Aangeboden 18 mei 2005
Aandeel in ontvangsten IXB (x € 1000)
Aandeel in niet-belastingsontvangsten IXB (x € 1000)
Aandeel in uitgaven IXB (x € 1000)
A. | Algemeen | 5 |
1. | Voorwoord | 5 |
2. | Dechargeverlening | 7 |
3. | Leeswijzer | 9 |
B. | Beleidsverslag | 11 |
4. | Beleidsprioriteiten | 11 |
5. | Beleidsartikelen | 21 |
5.1 | Belastingen | 21 |
5.2 | Financiële markten | 38 |
5.3 | Financieringsactiviteiten publiek-private sector | 44 |
5.4 | Internationale financiële betrekkingen | 52 |
5.5 | Exportkredietverzekering en investeringsgaranties | 59 |
5.6 | Staatsloterij | 67 |
5.7 | Beheer materiële activa | 69 |
5.8 | Financieel-economisch beleid van de overheid | 74 |
6. | Niet-beleidsartikelen | 79 |
6.1 | Algemeen | 79 |
6.2 | Nominaal en onvoorzien | 80 |
7. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 81 |
C. | Jaarrekening | 84 |
8. | Verantwoordingsstaat | 84 |
9. | Saldibalans | 85 |
9.1 | Toelichting bij de saldibalans | 85 |
D. | Bijlagen | 92 |
Bijlage 1 | Toezichtrelaties ZBO's/RWT's | 92 |
Bijlage 2 | Aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 93 |
De tweede helft van 2004 bekleedde Nederland het voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie. Dit was uiteraard één van de speerpunten van het kabinet. Terugkijkend kunnen we spreken van een geslaagd voorzitterschap. De besprekingen over de meerjarenbegroting (Financiële Perspectieven 2007–2013) verliepen – mede door de «bouwsteenbenadering» – constructief. Tevens werden substantiële vorderingen geboekt ten aanzien van het Actieplan Financiële Diensten, op fiscaal en douane terrein en op het gebied van bestrijding terrorismefinanciering.
Een houdbare ontwikkeling van de overheidsfinanciën binnen de randvoorwaarden van het Verdrag van Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact is onverminderd prioriteit van het kabinet. Door budgettaire tegenvallers begin 2004 was het noodzakelijk om een extra pakket van maatregelen te nemen ter grootte van ½% BBP. Mede hierdoor en door een aantal begrotingsmeevallers hebben de overheidsfinanciën zich over 2004 in de goede richting ontwikkeld. De EMU-normen zijn niet overschreden en het structurele tekort laat een verbetering van bijna 1%-punt ten opzichte van 2003 zien.
Ook het onderwerp administratieve lasten voor bedrijven is met succes op de Europese agenda gezet. Een belangrijk resultaat is dat binnen de EU een op het Nederlandse standaard kostenmodel geënte meetmethode voor administratieve lasten zal worden geïntroduceerd. Tevens is door de Raad een short list opgesteld met vijftien Europese regelcomplexen, die met prioriteit vereenvoudigd dienen te worden. Op rijksniveau is de kabinetsdoelstelling van een kwart administratieve lastenreductie voor bedrijven concreet ingevuld. Tot en met 2004 werd al een reductie van € 930 mln. (5,7%) gerealiseerd. De initiatieven op het terrein van administratieve lasten zijn uitgebreid naar de medeoverheden.
Werken aan veiligheid en versterking van handhaving en toezicht staan hoog op de kabinetsagenda. Op verschillende fronten zijn nationaal en internationaal – maatregelen getroffen en zijn ook concrete resultaten geboekt. Ik noem hier een aantal aansprekende voorbeelden. Op Schiphol zijn 100% controles uitgevoerd op risicovluchten. Een groot aantal drugskoeriers werd aangehouden. In het kader van Port Security is de Douane gestart met certificering van havenfaciliteiten en inzet van detectiepoorten en scans. Deze maatregelen zijn gericht op het realiseren van een wereldwijd veiligheidsregime voor de maritieme sector. Het Rijk en de lokale overheden hebben de handen ineen geslagen om het probleem van de vrijplaatsen gezamenlijk aan te pakken. Met de grote steden zijn convenanten gesloten waarin samenwerking tussen fiscus, politie en gemeentelijke instanties geregeld is.
De komende tijd wil ik de aandacht vooral richten op de wijze waarop beleidsplannen in de praktijk uitwerken. We moeten de focus nu verleggen naar de uitvoering van beleid: van hervorming naar uitvoering. Waar uitvoering en handhaving van wet- en regelgeving belemmerd wordt door complexe, tijdrovende procedures moeten we werken aan vereenvoudiging. Dit betekent ook luisteren naar burgers, bedrijven en uitvoerders die uit ervaring spreken. Vermindering van regeldruk en een betere samenwerking tussen overheidsdiensten kunnen bijdragen aan een goede publieke dienstverlening. Een burger die vertrouwen heeft in een rechtvaardige en dienstverlenende overheid zie ik als mijn missie.
Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het ministerie van Financiën.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in de jaarverslagen;
d. de departementale saldibalansen;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën.
Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag/de onderhavige jaarverslagen en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
b. de slotwet van het ministerie van Financiën over het jaar 2004; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd.
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet/slotwetten is/zijn aangenomen;
c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.
d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001).
Het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Financiën,
G. Zalm
mede namens
de Staatssecretaris van Financiën,
J. Wijn
De begrotingshoofdstukken IXA (Nationale Schuld) en IXB (Financiën) omvatten het beleidsterrein van het ministerie van Financiën. In de jaarverslagen worden de gerealiseerde beleidsdoelen, beleidsprestaties en de ingezette middelen ten opzichte van de ontwerpbegroting 2004 verantwoord. De focus ligt op beleidsmatige hoofdpunten. Waar relevant wordt verwezen naar Kamerstukken.
Voor een toelichting op de belastingontvangsten wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.
Het jaarverslag IXB is opgebouwd uit 8 beleidsartikelen en 2 niet-beleidsartikelen:
1. Belastingen
2. Financiële markten
3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector
4. Internationale financiële betrekkingen
5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
6. Staatsloterij
7. Beheer materiële activa
8. Financieel-economisch beleid van de overheid
9. Algemeen
10. Nominaal en onvoorzien.
Het jaarverslag is opgebouwd uit het beleidsverslag (paragrafen 4 tot en met 7) en de jaarrekening (paragraaf 8 en 9). De financiële toelichting bij de verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag. Deze toelichting is voor ieder beleidsartikel afzonderlijk te vinden in de tabel «Budgettaire gevolgen van beleid», en in de daarop volgende paragraaf «Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid».
In paragraaf 4 (beleidsprioriteiten) wordt ingegaan op de Financiën prioriteiten in het rijksbrede beleidsprogramma en de overige Financiën beleidsaccenten. De gerealiseerde prestaties en de behaalde resultaten staan daarbij centraal.
Paragraaf 5 bevat de beleidsartikelen. De opbouw van de beleidsartikelen is als volgt:
• Algemene beleidsdoelstelling met toelichting
• Tabel budgettaire gevolgen van beleid met een financiële toelichting op hoofdlijnen
• Operationele doelstellingen met een tabel gerealiseerde beleidsprestaties en een beleidsmatige toelichting.
In de toelichting op de operationele doelstellingen staan de gerealiseerde prestaties en resultaten centraal. Afwijkingen ten opzichte van de in de ontwerpbegroting geformuleerde beleidsprestaties worden waar relevant ook toegelicht.
In paragraaf 6 komen de niet-beleidsartikelen aan bod. In de bedrijfsvoeringsparagraaf (paragraaf 7) wordt ingegaan op de bedrijfsvoering bij het ministerie van Financiën.
De jaarrekening bevat de verantwoordingsstaat (paragraaf 8) en de saldibalans (paragraaf 9) met een toelichting daarop. Bijlage 1 bevat een overzicht van zelfstandige bestuursorganen (ZBO's) en rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT's) waarvoor Financiën beleidsmatig verantwoordelijk is. In bijlage 2 wordt gerapporteerd over de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij het jaarverslag 2003, de gedane toezeggingen en de stand van zaken.
In de ontwerpbegroting IXB 2004 zijn de beleidsprioriteiten in het kader van het beleidsprogramma 2004–2007 en de overige beleidsprioriteiten op het terrein van Financiën voor 2004 gepresenteerd. In deze paragraaf wordt voor beide onderdelen een beknopte toelichting gegeven op behaalde resultaten en uitgevoerde activiteiten.
4.2 Beleidsprioriteiten Financiën in het rijksbrede beleidsprogramma (2004–2007)
4.2.1 Houdbare overheidsfinanciën; trendmatig begrotingsbeleid.
Doelstelling Een structureel tekort van maximaal 0,5% in 2007
Het begrotingsbeleid richt zich op het bereiken van een houdbaar pad van de overheidsfinanciën. Om dit te bereiken wordt gekoerst op een verbetering van de ontwikkeling van het feitelijke en structurele EMU-saldo richting begrotingsevenwicht in 2007 en een aflossing van de staatsschuld op termijn. Daartoe dienen tenminste de afgesproken uitgavenkaders te worden gehandhaafd.
Door tegenvallers ten opzichte van de oorspronkelijke begroting voor 2004, met name bij het EMU-saldo van de lokale overheid en de Zorg, zag het kabinet zich genoodzaakt begin 2004 een extra pakket aan maatregelen te nemen ter grootte van ½% BBP. Voorts is in september 2004 een akkoord gesloten tussen rijk en lokale overheid om te komen tot een betere beheersing van het EMU-saldo van de lokale overheid. Door deze maatregelen is het voor Nederland mogelijk om weer binnen de randvoorwaarden te blijven van het Verdrag van Maastricht en het Stabiliteits- en Groeipact.
Het feitelijke EMU-tekort over 2004 komt naar huidige inzichten uit op 2,3% van het BBP en het structurele tekort op 1,2% BBP. Dit betekent dat het feitelijke tekort in 2004 binnen de 3%-grens van het BBP blijft en het structurele tekort een verbetering laat zien ten opzichte van 2003 van bijna 1%-punt BBP. De EMU-schuld bedraagt 55% BBP en blijft daarmee binnen de 60% van het BBP. Het totale uitgavenkader is in 2004 gehandhaafd. Tegenover een overschrijding bij het kader voor de Zorg met € 1,4 mld. staan onderschrijdingen van € 2,8 mld. bij het kader voor de Rijksbegroting-eng en € 1,3 mld. bij de Sector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA).
Doelstelling Versterking «checks and balances» binnen beursgenoteerde vennootschappen.
De wetgevingsprocessen betreffende de aanpassing van het structuurregime, de versterking van de positie van de aandeelhoudersvergadering en de inkadering en facilitering van de corporate governance code zijn afgerond. Op 1 oktober 2004 trad de Wet betreffende de aanpassing van de structuurregeling in werking. Deze wet verschaft de aandeelhouders een aantal nieuwe rechten, ter versterking van de «checks and balances» binnen de beursgenoteerde ondernemingen. Voorts is in deze wet de «pas toe of leg uit» regel verankerd: vanaf boekjaar 2004 zijn beursgenoteerde ondernemingen verplicht om in hun jaarverslagen aan te geven of zij de bepalingen van de code naleven, en zo niet, waarom niet. Voorts zijn in 2004 andere maatregelen geïmplementeerd ter facilitering van de code, welke zijn opgesomd in de kabinetsreactie op de Tabaksblat Code (Kamerstukken II 2003/04, 29 449, nr. 1). In december 2004 is de Monitoring Commissie Corporate Governance Code geïnstalleerd, die ten minste één keer per jaar gaat inventariseren op welke wijze en in welke mate de codevoorschriften door beursgenoteerde ondernemingen worden nageleefd. Het recht van de accountant om aanwezig te zijn op aandeelhoudersvergaderingen waarbij het hem ook vrij staat te spreken, wordt geïmplementeerd bij wetsvoorstel uitvoering IAS-verordening, IAS 39-richtlijn en moderniseringsrichtlijn (Kamerstukken II 2004/05, 29 737). Dit wetsvoorstel wordt binnenkort plenair in de Tweede Kamer behandeld. De effecten hiervan worden geëvalueerd door de Monitoring Commissie.
4.2.3 Terugdringen administratieve lasten
Doelstelling De administratieve lasten (AL) voor het bedrijfsleven in de komende kabinetsperiode verminderen met een kwart ten opzichte van 31 december 2002.
In 2004 werden de eerste substantiële resultaten van de nieuwe aanpak zichtbaar. Met behulp van het zogenaamde Standaard Kostenmodel zijn op uniforme wijze de AL voor het bedrijfsleven per 31 december 2002 in kaart gebracht. Volgens deze nulmeting bedragen deze AL € 16,4 mld. per jaar. De doelstelling van een netto reductie van een kwart betekent een vermindering van ruim € 4 mld. in 2007. Het monitoren van de voortgang is ingebed in de begrotingscyclus. Om de netto taakstelling per 2007 te kunnen realiseren is afgesproken dat toenames van AL door nieuwe regelgeving gecompenseerd worden.
In de brief «meer ruimte voor ondernemers door minder lasten»1 is een eerste tranche met concrete maatregelen vastgelegd, die de AL per 2007 terugbrengen met bruto 18% (€ 3 mld.). Deze maatregelen zijn eind 2003 en begin 2004 in samenwerking met het bedrijfsleven ontwikkeld. In maart 2005 is in de brief vermindering administratieve lasten: nu volle kracht vooruit2 aan de Kamer over een aanvullende tweede tranche gerapporteerd die de reductie per 2007 brengt op (netto) ruim 25%. Bij die gelegenheid zijn ook de AL plafonds per departement vastgesteld.
In de Miljoenennota 2005 is aangekondigd dat t/m 2004 al voor circa € 750 mln. (op jaarbasis) aan reducties zou worden gerealiseerd. Deze ambitie is met € 930 mln. ruimschoots behaald.
Zoals aangekondigd in de begroting 2004 worden bij de aanpak van de administratieve lasten meerdere niveaus van wet- en regelgeving meegenomen. Het betreft hier zowel de EU als Nederlandse medeoverheden. In de nulmetingen is vastgesteld dat meer dan de helft van de AL afkomstig is uit Europa. Daarom is het Nederlands voorzitterschap gebruikt om het onderwerp AL ook in de EU hoog op de agenda te zetten. In de ECOFIN is afgesproken dat de Europese Commissie op basis van het Standaard Kostenmodel een eigen methode ontwikkelt om de AL uit de EU te meten. Die methode zal worden opgenomen in de handleidingen voor «impact assessments» van nieuwe Europese regels én ze zal worden gebruikt bij het ontwikkelen van vereenvoudigingsvoorstellen voor Europese regelgeving. In de Concurrentiekrachtraad is een vijftiental prioriteiten vastgesteld voor het vereenvoudigingsprogramma in 2005. Daarin zijn de Nederlandse suggesties opgenomen voor het reduceren van de AL uit de Europese regels voor intrastat (interne markt statistieken), jaarrekeningenrecht en voedsel etikettering. De overige voorstellen zullen op andere wijze worden ingebracht. De Nederlandse voorstellen ten aanzien van privacy, afval (IPPC) worden in 2005 opnieuw ingediend. Op andere terreinen, zoals BTW, toezicht financiële bedrijven, transport en landbouw, worden de voorstellen in bestaande wetgevingstrajecten ingebracht.
AL worden niet alleen door de rijksoverheid en de EU veroorzaakt, maar ook door gemeenten, provincies, waterschappen en PBO's (Publieksrechtelijke Bedrijfsorganisaties). Ook deze medeoverheden zijn in 2004 actief geworden op dit terrein. Met behulp van het Standaard Kostenmodel worden de AL, die de medeoverheden veroorzaken, in beeld gebracht. Gemeenten, waterschappen en PBO's hebben deze eerste stap afgerond. In samenwerking met de ministeries van Financiën en BZK wordt gewerkt aan concrete reductiemaatregelen, die bovenop de kwart reductie van de rijksoverheid komen.
De integrale aanpak van de AL is versterkt door inzet van ICT en door een sectorale- en doelgroepenbenadering. ICT maatregelen maken onderdeel uit van bovengenoemde tranches. De sectorale- en doelgroepenbenadering hebben geleid tot projecten op het terrein van subsidies, interdepartementale samenwerking (waar bedrijven te maken hebben met overlappende informatieverplichtingen van meerdere departementen) en modelbedrijven. Over de aanpak van de AL voortkomend uit subsidies is de Tweede Kamer geïnformeerd (bijlage 7 Miljoenennota 2005). De resultaten van het modelbedrijven traject worden meegenomen in bovengenoemde rapportage aan de Tweede Kamer.
Zoals aangekondigd in de begroting 2004 is het mandaat van het ACTAL eenmalig verlengd. De slagkracht van het adviescollege is versterkt door het mandaat te verbreden naar bestaande regels. Tevens is het takenpakket van ACTAL verbreed met de beoordeling van nieuwe en bestaande regels op de AL voor burgers in opdracht van de Minister voor BVK.
4.3 Overige Beleidsaccenten 2004
4.3.1 Nederlands voorzitterschap EU 2004
Van juli t/m december 2004 heeft Nederland het voorzitterschap van de Europese Unie bekleed. Over de Nederlandse accenten voor en de resultaten van dit voorzitterschap heeft het kabinet notities aan het Parlement gestuurd (Kamerstukken II 2003/04, 29 361, nr. 5 en 2004/05, 29 361, nr. 11).
Het Ministerie van Financiën kende een aantal prioriteiten voor het voorzitterschap. Ten eerste zijn de voorstellen van de Europese Commissie voor de Financiële Perspectieven 2007–2013 uitvoerig besproken. Met behulp van de door Nederland ontwikkelde «bouwsteenbenadering» zijn de verschillende posities van de Lidstaten ten opzichte van de Commissievoorstellen in kaart gebracht, inclusief de aan deze beleidsvoornemens verbonden financiële enveloppen. Daarnaast heeft de Europese Raad bepaald dat het toekomstig akkoord uit een pakket zal moeten bestaan waarbij zowel de meerjarenbegroting als ook de financieringssystematiek (Eigen Middelenbesluit incl. het voorstel voor een generiek correctiemechanisme) betrokken zijn.
Ten tweede stond de verbetering van de kwaliteit van regelgeving en met name vermindering van de administratieve lastendruk voor bedrijven hoog op de agenda. Voor een toelichting hierop wordt verwezen naar 4.2.3.
Ten derde is onder Nederlands voorzitterschap het Actieplan Financiële Diensten vrijwel afgerond. Over drie van de vier nog uitstaande richtlijnen is een politiek akkoord bereikt: de richtlijn kapitaalsvereisten voor kredietinstellingen, de derde richtlijn witwassen en de achtste vennootschapsrichtlijn (toezicht op accountants). Over de vierde richtlijn, de richtlijn herverzekering, kon helaas geen overeenstemming bereikt worden; hier gaat het Luxemburgse voorzitterschap mee verder. Wel zijn met succes een congres over corporate governance en een seminar over convergentie van financieel toezicht in Europa georganiseerd.
Ten vierde is goede vooruitgang geboekt op fiscaal en douaneterrein. Zo zijn op het gebied van de directe belastingen de nog openstaande punten met betrekking tot de richtlijn spaartegoeden afgerond en is een politiek akkoord bereikt over de fiscale fusierichtlijn. Op het gebied van de indirecte belastingen is de nadruk gelegd op een aantal voorstellen, die onder meer een bijdrage leveren aan het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Zo zijn grote vorderingen gemaakt met het richtlijnvoorstel over de herziening van de plaats van dienst in de BTW. Daarnaast heeft het Nederlands voorzitterschap het richtlijnvoorstel voor één loket voor de BTW op de agenda gezet. Voorts heeft de Raad een verordening vastgesteld op het gebied van de administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen. Helaas is het richtlijnvoorstel voor een anti-misbruik bepaling voor de BTW, die Nederland graag had willen behandelen, niet tijdens het Nederlands voorzitterschap verschenen.
Op het gebied van douane is een politiek akkoord bereikt over de verordening inzake de voorkoming van het witwassen van geld door douanesamenwerking («cash controls»). Ook is overeenstemming bereikt over een gezamenlijke aanpak van risico-analyse en het instellen van een permanent coördinatiecentrum voor gezamenlijke douaneoperaties.
Tenslotte nam het Stabiliteits- en Groeipact (SGP) een prominente plaats in op de agenda. De Ecofin Raad heeft uitgangspunten geformuleerd voor de discussie over mogelijke aanpassingen in het SGP, die nu worden uitgewerkt in concrete voorstellen. Tijdens het Nederlands voorzitterschap zijn ook nieuwe werkmethoden voor de Eurogroep geformuleerd, met het oog op een betere coördinatie van kwesties die een gemeenschappelijke aanpak vergen (zoals vergrijzing, hervorming gezondheidszorg). Ministers hebben o.a. besloten tot het instellen van een vast voorzitterschap van de Eurogroep voor twee jaar en benoemden de Luxemburgse premier Juncker tot eerste voorzitter.
In de brief van 8 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 5) is door het ministerie van Financiën voor de eerste maal gerapporteerd over de invulling van de reductiedoelstelling uit het Hoofdlijnenakkoord met betrekking tot de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. In deze rapportage werd voor 2004 een netto reductie voorzien van € 91,45 mln.
Tabel 4.1 Gerealiseerde reducties en toenames AL 2004 fiscale regelgeving | |||
---|---|---|---|
Wet- of regelgeving | Totale AL van betreffende wet of regel (x € 1 mln.) | Reductie (x € 1 mln.) | Reductie in procenten |
Inkomstenbelasting/vennootschapsbelasting | 834 | ||
kwijtschelding van schulden en omzetting van afgewaardeerde vorderingen | 0,05 | 0,01% | |
verplichte elektronische winstaangifte ondernemers | 25 | 3,00% | |
commerciële activiteiten pensioenfondsen | – 1 | – 0,12% | |
aflopen pakket filmmaatregelen | 1 | 0,12% | |
scholingsaftrek | 1,25 | 0,15% | |
europese naamloze vennootschap | – 0,25 | – 0,03% | |
beperken aftrekbaarheid kosten punitieve sancties | – 0,25 | – 0,03% | |
Loonheffing/afdrachtvermindering | 730 | ||
woon-werk verkeer | 25 | 3,42% | |
amendering kerstpakketten | – 12 | – 1,64% | |
maatregel inzake producten eigen bedrijf | 1,2 | 0,16% | |
afdrachtvermindering scholing non profit | 1,25 | 0,17% | |
beperken onbelaste vergoeding kosten punitieve sancties | – 0,25 | – 0,03% | |
wet kinderopvang | 12,69 | 1,74% | |
vereenvoudiging uitvoeringsregeling n.a.v. Wet kinderopvang | 5,6 | 0,77% | |
Omzetbelasting | 1 428 | ||
verplichte elektronische winstaangifte ondernemers | 25 | 1,75% | |
wijziging aangiftetijdvakken | 14 | 0,98% | |
implementatie richtlijn facturering | 121,1 | 8,48% | |
Douane en accijnzen | 243 | ||
verordening 2787/2000 tot wijziging van CDW (verplichte toepassing NCTS) | 10 | 4,11% | |
Algemene en bijzondere fiscale wetten | 392 | ||
richtlijn energiebelastingen | 0,9 | 0,23% | |
vervallen stimuleringsregeling laagzwavelige brandstof | 1 | 0,25% | |
beperken vrijstelling woningcorporaties | – 1 | – 0,25% | |
nacalculatie 20041 | – 0,71 | ||
Totaal | 3 627 | 229,58 | 6,33% |
1 Kamerstukken II 2004/05, 29 800, nr. 2, par. 2.2.3.
De voorgenomen maatregelen zijn in 2004 gerealiseerd met uitzondering van de vereenvoudiging douaneprocedures (€ 24,5 mln.), die enkele maanden vertraging heeft opgelopen en daardoor in 2005 zal worden gerealiseerd. Daarnaast zijn er posten bijgekomen. De nieuwe Wet kinderopvang heeft een grotere reductie meegebracht dan aanvankelijk werd berekend. In de loop van 2004 is de toepassing van het New Computerized Transit System (NCTS) verplicht gesteld. De wijziging met betrekking tot de aangiftetijdvakken van de omzetbelasting – waartoe in 2002 werd besloten en die volgens de toen geldende regels al is verantwoord in 2002 – is ingevoerd per 1 januari 2004. Het grootste effect bij de per 1 januari 2004 geïmplementeerde richtlijn facturering is het gevolg van de gecreëerde wettelijke mogelijkheden om elektronisch te factureren. In de loop van 2005 wordt bekeken welke aanvullende mogelijkheden voor elektronisch factureren mogelijk zijn om nog meer ondernemers praktisch binnen bereik te brengen. Tijdens het Europees voorzitterschap 2004 zijn verschillende nieuwe BTW-richtlijnvoorstellen met AL-effecten aan de orde geweest. Hoewel op enkele terreinen vooruitgang is geboekt, heeft dit nog niet geleid tot concreet uitzicht op aanvullende reductie in deze kabinetsperiode.
De gerealiseerde netto reductie is veel groter dan voorzien: € 229,58 mln. in plaats van € 91,45 mln. (6,33% in plaats van 2,52%). Tezamen met de reductie over 2003 (€ 90,1 mln.) komt de gerealiseerde netto reductie over beide jaren uit op € 319,68 mln., dit is 8,81% van de nulmeting op fiscaal terrein.
Voor 2004 zijn op het terrein van de financiële markten in de brief van 8 april 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 5) maatregelen in het vooruitzicht gesteld die per saldo een reductie van € 22,5 mln. zouden opleveren.
Tabel 4.2 Gerealiseerde reducties en toenames AL 2004 financieel toezicht | |||
---|---|---|---|
Wet- of regelgeving | Totale AL van betreffende wet of regel (x € 1 mln.) | Reductie (x € 1 mln.) | Reductie in procenten |
Gedragstoezicht | 398 | ||
beperken frequentie bijdragemodel Wte (en op termijn Wtb) | 13,7 | 3,44% | |
Prudentieel toezicht | 161 | ||
vereenvoudiging stelsel verklaringen van geen bezwaar Wtk/Wte/Wtv/Wtn | 0,5 | 0,31% | |
afschaffen verklaring inzake EGI-heffing Wte | 0,2 | 0,12% | |
Integriteitstoezicht | 64 | ||
elektronische sanctielijst Sanctiewet | 0,5 | 0,78% | |
vereenvoudiging/verbetering Betrouwbaarheidstoetsing | 0,3 | 0,47% | |
wet toezicht trustkantoren | – 5 | – 7,81% | |
integriteit Amvb | – 0,5 | – 0,78% | |
vrijstelling Wid voor advocaten/notarissen | 2,0 | 3,13% | |
vrijstelling Wid voor accountants/trustkantoren | 1,0 | 1,56% | |
Wet financiële betrekkingen buitenland | 75 | ||
nacalculatie verdeling verantwoordelijkheden tussen DNB en CBS alsmede nieuw rapportagekader DNB Reductie 2003 | 27,7 | 36,93% | |
Totaal | 698 | 40,4 | 5,79% |
In het overzicht komen drie nieuwe posten voor ten opzichte van de voorgenomen reductie van € 22,5 mln. Dit betreft de laatste drie posten in het overzicht: de vrijstelling van juridische beroepsgroepen in het kader van de Wid en een actualisering van de in 2003 gerealiseerde versoepeling van de Wet financiële betrekkingen buitenland (Wfbb). De extra reductie van € 27,7 mln. is bereikt bij het e-line systeem van DNB voor rapportages in het kader van de Wfbb. Daartegenover zijn negen maatregelen met betrekking tot gedrags- en integriteitstoezicht voor€ 12,9 mln. uitgesteld tot 2005 en 2006. Het wetsvoorstel clearing members gaat op in wetgeving met betrekking tot het financieel toezicht die voor 2005 is gepland.
In 2003 werd op het terrein van de financiële markten een netto reductie gerealiseerd van € 37,8 mln. Tezamen met de reductie over 2004 komt de gerealiseerde netto reductie over beide jaren uit op € 78,2 mln., dit is 11,20% van de nulmeting op het terrein van de financiële markten.
4.3.3 Fiscale maatregelen Hoofdlijnenakkoord
De maatregelen van het Belastingplan 2004 die een bijdrage leveren aan de doelstellingen «meer werk, minder regels en vermindering van de administratieve lasten» zijn met ingang van 2004 gerealiseerd. Zo zijn de arbeids- en combinatiekorting verhoogd en is de scholingsaftrek afgeschaft. De reductie van administratieve lasten wordt nader toegelicht in paragraaf 4.3.2.
Met ingang van 2006 neemt de Belastingdienst de heffing, inning en controle van de premies voor de werknemersverzekeringen over van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Op die manier wordt een substantiële besparing op zowel de uitvoeringskosten als de administratieve lasten van het bedrijfsleven gerealiseerd. De verandering wordt vormgegeven door het project Samenwerking UWV en Belastingdienst (SUB).
De eerste mijlpalen zijn door het project conform planning opgeleverd. De invoering van elektronische aangifte van de loonbelasting door de werkgever is mogelijk en de Belastingdienst is in staat aangiften van grote werkgevers te ontvangen. Zoals ieder groot veranderprogramma kent SUB een grote complexiteit. Vooral het voortdurend op elkaar afgestemd houden van de deeltrajecten – zowel wetgeving als implementatie – vergt veel aandacht. De afstemming met de markt (denk hierbij aan de verrekeningssystematiek) blijkt complex en het wetgevingstraject duurde langer dan voorzien. De Wet financiering sociale verzekeringen (WFSV), die de wettelijke basis onder de verandering vormt, is in juli behandeld in de Tweede Kamer en in december goedgekeurd door de Eerste Kamer. Toen waren het ontwerp- en bouwtraject al lang ingezet. Tevens zijn ontwikkelingen op andere wetgevingsterreinen, zoals bij de Zorgverzekeringswet (ZVW) en de wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), van directe invloed op de activiteiten binnen SUB.
Veel aandacht is er voor de medewerkers van het UWV die instromen bij de Belastingdienst. Er zijn voor hen voorlichtingsdagen en informatiemarkten georganiseerd. Ook zijn de voorbereidingen voor de bijscholing van de eigen medewerkers begonnen. Alle loonbelasting medewerkers zullen in 2005 een opleiding krijgen om de sociale verzekeringsproblematiek goed te kunnen behandelen.
Doelmatige en klantgerichte uitvoering inkomensafhankelijke regelingen
In 2006 gaat de Belastingdienst een aantal inkomensafhankelijke regelingen uitvoeren. Dit betreft de huursubsidie en de zorgtoeslag; per 1 januari 2005 geldt dat al voor de tegemoetkoming kinderopvang. Vanaf september 2004 konden aanvragen voor de tegemoetkoming kinderopvang worden ingediend. Aan het eind van het jaar waren ruim 180 000 aanvragen ontvangen en beschikkingen verzonden aan de klant. De eerste betalingen hebben plaatsgevonden in januari 2005.
Het project Toeslagen bereidt de realisatie en de implementatie van de toeslagen voor. Prioriteit hadden:
• Het ontwerp van de nieuwe organisatie. De uitvoering van de inkomensafhankelijke regelingen zal worden belegd bij een nieuw, aan de Belastingdienst gelieerd onderdeel: de Belastingdienst/Toeslagen. De nieuwe organisatie wordt gehuisvest in Utrecht. De medewerkers van VROM, die de huursubsidie uitvoeren, zullen overgaan naar de Belastingdienst/Toeslagen. De toedeling en verdere personele werving vinden plaats in het eerste kwartaal van 2005.
• Tijdige en goede oplevering van de ICT-voorzieningen. Dit is cruciaal voor de nieuwe processen waarmee een doelgroep van ruim 6 mln. huishoudens zal worden bediend.
• De communicatie en dienstverlening voor deze omvangrijke operatie. Daarbij wordt samengewerkt met de betrokken beleidsdepartementen en verschillende koepelorganisaties.
Een specifiek aandachtspunt is het maken van bestuurlijke afspraken tussen het betrokken beleidsdepartement en de Belastingdienst. Eerstgenoemde is verantwoordelijk voor de inhoud van de regeling en de daarmee genoemde programma-uitgaven, terwijl de Belastingdienst verantwoordelijk is voor de uitvoering en de uitvoeringskosten.
4.3.5 Nota Hervorming van het toezicht op de financiële marktsector
De voorbereiding heeft vanwege de complexiteit van de wet langer geduurd dan voorzien. Het is een zeer omvangrijk wetsvoorstel, waarin een grote diversiteit aan nationale en internationale regels wordt verwerkt en gestroomlijnd. Deel 1 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) is ingediend bij de Tweede Kamer en de nota naar aanleiding van verslag is verzonden (Kamerstukken II 2004/05, 29 708, nrs. 1–7). Van deel 2 Wft is het advies van de Raad van State ontvangen. Deel 2 Wft wordt begin 2005 bij de Tweede Kamer ingediend. Eind 2004 is deel 3 Wft ter advisering aan de Raad van State gezonden. Inwerkingtreding is thans beoogd voor 1 januari 2006.
4.3.6 Nota integriteit financiële sector en terrorismebestrijding
De actiepunten uit de Nota Integriteit financiële sector en terrorismebestrijding zijn vrijwel geheel verwezenlijkt en zullen in 2005 worden geëvalueerd. De Tweede Kamer heeft onder meer een nota ontvangen inzake de bestrijding van misbruik van non-profitorganisaties voor terrorismefinanciering (Kamerstukken II 2003/04, 27 925, nr. 136) waarin maatregelen worden genoemd gericht tegen misbruik van non-profitorganisaties. De aanslagen in Madrid en de moord op Theo van Gogh hebben op gruwelijke wijze onderstreept dat terrorismebestrijding in de komende jaren de agenda zal blijven beheersen.
4.3.7 Deelnemingenbeleid Rijksoverheid
In 2004 is bijzondere aandacht besteed aan de vormgeving en praktische invulling van de relatie tussen de aandeelhouder Staat en de ondernemingen waarin de Staat participeert. Belangrijkste elementen daarbij waren de implementatie van de intern ontwikkelde best practices op het gebied van beheer, waaronder beloningsbeleid en dividendbeleid, en (de voorbereidingen op) de toepassing van de Code Tabaksblat. Dit is een set van maatregelen op het gebied van financieel-economisch functioneren (zoals rendement, dividend, solvabiliteit, enz.) en corporate governance die ten doel heeft efficiënter en zakelijker beheer te bewerkstelligen. Toepassing van de Code Tabaksblat zal in de aandeelhoudersvergaderingen van 2005 worden geagendeerd.
4.3.8 Verbetering publieke dienstverlening met publiek-private samenwerking
Regering en Tweede Kamer hebben de wens om de publieke dienstverlening te verbeteren en de overheid doelmatiger en doeltreffender te maken. Ook zonder het aanwenden van meer financiële middelen kan de publieke dienstverlening worden verbeterd. De overheid moet het zoeken in andere wijze van werken om de dienstverlening te verbeteren. Publiek-private samenwerking (pps) is één van de andere manieren van werken (onderdeel van het project Andere Overheid). Het kabinet wil in de toekomst daar waar het opportuun is gebruik maken van de pps bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen. In 2004 is verder gewerkt aan het verbreden van pps bij de vakdepartementen (Kamerstukken II 2004/05, 28 753, nr.4). Het verbreden van pps is een proces dat nog volop aan de gang is. Na succesvolle pilotprojecten in 2003 gaat het vervolg echter langzamer dan gepland. In 2004 is naast het verbreden van pps dan ook gewerkt aan het wegnemen van de belemmeringen voor pps en het zo hoger op de politieke en bestuurlijke agenda krijgen van pps. Zo heeft pps in 2004 een hernieuwd politiek-bestuurlijk momentum gekregen onder meer de nota «Mobiliteit» en de brief «Investeren in groei» (Kamerstukken II 2003/04, 29 696, nr. 1) – en is er gewerkt aan het budgettair inpassen van pps in de begroting.
4.3.9 Evaluatie Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR) en opzet interdepartementaal Rijksvastgoedontwikkelingsbedrijf
In 2004 heeft de RVR de doelmatigheid en effectiviteit van haar functioneren geëvalueerd. De belangrijkste uitkomst van deze evaluatie is dat de Raad belangrijke resultaten heeft behaald op het vlak van de samenwerking tussen de vastgoeddiensten. Voorbeelden zijn:
• een jaarlijkse Ruimtelijke Analyse Vastgoedverkeer Rijksoverheid, waarin het rijksvastgoedbezit en de aan- en verkoopplannen van de departementen in kaart worden gebracht;
• een integrale overeenkomst met het Kadaster voor alle Rijksvastgoeddiensten, waardoor het rijk per saldo goedkoper uit is;
• een beleidskader voor anticiperend handelen in vastgoed, dat goedkoper aankopen van vastgoed voor het rijk mogelijk maakt (Kamerstukken II 2001/02, 28 000 en 27 581, nr. 31).
Tegelijkertijd blijft het noodzakelijk om te werken aan een verdere intensivering van de samenwerking om de rol van het Rijk op de vastgoedmarkt te versterken en mede invulling te geven aan Actielijn 3 «de Rijksoverheid gaat zichzelf beter organiseren» van het Actieprogramma Andere Overheid (Kamerstukken II 2003/04, 29 362). De uitkomsten van de evaluatie en de aanpak voor verdere intensivering van de samenwerking tussen de vastgoeddiensten staan in de RVR-nota «Rijk en Vastgoed, plan van aanpak voor een betere organisatie van de vastgoedfunctie ten behoeve van het beleid van het Rijk». De opzet van een interdepartementaal Rijksvastgoedontwikkelingsbedrijf is één van de speerpunten uit dit plan van aanpak. In 2004 is een begin gemaakt met de uitwerking daarvan. Doel van de opzet van een ontwikkelingsbedrijf is om het Rijk in staat te stellen meer ontwikkelingsgericht te werken bij aankoop, beheer en verkoop van vastgoed om zo het beleid van het Rijk goedkoper, sneller of beter te kunnen realiseren. Bovendien zal het functioneren van een interdepartementaal Rijksvastgoedontwikkelingsbedrijf een extra stimulans vormen voor het realiseren van een nog verdergaande samenwerking en synergie tussen de diverse departementale vastgoeddiensten. Naar verwachting zal de nadere uitwerking in de loop van 2005 kunnen worden afgerond.
4.3.10 Invoering Landelijk Beslaghuis
In het project Landelijk Beslaghuis overleggen het Openbaar Ministerie, de Politie en Domeinen over verbeteringen in de procedure met betrekking tot inbeslagname. Doelstelling is een effectieve en efficiënte integrale verwerking van in beslaggenomen voorwerpen, met minimale risico's voor de integriteit. In 2004 zijn voorbereidingen getroffen om in 2005 te kunnen proefdraaien met het Landelijk Beslaghuis en, hieraan gekoppeld, Domeinen Roerende Zaken als baten-lastendienst.
5.1.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het zo optimaal mogelijk vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van de regering.
Het ministerie van Financiën draagt bij aan verwezenlijking van deze doelstelling door het adviseren over het fiscaal- en douanebeleid voor de korte en langere termijn, het vormgeven van het fiscale stelsel en het verzorgen van het fiscale wetgevingsproces. Het ministerie vervult tevens een centrale rol in de standpuntbepaling van Nederland over belastingvoorstellen binnen de Europese Unie.
Kernpunten in 2004 waren:
• Het Nederlands voorzitterschap EU1: Onderwerpen op fiscaal en douane terrein.
• Vennootschapsbelasting: Verlaging van het tarief van de vennootschapsbelasting.
• Veiligheid goederenvervoer: Verdrag met de VS over samenwerking tussen de EU en de VS op het gebied van veiligheid van het goederenvervoer (met name het containervervoer).
• Belastingverdragen: Partiële herziening van bestaande bilaterale belastingverdragen met de VS, Duitsland en Frankrijk.
De behaalde resultaten worden onder operationele doelstelling 1 toegelicht.
De Belastingdienst is verantwoordelijk voor het uitvoeringsaspect van deze algemene beleidsdoelstelling. Deze bestaat uit de inrichting én de uitvoering van de heffing, controle en inning van de rijksbelastingen, inclusief de douanerechten. Daarnaast worden ook niet-fiscale taken uitgevoerd, zoals de controle op invoer, doorvoer en uitvoer van goederen, de premieheffing volksverzekeringen en handhavingstaken op het terrein van economische ordening en financiële integriteit.
Bij de uitvoering van zijn taken hanteert de Belastingdienst de volgende strategische doelstelling:
Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van hun wettelijke verplichtingen (compliance).
De Belastingdienst bevordert de compliance door elke belastingplichtige de aandacht te geven die correspondeert met zijn nalevingsgedrag en met de risico's die worden gelopen. Een dienstverlenende attitude (operationele doelstelling 2) onderhoudt of versterkt de bereidheid van de belastingplichtige tot het voldoen aan zijn verplichtingen. Effectief toezicht en opsporing van fraude (operationele doelstelling 3) gaan non-compliant gedrag tegen. De basisgedachte is dus dat het gegeven de fiscale wetgeving – mogelijk is de opbrengsten uit rijksbelastingen te optimaliseren als de compliance wordt bevorderd en de non-compliance (pro-)actief wordt tegengegaan. Het kengetal compliance geeft een beeld van de mate van compliant gedrag.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de effectindicatoren van compliance.
Tabel 5.1 Effectindicatoren strategische doelstelling (%) | ||||
2002 | 2003 | 2004 planning | 2004 realisatie | |
Aangiftegedrag | 97,3 | 97,5 | 97,0 | 96,9 |
Invulgedrag | 96,5 | 95,9 | 95,6 | 95,5 |
Betaalgedrag | 93,4 | 92,9 | 92,5 | 95,5 |
Bij het betaalgedrag is een opvallende verbetering te constateren, welke is te danken aan de omzetbelasting. In de begroting wordt tevens de «samengestelde compliance» vermeld, wat een vermenigvuldiging is van de drie hier genoemde effectindicatoren. Omdat onduidelijk was hoe deze samengestelde compliance geïnterpreteerd diende te worden en de toegevoegde waarde van vermelding gering is, zal deze niet meer worden vermeld.
5.1.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 1 BelastingenBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:Het zo optimaal mogelijk vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van de regering. | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 3 074 032 | 3 000 601 | 3 033 341 | 3 195 650 | – 162 309 |
Uitgaven | 3 066 066 | 3 000 523 | 3 010 723 | 3 195 581 | – 184 858 |
Programma-uitgaven | 566 584 | 608 713 | 687 706 | 789 004 | – 101 298 |
doelst. 4 Intensief en effectief toezicht en opsporing | |||||
Programma | 41 880 | 133 085 | 135 400 | 189 004 | – 53 604 |
doelst. 5 Optimalisatie bedrijfsprocessen | |||||
Heffing- en invorderingsrente | 524 704 | 475 628 | 552 306 | 600 000 | – 47 694 |
Apparaatsuitgaven | 2 499 482 | 2 391 810 | 2 323 017 | 2 406 577 | – 83 560 |
Ontvangsten | 91 776 929 | 89 424 114 | 92 813 280 | 94 515 044 | – 1 701 764 |
Programma-ontvangsten | 91 729 798 | 89 391 937 | 92 773 282 | 94 492 123 | – 1 718 841 |
Algemene doelstelling | |||||
Belastingontvangsten | 90 836 695 | 88 534 083 | 91 761 317 | 93 464 000 | – 1 702 683 |
doelst. 4 Intensief en effectief toezicht en opsporing | |||||
Programma | 240 950 | 233 199 | 291 661 | 253 123 | 38 538 |
doelst. 5 Optimalisatie bedrijfsprocessen | |||||
Heffing- en invorderingsrente | 652 153 | 624 655 | 720 304 | 775 000 | – 54 696 |
Apparaatsontvangsten | 47 131 | 32 177 | 39 998 | 22 921 | 17 077 |
5.1.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
Het verschil wordt als volgt verklaard:
– Waarderingskosten WOZ (– € 36,2 mln.)
Het groter dan verwachte aantal door gemeenten ingediende beroepen op de vangnetregeling 1999–2002 en de complexiteit daarvan hebben geleid tot vertraging in de definitieve afrekening. Ook vroegen niet alle gemeenten om een voorschot.
– Wet kosten bezwaarfase (– € 17,4 mln.)
Belastingplichtigen komen in aanmerking voor een teruggaaf van bezwaarkosten indien zij in het gelijk worden gesteld bij een bezwaarprocedure. Het beroep op deze teruggaaf is achtergebleven bij de raming.
Heffings- en invorderingsrente (– € 47,7 mln.)
De uitgaven en ontvangsten in het kader van de heffings- en invorderingsrente zijn lager uitgekomen dan de raming. Dit hangt samen met een in 2004 qua geldelijke omvang beperktere aanslagoplegging dan verwacht bij de oudere belastingjaren van de inkomsten- en vennootschapsbelasting. Ook de daarmee gemoeide rentebedragen zijn kleiner van omvang.
Apparaatsuitgaven (– € 83,6 mln.)
Bij Voorjaarsnota/1e suppletore begroting is de raming voor apparaatsuitgaven bijgesteld voor in 2003 opgetreden vertragingen in investeringen op ICT- en huisvestingsgebied, de intensivering van heffing en invordering van belastinggelden en de uitvoeringsregelingen in het kader van AWIR, WKO en TBU (totaal + € 98 mln.). Bij Najaarsnota/2e suppletore begroting is reeds geconstateerd dat de realisatie in 2004 achter bleef bij de raming. De uiteindelijke realisatie bevestigt dit beeld.
Belangrijkste oorzaken voor de lagere uitgaven ten opzichte van de 2e suppletore zijn (– € 182 mln.):
– een hoger dan verwachte FPU-gerelateerde uitstroom van personeel,
– een ander kasritme dan gepland van enkele automatiseringsprojecten en investeringen in huisvesting,
– het behalen van efficiency op ICT-gebied in de vorm van een scherper inkoopbeleid en lagere tarieven op de ICT-markt.
Voor een toelichting op de belastingontvangsten wordt verwezen naar het Financieel Jaarverslag van het Rijk.
Het verschil wordt als volgt verklaard:
– Ontvangsten kosten vervolging (+ € 32,3 mln.)
De huidige conjunctuur leidt tot een beduidend hoger aantal dwangbevelen en betekeningen en daarmee tot een hogere opbrengst.
– Ontvangsten schikkingen en administratieve boetes (+ € 6,2 mln.)
De huidige conjunctuur heeft een verslechtering van het betaalgedrag van belastingschuldigen tot gevolg hetgeen leidt tot een hogere ontvangst aan boetes.
Heffings- en invorderingsrente (– € 54,7 mln.)
Zie toelichting onder uitgaven.
Apparaatsontvangsten (+ € 17,1 mln.)
De hogere ontvangsten hebben betrekking op vergoeding voor kosten voor internationale bijstand en voor geleverde diensten aan derden.
5.1.4 Operationele doelstellingen
5.1.4.1 Operationele doelstelling 1 Financieringsfunctie en instrumentele inzet van de belastingheffing.
Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsuitgaven en het bijdragen aan de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van overheidsbeleid.
Hoofddoelstelling van de belastingheffing vormt het voortbrengen van inkomsten voor de financiering van de overheidsuitgaven. Daarnaast heeft de belastingheffing een instrumentele functie. Het fiscale instrument kan, door de wijze waarop het fiscale stelsel is ingericht, worden ingezet voor de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van overheidsbeleid. De inrichting van het fiscale stelsel omvat zowel de primaire heffingsstructuur als fiscale stimuleringsmaatregelen (belastinguitgaven) en regulerende heffingen. Hieronder worden beleidsvoornemens uit de begroting 2004, de resultaten en de beoogde effecten in samenhang toegelicht.
Fiscaliteit; Belastingplan 2004 en 2005 | |
Realisatie beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Beoogde effecten |
Ja, | |
1.Verhoging arbeidskorting en combinatiekorting | 1.Verhoging van arbeidsparticipatie |
2.Vereenvoudiging regelgeving woon-werkverkeer | 2.Vermindering administratieve lasten voor burgers en bedrijven |
3.Invoering bijleenregeling | 3.Ongelijkheid tussen zittende en verhuizende eigenaar-bewoners opheffen en fiscaal gestuurd handelen voorkomen |
4.Afschaffing fiscale faciliëring van VUT en prepensioen | 4.Verhoging van arbeidsparticipatie in verband met naderende vergrijzing |
Gerealiseerd (niet aangekondigd) | |
5.Project Heroriëntatie Vpb 2007 in 2004 opgestart. Voorstel tot tariefsverlaging Vpb neergelegd in Belastingplan 2005. | 5.Verbeteren van het Nederlandse vestigingsklimaat |
De voornemens in de begroting 2004 met betrekking tot het Belastingplan 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 210) zijn allemaal ten uitvoer gebracht. In het Belastingplan 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 767) is een aantal beleidsvoornemens uit het Hoofdlijnenakkoord uitgewerkt. Speerpunten zijn: arbeidsparticipatie, inkomensondersteuning, versterking van het Nederlandse ondernemings- en vestigingsklimaat en vergroening. Ten behoeve van herstel van de concurrentiekracht is de vennootschapsbelasting (Vpb) verlaagd. Daarnaast is het project heroriëntatie Vpb 2007 gestart. Onderzocht wordt in hoeverre aanpassingen van de Vpb-grondslag mogelijk en wenselijk zijn. Voor de vergroening zijn maatregelen genomen die bijdragen aan een verbetering van de milieubalans. Zo is het oneigenlijke gebruik van grijze kentekens door particulieren weggenomen. Eind 2004 heeft de Tweede Kamer ingestemd met een aangepast wetsvoorstel fiscale behandeling VUT/prepensioen en introductie levensloopregeling (Kamerstukken II 2003/04, 29 760). Maatregelen betreffende bovenmatige belonings- en afvloeiingsregelingen waren uitgesteld tot na de verschijning van het rapport Tabaksblat. In het Belastingplan 2005 is het keuzeregime aandelenoptierechten afgeschaft.
EU voorzitterschap; afronding fiscale dossiers | |
Realisatie beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Beoogde effecten |
Ja, | |
1.Richtlijn spaartegoeden: afgerond | 1.Belastingheffing over spaartegoeden in het buitenland |
2.Fusierichtlijn: politiek akkoord | 2.Wegnemen van fiscale obstakels bij grensoverschrijdende fusies binnen EU. |
3.Werkprogramma EU Transfer Pricing Forum 2004–06: aanvaard | 3.Vermindering verrekenprijzen problematiek binnen EU |
4.BTW één loket: op de agenda van de Raad gezet | 4.Vermindering problematiek BTW- teruggave in grensoverschrijdende situaties |
Nee, | |
5.Verlaagde BTW tarieven: wordt opgenomen door komende voorzitterschappen | 5.Nieuwe regeling voor verlaagde BTW tarieven (inclusief arbeidsintensieve diensten) |
6.BTW richtlijn plaats van dienst: geen overeenstemming in Ecofin Raad | 6.Vereenvoudiging BTW-heffing over diensten van bedrijven aan bedrijven |
7.Moeder-dochterrichtlijn: al aanvaard voor het Nederlands Voorzitterschap | 7.Vermindering inhouding van divi- dendbelasting op deelnemingsdivi- denden |
8.Richtlijn verliesverrekening: niet door de Commissie ingediend | 8.Kader scheppen voor Europese grensoverschrijdende verliesverrekening van ondernemingen |
Gerealiseerd (niet aangekondigd) | |
9.Uitbreiding Arbitrageverdrag met de 10 nieuwe lidstaten | 9.Voorkoming van dubbele belasting van onderneming in grensoverschrij- dende situaties |
10.Verordening administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen | 10.Bevordering uitwisseling van inlichtingen tussen lidstaten over heffing accijnzen |
Onder het Nederlands voorzitterschap zijn op het gebied van de directe belastingen de nog openstaande punten met betrekking tot de richtlijn spaartegoeden afgerond. Tevens is een politiek akkoord bereikt over de fusierichtlijn. Tijdens de informele Ecofin in Scheveningen is gesproken over de coördinatie van winstbelastingen. Daarnaast zijn 10 nieuwe lidstaten aangesloten bij het «Arbitrageverdrag» (ter voorkoming van dubbele belastingen) en is de bij dat verdrag behorende Gedragscode aangenomen. Op het gebied van de indirecte belastingen is de nadruk gelegd op een aantal voorstellen, die een bijdrage leveren aan het terugdringen van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Zo zijn grote vorderingen gemaakt met het richtlijn voorstel over de herziening van de plaats van dienst in de BTW en is het richtlijnvoorstel voor één loket voor de BTW op de agenda gezet. Voorts heeft de Raad een verordening vastgesteld gericht op administratieve samenwerking op het gebied van de accijnzen. Kern daarvan is dat vanaf 1 juli 2005 één gemoderniseerd juridisch kader geldt voor de uitwisseling van informatie tussen belastingadministraties van de lidstaten.
Mede naar aanleiding van opmerkingen van de Algemene Rekenkamer is een voorstel in ontwikkeling om de nationale douanewetgeving dusdanig in te richten dat één algemene wet tot stand komt die ziet op de fiscale- en niet-fiscale taken van de douane. Dit past in het streven wetgeving transparanter te maken alsmede een betere handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid van het douanetoezicht op goederen te bereiken. Met de beoogde wet zullen de bevoegdheden van de douane, die thans in verschillende wetten zijn neergelegd, onder één noemer worden gebracht. Streven is om het wetsvoorstel in 2005 aan de Tweede Kamer te sturen.
Begin 2004 hebben de Europese Unie (EU) en de Verenigde Staten van Amerika (VS) een verdrag ondertekend waarmee het bilaterale verdrag inzake douanesamenwerking en wederzijdse bijstand in douanezaken is uitgebreid met samenwerking op het gebied van veiligheid van het goederenvervoer tussen de EU en de VS, in het bijzonder het containervervoer.
In 2004 is het gemeenschappelijke standpunt vastgesteld ten aanzien van een wijzigingsvoorstel voor het Communautair douanewetboek (CDW). Hierin worden ten behoeve van Supply Chain Security onder andere pre arrival en pre departure informatie voor binnenkomende en uitgaande goederenstromen verplicht gesteld. Tevens voorziet het in de instelling van zogenaamde «Authorised Economic Operators» (AEO). Een AEO is een speler in de internationale logistieke handelsketens die zich houdt aan relevante veiligheidsstandaarden, daarop getoetst wordt door de douane, en in ruil daarvoor gefaciliteerd wordt. Eind december 2004 is het voorstel voor een tweede lezing in het kader van de codecisieprocedure ingediend bij het Europees Parlement.
In de EU (eerste pijler) is op douanegebied een politiek akkoord bereikt over een verordening inzake douanecontroles op het vervoer over de buitengrenzen van de Europese Gemeenschap van geld en geldswaardige middelen met een waarde van € 10 000 of meer. Afgerond is een verordening die de controles op de internationale handel in drugsprecursoren aanscherpt. Op het gebied van de douanesamenwerking (derde pijler) is onder meer overeenstemming bereikt over een gezamenlijke aanpak van risico-analyse en het instellen van een permanent coördinatiecentrum voor gezamenlijke douaneoperaties.
In december 2004 is tijdens de EU-China top in Den Haag door de EG een douane bijstandsverdrag met de VR China getekend.
De Wereld Douane Organisatie (WDO) heeft in juni 2004 een tweede resolutie aangenomen die ziet op de veiligheid en facilitatie van internationale handelsketens. Onder deze resolutie is een High Level Strategic Group (HLSG) opgericht die naar verdere operationalisering van veiligheidsmaatregelen in de logistieke ketens zal streven. Als eerste resultaat heeft de HLSG in december een framework vastgesteld met standaards strekkend tot beveiliging en facilitatie van de wereldhandel.
Verder heeft Nederland voor een periode van twee jaar eind 2004 weer zitting genomen in de Policy Commission van de WDO, een beleidsbepalend orgaan van de WDO.
Voorts is in oktober een douaneverdrag met Suriname getekend.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Integrale modernisering van belastingverdragen met Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk | 1.Onderhandelingen lopen |
2.Wijzigingsprotocollen in verband met partiële herziening van bestaande belastingverdragen met de VS, Duitsland, Nieuw-Zeeland en Frankrijk | 2.Frankrijk: vastgelegd in wijzigingsprotocollen. VS, Duitsland, Nieuw-Zeeland: in werking getreden |
3.Belastingverdragen | 3.Belastingverdragen met Slovenië, Albanië en Oeganda ondertekend. Onderhandelingen met Azerbeidzjan op ambtelijk niveau afgerond en (her)onderhandelingen opgestart met Australië, Japan en Hong Kong |
Niet aangekondigd | |
4.Onderhandelingen met landen die voorheen als tax haven werden aangemerkt | 4.Onderhandelingen gestart |
Het Nederlandse netwerk van bilaterale belastingverdragen is omvangrijk en kwalitatief van hoog niveau. Om dit aantrekkelijke element van het vestigingsklimaat van Nederland in stand te houden is ook in 2004 weer veel aandacht besteed aan verdere uitbreiding en onderhoud van dit netwerk. Partiële herziening van bestaande belastingbedragen is tot stand gekomen voor de Verenigde Staten (waarmee afspraken zijn gemaakt om op bepaalde deelnemingsdividenden geen dividendbelasting meer te heffen), Duitsland (waarmee een regeling is overeengekomen voor grensoverschrijdende bedrijventerreinen) en Frankrijk (waarmee verdragswijzigingen zijn vastgelegd die samenhangen met de fusie tussen KLM en Air France). Voorts is – als follow-up van eerdere discussies in OESO-verband over schadelijke belastingconcurrentie – in 2004 onderhandeld met een aantal landen, die voorheen als tax haven werden aangemerkt. Doel van deze onderhandelingen is om zogenoemde TIEA's (Tax Information Exchange Agreements) af te sluiten, waardoor het moeilijker wordt voor (Nederlandse) belastingplichtigen om in internationaal verband belastingen te ontgaan.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Evaluatie: | Afgerond: |
1.Belastingherziening 2001 | 1.Onderdelen evaluatie Belastingher- ziening 2001 in de Tweede Kamer besproken. Overige resultaten worden in 2005 aan de Tweede Kamer verzonden. |
2.Fiscale Behandeling van Bedrijfsoverdrachten | 2.Kamerstukken II 2003/04, 28 607, nr. 66 |
3.Modernisering Fiscale Voorrechten en Faillissementswet | 3.Brief aan de Tweede Kamer van de Minister van EZ van 5 maart 2004, EZ04000116 |
4.Effecten van het Belastingplan 2004 op Mobiliteit en Milieu | 4.Kamerstukken II 2003/04, 29 210, nr. 96 |
5.Aandelenoptieregeling is in 2003 afgerond | 5.Brief aan de Tweede Kamer van de Minister van Financiën van 10 juli 2003, Fin0300255 |
Niet aangekondigd | |
6.Evaluatie belastinguitgave Willekeurige Afschrijving Continentaal Plat | 6.Kamerstukken II 2004/05, 25 883, nr. 31 |
7.Evaluatie belastinguitgave Willekeurige Afschrijving Arbomiddelen | 7.Kamerstukken II 2004/05, 29 800 IXB, nr. 7 |
In de Miljoenennota 2004 is toegezegd dat het ministerie van Financiën een actievere verantwoordelijkheid zal nemen voor de uitvoering van evaluaties van belastinguitgaven. In nauwe samenwerking met de beleidsdepartementen wordt hieraan gewerkt. In 2004 is een aantal evaluaties uitgevoerd, waarvan de rapporten aan de Tweede Kamer zijn verstuurd. Verder is een aantal evaluaties van belastinguitgaven gestart: de aftrek voor scholingsuitgaven, de ondernemersregelingen, de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk, verschillende heffingskortingen en vrijstellingen in box 3 en de lage tarieven en vrijstellingen in de MRB. De resultaten hiervan zullen in 2005 beschikbaar komen.
De in 2003 afgeronde onderdelen van de evaluatie «Belastingherziening 2001» (Kamerstukken II 2003/04, 26 727, nr. 131 en 29 606, nr. 1) zijn op 16 juni 2004 in de Tweede Kamer besproken. In 2004 is verder aan deze evaluatie gewerkt. De resultaten daarvan zullen in de loop van 2005 aan de Tweede Kamer worden verzonden.
5.1.4.2 Operationele doelstelling 2
Belastingplichtigen dienstverlening aanbieden op de manier die bij hen past.
Het bevorderen van de compliance van belastingplichtigen start met het voor de belastingplichtige zo eenvoudig mogelijk maken om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen en met de tevredenheid over de dienstverlening van de Belastingdienst. De dienstverlening is er op gericht om vooraf zo duidelijk te zijn dat belastingplichtigen zonder hulp of extra uitleg hun verplichtingen kunnen nakomen. Waar nodig wordt ingespeeld op vragen van de belastingplichtige: hij kan zelf antwoorden vinden of zich wenden tot de Belastingdienst. Het streven is dus om producten en diensten aan te bieden die aansluiten bij de behoefte van belastingplichtigen. De Belastingdienst biedt bijvoorbeeld mogelijkheden om elektronische aangifte te doen en betaalt te veel betaalde of ingehouden belasting snel terug. Verder biedt de Belastingdienst informatie, voorlichting en ondersteuning via de kanalen Internet, telefoon, post of balie.
De doelbereiking van de operationele doelstelling wordt gevolgd met behulp van effectindicatoren, outputindicatoren en daaraan gerelateerde streefwaarden.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Stimulering van het gebruik van de meest efficiënte kanalen | 1. Gedeeltelijk |
2.Telefonische dienstverlening met lagere kosten en hetzelfde serviceniveau | 2. Gedeeltelijk |
1. Stimulering van het gebruik van de meest efficiënte kanalen
De Belastingdienst verstrekt informatie aan belastingplichtigen en overige geïnteresseerden via verschillende kanalen: telefonisch, schriftelijk, fysiek of elektronisch. Het gebruik van de meest efficiënte kanalen, te weten internet en telefonie (inclusief de bestellijn), wordt de komende jaren bevorderd.
Ontwikkeling klantcontacten per kanaal | |||
Aantal klantcontacten (x 1 000) | 2002 | 2003 | 2004 |
Balie | 875 | 874 | 884 |
Internet | 4 171 | 5 140 | 8 379 |
Telefonie | 8 700 | 8 600 | 8 225 |
Totaal | 15 748 | 16 617 | 19 492 |
In bovenstaande tabel wordt de ontwikkeling van het aantal baliecontacten, het aantal internetcontacten en het aantal afgehandelde telefonische contacten in de periode 2002–2004 weergegeven. Het aantal baliecontacten is stabiel. Het gebruik van internet is fors gestegen, de druk op de telefonie lijkt daardoor wat af te nemen, desondanks blijft de telefonische bereikbaarheid een punt van zorg. Het aandeel van de meest efficiënte kanalen is over 2004 toegenomen.
De toepassingsmogelijkheid van het kanaal internet is in 2004 verder vergroot. De door het project Elektronisch aangeven (ELA) gestelde doelen werden gerealiseerd. De verplichte elektronische aangifte voor ondernemers voor de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting, de omzetbelasting, als ook voor de opgaaf intracommunautaire leveringen werd een feit. Al direct werd vrij veel gebruik gemaakt van de mogelijkheid om elektronisch aangifte te doen. Ongeveer 120 000 OB-aangiften en 150 000 winstaangiften werden in 2004 elektronisch aangeleverd.
2. Telefonische dienstverlening met lagere kosten en hetzelfde serviceniveau
De Belastingdienst streeft naar verbetering van het serviceniveau via het telefonisch kanaal (zie ook output indicatoren hieronder) met minder kosten. Dit wordt onder andere bewerkstelligd door de vorming van één ingang voor de telefonische dienstverlening in 2004. Met deze voorziening moet een belangrijk deel van de telefoontjes – dat nu nog bij de belastingkantoren terecht kwam – worden afgedaan door specialisten bij de callcentra. De verwachting is dat hierdoor een efficiëntere verwerking van de telefoniestromen mogelijk wordt, waardoor ook de bereikbaarheid wordt verbeterd.
Effectindicatoren/evaluatieonderzoek
De mate van klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten in de zogenoemde Fiscale Monitor. In het kader van dit evaluatieonderzoek wordt een enquête gehouden onder een representatieve steekproef van belastingplichtigen en belastingadviseurs naar de door hen ervaren duidelijkheid van de correspondentie van de Belastingdienst, bereikbaarheid van de Belastingdienst, de mate waarin gemaakte afspraken worden nagekomen en snelheid van afhandeling.
Tabel 5.2 Effectindicatoren operationele doelstelling 2 (% positieve antwoorden) | ||||
2002 | 2003 | 2004 planning | 2004 realisatie | |
Ervaren duidelijkheid correspondentie | 81 | 83 | 82 | 81 |
Ervaren snelheid afhandeling | 73 | 72 | 74 | 71 |
Ervaren bereikbaarheid | 60 | 64 | 59 | 60 |
Nakomen van afspraken | 87 | 87 | 85 | 86 |
• Met uitzondering van de «ervaren snelheid afhandeling» is de mate van klanttevredenheid in lijn met de geformuleerde streefwaarde.
• Onder ondernemingen en douaneklanten blijft de tevredenheid ten aanzien van de snelheid van afhandeling achter. Van de particulieren is bijna 80% tevreden over het tempo waarin de teruggaaf wordt afgehandeld, aangiften worden behandeld en vragen worden beantwoord. Van de ondernemingen beoordeelt 66% het tempo als snel of zeer snel. Het minst tevreden is men over de snelheid waarmee de aangifte wordt behandeld: 61% vindt dat snel. De douaneklanten geven nagenoeg hetzelfde oordeel als ondernemingen: 67% vindt dat de Belastingdienst zaken snel behandelt. Zij zijn relatief het minst tevreden over de snelheid waarmee een vraag wordt beantwoord (61% vindt dat snel).
• De uitkomsten met betrekking tot ervaren bereikbaarheid over 2004 impliceren dat de Belastingdienst de verbetering in 2003 niet heeft kunnen vasthouden en dat de ervaren bereikbaarheid weer terug is op het (te) lage niveau van 2002. Relatief het meest tevreden zijn particulieren: 69% vindt dat het kantoor en de BelastingTelefoon goed te bereiken zijn. Daarna volgen de douaneklanten; van deze groep is 60% tevreden. Ondernemers vinden dat de bereikbaarheid duidelijk te wensen overlaat: slechts 52% van deze groep beoordeelt de bereikbaarheid als goed. Vooral de belastingregio's vinden zij moeilijk te bereiken.
De outputindicatoren geven een beeld van de prestaties op het terrein van de dienstverlening. Het zijn indicatoren die de Belastingdienst gebruikt bij de besturing van het primaire proces. De outputindicator «% Afgehandelde telefoongesprekken» geeft een beeld van de toegankelijkheid van de Belastingdienst. De outputindicator «% Tijdigheid afdoen van aangiften en bezwaar» geeft een indicatie van de snelheid van de dienstverlening op basis van het verloop binnen de afhandelingstermijn van de aangiften IB en Vpb en de bezwaarschriften IB.
Tabel 5.3 Outputindicatoren operationele doelstelling 2 | ||||
2002 | 2003 | 2004 planning | 2004 realisatie | |
% Afgehandelde telefoongesprekken | 73 | 60 | 67 | 67 |
% Tijdigheid afdoen aangiften en bezwaar | 91 | 88 | 90 | 87 |
Het landelijke cijfer is in 2004 uitgekomen op 67%. Begin 2004 is er een extra aanbod van telefoontjes geweest als gevolg van vragen over de voorlopige teruggaaf 2004. Uiteindelijk heeft dit een neerwaarts effect gehad op het percentage afgehandelde telefoongesprekken voor heel 2004. Toch is het bereikbaarheids percentage in 2004 (67%) beter dan in 2003 (60%). Dit komt deels doordat het totaal aantal aangeboden gesprekken in 2004 minder was dan in 2003.
Het percentage afhandelingen van de aangiften IH en Vpb, die voldoen aan de wettelijke termijnen van = 3 maanden, is in 2004 uitgekomen op 93% respectievelijk 78%. Voor de bezwaarschriften resulteerde een percentage van 90. Het gemiddelde voor de drie processen bedroeg daarmee 87%.
5.1.4.3 Operationele doelstelling 3
Bevorderen dat de belastingplichtigen hun belastingverplichtingen nakomen.
De Belastingdienst past risicogericht toezicht toe. Dit betekent dat vooraf via risicoselectie bepaald wordt waar het risico van niet naleven het grootst is. Het sluitstuk van het toezicht vormt de opsporing en de strafrechtelijke vervolging. Binnen de Belastingdienst vervult de FIOD-ECD de opsporingsfunctie op het terrein van de fiscale en niet-fiscale (financieel-economische) fraude. De Belastingdienst ziet er tenslotte op toe dat belastingplichtigen de verschuldigde bedragen ook daadwerkelijk en tijdig betalen. Indien noodzakelijk gaat de Belastingdienst over tot dwanginvorderingsmaatregelen.
In de brief van de Staatssecretaris van Financiën van 3 juni 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 643, nrs. 1 en 2) naar aanleiding van de vrijplaatsendiscussie wordt uitgebreid ingegaan op het rechtshandhavings- en het rechtstoepassingsbeleid. De Belastingdienst zal zich meer gaan richten op toezicht dat er toe doet en op een scherpere handhaving, zonder de kwaliteit van de dienstverlening te veronachtzamen. Daarnaast bestaat de noodzaak om de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven meer vorm en inhoud te geven.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Verhogen behandelcapaciteit intensief toezicht door gestructureerde winstaangifte | Gerealiseerd:De benodigde voorzieningen zijn getroffen. |
2.Aangifteproces douane eenvoudiger, efficiënter en minder fraudegevoelig door meer digitaliseren en papierloos maken | De doelstellingen voor 2004 zijn gerealiseerd:• De douane heeft in 2004 een nieuw elektronisch aangifteverwerkingssysteem ingevoerd. |
3.Toezicht en opsporing:a. Meer aandacht naar grotere zakenb. Meer themagericht werkenc. Verbeteren internationale fraudebestrijding | De doelstellingen voor 2004 zijn gerealiseerd:a. Bijvoorbeeld ten aanzien van bouwfraude is de inspanning succesvol vergroot, fraude in de zorg blijkt moeilijker aan te pakken.b. Bijvoorbeeld het project opsporen buitenlands vermogen en fraude voorlopige teruggaaf zijn succesvol.c. Het opsporen van BTW- en accijnsfraude is in 2004 succesvol gebleken. |
4.Voorbereiden maatregelen ten behoeve van doelmatiger inrichting van het (dwang)invorderingsproces | De doelstellingen voor 2004 zijn gerealiseerd:Het invorderingsbeleid is strakker. Een nieuw invorderingssysteem wordt voorbereid. Het invorderingsproces wordt meer risicogericht. |
Het aantal klachten en signalen over mogelijke fraude in de zorg is behoorlijk toegenomen. Bij de keuze om over te gaan tot een strafrechtelijke aanpak, is de maatschappelijke relevantie een belangrijke overweging. De onderzoeken in 2004 hadden onder meer betrekking op het declaratiegedrag van huisartsen en apothekers, de misbruik van AWBZ- en subsidiegelden en valse declaraties aan zorgverzekeraars. Gebleken is dat zorgverzekeraars slechts van een gering aantal zaken melding maken. Het doen van aangifte kan namelijk conflicteren met andere belangen, zoals de aanwezigheid van voldoende zorgverleners in de regio voor de verzekerden. Veel zorgverzekeraars kiezen daarom voor een interne afdoening van fraudezaken.
Project buitenlands vermogen (tot inkeer komen belastingplichtigen)
De Belastingdienst heeft door de uitvoering van projecten zoals het Rekeningenproject en het project Buitenlands Vermogen diverse gegevens verzameld over Nederlandse belastingplichtigen. Buitenlandse belastingautoriteiten van verschillende landen hebben informatie verstrekt over Nederlandse ingezetenen met een buitenlandse bankrekening, vermogen in een buitenlandse rechtsvorm, of met vastgoed in het buitenland. Deze gegevens zijn verstrekt in het kader van de gegevensuitwisseling op basis van Europese richtlijnen. De FIOD-ECD heeft meer dan 20 strafrechtelijke onderzoeken ingesteld. De opbrengst van het project bedraagt per ultimo 2004 ca. € 100 mln.
In 2004 zijn aangiften geselecteerd waarvan het vermoeden bestaat dat gefraudeerd was met de aanvraag van (een) voorlopige teruggave(n). In alle gevallen heeft een correctie plaatsgevonden met een totale omvang van € 27 miljoen (gemiddeld fraudebedrag per geval € 3 850). In 27 gevallen heeft het onderzoek geleid tot een strafrechtelijke vervolging.
Begin 2004 is de criminaliteitsbeeld analyse ten aanzien van de smokkel van sigaretten afgerond. Mede daardoor is in 2004 is veel succes geboekt bij de bestrijding van accijnsfraude met sigaretten. In een aantal gevallen is naast de accijnsfraude tevens sprake van drugssmokkel, witwassen en merkvervalsing. Samen met het Functioneel Parket is een project gestart om illegale verkopen van sigaretten via het Internet op te sporen. Naast het uitvoeren van opsporingsonderzoeken bij de regelmatige aanbieders van grote partijen sigaretten worden de aanbieders van kleinere hoeveelheden sigaretten benaderd met als doel het stoppen van de verkoop.
Naar aanleiding van signalen van de kennisgroep BTW-fraude, is sinds 2002 een aantal grote strafrechtelijke onderzoeken met betrekking tot carrouselfraude in mobiele telefoons uitgevoerd. Deze onderzoeken hebben in 2004 tot succesvolle veroordelingen geleid.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
Belastingheffing is gevoelig voor misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen zelf verstrekken. De belastinginkomsten zijn als gevolg van M&O onvolledig. Bij alle uit te voeren fiscale taken wordt de Belastingdienst in meer of mindere mate geconfronteerd met de problematiek van M&O. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving vormt een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. In het Beheersverslag van de Belastingdienst wordt dit meer uitgebreid toegelicht.
Effectindicatoren/evaluatieonderzoek
De mate waarin de belastingplichtigen aan hun verplichtingen voldoen is mede het resultaat van de mate waarin belastingplichtigen zelf beleven dat het toezichtproces van de Belastingdienst effectief is. in het kader van de jaarlijkse Fiscale Monitor wordt daarom gemeten wat de door belastingplichtigen ervaren kans is dat de Belastingdienst ontdekt dat de belastingplichtige in een aangifte onjuiste informatie opgeeft. Deze kans wordt gemeten bij meerdere groepen belastingplichtigen (particulieren en ondernemers) en onder fiscale adviseurs. De effectindicator is een gemiddelde van deze groepen.
Tabel 5.4 Effectindicator operationele doelstelling toezicht | ||||
2002 | 2003 | 2004 planning | 2004 realisatie | |
Ervaren kans op ontdekking (%) | 83 | 69 | 82 | 66 |
De mate waarin de belastingplichtigen aan hun verplichtingen voldoen is mede afhankelijk van de mate waarin belastingplichtigen zelf beleven dat het toezichtproces van de Belastingdienst effectief is. In het kader van de jaarlijkse Fiscale Monitor wordt daarom gemeten wat de door belastingplichtigen ervaren kans is, dat de Belastingdienst ontdekt dat de belastingplichtige in een aangifte onjuiste informatie opgeeft. Deze kans wordt gemeten bij particulieren, ondernemers en fiscale adviseurs. De indicator is een gemiddelde van deze groepen.
In 2004 wordt de kans op ontdekken van aangiftefraude lager geschat dan in voorafgaande jaren. Als in een aangifte onjuiste informatie wordt gegeven, denkt ruim 66% van de belastingplichtigen dat het op zijn minst tamelijk waarschijnlijk is dat de Belastingdienst dat ontdekt. Dat is aanmerkelijk lager dan de verwachte 82%. De fiscale monitor laat zien dat burgers en bedrijven verwachten dat de Belastingdienst toezicht uitoefent «dat ertoe doet». De Belastingdienst zal in 2005 (en de volgende jaren) dan ook meer nadruk gaan leggen op toezicht en handhaving.
De outputindicatoren geven een beeld van de prestaties van de Belastingdienst op het terrein van toezicht, de opsporing en de invordering en zijn gekozen omdat er een verondersteld verband is met het uiteindelijke aangifte- en betalingsgedrag van belastingplichtigen. Een effectief toezicht uit zich bijvoorbeeld in hoge correctiepercentages en -bedragen en weinig controles die geen resultaat kennen (nihilscores). Een effectief toezicht draagt bij aan positief gedrag. Maar ook de zichtbaarheid van de Belastingdienst, bijvoorbeeld in het toezicht van de Douane, is daarop van invloed. Hierbij moet worden bedacht dat de uitkomsten niet alleen door de Belastingdienst beïnvloed worden, maar ook door exogene factoren, zoals de stand van de economie.
Tabel 5.5 Outputindicatoren operationele doelstelling 3 | ||||
2002 | 2003 | 2004 planning | 2004 Realisatie | |
FIX-score | 100 | 97 | 104 | 100 |
% Correcties IB/Vpb | 8,1 | 7,0 | 7,9 | 7,4 |
% Nihilscores veldtoetsingen * | 22 | 26 | 22 | 25,6 |
Correctiebedrag IB in € mld. 1,8 | 2,5 | 1,8 | 2,5 | |
Correctiebedrag Vpb in € mld. 10,4 | 13,0 | 10,8 | 13,8 | |
Aantal uren mobiel toezicht, ambulante controles, toezicht buitengrens en passagierscontroles Douane** | 683 000 | 866 000 | 819 600 | – |
– | – | 950 000 | 1 187 911 | |
% Correcties fysieke controles Douane | 9,1 | 10,0 | 9,55 | 10,1 |
% Correcties Douane in mobiel toezicht en ambulante controles | 6,8 | 7,2 | 7,8 | 8,3 |
% Correcties administratieve controles Douane | 27,5 | 25,9 | 28,9 | 27,6 |
% PV's dat leidt tot veroordeling/transactie | 79 | 74 | 86,9 | 80 |
% In te vorderen* | 3,6 | 4,2 | 3,8 | 3.7 |
% Vorderingen ouder dan 1 jaar*** | 45 | 57,2 | ||
% Oninbaar geleden* | 0,6 | 0,66 | 0,65 | 1,2 |
* Voor deze kengetallen geldt dat een lager percentage duidt op een betere prestatie
** Vanaf 2004 wordt dit kengetal, wegens wijzigingen in de tijdregistraties, op een iets gewijzigde manier geteld. Daarom wordt de reeks vanaf 2004 opnieuw gestart.
*** Betreft een doelstelling die is opgevoerd miv 1 januari 2004. Voor dit kengetal geldt dat een lager percentage duidt op een betere prestatie.
• Fix Score
De fiscale kwaliteitsindex (FIX) geeft een beeld van de kwaliteit van de rechtstoepassing. De FIX-score is in 2004 achtergebleven op planning, maar gestegen ten opzichte van 2003. De gebieden invordering en omzetbelasting verdienen echter nog steeds aandacht. In 2004 zijn maatregelen genomen om de kwaliteit te verbeteren.
• Correctie-percentage en -bedrag IB en Vpb
Het gemiddelde correctiepercentage IB en Vpb (het aantal correcties in verhouding tot het aantal definitieve aanslagen) is in 2004 gestegen ten opzichte van 2003, naar 7,4%. Het percentage blijft echter nog steeds achter bij de doelstelling. Wat betreft de correctiebedragen is de doelstelling voor 2004 wel gerealiseerd.
• Percentage nihilscores veldtoetsen
Het aandeel nihilscores in de veldtoetsingen is in 2004 iets gedaald ten opzichte van 2003. De doelstelling is echter niet gerealiseerd.
• Aantal uren toezicht Douane
De meerrealisatie op deze doelstelling is het gevolg van de inzet van medewerkers bij de 100% controles op Schiphol.
• Correctiepercentage fysieke controles Douane
Het correctiepercentage bij fysieke controles Douane is hoger dan de doelstelling. Ook ten opzichte van voorgaande jaren is de stijgende lijn doorgetrokken. Naast de betere controleresultaten door een goede selectie, is de betere vastlegging van bevindingen in de systemen een belangrijke reden voor de stijging. Voor een beter begrip van het correctiepercentage wordt erop gewezen dat 75% van de correcties wordt gegenereerd bij één bepaalde vervoersstroom, de internationale post en pakketpost.
• Correctiepercentage mobiel toezicht Douane
Het correctiepercentage mobiel toezicht is gestegen ten opzichte van de voorafgaande jaren en overtreft daarmee de doelstelling. De stijging is een gevolg van de betere risicoanalyse.
• Percentage administratieve controles Douane
Het percentage administratieve controles Douane is weliswaar gestegen ten opzichte van 2003, maar blijft nog licht achter bij de doelstelling. Wel is het correctieresultaat behoorlijk toegenomen. Werd in 2003 nog voor € 30,7 miljoen gecorrigeerd, in 2004 betrof dit € 45,4 miljoen.
• Percentage in te vorderen
De betalingsachterstand is in 2004 gedaald van 4,3% naar 3,7% van de belastingopbrengsten. Een belangrijke positieve invloed daarbij is het verbeterde betaalgedrag van belastingplichtigen. Ook de sanering van de openstaande belastingvorderingen in lopende faillissementen heeft hieraan bijgedragen. Dit heeft geleid tot een stijging van het percentage oninbaar geleden posten.
• Percentage invorderingszaken ouder dan één jaar
Het percentage invorderingsposten ouder dan 1 jaar is in 2004 opgelopen. Het actieprogramma dat moet leiden tot een verbetering van de invordering heeft ertoe geleid dat de instroom van nieuwe invorderingsgevallen beperkt is. Als neveneffect is er (tijdelijk) sprake van een toename van het percentage invorderingen ouder dan één jaar, omdat de hoeveelheid nieuwe invorderingen afneemt.
• Percentage oninbaar geleden
Het wegwerken van oude invorderingsvoorraden in 2004 heeft geleid tot een stijging in het bedrag van de oninbaar geleden posten, dit zijn vorderingen waarvoor geen verhaalsmogelijkheid meer bestaat, tot 1,2% van de totale belastingopbrengst. Door de slechte economische situatie blijft het aantal faillissementen hoog. Deze vormen een steeds groter en moeilijk te voorkomen deel van de post oninbaar geleden.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Audits kleine middelen (AKM):1. Successie en schenking2. BPM | Afgerond:1. De voorstellen om te komen tot een meer centrale informatievoorziening over overlijdensberichten en tot een verbetering van de individuele klantbehandeling, zijn overgenomen. Hoge werkvoorraden worden versneld weggewerkt.2. Met het oog op een betere beheersing van bepaalde procesonderdelen van de BPM worden deze meer gecentraliseerd. |
Niet aangekondigd:3. Audit Project Invordering | 3. Ter minimalisering van de risico's van de invorderingsmaatregelen en het effectieve gebruik ervan, worden de werkprocessen en de kwaliteit van de basisadministratie aangepast. |
Twee onderzoeken die voor 2004 waren geprogrammeerd zijn in 2004 niet afgerond. Het gaat om het onderzoek Evaluatie nieuwe kennisgroepen, waarvan de uitvoering is uitgesteld naar 2005, en het onderzoek «Onderzoek risico's teruggaveregelingen» dat begin 2005 zal worden afgerond.
5.1.4.3 Operationele doelstelling 4
Een bijdrage leveren aan de bescherming van samenleving tegen ongewenste goederen en diensten.
Naast fiscaal toezicht voert de Belastingdienst op een aantal niet-fiscale terreinen toezichts- en opsporingstaken uit. Deze taken hebben tot doel de samenleving te beschermen tegen ongewenste goederen en diensten. Zo controleert de Douane de goederenstromen die het land binnenkomen, worden doorgevoerd en/of het land verlaten op niet-fiscale aspecten, zoals op het terrein van de veiligheid en de gezondheid. De FIOD-ECD heeft een toezichts- en opsporingstaak op onder andere de terreinen van het intellectueel eigendom, de financiële integriteit en de goederenfraude.
Vooral op het Douanegebied is sprake van een steeds groter accent op de veiligheid. Ook vanuit de Europese Commissie wordt de Douane als cruciale speler in het veiligheidsbeleid van de EU gepositioneerd. Voor de invulling van de rol als poortwachter aan de buitengrenzen van de EU moet worden samengewerkt met collega-douanediensten en met andere handhavingsorganisaties.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Intensiveren toezicht op uitgaande goederenstromen | Verloopt conform planningGebruiken detectiepoortjes en scans in Rotterdamse haven |
2.Deelname aan initiatieven gericht op versterking van de integriteit en veiligheid van havens en luchthavens | GerealiseerdCertificering van havenfaciliteiten |
3.Afsluiten handhavingsarrangementen op terrein van niet-fiscale douanetaken | Gerealiseerd |
Ter uitvoering van het drugsbeleid van de Minister van Justitie verricht de Douane op Schiphol zeer intensieve controles op vluchten vanuit de Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname. Bij deze controles worden alle passagiers van bedoelde risicovluchten aan controle op verdovende middelen onderworpen. Binnen de Douane waren 253 voltijdmedewerkers nodig om uitvoering te kunnen geven aan de 100% controles. De al bestaande capaciteit (85 fte), is aangevuld met extra inzet van douanemedewerkers (168 fte) uit het hele land, die hiervoor zijn vrijgemaakt.
De zeer intensieve controles hebben tot doel de pakkans zodanig te verhogen dat daadwerkelijk ontmoediging ontstaat en het financieel niet meer aantrekkelijk is om te smokkelen via de luchthaven Schiphol. Hoewel het aantal koeriers sterk fluctueert per week, per vlucht en per herkomst, gaat het nu gemiddeld om nog maar 2 koeriers per vlucht, terwijl voorheen meer dan 40 koeriers per vlucht werden geconstateerd. De douane heeft in 2004 3611 koeriers aangetroffen waarvan tweederde slikkers.
De 100% controles worden in nauwe samenwerking met het Openbaar Ministerie, het Ministerie van Justitie, de Koninklijke Marechaussee, de luchthavenexploitant en de luchtvaartmaatschappijen verricht.
De Douane heeft in de haven van Rotterdam gebruik gemaakt van detectiepoorten voor de controle op de aanwezigheid van radioactief materiaal. De controles worden uitgevoerd op de uitgaande stromen richting de Verenigde Staten en op de inkomende stromen ter bescherming van het eigen (achter)land.
Certificering havenfaciliteiten
De Douane heeft in 2004 meegewerkt aan de certificering van havenfaciliteiten. De certificering gebeurt vanuit de doelstelling om in de maritieme sector tot een wereldwijd, met de luchtvaart vergelijkbaar, veiligheidsregiem te komen. In de komende jaren wordt gestreefd naar een volledig gecertificeerde logistieke keten.Ter uitvoering van het drugsbeleid van de Minister van Justitie verricht de Douane op Schiphol zeer intensieve controles op vluchten vanuit de Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname.
De streefwaarden van de outputindicatoren zijn voor een groot deel gerealiseerd. Voorzover deze niet zijn gerealiseerd was dit voornamelijk te wijten aan de uitvoering van de 100% controles op Schiphol. Deze inzet op Schiphol heeft veel gevraagd van de flexibiliteit van de organisatie en van individuele medewerkers. De Douane heeft als gevolg van de 100% controles vooraf een aantal prioriteiten gesteld. Zowel voor het proces ambulant/mobiel toezicht goederenvervoer als de controles bij de opslaginstituten is afgesproken 50% van de oorspronkelijke doelstellingen te realiseren. De gerealiseerde aantallen blijven daar ruim boven.
Tabel 5.6 Outputindicatoren operationele doelstelling 4 | ||||
Aantallen | 2002 | 2003 | Planning 2004 | Realisatie 2004 |
Ladingscancontroles Douane | 62 780 | 74 067 | 67 000 | 75 306 |
Correcties bij passagierscontroles Douane | 16 678 | 23 175 | 21 300 | 18 811 |
PV's/bevindingen Douane niet-fiscaal | 7 594 | 6 527 | 7 900 | 14 475 |
Door de Douane aan de FIOD-ECD aangeleverde NFD zaken | 885 | 1 742 |
Door de focus op de 100% controles zijn minder passagierscontroles elders uitgevoerd. Daarbij is het correctiepercentage van de 100% controles in de loop van het jaar scherp gedaald. Dit vormt een indicatie voor het succes van deze controles. Het totale aantal correcties is hierdoor wel achtergebleven.
Audits kleine middelen operationele doelstelling 4
In het kader van het meerjarenprogramma Audits kleine middelen (AKM) is een audit naar wederzijdse bijstand uitgevoerd. De conclusie werd getrokken dat er voldoende maatregelen in het proces van wederzijdse bijstand zijn genomen om een voldoende (fiscale) kwaliteit van de informatie-uitwisseling op verzoek en de spontane uitwisseling van informatie te waarborgen.
5.2.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het zorgdragen voor wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten.
IMF Financial Sector Assessment Program (FSAP)
De gezondheid van het Nederlandse financiële stelsel en de kwaliteit van het toezicht daarop zijn in 2004 beoordeeld door het Internationale Monetaire Fonds (IMF). Dit gebeurde in het kader van het Financial Sector Assessment Program (FSAP), dat als doel heeft de financiële stabiliteit in de deelnemende landen te bevorderen. Het IMF concludeert dat het Nederlandse financiële stelsel fundamenteel gezond is en het toezicht gekenmerkt wordt door een naar internationale maatstaven hoge kwaliteit. Met de hervorming van het financiële toezicht, waarin de sectorale verdeling van verantwoordelijkheden tussen toezichthouders plaats heeft gemaakt voor een functionele taakverdeling tussen een prudentiële toezichthouder (DNB) en de gedragstoezichthouder (AFM), bevindt Nederland zich in de ogen van het IMF in de voorste gelederen als het gaat om de modernisering van toezichtregimes. Voor verdere informatie over het FSAP wordt verwezen naar Kamerstukken II 2004/05, 29 800 IXB, nr. 4 en de website van het IMF (www.imf.org).
5.2.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 2 Financiële marktenBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:Het bijdragen aan condities voor goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 152 661 | 242 766 | 87 774 | 25 146 | 62 628 |
Uitgaven | 186 164 | 43 093 | 54 713 | 25 146 | 29 567 |
Programma-uitgaven | 180 380 | 36 004 | 48 361 | 19 156 | 29 205 |
doelst. 1 Toezicht op de financiële sector | |||||
Bijdrage toezicht AFM | 4 200 | 1 200 | 3 000 | ||
doelst. 2 Goed functionerende markt voor fin. diensten | |||||
Publiekscampagne financiële bijsluiter | 3 500 | ||||
Toezicht Wck | 800 | 954 | 1 221 | 0 | 1 221 |
doelst. 5 Bevorderen van de integriteit | |||||
Bijdrage toezicht MOT/WID | 300 | 664 | 0 | 3 120 | – 3 120 |
Caribbean Financial Action Taskforce | 30 | 30 | 30 | 32 | – 2 |
doelst. 6 Zorgdragen chartaal betalingsverkeer | |||||
Muntcirculatie | 24 544 | 13 968 | 15 056 | 14 804 | 252 |
Retouren guldenmunten | 0 | 20 347 | 3 226 | 0 | 3 226 |
Afname munten in circulatie | 97 642 | 0 | 24 628 | 0 | 24 628 |
doelst. 7 Bevordering soepele overgang euro (vervallen) | 53 564 | 41 | |||
Apparaatsuitgaven | 5 784 | 7 089 | 6 352 | 5 990 | 362 |
Ontvangsten | 1 303 205 | 463 863 | 494 596 | 299 218 | 195 378 |
Programma-ontvangsten | 1 303 205 | 463 863 | 494 596 | 299 218 | 195 378 |
doelst. 4 Bevorderen stabiel financieel stelsel | |||||
Winstuitkering DNB | 1 277 274 | 353 262 | 445 600 | 251 700 | 193 900 |
doelst. 6 Zorgdragen chartaal betalingsverkeer | |||||
Ontvangsten muntwezen | 9 813 | 65 897 | 37 061 | 17 184 | 19 877 |
Toename munten in circulatie | 0 | 36 909 | 0 | 20 012 | – 20 012 |
Budgetten met meer dan 1 doelstelling | |||||
Overige programma-ontvangsten | 16 118 | 7 795 | 11 935 | 10 322 | 1 613 |
5.2.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
Garantie schatkistbankieren (+ € 27 mln.)
De kaslimiet van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) in het kader van geïntegreerd middelenbeheer is verhoogd naar € 27 mln. Hiervoor is een garantie verstrekt. Voornaamste reden voor verhoging van de kaslimiet is de financiering door AFM van voorbereidingskosten van nieuwe toezichttaken in 2004 en 2005.
Afname munt in circulatie (+ € 24,6 mln.)
Voor toelichting zie uitgaven.
Bijdrage toezicht Wet Melding ongebruikelijke transacties en de Wet Identificatie bij dienstverlening (MOT/WID) (– € 3,1 mln.)
Het verschil betreft grotendeels de overboeking van middelen naar Justitie (Bureau Financieel Toezicht) en FIOD-ECD.
Retouren guldenmunten (+ € 3,2 mln.)
Het verschil heeft betrekking op guldenmunten die retour komen uit circulatie.
Afname munten in circulatie (+ € 24,6 mln.)Ontvangsten: Toename munten in circulatie (– € 20,0 mln.)
Omdat in 2004 uitsluitend munten met lage denominaties in circulatie zijn gebracht en munten met hoge denominaties (50 eurocent, 1 en 2 euro) zijn teruggekomen is de nominale waarde van de munten in circulatie gedaald met € 24,6 mln. Dit betekent een verschil van ca. € 45 mln. ten opzichte van de begrote toename van € 20 mln.
Winstuitkering DNB (+ € 193,9 mln.)
De hogere ontvangst is voor een groot deel te verklaren door de daling van de lange rente in het eurogebied en in de Verenigde Staten waardoor de vastrentende beleggingen van DNB in waarde zijn gestegen. Hier tegenover staat dat DNB in 2003 verlies heeft geleden waardoor er over dat jaar geen winstafdracht heeft plaatsgevonden in 2004.
Ontvangsten muntwezen (+ € 19,9 mln.)
De opbrengsten verkoop metaalschroot uit de ontwaarding van de guldenmunten waren gunstiger dan geraamd.
Toename munten in circulatie (– € 20,0 mln.)
Zie uitgaven, afname munten in circulatie.
5.2.4 Operationele doelstellingen
5.2.4.1 Operationele doelstelling 1 Toezicht op de financiële sector
Een slagvaardige en effectieve institutionele vormgeving van het toezicht op de financiële markten.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Hervorming toezichtwetgeving op de financiële marktsector | Gedeeltelijk |
Doorlooptijd van wet- en regelgeving volgens planning |
Hervorming toezichtwetgeving op de financiële marktsector
Zie hiervoor de toelichting bij de beleidsprioriteiten.
5.2.4.2 Operationele doelstelling 2 Goed functionerende markt voor financiële diensten
Het bevorderen van goed functionerende markten voor financiële diensten en een goede positie van de consument door middel van het stellen van eisen aan het gedrag van financiële instellingen en andere marktpartijen.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Introductie Wet financiële dienstverlening | Gedeeltelijk |
2.Evaluatie financiële bijsluiter | Ja |
3.Evaluatie verhuisservice voor rekeninghouders | Nee |
4.Reductie provisiegedreven advisering | Gedeeltelijk |
1. Introductie Wet financiële dienstverlening
De wet is goedgekeurd door de Tweede Kamer en ligt voor in de Eerste Kamer. Het Besluit Financiële Dienstverlening is nog in voorbereiding (gedeeltelijke realisatie). Naar verwachting treden de wet en het besluit niet eerder dan in het najaar 2005 in werking.
2. Evaluatie financiële bijsluiter
Het advies van de Autoriteit Financiële Markten is ontvangen. De uitkomst van de beleidsafweging van Financiën omtrent dit advies wordt tegelijkertijd met het Besluit financiële dienstverlening aan de Tweede Kamer toegezonden.
3. Evaluatie verhuisservice voor rekeninghouders
De verhuisservice ging per 1 januari 2004 van start. In verband met de duur van de service (13 maanden) is besloten de evaluatie in de loop van 2005 te laten plaatsvinden.
4. Reductie provisiegedreven advisering
Ter voorkoming van provisiegedreven advisering is – op basis van een onderzoek van Ecorys en na overleg met belanghebbenden – een tweetal maatregelen aangekondigd: verbetering van de balans tussen afsluit- en doorlopende provisie en transparantie over de kosten van verkoop- en advies. Uitwerking van deze opties vindt plaats in 2005 (gedeeltelijke realisatie in 2004).
5.2.4.3 Operationele doelstelling 3 Goede werking van effectenmarkten
Het bevorderen van een goede werking van effectenmarkten met als kernelementen een goed werkende infrastructuur, transparantie en adequate zeggenschapsstructuren binnen (beursgenoteerde) vennootschappen.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Corporate governance | Ja |
Onderzoek naar de rol van de algemene vergadering van aandeelhouders |
Het onderzoek is in november 2003 aan de Tweede Kamer gezonden. Conclusie van het rapport was dat de aandeelhoudersvergadering een belangrijk forum is voor discussie, waarin een deel van de aandeelhouders discussieert met bestuurders en commissarissen, maar dat de rol van aandeelhouders niet veel verder gaat. De macht is veelal ingeperkt. De onderzoeksconclusies zijn ingebracht in de commissie Tabaksblat en betrokken bij het opstellen van de kabinetsreactie op de Nederlandse corporate governance code (Tabaksblat code).Voorts wordt verwezen naar de toelichting bij de beleidsprioriteiten.
5.2.4.4 Operationele doelstelling 4 Stabiel financieel stelsel
Het bevorderen van een stabiel financieel stelsel door de soliditeit van afzonderlijke instellingen te bevorderen, primair gericht op de interne bedrijfsvoering en de solvabiliteit.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Nieuwe solvabiliteitseisen voor banken en verzekeraars Omslag naar risico-georiënteerd toezicht | Ja |
Nieuwe solvabiliteitseisen voor banken en verzekeraars
Onder Nederlands voorzitterschap van de EU is een akkoord op hoofdlijnen (politieke oriëntatie) bereikt over het richtlijnvoorstel inzake kapitaalvereisten voor banken en effecteninstellingen. De belangrijkste doelstelling van de richtlijn is het kapitaal van financiële instellingen beter aan te laten sluiten bij de risico's die instellingen lopen. Hierdoor worden consumentenbescherming, financiële stabiliteit en concurrentiekracht van de EU financiële sector verder versterkt.
De Europese Commissie heeft, mede vanwege personele wijzigingen, in 2004 nog geen richtlijnvoorstel voor nieuwe solvabiliteitseisen voor verzekeraars (Solvency II) ingediend.
5.2.4.5 Operationele doelstelling 5 Integriteit van het financiële stelsel
Het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel door het stellen van randvoorwaarden voor onder meer anti-witwaswet- en regelgeving en voor het toezicht op de financiële sector.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Adequate wet- en regelgeving en beleid ter bevordering van de integriteit van het financiële stelsel | |
1.Effectiviteit van de meldketen | Gedeeltelijk |
2.Vermindering kwetsbaarheid financiële stelsel voor terrorismefinanciering | Gedeeltelijk |
1. Effectiviteit van de meldketen
De evaluatie van de keten Melding ongebruikelijke transacties (MOT), die in opdracht van de minister van Justitie plaatsvond, bracht naar voren dat het aan sturing in de MOT-keten ontbreekt. Het kabinet heeft naar aanleiding van deze evaluatie een zestal maatregelen aangekondigd om de bestrijding van witwassen te intensiveren (Kamerstukken II 2003/04, 17 050, nr. 263). Op het terrein van Financiën is het wetsvoorstel voor de herziening van de wet MOT gereed gemaakt voor indiening in de Tweede Kamer en is een stelsel van sterk vereenvoudigde meldindicatoren tot stand gekomen, die begin 2005 van kracht zullen worden (gedeeltelijke realisatie in 2004).
2. Vermindering kwetsbaarheid financiële stelsel voor terrorismefinanciering
Op het terrein van de bestrijding van terrorismefinanciering heeft het Nederlandse voorzitterschap op twee belangrijke dossiers (de cash-courier verordening en de derde witwasrichtlijn) politieke overeenstemming in de Ecofin-Raad bereikt. Voorts heeft het kabinet inzake de bestrijding van misbruik van non-profitorganisaties voor terrorismefinanciering maatregelen in het vooruitzicht gesteld (Kamerstukken II 2003/04, 27 925, nr. 136). Een punt van zorg blijft het ondergronds bankieren; aan het Financieel expertisecentrum (FEC) is gevraagd te adviseren hoe dit fenomeen effectiever bestreden kan worden (gedeeltelijke realisatie in 2004).
5.2.4.6 Operationele doelstelling 6 Goed functionerend muntwezen
Het zorgdragen voor een goed functionerend muntwezen via een ongestoorde muntvoorziening van voldoende munten met als randvoorwaarde kostenefficiëntie.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Ontwikkeling van de muntvraag | |
1.Voor 100% kunnen voldoen aan de muntvraag | Ja |
2.Uitgifte bijzondere munten volgens planning | Ja |
3.Percentage ontwaarding guldenmunten 100% | Ja |
1. Voor 100% kunnen voldoen aan de muntvraag
Ter voorziening in de muntvraag zijn in 2004 alleen de munten van 20-eurocent en (tot september) de munten van 2-eurocent en 1-eurocent aangemaakt.
Tabel 5.7 Productie euromunten 2000–2004 (aantallen x 1000) | |||||
---|---|---|---|---|---|
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | |
2 euro | 24 500 | 146 400 | 24 200 | 749 | 245 |
1 euro | 62 900 | 67 200 | 41 400 | 950 | 235 |
50 eurocent | 87 000 | 79 000 | 94 400 | 810 | 269 |
20 eurocent | 67 500 | 92 300 | 73 700 | 57 821 | 20 430 |
10 eurocent | 156 700 | 194 200 | 39 400 | 818 | 262 |
5 eurocent | 184 100 | 206 400 | 46 400 | 874 | 306 |
2 eurocent | 122000 | 142 100 | 66 900 | 150 750 | 115 622 |
1 eurocent | 276 800 | 179 800 | 45 600 | 57 660 | 113 906 |
Totaal | 981 500 | 1 107 400 | 432000 | 270 432 | 251 275 |
Tabel 5.8 Voorraden euromunten Muntdepot 2000–2004 (jaarultimo; aantallen x 1000) | |||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | |
2 euro | 34 400 | 180 800 | 48 948 | 50 790 | 58 853 |
1 euro | 126 400 | 193 600 | 85 866 | 74 688 | 85 367 |
50 eurocent | 186 600 | 265 600 | 157 461 | 95 117 | 96 447 |
20 eurocent | 154 000 | 246 300 | 58 457 | 17 229 | 73 984 |
10 eurocent | 306 400 | 500 600 | 240 275 | 152 546 | 135 179 |
5 eurocent | 397 200 | 603 600 | 296 673 | 148 498 | 105 077 |
2 eurocent | 231 000 | 373 100 | 25 167 | 11 943 | 65 953 |
1 eurocent | 324 600 | 504 400 | 165 910 | 33 730 | 53 230 |
Totaal | 1 760 600 | 2 868 000 | 1 078 757 | 584 541 | 674 090 |
2. Uitgifte bijzondere munten volgens planning
In 2004 zijn drie bijzondere munten uitgegeven: een tien-euromunt ter gelegenheid van de geboorte van prinses Catharina-Amalia en vijf-euromunten naar aanleiding van de uitbreiding van de Europese Unie en ter gelegenheid van 50 jaar Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden.
3. Percentage ontwaarding guldenmunten 100%
De voormalige guldenmunten zijn tot 1 januari 2007 inwisselbaar bij DNB tegen de voormalige nominale waarde. Door een voorspoedig verloop van het ontwaardingproject werd het percentage van 100% ontwaarding reeds half 2004 bereikt. Guldenmunten die na 2004 worden ingewisseld, zullen op ad hoc-basis worden ontwaard.
5.3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
5.3.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het beheren, aangaan en afstoten van Staatsdeelnemingen; het wegnemen van knelpunten voor ondernemingsfinanciering en bredere toepassing van publiek-private samenwerking bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen.
De beleidslijn uit de nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» (Kamerstukken II 2001/02, 28 165, nrs. 1–2) is in 2004 onveranderd gebleven: één van de centrale onderdelen van de nota, de organisatorische concentratie van aandeelhouderschap bij het ministerie van Financiën, is in 2004 voor vrijwel alle deelnemingen gerealiseerd. Een scheiding tussen beleid (waarvoor primair het vakdepartement verantwoordelijk blijft) en beheer (overgedragen aan Financiën) is hiermee nog explicieter geworden. De concentratie van aandeelhouderschap binnen Financiën zorgt voor bundeling van expertise, hetgeen een uitbreiding en professionalisering van beheersactiviteiten betekent. Mede door actiever beheer door de Staat worden voorwaarden gecreëerd voor het realiseren van optimaal financieel resultaat binnen beleidsmatige randvoorwaarden.
Regering en Tweede Kamer hebben de wens om de publieke dienstverlening te verbeteren (Strategisch Akkoord, Miljoenennota) en de overheid doeltreffender en doelmatiger te maken. De publieke dienstverlening kan verbeterd worden zonder dat er extra geld hoeft te worden aangewend. De overheid moet het zoeken in andere wijze van werken. Publiek-private samenwerking (pps) is één van de andere manieren van werken. Door de mogelijkheden van pps verder te benutten, wordt een bijdrage geleverd aan de versterking van de doelmatigheid van overheidsuitgaven. Pps maakt om deze reden ook onderdeel uit van het project Andere Overheid.
5.3.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sectorBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene doelstelling: Het wegnemen van knelpunten voor ondernemingsfinanciering, beheer overheidsdeelnemingen, totstandkoming van overheidsinvesteringen en meerwaarde door pps | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 89 087 | 70 375 | 42 777 | 88 983 | – 46 206 |
Waarvan garantieverplichting: Regeling BF | 79 412 | 17 293 | 25 965 | 79 411 | – 53 446 |
Waarvan garantieverplichting: verkoop aandelen NPM | 1 600 | 1 600 | |||
Uitgaven | 15 546 | 12 562 | 60 549 | 24 855 | 35 694 |
Programma-uitgaven | 6 789 | 5 431 | 49 203 | 15 283 | 33 920 |
doelst. 1 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering | |||||
Regeling BF | 6 136 | 5 268 | 2 435 | 14 829 | – 12 394 |
PPM | 370 | 27 | 23 | 454 | – 431 |
doelst. 2 Aangaan, beheren en afstoten staatsdeelnemingen | |||||
Verwerving vermogenstitels | 0 | ||||
Overig | |||||
Verstrekte leningen | 45 000 | 0 | 45 000 | ||
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 35 | 15 | 1 728 | 0 | 1 728 |
Uitvoeringskosten tijdelijke regeling tankstations | 248 | 121 | 17 | 0 | 17 |
Apparaatsuitgaven | 8 757 | 7 131 | 11 346 | 9 572 | 1 774 |
Personeel en materieel | 8 757 | 3 419 | 3 083 | 3 072 | 11 |
Uitvoeringskosten staatsdeelnemingen | 3 712 | 8 263 | 6 500 | 1 763 | |
Ontvangsten | 184 193 | 2 735 755 | 2 110 369 | 378 517 | 1 731 852 |
Programma-ontvangsten | 184 193 | 2 735 755 | 2 110 369 | 378 517 | 1 731 852 |
doelst. 1 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering | |||||
Regeling BF/PPM | 5 353 | 4 432 | 4 357 | 9 529 | – 5 172 |
doelst. 2 Aangaan, beheren en afstoten van staatsdeelnemingen | |||||
Dividend staatsdeelnemingen | 56 059 | 193 228 | 513 947 | 229 191 | 284 756 |
Opbrengst vermogenstitels | 13 765 | 2 025 000 | 1 286 588 | 14 748 | 1 271 840 |
Overig | |||||
Overige programma-ontvangsten | 4 700 | 0 | 0 | 0 | |
Terugstorting agio | 0 | 16 457 | 38 876 | 0 | 38 876 |
Rente en aflossing div. leningen | 103 547 | 495 040 | 127 395 | 125 049 | 2 346 |
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 769 | 1 598 | 1 898 | 0 | 1 898 |
Afdrachten kansspelorganisaties | 137 308 | 0 | 137 308 |
5.3.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
Regeling Bijzondere Financiering (BF) (– € 53,4 mln.)
Onder garantie van de Staat zijn door de NIB voor een bedrag van € 26 mln. 4 leningen verstrekt. De realisatie bleef daarmee onder de in de ontwerpbegroting opgenomen stelpostraming van maximaal € 79,4 mln.
De uitgaven blijken lager te zijn dan geraamd na declaratie van de schades door de uitvoerder van de regeling. Dit komt door het beperkte beroep dat gedaan is op deze regeling en omdat minder deelnemende bedrijven in de afgelopen jaren failliet zijn gegaan.
Verstrekte leningen (+ € 45 mln.)
Totdat een definitief oordeel over de herstructureringsnotificatie door de Europese Commissie inzake KG Holding NV in 2004 zou zijn gegeven is een reddingslening verstrekt van € 45 mln. Voor de afwikkeling van oud Kliq (Kliq reïntegratie) is € 30 mln. aangewend en € 15 mln. zou worden aangewend voor de storting van het aandelenkapitaal KLIQ BV, dochter van KG Holding NV. Inmiddels is surseance van betaling verleend aan KG Holding NV. In 2004 heeft de geraamde aflossing van de reddingslening van € 15 mln. niet plaatsgevonden. Het is onduidelijk of de Staat vanuit haar juridische positie in de toekomst de lening alsnog geheel dan wel gedeeltelijk terug zal ontvangen.
Door het beperkte beroep dat gedaan is op de BF-regeling zijn de ontvangsten lager dan geraamd.
Dividend staatsdeelnemingen (+ € 284,8 mln.)
Het verschil wordt onder meer verklaard door:
hogere ontvangst van een aantal deelnemingen, waaronder BNG (€ 89,7 mln.), TPG (€ 22,9 mln.), en KPN (€ 159 mln.).
Opbrengst vermogenstitels (+ € 1 271,8 mln.)
De hogere ontvangst betreft de verkoop van aandelen TPG. De opbrengst bedraagt in totaal € 1 531 mln. waarvan € 1 272 mln. is ontvangen in 2004. Het restant van € 259 mln. is in 2005 ontvangen.
Terugstorting agio (+ € 38,9 mln.)
Mutatie betreft de gerealiseerde ontvangsten agio op aandelenkapitaal.
Afdrachten kansspelorganisaties (+ € 137,3 mln.)
Met ingang van 2004 heeft Financiën het beheer van Holland Casino overgenomen van Economische Zaken. De afdracht is € 25,6 mln. hoger dan verwacht (€ 111,6 mln.) doordat de slotafdracht 2003, die ontvangen is in 2004, meeviel en anderzijds doordat Holland Casino dankzij kostenbesparingen (bij een dalende omzet) de nettowinst nog enigszins op peil heeft weten te houden.
5.3.4 Operationele doelstellingen
5.3.4.1 Operationele doelstelling 1 Staatsdeelnemingen
Het vaststellen en uitvoeren van taken die voortvloeien uit het aandeelhouderschap van de Staat in Nederlandse ondernemingen (beheer), het aangaan en afstoten van staatsdeelnemingen, waarbij gestreefd wordt naar waarde- c.q. opbrengstmaximalisering onder beleidsmatige randvoorwaarden.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Afronding organisatorische concentratie van aandeelhouderschap bij Financiën | Ja |
2.Voortzetting implementatie best practices ten aanzien van beheer en voorbereiding op toepassing van Code Tabaksblat bij Staatsdeelnemingen | Ja |
3.Totstandkoming vernieuwde rapportage over Staatsdeelnemingen (Jaarverslag 2003 Beheer Staatsdeelnemingen) aan de Tweede Kamer | Ja |
4.Evalueren van de eerste set van Staatsdeelnemingen | Ja |
1. Afronding organisatorische concentratie van aandeelhouderschap bij Financiën
Eén van de onderdelen van de nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» (Kamerstukken II 2001/02, 28 165, nrs. 1–2) is de concentratie van het aandeelhouderschap bij het ministerie van Financiën.
2. Voortzetting implementatie best practices ten aanzien van beheer en voorbereiding op toepassing van Code Tabaksblat bij Staatsdeelnemingen
De implementatie van verschillende best practices (waaronder beloningsbeleid, financiële doelstellingen, dividendbeleid en de rol als aandeelhouder), waarmee in 2003 is begonnen, werd in 2004 voortgezet. Implementatie van de Code Tabaksblat bij deelnemingen heeft hoge prioriteit gehad. De aandeelhoudersvergaderingen van 2005 zullen vermoedelijk het sluitstuk zijn van implementatie van de Code. In 2005 zal aandacht besteed worden aan de naleving van de Code door de deelnemingen.
3. Totstandkoming vernieuwde rapportage over Staatsdeelnemingen (Jaarverslag 2003 Beheer Staatsdeelnemingen) aan de Tweede Kamer
Het «Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen 2003» (Kamerstukken II 2004/05, 28 165, nr.16) is in 2004 naar de Tweede Kamer gestuurd. Begin 2005 is hier met de Tweede Kamer over gesproken.
4. Evalueren van de eerste set van Staatsdeelnemingen
In 2004 is de eerste set evaluaties van deelnemingen naar de Tweede Kamer gestuurd. Begin 2005 is hier met de Tweede Kamer over gesproken.
In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste verkooptransacties van deelnemingen die in 2004 hebben plaatsgevonden.
Tabel 5.9 Belangrijkste verkooptransacties van deelnemingen in 2004 | ||
Deelneming | Omschrijving | Verwijzing |
TPG | Verkoop van 70,7 mln. aandelen tegen € 19,74 waarvan er 57 mln. via ABN-Amro in de markt zijn geplaatst. TPG heeft € 20,7 mln. aandelen ingekocht | Kamerstukken II 2003/04, 27 638, nr. 3 |
Nederlandse Pijpleiding Maatschappij | Verkoop van volledig aandelenbelang aan OCAP Trading BV | Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 34 |
Maastricht Aachen Airport | Verkoop van 70% van aandelen aan een consortium van Omniport en Dura Vermeer voor € 5 mln. | Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 157 |
Groningen Airport Eelde | Overdracht van aandelenbelang aan regionale aandeelhouders: provincies Groningen en Drenthe, gemeentes Groningen, Assen en Tynaarlo | Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 157 |
NIB | Overdracht van resterend belang van 14,7% cumulatief preferente aandelen aan NIB Capital NV (opbrengst € 14,8 mln.) | Kamerstukken II 2003/04, 26 365, nr. 5 |
Samenvattend kan worden gezegd dat in 2004 de voornaamste beleidsdoelstellingen zijn gerealiseerd. Er zijn daarbij belangrijke voorwaarden gecreëerd voor het realiseren van optimaal financieel resultaat bij het uitoefenen van aandeelhouderstaken in de komende jaren, en er is tevens een goed verkoopresultaat gerealiseerd. Gelet op de aard van de werkzaamheden is het tussentijds kwantitatief meten van de mate van doelbereiking niet zinvol gebleken, een meer kwalitatieve beoordeling zal plaatsvinden in 2006 bij de geplande evaluatie van het deelnemingenbeleid.
5.3.4.2 Operationele doelstelling 2 Bijzondere marktgerelateerde operaties
Het bewerkstelligen van een optimale opbrengst van bijzondere marktgerelateerde operaties, zoals de uitgifte van vergunningen.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Advisering voor verdeling vergunningen | Ja |
In 2004 hebben zich geen uitgiften van vergunningen voorgedaan. Wel heeft advisering plaatsgevonden voor de voorbereidende handelingen voor de verdelingen van frequentievergunningen voor digitale radio (T-DAB) en van een vijftal vergunningen voor WLL (wireless local loop), welke verdeling in de loop van 2005 wordt verwacht.
5.3.4.3 Operationele doelstelling 3 Het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering
Het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering van goed geleide, rendabele Nederlandse ondernemingen met positieve rendementsvooruitzichten, met name door de regeling Bijzondere Financiering (BF-regeling).
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering | Ja |
2.Evaluatie regeling BF | Ja |
1. Het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering
Om knelpunten in de financiering van goed geleide, rendabele Nederlandse ondernemingen te verhelpen, zijn in 2003 drie kredieten verstrekt door NIB Capital Bank NV op grond van de BF-regeling. De Staat heeft zich voor 90% van het verstrekte krediet garant gesteld.
In 2004 is de regeling BF geëvalueerd. Het evaluatierapport is in juli 2004 afgerond. Thans vindt overleg plaats over de opvolging die gegeven zal worden aan de evaluatie. Het is de verwachting dat medio 2005 de uitkomsten naar de Kamer gestuurd worden.
5.3.4.4 Operationele doelstelling 4
Het bijdragen aan de acceptatie en de toepassing van publiek-private samenwerking bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen
Het kabinet wil in de toekomst daar waar het opportuun is gebruik maken van pps bij de totstandkoming van overheidsinvesteringen. Dit gebeurt door het gecontroleerd verbreden van pps: kijken of pps tot betere resultaten leidt, de pps-structuur optimaliseren, de belemmeringen inventariseren en aanpakken, kennis opbouwen om de toepassing te vergemakkelijken. Het kenniscentrum PPS ondersteunt de vakdepartementen bij de uitvoering van hun pps programma's. Voor de voortgang per beleidssector wordt verwezen naar de Voortgangsrapportage PPS (Kamerstukken II 2004/05, 28 753, nr. 4).
Na succesvol afgesloten contracten bij pilotprojecten in 2003 gaat het vervolg in 2004 langzamer dan gepland. Gesignaleerde oorzaken hiervan zijn: 1) een weerstand tegen een andere werkwijze en de bijbehorende cultuurverandering en 2) het budgettair inpassen van pps projecten in de begrotingssystematiek. In 2004 is ervoor gekozen om deze twee belemmeringen als prioriteit aan te pakken en tegelijkertijd door te gaan met het gecontroleerd verbreden van pps.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Vergroten politieke druk plus het verankeren van pps als uitvoeringsinstrument in beleid en besluitvormingsprocedures | Ja |
2.Nadere budgettaire inpassing in de begrotingssystematiek | Ja |
3.Verdergaan met het gecontroleerd verbreden van pps bij vakdepartementen | Ja |
1. Vergroten politieke druk plus het verankeren van pps als uitvoeringsinstrument in beleid en besluitvormingsprocedures
De verbetering van de publieke dienstverlening met pps is een proces en nog volop aan de gang.
Gerealiseerd in 2004 zijn:
• de opname van PPS in de nota «Ruimte».
• de opname van PPS in de nota «Mobiliteit».
• de opname van PPS bij de brief «Investeren in Groei (Kamerstukken II 2003/04, 29 696, nr. 1).
• de kaderbrief «PPS/Innovatief aanbesteden» van V&W (Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 149).
• het in het leven roepen van de taskforce PPS infrastructuur onder leiding van V&W.
• coördinatie van rijksinzet ten aanzien van PPS bij gebiedsontwikkeling door interdepartementale taskforce PPS bij gebiedsontwikkeling.
• PPS is naar voren geschoven in het project «Andere overheid».
De politieke druk werd verder vergroot door de Tijdelijke Commissie Infrastructuur (TCI: onderzoek naar kostenoverschrijdingen bij de HSL en de Betuweroute), de uitkomsten van de bouwenquête en het Project Andere Overheid. De bovenstaande stappen leiden al tot een versnelling. De punten moeten ook als kapstok dienen voor het vervolg van het gecontroleerd verbreden van pps in 2005.
2. Nadere budgettaire inpassing in de begrotingssystematiek
Enkele resultaten zijn:
• rekening houden met de life cyclekosten bij projecten (opgenomen in de baten/lastenbrief).
• vanaf 2005 is de Public Private Comparator (PPC) vast onderdeel van de procedure Meerjarenprogramma Infrastructuur en Transport/Spelregelkader Natte Infrastructuurprojecten (MIT/SNIP-procedure).(de PPC is instrument die een bedrijfseconomische afweging maakt bij rijksinvesteringen om te komen tot de beste aanbestedingsvorm voor een project).
• vanaf 2005 is de PPC onderdeel van de afwegingsprocedure bij de Rijksgebouwendienst.
• toepassing van de PPC bij andere departementen.
• de bevindingen van het rapport risicowaardering zijn door de Tweede Kamer overgenomen.
3. Verdergaan met het gecontroleerd verbreden van pps bij vakdepartementen
Het gecontroleerd verbreden van pps bij de vakdepartementen is in 2004 doorgegaan. Dit is een proces en nog volop aan de gang. Resultaten in 2004 zijn onder meer: de uitvoering van PPC's, pilotprojecten, evaluaties van PPS projecten en een pps cursus aan Erasmus Universiteit Rotterdam. Zie ook de voortgangsrapportage PPS (Kamerstukken II 2004/05, 28 753, nr.4) voor de voortgang van pps bij de vakdepartementen. In afwachting van de inbedding van het pps beleid zal in 2005 de voortgang, rol en organisatie van het kenniscentrum PPS onderwerp van evaluatie zijn.
5.4 Internationale financiële betrekkingen
5.4.1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een duurzame internationale financieel-economische ontwikkeling en monetaire stabiliteit, via Nederlandse deelname in internationale instellingen en fora en het bevorderen van een beheerste ontwikkeling van de Europese uitgaven.
Nederland is als open economie zeer gebaat bij een stabiele en voorspoedige ontwikkeling van de internationale economie. Nederland probeert hierop invloed uit te oefenen langs diverse kanalen, waaronder, als lidstaat van de E(M)U, als aandeelhouder in internationale financiële instellingen en als deelnemer aan internationale overlegorganen.
De algemene doelstelling is vertaald naar een aantal operationele doelstellingen die in 2004 merendeels zijn gerealiseerd. De operationele doelstellingen worden hieronder toegelicht.
5.4.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingenBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:het bevorderen van een duurzame internationale financieel-economische ontwikkeling monetaire stabiliteit en een beheerste ontwikkeling van EU-uitgaven | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 511 777 | 2 456 086 | 92 296 | 198 103 | – 105 807 |
waarvan betalingsverplichtingen | 505 565 | 2 911 | 84 563 | 84 658 | – 95 |
waarvan garantieverplichtingen: | 6 212 | 2 453 175 | 7 733 | 113 445 | – 105 712 |
Mutlilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen | 0 | 2 389 316 | 0 | 0 | 0 |
EIB: overeenkomsten Lomé en Cotonou | 6 212 | 63 859 | 7 733 | 0 | 7 733 |
DNB: kredietfaciliteiten BIS | 0 | 0 | 0 | 113 445 | – 113 445 |
Uitgaven | 156 285 | 206 712 | 358 465 | 205 713 | 152 752 |
Programma-uitgaven | 153 256 | 203 817 | 355 682 | 202 979 | 152 703 |
Doelst. 4 Fin.-econ. ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding | |||||
Deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en -fondsen | 153 256 | 203 817 | 355 682 | 202 979 | 152 703 |
Apparaatsuitgaven | 3 029 | 2 895 | 2 783 | 2 734 | 49 |
Ontvangsten | 7 755 | 29 971 | 1 653 | 1 688 | – 35 |
Doelst. 4 Fin.-econ. ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestijding | |||||
Programma-ontvangsten | 7 755 | 29 971 | 1 653 | 1 688 | – 35 |
5.4.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
Garantie aan DNB: kredietfaciliteiten BIS (– € 113,4 mln.)
Er is geen beroep gedaan op de stelpostraming voor de mogelijke deelneming door DNB in de door de Bank voor Internationale Betalingen (BIS) te verstrekken kredietfaciliteiten.
Programma-uitgaven (+ € 152,7 mln.)
De hogere uitgaven hebben betrekking op een aangepast kasritme van betalingen aan de Internationale Ontwikkelings Associatie (IDA) (2006 en 2007 naar 2004).
5.4.4 Operationele doelstellingen
5.4.4.1 Operationele doelstelling 1 Europese Unie
Het bevorderen van een beheerste ontwikkeling van de EU-uitgaven, mede in het licht van de uitbreiding van de EU en met het oog op een aanvaardbare ontwikkeling van de bruto-afdrachten aan de EU en de Nederlandse netto-positie ten aanzien van de EU.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Nieuw constitutioneel verdrag met aandacht voor Financiën prioriteiten | Ja |
2.Succesvol starten discussie Financiële Perspectieven | Ja |
1. Nieuw constitutioneel verdrag met aandacht voor Financiën prioriteiten
In het afgelopen jaar is het Grondwettelijk Verdrag tot stand gekomen, waarbij Nederland zich onder meer succesvol hard heeft gemaakt voor twee prioriteiten, namelijk de EU financiën (handhaving unanimiteit bij vaststelling Financiële Perspectieven) en het Stabiliteits- en Groeipact (verklaring Europese Raad over noodzaak handhaving Pact en versterking budgettaire consolidatie in goede tijden).
2. Succesvol starten discussie Financiële Perspectieven
Op begrotingsgebied zijn de onderhandelingen over de nieuwe Financiële Perspectieven (2007–2013) gestart. Nederland heeft met de zogenaamde «bouwstenenbenadering» de eerste posities van de lidstaten in kaart gebracht, inclusief het bijbehorende financiële plaatje. Zo ontstond een helder beeld van de pijnpunten en de zaken waar reeds consensus over bestaat.
3. Overige bereikte resultaten
Grote vooruitgang is geboekt bij het op de kaart zetten van het reduceren van de administratieve lasten in de EU. Met de Commissie en de andere lidstaten zijn afspraken gemaakt over de ontwikkeling van een gemeenschappelijke meetmethodiek.
Voor een uitgebreide beschrijving van deze en andere resultaten van hetNederlands voorzitterschap van de EU wordt verwezen naar de brief aan de Kamer van 18 januari 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 361, nr. 11).
Tevens heeft de EU-uitbreiding met 10 nieuwe lidstaten succesvol plaatsgevonden. Daarnaast is een datum afgesproken voor de start van de toetredingsonderhandelingen met Turkije en Kroatië en zijn de toetredingsonderhandelingen met Roemenië en Bulgarije afgesloten. Nederland heeft in deze discussies een actieve inbreng gehad, waarbij gevolgen van toetreding van nieuwe lidstaten op zowel het budgettaire terrein als voor het immigratie- en integratiebeleid onder de aandacht zijn gebracht.
5.4.4.2 Operationele doelstelling 2 Economische en Monetaire Unie (EMU)
Het bevorderen van een stabiele en gezonde Economische en Monetaire Unie (EMU), door een stabiele macro-economische ontwikkeling in de huidige en toekomstige EMU-landen na te streven.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Stimuleren naleving regels SGP | Gedeeltelijk |
2.Aandacht voor houdbaarheid overheidsfinanciën | Ja |
3.Krachtige implementatie GREB richting Lissabon 2010 | Gedeeltelijk |
4.Zorgvuldig behandelen aanvragen ERM-II | Ja |
1. Stimuleren naleving regels Stabiliteits- en Groeipact (SGP)
In 2004 is op EMU-terrein op verscheidene fronten veel gebeurd. Zo is de discussie over het SGP, in het kader van de excessieftekortprocedure, na de ontstane impasse in november 2003 voortgezet en heeft het Hof uitspraak gedaan in de zaak tegen Duitsland en Frankrijk. De Raad heeft onder Nederlands voorzitterschap een gezamenlijke reactie op de hofuitspraak gegeven. Ook zijn er uitgangspunten voor een hervorming van het Pact geformuleerd. Zo dienen de lidstaten hun budgettaire inspanningen in goede tijden te vergroten en dient binnen de regels van het Verdrag en Pact meer aandacht te worden besteed aan de lange-termijn-houdbaarheid van de overheidsfinanciën. Deze discussie zal waarschijnlijk afgerond worden onder het Luxemburgs voorzitterschap. Nederland heeft in deze discussies een consistente lijn uitgedragen gericht op het behoud van de budgettaire discipline in de eurozone om een sterke euro te waarborgen.
Nederland, Griekenland en zes van de tien nieuwe lidstaten zijn in de excessieftekortprocedure terechtgekomen en bevinden zich nog steeds in de procedure, samen met Duitsland en Frankrijk. Nederland heeft in reactie op de aanbevelingen van de Ecofin Raad een consolidatiepakket ingediend dat door de Ecofin adequaat bevonden is en dat moet leiden tot een tekort onder 3% in 2005. De excessieftekortprocedure tegen Portugal is beëindigd omdat Portugal heeft voldaan aan het vereiste het tekort te reduceren tot onder 3% het jaar na notificatie. De gedeeltelijke realisatie van de beleidsprestatie heeft betrekking op de bepaling uit het Pact dat lidstaten op middellange termijn moeten streven naar begrotingsevenwicht; dit streven is niet door alle landen gehaald. Onder Nederlands voorzitterschap zijn daarnaast nieuwe werkmethoden voor de eurogroep geformuleerd, waaronder instelling van een vaste voorzitter, de heer Juncker.
2. Aandacht voor houdbaarheid overheidsfinanciën
Bij de behandeling van de Stabiliteits- en Convergentieprogramma's heeft Nederland sterk ingezet op het belang van houdbaarheid en kwaliteit van de overheidsfinanciën, mede in het licht van de naderende vergrijzing en budgettaire effecten daarvan. De beoordeling van de lange-termijn-houdbaarheid is nu een vast onderdeel van de Raadsopinie. Verder zijn afspraken gemaakt over verdere verbetering van de methodologie.
3. Krachtige implementatie Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid (GREB) richting Lissabon 2010
In de discussies in de Ecofin ten bate van de mid-term review van het Lissabonproces, die in maart 2005 zal worden afgerond, heeft Nederland succesvol gepleit voor focus op groei en werkgelegenheid en een adequate rol voor de Globale Richtsnoeren voor Economisch Beleid in dit gehele proces. Voor een uitgebreide beschrijving van de resultaten, wordt verwezen naar eerdergenoemde brief aan de Kamer over het Nederlands voorzitterschap (Kamerstukken II 2004/05, 29 361, nr. 11). De gedeeltelijke realisatie van de beleidsprestatie betreft de naleving van de GREB's door de lidstaten; dit blijft een voortdurend punt van aandacht.
4. Zorgvuldig behandelen aanvragen Exchange Rate Mechanism-II (ERM-II)
Drie lidstaten (Estland, Slovenië, Litouwen) zijn toegetreden tot het wisselkoersmechanisme ERM-II. Nederland heeft in de discussies rondom de toetreding van deze landen een actieve inbreng gehad, gericht op een zorgvuldige analyse van de voorwaarden voor succesvol lidmaatschap van ERM-II.
5.4.4.3 Operationele doelstelling 3 Internationale financiële en monetaire stelsel
Bevorderen van de stabiliteit van het internationale financiële en monetaire stelsel via Nederlandse deelname in internationale fora zoals IMF, G10 en OESO
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Grotere effectiviteit surveillance | Ja |
2.Meer betrokkenheid van de particuliere sector bij het oplossen van crises | Gedeeltelijk |
3.Verdere stroomlijning van IMF conditionaliteit | Gedeeltelijk |
1. Crisispreventie: grotere effectiviteit surveillance
In 2004 heeft het IMF opnieuw een tweejaarlijkse beoordeling van zijn surveillancetaak uitgebracht.1 Nederland heeft gepleit voor een grotere effectiviteit van surveillance langs diverse wegen:
a. De aandacht voor de financiële sector in Artikel IV rapporten dient te worden vergroot en te worden gestandaardiseerd. Daarnaast vindt IMF surveillance van de financiële sector plaats door middel van Financial Sector Assessment Programs (FSAP's). Nederland heeft in 2004 een FSAP ondergaan2.
b. Een betere analyse van de schuldhoudbaarheid van landen en het structureel opnemen in Artikel IV rapporten van de mate waarin landen het beleidsadvies van het IMF opvolgen. Uit een beoordeling van alle Artikel IV rapporten in de eerste helft van 2004, blijkt dat in tweederde van de rapporten een schuldhoudbaarheidsanalyse was opgenomen en in de helft van de rapporten een evaluatie van de mate van implementatie van eerder verstrekt beleidsadvies.
c. Het zo veel mogelijk publiekelijk beschikbaar stellen van informatie en analyses. Mede hierdoor is vanaf juli 2004 publicatie van Artikel IV-rapporten praktijk, tenzij een land hiertegen bezwaar maakt.
Naast verbeterde crisispreventie door versterkte surveillance heeft Nederland de precautionary arrangements bepleit als een goede exit-strategie van IMF-programma's. Precautionary arrangements zijn Fondsprogramma's met de gebruikelijke conditionaliteit, maar waarbij de autoriteiten de intentie aangeven het bijbehorende krediet niet op te nemen. Nederland heeft de 12 maanden proef van IMF, FATF en Wereldbank op het gebied van bestrijding witwassen en financiering van terrorisme ondersteund. In 2004 is deze pilot geëvalueerd waarbij Nederland akkoord ging met het voorstel om deze taak onderdeel te laten maken van het reguliere werk van het IMF en op onderdelen uit te breiden op basis van een herziene methodologie. Samenwerking van de diverse instellingen op dit punt is essentieel.
2. Crisisresolutie: meer betrokkenheid van de particuliere sector bij het oplossen van crises
Nederland heeft ook in 2004 gepleit voor een sterkere betrokkenheid van de particuliere sector in het oplossen van financiële crises. Hiertoe heeft Nederland allereerst het belang benadrukt van een strikte naleving van het in 2003 opgestelde raamwerk voor toegangslimieten voor IMF-krediet, bijvoorbeeld tijdens de bespreking van de financiële positie van het IMF in de G10. Hoewel dit belang ten principale breed gedeeld werd, is in 2004 toch in een tweetal gevallen (Brazilië en Argentinië) van dit raamwerk afgeweken (waardoor gedeeltelijke realisatie van de beleidsprestatie in 2004). In 2004 is wel verdere goede vooruitgang geboekt met het opnemen van zogenoemde collective action clauses (CAC's)in schuldtitels1. Waar in 2003 65% van het volume van uitgegeven internationale obligatieleningen CAC's bevatte, is dat in 2004 gestegen tot 90%2 (waardoor de doelstelling van 100% niet is gehaald). Ook hebben private sector en leidende opkomende markten eind 2004 overeenstemming bereikt over «Principles for stable capital flows» (voorheen de Code of Good Conduct), die een aantal algemene principes en richtlijnen bevatten omtrent informatie-uitwisseling en transparantie, gelijkwaardige behandeling van crediteuren en besluitvorming over eventuele schuldherstructurering. Nederland heeft de ontwikkeling van deze principes aangemoedigd. Ten slotte is vermeldenswaard dat het Onafhankelijke Evaluatiekantoor van het IMF in 2004 een evaluatie van de rol van het Fonds in Argentinië in de periode 1991 tot 2001 heeft gepubliceerd. In reactie op dit rapport heeft het IMF erkend dat er fouten gemaakt zijn in de benadering van Argentinië en aangegeven nuttige lessen uit het rapport te trekken.
3. Conditionaliteit: verdere stroomlijning
Kern van de herziening van conditionaliteitsrichtlijnen, die mede op Nederlands aandringen heeft plaatsgevonden in 2002, is dat gestelde condities beperkt van omvang en essentieel behoren te zijn voor een succesvol macro-economisch programma, waarbij de conditionaliteit weer meer in lijn wordt gebracht met het oorspronkelijke mandaat van het IMF. Eerste voortgangsrapportages indiceren dat hiermee enige voortgang is geboekt, met name in lage-inkomenslanden. Ook heeft Nederland gepleit voor het opnemen van een goede afstemming van conditionaliteit in programma's van het IMF en de Wereldbank. De voorziene beoordeling door het IMF zelf van het stroomlijningsproces van conditionaliteit is uitgesteld naar 2005. Al met al is er dus sprake van een gedeeltelijke realisatie van de prestatie.
5.4.4.4 Operationele doelstelling 4: Financieel-economische ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding
Bevorderen van financieel-economische ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding in minder ontwikkelde landen en transitielanden, via internationale financiële instellingen (IFI's). De financiële soliditeit van deze instellingen heeft, om te voorkomen dat het Nederlands garantiekapitaal wordt ingeroepen, extra aandacht.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Behoud financiële soliditeit IFI's | Ja |
2.Financiering schenkingen en HIPC | Gedeeltelijk |
3.Afronding middelenaanvullingen IFI's, met o.a. afspraken over verhoogde effectiviteit | Ja |
4.Versterking private-sectorbeleid IFI's | Ja |
5.Duidelijker toegevoegde waarde van EIB en afstemming met andere IFI's | Ja |
6.IMF in lage-inkomenslanden en versterking PRSP-proces | Ja |
1. Behoud financiële soliditeit Internationale financiële instellingen (IFI's)
Zowel volgens klassieke maatstaven (zoals de gearing ratio)als volgens de kapitaaltoereikendheidsmodellen van de banken zelf (waarin meer naar het risicoprofiel van de leningportefeuille wordt gekeken), was de financiële soliditeit van de multilaterale banken goed in 2004. Zodoende bleek een kapitaalverhoging van de banken vooralsnog niet nodig. De G10 deputies concludeerden najaar 2004 dat de financiële positie van het IMF gezond is. Wel is waakzaamheid geboden, gezien de huidige hoge concentratie van IMF-krediet in een paar opkomende economieën (Brazilië, Argentinië, Turkije).
Bij de Afrikaanse Ontwikkelingsbank is een faciliteit opgericht om het achterstandenprobleem van post-conflictlanden te helpen oplossen; Nederland heeft daar al enkele jaren op aangedrongen. Bij de EIB zijn de betalingsachterstanden van Argentinië opgelost, na aandringen van Nederland in diverse fora.
2. Financiering schenkingen en Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)
Bij de middelenaanvullingen van het Aziatisch Ontwikkelingsfonds (AsDF), het Afrikaans Ontwikkelingsfonds (AfDF) en International Development Association (IDA, onderdeel Wereldbank) is een compromis bereikt waarbij de verloren rente-inkomsten door geven van schenkingen in plaats van leningen (circa 25% van de totale kosten van het schenkingenloket) vooraf gefinancierd worden en weggevallen terugbetalingen gecompenseerd zullen worden op het moment dat deze verliezen optreden. Nadere informatie staat in de brieven die de Kamer over deze middelenaanvullingen ontvangt (voor de brief over IDA zie Kamerstukken II, 26 234; de brief over het AfDF is op 22 maart 2005 aan de Kamer gezonden, kenmerk fin0500132; voor AsDF wordt verwezen naar Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 36).
Tijdens de IDA-14 onderhandelingen hebben donoren toezeggingen gedaan waarmee de kosten van de IDA-HIPC-kwijtschelding in de IDA-14 periode (2006–2008) gefinancierd kunnen worden. De Tweede Kamer ontvangt een uitgebreidere toelichting met een verzoek om instemming voor de Nederlandse bijdrage hieraan wanneer de IDA-14 onderhandelingen zijn afgerond (verwacht voorjaar 2005). De financiering van de kwijtschelding voor regionale instellingen is nog niet geheel rond (waardoor de beleidsprestatie gedeeltelijk is gerealiseerd). Hiervoor zullen donorbijeenkomsten georganiseerd worden in het voor- en najaar van 2005.
3. Middelenaanvullingen AsDF-9, AfDF-10, IDA-14 en Multilateral Investment Fund-2 (MIF-2), afspraken over verhoogde effectiviteit
De onderhandelingen over AsDF-9 en AfDF-10 zijn succesvol afgerond. Nederland heeft zijn aandeel in het AsDF gehandhaafd op 2,9%. Het Nederlandse aandeel in AfDF is gedaald van het relatief hoge aandeel van 3,7% in AfDF-9 naar 3,3% in AfDF-10. In 2004 zijn onderhandelingen over middelenaanvullingen van IDA en het MIF gestart; deze zijn begin 2005 afgerond.
Bij de AsDF-9 en AfDF-10 onderhandelingen zijn afspraken gemaakt over maatregelen om de effectiviteit van deze Fondsen te verhogen. Er is onder andere besloten dat beide instellingen verder zullen decentraliseren waardoor zij beter vertegenwoordigd zijn op landenniveau.
Nederland heeft een actieve rol gespeeld bij de ontwikkeling van een schuldhoudbaarheidsraamwerk, waarmee voorkomen moet worden dat lage-inkomenslanden een onhoudbare schuld opbouwen. In lijn met de Nederlandse wens hebben IMF/WB een raamwerk ontwikkeld waarmee landspecifieke schuldhoudbaarheidsgrenzen worden bepaald. Zowel in IDA als in AfDF wordt op basis van dit raamwerk bepaald of een land leningen of schenkingen ontvangt; het AsDF zal bij de Mid Term Review dit raamwerk ook overnemen (zie eerdergenoemde Kamerstukken).
4. Versterking private-sectorbeleid IFI's
Bij de IDB en AfDB zijn particuliere-sectorstrategieën aangenomen, waarbij het ondernemingsklimaat een prominente rol inneemt. Hiernaast zal op aandringen van Nederland bezien worden hoe de Doing Business indicatoren (exercitie vergelijkbaar met administratieve lastenverlichting in Nederland en EU) meer structureel verankerd kunnen worden in het performance based allocatiesysteem van IDA. Daarnaast zullen deze indicatoren gebruikt worden in het resultaatmeetsysteem en de landenstrategieën van de Wereldbank.
Bij de EIB heeft Nederland het belang van administratieve lastenverlichting voor het bedrijfsleven op de agenda gezet bij de bijeenkomsten met Middellandse Zeelanden (zgn. FEMIP-meetings).
5. Duidelijker toegevoegde waarde van EIB en afstemming met andere IFI's
Er is mede onder druk van Nederland een kader aangenomen om de toegevoegde waarde van de EIB te verbeteren. Projecten zullen systematisch worden beoordeeld op aansluiting bij EU-doelstellingen, kwaliteit/soliditeit en op financiële/technische voordelen van EIB-betrokkenheid.
De EIB heeft Memoranda of Understanding gesloten met de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank; met de Afrikaanse Ontwikkelingsbank is men nog in onderhandeling.
Verder zijn enkele kleine lokale EIB-kantoren geopend, wat de donorcoördinatie makkelijker zal maken; doordat de uitleentarieven aan overheden buiten de EU iets zijn verhoogd zal wat minder met andere instellingen worden geconcurreerd.
6. IMF in lage-inkomenslanden en versterking PRSP-proces
In 2004 is de discussie over de rol van het IMF in lage-inkomenslanden voortgezet, ondermeer op basis van een rapport van het Onafhankelijk Evaluatiekantoor van het IMF. Nederland heeft gepleit voor een verschuiving van het produceren van vereiste documentatie voor het IMF en de Wereldbank naar het versterken van de feitelijke beleidsformulering en – uitvoering. Dit kan bijvoorbeeld door Poverty Reduction and Growth Facility (PRGF) procedures beter af te stemmen op de binnenlandse beleidscycli en ook inhoudelijk beter aan te sluiten bij nationale beleidsstrategieën, mits deze van voldoende kwaliteit zijn. Nederland heeft met succes gepleit voor het gebruik van PRGF-programma's met een beperkte financiering. Dit voorkomt dat de schuldenlast van landen onnodig wordt verhoogd, maar garandeert tegelijkertijd een volwaardig signaal naar donoren. Verder heeft Nederland actief gepleit voor en bijgedragen aan een IMF enquête over de signaleringsrol van het Fonds. De resultaten hiervan zullen in 2005 worden besproken. De voorgenomen evaluatie van het Onafhankelijke Evaluatiekantoor van het IMF over technische assistentie is uitgesteld naar 2005.
5.5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
5.5.1 Algemene beleidsdoelstelling
Bijdragen aan een goed functionerende en complete markt voor verzekering van risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland waarbij deze risico's zoveel mogelijk door de private markt worden gedragen en concurrentieverstoring tussen landen wordt geminimaliseerd.
Omdat de markt onvoldoende in staat is om bepaalde risico's van export en buitenlandse investeringen te verzekeren, is de Nederlandse overheid bereid onder bepaalde voorwaarden risico' s die niet door de markt kunnen worden gedragen over te nemen teneinde een gezonde concurrentiepositie van het nationale bedrijfsleven te bevorderen. Een tweetal instrumenten, de exportkredietverzekering (EKV) en de Regeling herverzekering Investeringen (Rhi) is in 2004 ingezet om dit marktfalen te verhelpen. Op 1 juni 2004 is de Tijdelijke Regeling herverzekering Investeringen (TRhi) ingevoerd ter vervanging van de Rhi.
Het gebruik dat in het verslagjaar van de herverzekeringsfaciliteiten van de Staat is gemaakt, wijkt – in verhouding met de totale Nederlandse export – niet af van de omvang van het gebruik in voorgaande jaren. Gegeven het hieronder geschetste beeld lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat – samen met de verzekeringsmogelijkheden die de markt biedt – een redelijk tot goed functionerende en complete markt voor de verzekering van buitenlandse betalingsrisico's bestaat.
1.5.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en InvesteringsgarantiesBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:Het bevorderen van een gezonde concurrentiepositie voor het bedrijfsleven wat betreft risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland, waarbij uitgangspunt is dat deze risico's zoveel mogelijk door de markt worden gedragen | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 4 037 477 | 5 122 073 | 3 746 557 | 11 950 035 | – 8 203 478 |
waarvan betalingsverplichtingen | 13 382 | 13 073 | 12 557 | 13 979 | – 1 422 |
waarvan kostenvergoeding Atradius DSB (voorheen Gerling NCM) | 11 907 | 11 783 | 11 599 | 12 956 | – 1 357 |
waarvan garantieverplichtingen: | 4 024 095 | 5 109 000 | 3 734 000 | 11 936 056 | – 8 202 056 |
EKV | 4 003 095 | 4 934 000 | 3 577 000 | 11 332 276 | – 7 755 276 |
Rhi | 21 000 | 175 000 | 157 000 | 453 780 | – 296 780 |
MIGA | 150 000 | – 150 000 | |||
Uitgaven | 94 190 | 141 178 | 86 355 | 147 987 | – 61 632 |
Programma-uitgaven | 80 815 | 128 127 | 73 791 | 134 008 | – 60 217 |
doelst. 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten | |||||
EKV-schades | 80 815 | 128 127 | 73 791 | 134 008 | – 60 217 |
Rhi-schades | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Apparaatsuitgaven | 13 375 | 13 051 | 12 564 | 13 979 | – 1 415 |
Personeel en materieel | 1 468 | 1 286 | 957 | 1 023 | – 66 |
Kostenvergoeding Atradius DSB (voorheen Gerling NCM) | 11 907 | 11 765 | 11 607 | 12 956 | – 1 349 |
Ontvangsten | 168 050 | 238 313 | 266 972 | 170 890 | 96 082 |
Programma-ontvangsten | 168 050 | 238 313 | 266 972 | 170 890 | 96 082 |
doelst. 1 Doelmatige inzet herverzekeringsactiviteiten | |||||
Premies EKV | 24 196 | 39 264 | 69 564 | 39 034 | 30 530 |
Premies Rhi | 1 542 | 1 264 | 1 329 | 454 | 875 |
doelst. 2 Kostendekkendheid | |||||
Schaderestituties EKV | 142 312 | 197 785 | 196 079 | 131 402 | 64 677 |
5.5.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
In de begroting is een stelpostraming opgenomen voor de maximaal te verstrekken garanties (verplichtingenplafond). Het verschil tussen begroting en realisatie geeft aan welk bedrag onbesteed is gebleven.
De schade-uitgaven vallen lager uit dan verwacht doordat er minder claims zijn ingediend op de lopende verzekeringsportefeuille.
De premieontvangsten vallen in 2004 hoger uit dan verwacht als gevolg van het in verzekering nemen van een uitzonderlijk grote transactie met een hoge premieontvangst.
Schaderestitituties EKV (+ € 64,7 mln.)
De schaderestituties zijn door een beter betalingsgedrag van enkele debiteurenlanden hoger uitgevallen dan geraamd.
5.5.4 Operationele doelstellingen
5.5.4.1 Operationele doelstelling 1 Doelmatige inzet herverzekeringsfaciliteiten
Een doelmatige inzet van herverzekeringsfaciliteiten voor aanvaardbare risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland op basis van een gelijke behandeling van aanvragen en waarbij het uitgangspunt is dat de faciliteiten van de Staat aanvullend zijn aan de markt.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Herverzekeren van exportkredietverzekeringstransacties en investeringsgaranties | Ja |
2.Invoering nieuwe RHI regeling | Ja |
3.Evaluatie milieucomponent van de exportkredietverzekeringsfaciliteit | Ja |
4.Afsplitsing Atradius Dutch State Business | Gedeeltelijk |
5.Voorbereiding Pauwenhof: nieuwe rolverdeling/uitvoeringsstructuur | Ja |
6.Modernisering koersrisicoverzekering | Ja |
7.Introductie MIGA faciliteit | Ja |
8.Overige productvernieuwing en -verbetering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit | Ja |
1. Herverzekeren van exportkredietverzekeringstransacties en investeringsgaranties
Onderstaande figuur geeft het cumulatief uitstaande obligo van de EKV en de RHI weer. In 2004 is het definitieve obligo verder toegenomen, hetgeen duidt op een toegenomen aantal afgesloten verzekerde orders. Omdat het totale obligo nagenoeg gelijk gebleven is ten opzichte van dat van 2003 is het aantal verzekerde potentiële orders afgenomen.
Figuur 1 Cumulatief uitstaande obligo EKV en Rhi
2. Invoering nieuwe Rhi-regeling
De Regeling herverzekering investeringen 1997 is gemoderniseerd naar aanleiding van het rapport van de Rijkscommissie voor Export-, Import en Investeringsgaranties over het toekomstperspectief van de Regeling herverzekering investeringen. Dit heeft geleid tot de Tijdelijke Regeling herverzekering investeringen 2004 (Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 24). De belangrijkste aanpassing is dat leningen ten behoeve van investeringen voortaan zelfstandig gedekt kunnen worden.
3. Evaluatie milieucomponent van de exportkredietverzekeringsfaciliteit
Op 1 september 2004 is de herziene Milieucomponent van de exportkredietverzekeringsfaciliteit in werking getreden. De Milieucomponent is aangepast op basis van het eindrapport van de evaluatie van de Milieucomponent (Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 30).
4. Afsplitsing Atradius Dutch State Business
In januari 2004 is de verzekeringsportefeuille van Atradius Credit Insurance NV (voorheen GerlingNCM NV), die is herverzekerd bij de Nederlandse Staat, ondergebracht in Atradius Dutch State Business NV (Atradius DSB). Deze vennootschap voert geen eigen commerciële activiteiten uit. Alle activiteiten vallen onder de EKV, de TRhi of SENO GOM. Hiermee is een zeer belangrijke stap gezet (waardoor gedeeltelijke realisatie van de beleidsprestatie, zie tabel) in de realisatie van een juridische scheiding tussen de commerciële activiteiten die Atradius voor eigen rekening uitvoert en de exportkredietverzekeringen en investeringsgaranties die worden herverzekerd bij de Nederlandse Staat. In 2005 worden de laatste stappen genomen. Ten eerste wordt een transactie afgerond, waarmee geregeld wordt dat de aandelen Atradius DSB overgaan naar de Staat, mocht Atradius ooit in financiële problemen komen. Om misverstanden te voorkomen, de Staat heeft geen enkele aanleiding om aan te nemen dat een dergelijke omstandigheid zich zal voordoen, maar wil het belang van de Staat veilig kunnen stellen mocht dat nodig zijn. Daarnaast krijgt de Staat een prioriteitsaandeel in Atradius DSB.
5. Voorbereiding Pauwenhof: nieuwe rolverdeling/uitvoeringsstructuur
Doel van het Pauwenhofproces is een efficiëntere uitvoeringstructuur. Er zijn afspraken gemaakt tussen Financiën, Economische Zaken, DNB en Atradius DSB over een nieuwe rolverdeling, die beter recht doet aan ieders kernkwaliteiten. Daarbij is ook besloten tot de invoering van een Kredietcomité, dat zal oordelen over verzekeringsaanvragen, die buiten het mandaat van Atradius DSB vallen. Verder hebben Financiën en Economische Zaken afspraken gemaakt over de integratie van de Stichting Economische samenwerking Nederland/Opkomende markten/Garantiefaciliteit Opkomende Markten (SENO/GOM).Ten slotte is een raamwerk ontwikkeld voor risicobeheersing. Medio 2005 wordt de nieuwe structuur ingevoerd.
6. Modernisering koersrisicoverzekering
Mede op basis van aanbevelingen van de Rijkscommissie is een gemoderniseerd product voor verzekering van koersrisico's bij exporttransacties ontwikkeld. Eveneens conform de aanbevelingen van de Rijkscommissie is in 2004 voor exporteurs onder de kredietrisicoverzekering vreemde valutadekking beschikbaar gesteld. Zie hiervoor Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 32.
7. Introductie MIGA faciliteit
Op 4 oktober 2004 is een Memorandum of Understanding afgesloten met het Multilateral Investment Guarantee Agency (MIGA). De samenwerking tussen MIGA en Nederland houdt in dat Nederlandse investeerders die door MIGA zijn verzekerd, door de Nederlandse Staat kunnen worden herverzekerd.
8. Overige productvernieuwing en -verbetering van de exportkredietverzekeringsfaciliteit
In 2004 zijn verschillende projecten gerealiseerd op het gebied van productvernieuwing en productverbeteringen, zoals invoering van nieuwe algemene polisvoorwaarden en verhoogde dekking voor landenrisico's (Kamerstukken II 2003/04, 29 200, nr. 13), onteigeningsdekkingsverzekering, extra dekkingsmogelijkheden voor accreditieven, verkorte wachttermijnen en mogelijkheden om vervroegd schade uit te keren.
In de eerste helft van 2004 hebben de ministeries van Financiën en Economische Zaken de risicoverdeling tussen de Nederlandse Staat en Atradius DSB geëvalueerd. Dit evaluatierapport is in juni 2004 aan de Tweede Kamer toegestuurd (Kamerstukken II 2004/05, 29 200, nr. 25). Naar aanleiding van de evaluatie is een nieuwe risicodracht met Atradius DSB overeengekomen om gesignaleerde problemen te verhelpen, welke in werking is getreden op 1 juli 2004.
Doelmatige uitvoering van de inzet van de herverzekeringsfaciliteiten wordt gemeten aan de hand van doorlooptijden1 van verzekeringsaanvragen. In het afgelopen jaar is de doorlooptijd uitgekomen op 54 werkdagen, waarvan 35 werkdagen netto behandelduur. Daarmee is de streefwaarde van 55 respectievelijk 40 werkdagen gerealiseerd.
5.5.4.2 Operationele doelstelling 2 Kostendekkendheid van herverzekeringsfaciliteiten
Een kostendekkende uitvoering van het pakket aan herverzekeringsfaciliteiten.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Verantwoord landen- en acceptatiebeleid | Ja |
2.Begin gemaakt met verbetering van methodieken voor beoordelingen beheersing van risico's | Ja |
3.Vaststellen van gepaste premies | Ja |
4.Een actief en gericht recuperatiebeleid | Ja |
5.Efficiënte uitvoering van de faciliteiten | Gedeeltelijk |
6.Ontwikkeling van een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling | Gedeeltelijk |
1. Verantwoord landen- en acceptatiebeleid
Met het landen- en acceptatiebeleid worden onverantwoord grote risico's van verzekering uitgesloten. Indien daar aanleiding toe bestaat, wordt het beleid aangescherpt of verruimd. In 2004 is het beleid op 19 landen heroverwogen.
2. Begin gemaakt met verbetering van methodieken voor beoordeling- en beheersing van risico's
Er wordt gewerkt aan een systeem, waarbij de risico's meer in hun onderlinge samenhang worden beoordeeld (portefeuillebenadering). Tot nog toe wordt een risicobeoordeling voor ieder afzonderlijk te herverzekeren betalingsrisico uitgevoerd.
3. Vaststellen van gepaste premies
De huidige premies zijn gestoeld op de risicoperceptie en internationale afspraken. Aanpassing van de premies wordt meestal veroorzaakt door een wijziging van de basispremie als gevolg van internationale afspraken.
4. Een actief en gericht recuperatiebeleid
De Staat heeft in 2004 voor ca. € 196 mln. aan schades gerecupereerd. Het grootste deel hiervan betrof terugbetalingen onder schuldenregelingen afgesloten in de Club van Parijs. In de Club van Parijs kunnen overheidsdebiteuren die niet meer aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen, een verzoek tot schuldherstructurering indienen. Afhankelijk van de financieel-economische situatie van het land kan de schuldbehandeling variëren van herstructurering tot kwijtschelding van schulden.
In 2004 is Nederland betrokken geweest in de Club van Parijs bij de schuldenbehandeling met negen landen. Twee hiervan betroffen herstructureringen (zonder kwijtschelding) voor Georgië en Gabon. De overige zeven bevatten een element van kwijtschelding. Op basis van deze regelingen en het in werking treden van fases van eerder gesloten schuldenregelingen zijn in 2004 op twaalf landen bedragen kwijtgescholden. De omvangrijkste kwijtscheldingen in 2004 betroffen Congo (€ 20,5 mln.), Ghana (€ 45,88 mln.) en Irak (€ 79,0 mln.). Daarnaast is voor in totaal € 26,2 mln. kwijtgescholden aan Honduras, Kameroen, Rwanda, Sierra Leone, Tsjaad, Ethiopië, Guyana, Nicaragua en Senegal.
5. Efficiënte uitvoering van de faciliteiten
Ook een efficiënte uitvoering is van directe invloed op het beperken van de kosten. De stroomlijning van de uitvoering in het kader van het Pauwenhofproces zal hieraan een bijdrage leveren, maar de gevolgen hiervan zullen pas merkbaar zijn na de invoering van de nieuwe structuur medio 2005 (waardoor gedeeltelijke realisatie van de beleidsprestatie in 2004). Eind 2004 zijn de Staat en Atradius DSB een regeling overeengekomen voor de onkostenvergoeding over de periode 2005–2009. De nieuwe onkostenvergoeding geeft Atradius DSB financiële prikkels om te zorgen voor gunstige financiële resultaten en goede service aan verzekerden en de Staat.
6. Ontwikkeling van een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling
Kostendekkendheid is vanwege de lange looptijd van risico's alleen te meten over een lange periode. Schades treden meestal pas enkele jaren nadat een transactie in herverzekering is genomen op. Provenu's kunnen nog vele jaren nadat de schade is uitgekeerd worden ontvangen. Daarnaast worden in het kasstelsel kosten en opbrengsten die niet tot kasuitgaven en inkomsten leiden niet meegeteld. De resultaten op kasbasis geven daarom een onvolledig actueel beeld van de kostendekkendheid. Bedrijfseconomische aannames kunnen een beter inzicht geven in de kostendekkendheid op jaarbasis. Daarom is in 2004 een model ontworpen op basis van bedrijfseconomische uitgangspunten en inzichten. In het model worden verwachte kosten en opbrengsten grotendeels toegerekend aan een bepaald (verslag)jaar. Dit gebeurt onder andere door gebruik te maken van voorzieningen. Naast de ontvangen rente op vorderingen, wordt ook de financieringsrente in het resultaat verwerkt. Op basis van het model is een informatiesysteem gebouwd dat de resultaten zal gaan berekenen.Het systeem bevindt zich in de testfase (waardoor gedeeltelijke realisatie van de beleidsprestatie in 2004).
Op kasbasis was het resultaat van de herverzekeringsfaciliteiten in 2004 € 180 mln.
In 2004 is ook een model voor bedrijfseconomische resultaatbepaling vastgesteld dat nauw aansluit bij modellen die internationaal ontwikkeld zijn. Het informatiesysteem dat gebouwd wordt om te voorzien in de resultaten van het bedrijfseconomische model is nog niet gereed. De resultaten over 2004 zullen daarom in de begroting van 2006 worden meegenomen.
Om een beter inzicht te krijgen in de effectiviteit van de Nederlandse recuperatie-inspanningen is in 2003 een evaluatieonderzoek van het recuperatiebeleid gestart. Het onderzoek gaat niet in op vorderingen die onderdeel uitmaken van schuldenregelingen in het kader van de Club van Parijs. Het onderzoeksrapport is in maart 2005 samen met een standpunt van de Minister van Financiën aan de Tweede Kamer toegezonden.
5.5.4.3 Operationele doelstelling 3 Minimalisering concurrentieverstoring
Het minimaliseren van concurrentieverstoring tussen landen met als inzet minimalisering van overheidssteun.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Succesvol verloop Nederlands voorzitterschap EU | Ja |
2.Actieve bijdrage van Nederland aan internationale fora op EKV gebied | Ja |
3.Beleidsbijsturing op grond van vergelijkingsindicatoren exportkredietverzekeringsvoorwaarden | Ja |
1. Succesvol verloop Nederlands voorzitterschap EU
Op initiatief van het Nederlandse EU voorzitterschap is het formuleren van internationale regels voor commerciële risicopremies prominent op de agenda gezet. Verder heeft de efficiënte aanpak van een groot aantal slepende onderwerpen door het Nederlandse voorzitterschap geleid tot duidelijke en invloedrijke gemeenschappelijke standpunten van de EU in het overleg dat zij met derde landen voert over beperking van de overheidssteun aan exportkredieten.
2. Actieve bijdrage van Nederland aan internationale fora op EKV gebied
Om concurrentieverstoringen die het gevolg kunnen zijn van overheidsgesteunde exportfinanciering te minimaliseren zijn in verschillende internationale fora (OESO, Participants, WTO, EU Raadswerkgroep voor Exportkredieten) afspraken gemaakt gericht op het creëren van een gelijk speelveld voor exporteurs.
In juli 2004 is binnen de WTO afgesproken dat officieel gesteunde exportkredieten voor de landbouwsector langer dan zes maanden worden verboden en korter dan zes maanden aan nader te bepalen disciplines zullen worden onderworpen. Dit is een grote stap naar de verdere minimalisering van steun in de landbouwsector.
3. Beleidsbijsturing op grond van vergelijkingsindicatoren exportkredietverzekeringsvoorwaarden
Product- en beleidsontwikkeling op exportkredietverzekeringsterrein gebeurt mede op basis van internationale concurrentievergelijking.
Op basis van een systematische jaarlijkse vergelijking van het Nederlandse EKV-systeem met dat van relevante concurrerende landen, wordt bezien of en in hoeverre het Nederlandse systeem wijziging behoeft om de concurrentieverstoring tussen Nederlandse exporteurs en hun buitenlandse counterparts te verminderen. Naast de vermelde productvernieuwingen en -verbeteringen waren op basis van de uitgevoerde vergelijking geen verdere systeemwijzigingen noodzakelijk.
Tabel 5.10 Vergelijkingsindicatoren exportkredietverzekeringsvoorwaarden | |
Indicator | Toelichting |
Acceptatiebeleid/landenbeleid | Uit een vergelijking met acht andere landen komt naar voren dat het Nederlandse acceptatiebeleid in toenemende mate aansluit bij het internationale gemiddelde. Het laatste jaar beweegt het Nederlandse acceptatiebeleid zich rond het gemiddelde acceptatiebeleid van de 8 onderzochte bench- marklanden. |
Dekking | Vooralsnog zijn enkele aspecten van de indicator dekking buiten beschouwing gelaten vanwege gebrekkige verkrijgbare informatie. Op basis van de wel beschikbare informatie kan worden geconcludeerd dat het beleid van Nederland niet uit de pas loopt met andere landen uit de benchmark. |
Aangeboden assortiment | Uit de vergelijking komt naar voren dat er in grote lijnen zeer weinig verschil bestaat tussen het aangeboden assortiment van de verschillende ECA's. Nederland biedt een soortgelijke dekking op alle onderzochte producten als andere ECA's. |
Premies | De debiteurenpremies van de acht benchmark ECA's zijn vergeleken op basis van vijf cases. Uit deze vergelijking kan worden opgemaakt dat de door Nederland gehanteerde debiteurenpremies ongeveer gelijk zijn aan de gemiddelde premie van de acht benchmark ECA's. |
5.6.1 Algemene beleidsdoelstelling
Bijdragen aan de regulering en beheersing van kansspelen met bijzondere aandacht voor het beschermen van de consument, het tegengaan van gokverslaving en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit. Het uitvoeren van de Staatsloterij geschiedt onder verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Hiermee wordt een opbrengstenstroom voor de schatkist gerealiseerd.
Herziening sturings- en verantwoordingsrelatie met de SENS
In 2004 is de herziening van de relatie nader vormgegeven. De voorgenomen maatregelen (Kamerstukken II 2003/04, 29 200 IXB, nr. 22) zijn doorgevoerd. Doel van deze herpositionering was te komen tot een meer zakelijke verhouding tussen de Staatsloterij en de staat. Die zakelijkere verhoudingen hebben onder meer vorm gekregen door meer sturingsmogelijkheden voor de staatssecretaris. In de statuten van de SENS zijn nu alle gebruikelijke aandeelhoudersbevoegdheden opgenomen, zoals die ook gelden bij de meeste staatsdeelnemingen. Een andere belangrijke uitkomst van het traject is de scheiding tussen beheer en beleid ten aanzien van de Staatsloterij. De beleids- en vergunningverantwoordelijkheid wordt met ingang van 1 februari 2005 overgedragen aan het ministerie van Justitie. Het beleidsartikel 6 is met ingang van de begroting 2005 komen te vervallen. De afdracht van de Staatsloterij wordt in de toekomst verantwoord onder artikel 3 financieringsactiviteiten publiek-private sector.
5.6.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 6 StaatsloterijBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:Bijdragen aan de regulering en beheersing van kansspelen met bijzondere aandacht voor het beschermen van de consument, het tegengaan van gokverslaving en het tegengaan van illegaliteit en criminaliteit. Het uitvoeren van de Staatsloterij geschiedt onder verantwoordelijkheid van de minister van Financiën. Hiermee wordt een opbrengstenstroom voor de schatkist gerealiseerd. | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Ontvangsten | 84 624 | 83 111 | 132 872 | 131 849 | 1 023 |
Programma-ontvangsten | 84 624 | 83 111 | 132 872 | 131 849 | 1 023 |
Algemene doelstelling | |||||
Afdracht SENS | 84 624 | 83 111 | 132 872 | 131 849 | 1 023 |
5.6.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
Bij het opstellen van dit jaarverslag kon nog geen gebruik worden gemaakt van de definitieve, van een accountantsverklaring voorziene jaarrekening van de SENS.
De ingezette lijn van rendementsherstel is over 2004 doorgetrokken. Het gerealiseerde resultaat en de afdracht SENS komen overeen met de begroting.
5.7.1 Algemene beleidsdoelstelling
5.7.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 7 Beheer materiële activaBedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:Doelmatig beheren en verkopen van roerende en onroerende zaken en optimale allocatie van onroerende zaken voor het Rijk | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 111 722 | 109 424 | 95 556 | 114 833 | – 19 277 |
Uitgaven | 111 709 | 109 010 | 94 018 | 114 833 | – 20 815 |
Programma-uitgaven | 72 863 | 75 615 | 62 817 | 84 976 | – 22 159 |
doelst. 1 Bewaring/vervreemding Roerend | |||||
Beheerskosten | 1 170 | 926 | 796 | 1 564 | – 768 |
doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend | |||||
Onderhoud en beheerskosten | 6 291 | 21 116 | 7 123 | 6 144 | 979 |
Zakelijke lasten | 36 753 | 50 573 | 45 965 | 43 234 | 2 731 |
doelst. 3 Optimaal handelen in vastgoed | |||||
Anticiperende aankopen | 21 800 | 3 000 | 0 | 34 034 | – 34 034 |
Overige programma-uitgaven | 6 849 | 0 | 8 933 | 0 | 8 933 |
Apparaatsuitgaven | 38 846 | 33 395 | 31 201 | 29 857 | 1 344 |
Ontvangsten | 275 425 | 280 551 | 410 643 | 277 843 | 132 800 |
Programma-ontvangsten | 271 385 | 276 878 | 405 614 | 272 812 | 132 802 |
doelst. 1 Bewaring/vervreemding Roerend | |||||
Verkoop roerende zaken | 38 881 | 41 689 | 2 785 | 1 813 | 972 |
doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend | |||||
Verkoop onroerende zaken | 69 408 | 81 677 | 232 633 | 145 563 | 87 070 |
Beheersontvangsten | 96 905 | 101 011 | 95 646 | 94 026 | 1 620 |
Overige programma-ontvangsten | 59 722 | 48 892 | 56 963 | 30 878 | 26 085 |
doelst. 3 Optimaal handelen in vastgoed | |||||
Anticiperende aankopen | 6 469 | 3 609 | 17 587 | 532 | 17 055 |
Apparaatsontvangsten | 4 040 | 3 673 | 5 029 | 5 031 | – 2 |
5.7.3 Toelichting tabel budgettaire gevolgen van beleid
Zakelijke lasten (+ € 2,7 mln.)
Het verschil wordt verklaard doordat diverse gemeenten de achterstanden in het opleggen van aanslagen in 2004 grotendeels hebben ingelopen.
Anticiperende aankopen (– € 34 mln.)
Door dalende grondprijzen waardoor de grondmarkt, en zeker het grondaanbod, nagenoeg stil viel, en ruimschoots toereikende reguliere aankoopbudgetten bij de vastgoeddiensten zijn geen leningen voor anticiperende aankoop van vastgoed uitgegeven.
Overige programma-uitgaven (+ € 8,9 mln.)
Het verschil wordt veroorzaakt door een niet geraamde vervroegde aflossing van een lening voor een anticiperende aankoop van € 6,8 mln. voor de Minderhouthoeve en door correcties op verkopen uit voorgaande jaren van € 2,1 mln., waarvan achteraf is vastgesteld dat deze aan andere ministeries hadden moeten worden doorbetaald.
Verkoop onroerende zaken (+ € 87,1 mln.)
Deze post heeft voornamelijk betrekking op de verkoop agrarische domeinen. Na verwerking van de extra taakstellingen met per saldo € 102 mln. bedroeg de totale taakstelling € 214,7 mln. Ten opzichte van de ontwerpbegroting is voor deze taakstellingen € 87,1 mln. extra gerealiseerd. Er is een overloop van ca. € 15 mln., omdat (erf)pachters op verzoek van de Kamer wat meer tijd is gegeven alvorens tot koop over te gaan. In totaal is voor een bedrag van ca. € 200 mln. niet-strategische in erfpacht uitgegeven agrarische gronden verkocht aan zittende erfpachters en derden.
Overige programma-ontvangsten (+ € 26,1 mln.)
De belangrijkste redenen voor de hogere ontvangsten zijn:
• Verkoop van onroerend goed, waarvan de aankoop was gefinancierd met behulp van een lening voor anticiperende aankoop (€ 6,8 mln.).
• Door het ministerie van Defensie terugbetaalde afkoop van een erfpachtscanon (€ 7,5 mln.).
• Meer opbrengsten door agrarische verrekenbedingen (€ 6,1 mln.).
Anticiperende aankopen (+ € 17,1 mln.)
De raming voor rente en aflossing was gebaseerd op de tot en met 31 augustus 2003 uitgegeven leningen. Het ontvangen bedrag is aanzienlijk hoger uitgevallen door zowel de betaling van rente op na 31 augustus 2003 uitgegeven leningen als door vervroegde aflossing van leningen.
5.7.4 Operationele doelstellingen
5.7.4.1 Operationele doelstelling 1 Bewaring en vervreemding roerende zaken.
Efficiënte bewaring en vervreemding van roerende zaken van de Staat.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Invoering baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken per 1 januari 2005 | Nee |
2.Invoering van het Landelijk Beslaghuis per 1 januari 2005 | Nee |
3.Voorbereiding voor invoering van zelfstandige exploitatie vuurwerkopslag per 1 januari 2007 | Ja |
1. Invoering baten-lastendienst Domeinen Roerende Zaken per 1-1-2005
De datum van invoering van de baten-lastendienst is verschoven van 1 januari 2005 naar 1 januari 2006. De Tweede Kamer is over deze wijziging geïnformeerd door middel van een brief (Kamerstukken II 2003/04, 28 884, nr. 1).
In september 2004 is gestart met het versturen van (pro-forma) facturen in het kader van proefdraaien. Er zijn convenanten opgesteld waarin afspraken zijn gemaakt voor de kwaliteit en de tarieven van de huidige wettelijke dienstverlening. Hiermee wordt proefgedraaid. Zodra de invoering van het Landelijk Beslaghuis (zie beleidsprestatie 2) nader is uitgewerkt, zullen de convenanten en de systemen aangepast worden en wordt er vervolgens proefgedraaid inclusief Landelijk Beslaghuis. Het jaar 2005 zal dus volledig worden gebruikt voor het proefdraaien, aanvankelijk op basis van de huidige wettelijke taken, later op basis van het Landelijk Beslaghuis.
2. Invoering en verdere uitwerking van het Landelijk Beslaghuis per 1-1-2005
In 2004 is gekozen voor een aangepaste, efficiëntere werkwijze die gekenmerkt wordt door een beoogde reductie van het beslag en een snellere verwerking van in beslag genomen goederen. Dit heeft geleid tot het uitstel van invoering van het Landelijk Beslaghuis. Daar staat tegenover dat de nieuwe werkwijze naar verwachting tot aanmerkelijke efficiencyvoordelen kan leiden. Eind 2004 is een nieuwe procedure voor inbeslagneming vastgesteld. Per 1 juli 2005 zal gestart worden met de gefaseerde invoering en verdere uitwerking van het Landelijk Beslaghuis. Dit traject loopt nauw samen met het voornemen om Domeinen Roerende Zaken om te vormen tot een dienst die het baten-lastenstelsel voert (zie realisatie beleidsprestatie 1).
3. Invoering van zelfstandige exploitatie vuurwerkopslag
In samenwerking met de ministeries van Defensie, LNV en VROM (Rijksgebouwendienst) is een plan van aanpak opgesteld. Met de Rijksgebouwendienst zijn afspraken gemaakt over de onderlinge taakverdeling in het overname traject van opslagplaats Ulicoten B van Defensie. De opdrachtverstrekking aan TNO heeft vertraging opgelopen, aangezien geen uitsluitsel bestond over de eisen waaraan de opslag van vuurwerk in de toekomst zal moeten voldoen. Aangezien het rapport van TNO zowel de basis is van de milieuvergunningaanvraag (externe veiligheid) als de basis is voor de te bepalen bouwkundige aanpassingen (interne veiligheid) heeft het gehele traject circa een half jaar vertraging opgelopen. Dit heeft geen invloed op het behalen van de doelstelling om per 1 januari 2007 met de zelfstandige exploitatie te starten. Het convenant met Defensie is met een jaar verlengd.
Prestatiegegevens | ||
Norm 2004 | Realisatie 2004 | |
Kostendekkendheid Bewaartaak: | 80% | 88% |
Kostendekkendheid Verkooptaak: | 80% | 139% |
Gemiddelde bezettingsgraad: | 80% | 70% |
Klanttevredenheid: | 6,5 | n.v.t. |
1. Kostendekkendheid bewaartaak: de stand van dit kengetal is deels gebaseerd op een fictieve doorberekening van de gemaakte kosten aan de klanten.
2. Kostendekkendheid verkooptaak: de kostendekkendheid valt hoger uit door incidentele verkopen, bijv. door de incidentele verkoop in beslag genomen goudstaven en woonboten en door verkoop van inventaris door grootschalige afstoot van Belastingdienstpanden.
3. Gemiddelde bezettingsgraad: de bezettingsgraad bedraagt voor 2004 70%. Dit is lager dan de norm van 80%. De reden is dat in de capaciteit is geanticipeerd op de effecten van het Landelijk Beslaghuis. Over het jaar bezien toont de bezettingsgraad een stijgende lijn. De opslagplaats te Soesterberg is in 2004 een verkoopunit geworden en is om deze reden niet meegenomen bij de berekening van de gemiddelde bezettingsgraad.
4. Klanttevredenheid: het eerstvolgende klantonderzoek Roerende Zaken zal worden uitgevoerd in 2005.
5.7.4.2 Operationele doelstelling 2 Beheer en verkoop onroerende zaken
Efficiënt beheren en verkopen van onroerende zaken van de Staat.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Realisatie agrarische verkooptaakstellingen van € 215 mln. | Gedeeltelijk |
2.Veiling Benzinestations | Nee |
1. Agrarische Verkooptaakstellingen
De prestatie is grotendeels gerealiseerd omdat aan (erf)pachters op verzoek van de Kamer wat meer tijd is gegeven alvorens tot koop over te gaan.
Voor het Beleidskader Agrarische Domeingronden wordt verwezen naar Kamerstukken II 2003/04, 24 490, nr. 17.
Het wetsvoorstel «Wet tot veiling van bepaalde verkooppunten van motorbrandstoffen» (de Benzinewet) is eind 2004 bij de Tweede Kamer ingediend, waardoor een uitstel van de geplande veiling van 2004 naar 2005 ontstond. In 2005 kan de derde veiling van benzinestations plaatsvinden wanneer het wetsvoorstel vóór 1 juli 2005 is goedgekeurd door de Eerste Kamer.
Het marktaandeel van de grote marktpartijen zou per 1 januari 2005 moeten zijn gereduceerd. Door het uitstel van de veiling van 2004 is de reductieverplichting verschoven tot het jaar na de veiling. Met elk van deze maatschappijen is overeenstemming bereikt, maar de addenda op de bestaande bilaterale overeenkomsten waarin deze afspraken worden vastgelegd moeten nog worden ondertekend.
Marktconforme gebruiksvergoeding
In 2004 is de vergoeding vooral voor de grote stations fors omhoog gegaan (stijging van 100%), anderzijds betalen kleine stations een iets lagere vergoeding (daling van 7%).
De functiescheiding is per 1 januari 2004 opgeheven. Enkele wegrestaurants zijn de mogelijkheden aan het verkennen om het lopende 99-jarige erfpachtcontract voor een wegrestaurant om te zetten naar een 15-jarig gebruiksrecht voor een servicestation.
Prestatiegegevens | ||
Norm 2004 | Realisatie 2004 | |
1.Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen | 4% | 2% |
2.Toe te rekenen apparaatskosten aan ingebruikgevingen | 9% | 8% |
3.Toe te rekenen apparaatskosten aan betaling OZB | 9% | 7% |
4.Klanttevredenheid | 6 | n.v.t. |
5.Vraag naar advies en bemiddeling | + 7% | + 19% |
1. Kosten verkopen: dit kengetal wordt positief beïnvloed door de extra verkoopopbrengsten uit hoofde van de agrarische taakstellingen.
4. Klanttevredenheid: Het eerstvolgende periodieke klantonderzoek is in 2006.
5. Het aantal advieszaken is in 2004 gestegen van 31 naar 37 zaken.
5.7.4.3 Operationele doelstelling 3 Optimaal handelen in vastgoed
Het leveren van een bijdrage aan publieke doelen door samen met andere vastgoedbeherende departementen optimaal te handelen in vastgoed.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Regisseren samenwerking | Ja |
2.Opstellen nieuw beleidskader en ministeriële regeling Realocatieprocedure | Gedeeltelijk |
3.Budgettaire voorbereiding Project Herbestemming Militaire Terreinen | Ja |
• De RVR heeft een Indicatieve Planning Vastgoed (IPV) opgesteld waarin onder meer de aan- en verkoopplannen en de bestaande grondposities van de departementen inzichtelijk worden gemaakt. Deze IPV wordt voortaan ook jaarlijks geactualiseerd.
• Op 14 augustus 2004 heeft de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid het protocol operationele afstemming aan- en verkopen vastgesteld.
• Het verbeteren van de vastgoedinformatie-uitwisseling tussen deelnemende departementen is een continu proces. Eind 2004 werd gewerkt aan het realiseren van een internetportaal.
• Nadat eind 2003 al een interdepartementale juridische basisopleiding vastgoed het licht had gezien, is eind 2004 onder auspiciën van de RVR ook een interdepartementale opleiding vastgoedeconomie van start gegaan.
Prestatiegegevens | ||
Norm 2004 | Realisatie 2004 | |
Doorlooptijd behandeling aanvraag < 10 werkdagen | 90% | n.v.t.1 |
Verwachte gemiddelde besparing | 10% | n.v.t.2 |
Evaluatie functioneren RVR en projectdirectie Vastgoed3 | ja | |
Evaluatie leenfaciliteit Financiën ten behoeve van anticiperend handelen | nee4 |
1 In 2004 zijn geen anticiperende leningen uitgegeven voor het anticiperend aankopen van vastgoed.
2 In 2004 zijn geen anticiperende leningen uitgegeven voor het anticiperend aankopen van vastgoed.
3 Zie hiervoor de toelichting bij de beleidsprioriteiten, par.4.3.8.
4 De evaluatie van de leenfaciliteit is verschoven naar 2008 (Zie toelichting onder 3.7.4 Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek per doelstelling hoofdstuk IXB ontwerpbegroting 2005).
2. Opstellen nieuw beleidskader en ministeriële regeling Reallocatieprocedure
In december 2003 heeft een werkgroep Reallocatie Onroerende Zaken Rijksoverheid in opdracht van de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid aanbevelingen gedaan voor een verbeterde reallocatie van onroerende zaken van het Rijk. In 2004 is een aanvang gemaakt met de verwerking van deze aanbevelingen in een nieuwe ministeriële regeling voor de reallocatie van overtollig Rijksvastgoed. Eind 2004 was dit nog niet afgerond1.
3. Budgettaire voorbereiding Project Herbestemming Militaire Terreinen
In 2004 is o.a. onderzocht wat de financiële consequenties zijn van dit project en hoe dit budgettair wordt geregeld met de betrokken departementen. De Ministers van LNV en van Defensie zijn overeengekomen dat LNV alle terreinen voor € 15 mln. zal overnemen. LNV zal deze terreinen verder gaan ontwikkelen. Ook in deze fase wordt gebruik gemaakt van de vastgoedkennis van Domeinen. Hierover is de Tweede Kamer onlangs geïnformeerd (Kamerstukken II 2004/05, 29 997, nr.1).
5.8 Financieel-economisch beleid van de overheid
5.8.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het vormgeven en uitvoeren van het financieel-economisch beleid van de overheid, het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven en het waarborgen van de rechtmatigheid daarvan.
Als indicatie voor het antwoord of de doelstelling is bereikt kunnen de volgende gegevens dienen:
• Door toepassing van de regels budgetdiscipline zijn de uitgaven binnen het totale kader gebleven.
• Het feitelijke EMU-tekort is binnen de 3% grens uit het verdrag van Maastricht en het Groei- en Stabiliteitspact gebleven.
• Het structurele EMU-tekort is van 2003 op 2004 beperkt met bijna 1%-punt BBP.
• Input is aangeleverd voor het realiseren van een ombuigingspakket van ½% BBP, het Najaarsakkoord en interdepartementale verandertrajecten (b.v. op het terrein van het zorgstelsel, onderwijs of ruimte).
• Van de gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten op de rijksbegroting is meer dan 99% rechtmatig.
• De reductie van de administratieve lasten voor bedrijven met een kwart per 2007 is ingevuld en de AL-plafonds per departement zijn vastgesteld. Bovendien is tot en met 2004 voor € 930 mln. aan concrete reductiemaatregelen gerealiseerd (zie par. 4.2.3).
5.8.2 Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 8: Financieel-economisch beleid van de overheidbedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemene beleidsdoelstelling:Het vormgeven en uitvoeren van het financieel-economisch beleid van de overheid, het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven en het waarborgen van de rechtmatigheid daarvan | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 29 638 | 30 599 | 29 334 | 28 300 | 1 034 |
Apparaatsuitgaven | 29 638 | 30 589 | 29 334 | 28 300 | 1 034 |
Uitgaven | 29 445 | 30 359 | 29 129 | 28 300 | 829 |
Apparaatsuitgaven | 29 445 | 30 359 | 29 129 | 28 300 | 829 |
Ontvangsten | 3 357 | 4 787 | 4 635 | 2 613 | 2 022 |
Apparaatsontvangsten | 3 357 | 4 787 | 4 635 | 2 613 | 2 022 |
5.8.3 Operationele doelstellingen
5.8.3.1 Operationele doelstelling 1 Optimaal begrotingsbeleid en transparantie informatievoorziening
Zorgdragen voor een optimaal begrotingsbeleid en een transparante informatievoorziening over de uitkomsten van budgettaire besluitvorming
De verantwoording van operationele doelstelling 1 staat in paragraaf 4 over de beleidsprioriteiten en in paragraaf 5.8.1 vermeld. Voor een toelichting op de IMF-evaluatie over FSAP wordt verwezen naar art. 2, algemene doelstelling.
5.8.3.2 Operationele doelstelling 2 en 3 Doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsbeleid
Beoordelen van beleidsvoorstellen op doeltreffendheid, doelmatigheid, rechtmatigheid, budgettaire inpasbaarheid en het bredere financieel-economisch perspectief
Het initiëren en ontwikkelen van voorstellen die de doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsbeleid ten goede komen respectievelijk de financieel-economische structuur versterken.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Rechtmatigheid uitgaven, ontvangsten en verplichtingen | Ja |
Beheersing van de collectieve uitgaven en het handhaven van de doelstelling van het EMU-saldo is een continu proces. Dit uit zich in betrokkenheid bij zowel de departementale beleidsvorming, als ook de uitvoering en verantwoording. De nota Mobiliteit, de nota Ruimte zijn enkele voorbeelden van belangrijke beleidsontwikkelingen waarbij sprake is geweest van intensieve betrokkenheid vanuit het ministerie van Financiën. Voornaamste instrumenten voor het structureren van dit proces zijn de organisatie van het begrotingsproces en de regels budgetdiscipline. Factoren als economische ontwikkeling en budgettaire afspraken in Europees verband fungeren daarbij als randvoorwaarden. Binnen dit kader zijn beleidsvoorstellen getoetst op inpasbaarheid en is telkens een oordeel gevormd over de doelmatigheid ervan.Tevens werden ter ondersteuning van de doelmatigheidsbevordering interdepartementale beleidsonderzoeken (IBO's) uitgevoerd (zie www.minfin.nl/ibo voor een overzicht en de bijbehorende kabinetsstandpunten).
In 2004 zijn rijksbrede benchmarkoverzichten over 2003 uitgebracht over de thema's Management Control Systemen, Jaarplanaanschrijvingen, Integriteitsaudits, subsidiebeheer, financieel beheer departementen en diensten die een baten-lastenstelsel voeren, toezichtvisies en toezichtarrangementen, rechtmatigheidverklaringen RWT's, reviewbeleid en uitvoering Europese Structuurfondsprogramma's 2000–2006. Naast deze rijksbrede onderzoeken heeft Financiën het rijksbrede onderzoek naar de uitvoeringsaspecten van de beloning van de ambtelijke top bij de ministeries gecoördineerd. Dit onderzoek is uitgevoerd als vervolg op het onderzoek naar belonings- en vergoedingsbeslissingen ten aanzien van de ambtelijke top van het ministerie van OCW.
Naar aanleiding van het rijksbrede onderzoek zijn herstelacties gestart gericht op de verbetering van de procedures.
5.8.3.3 Operationele doelstelling 4 Financieel overheidsmanagement
Vormgeven en uitvoeren van het financieel overheidsmanagement, gericht op een meer resultaatgerichte beleids- en bedrijfsvoering bij het Rijk.
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
1.Bereiken van meer eenvoud meer focus door deregulering | Ja |
2.Uitvoeren van een klanttevredenheidsonderzoek ten behoeve van de begeleiding van uitvoeringsorganisaties die een baten-lastenstelsel voeren | Ja |
3.Uitvoeren van evaluatie VBTB en RPE | Ja |
4.Verbreden van de auditfunctie | Ja |
5.Uitvoeren van een klanttevredenheidswaardering t.b.v. cursussen Rijksacademie | Ja |
1. Meer eenvoud meer focus door deregulering
De eerste stappen zijn gezet om de bedrijfsvoering bij het rijk eenvoudiger en meer gefocust te maken. Eind 2004 is de eindrapportage «Verantwoordelijkheid en verantwoording» van de IBO-werkgroep «Regeldruk en Controletoren» voorzien van het kabinetsstandpunt naar de Tweede Kamer verstuurd (Kamerstukken II 2004/05, 29 950, nr. 1). De in het kabinetsstandpunt opgenomen acties zullen de komende jaren door het ministerie van Financiën worden gecoördineerd en gemonitord. Bij de jaarlijkse herziening van de Rijksbegrotingsvoorschriften is in 2004 extra aandacht besteed aan de vraag of de verschillende voorschriften echt nodig waren om goede, toegankelijke en leesbare begrotings- en jaarverslagstukken voor de Staten-Generaal te maken. Dit heeft onder meer geresulteerd in een opschoning en indikking van de voorschriften. Voorts is het eindrapport evaluatie Wet toezicht Europese subsidies (TES), samen met het kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2004/05, 29 832, nr. 1). De Kamer heeft op 9 december 2004 ingestemd met het kabinetsvoornemen om de informatieplicht uit de wet te schrappen. De wetswijziging is begin 2005 ter hand genomen.
2. Klanttevredenheidsonderzoek begeleiding uitvoeringsorganisaties die een baten-lastenstelsel voeren
In 2004 zijn 17 uitvoeringsorganisaties begeleid tot diensten die een baten-lastenstelsel voeren. De kwaliteit van de begeleiding wordt jaarlijks gemeten door klanttevredenheidsonderzoeken waarvoor als streefwaarde een 7,5 wordt gehanteerd. In 2004 is een klanttevredenheid gerealiseerd van 7,7.
Op verzoek van de Tweede Kamer (motie Mastwijk) komt het kabinet met een plan van aanpak voor de invoering van een baten-lastenstelsel bij een pilotdepartement (Kamerstukken II 2004/05, 29 540, nr. 101). De pilot zal duidelijkheid moeten verschaffen of een meer integrale invoering van een baten-lastenstelsel voor de rijksoverheid voldoende meerwaarde heeft.
In 2004 is de evaluatie van VBTB en de Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoeken (RPE) afgerond (Kamerstukken II 2004/05, 29 949, nr. 1). Uit de evaluatie blijkt dat veel is bereikt zoals het korter en meer politiek maken van de beleidsagenda en het structureren van de begroting op basis van beleidsdoelstellingen. Daarenboven wijst de evaluatie uit dat er vooral inhoudelijke verbeteringen, en verdere concretisering moeten plaatsvinden. Het kabinet en de Kamer onderschrijven op hoofdlijnen de aanbevelingen van de evaluatie zoals bleek tijdens de Algemeen Overleggen van 2 en 3 maart jl. Informatie over bedrijfsvoering in schriftelijke stukken wordt beperkt (zoals door gebruik te maken van internet), beleidsnota's worden inhoudelijk beter onderbouwd (zoals door beter in te gaan op de probleemstelling en de rol van de overheid) en de evaluatiesystematiek wordt verbeterd. De uitvoering is al ter hand genomen, onder meer door aanpassing van de Rijksbegrotingvoorschriften 2005 en het voorbereiden van het herformuleren van de RPE. De eerste resultaten zullen zichtbaar worden in de ontwerpbegroting 2006.
Het project «Kwaliteitsplan auditfunctie Rijksdienst» is in november 2004 formeel afgerond met een eindrapportage. In het afgelopen jaar zijn projecten met betrekking tot de ondersteuning van de auditdiensten op het gebied van operational audit uitgevoerd. Het transitieproces richting de brede auditfunctie zal de komende jaren volop doorgaan. De primaire verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de departementen zelf.
5. Klanttevredenheid waardering cursussen Rijksacademie
De kwaliteit van de opleidingen en seminars van de academie wordt jaarlijks gemeten door klanttevredenheidsonderzoeken waarvoor als streefwaarde een 7,5 wordt gehanteerd. In 2004 is een klanttevredenheid gerealiseerd van 7,8.
5.8.3.4 Operationele doelstelling 5 Beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden
Scheppen van randvoorwaarden voor en transparantie over een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden
Beleidsprestaties ontwerpbegroting 2004 | Realisatie |
Beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden | Ja |
Begin 2004 deed zich onverwacht een tegenvaller voor bij de ontwikkeling van het EMU-saldo van de lokale overheid. Op de ontwikkeling is direct ingespeeld door een structureel verbetertraject op te starten rond de informatievoorziening over het EMU-saldo van de lokale overheid samen met BZK en CBS. Vervolgens is in september een bestuurlijk akkoord gesloten om te komen tot een betere beheersing van het EMU-saldo lokale overheid in 2005. Om de administratieve lasten van de decentrale overheden te verminderen en de doelmatigheid te bevorderen heeft de commissie Brinkman een doorlichting gemaakt van de specifieke uitkeringen en suggesties gedaan tot bundeling van uitkeringen of overheveling naar het gemeente- en provinciefonds. Implementatie zal plaatsvinden in 2005 en 2006.
De in de ontwerpbegroting 2004 geplande beleidsevaluatieonderzoeken zijn uitgevoerd.
5.8.3.5 Operationele doelstelling 6 Vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven in de komende kabinetsperiode met een kwart ten opzichte van 31 december 2002
De verantwoording van operationele doelstelling 6 staat in paragraaf 4 over de beleidsprioriteiten en in paragraaf 5.8.1 vermeld.
Tabel budgettaire gevolgen «Algemeen»Bedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemeen | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 82 747 | 80 152 | 110 003 | 87 065 | 22 938 |
Uitgaven | 83 727 | 78 829 | 103 243 | 87 065 | 16 178 |
Programmauitgaven | 2 703 | 1 828 | 1 941 | 360 | 1 581 |
–Departementsbrede programma-uitgaven, tegoeden WOII | 2 703 | 1 828 | 1 941 | 360 | 1 581 |
Apparaatsuitgaven | 81 024 | 77 001 | 101 302 | 86 705 | 14 597 |
–Apparaatsuitgaven | 75 958 | 71 767 | 95 888 | 81 759 | 14 129 |
–Uitvoeringskosten omslagstelsel | 5 066 | 5 234 | 5 414 | 4 946 | 468 |
Ontvangsten | 4 845 | 10 261 | 15 908 | 6 604 | 9 304 |
Apparaatsontvangsten | 10 261 | 15 908 | 6 604 | 9 304 | |
–Apparaatsontvangsten | 3 104 | 7 606 | 1 658 | 5 948 | |
–Omslagstelsel Rijkswagenpark | 7 156 | 8 302 | 4 946 | 3 356 |
Op dit niet-beleidsartikel wordt het verschil voornamelijk verklaard door een intertemporele verschuiving van BTW-lasten voor de tijdelijke huisvesting in het kader van het Project Eigentijds Werken en een overheveling vanuit artikel 1 door de fusie van de accountantsdiensten kerndepartement en belastingdienst. Daarnaast betreft het een saldo van diverse kleine posten.
Het verschil wordt voornamelijk verklaard door betalingen van andere departementen voor het Facilitair Salaris Centrum en een ontvangst van de RGD voor de vervanging van bedrijfsinstallaties.
Tabel budgettaire gevolgen «Nomionaal en onvoorzien»Bedragen x € 1000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Algemeen | Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | ||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | 2004 | |
Verplichtingen | 0 | 0 | 0 | 1 182 | – 1 182 |
Uitgaven | 0 | 0 | 0 | 1 182 | – 1 182 |
–onvoorzien | 0 | 0 | 0 | – 1 395 | 1 395 |
–loonbijstelling | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
–prijsbijstelling | 0 | 0 | 0 | 2 577 | – 2 577 |
Binnen het ministerie van Financiën wordt gewerkt met een gedragscode voor de begrotingsuitvoering en het financieel beheer. Een meer expliciete jaarlijkse verantwoording door de ambtelijke top vormt hiervan een belangrijk onderdeel. Op basis van afzonderlijke verantwoordingen van de directeuren-generaal en de plaatsvervangend secretaris-generaal en op bevindingen van de Auditdienst van Financiën wordt de bedrijfsvoering binnen Financiën beoordeeld. De secretaris-generaal legt hierover verantwoording af aan de minister. Deze verantwoording vormt weer de basis voor de bedrijfsvoeringverklaring die deel uitmaakt van dit jaarverslag.
Het beheer van het departement ziet niet alleen op een doelmatige en rechtmatige uitvoering van het geheel van de opgedragen taken, het richt zich ook en in het bijzonder op de daarin onderkende risico's. De vooraf onderkende risico's zijn verwoord in de afzonderlijke jaarplannen van de directoraten-generaal. Deze risico's hebben zich ten dele wel, ten dele niet voorgedaan. In deze bedrijfsvoeringparagraaf wordt gerapporteerd over vraagstukken die daadwerkelijk meer dan voorzien aandacht vroegen of onvoorzien waren, waar in de beheersing onvoldoende resultaat is geboekt en die belangrijk genoeg zijn om te vermelden (het is in die zin een «uitzonderingsrapportage»). Deze onderwerpen blijven daarmee bijzondere aandachtspunten binnen de bedrijfsvoering van het ministerie van Financiën in het jaar 2005.
Binnen de Belastingdienst is er in het bijzonder aandacht geweest voor de hieronder genoemde zaken:
• De telefonische bereikbaarheid van de belastingdienst is over 2004 weliswaar gemiddeld in overeenstemming geweest met de streefwaarde van 67%, maar is door aanloopproblemen met callcentra in de laatste maanden van het jaar beduidend lager geweest. Door de Belastingdienst zijn en worden maatregelen getroffen om de telefonische bereikbaarheid vanaf 2005 te verbeteren, van 70% oplopend tot 80%.
• De Belastingdienst is in het eerste halfjaar van 2004 geconfronteerd geweest met onvoorziene en publieke commotie over heffings- en invorderingsbeleid dat kennelijk «contra legem» was of zou kunnen zijn. De Belastingdienst heeft daarop een volledige inventarisatie gemaakt van de vraagstukken en besluiten die relevant konden zijn. De Staatssecretaris heeft op basis daarvan de Kamer volledig kunnen informeren en actie kunnen ondernemen.
• Het besluit om in het kader van het drugsbeleid over te gaan tot een 100%-controle op vluchten vanuit de Nederlandse Antillen, Aruba en Suriname heeft een zeer aanmerkelijk beslag op de capaciteit van de Douane gelegd en heeft herziening van de prioriteitstelling noodzakelijk gemaakt. De geïntensiveerde controles op Schiphol impliceren dat controles bij opslaginstituten (50% van de doelstelling), correcties bij passagierscontrole en fysieke controles bij het proces aangiftebehandeling minder kunnen plaatsvinden. De Douane is een wervingscampagne voor nieuwe medewerkers gestart om ook de realisatie van andere werkstromen meer tot zijn recht te kunnen laten komen.
• De ontwikkeling van het AangiftenBelastingSysteem (ABS) en het feitelijke gebruik van nieuw geïntroduceerde onderdelen daarvan heeft daadwerkelijke problemen gegeven, leidend tot haperingen bij voorlopige aanslagen en teruggaven. In 2004 is een consolidatieperiode ingelast, om voorrang te kunnen geven aan de technische oplossing van de geconstateerde problemen. De doelstelling om per eind december 2004 80% van zes miljoen definitieve aanslagen 2003 te hebben opgelegd, is niet gehaald.
Daarnaast kan worden gemeld dat veel aandacht van het management van de Belastingdienst nodig is geweest voor de goede werking van het planning- en controlsysteem, voor een inmiddels zeer omvangrijke ontwikkelagenda (UWV/SUB, inkomensafhankelijke toeslagen, elektronisch aangeven, herinrichting telefonische dienstverlening, etc.), en voor zaken als de realisatie van volume- en efficiencytaakstellingen. Gegeven de complexiteit van en de onzekerheden rondom dit soort vraagstukken en mede gegeven enkele tekortkomingen in het financiële besturingssysteem heeft de Belastingdienst in 2004 196 miljoen euro (8%) minder apparaatuitgaven gedaan dan was begroot. De Belastingdienst heeft inmiddels maatregelen getroffen om de kassturing te verbeteren.
Op het kerndepartement en binnen de dienst Domeinen en het Agentschap is bijzondere aandacht uitgegaan naar:
• De onvoorziene, plotselinge en aanmerkelijke overschrijding van het deel van het EMU-tekort 2003 dat beïnvloed wordt door uitgaven van de lagere overheden. Door nadere afspraken met de lagere overheden en met het CBS wordt beoogd die situatie in de toekomst te voorkomen en/of eerder te voorzien.
• De deadlines voor implementatie van de Wet op het Financieel Toezicht (Wft) zijn niet gehaald, gaven reden voor herprioritering van werkzaamheden en leidden dus tot vertragingen op andere dossiers op het terrein van de financiële markten. De invoeringstermijn van de Wft is met een half jaar verlengd. Ook de implementatietermijnen van Europese richtlijnen met betrekking tot financiële markten zijn in het gedrang gekomen en overschreden.
• De uitvoering van de (geïntensiveerde) verkooptaakstelling van agrarische gronden van in totaal 192 mln euro is in 2004 te traag op stoom gekomen en niet ten volle gerealiseerd (177 mln). De voortgang van de (extra) taakstelling wordt nauwlettend gemonitord.
• De beoogde inrichting van een agentschap voor de dienst Domeinen/Roerende Zaken is niet gerealiseerd, doordat de voorbereiding van een Landelijk Beslaghuis met de andere betrokken departementen vertraging heeft ondervonden en bovendien de voorgenomen invoering van geautomatiseerde beheerssystemen niet tijdig rond kwam. De Kamer is van het uitstel op de hoogte gesteld en de planning is verschoven naar 1 januari 2006. Momenteel vinden hierover concluderende gesprekken plaats.
• In 2004 is de verhouding met de Staatsloterij verzakelijkt; de eigenaarrol is beter verankerd – zowel in de statuten van de Stichting als in de interne organisatie van het ministerie – en de beleidsverantwoordelijkheid voor de vergunningverlening is overgedragen aan de minister van Justitie. Er resteren risico's door een mogelijke aansprakelijkheid van de Staatsloterij in verband met de destijds voorgenomen introductie van het (niet vergunde) mobiele kansspel Sevens.
Op grond van de verantwoordingen van de leden van de bestuursraad en de bevindingen van de Auditdienst van Financiën kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ordelijk beheer van de begroting van het ministerie. De bedrijfsprocessen zijn voldoende beheerst geweest of hebben aanleiding gegeven tot passende maatregelen.
Verantwoordingsstaat 2004 van het Ministerie van Financiën (IXB)(bedragen x € 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | ||||||||
Art. | Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie1 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||||||
verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | verplichtingen | uitgaven | ontvangsten | ||
TOTAAL | 3 830 662 | 95 784 266 | 3 797 195 | 96 250 928 | – 33 467 | 466 662 | ||||
Beleidsartikelen | 3 742 415 | 95 777 662 | 3 693 952 | 96 235 020 | – 48 463 | 457 358 | ||||
01 | Belastingen | 3 195 650 | 3 195 581 | 94 515 044 | 3 033 341 | 3 010 723 | 92 813 280 | – 162 309 | – 184 858 | – 1 701 764 |
02 | Financiële markten | 25 146 | 25 146 | 299 218 | 87 774 | 54 713 | 494 596 | 62 628 | 29 567 | 195 378 |
03 | Financieringsactiviteiten publiek-private sector | 88 983 | 24 855 | 378 517 | 42 777 | 60 549 | 2 110 369 | – 46 206 | 35 694 | 1 731 852 |
04 | Internationale financiële betrekkingen | 198 103 | 205 713 | 1 688 | 92 296 | 358 465 | 1 653 | – 105 807 | 152 752 | – 35 |
05 | Exportkredietverzekering en investeringsgaranties | 11 950 035 | 147 987 | 170 890 | 3 746 557 | 86 355 | 266 972 | – 8 203 478 | – 61 632 | 96 082 |
06 | Staatsloterij | 0 | 0 | 131 849 | 0 | 0 | 132 872 | 0 | 0 | 1 023 |
07 | Beheer materiële activa | 114 833 | 114 833 | 277 843 | 95 556 | 94 018 | 410 643 | – 19 277 | – 20 815 | 132 800 |
08 | Financieel-economisch beleid van de overheid | 28 300 | 28 300 | 2 613 | 29 334 | 29 129 | 4 635 | 1 034 | 829 | 2 022 |
Niet-beleidsartikelen | 88 247 | 6 604 | 103 243 | 15 908 | 14 996 | 9 304 | ||||
09 | Algemeen | 87 065 | 87 065 | 6 604 | 110 003 | 103 243 | 15 908 | 22 938 | 16 178 | 9 304 |
10 | Onvoorzien | 1 182 | 1 182 | 0 | 0 | 0 | 0 | – 1 182 | – 1 182 | 0 |
Mij bekend,
De Minister van Financiën,
De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag.
MINISTERIE VAN FINANCIEN (IXB)
SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2004 (bedragen x € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
DEBET CREDIT | |||||||
OMSCHRIJVING | 31-12-2004 | 31-12-2003 | OMSCHRIJVING | 31-12-2004 | 31-12-2003 | ||
1. | Uitgaven t.l.v. de begroting 2003 | 3 622 264 | 2. | Ontvangsten t.g.v. de begroting 2003 | 93 270 723 | ||
Uitgaven t.l.v. de begroting 2004 | 3 797 189 | Ontvangsten t.g.v. de begroting 2004 | 96 250 923 | ||||
3. | Liquide middelen | 824 | 813 | 6. | Ontvangsten buiten begrotingsverband | 131 487 | 110 595 |
4. | Rekening-courant RHB | 92 585 736 | 89 756 795 | ||||
5. | Uitgaven buiten begrotingsverband | (1 339) | 1 446 | ||||
Sub-totaal | 96 382 410 | 93 381 318 | Sub-totaal | 96 382 410 | 93 381 318 | ||
7. | Openstaande rechten | 25 296 697 | 25 733 330 | 7a. | Tegenrekening openstaande rechten | 25 296 697 | 25 733 330 |
8. | Extra-comptabele vorderingen | 3 217 093 | 3 068 916 | 8a. | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 3 217 093 | 3 068 916 |
9a. | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 172 | 97 | 9. | Extra-comptabele schulden | 172 | 97 |
10. | Voorschotten | 149 207 | 72 999 | 10a. | Tegenrekening voorschotten | 149 207 | 72 999 |
11a.1 | Tegenrek. openst. garantieverplichtingen | 47 798 334 | 49 298 582 | 11.1 | Openstaande garantieverplichtingen | 47 798 334 | 49 298 582 |
11a.2 | Tegenrek. openst. betalingsverplichtingen | 632 354 | 918 671 | 11.2 | Openstaande betalingsverplichtingen | 632 354 | 918 671 |
12. | Deelnemingen | 4 818 705 | 4 402 058 | 12a. | Tegenrekening deelnemingen | 4 818 705 | 4 402 058 |
Totaal-generaal | 178 294 972 | 176 875 971 | Totaal-generaal | 178 294 972 | 176 875 971 |
9.1 Toelichting bij de saldibalans per 31 december 2004 van het ministerie van Financiën (begroting IXB)
Alle bedragen zijn opgenomen tegen nominale waarden en vermeld in duizenden euro's tenzij anders vermeld. In de tabellen zijn specificaties cursief weergegeven. Belangrijke posten worden hieronder nader toegelicht. Hierbij is de nummering van de saldibalans aangehouden.
Specifieke toelichting per saldibalanspost
De liquide middelen bestaan uit de saldi op bank- en girorekeningen en de bij kasbeheerders aanwezige kasgelden.
4. Rekening-courant Rijkshoofdboekhouding
Deze post geeft de financiële verhouding met het Rijkshoofdboekhouding weer. De bedragen zijn in overeenstemming met de opgave van het Rijkshoofdboekhouding ultimo 2004.
5. Uitgaven buiten begrotingsverband
De stand ultimo 2004 heeft betrekking op diverse uitgaven en de financiële verhouding met Atradius (voorheen Nederlandse Credietverzekering Maatschappij).
6. Ontvangsten buiten begrotingsverband
De stand ultimo 2004 heeft grotendeels betrekking op de loonheffing en pensioenpremie die in december 2004 op de salarissen van het personeel is ingehouden (en in januari 2005 is afgedragen), alsmede op bedragen die de Belastingdienst en Domeinen nog moeten verrekenen met derden.
Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Ultimo 2004 | Ultimo 2003 | |
Belastingvorderingen | 24 392 388 | 25 357 592 |
Vorderingen Domeinen: | 902 211 | 374 210 |
•Defensiegoederen | 891 978 | 364 919 |
•Overige | 10 233 | 9 291 |
Overige | 2 098 | 1 528 |
25 296 697 | 25 733 330 |
Toelichting openstaande rechten
De belangrijkste posten van de ultimo 2004 openstaande belastingvorderingen zijn de vorderingen inzake de vennootschapsbelasting (€ 11,6 mld.), de inkomstenbelasting/premies volksverzekeringen (€ 4,9 mld.), de omzetbelasting (€ 3,1 mld.), de tabaksaccijns (€ 0,7 mld.), de successierechten (€ 0,8 mld.) en de loonbelasting/premies volksverzekeringen (€ 1,7 mld.).
De belastingvorderingen zijn voor 55,7% ontstaan in 2004, voor 19,9% in 2003, voor 9,9% in 2002, voor 5,9% in 2001 en dateren voor 8,7% van vóór 2001.
Van het totale te vorderen bedrag zal uiteindelijk een aanzienlijk gedeelte niet inbaar zijn. Bij meer dan de helft (55,8%) van de openstaande vorderingen is de betalingstermijn verstreken. Van deze achterstandsposten is 55,9 %aan te merken als betwist, bijvoorbeeld omdat een bezwaarschrift is ingediend. Ook van de niet-betwiste rechten met een betalingsachterstand zal een gedeelte niet of moeilijk inbaar zijn, bijvoorbeeld als gevolg van faillissementen.
Verloop van de belastingvorderingen | |
Ultimo 2003 | 25 357 592 |
Ontstane rechten | 83 349 313 |
Vervallen rechten: | |
–ontvangsten | – 12 771 919 |
–verleende verminderingen en negatieve aanslagen | – 67 862 099 |
–oninbaarlijdingen en kwijtscheldingen | – 1 734 981 |
–overloop 2004 | – 1 945 518 |
Ultimo 2004 | 24 392 388 |
De vorderingen van Domeinen bestaan voor circa 98,9% uit strategische verkopen roerende zaken.
Van het totale openstaande bedrag aan strategische debiteuren is € 12,7 mln. direct opeisbaar en€ 879,3 mln. op termijn opeisbaar.
Een bedrag van € 2,1 mln. is voorlopig buiten invordering gesteld en een bedrag van € 0,3 mln. is waarschijnlijk niet inbaar.
Niet uit de saldibalans blijkende vordering
Tot de voorwaardelijke vorderingen kan het saldo van de Maintenance Of Value (MOV) posities worden gerekend. De stand van de MOV-posities bedroeg per ultimo 2004 een vordering van € 94.9 miljoen. Het saldo van de MOV-posities kan afhankelijk van wisselkoersfluctuaties een vordering dan wel een verplichting voorstellen. Door de aandeelhouders van de instellingen is echter besloten dat er geen uitkering van de MOV-verplichtingen zal plaatsvinden. Zodoende zullen er geen financiële transacties op basis van de MOV plaatsvinden, tenzij de aandeelhouders besluiten deze bevriezing op te heffen (wat erg onwaarschijnlijk is).
8. Extra-comptabele vorderingen
Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Ultimo 2004 | Ultimo 2003 | |
Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (Atradius) | 2 261 663 | 2 331 018 |
Leningen u/g | 453 940 | 512 931 |
Verkoop aandelen TPG 2004 | 258 594 | |
Geconditioneerde vorderingen BF-regeling | 181 907 | 181 143 |
Overige | 60 989 | 43 824 |
3 217 093 | 3 068 916 |
Toelichting extra-comptabele vorderingen
Geconditioneerde vorderingen exportkredietverzekering (Atradius)
Verreweg het grootste deel van de geconditioneerde vorderingen (excl. consolidatierente) op Atradius ad € 2,3 mld. is opgenomen in consolidatie-overeenkomsten in het kader van de Club van Parijs. Vorderingen begrepen in consolidatieregelingen zijn door landen erkende schulden waar een betalingsregeling voor geldt en kunnen derhalve worden beschouwd als recuperabel. Landen zijn echter niet altijd in staat de betalingsverplichtingen uit hoofde van zo'n regeling na te komen. In die gevallen worden doorgaans herconsolidaties afgesloten. Hierdoor verschuift de geplande ontvangst van provenu's door Atradius naar de toekomst. Dit betekent dat de afdracht aan de Staat van ontvangen provenu's overeenkomstig verschuift. In de Club van Parijs is gesproken over verdergaande kwijtschelding van schulden van de allerarmste landen (Heavily Indebted Poor Countries (HIPC)). Als gevolg hiervan zullen deze landen in aanmerking komen voor verdergaande kwijtschelding van hun schulden uit hoofde van de exportkredietverzekering.
Geconditioneerde vorderingen BF-regeling (NIB)
De rechten van de Staat jegens derden (te weten de kredietnemers van de NIB) ter zake van reeds afgedekte kredieten in het kader van de BF-regeling worden beschouwd als geconditioneerde vorderingen. Zodra de ondernemingen weer voldoende liquide zijn, moet het door de Staat afgedekte krediet worden terugbetaald. In het verleden is gebleken dat slechts een gering bedrag uiteindelijk wordt gerestitueerd (vanwege faillissement e.d.).
Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Ultimo 2004 | Ultimo 2003 | |
Personeel en Materieel | 12 603 | 11 347 |
WOZ | 130 189 | 57 178 |
Overige | 6 415 | 4 474 |
149 207 | 72 999 |
Deze post betreft voornamelijk voorschotten aan personeel van de Belastingdienst betreffende vooruitbetalingen van salarissen, reis- en verblijfkosten en studiekosten. De overige voorschotten in 2004 betreffen voorschotten aan instellingen die voor of namens de Belastingdienst werkzaam zijn, te weten de Uitvoeringsinstelling Sociale Zekerheid voor Overheid en onderwijs (USZO), het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP), de Rijksadvocaat en de Waarderingskamer.
De voorschotten WOZ betreffen geaccepteerde verzoeken van gemeenten tot betaling van een voorschot, vooruitlopend op de definitieve beoordeling van het beroep op de vangnetregeling. Indien gemeenten over de periode 1999–2002 aantoonbaar en redelijkerwijs meer kosten hebben gemaakt dan vergoed langs de afgesproken norm kunnen zij een beroep doen op deze regeling.
In de definitieve afrekening van door gemeenten ingediende declaraties is vertraging opgetreden. De definitieve afrekening is daardoor verschoven naar 2005. In 2004 zijn nieuwe voorschotten verstrekt tot een bedrag van € 73,6 mln..
11.1 Openstaande garantieverplichtingen
Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Ultimo 2004 | Ultimo 2003 | |
Deelnemingen | 21 331 147 | 21 945 825 |
•IMF | 10 201 911 | 10 527 431 |
•Ontwikkelingsbanken/NWB | 11 129 236 | 11 418 394 |
Kernongevallen (WAKO) | 15 882 308 | 15 882 308 |
Herverzekeringen | 9 172000 | 9 991 000 |
•Exportkredietverzekering | 8 369 000 | 9 190 000 |
•Herverzekering investeringen | 803 000 | 801 000 |
Overige | 1 412 879 | 1 479 449 |
47 798 334 | 49 298 582 |
Toelichting openstaande garantieverplichtingen
• IMF: DNB neemt namens de Staat, onder Staatsgarantie, deel in het kapitaal van het Internationale Monetaire Fonds (IMF). De daling ten opzichte van ultimo 2003 is het gevolg van een daling van de koers van de SDR.
• Ontwikkelingsbanken (Wereldbank, Regionale Ontwikkelingsbanken, EIB, EBRD, MENA, MIGA) en NWB: dit betreft het garantiekapitaal (de niet volgestorte aandelen) inzake de deelneming van de Staat in het kapitaal van de betreffende banken. Slechts indien de banken in ernstige financiële problemen komen, kan om storting (vol- of bijstorting) van het garantiekapitaal worden gevraagd.
De Staat dient, voorzover de vergoedingen uit andere hoofde niet toereikend zijn, openbare middelen tot een bedrag van maximaal € 2,27 mld. per kerninstallatie beschikbaar te stellen om schade ten gevolge van een kernongeval te vergoeden. Momenteel zijn er in Nederland zeven kerninstallaties in de zin van de WAKO.
De openstaande verplichting betreft voornamelijk het risico (obligo) van de Staat als herverzekeraar uit hoofde van de door Atradius verzekerde kredieten en koersrisico's. Daarnaast betreft de openstaande verplichting het risico uit hoofde van de door Atradius verzekerde investeringen in het kader van de regeling Herverzekering Investeringen (RHI incl. WHI).
11.2 Openstaande betalingsverplichtingen
Deze post kan als volgt worden gespecificeerd.
Ultimo 2004 | Ultimo 2003 | |
---|---|---|
Deelnemingen ontwikkelingsbanken | 493 305 | 767 583 |
Overige | 139 048 | 151 088 |
Totaal | 632 353 | 918 671 |
De post deelnemingen bestaat uit de aandelen in Nederlandse ondernemingen en de aandelen in internationale instellingen. De deelnemingen zijn als volgt gewaardeerd:
• Nederlandse ondernemingen: op basis van oorspronkelijke aankoopprijs.
• Internationale instellingen: op basis van het gestorte kapitaal (oorspronkelijke aankoopprijs) en nog te storten kapitaal uit hoofde van een betalingsverplichting (paid-in capital). Voor het restant dat niet als deelneming is opgenomen, is een garantieverplichting verstrekt (callable capital), die onder saldibalanspost 11 is opgenomen.
De deelnemingen kunnen als volgt gespecificeerd worden. In de laatste kolom van het overzicht is het deelnemingspercentage ultimo 2004 vermeld.
Ultimo 2004 | Ultimo 2003 | Aandeel in % | |
Nederlandse Ondernemingen | |||
Koninklijke KPN NV | 1 534 915 | 1 534 915 | 34,69 |
Tennet BV | 835 428 | 835 428 | 100 |
Westerscheldetunnel | 675 032 | 95,4 | |
De Nederlandsche Bank (DNB) | 500 000 | 500 000 | 100 |
TNT Post Groep NV | 49 187 | 362 325 | 21,3 |
VSN NV (Connexxion) | 79 552 | 79 552 | 100 |
Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) | 69 613 | 69 613 | 50 |
NV Luchthaven Schiphol | 58 937 | 58 937 | 75,80 |
Overige | 186 958 | 107 698 | div. |
Subtotaal | 3 989 622 | 3 548 468 | |
Internationale instellingen | |||
Wereldbank (IBRD) | 194 405 | 209 658 | 2,3 |
Europese Investeringsbank (EIB) | 369 353 | 369 353 | 4,92 |
Europese Bank voor Wederopbouw en ontwikkeling (EBRD) | 130 200 | 130 200 | 2,71 |
Internationale Financieringsmij. (IFC) | 41 209 | 44 443 | 2,4 |
Overige | 93 916 | 99 936 | div. |
Subtotaal | 829 083 | 853 590 | |
Totaal | 4 818 705 | 4 402 058 |
Naar aanleiding van de nota «Deelnemingenbeleid Rijksoverheid» is voorgesteld om het beheer van deelnemingen zoveel mogelijk samen te brengen op één plaats binnen de Rijksoverheid. Gekozen daarbij is voor het ministerie van Financiën, dat reeds een coördinerende functie rond de staatsdeelnemingen heeft.
Niet uit de saldibalans blijkende deelneming
Tot de deelnemingen kan ook de SENS worden gerekend. De relatie tussen het ministerie van Financiën en de SENS is voornamelijk financieel van aard.
TOEZICHTRELATIES ZBO's/RWT's
Instelling | Realisatie (x € 1 000) |
AFM | 5 421 |
DNB/PVK | – |
Stichting waarborgfonds motorverkeer | – |
Ned. Bureau der motorrijtuigenverzekeraars | – |
Waarderingskamer | 554 |
Stichting Joods Humanitair Fonds en Stichting Maror-gelden Overheid | 1 941 |