In 2018 is het eindrapport van de Adviescommissie Verslaggevingsstelsel Rijksoverheid aangeboden aan het kabinet.32 In dit eindrapport is onderzoek gedaan naar de voor- en nadelen van het toevoegen van baten-lasteninformatie aan het huidige verslaggevingsstelsel van de Rijksoverheid. De adviescommissie concludeerde dat het verslaggevingsstelsel over het algemeen voldoende functioneert. Als reactie op het eindrapport heeft de minister van Financiën in zijn brief33 aangegeven dat in de periode van 2018-2021 wordt onderzocht hoe het verslaggevingsstelsel kan worden verbeterd en geharmoniseerd. Dit onderzoek is inmiddels afgesloten met een eindevaluatie met concrete verbetervoorstellen.
Het stelsel is geëvalueerd in de tweede helft van 2021 en het eerste kwartaal van 2022. De centrale vraag van de eindevaluatie was dus hoe het verslaggevingsstelsel van de Rijksoverheid kan worden verbeterd en geharmoniseerd.34 Hierbij is met name gekeken naar de financiële informatie(voorziening) van de Rijksoverheid en de informatiebehoefte van twee belangrijke gebruikersgroepen: het parlement en de gebruikers binnen de Rijksoverheid zelf.35 Ook is gekeken naar de meest relevante nationale en internationale ontwikkelingen van het verslaggevingsstelsel. Verder is aandacht besteed aan de besluitvorming rondom investeringen, begrotingsinstrumenten en harmonisatie van financiële informatie.
Verbetervoorstellen
Uit de evaluatie zijn twee voorstellen gekomen die de informatie(voorziening) kunnen verbeteren. Het eerste verbetervoorstel betreft de informatie(voorziening) op het gebied van (toekomstige) financiële risico’s. De resultaten uit dit verbetervoorstel worden in deze paragraaf toegelicht. Het tweede verbetervoorstel betreft de informatie(voorziening) op het gebied van investeringsprojecten en bezittingen. Dit verbetervoorstel wordt uitgewerkt in samenspraak met lopende ontwikkelingen bij het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Het doel van dit verbetervoorstel is om meer inzicht te krijgen in de kwaliteit van de beheersing, besturing en besluitvorming rondom investeringsprojecten binnen ministeries. Daarbij wordt onderzocht of de informatievoorziening rondom investeringsprojecten en bezittingen zoveel mogelijk binnen de financiële administratie kan worden gebracht (intracomptabel). Met dit verbetervoorstel wordt mede opvolging gegeven aan de aanbevelingen uit het rapport ‘Zicht op Rijksbezit’ van de Algemene Rekenkamer. De resultaten uit dit tweede verbetervoorstel worden volgend jaar gepubliceerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2023.
Aanpak financiële risico's (bij juridische procedures)
Het eerste verbetervoorstel uit de evaluatie van de Adviescommissie Verslaggevingsstelsel Rijksoverheid is het verbeteren van de informatie(voorziening) over (toekomstige) financiële risico’s voor gebruikers zoals het parlement en de Staat. Hierbij is gekozen om de focus in eerste instantie te leggen op financiële risico’s voortkomend uit juridische procedures.
Om scherper zicht te krijgen op (toekomstige) financiële risico’s uit juridische procedures is een interdepartementaal projectteam opgezet bestaand uit medewerkers van het Ministerie van Financiën, het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Zij hebben onderzoek gedaan naar hoe (toekomstige) financiële risico’s systematisch kunnen worden opgenomen in de verantwoordingscyclus, zodat de informatievoorziening voor gebruikers verbetert. Deze paragraaf met de uitkomsten van dit onderzoek is daarbij de eerste stap. In 2023 wordt toegewerkt naar de opname van juridische procedures die een mogelijk financieel gevolg hebben in de departementale begrotingen en/of jaarverslagen.
Scope en onderzoek
Voor dit onderzoek zijn de juridische procedures gedefinieerd als gerechtelijke procedures waarbij de Staat betrokken is en die een significante impact kunnen hebben op de financiële positie van een ministerie of de Staat. Onderscheid kan worden gemaakt tussen juridische procedures aangespannen tegen departementen (feitelijk de minister of staatssecretaris in de hoedanigheid van ‘bestuursorgaan’) en juridische procedures tegen de Staat. De eerste categorie (de bestuursrechtelijke procedures, bezwaar en beroep) vloeit direct voort uit de uitvoeringspraktijk van een bepaald departement. Juridische procedures tegen de Staat betreffen civiele procedures, meestal gericht op het verkrijgen van een schadevergoeding voor beweerdelijk onrechtmatig handelen van de Staat. De risico’s die voortvloeien uit de eerste categorie (bestuursrechtelijke procedures) gaan in de eerste plaats over bedragen die gemoeid zijn met beschikkingen. Bij civiele procedures gaat het meestal om het risico dat een schadeclaim en vergoeding van proceskosten worden toegekend (en de kosten van daarbij benodigde externe juridische bijstand, vaak die van de landsadvocaat).
Om inzicht te krijgen in mogelijke verbeteringen van de informatievoorziening zijn vier verschillende lopende procedures geanalyseerd. Het gaat om de volgende procedures waarmee de Staat of departementen te maken hebben:
• procedures die aandeel- en obligatiehouders aanspanden na de nationalisatie van SNS Reaal;
• toekomstige informatiedeling over de WOO-beroepen;
• nadeelcompensatie van Inmarsat;
• de uitspraak in de klimaatzaak Urgenda.
Naast deze casussen is de werkwijze van de private sector rondom dit type risico onderzocht, alsmede hoe andere landen dit inzichtelijk maken. Naar aanleiding hiervan zijn verschillende opties voor informatievoorziening bekeken.
Voor verantwoording over juridische procedures met mogelijk financiële gevolgen moet de afweging worden gemaakt of er sprake is van nadelige beïnvloeding van de procespositie van de Staat of van afzonderlijke departementen. Het verstrekken van informatie over juridische geschillen waarbij de Staat is betrokken kan de onderhandelingspositie en daarmee de belangen van de Staat bemoeilijken. Ook is het denkbaar dat derden in de verstrekte informatie aanleiding zien eveneens te procederen tegen de Staat of zich te voegen bij lopende zaken.
Wijze van opname in de begroting en verantwoording
Steeds moet de afweging worden gemaakt wat rapporteren betekent voor de onderhandelings- en procespositie van de Staat. Om deze reden wordt enkel verslag gelegd over lopende, bij een gerecht aanhangig gemaakte procedures waarin claims worden neergelegd van een substantieel bedrag van minimaal 25 miljoen euro en die openbaar bekend zijn. Het voorstel is om als eerste stap een kwalitatieve toelichting in de departementale jaarverslagen op te nemen.
Opname in de departementale jaarverslagen
In de departementale jaarverslagen komt een toelichting op de saldibalans onder niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen. Hier wordt momenteel al aanvullende informatie verstrekt over substantiële claims die per jaareinde nog niet leiden tot een juridisch afdwingbare verplichting.
In de toelichting op de juridische procedures wordt uiteengezet wat de aard van het geschil is, worden de betrokken partijen benoemd voor zover deze openbaar zijn, en wordt de status van het geschil benoemd (gedagvaard, aanhangig, uitspraak bekend, in beroep of cassatie, uitspraak onherroepelijk). Als de vertrouwelijkheid van het dispuut/geschil het niet toelaat om informatie te verstrekken, volstaat enkel een benoeming van de casus of hoeft de procedure in zijn geheel niet te worden opgenomen. Vertrouwelijke juridische procedures (arbitragezaken en bindend advies procedures) zijn uitgesloten van de te benoemen juridische procedures. Bijkomend wordt niet gerapporteerd over procedures over belastingopbrengsten. Ook claimbrieven van advocaten en procedures die nog niet bij een rechter zijn aangebracht, vallen buiten de verslagleggingscriteria.
Opname op de departementale begrotingen
De begroting kent geen equivalent van de post niet uit de balans blijkende bestuurlijke verplichtingen. In het traject voor de actualisatie van de rijksbegrotingsvoorschriften wordt vastgesteld waar de juridische procedures in de begroting worden gepresenteerd. Een optie is de budgettaire gevolgen van beleid en budgetflexibiliteit, onder de financiële instrumenten bij schadevergoedingen.
Zolang de risico’s zich niet daadwerkelijk hebben verwezenlijkt, hebben de financiële risico’s nog geen budgettaire gevolgen en worden ze niet in de begroting gepresenteerd. Op het moment van een onherroepelijke rechterlijke uitspraak ontstaat een controleerbare afspraak,36 waardoor een verplichting ontstaat die in de departementale begroting moet worden verwerkt. Er is dus budgetruimte op de begroting nodig als de uitspraak onherroepelijk is, of eerder in het proces als kosten of claims met zekerheid tot een uitbetaling komen. Volgens het budgetrecht moet het parlement in dit geval ook (vertrouwelijk) geïnformeerd worden over de toekomstige financiële verplichtingen en de budgettaire verwerking.
Voorbeelden toekomstige werkwijze
De toelichting op juridische procedures kan er als volgt uit komen te zien (voorbeelden lopende procedures van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en het Ministerie van Financiën over 2022).
Compensatie voor tekort op het bijstandsbudget van de gemeente Landgraaf (peildatum 31 maart 2023)
De Centrale Raad van Beroep heeft aangekondigd op 11 april 2023 uitspraak te doen in een rechtszaak tussen Landgraaf en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de verdeling van het bijstandsbudget. Landgraaf is van mening dat zijn budgetaandeel in de verdeling van het macrobudget bijstand en LKS onvoldoende is, waardoor het meerjarige tekorten heeft op zijn bijstandsuitgaven. Eerder heeft Landgraaf een compensatie ontvangen voor zijn budgetaandeel in de verdeling van 2015 en 2016. Er liepen namelijk diverse kenmerken onvoldoende in het model mee, waardoor Landgraaf onevenredig benadeeld werd. Dat is vanaf 2017 aangepast, maar Landgraaf blijft van mening dat zijn budgetaandeel te laag is.
Schadeloosstellingsprocedure SNS REAAL
Op 1 februari 2013 heeft de minister van Financiën SNS REAAL onteigend. Sindsdien is geprocedeerd over de hoogte van de schadeloosstelling voor de onteigende effecten en vermogensbestanddelen. De minister en een aantal belanghebbenden zijn partij in de procedure. De Wet op het financieel toezicht (Wft) schrijft voor dat de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam (OK) de hoogte van de schadeloosstelling vaststelt. De OK heeft op 11 februari 2021 de hoogte van de schadeloosstelling vastgesteld op 804.810.000 euro exclusief wettelijke rente.37 Zowel de minister van Financiën als enkele andere partijen hebben tegen die uitspraak cassatieberoep bij de Hoge Raad ingesteld. De uitspraak van de Hoge Raad wordt in 2023 verwacht.