Base description which applies to whole site

2.3 Ontwikkeling van de uitgaven

In Nederland spreken we bij de start van een kabinetsperiode een jaarlijks maximum aan uitgaven af, het zogenoemde uitgavenkader, waaronder het grootste gedeelte van de uitgaven van het Rijk valt. Het uitgavenkader bestaat uit drie deelkaders: het kader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), het kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (SZA) en het Budgettair Kader Zorg (BKZ). In deze paragraaf worden de uitgaven uit 2015 vergeleken met het voor 2015 geldende uitgavenkader.

Box 2.6 Systematiek EU-afdrachten

Als onderdeel van het lidmaatschap van de Europese Unie (EU) zijn de lidstaten verplicht om jaarlijks een bijdrage te leveren aan de Europese begroting.

De omvang van de Nederlandse afdrachten is in de eerste plaats gebaseerd op de totale uitgaven van de EU. De begroting van de EU mag geen overschot of tekort laten zien, en daarom moeten de afdrachten van alle lidstaten samen de uitgaven uit de EU-begroting dekken. De afdrachten van de EU bestaan uit drie categorieën: de invoerrechten (ook wel traditionele eigen middelen genoemd), de btw-afdracht en de afdracht op basis van het bruto nationaal inkomen (bni).

De invoerrechten bestaan uit importheffingen die door de EU zijn vastgesteld, maar geheven worden door de douanes van de lidstaten. De lidstaten maken opbrengsten (minus een onkostenvergoeding) in zijn geheel over aan de Europese Commissie. De btw-afdrachten worden vastgesteld op basis van een vast percentage (0,3 procent) van de btw-grondslag in elke lidstaat. Omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren, wordt de btw-grondslag met een gewogen gemiddeld btw-tarief vastgesteld. Deze twee afdrachten zijn onafhankelijk van elkaar en ook onafhankelijk van de omvang van de Europese begroting.

De bni-afdracht is het sluitstuk van de begroting, en wordt zodanig vastgesteld dat de Europese begroting als geheel sluitend is. Als sluitstuk van de begroting is de bni-afdracht afhankelijk van alle andere elementen van de Europese begroting. Als de uitgaven uit de EU-begroting in omvang toenemen, stijgt de bni-afdracht en vice versa. Als de invoerrechtenheffing of de btw-heffing (van alle lidstaten gezamenlijk) hoger uitvalt, daalt de bni-afdracht en vice versa. Verder is ook de nationale bni-afdracht afhankelijk van de bni-afdrachten van andere lidstaten. Als de economie van Nederland sneller groeit dan het EU-gemiddelde, neemt de bni-afdracht van Nederland iets toe, en van landen die langzamer groeien dan het EU-gemiddelde neemt de afdracht iets af.

Kortingen

Een aantal landen (Denemarken, Duitsland, Nederland, Oostenrijk, Zweden, het Verenigd Koninkrijk) heeft kortingen bedongen op de afdrachten, die de netto-betalerspositie van die landen beperken. Voor Nederland heeft die korting drie elementen: een lager afdrachtspercentage voor de btw-afdracht (0,15 procent in plaats van 0,3 procent), een lump-sum korting op de jaarlijkse afdracht van 695 miljoen euro (prijzen 2011) en een korting van 75 procent op de bijdrage die de lidstaten leveren op de financiering van de korting van het Verenigd Koninkrijk.

Binnenlands proces

De Nederlandse afdrachten voor de EU-begroting worden geraamd en verantwoord op de begroting van het Ministerie van Buitenlandse Zaken; de bruto afdrachten op artikel 3.1 en de onkostenvergoeding op artikel 3.10. In het Jaarverslag van het Ministerie van Buitenlandse Zaken is bij de genoemde artikelen een overzicht opgenomen van alle mutaties in de raming van de Nederlandse afdrachten, leidend tot de gerealiseerde omvang daarvan.

Tabel 2.3.1 Kadertoetsing totaalkader 2015 (in miljard euro, «–» = onderschrijding)
 

MN 2015

FJR 2015

Verschil

Rijksbegroting in enge zin

     

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

107,0

105,9

– 1,1

Uitgavenniveau

106,3

107,0

0,6

Over-/onderschrijding

– 0,7

1,0

1,7

       

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid

     

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

77,1

76,3

– 0,8

Uitgavenniveau

77,0

75,4

– 1,6

Over-/onderschrijding

– 0,1

– 0,9

– 0,8

       

Budgettair Kader Zorg

     

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

66,4

65,7

– 0,7

Uitgavenniveau

66,4

65,1

– 1,2

Over-/onderschrijding

– 0,1

– 0,6

– 0,5

       

Totale uitgavenkader

     

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

250,6

248,0

– 2,6

Uitgavenniveau

249,7

247,5

– 2,2

Over-/onderschrijding

– 0,9

– 0,5

0,4

Het kabinet heeft het uitgavenkader voor 2015 bepaald op in totaal 248,0 miljard euro. Uiteindelijk is het kabinet daar 0,5 miljard euro onder gebleven. Dit kwam door onderschrijdingen bij de deelkaders Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid en het Budgettair Kader Zorg van in totaal 1,5 miljard euro, zoals tabel 2.3.1 toont. Het deelkader Rijksbegroting in enge zin – het deelkader voor uitgaven die niet gerelateerd zijn aan de zorg en sociale zekerheid – zet daar een overschrijding 1,0 miljard euro tegenover.

Licence