In 2022 stond het kabinet voor grote uitdagingen. In het begin van het jaar bevond Nederland zich nog in een lockdown vanwege de coronapandemie. Ook de oorlog in Oekraïne, die nog onverminderd voortduurt, had grote gevolgen afgelopen jaar, waaronder een toenemende vluchtelingenstroom en stijgende energieprijzen. Door de stijgende (energie)prijzen was het kabinet genoodzaakt om snel beslissingen te nemen, om te voorkomen dat burgers letterlijk in de kou kwamen te staan. In paragraaf 1.3.3 worden de diverse energie- en koopkrachtmaatregelen voor 2022 verder toegelicht. De overheid heeft met deze maatregelen snel kunnen reageren en zo huishoudens en bedrijven kunnen ondersteunen. Dit was essentieel om de grote onzekerheid weg te nemen. Dit betekent wel dat het kabinet niet altijd het reguliere begrotingsproces heeft kunnen volgen. Er was sprake van doorlopende besluitvorming en maatregelen volgden elkaar in hoog tempo op. Dit bracht onzekerheid voor de overheidsfinanciën met zich mee. Het kabinet vond dit nodig en geoorloofd, gezien de grote uitdagingen waarmee Nederland en Nederlandse huishoudens geconfronteerd werden.
Naast deze ingrijpende maatschappelijke ontwikkelingen heeft het kabinet een ambitieus coalitieakkoord vormgegeven, om zo de urgente maatschappelijke uitdagingen van deze tijd aan te pakken. Er ligt een grote investeringsopgave op het gebied van, onder andere, natuurbehoud, onderwijs, woningbouw en verduurzaming. Om deze doelen te bewerkstelligen, heeft het kabinet een Stikstoffonds en een Klimaat- en Transitiefonds ingesteld. In de Voorjaarsnota 2022 zijn de financiële kaders vastgesteld.
Tabel 1.3.1 schetst en vergelijkt de overheidsfinanciën van de Miljoenennota 2022 en van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk. Deze budgettaire kerngegevens worden nader toegelicht in hoofdstuk 2 van dit Financieel Jaarverslag van het Rijk.
MN 2022 | FJR 2022 | Verschil | |
---|---|---|---|
Inkomsten (belastingen en sociale premies) | 334,1 | 350,5 | 16,4 |
Nood- en steunmaatregelen corona relevant voor EMU-saldo (uitgaven) | 0,0 | 11,2 | 11,2 |
Reguliere netto-uitgaven onder het uitgavenplafond | 346,3 | 345,9 | ‒ 0,4 |
Rijksbegroting | 171,7 | 162,3 | ‒ 9,4 |
Sociale Zekerheid | 93,3 | 88,5 | ‒ 4,7 |
Zorg | 81,4 | 81,2 | ‒ 0,1 |
Investeringen | 13,8 | 13,8 | |
Overige netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo | 6,6 | ‒ 5,6 | ‒ 12,2 |
Totale netto-uitgaven en correcties voor het EMU-saldo | 353,0 | 351,5 | ‒ 1,5 |
EMU-saldo centrale overheid | ‒ 18,9 | ‒ 1,0 | 17,8 |
EMU-saldo decentrale overheden | ‒ 2,4 | 1,1 | 3,5 |
EMU-saldo collectieve sector | ‒ 21,3 | 0,1 | 21,4 |
EMU-saldo collectieve sector (in procenten bbp) | ‒ 2,4% | 0,0% | 2,4% |
EMU-schuld collectieve sector | 516,6 | 480,1 | ‒ 36,6 |
EMU-schuld collectieve sector (in procenten bbp) | 57,7% | 51,0% | ‒ 6,7% |
Bruto binnenlands product (bbp) | 894,8 | 941,2 | 46,4 |