Ieder ministerie is zelf verantwoordelijk voor de organisatie en de kwaliteit van de eigen bedrijfsvoering. Onder bedrijfsvoering verstaan wij alle processen en instrumenten die nodig zijn om een ministerie goed te laten functioneren zoals een goed personeelsbeheer, financieel beheer en materieelbeheer. De minister verantwoordt zich over de bedrijfsvoering van zijn of haar ministerie in het departementaal jaarverslag.
Centralisatie van de bedrijfsvoering van het Rijk
In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst wordt de bedrijfsvoering van de ministeries de laatste jaren steeds meer gecentraliseerd op het niveau van de rijksoverheid als concern. Dit laat echter onverlet dat er sprake is van ministeriële verantwoordelijkheid en informatieplicht: elke minister moet kunnen aantonen dat de bedrijfsvoering van zijn of haar departement op orde is, ook als onderdelen van die bedrijfsvoering door een shared servicecentrum worden uitgevoerd.
Wij vinden het belangrijk dat de governance c.q. aansturing van de shared servicecentra goed wordt geregeld: de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de «eigenaar», de «opdrachtgever» en de «opdrachtnemer» van het shared servicecentrum dienen helder te zijn en moeten zodanig zijn gedefinieerd dat de ministeriële verantwoordelijkheden worden waargemaakt.
Systeemverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering van het Rijk
De ministers van Financiën, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en voor Wonen en Rijksdienst (WenR) hebben een systeemverantwoordelijkheid op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betekent dat zij, ieder ten aanzien van specifieke onderdelen van de bedrijfsvoering, verantwoordelijk zijn voor de organisatie en de inrichting van de bedrijfsvoering (het systeem), het toezicht op het functioneren van dit systeem en het eventueel bijsturen van het systeem. Gelet op de hiervoor genoemde ontwikkelingen is helderheid van belang over hoe ver de systeemverantwoordelijkheid van deze ministers reikt, op welke wijze zij deze willen waarmaken en of het geheel aan verantwoordelijkheden ook het gehele domein afdekt. Tevens moet daarbij duidelijk zijn waar de informatieplicht jegens de Tweede Kamer rust.
Systeemverantwoordelijkheid voor beleidsuitvoering op afstand
Steeds meer publiek geld wordt besteed door organisaties op afstand van het Rijk die wettelijke taken uitvoeren en publieke belangen behartigen (Algemene Rekenkamer, 2012b). Op grond van ons onderzoek bij rechtspersonen met een wettelijke taak (rwt’s) en zelfstandige bestuursorganen (zbo’s) concludeerden wij dat de Tweede Kamer onvoldoende informatie krijgt over het functioneren van instellingen op afstand, die € 48 miljard via de rijksbegroting ontvangen en € 85,6 miljard uit premies en tarieven. Dit betekent dat de Tweede Kamer de besteding van deze gelden onvoldoende kan controleren (Algemene Rekenkamer, 2012c).
Naar aanleiding van recente «ongelukken», zoals bij de Amarantis Onderwijsgroep (een van de grootste onderwijsinstellingen van Nederland, die in 2012 bijna ten onder ging aan een ontoereikende bedrijfsvoering) werkt de ministeriële commissie Vernieuwing Publieke Belangen op dit moment aan voorstellen voor een beter financieel beheer, verantwoording en toezicht bij (semi)publieke instellingen.