? Wat is hiervan de onderbouwing? Welke effecten mogen van het beleid worden verwacht? Hoe kan dat worden gemeten? Wat moet daarvoor gebeuren? Het antwoord op deze vragen komt vooral bij de beleidsvoorbereiding en in beleidsnota’s aan de orde. De vragen komen ook weer terug bij de beleidsevaluatie, echter de uitwerking varieert per beleidsterrein. Naarmate het budgettair of het maatschappelijk belang groter is, zal er behoefte zijn aan steviger onderbouwd beleid. Hierbij kan het ook wenselijk zijn een kosten-batenanalyse te maken.
Een beleidsdoorlichting is een vorm van evaluatie die geïntroduceerd is naar aanleiding van de VBTB-evaluatie. Hierin werd geconstateerd dat er veel wordt geëvalueerd, maar dat de kwaliteit voor verbetering vatbaar is.
Er is te weinig aandacht voor de probleemanalyse, voor de effecten van beleid en voor de positie van degene die de evaluatie uitvoert. Daarom hebben de beleidsdoorlichtingen drie kenmerken: a) beleidsdoorlichtingen zijn evaluaties op het niveau van beleidsterreinen en niet op instrumentniveau; b) in een doorlichting komen de simpele doch fundamentele «doorlichtingsvragen» aan de orde en c) bij de uitvoering worden onafhankelijken betrokken.
Deze vorm van evaluatie van bestaand beleid vindt plaats op het niveau van de algemene of operationele doelstellingen zoals die zijn geformuleerd in de begrotingen. Het is de bedoeling dat na verloop van tijd met dit instrument de hele begroting wordt doorgelicht. Naast het antwoord op de doorlichtingsvragen – die als het goed is al bij de onderbouwing van beleid beantwoord zijn – dient inzicht te worden gegeven in de uitvoering en de effectiviteit van beleid. Hoe is het beleid uitgevoerd en wat waren daarvan de effecten? Beleidsdoorlichtingen bieden beleidsmakers de gelegenheid om op beknopte wijze verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid en te leren van de ervaringen uit het verleden. Om te voorkomen dat beleidsevaluatie verwordt tot een activiteit waarbij de slager zijn eigen vlees keurt, is het cruciaal dat op de een of andere wijze een kritische blik wordt georganiseerd door de betrokkenheid van onafhankelijken. Met onafhankelijken worden deskundigen bedoeld die geen verantwoordelijkheid dragen voor het te onderzoeken beleid en waarvan een onafhankelijk oordeel mag worden verwacht.
In 2006 waren rijksbreed in totaal 15 beleidsdoorlichtingen in uitvoering (zie tabel 1).
Tabel 3.2. Beleidsdoorlichtingen2006 | |
Departement/beleidsdoorlichting | |
Just: Slachtofferzorg (art. 13, od 5) | |
BZK: ICT (art. 4, od 3) | |
OCW: WTOS (art. 12) | |
Fin: Rapport studiegroep begrotingsruimte (art. 8, od 1) | |
Defensie: Commando Landstrijdkrachten (art. 22) | |
VROM: Nota ruimte (art. 4) | |
V&W: Sociale veiligheid in het OV (art. 32, od 2) | |
V&W: Evaluatie Schipholbeleid (art. 35, od 1) | |
EZ: Marktordening & mededinging (art. 1, od 2) | |
EZ: Consumentenbeleid (art. 1, od. 3) | |
EZ: Bevorderen structurele groei (art. 1, od 1) | |
EZ: Ordening energiemarkten (art. 4, od 1) | |
LNV: Kennis (art. 26.11/26.14) | |
SZW: Arbeid en zorg (art. 25) | |
SZW: Emancipatie (art. 35) |
Bijlage 1. Rijksrekening van uitgaven en ontvangsten
Rekening van de uitgaven van de ministeries en de begrotingsfondsen 2006 (bedragen x EURO 1000) | ||||
Rekening van | oorspronkelijke vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 5 651 | 5 796 | 145 |
IIA | Staten-Generaal | 113 260 | 115 783 | 2 523 |
IIB | Overige Hoge Colleges en Kabinetten | 89 712 | 92 246 | 2 534 |
III | Algemene Zaken | 44 258 | 48 871 | 4 613 |
IV | Koninkrijksrelaties | 172 973 | 171 518 | – 1 455 |
V | Buitenlandse Zaken | 11 173 582 | 11 730 457 | 556 875 |
VI | Justitie | 5 421 699 | 5 709 298 | 287 599 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 5 477 370 | 5 809 601 | 332 231 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 27 946 802 | 29 341 308 | 1 394 506 |
IXA | Nationale Schuld | 38 914 073 | 41 692 983 | 2 778 910 |
IXB | Financiën | 3 888 088 | 3 828 397 | – 59 691 |
X | Defensie | 7 768 660 | 8 145 402 | 376 742 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 3 416 482 | 3 968 890 | 552 408 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 7 099 136 | 7 072 969 | – 26 167 |
XIII | Economische Zaken | 1 630 982 | 2 296 368 | 665 386 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 2 144 254 | 2 393 253 | 248 999 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 24 382 326 | 26 206 565 | 1 824 239 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 12 688 787 | 12 735 762 | 46 975 |
Infrastructuurfonds | 6 402 508 | 6 289 694 | – 112 814 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 2 551 871 | 2 309 032 | – 242 839 | |
BTW-Compensatiefonds | 1 884 499 | 1 938 562 | 54 063 | |
Gemeentefonds | 13 032 425 | 13 435 995 | 403 570 | |
Provinciefonds | 1 052 492 | 1 089 829 | 37 337 | |
Spaarfonds AOW | 0 | 0 | 0 | |
Diergezondheidsfonds | 6 781 | 18 720 | 11 939 | |
Totalen | 177 308 671 | 186 447 299 | 9 138 628 |
Rekening van de ontvangsten van de ministeries en de begrotingsfondsen 2006 (bedragen x EURO 1000) | ||||
Rekening van | oorspronkelijke vastgestelde begroting | realisatie | verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
I | Huis der Koningin | 0 | 0 | 0 |
IIA | Staten-Generaal | 2 061 | 3 546 | 1 485 |
IIB | Overige Hoge Colleges en Kabinetten | 2 824 | 3 435 | 611 |
III | Algemene Zaken | 4 375 | 7 431 | 3 056 |
IV | Koninkrijksrelaties | 15 912 | 169 239 | 153 327 |
V | Buitenlandse Zaken | 588 200 | 905 974 | 317 774 |
VI | Justitie | 1 017 389 | 1 111 530 | 94 141 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 486 806 | 564 594 | 77 788 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 1 338 013 | 1 422 408 | 84 395 |
IXA | Nationale Schuld | 37 040 630 | 26 994 755 | – 10 045 875 |
IXB | Financiën | 102 555 978 | 118 314 701 | 15 758 723 |
X | Defensie | 362 685 | 489 905 | 127 220 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 411 077 | 290 689 | – 120 388 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 106 692 | 384 306 | 277 614 |
XIII | Economische Zaken | 4 139 420 | 5 242 138 | 1 102 718 |
XIV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 478 027 | 595 504 | 117 477 |
XV | Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 611 072 | 933 286 | 322 214 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 21 591 | 122 908 | 101 317 |
Infrastructuurfonds | 6 470 300 | 6 528 169 | 57 869 | |
Fonds Economische Structuurversterking | 3 295 354 | 3 940 981 | 645 627 | |
BTW-Compensatiefonds | 1 884 499 | 1 938 562 | 54 063 | |
Gemeentefonds | 13 032 425 | 13 435 995 | 403 570 | |
Provinciefonds | 1 052 492 | 1 089 829 | 37 337 | |
Spaarfonds AOW | 3 939 027 | 3 933 488 | – 5 539 | |
Diergezondheidsfonds | 6 781 | 36 820 | 30 039 | |
Totalen | 178 863 630 | 188 460 193 | 9 596 563 |
Bijlage 2. Saldibalans van het Rijk
SALDIBALANS VAN HET RIJK PER 31 DECEMBER 2006 | |||||
---|---|---|---|---|---|
DEBET | CREDIT | ||||
OMSCHRIJVING | € mln. | OMSCHRIJVING | € mln. | ||
1 | Uitgaven ten laste van de begroting 2006 | 186 447 | 12 | Ontvangsten ten gunste van de begroting 2006 | 188 460 |
2 | Uitgaven buiten begrotingsverband | 3 180 | 13 | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 8 208 |
(intra-comptabele vorderingen) | (intra-comptabele schulden) | ||||
3 | Liquide Middelen | 363 | 14 | Saldi begrotingsfondsen | 25 771 |
4 | Saldo geldelijk beheer van het Rijk | 32 887 | 15 | Saldi begrotingsreserve | 438 |
Totaal intra-comptabele posten | 222 877 | Totaal intra-comptabele posten | 222 877 | ||
5 | Openstaande rechten | 25 323 | 16 | Tegenrekening openstaande rechten | 25 323 |
6 | Extra-comptabele vorderingen op derden | 26 643 | 17 | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 26 643 |
7 | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 226 944 | 18 | Extra-comptabele schulden aan derden | 226 944 |
8 | Voorschotten | 99 432 | 19 | Tegenrekening voorschotten | 99 432 |
9 | Tegenrekening openstaande verplichtingen | 90 308 | 20 | Openstaande verplichtingen | 90 308 |
10 | Deelnemingen | 15 136 | 21 | Tegenrekening deelnemingen | 15 136 |
11 | Tegenrekening garanties | 57 402 | 22 | Garanties | 57 402 |
Totaal extra-comptabele posten | 541 188 | Totaal extra-comptabele posten | 541 188 | ||
TOTAAL-GENERAAL | 764 065 | TOTAAL-GENERAAL | 764 065 |
Toelichting op de saldibalans van het Rijk.
De saldibalans van het Rijk is een consolidatie van de saldibalansen van de afzonderlijke ministeries en begrotingsfondsen en de saldibalans van de centrale administratie van ’s Rijks Schatkist. Voor een nadere toelichting op de cijfers wordt verwezen naar de jaarverslagen van de departementen of de begrotingsfondsen.
Ad 1) Uitgaven ten laste van de begroting
Onder de post uitgaven ten laste van de begroting worden de gerealiseerde uitgaven van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 2) Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)
Onder uitgaven buiten begrotingsverband worden de uitgaven geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend. Onder deze post staan alleen de vorderingen waarvan wordt verwacht dat binnen een afzienbare termijn verrekening zal plaatsvinden.
De totaalstand van de liquide middelen bestaat uit het saldo bij de banken en de contante gelden.
Ad 4) Saldo geldelijk beheer van het Rijk
De post saldo geldelijk van het Rijk bevat de door Financiën overgenomen uitgaven en ontvangsten binnen begrotingsverband van afgesloten begrotingsjaren. De definitieve afsluiting van een begrotingsjaar vindt plaats nadat de Staten-Generaal de slotwet hebben aangenomen. Nadat de Staten-Generaal de slotwet hebben aangenomen worden de eindbedragen voor de uitgaven en ontvangsten die betrekking hebben op het afgesloten begrotingsjaar overgeboekt op de post saldo geldelijk beheer van het Rijk.
Ad 5 en 16) Openstaande rechten
Onder openstaande rechten wordt verstaan: vorderingen die niet voortvloeien uit met derden te verrekenen begrotingsuitgaven, maar op andere wijze ontstaan. Rechten kunnen ontstaan doordat conform wettelijke regelingen vastgestelde aanslagen aan derden worden opgelegd (bijvoorbeeld belastingen, college- en schoolgelden) of op grond van doorberekening van de kosten van verleende diensten of geleverde goederen. Rechten zijn een voor-fase van de ontvangsten.
Ad 6 en 17) Extra-comptabele vorderingen op derden
Extra-comptabele vorderingen zijn vorderingen die zijn voortgevloeid uit uitgaven ten laste van de begroting. Het gaat dan om reeds verrichte uitgaven welke binnen begrotingsverband zijn geboekt en waarvoor op termijn nog een verrekening met derden dan wel met een ander onderdeel van het Rijk zal plaatsvinden. Tevens zijn hierin begrepen uitgaven die in eerste instantie op derdenrekeningen zijn geboekt, maar waarvan de verrekening met derden dan wel een ander onderdeel van het Rijk niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden, terwijl verrekening wel mogelijk is.
Ad 7 en 18) Extra-comptabele schulden op derden
Extra-comptabele schulden zijn schulden die zijn voortgevloeid uit ontvangsten ten gunste van de begroting. Net als bij extra-comptabele vorderingen gaat het om reeds verrichte ontvangsten welke geboekt zijn binnen begrotingsverband en waarvoor nog op termijn een verrekening plaats zal vinden. Ook uitgegeven leningen worden onder de post extra-comptabele schulden opgenomen.
Onder de post voorschotten worden de bedragen opgenomen die aan derden zijn betaald vooruitlopend op een later definitief vast te stellen c.q. af te rekenen bedrag.
Ad 9 en 20) Openstaande verplichtingen
De post openstaande verplichtingen vormt een saldo van aangegane verplichtingen en hierop verrichte betalingen. Het saldo heeft zowel betrekking op de binnen als buiten begrotingsverband geboekte verplichtingen.
Onder de post deelnemingen worden alle deelnemingen in besloten en naamloze vennootschappen en internationale instellingen opgenomen. De waardering van de deelnemingen geschied op basis van de oorspronkelijke aankoopprijs.
Onder de post garanties worden de bedragen opgenomen die de hoofdsommen vormen van de garanties. Een afgegeven garantie wordt gezien als een verplichting en moet ook op dezelfde manier in de administratie worden verwerkt. Er is dus geen verschil in de registratie van garantieverplichtingen en andersoortige verplichtingen. Een verschil tussen een garantie en een andere verplichting is wel dat de hoofdsom van een garantie veelal niet of slechts gedeeltelijk tot uitbetaling zal leiden.
Ad 12) Ontvangsten ten gunste van de begroting
Onder de post ontvangsten ten gunste van de begroting worden de gerealiseerde ontvangsten van het betreffende begrotingsjaar opgenomen van alle ministeries en begrotingsfondsen.
Ad 13) Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)
Onder ontvangsten buiten begrotingsverband worden de ontvangsten geboekt die in een later jaar met een ander onderdeel van het Rijk dan wel met een derde worden verrekend.
Ad 14) Saldi begrotingsfondsen
Onder saldi begrotingsfondsen worden de voordelige beginsaldi van het betreffende begrotingsjaar opgenomen. Het betreft de voordelige beginsaldi van het Infrastructuurfonds, het Fonds Economische Structuurversterking, het Diergezondheidsfonds en het Spaarfonds AOW.
Ad 15) Saldi begrotingsreserve
Onder de saldi begrotingsreserve worden de interne reserves van de ministeries opgenomen. Het betreft hier de reserves van het Museaal Aankoopfonds (OCW) en de reserves in het kader van de Inpres-8 faciliteit, de Garantiefaciliteit Opkomende Markten en de SENO faciliteit (EZ).
De bijlage Staatsbalans omvat de balans van de Staat der Nederlanden ultimo 2006 (inclusief het garantieoverzicht), die is afgezet tegen de balans ultimo 2005, zoals gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag 2005.
3.2 Staatsbalans per 31 december 2006
Opstelling Staatsbalans volgens ESR 1995
De Staatsbalans wordt opgesteld volgens het Europees Stelsel van nationale en regionale rekeningen in de Gemeenschap (ESR 1995).
Aangezien de Staatsbalans is gebaseerd op het ESR 1995 kunnen de waarderings- en afbakeningsvraagstukken worden opgelost volgens een internationaal aanvaarde methodologie. In de voorliggende Staatsbalans ultimo 2006 zijn alle voorschriften van het ESR 1995 gevolgd, zij het dat de consolidatiekring beperkt is tot de Staat der Nederlanden. De omschrijving van de overheid is in het ESR 1995 namelijk ruimer dan de rechtspersoon van de Staat der Nederlanden. In het ESR 1995 is een economische invalshoek gekozen. Het gevolg is dat alle organisaties die voor meer dan de helft van hun inkomsten afhankelijk zijn van collectieve heffingen, tot de overheid worden gerekend en dus worden opgenomen.
Wat betreft de waarderingsmethode is in het ESR 1995 gekozen voor een waardering op basis van de marktwaarde in plaats van een waardering op basis van de nominale of historische waarde en voor lineaire afschrijvingen.
Het staatsvermogen is in 2006 toegenomen ten opzichte van 2005 met 25,3 miljard euro. De 25,3 miljard euro is een saldo van verschillende mutaties in de te onderscheiden posten van de staatsbalans. Het negatieve vermogen van de Staat van 82,9 miljard euro in 2005 neemt af tot 57,6 miljard euro in 2006. In tabel 1 zijn de verklarende factoren van de ontwikkeling van het vermogen van de Staat weergegeven.
Tabel 1 Verklarende factoren ontwikkeling vermogen van de Staat (x € miljard) | |
1. Staatsvermogen ultimo 2005 | – 82,9 |
2. Vorderingensaldo Rijk | 4,8 |
3. Waardeveranderingen minerale reserves | 2,0 |
4. Investeringen Rijk | 2,2 |
5. Veranderingen deelnemingen | 3,5 |
6. Waardeveranderingen overige niet-financiele activa | 2,5 |
7. Volumeveranderingen Dutch Treasury Certificates | 4,1 |
8. Waardeverandering staatsobligaties | 9,3 |
9. Afschrijvingen Rijk | – 2,5 |
10. Overig | – 0,6 |
11. Staatsvermogen ultimo 2006 | – 57,6 |
De financiële gegevens van de Centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van de ministeries, de begrotingsfondsen en de baten-lastendiensten zijn integraal geconsolideerd. De interne schuldverhoudingen zijn in de consolidatie geëlimineerd.
Tabel 2 Overzicht van activa en passiva (x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
A Niet-financiële activa: | 122 120 | 126 394 |
A1 Winstrechten minerale reserves | 49 700 | 51 700 |
A2 Overige niet-financiële activa | 72 420 | 74 694 |
B Vorderingen | 80 161 | 75 428 |
B1 Chartale en girale betaalmiddelen | 6 016 | 371 |
B2 Verstrekte langlopende leningen | 14 916 | 15 840 |
B3 Aandelen en overige deelnemingen | 33 095 | 36 604 |
B4 Handelskredieten en transitorische posten | 26 134 | 22 613 |
C Schulden | 285 178 | 259 399 |
C1 Munten in omloop | 639 | 625 |
C2 Dutch Treasury Certificates | 17 929 | 13 818 |
C3 Staatsobligaties | 214 202 | 200 470 |
C4 Onderhandse staatsleningen | 1 794 | 1 545 |
C5 Overige leningen op lange termijn | 219 | 247 |
C6 Militaire pensioenen | 7 200 | 7 200 |
C7 Handelskredieten en transitorische posten | 43 195 | 35 493 |
D Staatsvermogen (A+B-C) | – 82 897 | – 57 576 |
Toelichting op de afzonderlijke balansposten
A1 Winstrechten minerale reserves
Conform ESR 1995 is de netto contante waarde berekend van de toekomstige winstrechten van de Staat, samenhangend met de gas-, olie- en zoutwinning. De waarde ervan bedraagt 51,7 miljard euro ultimo 2006. Ten opzichte van 2005 zijn de toekomstige winstrechten samenhangende met de gas-, olie- en zoutwinning met 2 miljard euro toegenomen. Dit betreft voornamelijk aardgas, waarvan is uitgegaan van een verwacht productievolume voor de komende 25 jaar. In de berekening zijn de aardgasbaten exclusief vennootschapsbelasting verwerkt. Voor de periode 2007–2012 zijn de nominale ramingen volgens de meerjarencijfers contant gemaakt tegen de lange rente op staatsobligaties. Voor de jaren 2013 en verder zijn de gasbaten contant gemaakt tegen een reële disconteringsvoet van 4 procent.
A2 Overige niet-financiële activa
De rijkseigendommen zijn van zeer uiteenlopende aard. Er wordt op deze plaats volstaan om de algemene principes weer te geven van de waarderingsgrondslagen.
De grondslag voor de bepaling van de afschrijving is voor iedere groep van activa de geschatte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met de restwaarde. De vaststelling van de gebruiksduur en de bepaling van de (rest)waarde geschieden steeds in overleg met deskundigen van de ministeries, waaronder deze activa ressorteren.
Op de uitgaven voor de verharding van wegen wordt in het jaar van investering 50 procent afgeschreven. Op gebouwen en waterbouwkundige werken bedragen de afschrijvingen 1 procent per jaar, waarbij rekening wordt gehouden met een geschatte residuwaarde. Op gronden wordt niet afgeschreven.
De goederen zijn gewaardeerd tegen marktprijzen. In het merendeel van de gevallen is voor de benadering hiervan uitgegaan van de historische kostprijs. Deze worden door middel van indexcijfers herleid tot de vervangingswaarde. In sommige gevallen wordt om doelmatigheidsredenen een globale methode gehanteerd (kantoorinventarissen, bibliotheken, automatiseringsmiddelen, telefooncentrales, gereedschappen, e.d.).
De samenstelling van het bedrag en de mutaties van de materiële activa blijken uit het volgende overzicht:
(x € miljoen) | |||||
waarde per 31-12-2005 | Investeringen in 2006 | Afschrijvingen in 2006 | Waardeverandering | Waarde per 31-12-2006 | |
Ministerie van Defensie | 5 093 | 524 | 1 241 | 59 | 4 435 |
Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 51 380 | 913 | 549 | 2 209 | 53 953 |
Burgerlijke rijksgebouwen | 10 819 | 376 | 289 | 325 | 11 231 |
Domeinen | 1 342 | – 49 | 0 | – 92 | 1 201 |
Diversen | 3 786 | 440 | 395 | 44 | 3 875 |
Totaal | 72 420 | 2 203 | 2 474 | 2 544 | 74 694 |
Het bedrag van 74,7 miljard euro per 31 december 2006 kan als volgt worden onderverdeeld naar onroerende en roerende goederen:
Onroerende goederen | 72 059 | |
– Ministerie van Verkeer en Waterstaat | 53 930 | |
– Burgerlijke rijksgebouwen | 11 231 | |
– Ministerie van Defensie | 3 535 | |
– Domeinen | 1 201 | |
– Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 1 523 | |
– Diversen | 639 | |
Roerende goederen | 2 635 | |
– Goederen van militaire aard | 900 | |
– Goederen van culturele aard | 303 | |
– Overige | 1 432 | |
Totaal | 74 694 |
B1 Chartale en girale betaalmiddelen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
De Nederlandsche Bank N.V. | 19 | 11 |
Overige saldi | 174 | 352 |
Kasgeldleningen en Buy/Selltransacties | 5 823 | 8 |
Totaal | 6 016 | 371 |
B2 Verstrekte langlopende leningen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
a. Diverse vorderingen | ||
– Studievoorschotten | 8 310 | 9 849 |
– Voorschotten inzake landinrichtingprojecten | 866 | 776 |
– Op derden te verhalen ruil- en herverkavelingskosten | 389 | 396 |
– Vorderingen Dienst der Domeinen | 1 246 | 1 070 |
– Ontwikkelingskredieten aan industrie en handel | 297 | 253 |
– Vordering op de Nederlandse Antillen en Aruba met betrekking tot het leninggedeelte van de ontwikkelingshulp | 141 | 118 |
– Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. (inzake leningen aan diverse landen) | 392 | 362 |
– Vordering inzake aangesproken garantieleningen Nederlandse Investeringsbank voor Ontwikkelingslanden N.V. | 103 | 103 |
– Vordering op de Internationale Ontwikkelingsassociatie terzake van de special action account | 17 | 16 |
– Leningen woningwetbouw | 1 | 1 |
– Lening Railinfrabeheer | 741 | 709 |
– Uitvoering Werknemersverzekeringen – wachtgeldfondsen | 295 | 62 |
– Diverse vorderingen | 1 676 | 1 811 |
Subtotaal | 14 474 | 15 526 |
Toelichting op verstrekte langlopende leningen
De vorderingen in onderdeel a zijn met 1 miljard euro toegenomen. Deze toename wordt voornamelijk verklaard door een toename van de studievoorschotten van 1,5 miljard euro.
b. Leningen aan Nederlandse ondernemingen in verband met deelnemingen | ||
– Internationale Nederlanden Groep N.V. | 354 | 295 |
– Centrale Organisatie voor Radioactief Afval N.V. | 18 | 18 |
– NIB Capital Bank N.V. | 1 | 1 |
– Overige leningen | 69 | 0 |
Subtotaal | 442 | 314 |
Totaal generaal | 14 916 | 15 840 |
B3 Aandelen en overige deelnemingen
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
a. Deelnemingen in Nederlandse ondernemingen | ||
– De Nederlandsche Bank N.V. | 11 843 | 14 689 |
– N.V. NS Groep | 3 634 | 3 684 |
– Prorail B.V. | 8 077 | 5 342 |
– TNT Post Groep N.V. | 1 214 | 0 |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | 1 414 | 0 |
– N.V. Luchthaven Schiphol | 1 618 | 1 702 |
– N.V. Bank Nederlandse Gemeenten | 1 434 | 1 573 |
– Energiebeheer Nederland B.V. | 348 | 437 |
– Tennet TSO B.V. | 374 | 610 |
– N.V. Westerscheldetunnel | 688 | 659 |
– Connexxion N.V. | 224 | 211 |
– Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. | 18 | 18 |
– Nederlands Omroepbedrijf Holding B.V. | 61 | 55 |
– N.V. Nederlandse Gasunie | 22 | 5 548 |
– Ultra-Centrifuge Nederland N.V. | 175 | 193 |
– Nederlandse Waterschapsbank N.V. | 190 | 211 |
– Overige deelnemingen | 913 | 858 |
Subtotaal | 32 247 | 35 790 |
b. Deelnemingen in internationale instellingen | ||
– Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling | 225 | 201 |
– Europese Investeringsbank | 369 | 369 |
– Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling | 130 | 130 |
– Aziatische Ontwikkelingsbank | 31 | 29 |
– Afrikaanse Ontwikkelingsbank | 17 | 17 |
– Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank | 12 | 11 |
– Internationale Financieringsmaatschappij | 48 | 43 |
– Multilateraal Agentschap voor Investeringsgaranties | 7 | 6 |
– Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij | 9 | 8 |
Subtotaal | 848 | 814 |
Totaal generaal | 33 095 | 36 604 |
De stijging in 2006 ten opzichte van 2005 van de deelnemingen in Nederlandse ondernemingen kan als volgt worden gespecificeerd:
Volumeveranderingen: | – 303 | |
– TNT Post Groep N.V. | – 1 353 | |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | – 1 729 | |
– N.V. Nederlandse Gasunie | 2 824 | |
– Overige | – 45 | |
Netto toename van de reserves: | 3 503 | |
– De Nederlandsche Bank N.V. | 2 846 | |
– N.V. Nederlandse Gasunie | 2 803 | |
– Prorail B.V. | – 2 735 | |
– Overige | 589 | |
Waardeveranderingen: | 454 | |
– TNT Post Groep N.V. | 139 | |
– Koninklijke KPN Nederland N.V. | 315 | |
Diversen | – 111 | |
– Overige | – 111 | |
Totaal | 3 543 |
Toelichting op deelnemingen in Nederlandse ondernemingen (a.)
Van de in het overzicht opgenomen ondernemingen is slechts een beperkt aantal ondernemingen beursgenoteerd. Het restant van de beursgenoteerde aandelen is in 2006 verkocht. Dit betreft Koninklijke KPN Nederland N.V. en TNT Post Groep N.V.. De aandelen die de Staat in de Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V. bezit zijn geen beursgenoteerde aandelen, maar preferente aandelen en worden daarom tegen nominale waarde gewaardeerd.
De overige deelnemingen zijn gewaardeerd tegen de intrinsieke waarde. De intrinsieke waarde wordt berekend aan de hand van de gepubliceerde jaarrekeningen van de desbetreffende onderneming.
Bij de eerste opneming van deze deelnemingen in de Staatsbalans komt het verschil tussen de verkrijgingprijs en de netto vermogenswaarde ten gunste of ten laste van het netto staatsvermogen. Bij vervreemding van deelnemingen komt het verschil tussen de balanswaarde en de opbrengst ten gunste dan wel ten laste van het netto staatsvermogen. Op de deelnemingen zijn de nog openstaande stortingsverplichtingen in mindering gebracht.
Op het moment dat de staatsbalans wordt gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag 2006 zijn de jaarverslagen 2006 van de Nederlandse deelnemingen nog niet gepubliceerd. Het waarderen van de deelnemingen ultimo 2006 is hierdoor niet goed mogelijk. Besloten is om de deelnemingen te waarderen tegen de waarde ultimo 2005. De mutaties in de waardering van de deelnemingen, die voortvloeien uit de publicaties van de jaarverslagen meegenomen worden in de waardering van volgend jaar.
De belangrijkste mutaties betreffen:
– De staat heeft de deelnemingen in de Koninklijke KPN Nederland N.V en de TNT Postgroep N.V. verkocht. De totale opbrengst van de verkoop komt uit op 3,1 miljard euro. Bij de N.V. Nederlandse Gasunie is de Staat voor 2,8 miljard euro de enige aandeelhouder geworden van het transportbedrijf Nederlandse Gasunie.
– De reserves van de deelnemingen zijn met een totaal van 3,5 miljard euro toegenomen. De reserve van de Nederlandse Bank neemt bijvoorbeeld toe met 2,8 miljard euro. Bij de N.V. Nederlandse Gasunie heeft een herwaardering plaatsgevonden van 2,8 miljard euro doordat er met terugwerkende kracht gerapporteerd wordt volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS). Prorail B.V. heeft voor 2,7 miljard euro aan werken in constructie en dragen en geleiden afgeboekt van de materiële vaste activa ten laste van de egalisatierekening. Hierdoor is de reserve van Prorail afgenomen.
Toelichting op deelnemingen in internationale instellingen (b.)
De bedragen van deze deelnemingen zijn opgenomen voor de nominale waarde.
Het betreft een categorie activa in vreemde valuta’s, waarvan de balanswaarde wordt omgerekend naar Euro’s met behulp van de koersen van de desbetreffende valuta’s per balansdatum.
B4 Handelskredieten en transitorische posten
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
a. Overlopende activa | 3 450 | 3 824 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover verplichtingen staan | 17 603 | 11 994 |
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten | 241 | 1 253 |
d. College voor zorgverzekeringen | 2 780 | 2 219 |
e. Overige vorderingen | 2 060 | 3 323 |
Totaal | 26 134 | 22 613 |
De overlopende activa zijn:
De vorderingen zijn toegenomen met 400 miljoen euro.
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
Inkomsten uit aardgas NAM | 1 110 | 1 097 |
Inkomsten uit aargas EBN | 286 | 370 |
Diverse vorderingen | 2 054 | 2 357 |
Totaal | 3 450 | 3 824 |
b. Vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan
Het onderdeel vorderingen uit hoofde van contracten e.d., waar tegenover verplichtingen staan, zijn de opgenomen bedragen van langlopende contracten inzake aanschaf van duurzame activa en de uit te voeren werken. De posten B4.b en C7.b bestaan uit twee onderdelen, het Ministerie van Defensie (6,6 miljard euro) en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat (5,4 miljard euro). De afname in 2006 ten opzichte van 2005 is 5,6 miljard euro. Deze afname wordt vooral veroorzaakt door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en betreft de afname van de vorderingen in verband met de Hogesnelheidslijn-Zuid en de aanleg van het hoofdwegennet.
c. Vorderingen verband houdende met vooruitbetalingen inzake langlopende projecten
De reeds gedane uitgaven inzake langlopende projecten zijn op de posten B4.b en C7.b in mindering gebracht en opgenomen onder post B4.c.
De overige vorderingen zijn toegenomen met 1,3 miljard euro. Deze toename wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename van de vorderingen van de Nationale Schuld. Het betreft een toename van het te realiseren agio en de te ontvangen rente swaps.
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
Metaalwaarde munten in omloop | 16 | 25 |
Centrale inning van lesgelden | 113 | 114 |
Sociale Verzekeringsbank | 356 | 0 |
Diverse vorderingen | 1 575 | 3 184 |
Totaal | 2 060 | 3 323 |
Deze post omvat de nominale schuld uit hoofde van in circulatie gebrachte munten. Het bedrag is exclusief de munten in handen van De Nederlandsche Bank N.V. en de munten van de Staat in het muntdepot. Niet geconsolideerd is voor de munten in de kassen van de ministeries. Deze maken deel uit van balanspost B1 Chartale en girale betaalmiddelen. Met de toepassing van het ESR 1995 zijn de verzamelaarsmunten niet langer als schuld gepassiveerd. De metaalwaarde van de munten, in deze post opgenomen, is geactiveerd onder B4.
C2 Dutch Treasury Certificates (DTC’s)
Het bedrag van de per balansdatum 31 december 2006 uitstaande schuld uit hoofde van DTC’s bedraagt 13,8 miljard euro. In de balans is de vooruitbetaalde rente van de schuld in mindering gebracht. Deze post wordt vooral veroorzaakt doordat het grootste deel van de financieringsbehoefte van de Staat is opgevangen door de uitgifte van DTC’s.
De staatsobligaties zijn conform ESR 1995 gewaardeerd tegen marktprijzen.
(x € miljoen) | |||
2005 | 2006 | Verschil | |
1. Waardering tegen marktprijs | 214 202 | 200 470 | – 13 732 |
2. Waardering tegen nominaal | 200 546 | 196 093 | – 4 453 |
3. Verschil (1–2) | 13 656 | 4 377 | – 9 279 |
De afname van de schuldcategorie staatsobligaties met 9,3 miljard euro moet bezien worden in het licht van de waarderingsgrondslag. De waardeverandering van – 13,7 miljard euro kan verklaard worden door een volumecomponent van – 4,4 miljard euro en een prijscomponent van – 9,3 miljard euro. De volumemutatie omvat per saldo een afname van het beroep op de openbare kapitaalmarkt van de Staat om de financieringsbehoefte 2006 te dekken. De prijsmutatie heeft geen gevolgen voor de EMU-schuld. De EMU-schuld luidt in ESR-categorieën, doch uitdrukkelijk is bepaald dat voor de excessieve-tekortenprocedure over de schuld in nominale termen gerapporteerd dient te worden. Voor de EMU-schuld is dus de 196,1 miljard euro relevant.
Conform ESR 1995 zijn de onderhandse staatsleningen tegen de nominale waarde gewaardeerd. De balansmutatie betreft voornamelijk aflossingen.
C5 Overige leningen op lange termijn
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
N.V. Nederlandse Spoorwegen | 69 | 0 |
div. voorfinancieringen via V&W | 53 | 0 |
Overige | 97 | 247 |
Totaal | 219 | 247 |
De overige leningen op lange termijn zijn toegenomen met 28 miljoen euro.
Het balansbedrag vertegenwoordigt de netto contante waarde van de pensioenverplichtingen van de Staat aan de (gewezen) militairen.
C7 Handelskredieten en transitorische posten
De balansbedragen zijn als volgt samengesteld:
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
a. Overlopende passiva | 7 805 | 7 597 |
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan | 17 603 | 11 994 |
c. Overige schulden | 17 787 | 15 902 |
Totaal | 43 195 | 35 493 |
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
Lopende interest van de staatsschuld | 6 015 | 5 559 |
Diverse schulden | 1 790 | 2 038 |
Totaal | 7 805 | 7 597 |
b. Verplichtingen uit hoofde van contracten e.d., waartegenover vorderingen staan
Voor een toelichting wordt verwezen naar balanspost B4.b.
(x € miljoen) | ||
2005 | 2006 | |
Uitvoering Werknemersverzekeringen | 11 450 | 9 492 |
Sociale Verzekeringsbank | 0 | 362 |
Commissie van de Europese Gemeenschappen | 619 | 770 |
Vakantie-aanspraak ambtenaren | 246 | 239 |
Investeringsfaciliteit voor Oost Europa | 115 | 114 |
Diverse schulden | 5 357 | 4 925 |
Totaal | 17 787 | 15 902 |
In 1998 is de Wet geïntegreerd middelenbeheer (Stb. 1997, nr. 908) in werking getreden. Gevolg hiervan is dat de Sociale Verzekeringsbank, de Uitvoering Werknemersverzekeringen en het College voor zorgverzekeringen geen zelfstandig middelenbeheer meer voeren. Dit middelenbeheer is geïntegreerd in de schatkist. Uit dien hoofde is ultimo 2006 een schuld opgenomen aan de Uitvoering Werknemersverzekeringen van per saldo circa 9,5 miljard euro. De schuld aan de Sociale Verzekeringsbank is weer overgegaan in een schuld en bedraagt 362 miljoen euro. Deze vordering is overgenomen bij de vorderingen op C7c.
Voorwaardelijke verplichtingen
In lijn met het ESR 1995 maken voorwaardelijke verplichtingen, de zogenaamde contingent liabilitiets, geen onderdeel uit van het overzicht van activa en passiva van de Staat. Kenmerk van dit type van verplichtingen is dat voordat er een transactie plaats vindt, er eerst aan een of meerdere voorwaarden voldaan moet worden. Een klassiek voorbeeld is garantieverlening door de Staat bj exportkredieten.
Gezien het beleidsmatige belang van garanties is aanvullende informatie over door de Staat verleende garanties in onderstaande tabellen gepresenteerd. Op www.rijksbegroting.nl/garanties is meer uitgebreide informatie over garanties opgenomen.
Garantieoverzicht uitstaand risico 2005 en 2006 (x 1 000 euro) | |||||
Hoofdstuk | Garantie op kredieten | Risico ultimo 2005 | Verleende garanties 2006 | Vervallen garanties 2006 | Risico ultimo 2006 |
IV | Koninkrijksrelaties | 178 445 | – | 73 836 | 104 609 |
V | Buitenlandse Zaken | 649 381 | – | 95 413 | 553 968 |
VI | Justitie | 160 200 | 1 025 | 3 157 | 158 068 |
VII | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 368 271 | 214 500 | 5 113 | 577 658 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 627 494 | 65 350 | 26 998 | 665 846 |
IXb | Financiën | 1 075 430 | – | 55 304 | 1 020 126 |
X | Defensie | – | – | – | – |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 156 | – | 18 | 138 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 12 000 | – | – | 12 000 |
LV | Infrastructuurfonds | 1 354 217 | – | 25 363 | 1 328 854 |
XIII | Economische Zaken | 2 292 831 | 611 294 | 358 900 | 2 545 225 |
XIV | Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit | 281 565 | 75 760 | 17 583 | 339 742 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 7 057 797 | 990 300 | 86 459 | 7 961 638 |
Totaal garanties op kredieten | 14 057 787 | 1 958 229 | 748 144 | 15 267 872 | |
Hoofdstuk | Garantie op deelnemingen | ||||
V | Buitenlandse Zaken | 119 338 | – | – | 119 338 |
IXb | Financiën | 11 698 995 | 19 951 | 445 913 | 11 273 033 |
Totaal garanties op deelnemingen | 11 818 333 | 19 951 | 445 913 | 11 392 371 | |
Hoofdstuk | Garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico’s | ||||
VI | Justitie | 1 541 116 | 1 155 | 1 539 512 | 2 759 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 173 000 | 828 000 | 612 000 | 389 000 |
IXb | Financiën | 25 960 308 | 3 131 000 | 4 460 308 | 24 631 000 |
XII | Verkeer en Waterstaat | 1 700 000 | – | 200 000 | 1 500 000 |
XIII | Economische Zaken | 142 669 | 6 005 | 26 611 | 122 063 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn en Sport | – | – | – | – |
LIX | BTW-compensatiefonds | 300 000 | 100 000 | – | 400 000 |
Totaal garanties op moeilijk/niet te verzekeren risico’s | 29 817 093 | 4 066 160 | 6 838 431 | 27 044 822 | |
Hoofdstuk | Overige garanties (o.a. liquiditeits- of exploitatiegarantie) | ||||
V | Buitenlandse Zaken | 8 732 | – | 1 521 | 7 211 |
VIII | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen | 87 875 | – | 36 838 | 51 037 |
IXb | Financiën | 10 842 898 | 34 | 619 780 | 10 223 152 |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | 510 700 | 4 500 | 155 500 | 359 700 |
XIII | Economische Zaken | 203 200 | – | – | 203 200 |
Totaal overige garanties | 11 653 405 | 4 534 | 813 639 | 10 844 300 | |
Totaal generaal garanties | 67 346 618 | 6 048 874 | 8 846 127 | 64 549 365 | |
Totaal generaal garanties in % BBP | 13% | 12% |
Tabel Uitgaven en ontvangsten in 2005 en 2006 op de door de Staat verstrekte garanties (x 1 000 euro) | |||||
Hoofdstuk | Departement | Uitgaven 2005 | Ontvangsten 2005 | Uitgaven 2006 | Ontvangsten 2006 |
IV | Koninkrijksrelaties | – | – | – | – |
V | Buitenlandse Zaken | 8 445 | 50 | 6 107 | 5 690 |
VI | Justitie | 701 | – | 316 | – |
IXb | Financiën | 37 793 | 582 055 | 16 385 | 983 834 |
X | Defensie | – | – | – | – |
XI | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer | – | – | – | – |
XII | Verkeer en Waterstaat | – | 4 200 | – | 1 288 |
XIII | Economische Zaken | 38 589 | 34 215 | 29 570 | 33 294 |
XVI | Volksgezondheid, Welzijn, Sport | 23 303 | – | – | – |
Totaal Generaal | 108 831 | 620 520 | 52 378 | 1 024 106 |
Een garantie wordt omschreven als een voorwaardelijke financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.
Kredietgarantie: garantie op rente- en aflossingverplichtingen (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
(Her-)verzekering: garantie op moeilijk/niet te verzekeren risico’s (risico gemaximeerd per gebeurtenis).
Garantie voor deelnemingen: garantie op vol- of bijstorten aandelenkapitaal (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Overig, exploitatiegarantie: garantie op minimum van exploitatieniveau (risico gemaximeerd per jaar).
Overig, liquiditeitsgarantie: garantie op minimum van liquiditeitsniveau (risico gemaximeerd voor totaalbedrag).
Betreffen schade-uitkeringen op afgegeven garanties.
Betreffen zowel ontvangen premies of provisies e.d. als op derden verhaalde (schade)uitkeringen.
Bijlage 4. De belasting- en premieontvangsten in 2006
De belasting en premieontvangsten zijn op EMU-basis 2006 uitgekomen op 199,3 miljard euro. Dat is 7,6 miljard hoger dan geraamd tijdens de ontwerpbegroting. Onderstaande tabel toont de raming en de realisatie per belastingsoort.
Ontwerpbegroting | FJR 2006 | Verschil | |
1. Kostprijsverhogende belastingen | 63 858 | 67 667 | 3 809 |
Invoerrechten | 1 668 | 1 917 | 249 |
Omzetbelasting | 37 116 | 39 918 | 2 802 |
Belasting op personenauto’s en motorrijwielen | 3 441 | 3 436 | – 5 |
Accijnzen | 9 607 | 9 717 | 110 |
– Accijns van lichte olie | 3 886 | 3 884 | – 2 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 2 662 | 2 770 | 108 |
– Tabaksaccijns | 2 126 | 2 175 | 49 |
– Alcoholaccijns | 370 | 326 | – 44 |
– Bieraccijns | 318 | 319 | 1 |
– Wijnaccijns | 245 | 243 | – 2 |
Belastingen van rechtsverkeer | 4 857 | 5 341 | 484 |
– Overdrachtsbelasting | 4 057 | 4 424 | 367 |
– Assurantiebelasting | 772 | 793 | 21 |
– Kapitaalsbelasting | 28 | 124 | 96 |
Motorrijtuigenbelasting | 2 709 | 2 635 | – 74 |
Belastingen op een milieugrondslag | 4 195 | 4 439 | 244 |
– Grondwaterbelasting | 169 | 169 | 0 |
– Afvalstoffenbelasting | 87 | 177 | 90 |
– Regulerende energiebelasting | 3 810 | 3 975 | 165 |
– Waterbelasting | 122 | 112 | – 10 |
– Brandstoffenheffingen | 7 | 6 | – 1 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 149 | 153 | 4 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 117 | 111 | – 6 |
2. Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 51 234 | 59 215 | 7 981 |
Inkomstenbelasting kas | 429 | 3 517 | 3 088 |
Loonbelasting kas | 29 644 | 31 536 | 1 892 |
Dividendbelasting | 3 920 | 4 226 | 306 |
Kansspelbelasting | 178 | 225 | 47 |
Vennootschapsbelasting | 15 455 | 17 907 | 2 452 |
– Gassector kas | 1 700 | 1 950 | 250 |
– Niet-gassector kas | 13 755 | 15 957 | 2 202 |
Vermogensbelasting | 0 | – 6 | – 6 |
Successierechten | 1 609 | 1 810 | 201 |
3. Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | – 19 | – 38 | – 19 |
4. (=1 t/m 3) Totaal belastingen op kasbasis | 115 073 | 126 844 | 11 771 |
5. KTV belastingen (aansluting naar EMU-basis) | 413 | 397 | – 16 |
6. Premies volksverzekeringen op kasbasis | 35 823 | 33 105 | – 2 718 |
7. KTV premies vvz (aansluiting naar EMU-basis) | – 156 | – 458 | – 302 |
8. Premies werknemersverzekeringen op EMU-basis | 40 588 | 39 432 | – 1 156 |
9. (4 t/m 7) Totaal belastingen en premies EMU-basis | 191 740 | 199 320 | 7 580 |
Naast de hiervoor gepresenteerde bijlagen is er nog een aantal aanvullende bijlagen beschikbaar.
U vindt deze bijlagen en uiteraard het integrale Financiële Jaarverslag van het Rijk via de link www.minfin.nl/fjr2006. Tevens liggen deze bijlagen ter inzage bij het Centraal Informatie Punt (CIP) van de Tweede Kamer.
1. Budgettaire kerngegevens
2. De uitgaven en niet-belastingontvangsten
3. De belasting- en premieontvangsten
4. EMU-saldo, EMU-schuld, sociale fondsen en financieringsbehoefte
5. Belastinguitgaven
6. Monitor ombuigingen/intensiveringen
7. Administratieve lastenreductie voor het bedrijfsleven
8. Verticale Toelichting
Overzicht garanties
Lijst van gebruikte termen en hun betekenis
Fonds waarin de, voor de toekomstige AOW-uitgaven geoormerkte schuldreductie wordt bijgehouden. Hiertoe vinden vanaf 1997 stortingen in het fonds plaats en over de als geheel ten gunste van het fonds geboekte bedragen wordt jaarlijks rente bijgeboekt. Het fonds maakt deel uit van de collectieve sector.
Het totaal van de personeelsuitgaven en materiële uitgaven.
Conjuncturele schommelingen in de collectieve inkomsten (en uitgaven) resulteren niet in een beleidsreactie, maar lopen in het begrotingssaldo. Bij versnelling van de conjunctuur nemen de belasting- en premie-inkomsten toe en de uitgaven voor werkloosheid af. Hierdoor neemt het begrotingssaldo toe. Bij vertraging van de conjunctuur treedt het omgekeerde op. Automatische stabilisatoren hebben daarmee een dempende invloed op de intensiteit van de conjuncturele uitslagen.
In een baten-lastenstelsel worden uitgaven en ontvangsten toegerekend aan het tijdvak waarin het verbruik van goederen en diensten plaatsvindt en de baten ontstaan. Dit stelsel maakt het mogelijk om de kosten en opbrengsten af te leiden uit de administratie.
Overheidsuitgaven in de vorm van derving of uitstel van belastingontvangsten, voortvloeiend uit een voorziening in de wet voorzover die voorziening niet in overeenstemming is met de primaire heffingsstructuur van de wet.
Verhogingen van collectieve uitgaven en/of verlagingen van ontvangsten ten opzichte van de begroting en/of de meerjarencijfers, waaraan een beleidsbeslissing ten grondslag ligt. Deze term wordt meestal beperkt tot beleidsmatige mutaties in de netto-uitgaven. Een beleidsmatige verlaging van de belastingontvangsten wordt doorgaans aangeduid met de term lastenverlichting.
Bruto Binnenlands Product (BBP)
De som van de beloningen van de productiefactoren in het Nederlandse productieproces, plus het saldo van de indirecte belastingen en kostprijsverlagende subsidies.
Het BNP is de som van alle bruto toegevoegde waarde voortgebracht door alle sectoren in een land in een jaar tijd. Ook is rekening gehouden met het saldo van de primaire inkomens ontvangen en betaald aan het buitenland.
Cluster van uitgaven die voor de regels budgetdiscipline op identieke wijze worden behandeld. Er zijn drie budgetdisciplinesectoren: Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorgsector.
De post Consolidatie wordt gebruikt voor het corrigeren van de Rijksbegroting voor dubbeltellingen als gevolg van het bruto-boeken van onderlinge betalingen. Het bruto-boeken houdt in dat zowel het departement dat de feitelijke betaling verricht, als het departement dat bijdraagt, de uitgaven in de begroting opneemt. Het ontvangende departement raamt de te ontvangen bijdragen ook aan de ontvangstenkant van de begroting. Dit geldt ook voor bijdragen van een departement aan een agentschap. Hierdoor wordt het rekenkundige niveau van de totale rijksuitgaven en rijksontvangsten hoger dan het feitelijke niveau. Door middel van de post Consolidatie wordt hiervoor gecorrigeerd.
Het looninkomen per werknemer als direct gevolg van de afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten (CAO) in de private sector en van arbeidsvoorwaardenafspraken met overheidspersoneel.
Dienst die een baten-lastenstelsel voert
Een dienst die een baten-lastenstelsel voert is een onderdeel van een ministerie waarvoor een afgezonderd en afwijkend beheer wordt gevoerd, met als doel een doelmatiger beheer te realiseren. Diensten die een baten-lastenstelsel voeren hebben een eigen begroting en staan los van de begrotingsadministratie van het moederministerie. Een dienst die een baten-lastenstelsel voert valt onder de ministeriële verantwoordelijkheid.
Fonds waaruit uitgaven gedaan worden voor de bewaking en de bestrijding van dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. De middelen ter financiering van de uitgaven zijn afkomstig van de EU, de productschappen en het Rijk (minsterie van LNV).
Economische en Monetaire Unie (EMU)
De in het Verdrag van Maastricht geregelde unie tussen EU-lidstaten. De derde fase die op 1 januari 1999 van start is gegaan, kenmerkt zich door onherroepelijk vastgelegde wisselkoersen, volledig vrij kapitaalverkeer en girale invoering van de gemeenschappelijke munt, de euro. De euro is per 1 januari 2002 ook chartaal ingevoerd. In de EMU is de Europese Centrale Bank verantwoordelijk voor het gemeenschappelijke monetaire beleid dat wordt gevoerd door het Europees Stelsel van Centrale Banken. Tevens vindt binnen de EMU coördinatie van het economisch beleid plaats.
Voorziening in de regels budgetdiscipline die inhoudt dat het is toegestaan om binnen een begroting tot maximaal 1,0 procent van het (gecorrigeerde) begrotingstotaal aan gelden tussen opeenvolgende jaren te schuiven. Op deze wijze kan het ondoelmatig besteden van begrotingsgelden worden beperkt.
Het EMU-saldo heeft betrekking op het vorderingensaldo van de sector Overheid op transactiebasis. Het vorderingensaldo geeft de mutatie in het saldo van de financiële activa en passiva van de collectieve sector weer. Omdat het EMU-saldo betrekking heeft op de totale collectieve sector, is niet alleen het vorderingensaldo van het Rijk van belang, maar ook de vorderingensaldi van de sociale fondsen en de lokale overheid.
Het totaal van de uitstaande leningen ten laste van de gehele collectieve sector. Dit is de optelsom van de uitstaande leningen ten laste van het Rijk, de sociale fondsen en de lokale overheid, minus de onderlinge schuldverhoudingen van deze drie subsectoren. De EMU-schuld is een bruto-schuldbegrip.
Bij bepaling van de EMU-schuldquote wordt de EMU-schuld uitgedrukt in procenten van het BBP.
Europees Systeem van nationale en regionale Rekeningen (ESR)
Het ESR is een internationaal vergelijkbaar boekhoudkundig raamwerk voor een systematische en uitvoerige beschrijving van een totale economie, de elementen waaruit deze economie is opgebouwd en haar betrekkingen met andere economieën. Het ESR is gericht op de omstandigheden en informatiebehoeften in de Europese Unie.
Het saldo van de relevante uitgaven en ontvangsten, minus de mutatie van de derdenrekeningen.
Fonds Economische Structuurversterking (FES)
Het FES wordt gevoed met een deel van de gasbaten, alsmede met de rentevrijval (na dividendderving) samenhangend met de ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen, en eventueel opbrengsten van veilingen van etherfrequenties. De middelen uit het FES worden gereserveerd voor investeringsprojecten van nationaal belang die de economische structuur versterken. Het betreft een verdeelfonds; vanuit het fonds worden bijdragen toegekend aan andere begrotingen van het Rijk.
Definitie van het BBP zoals door alle EU landen wordt gehanteerd.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de gemeenten, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven, word het accres genoemd.
Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)
De middelen voor het buitenlandse beleid worden verantwoord op verschillende begrotingen. Om de samenhang van het buitenlandse beleid te versterken, zijn de financiële middelen hiertoe gebundeld onder de HGIS. Op deze manier wordt de omvang van de beschikbare middelen duidelijk gemaakt en kan een integrale afweging plaatsvinden omtrent de inzet van deze middelen.
Het uitgavenkader waaraan bij de begrotingsvoorbereiding en -uitvoering de uitgavenvoornemens en -ontwikkeling worden getoetst. Er zijn ijklijnen voor de sectoren Rijksbegroting in enge zin, Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en Zorg.
Fonds waarin de middelen die voorheen op de begrotingen van Verkeer en Waterstaat, het Rijkswegenfonds en het Mobiliteitsfonds beschikbaar waren voor de uitgaven aan de weg-, water- en railinfrastructuur, zijn samengevoegd. Tevens worden uit dit fonds uitgaven in het kader van de Investeringsimpuls 1994–1998 gedaan. De middelen hiervoor zijn afkomstig uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES).
Interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO)
De evaluatie van beleidsterreinen en ontwikkeling van beleidsvarianten volgens een door de regering vastgestelde interdepartementale procedure. Deze procedure voorziet onder meer in de totstandkoming van openbare rapportages.
Besparingen (verliezen) die in de uitgaven van een bepaalde regeling kunnen optreden ten gevolge van beleidsintensiveringen (ombuigingen) in een andere regeling. Bijvoorbeeld: het intensiveren ven de arbeidsmarktmaatregelen kan leiden tot grotere uitstroom of minder instroom in de werkeloosheidsregelingen.
Lastenverlichting (en -verzwaring)
Een verlaging (verhoging) van belastingtarieven dan wel verruiming (beperking) van fiscale aftrekmogelijkheden of een verlaging (verhoging) van de tarieven van de socialeverzekeringspremies.
Een budgettaire faciliteit waarvan dienstonderdelen van het Rijk die een baten-lastenstelsel voeren gebruik kunnen maken; zij kunnen bij de minister van Financiën geldmiddelen lenen om investeringen te plegen, dan wel rentedragend geld uitzetten.
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van loonstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Arbeidsvoorwaarden.
De Nationale Rekeningen is het statistische systeem waarmee de Nederlandse economie in kaart wordt gebracht. Ook wel de Nationale Boekhouding genoemd.
Netto-uitgaven Rijksbegroting in enge zin
Relevante uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting exclusief de uitgaven en niet-belastingontvangsten van de Rijksbegroting die tot de sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid dan wel tot de sector Zorg worden gerekend. Tevens worden de relevante uitgaven gecorrigeerd voor enkele incidentele posten.
Netto-uitgaven Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid
De budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid omvat de sociale zekerheid op de Rijksbegroting, alsmede de uitgaven van de sociale fondsen. Voor de sociale fondsen is het totaal van uitkeringen en administratiekosten relevant. Het bovenwettelijke gedeelte blijft buiten beschouwing.
De uitgaven die tot het Budgettair Kader Zorg (BKZ) worden gerekend. Het BKZ omvat de via de AWBZ, ZFW en particuliere verzekeraars (voorzover betrekking hebbend op de particulier verzekerde voorzieningen die ook in het ZFW-verzekerde pakket zijn opgenomen) gefinancierde netto-uitgaven. Bij het collectief gefinancierde deel van het BKZ worden de via de particuliere verzekeraars gefinancierde uitgaven niet meegenomen, met uitzondering van de via de omslagbijdrage WTZ gefinancierde uitgaven.
Alle begrotingsontvangsten van het Rijk die niet tot de belastingen worden gerekend. Het betreft een zeer heterogene groep. Het gaat daarbij vooral om ontvangsten die samenhangen met verleende overheidsdiensten en kredietverlening door het Rijk, sommige ontvangsten die als collectieve lasten worden aangemerkt, de gasbaten (exclusief vennootschapsbelasting) en incidentele ontvangsten uit de verkoop van staatsdeelnemingen.
Tegemoetkoming voor de extra uitgaven van ministeries ten gevolge van prijsstijgingen. Deze middelen worden gereserveerd op de aanvullende post Prijsbijstelling.
De mate waarin de belastinginkomsten afhankelijk zijn van de ontwikkeling van de economische groei.
Fonds waaruit jaarlijks (algemene) uitkeringen worden gedaan aan de provincies, ter dekking van een deel van hun uitgaven. De jaarlijkse groei van het fonds op basis van de ontwikkeling van de nettogecorrigeerde rijksuitgaven, wordt het accres genoemd.
Rechtspersoon met een Wettelijke Taak (RWT)
Rechtspersonen met een Wettelijke Taak worden geheel of gedeeltelijk met publiek geld bekostigd en oefenen een wettelijke taak uit. RWT’s kunnen tevens zelfstandig bestuursorgaan (ZBO) zijn, maar er bestaan ook RWT’s die geen ZBO zijn en ZBO’s die geen RWT zijn.
Fondsen waaruit uitkeringen en voorzieningen worden verstrekt krachtens socialeverzekeringswetten. De financiering vindt voor het overgrote deel plaats via sociale premies en rijksbijdragen.
Een balans waarin de grootte en de samenstelling van het staatsvermogen wordt weergegeven.
Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording (VBTB)
Project om te komen tot een duidelijke koppeling tussen beleid, prestaties en geld, met als belangrijkste doel vergroting van de informatiewaarde en toegankelijkheid van de begroting en het jaarverslag. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de zogenoemde WWW-vragen en HHH-vragen.
Ten tijde van de Miljoenennota voorziene uitkomsten van de begrotingsuitvoering van het lopende jaar.
Tussentijds overzicht van de lopende begrotingsuitvoering, waarin wordt aangegeven welke wijzigingen optreden ten opzichte van de Ontwerpbegroting. De Voorjaarsnota moet uiterlijk op 1 juni van het lopende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
De laatste budgettaire nota over de voorlopige realisatie van de begroting van het voorgaande jaar. De Voorlopige Rekening moet uiterlijk op 1 maart van het opvolgende begrotingsjaar bij de Staten-Generaal worden ingediend.
Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO)
Orgaan waaraan de uitoefening van een wettelijke taak is opgedragen, zonder dat er sprake is van (volledige) ondergeschiktheid aan de minister, en die voor de uitoefening van de taak uit collectieve middelen (rijksbijdragen en heffingen) worden gefinancierd.
AOW | Algemene Ouderdomswet |
AWBZ | Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BIRK | Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit |
BKZ | Budgettair Kader Zorg |
BNI | Bruto Nationaal Inkomen |
BTW | Belasting Toegevoegde Waarde |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CBS | Centraal Bureau voor de Statistiek |
CPB | Centraal Plan Bureau |
CWI | Centrum voor Werk en Inkomen |
DigiD | Digitale Identiteit |
DJI | Dienst Justitiële Inrichtingen |
DNB | De Nederlandsche Bank |
DSI | Dienst Speciale Interventies |
DTC | Dutch Treasury Certificate |
EBN | Energie Beheer Nederland |
EHS | Ecologische Hoofdstructuur |
EMU | Economische en Monetaire Unie |
ESR | Europees Stelsel van nationale en regionale Rekeningen |
EU | Europese Unie |
EZ | Economische Zaken |
FIN | Financiën |
Fte | Full time equivalent |
FWI | Fonds Werk en Inkomen |
gf | gemeentefonds |
GOB | Gemeenschappelijk Ontwikkelingbedrijf |
HgLS | Homogene groep Internatonale Samenwerking |
HIV/AIDS | Humaan Immunodeficiëntie Virus/Acquired Immune Deficiency Syndrome |
HSL | Hogesnelheidslijn |
ILG | Investeringsbudget Landelijk Gebied |
IOM | Internationale Organisatie voor Migratie |
ISAF | International Security Assistance Force |
IVA | Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten |
IVO | Incidenteel Versnelde Ontslagen |
Just | Justitie |
KTV | Kas Trans Verschil |
LNV | Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit |
MEP | Milieukwaliteit Elektriciteit Productie |
MKB | Midden en Klein Bedrijf |
MN | Miljoenennota |
MVV | Machtiging Voorlopig Verblijf |
NAVO | Noord-Atlantische Verdragsorganisatie |
NGO | Niet-gouvernementele organisatie |
NS | Nederlandse Spoorwegen |
NSL | Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit |
NZa | Nederlandse Zorgautoriteit |
OCW | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
OM | Openbaar Ministerie |
OS | Ontwikkelingssamenwerking |
OZB | Onroerende- zaakbelastingen |
PABO | Opleiding Leraar Basis Onderwijs |
pf | provinciefonds |
PKB | Planologische Kernbeslissing |
pNB | prijsontwikkeling Nationale Bestedingen |
PVNA | Plan Veiligheid Nederlandse Antillen |
RPE | Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie |
RBG | Rijksbegroting |
SENO | Stichting Economische Samenwerking Nederland Opkomende markten |
SZA | Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid |
S&O | Speur en Ontwikkelingswerk |
TBS | Terbeschikkingstelling |
Unicef | United Nations Children’s Fund |
UWV | Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen |
VBTB | Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording |
Vpb | Vennootschapsbelasting |
VROM | Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VUT | Vervroegde Uittreding |
VVZ | Volksverzekeringen |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
V&W | Verkeer en Waterstaat |
WAO | Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering |
WAZO | Wet Arbeid en Zorg |
WBSO | Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk |
WGA | Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten |
WIA | Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen |
WIB | Wet Inburgering in het Buitenland |
WMO | Wet Maatschappelijke Ondersteuning |
WW | Werkloosheidswet |
WWB | Wet Werk en Bijstand |
ZAT | Zorgadviesteams |
ZM | Zittende Magistratuur |
ZSM | Zichtbaar, Slim en Meetbaar |
ZVW | Zorgverzekeringswet |
Administratieve lasten 10, 11, 13, 22, 24, 45, 67
Administratieve lastenverlichting 10
Algemene Rekenkamer 42, 45
Anders Betalen voor Mobiliteit 21
Arbeidsmarkt 7, 10, 11, 12, 27, 29, 30, 34, 68, 69, 70, 73
Arbeidsongeschikten 11, 72
Arbeidsongeschiktheid 11, 30, 73
Arbeidsparticipatie 11, 12, 29
Asielinstroom 17
Asiel 17, 34
Auditdienst 42
Auditfunctie 45
Automatisering 43, 54
AWBZ 15, 16, 35, 70, 72
BBP 13, 27, 28, 30, 31, 32, 38, 39, 40, 41, 68, 69, 72
Bedrijfsvoering 42, 43
Bedrijfsvoeringsparagraaf 42, 43
Begrotingskader 24
Belastingdienst 23, 37, 43
Beleidsdoelstellingen 10, 42
Beleidsdoorlichtingen 46
Beleidsdoorlichting 46
Beloningsbeleid 11
Bijstandsuitkeringen 30
Budget Investeren Ruimtelijke Kwaliteit 18
Bureaucratiebenchmark 12, 13
Burgerforum Kiesstelsel 22
CBS 27, 33, 72
Code Tabaksblat 10, 11
Concurrentiekracht 10
Concurrentiepositie 10, 20, 28
Concurrentie 16, 36
Consumentenautoriteit 10
Consumentenrecht 10
Consumentenvertrouwen 27, 30
Consumptie 29, 37, 38
Contractloonontwikkeling 28
Contractloonstijging 37, 38
Controledruk 44, 45
Criminaliteit 14, 15, 23
Crisisbeheersing 14, 15, 24, 25
Democratische vernieuwing 22
Dienstenrichtlijn 24
DigiD 22, 72
Dividenden 33
Ecologische Hoofdstructuur 20, 72
Economische groei 19, 20, 24, 29, 38, 70
EHS 19, 20, 72
Elektronische overheid zorgt 22
EMU-saldo 7, 8, 30, 31, 32, 37, 39, 40, 41, 67, 69
EMU-tekort 30, 31, 39
EU-fondsen 43, 45
Eurogebied 28, 29
Europese regelgeving 10, 11
Europese Unie 28, 30, 33, 69, 72
Export 27, 28, 29, 34
Financieel beheer 44, 45
Gebiedsontwikkeling 18
Gebiedsontwikkelingsprojecten 18
Gebiedsontwikke- 18
Gemeenschappelijk Ontwikkelbedrijf 18
Gemeente- en Provinciefonds 33
Getrouwbeeldverklaring 42
Grieppandemie 16
Groei 18, 19, 21, 27, 28, 29, 30, 35, 37, 38, 46, 69, 70
Grondexploitatiewet 18
Herstructureringswijken 19
Hoogwaterbeschermingsprogramma 22
Huurbeleid 19
Inburgering 17, 34, 73
Incidenteel Versnelde Ontslagen 15, 72
Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA) 11
Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten (IVA) 11
Inkomsten 7, 36, 37, 38, 39, 52, 59, 66, 68, 70
Innovatie 7, 10, 12, 13, 14, 35
Innovatievouchers 13
Internationale Organisatie voor Migratie 17, 72
Investeringsbudget Landelijk Gebied 20, 72
Jeugd Terecht 15
Jeugdbeleid 16
Jeugdbescherming 15
Jeugdcriminaliteit 14, 15
Jeugdketen 16
Jeugdreclassering 15
Jeugdstrafrechtketen 14, 15
Jeugdzorg 16, 17, 33, 34
Kenniseconomie 12
Kennismigrantenregeling 14
Kennisparadox 13
Kenniswerkers 13, 14
Kinderopvang 12, 31
Kinderopvangtoeslag 43
Klimaatbeleid 19
Koopkracht 27, 29, 31
Krijgsmacht 15, 24, 25
Lastenverlichting 36, 68, 70
Lerarentekort 12
Lesgeld 31, 60
Levensloopregeling 12
Loon- en inkomstenheffing 37, 38
Luchtkwaliteitproblematiek 21
Luchtkwaliteit 19, 20, 21
Lumpsumfinanciering 13
Machtiging Voorlopig Verblijf 17, 72
Materieelbeheer 7, 43, 44
Millennium Ontwikkelingsdoelen 25
Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit 21, 73
Nationale Conventie 22
Nationale verklaring 43, 45
Nederlandse Zorgautoriteit 16, 73
Netto-positie 24
Nieuwe Sleutelprojecten 18
Nota Ruimte 18
Olieprijzen 29
Omzetbelasting 37, 38, 66
Ondernemingsbestuur 10, 11
Onderwijs 7, 12, 13, 19, 25, 33, 34, 39, 47, 48, 73
Ontwikkelingssamenwerking 7, 25
Ontwikkelingssamenwerking; 25
Ontwikkelingssamenwerking 26, 33, 73
Ontwikkelingssamenwerkingsbeleid 26
Operatie nieuw evenwicht 24
Overdrachtsbelasting 37, 38, 66
PKB Waddenzee 18
Plan Veiligheid Nederlandse Antillen 23, 73
Politiesterkte 14
Prepensioen 11
Preventie 14, 24
Probleemjongeren 14, 15
Probleemwijken 14
Progressiefactor 38, 39, 70
Project terugkeer 17
Raad voor de Kinderbescherming 15
Rampen 14, 25
Rechtmatigheid 7, 42, 43, 45
Regeling Periodiek Evaluatie 45
Re-integratie 11
Rente 31, 33, 54, 60, 68, 69, 70
Risicomanagement 42
Roetfilters 21
Ruilvoetontwikkeling 33, 35
Ruimte voor de rivier 22
Single audit 44
Single information 44
Single review 44
Smart Mix 13
Sociale Zekerheid 11
Sociale zekerheid 34
Sociale Zekerheid 68, 69, 70
Sociale zekerheid 70
Sociale Zekerheid 73
Specifieke uitkeringen 44
Spoedwet wegverbreding 21
Startersleningen 19
Subsidiariteit 24
Subsidiariteitsbeginsel 24
Subsidiariteitstoets 24
Subsidies 13, 44, 68
TBS 15, 73
Terrorisme 14, 15, 24, 25
Toelatingsbeleid 17
Uitgavenkaders 31
Uitkeringen 11, 30, 34, 44, 69, 70
Uitkering 11
VBTB-evaluatie 45, 46
Veiligheid 7, 14, 15, 19, 20, 21, 24, 25, 33, 46
Veiligheidsketen 14, 15, 23
Vennootschapsbelasting 10, 37, 38, 39, 54, 66, 70, 73
Vennootschapsbelastingtarief 10
Verkeersslachtoffers 21
Volksgezondheid 16, 47, 48, 73
Voortijdig schoolverlaten 12
Vrede 24
Waddenfonds 18
WAO 34, 73
Wateroverlast 22
WBSO 13, 73
Weginfrastructuur 20
Wereldeconomie 28
Werkgelegenheid 24, 26, 27, 28, 29, 30, 47, 48
Werkhervatting Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten (WGA) 11
Werkloosheid 11, 27, 29, 30, 31, 34, 68, 73
Wet betaalbaarheidsheffing huurwoningen 19
Wet Bevordering Speur en Ontwikkelingswerk 13
Wet inburgering buitenland 17
Wet maatschappelijke ondersteuning 15, 16
Wet Marktordening Gezondheidszorg 16
Wet modernisering huurbeleid 19
Wet op de zorgtoeslag 16
Wet ruimtelijke ordening 18
WIA 11, 34, 73
Wmo 15, 16
Woningcorporaties 19
Woningproductie 19
WWB 11, 34, 73
WW 11, 30, 34, 70, 73
Zorgadviesteams 16, 73
Zorgtoeslag 36, 43
Zorguitgaven 35, 39
Zorgverzekeringswet (ZVW) 15, 16, 29, 35, 37, 73