Base description which applies to whole site

1.2 Nederland in Europa en ontwikkelingen op financiële markten

Herstellen en bewaken van financiële stabiliteit eurozone topprioriteit

Het herstellen en bewaken van de financiële stabiliteit van de eurozone is een topprioriteit voor het kabinet. De Nederlandse economie wordt door zijn openheid en relatief beperkte grootte sterk beïnvloed door economische ontwikkelingen van de handelspartners van met name de lidstaten van de Europese Unie. Verreweg het grootste deel van de Nederlandse export en import gaat naar of komt uit andere Europese landen. Een sterke Europese economie heeft daarmee een directe positieve invloed op de Nederlandse economie. Mede om die reden is Nederland gebaat bij een gezonde financieel economische ontwikkeling en een stabiele budgettaire en monetaire ontwikkeling in de Europese Unie en haar lidstaten, waarbij ook de financiële stabiliteit binnen de eurozone gewaarborgd is.

De Europese schuldencrisis

De Europese schuldencrisis heeft aanleiding gegeven tot wijziging en uitbreiding van afspraken omtrent economische beleidscoördinatie (o.a. versterkt Stabiliteits- en Groeipact). Naast een versterkt raamwerk voor economische beleidscoördinatie hebben lidstaten in financiële problemen steun ontvangen uit de Europese noodfondsen en van het IMF. Griekenland is in maart 2012 een nieuw programma met het EFSF en het IMF overeengekomen en Spanje is in juli een programma voor de herkapitalisatie van de banken overeengekomen met het EFSF/ESM. Het ESM-Verdrag is in oktober 2012 in werking getreden en vanaf dat moment is het ESM het voornaamste noodfonds.

Essentiële stappen richting een toekomstbestendige muntunie

In 2012 zijn enkele essentiële en concrete stappen richting een toekomstbestendige muntunie gezet op gebieden als begrotingstoezicht en het verder ingrijpen in bevoegdheden van programmalanden. Een voorbeeld hiervan zijn de «twopack» verordeningen, die onder meer verdergaand toezicht en monitorring door de Commissie op eurolanden die zich niet aan de afspraken houden of problemen hebben met de financiële stabiliteit, mogelijk maken. In 2012 zijn de onderhandelingen over het twopack gevoerd in de Raad en tussen Raad en Europees Parlement. Dit resulteerde uiteindelijk in een politiek akkoord in februari 2013.

Daarnaast hebben de staatshoofden en regeringsleiders op 2 maart 2012 het verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de EMU ondertekend. Dit verdrag zorgt onder meer voor een verdere versterking van de handhaving van de afspraken van het Stabiliteits- en Groeipact doordat alle deelnemende eurolanden zich verplichten Commissievoorstellen en -aanbevelingen bij tekorten hoger dan 3 procent van het bbp over te nemen tenzij een gekwalificeerde meerderheid onder de lidstaten zich tegen een Commissievoorstel uitspreekt. Het Stabiliteitsverdrag is op 1 januari 2013 in werking getreden, omdat de drempelwaarde van ratificatie door minimaal 12 eurolanden die hiervoor in het verdrag is afgesproken toen was bereikt. Nederland heeft het verdrag, net als enkele andere eurolanden, nog niet geratificeerd. Zolang dit niet is gebeurd is Nederland nog niet gebonden aan de inhoud van het verdrag. Op 26 maart 2013 keurde de Tweede Kamer het Stabiliteitsverdrag goed.

Het kabinet Rutte-Asscher heeft op 30 november een visie op de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU) naar de Kamer gestuurd. Deze toekomstvisie van het kabinet op de EMU is tijdens de Europese Raad van 13–14 december 2012, waar werd gesproken over de toekomst van de EMU, actief onder de aandacht gebracht. Voorzitter van de Europese Raad Van Rompuy heeft, in samenwerking met Europese Commissievoorzitter Barroso, ECB president Draghi en toenmalig eurogroepvoorzitter Juncker, een rapport gepresenteerd over de toekomstige vormgeving van de EMU.

De Europese noodmechanismen kunnen financiële steun verstrekken aan landen in nood onder strikte beleidscondities, in samenwerking met het IMF. In 2012 hebben de lidstaten van de eurozone de ratificatie van het ESM-Verdrag voltooid; op 8 oktober 2012 is het ESM-Verdrag en daarmee het permanente noodfonds in werking getreden. Het ESM is vanaf inwerkingtreding het voornaamste noodfonds. De tijdelijke noodfondsen, EFSF en het EFSM zullen vanaf juli 2013 geen nieuwe leningen meer verstrekken. Het EFSF en EFSM zul wel na juli 2013 blijven bestaan, namelijk totdat de laatste leningen zijn afgelost.

Financiële steun aan verschillende landen

Het EFSF en EFSM hebben in 2012 financiële steun verstrekt aan Ierland, Portugal en Griekenland (Griekenland heeft geen EFSM-steun gekregen). Het ESM heeft financiële steun verleend aan Spanje in 2012. In maart 2012 is Griekenland een nieuwe leningenprogramma met het EFSF en IMF overeengekomen. Het EFSF zal in de programmaperiode 2012–2014 circa 144 miljard euro bijdragen, dit is inclusief het overgehevelde deel van het bilaterale leningenprogramma van de euro-lidstaten (Greek Loan Facility). In december 2012 heeft de Eurogroep vervolgens overeenstemming bereikt over een pakket aan maatregelen voor Griekenland waarmee het financieringsgat op de korte en middellange termijn wordt gedicht en de schuldhoudbaarheid wordt verbeterd. In dit akkoord wordt van alle betrokken partijen een bijdrage gevraagd om de schuldhoudbaarheid te herstellen.

In juni 2012 heeft Spanje een aanvraag gedaan voor steun van het EFSF/ESM voor bankenherstructurering en herkapitalisatie. Spanje heeft in 2012 in totaal 39,5 miljard euro aan steun ontvangen vanuit het ESM. Daarnaast heeft Cyprus in juni 2012 een aanvraag gedaan voor financiële steun bij de voorzitter van de Eurogroep. Na verschillende missies van de Trojka naar Cyprus en de presidentsverkiezingen in februari 2013, is de Eurogroep op 25 maart 2013 een politiek akkoord voor een leningenprogramma voor Cyprus overeengekomen. Het leningenprogramma zal een maximale omvang van 10 miljard euro hebben. Het IMF heeft aangegeven dat zij zowel technisch als financieel bereid is om bij te dragen aan een leningenprogramma voor Cyprus.

Door de introductie van het Outright Monetary Transactions (OMT) programma van de ECB, nam met name in de tweede helft van 2012 de rust op de financiële markten toe. Beleidsmatig lag in deze periode een sterke focus op structurele verbeteringen van de muntunie, waarbij speciale aandacht uitging naar het afzwakken van de negatieve wisselwerking tussen banken en overheden. Tijdens de Ecofin Raad van 12 december 2012 is overeenstemming bereikt over een Europees toezichtmechanisme voor banken. Hiermee is een eerste stap gezet naar een zogenaamde Bankenunie.

Mede dankzij de Nederlandse inzet speelt het Internationaal Monetair Fonds (IMF) een belangrijke rol bij het bestrijden van de crisis. Het IMF heeft financiële middelen beschikbaar gesteld en stelt doelstellingen gericht op macro-economische en financiële stabiliteit. Mede dankzij een tijdelijke middelenuitbreiding met 456 miljard dollar, die in april 2012 werd overeengekomen kan het IMF deze rol vervullen.

Nederland aandeelhouder Internationale Financiële Instellingen

Nederland heeft als aandeelhouder, toezicht gehouden op de financiële soliditeit van Internationale Financiële Instellingen (zoals bijvoorbeeld de Wereldbank, het IMF, de EBRD en EIB), onder andere door in te zetten op een prudente en evenwichtige portefeuille van uitstaande leningen, waarbij additionaliteit ten opzichte van de markt en selectiviteit leidende principes zijn. In de discussie rondom de kapitaalverhoging van de Europese Investeringsbank (EIB) is hier eveneens aandacht voor gevraagd. In 2012 is er besloten tot een verhoging van het kapitaal van de EIB met 10 miljard euro. Dit besluit maakt onderdeel uit van een breder initiatief ter ondersteuning van de groei, werkgelegenheid en concurrentiekracht in de Europese Unie. Als aandeelhouder zet Nederland ook in op een gematigd beloningsbeleid in de internationale organisaties.

Een sobere en effectieve Europese begroting

Het kabinet heeft zich in 2012 ook ingezet voor een sobere en effectieve EU-begroting. Mede dankzij de geleverde inspanningen van Nederland is de oorspronkelijke EU-begroting 2012 bevroren met daar boven op slechts een beperkte inflatiecorrectie (+1,9 procent). Deze inzet heeft niet kunnen voorkomen dat de Europese Raad in 2012 alsnog een forse aanvullende begroting heeft aangenomen. Alleen Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Zweden stemden tegen. Eveneens heeft het kabinet actief tegen een sterke stijging van de begroting 2013 gepleit. De Europese Commissie wilde deze laten stijgen met 6,9 procent ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 2012. Mede dankzij de inspanningen van Nederland is dit percentage fors naar beneden gebracht, naar +2,9 procent. Dit bleef nog onvoldoende om te kunnen instemmen. Tot slot heeft het kabinet zich in 2012 ook ingezet voor een voor Nederland gunstige afronding van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader, te weten een substantiële vermindering van de afdrachten en een moderne begroting. De onderhandelingen hebben in 2012 niet tot een akkoord geleid. In december 2012 is wel een goede basis gecreëerd voor een voor Nederland gunstige afronding in 2013. Tijdens de Europese Raad van 7 en 8 februari jl. is dankzij deze inzet dan ook alsnog een akkoord bereikt. Nederland heeft daarin wederom een korting op de afdrachten weten te bedingen van ruim 1 miljard euro.

Ontwikkelingen op financiële markten

Ook in 2012 hield de hierboven besproken Europese schuldencrisis de financiële markten in zijn greep. Hoewel de meest acute stress leek te zijn afgenomen1, bleef de onzekerheid over de balansposities van banken en het risico op plotselinge schokken bestaan. Banken bleven in sterke mate afhankelijk van financiering door centrale banken en verdere opschoning en versterking van de bankbalansen was en is een belangrijk thema om het vertrouwen van de markten te versterken.

Hoewel de Nederlandse banken in de afgelopen jaren een aanzienlijk deel van de winst hebben ingehouden, is hun kapitaalratio slechts langzaam toegenomen. Dit komt ondermeer door de verslechterde economische situatie en de daarmee gepaard gaande oplopende kredietverliezen, die de winst onder druk zetten. Een verdere versterking van de kapitaalbuffers is dan ook van groot belang voor de Nederlandse bankensector, temeer omdat deze sterk afhankelijk is van marktfinanciering.

Nationalisatie SNS niet afwendbaar

De fragiele financiële positie van de SNS REAAL groep had gedurende 2012 de volle aandacht van zowel De Nederlandsche Bank (DNB) als het ministerie van Financiën. In december 2011 toen aannemelijk werd dat de geconstateerde problemen mogelijk niet op volledig private wijze opgelost konden worden, hebben DNB en het ministerie van Financiën een gezamenlijke werkgroep geformeerd om verschillende scenario’s ten aanzien van SNS REAAL te analyseren. De opties die de revue zijn gepasseerd, bevonden zich in een spectrum van volledig private naar publiek-private en volledig publieke opties. Ook de optie van een faillissement en de gevolgen ervan zijn in kaart gebracht, maar werd gezien de gevaren voor de stabiliteit van het Nederlandse financiële stelsel absoluut onwenselijk geacht. Uiteindelijk bleek geen van de alternatieven haalbaar te zijn en werd nationalisatie van SNS REAAL op 1 februari 2013 noodzakelijk.

Interventies noodzakelijk, maar niet zonder risico.

Sinds het uitbreken van de kredietcrisis in 2008 heeft de staat op meerdere momenten noodgedwongen moeten interveniëren op de financiële markten. Met deze interventies wordt de financiële stabiliteit geborgd. Tegelijkertijd zijn aan de maatregelen directe kosten en opbrengsten verbonden. Bij de begrotingsregels is besloten om deze stromen buiten het kader te houden. Over de periode 2008 tot en met 2012 bedroeg het directe resultaat op interventies, voor zover gepleegd in de bancaire sector, cumulatief circa 189 miljoen euro positief. Dit is inclusief de recente afboeking van de core-tier-1 securities van SNS Reaal N.V. ter waarde van 565 miljoen euro, die plaatsvond in het kader van de nationalisatie. In het departementaal jaarverslag (IXB) wordt deze afboeking – uit hoofde van inzicht – alvast verantwoord in 2012, ofschoon de feitelijke handeling pas in 2013 plaatsvond en ook voor dat jaar saldorelevant is. De diverse maatregelen zijn niet zonder risico. In totaal heeft de Staat per einde 2012 nog voor 46 miljard euro aan activa en voor 18 miljard euro aan garanties op de bancaire sector uitstaan. Wanneer de Staat dit bedrag niet volledig terugverdient (bijvoorbeeld wanneer garanties worden ingeroepen) wordt het resultaat logischerwijs sterk beïnvloed. Tegen deze achtergrond dient bovengenoemd resultaat daarom vooral als een «tussenstand» te worden geïnterpreteerd.

Licence