Aangeboden 18 mei 2005
Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artiekelen (bedragen x € 1 mln.)
Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)
A. | ALGEMEEN | 6 | |
1. | Voorwoord | 6 | |
2. | Verzoek tot déchargeverlening | 7 | |
3. | Leeswijzer | 9 | |
B. | BELEIDSVERSLAG | 11 | |
4. | Beleidsprioriteiten | 11 | |
5. | Beleidsartikelen | 23 | |
01 | Versterking landelijk gebied | 23 | |
02 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) | 34 | |
03 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer) | 41 | |
04 | Economisch perspectiefvolle agroketens | 45 | |
05 | Bevorderen duurzame productie | 59 | |
06 | Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid | 70 | |
07 | Kennisontwikkeling en innovatie | 79 | |
08 | Kennisvoorziening | 87 | |
09 | Kennisverspreiding | 90 | |
6. | Niet-beleidsartikelen | 96 | |
10. | Nominaal en onvoorzien | 96 | |
11. | Algemeen | 96 | |
7. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 99 | |
C. | JAARREKENING | 102 | |
8. | De verantwoordingsstaat | 102 | |
9. | De saldibalans | 103 | |
10. | Baten-lastendiensten | 111 | |
Dienst Regelingen (DR) | 112 | ||
Dienst Landelijk Gebied (DLG) | 114 | ||
Plantenziektenkundige dienst (PD) | 116 | ||
Voedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid (VWA/CE) | 118 | ||
Batenlastendienst VWA/CE | 118 | ||
Voedsel en Waren Autoriteit/Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW) | 120 | ||
Voedsel en Waren Autoriteit/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV) | 122 | ||
D. | BIJLAGEN | 125 | |
Bijlage Europese geldstromen | 125 | ||
Bijlage ZBO's en RWT's | 131 | ||
Bijlage aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 132 | ||
Bijlage lijst met gebruikte afkortingen | 137 |
Hierbij bied ik u het Jaarverslag 2004 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan.
De begroting 2004 was de eerste door mij ingediende. Ik heb daarmee meer dan in 2003 mijn stempel kunnen drukken op het beleid. Dat uit zich onder andere in veel initiatieven op het gebied van duurzaamheid. Zowel in de landbouw- en visserijsector als op het beleidsterrein natuur.
Ook stond het jaar in het teken van de omslag van een overheid die «zorgt voor», naar één die «zorgt dat». Deze insteek is er op gericht dat maatschappelijke partijen zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de inrichting van hun leven en leefomgeving. Mede in dat kader heeft 2004 grote voortgang laten zien bij de bestrijding van administratieve lasten. Centraal stond ook het voorzitterschap van de EU. Daar besteed ik in dit verslag extra aandacht aan.
Ten aanzien van de interne reorganisatie is LNV op koers. De zogenaamde Houtskoolschets heeft geleid tot een inkrimping en stroomlijning van de organisatie.
2. VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING
Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de departementale saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.
b. de slotwet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2004; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;
c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.
d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);
het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
C. P. Veerman
Het jaarverslag over het jaar 2004 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:
– Voorwoord
– Déchargeverlening
– Leeswijzer
– Beleidsprioriteiten
– Beleidsartikelen
– Niet-beleidsartikelen
– Bedrijfsvoeringsparagraaf
– Jaarrekening
Daarnaast maken vier bijlagen onderdeel uit van het jaarverslag, bestaande uit de bijlage Europese geldstromen, de bijlage toezichtsrelaties, een toelichting op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de verantwoording van voorgaande jaren en een bijlage met een lijst van afkortingen.
De bijlage Europese geldstromen is opgenomen omdat de verantwoording van de uitgaven met betrekking tot het Plattelandsontwikkelingsplan en de Europese structuurfondsen meer beleidsterreinen beslaat en verdeeld is over verschillende beleidsartikelen. Deze bijlage biedt een algeheel overzicht, waarbij tevens de uitgaven en ontvangsten van de Europese Unie in het kader van het markt- en prijsbeleid zijn opgenomen.
De veranderingen in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) 2005 ten opzichte van de RBV 2005 houden onder meer in dat het jaarverslag 2004 niet een afspiegeling is van de begroting 2004. Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop invulling is gegeven aan deze trendbreuk in het jaarverslag 2004 van LNV.
Vanwege de prominente plaats van het beleidsprogramma 2004–2007 Vitaal & Samen in de begroting 2004 is er in de beleidsagenda geen tabel met beleidsprioriteiten opgenomen. Hierdoor is het ook niet mogelijk een overeenkomstige tabel onder de beleidsprioriteiten in het jaarverslag 2004 op te nemen.
De (niet) beleidsartikelen in het beleidsverslag bevatten financiële gegevens en niet-financiële gegevens. De financiële gegevens zijn opgenomen onder de algemene beleidsdoelstelling in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. De opmerkelijke verschillen tussen oorspronkelijke begroting en realisatie zijn bondig toegelicht. Dit is gedaan voor de verplichtingen, de programma- en apparaatuitgaven en de ontvangsten.
De niet-financiële informatie is opgenomen onder de geoperationaliseerde doelstellingen. Daar waar deze informatie in de begroting kwantitatief is weergegeven zijn in het jaarverslag de kwantitatieve realisatiegegevens opgenomen. De toevoeging van de mate van realisatie (ja/nee/gedeeltelijk), zoals als leidraad genoemd in model 3.50 in de RBV, is hierdoor overbodig en daarom achterwege gelaten. De lezer kan zelf deze conclusie trekken. Daar waar kwalitatieve niet-financiële informatie in de begroting is opgenomen, is de mate van realisatie wel benoemd.
De voorname beleidsresultaten en de opmerkelijke verschillen in de doelrealisatie zijn beknopt toegelicht. Voor zover de instrumenten niet in de tabellen zijn genoemd, zijn deze in de toelichting opgenomen als ze afwijken van de opsomming in de begroting. Dit laatste geldt ook voor de doelgroepen. Een soortelijke opsomming van doelgroepen en instrumenten die in de begroting staat, is hierdoor overbodig en is daarom in het jaarverslag weggelaten.
In de paragraaf over diensten die een baten-lastenstelsel voeren is per baten-lastendienst een bondige toelichting gegeven op de taken van de baten-lastendienst en op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie tijdens het begrotingsjaar. De prestatiegegevens zijn onder gebracht bij de beleidsartikelen. Voor een aantal baten-lastendiensten is geen eenduidige relatie te leggen tussen de beleidsartikelen en de voortgebrachte producten of diensten. De voortgebrachte producten of diensten zijn daarom ondergebracht onder één van de beleidsartikelen waarop de werkzaamheden van de baten-lastendienst betrekking hebben. Dit betekent dat DLG te vinden is onder artikel 1, DR te vinden is onder artikel 4, de PD te vinden is onder artikel 5 en de VWA/RVV te vinden is onder artikel 6.
In het jaarverslag wordt tevens ingegaan op de relevante overzichtsconstructies. Op de eerste plaats is dit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De uitgaven die LNV jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking worden in beleidsartikel 11 «Algemeen» verantwoord.
Daarnaast heeft LNV deelgenomen aan de overzichtsconstructies (GIOS) en (ISV). De uitgaven die met deze overzichtsconstructies zijn gemoeid, zijn verantwoord onder beleidsartikel 1.
Het jaar 2004 heeft vooral in het teken gestaan van het EU-voorzitterschap. Tevens heb ik in Brussel, maar vooral ook op nationaal niveau het afgelopen jaar flinke voortgang geboekt op één van de hoofdprioriteiten van dit kabinet: het verlagen van de administratieve lasten. Naast deze twee speerpunten van 2004 zal ik de overige beleidsterreinen beschrijven aan de hand van de vier hoofdthema's van het Ministerie van LNV: groen ondernemen, vitale natuur, veilig voedsel en vertrouwd platteland.
Los van de beleidsinhoudelijke vraagstukken stond het voorzitterschap vooral ook in het teken van de toetreding van 10 nieuwe lidstaten. Voor het eerst moesten Raadsvergaderingen gehouden worden met 25 lidstaten. Mede dankzij een aantal succesvolle informele bijeenkomsten is het gelukt de nieuwe lidstaten snel te integreren in de werkwijze van de Raad. De complexer geworden besluitvormingsprocessen lijken daarmee nog wel te voldoen.
Door vertragingen rond de aanstelling van de nieuwe Europese Commissie en het aantreden van een nieuw Europees Parlement heb ik mijn oorspronkelijke agenda voor het voorzitterschap enigszins moeten bijstellen. Niettemin zijn de twee strategische hoofdlijnen van Nederland, duurzame landbouw in relatie tot de maatschappelijke randvoorwaarden en vermindering van de administratieve lastendruk, succesvol ingebracht. Bovendien heb ik toch nog stappen kunnen zetten op het terrein van het transport van levende dieren.
Een fundamentele discussie is gevoerd over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en markt ten aanzien van voedselveiligheid. Analoog aan de in Nederland al eerder ingezette ontwikkeling naar meer verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven, luidt nu ook op Europees niveau de tussenconclusie dat de overheid verantwoordelijk blijft voor het toezicht op de voedselveiligheid, maar dat kwaliteitseisen aan voedsel onder de verantwoordelijkheid vallen van het bedrijfsleven. De controle op voedselveiligheid kan efficiënter worden aangepakt door meer samenwerking met de markt. En de controle op voedselkwaliteit zou meer aan private organisaties kunnen worden overgelaten. Dit zal ook de administratieve lasten voor bedrijven verlichten.
Op het terrein van administratieve lastendruk zullen de Europese Commissie en de Raad de Nederlandse initiatieven voortzetten. De onder mijn voorzitterschap door de Raad ingebrachte voorstellen om de regelgeving te vereenvoudigen, zullen door de Europese Commissie in een document worden verwerkt met een analyse van de mogelijkheden om tot structurele vereenvoudiging van het marktinstrumentarium over te gaan. Op visserijgebied hebben de Nederlandse inspanningen al tot een Commissiemededeling geleid met een inventarisatie van de mogelijkheden voor vereenvoudiging. Dat zal in 2005 tot een actieplan moeten leiden.
Grote stappen zijn er gezet naar het geaccepteerd krijgen van vaccinatie als bestrijdingsinstrument van dierziekten. De door Nederland en de Europese Commissie georganiseerde conferentie eind 2004 heeft tot veel begrip geleid voor de Nederlandse inzet. Tijdens bovengenoemde conferentie heeft LNV zich tevens ingezet om bij het bestrijden van dierziekten zoveel mogelijk te voorkomen dat gezonde dieren moeten worden gedood. Op deze wijze is de Nederlandse wens op de Europese agenda geplaatst om het vaccinatie-instrument selectief te kunnen inzetten bij de dierziektebestrijding. De conclusies van de conferentie zullen door de Europese Commissie gebruikt worden voor het ontwikkelen van een nieuwe, brede strategie voor communautaire dierziektebestrijding.
Er is een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en dierlijke oorsprong (zgn. Residuverordening). Het nieuwe voorstel leidt tot een volledige harmonisatie van de internationale handel in plantaardige producten en betekent een sterke vermindering van de administratieve lastendruk.
Teneinde op het politiek zeer gevoelige dossier van diertransport de impasse te doorbreken, heb ik een stap-voor-stap benadering voorgesteld die resulteerde in een aangepast voorstel waarin in eerste instantie betere handhavings- en controlemogelijkheden worden voorgesteld (satelietnavigatiesysteem) en een strenger beleid van autorisatie van transporteurs (certificering). Het voorstel geeft verder een meer verdeelde verantwoordelijkheid bij de transportactiviteit waardoor een «overtreder» beter kan worden aangewezen. Niet alleen de transporteur maar ook de chauffeur of opdrachtgever kan dan worden aangesproken op het niet naleven van dierenwelzijnseisen. Er is een politiek akkoord bereikt over het aangepaste voorstel.
Daarnaast is aanzienlijke vooruitgang geboekt in de discussie over de hervorming van de suikermarkt, de marktordening groente en fruit, het EU-actieplan biologische landbouw en het voorstel voor een nieuwe Kaderverordening Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013. Ook is veel aandacht besteed aan handelspolitieke aspecten van het landbouwbeleid in WTO en Mercosur-kader.
Ten slotte heeft Nederland ook de samenwerking tussen onderzoeksfinanciers op de politieke agenda kunnen plaatsen. Een initiatief dat hierna door de Commissie en komende voorzitterschappen zal worden opgepakt.
Het Nederlands voorzitterschap heeft samen met de Raad en de Commissie effectief kunnen werken aan de verdere implementatie van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Er is concrete voortgang gemaakt voor een meerjarige herstelstrategie voor zuidelijke heek en tong. Ook voor enkele andere bestanden is besloten om meerjarige herstel- of beheersplannen te ontwikkelen. De Commissie is op verzoek van de Raad begonnen met voorstellen voor noodzakelijke korte termijnmaatregelen voor Europese aal die zij begin 2005 aan de Raad zal voorleggen. De jaarlijkse vangstmogelijkheden voor visbestanden zijn vastgesteld, inclusief vangstbeperkingen voor een aantal nieuwe diepzeebestanden. Op het terrein van handhaving en controle is eveneens concrete voortgang gemaakt. Alle lidstaten hebben ingestemd met de oprichting van een Europees Controleagentschap voor Visserij. De besluitvorming wordt in 2005 afgerond. Lidstaten rondom de Noordzee hebben op Nederlands initiatief aanvullend nadere afspraken gemaakt voor een versterkte samenwerking bij controle.
Het voorzitterschap van de Europese Unie bracht ook extra verplichtingen en inspanningen op multilateraal terrein met zich mee: WTO/DOHA, FAO, Codex alimentarius, Biodivesriteit, ITTO, grondstoffen en de IPPC.
Minder beleid, minder lasten en minder regels
Eén van de speerpunten van het hoofdlijnenakkoord is het verminderen van de administratieve lasten. Van de voorgenomen administratieve lastenvermindering van 25% in de periode 2003–2007 heb ik eind 2004 ruim 19% gerealiseerd. Dit betekent dat de lasten structureel met ruim € 82 mln. zijn gereduceerd. In 2005 verwacht ik de 25% grens te passeren, behoudens tegenslagen voor onvoorziene nieuwe administratieve lasten.
Teneinde de administratieve lasten structureel op een lager niveau te houden, is het programma SALDO begonnen. Uitgangspunt hiervan is dat de overheid bestaande bedrijfs- en keteninformatie optimaal benut voor haar eigen informatiestromen.
In brieven aan uw Kamer heb ik eerder een groot aantal voorstellen opgenomen voor minder beleid en minder regels, onder meer in het kader van de «Grote vereenvoudiging» van regelgeving. Hiervan heb ik er ook in 2004 een aantal gerealiseerd. Bij uw Kamer is het wetsvoorstel houdende intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie ingediend en de regelgeving waarbij het systeem van mestafzetovereenkomsten vervalt, is bij uw Kamer voorgehangen. Nieuwe regels op het gebied van diervoeders zijn tot stand gebracht en in werking getreden, wat tot een grotere transparantie en intrekking van de verspreid neergelegde regels heeft geleid. Op veterinair vlak zijn diverse preventieve maatregelen versoepeld. Vele voorstellen zijn nog in voorbereiding. Zo streef ik onder andere samen met mijn ambtgenoot van VWS een transparantere regelgeving op het gebied van vlees na. In het kader van de nota «Bruikbare rechtsorde» is een project gestart dat de mogelijkheden daartoe onderzoekt. Op 1 januari 2004 stond de regelingenteller van LNV op 1 600. Op 31 december op 815. Het afgelopen jaar zijn er dus 576 regelingen geschrapt. Eind februari 2005 is dit aantal gezakt tot onder de 800.
Groen ondernemen, innovatieve kracht
De opdracht van verduurzaming van productie, consumptie en daarmee samenhangende systeemwijzigingen, is breed en meerjarig. Waar eerder in de glastuinbouw en de intensieve veehouderij grote transitieprojecten op gang kwamen, komen nu ook andere sectoren in beweging. In 2004 is onder meer op de volgende terreinen vooruitgang geboekt:
• De transitieontwikkeling bij de diverse maatschappelijke actoren (w.o. de overheid) is in 2004 zichtbaar geworden in een maandelijkse overzicht (nieuwsbrief) van het LNV-transitieteam, in de LEI-publicatie «Duurzame landbouw in beeld», in de procesmonitoring van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en in een gemeenschappelijke hoofdpuntenrapportage van LNV, EZ, V&W, BuZa en VROM aan de Tweede Kamer.
• Het in 2003 opgezette Programma Praktijknetwerken, als regeling voor het faciliteren van ondernemersgroepen, heeft zeer veel belangstelling getrokken. Uit een groot aantal aanvragen zijn in 2004 ca. 45 netwerkvoorstellen geselecteerd en gehonoreerd.
• Transitiebelemmerende onderdelen van LNV-regelgeving zijn in beeld gebracht door een tweetal onderzoeken, het laatste specifiek over de veehouderij (rapport Den Hartog). De hoofdpunten en de daarbij in gang gezette acties zijn in het voorjaar van 2004 aan de Kamer gerapporteerd in de zogenoemde pakketbrief. Een vervolgrapportage is begin 2005 voorzien.
Herstructurering melkveehouderij
In 2004 zijn de lijnen, tezamen met het ministerie van VROM, uitgezet voor de besteding van de Koopmansgelden. Met de voorgenomen inzet wordt een sterke impuls gegevens aan de structuurversterking van de melkveehouderij. Dit geeft minder kosten voor de boer en minder milieubelasting door een evenwichtig gebruik van de verschillende percelen.
Op hoofdlijnen gaat het hierbij om versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten; kavelruil; landschapsbehoud in (milieu-)probleemgebieden; projecten ten behoeve van melkveehouderij en milieu; kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij.
Toekomst intensieve veehouderij
Tijdens de nationale dialoog omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij eind 2003 is vastgesteld dat de intensieve veehouderij een plaats heeft in de Nederlandse maatschappij. Deze conclusie is van niet te onderschatten betekenis geweest. Het heeft geleid tot vertrouwen in de toekomst en van daaruit mogelijkheden geopend om niet meer probleemgericht, maar oplossingsgericht te werken. Dit vertrouwen heeft ook geleid tot de aanvaarding van de eigen verantwoordelijkheid bij vele relevante partijen. Eind 2004 kon derhalve op basis van de eigen verantwoordelijkheden en rollen van de betrokken partijen gezamenlijk gewerkt worden aan de organisatie en agendering van een vervolg gesprek in januari 2005 over de toekomst van de intensieve veehouderij.
Bevorderen biologische landbouw
In 2004 is de nota Biologische landbouw 2001–2004 geëvalueerd. Daaruit is gebleken dat de biologische landbouw de laatste jaren is gegroeid, maar minder dan verwacht. De stagnerende vraag, mede door de afnemende economische groei, is een belangrijke oorzaak. Ondanks de constatering dat de gestelde doelen uit de nota Biologische Landbouw 2001–2004 niet zijn bereikt, kan uit de evaluatie toch geconcludeerd worden dat de vraaggerichte aanpak de juiste is geweest. Deze heeft geleid tot meer samenwerking en afstemming tussen en binnen de ketenpartijen, een groter aanbod, kwaliteitsverbeteringen en een toegenomen acceptatie van biologische producten bij zowel de consument als de retailer.
De uitkomsten van bovengenoemde evaluatie hebben mede bijgedragen aan de vorming van een nieuwe Beleidsnota Biologische landbouw 2005–2007. Het kabinet zal de komende tijd inzetten op het stimuleren van de marktvraag naar biologische producten, in samenwerking met de andere betrokkenen.
Investeringssteun voor jonge innovatieve bedrijfsopvolgers
Met de Europese Commissie is een akkoord bereikt over Nederlandse steun aan jonge agrariërs. Hiertoe is eind 2004 een steunmogelijkheid in de vorm van een investeringsfaciliteit aan de Europese Commissie ter toetsing voorgelegd om voor co-financiering in aanmerking te komen.
Versterking fytosanitaire inzet
Gelet op de risico's die Nederland loopt op fytosanitair terrein is de inzet in 2004 versterkt. Dit gebeurt in nauw overleg met het bedrijfsleven. In het kader van een efficiëntere keuringsaanpak is het project «slim fruit» afgerond en is de gezamenlijke intentieverklaring overheid/bedrijfsleven «Plant Keur»geaccordeerd. Het belang van deze versterkte inzet blijkt uit de aanpak van onverwachte problemen zoals de handelsproblemen met Rusland die veel inzet vergt.
Akkoord over coëxistentie in de primaire sector
De ruimte die de primaire sector op het gebied van coëxistentie is geboden, heeft geleid tot goede afspraken over de coëxistentie van gangbare, genetisch gemodificeerde en biologische teelten in Nederland. Het akkoord dat gezamenlijk met de convenantspartijen tot stand is gekomen mag, mede gelet op de complexe materie en uiteenlopende belangen, als een mooi resultaat beschouwd worden.
Gemeenschappelijk landbouwbeleid 1e en 2e pijler
De uitvoeringsmaatregelen voor de hervorming van de zogenaamde 1e pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn in Brussel naar tevredenheid afgerond. De nationale keuzes op hoofdlijnen zijn gereed en in de Kamer bediscussieerd en inmiddels is de nationale regeling in concept gereed. Er wordt nu gewerkt aan de ontwikkeling van een uitvoeringssystematiek en de implementatie daarvan voor 1 januari 2006.
In het kader van de hervorming GLB 2e pijler (plattelandsontwikkeling) heeft de Europese Commissie de eerste voorstellen voor een nieuwe Verordening Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013 gepresenteerd. Deze verordening zal de basis vormen voor het POP II.
Plattelandsontwikkelingsprogramma
Nederland kon voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) in 2004 rekenen op een bedrag van € 60,9 mln. aan cofinanciering van de Europese Unie. Per 15 oktober, de sluitingsdatum van het Europese boekjaar, zijn declaraties voor dat bedrag in Brussel ingediend. Alle projecten die aan de criteria voldeden, konden worden gehonoreerd. Op 15 oktober is echter ook 11% méér gedeclareerd: in totaal is voor bijna € 68 mln. aan rekeningen ingediend. Verwacht wordt dat de Nederlandse extra claim door de Europese Commissie zal worden gehonoreerd, omdat er bij andere EU-lidstaten sprake is van een onderbesteding van de beschikbare financiën voor plattelandsontwikkeling.
Het beleid zoals vastgelegd in de nota Duurzame gewasbescherming is in uitvoering sedert 2004.
In het licht van de doelstelling om de gewasbeschermingspraktijk te verduurzamen zijn enkele belangrijke stappen gezet. Zo is door middel van toelating en vrijstelling een groot aantal teeltkundige knelpunten opgelost, waardoor bij het bedrijfsleven ruimte is ontstaan om te investeren in innovatieve maatregelen en beter management. In het kader van het Convenant Gewasbescherming zijn diverse projecten gestart, die via «geïntegreerde gewasbescherming» moeten leiden tot duurzamere toepassingen. Het streven is om met betrekking tot de milieubelasting in 2005 een reductie van 75% te verwezenlijken ten opzichte van 1998.
Naar aanleiding van de discussie over het intrekken van het Honden- en kattenbesluit in zowel de Kamer als met de maatschappelijke organisaties, is in het najaar van 2004 een conferentie gezelschapsdieren georganiseerd. Met die conferentie is een goede basis gelegd om via een in te stellen «Forum gezelschapsdieren» te komen tot een juiste invulling van een ieders rol en verantwoordelijkheid teneinde zo het welzijn van gezelschapsdieren daadwerkelijk te verbeteren.
Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex
Het programma Bilaterale Economische Samenwerking heeft, d.m.v. handelsmissies, contactbijeenkomsten, seminars, vakbeurzen, individuele matchmaking, geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners. In de hoog ontwikkelde West Europese markt werd extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd een extra stimulans gegeven door een partnerlandovereenkomst aan te gaan met 's werelds grootste biologische vakbeurs de BioFach. Daarnaast is een begin gemaakt met een versterkte inzet op de dit jaar toegetreden nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU buren.
Agrologistiek beoogt systeeminnovaties richting duurzaamheid en vervoersefficiëntie te bewerkstelligen door het uitvoeren van pilotprojecten. In 2004 is ingestemd met twee nieuwe projecten en zijn 2 pilotprojecten gestart met de bouwfase. Uit een monitoringonderzoek is gebleken dat het Platform Agrologistiek bijdraagt aan politiek bestuurlijk of ambtelijk agenderen van knelpunten, vooral bij concrete initiatieven van ondernemers.
Het Innovatieplatform onder leiding van de minister-president heeft in 2004 «Flowers en Food» tot één van de vier sleutelgebieden in Nederland benoemd voor wat betreft economische kracht en innovatie. Als follow-up van het innovatieplatform is gestart met het opstellen van een innovatieagenda voor dit sleutelgebied.
In 2004 heb ik het «Innovatieplatform Aquacultuur» geïnstalleerd. Tot het takenpakket van het platform behoort het initiëren van een aantal innovatieve aquacultuur projecten. In 2004 is een stimuleringsregeling voor pilots opengesteld. Dit heeft geleid tot een groot aantal perspectiefvolle initiatieven, waardoor de regeling werd overtekend.
De boete die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft opgelegd aan groothandelaren in Noordzeegarnalen heeft uiteindelijk geleid tot aanpassing van de Europese marktordening voor vis- en visserijproducten. Hierdoor kunnen transnationale verenigingen van producentenorganisaties (tPO) worden erkend door lidstaten. Een transnationale PO kan ten behoeve van bevissing, productie en afzet van een gezamenlijk geëxploiteerd visbestand tot een zekere planning komen van de vangsten door een werkprogramma op te stellen aan het begin van het visseizoen.
Vernieuwing van het groene kennissysteem
In het groene onderwijs is op alle niveau's een krachtige vernieuwingsslag gaande. Kern hiervan is dat de toekomstige beroepspraktijk meer centraal komt te staan en dat naast vakgerichte competenties juist ook ondernemerscompetenties ontwikkeld moeten worden: «van vakmanschap naar ondernemerschap» is het devies. De kennisinstellingen binnen het groen onderwijs dragen via de begin 2005 op te richten kenniscoöperatie gezamenlijk bij aan een kennissysteem van hoge kwaliteit met doelgerichte kenniscirculatie en onderwijsvernieuwing.
Om er voor te zorgen dat de kennisinfrastructuur vitaal blijft en dat onderzoeksresultaten hun weg vinden naar innovaties in de praktijk is een eerste stap gezet de kennisdoorstroming naar de praktijk te verbeteren door 5% tot 10% van het LNV-budget voor beleidsondersteunend onderzoek te besteden aan kennisdoorwerking.
Ecologische Hoofdstructuur en Programma Beheer
In 2004 is de uitvoering van het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op tempo gekomen. Met het beschikbaar komen van de intensiveringmiddelen voor de EHS en de reconstructie zijn in 2004 de grondaankopen weer hervat. In totaal kon 3 900 hectaren aankoop worden gerealiseerd. De inrichting van de EHS is in 2004 voortgezet. De inrichting van 1 650 hectaren droge EHS is afgerond.
De tweede tranche van de revisie van Programma Beheer is in 2004 afgerond. De eerste tranche van de revisie is in 2003 uitgevoerd. In de tweede tranche heb ik de regeling verder in overeenstemming gebracht met de Europese regelgeving Tevens heb ik me ingezet voor het bevorderen van particulier en agrarisch natuurbeheer door onder andere een voorlichtingsproject uit te zetten voor particulier natuurbeheer en een nieuwe Regeling ondersteuning samenwerkingsverbanden in te stellen voor de ondersteuning van agrarische natuurverenigingen.
Met het veld en de provincies is in 2004 een conceptbeleidskader opgesteld dat de omslag van verwerving naar beheer mogelijk moet maken. In 2005 zal dit beleidskader van kracht worden. In 2004 is aandacht besteed aan particulier natuurbeheer en samenwerking in de EHS. Er zijn twee samenwerkingspilots gerealiseerd en er is een grootse manifestatie geweest om samenwerking tussen de verschillende beheerders van de EHS te bevorderen.
In 2004 was er weer veel belangstelling voor Programma Beheer. Er was een flinke overtekening op de gepubliceerde budgetplafonds voor de SAN en voor particulier natuurbeheer (SN functiewijziging en inrichting), zowel binnen als buiten de EHS. In de Agenda Vitaal Platteland heb ik de taakstelling voor bos op landbouwgrond geschrapt en zal er vanaf 2005 alleen nog particulier natuurbeheer binnen de EHS mogelijk zijn met LNV-subsidie.
Zoals in mijn brief van 12 december 2003 (29 200 XIV, nr. 63) is aangegeven, is in 2004 door LNV met de provincies overlegd over het uitwerken van de landelijke Natuurdoelenkaart, en zijn de provincies begonnen met het inventariseren van verschillen tussen de voorlopige landelijke Natuurdoelenkaart en de provinciale natuurgebiedplannen. Bij deze inventarisatie worden door de provincies ook de natuurbeherende organisaties betrokken. Tevens zijn in 2004 de doelen op de voorlopige landelijke Natuurdoelenkaart betrokken bij het bepalen van de doelen voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.
In de Nota Ruimte is de hoofddoelstelling van de Waddenzee – de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap bevestigd. De uitwerking van de hoofddoelstelling voor de Waddenzee zal plaatsvinden in de pkb Derde Nota Waddenzee. Vanwege het door het Kabinet gevraagde advies aan de Adviesgroep Waddenzeebeleid en de reactie van het kabinet op dit advies is de pkb Derde Nota Waddenzee niet in 2004 verschenen. Voorts bleek eind 2004 dat deze pkb aan een zogenaamde «passende beoordeling» op grond van de Europese Habitatrichtlijn onderworpen moet worden. Dit houdt verband met een recent arrest van het Europese hof, waarin uitleg wordt gegeven aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Via een passende beoordeling wordt bekeken welke effecten het beleid heeft op de natuur van de Waddenzee.
Daarnaast heeft de Adviesgroep Waddenzeebeleid advies uitgebracht over beleidsbeslissingen op het gebied van natuur, visserij, gaswinning en bestuur in de Waddenzee. Het Kabinet heeft op 25 juni besloten met ingang van 1 januari 2005 de mechanische kokkelvisserij te verbieden. Als gevolg van het kabinetsbesluit is de Staat gehouden de nader te bepalen relevante schade te compenseren. De Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij, die eind 2004 is ingesteld, zal het Kabinet adviseren over de hoogte van de schadevergoeding.
Het kabinet en de Tweede Kamer hebben voorts ingestemd met het advies gas te winnen onder de Waddenzee. Het kabinet meent dat op basis van alle nu beschikbare informatie gaswinning binnen strikte randvoorwaarden mogelijk is zonder duidelijke gevolgen voor de natuur. De Adviesgroep Waddenzeebeleid heeft verder geadviseerd om te gaan investeren in de Waddenzee en het waddengebied. Het kabinet heeft naar aanleiding van dit advies besloten tot extra investeringen in dit gebied. Een Waddenfonds moet investeringen die bijdragen aan de hoofddoelstelling in het gebied mogelijk maken.
In 2004 zijn de beraadslagingen met de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Natuurbeschermingswet 1998 afgerond. De Eerste Kamer heeft eind januari 2005 het wetsvoorstel aanvaard. De voorbereiding voor de implementatie van de nieuwe Natuurbeschermingswet is in 2004 in de volle breedte opgepakt. Zo is gewerkt aan een concepttekst voor de Algemene Maatregel van Bestuur voor de bevoegdhedenverdeling tussen rijk en provincies, aan een handreiking voor de habitattoets, aan kaders voor aanwijzingsbesluiten en beheersplannen, alsmede aan het uitwerken van instandhoudingdoelstellingen voor de Natura-2000-gebieden.
Integraal beleid voor voedselkwaliteit
In 2004 is de nota tot stand gekomen waarin ik, in samenspraak met de minister van VWS, het integrale beleid t.a.v. voedselveiligheid heb beschreven beschreven. Begin 2005 is deze aan de Tweede Kamer gezonden (TK 2004–2005, 26 991, nr. 115).
De V van Voedselkwaliteit in de naam van het ministerie van LNV heeft een veel grotere reikwijdte dan de veiligheid van het eindproduct. De gehele keten dient te staan in het perspectief van de maatschappelijke opvattingen over Voedselkwaliteit. Met dit doel heb ik in 2004 het initiatief genomen tot een strategische dialoog op het brede terrein van de voedselkwaliteit. Met deze dialoog wordt een zo scherp mogelijk beeld geformuleerd van de dynamische omgeving waarvoor en waarin LNV werkt.
Na de overkomst van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) naar LNV is in 2004 verder geïnvesteerd in de wettelijke verankering van de onafhankelijkheid en bevoegdheden van de VWA. De ministerraad heeft het voorstel tot de Wet op de onafhankelijke risicobeoordeling door de VWA aanvaard en doorgezonden aan de Tweede Kamer. Het onafhankelijke Bureau risicobeoordeling bij de VWA zal conform de bepalingen in deze wet gaan werken.
In de beleidsinspanningen op het terrein van de voedselveiligheid en -kwaliteit staat de versterking centraal van de productie in geborgde voedselketens. De ontwikkeling van instrumenten voor deze borging is primair een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. De overheid kan deze ontwikkeling echter ondersteunen, door bij de controle en het toezicht gebruik te maken van de ontwikkelde garantiesystemen. Het gebruik van private garantiesystemen zal derhalve als instrument worden meegenomen in het beleidskader «Toezicht op controle» dat bij LNV in ontwikkeling is.
Kern van dit beleidskader is dat controle op naleving van wettelijke eisen onder voorwaarden kan plaatsvinden door private partijen. Hiervoor te hanteren controle- en garantiesystemen zullen individueel worden beoordeeld, op basis waarvan een handhavingarrangement zal worden geformuleerd. Indien private systemen meerdere schakels omvatten en strengere hygiënemaatregelen bevatten, kan het overheidstoezicht daarop worden aangepast.
Eind 2004 is met het bedrijfsleven gesproken over de mogelijkheden om te komen tot Toezicht op controle en is een aantal concrete projecten gestart om nader uitwerking te kunnen geven aan het nog af te ronden beleidskader.
De keuring van vee- en vleesproducten is één van de sectoren waar in 2004 hard is gewerkt aan een arrangement op het gebied van «toezicht op controle». Medio 2004 kon het convenant worden gesloten tussen de overheid en het bedrijfsleven over de overdracht per 1 januari 2006 van onderdelen van de keuring in de roodvleesslachterij van de VWA aan een privaatrechtelijke keuringsinstantie. Hierbij is overigens geen sprake van Toezicht op controle, zoals verwoord in het concept-beleidskader.
Conform de vereisten in nieuwe Europese regelgeving blijven de keuringswerkzaamheden plaatsvinden onder het gezag van de officiële dierenarts. Door dit Europees rechtelijk kader gaat de modernisering van de vleeskeuring minder ver dan aanvankelijk werd beoogd. Wat betreft de verdere integratie van de vleeskeuring in de productieketen is eind 2003 onderzoek gestart naar de belangrijke risico's bij vleesproductie en de beheersing daarvan in de verschillende vleesketens. De onderzoeksresultaten worden mogelijk in EU-verband ingebracht.
Diergezondheid en dierziektebestrijding
Met als doel het inzicht te vergroten in de diergezondheidsstatus van de Nederlandse veestapel is in 2004 in het kader van de uitvoering van de motie Waalkens/Ter Veer (TK 2000–2001, 27 400, XIV, nr. 23) verder geïnvesteerd in de totstandkoming van adequate systemen voor vroege signalering (early warning) en onderkenning van nieuwe risico's. Het onderzoek naar de mogelijkheid tot koppeling van bestaande informatiestromen tot een (aangepast) monitoring- en signaleringssysteem heeft erin geresulteerd dat met het bedrijfsleven en de VWA de eerste stappen zijn gezet in de richting van een overeenkomst over het uitwisselen en analyseren van relevante informatie uit bestaande monitoringprogramma's.
Voorts is de Tweede Kamer per brief van 3 november 2004 (TK 2004–2005, 26 991, nr. 110) geïnformeerd over het onderzoek naar de noodzaak tot het inzetten van periodieke bedrijfsonderzoeken (netwerk van toezicht). Met het oog op het zo efficiënt mogelijk gebruik maken van informatie, wordt binnen dit onderzoek bekeken in hoeverre het private monitoring- en signaleringssysteem kan worden benut, dat wordt ontwikkeld in het kader van de Motie Waalkens/Ter Veer.
Eind 2004 is met het bedrijfsleven overeenstemming bereikt over aanpassingen in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» voor de periode van 2005 tot en met 2009. Ook dit convenant heeft als uitgangspunt dat de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven in de financiering van de dierziektepreventie, -monitoring en -bestrijding tot uitdrukking komt. Het jaarverslag over 2004 van het Diergezondheidsfonds gaat nader in op de overeengekomen aanpassingen in het convenant.
In 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden voor herziening van het destructiebestel, waaronder de resultaten van de evaluatie van wet- en regelgeving, gericht op het wegnemen van belemmeringen voor marktwerking. In het najaar van 2005 zal aan de Tweede Kamer een lange termijn visie op de medefinanciering van destructiekosten worden gepresenteerd, mede op basis van de besluitvorming over de herziening van het destructiebestel.
De Kaderwet Diervoeders is op 18 oktober 2004 in werking getreden. De wet biedt een nieuw kader voor het stellen van regels voor diervoer en implementeert enkele Europese verordeningen voor veilig diervoeder. Veilig diervoer ligt aan de basis van veilig voedsel. Om die reden bepaalt de Kaderwet dat de verantwoordelijkheid voor het stellen van regels over diervoer bij de overheid ligt. Begin 2004 is één onderdeel van de Kaderwet al in werking getreden: de mogelijkheid voor de minister om zelf maatregelen te treffen bij diervoederincidenten, zoals het uit de handel nemen van producten.
Vertrouwd platteland, verrassend perspectief
In 2003 werd Nederland veroordeeld door het Europese Hof van Justitie voor het niet correct implementeren van de nitraatrichtlijn. Als gevolg hiervan dient Nederland het mestbeleid zo snel mogelijk aan te passen. De onderhandelingen met de Europese Commissie over een derogatie hebben op 1 juli 2004 tot een akkoord geleid. Een akkoord dat helaas vervelende consequenties heeft voor een belangrijk deel van de sector, maar tegelijkertijd wel de broodnodige duidelijkheid en daarmee een lange termijn perspectief biedt voor de Nederlandse landbouw. De Commissie heeft aangegeven zich sterk te maken voor een derogatie voor NL met betrekking tot grasland. Eind 2004 is het voorstel voor een nieuwe meststoffenwet aan de Kamer verzonden.
In 2004 is de Agenda voor een Vitaal Platteland uitgebracht en door de Tweede Kamer geaccordeerd. Deze Agenda voor een Vitaal Platteland bestaat uit twee delen. De visie omvat de strategische inzet van het Rijk. Daarin staat hoe ik inhoud wil geven aan mijn coördinerende rol voor het platteland. Het Meerjarenprogramma (MJP) Vitaal Platteland vertaalt de hoofdlijnen van het beleid in operationele termen, verschaft inzicht in de financiën, en koppelt geld en instrumenten aan te realiseren doelen. Ook laat het MJP zien welke middelen andere ministeries voor het platteland beschikbaar stellen.
Het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)
In 2004 is overeenstemming bereikt tussen LNV, VROM, VenW, VNG, IPO en de Unie van Waterschappen over de contouren van het ILG. De overeenkomst houdt in dat de provincies een centrale rol krijgen bij de uitvoering van het rijksbeleid. Tussen rijk en provincies zullen meerjarige convenanten worden afgesproken over de te bereiken doelen in de uitvoeringsperiode. Op 3 november 2004 heeft een grote bijeenkomst plaatsgevonden waarmee de start van het implementatietraject werd gemarkeerd en ik het voortouw bij de verdere ontwikkeling overdroeg aan de provincies
Uitvoering reconstructieplannen
In 2004 zijn de eerste twee reconstructieplannen, in Limburg en Overijssel, afgerond en goedgekeurd door het rijk. Tevens zijn vooruitlopend op het Uitvoeringscontract 2005–2006 afspraken gemaakt over de uitvoering en de financiën, zodat voorspoedig aan de slag kan worden gegaan. In de andere provincies zijn belangrijke vorderingen gemaakt met de plannen. Hiermee zijn ook de reguliere inzet en middelen beter op elkaar afgestemd in een integraal gebiedsplan met een groter draagvlak. In het overleg van het rijk met de reconstructieprovincies, VNG en de Unie van Waterschappen is het beleid over ontwikkelingsgericht werken, bedrijfsverplaatsingen, aanpak van schadeclaims nader uitgewerkt en afgestemd. In de tweede en derde voortgangsrapportage is de Kamer hierover geïnformeerd. Verder is in 2004 een urgentieprogramma gestart om vooruitlopend op de vaststelling van de plannen reeds een impuls te geven aan de uitvoering.
Recreatie in stedelijk en landelijk groen
De vrijetijdseconomie neemt in Nederland nog steeds aan belang toe. Het ministerie van LNV heeft ook in 2004 weer in belangrijke mate bijgedragen aan recreatievoorzieningen in het stedelijk en landelijk gebied. In het kader van het Grotestedenbeleid zijn de steden gestimuleerd om voor de komende jaren nieuwe groenambities te formuleren. Dit heeft geresulteerd in afspraken met de G30 over het beschikbaar stellen van rijksmiddelen voor het realiseren van extra binnenstedelijke groenvoorzieningen en recreatiegebieden in het buitengebied. Ook in het landelijk gebied zijn in 2004 extra recreatievoorzieningen gecreëerd. LNV heeft een ondersteunende taak bij het realiseren van landelijke routenetwerken voor fietsen, wandelen en recreatietoervaart. Daarnaast zijn in 2004 20 gebieden in Nederland geselecteerd als Nationaal Landschap, die ook een belangrijke toeristisch-recreatieve betekenis hebben. Tenslotte heeft LNV in 2004 via Staatsbosbeheer verder gewerkt aan het realiseren en voor recreanten openstellen van bos- en natuurgebieden.
Het meest in het oog springende thema bij water is de Europese Kaderrichtlijn Water. In 2009 moeten de plannen voor implementatie gereed zijn en start uiterlijk de uitvoering van de maatregelen. De doelstellingen en maatregelen zullen effecten hebben op een substantieel deel van het LNV-beleid, zoals het natuurbeleid, het landbouwbeleid en het mest- en gewasbeschermingsbeleid. De voorbereiding van de plannen voor implementatie is, onder regie van V&W, in volle gang.
In 2004 zijn de wettelijk verplichte rapportages opgesteld, met een beschrijving van de huidige toestand van het water in de stroomgebieden. De zogenaamde Ambitienotitie hierover is door in 2004 naar de Tweede Kamer is verzonden.
Een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie
De essentie van de ontwikkelingsgerichte landschapstrategie is dat ruimtelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en infrastructuur meer dan in het verleden gelijktijdig en in samenhang met de ontwikkeling van natuur- en landschapskwaliteit worden ontwikkeld.
Daartoe is in 2004 onder meer de Rijksadviseur voor het landschap aangesteld bij het Bureau Rijksbouwmeester.
01 Versterking landelijk gebied
Versterking van het landelijk gebied is gericht op kwaliteitsverbetering en het in onderlinge samenhang versterken van de verschillende functies in het landelijk gebied.
Het betreft hier de beleidsdoelstelling in het landelijk gebied exclusief de Ecologische Hoofdstructuur (beleidsartikelen 2 en 3).
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 278 670 | 275 250 | 351 761 | 195 473 | 156 288 |
UITGAVEN | 302 528 | 320 914 | 272 159 | 256 357 | 15 802 |
Programma-uitgaven | 228 682 | 245 902 | 206 706 | 199 885 | 6 821 |
U0111 Gebiedenbeleid | 81 946 | 93 375 | 66 719 | 58 191 | 8 528 |
–Landinrichting | 67 885 a | 47 740 | 48 346 | – 606 | |
–Kavelruil | 1 885 | 1 805 | 1 702 | 103 | |
–SGB | 15 509 | 11 928 | 3 630 | 8 298 | |
–Stimuleringskader | 6 110 | 5 244 | 4 233 | 1 011 | |
–Uitfinanciering (NUBL, WCL) | 1 986 | 2 | 280 | – 278 | |
U0112 kwaliteitsimpuls zandgebieden/reconstructie | 11 350 | 4 371 | 6 417 | 10 900 | – 4 483 |
–Voorbereiden uitvoering reconstructie | 2 060 | 3 217 | 1 232 | 1 985 | |
–Intensivering reconstructie | – | – | 6 000 | – 6 000 | |
–Experiment intensieve veehouderij | – | 3 200 | 1 600 | 1 600 | |
–Uitfinanciering pilots | 1 311 | – | – | – | |
–Uitfinanciering NUBL | 1 000 | 0 | 2 068 | – 2 068 | |
U0113 Landelijk Natuurlijk | 62 801 | 65 368 | 53 268 | 56 976 | – 3 708 |
–Rijksbijdrage SBB | 10 771 | 11 380 | 9 466 | 1 914 | |
–Verwerving | 6 638 | 2 749 | 2 749 | – | |
–Landinrichting | 11 661 | 9 607 | 11 186 | – 1 579 | |
–Programma Beheer | 6 892 | 11 296 | 13 077 | – 1 781 | |
–Overig beheer | 26 365 | 14 188 | 17 333 | – 3 145 | |
–Overige regelingen | 3 041 | 4 048 | 3 165 | 883 | |
U0114 De stedelijke omgeving «GIOS» | 35 297 | 45 299 | 42 279 | 36 954 | 5 325 |
–ISV 1 (Groen in de stad) | 4 243 | 3 634 | 454 | 3 180 | |
–Verwerving (grootschalig) groen om de stadb) | 28 799 | 26 432 | 23 071 | 3 361 | |
–Inrichting (grootschalig) groen om de stad | 9 325 | 4 371 | 8 464 | 4 093 | |
–VINAC(regionaal) groen om de stad) | – | 2 900 | 1 690 | 1 210 | |
–Groene hart Impuls | 2 932 | 4 942 | 2 655 | 2 287 | |
–Publiek Private Samenwerking (bosaanleg) | – | – | 620 | – 620 | |
U0115 Realisering recreatie in het landelijk gebied | 35 276 | 35 535 | 35 941 | 34 714 | 1 227 |
–Verwerving | 3 174 | 2 532 | 2 841 | – 309 | |
–Inrichting | 3 808 | 3 634 | 5 382 | – 1 748 | |
–Rijksbijdrage SBB | 20 657 | 22 463 | 21 002 | 1 461 | |
–Beheer recreatieschappen | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 0 | |
–Routenetwerken | 2 403 | 3 047 | 1 518 c | 1 529 | |
–Versterking sector | 4 086 | 2 858 | 2 564 | 294 | |
U0116 Internationaal natuurlijk | 2 012 | 1 954 | 2 082 | 2 150 | – 68 |
–Internationale natuurprojecten en contributies | 1 954 | 2 082 | 2 150 | – 68 | |
Apparaatsuitgaven | 73 846 | 75 012 | 65 453 | 56 472 | 8 981 |
U0121 Apparaat | 72 685 | 71 580 | 10 172 | 9 320 | 852 |
U0122 Baten-lastendienst | 1 161 | 3 432 | 55 281 | 47 152 | 8 129 |
ONTVANGSTEN | 4 613 | 90 091 | 68 905 | 76 644 | – 7 739 |
a) Inclusief incidentele overboeking Stadsmeierrechten. b) Inclusief randstad groenstructuur. c) Exclusief bijdrage V&W.
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door de omslag van verwerving naar beheer, hetgeen heeft geleid tot een groot aantal extra aanvragen voor de subsidieregelingen Natuurbeheer en Agrarisch Natuurbeheer (€ 74 mln.). Voorts heeft het uitvoeren van de task-force landelijk gebied (het omzetten van langlopende naar kortlopende modules) en het versnellen van de reconstructie tot meer aangegane verplichtingen geleid (€ 39 mln.).
De hogere uitgavenrealisatie houdt voornamelijk verband met het de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) (€ 8,3 mln.) en een bijstelling bij het onderdeel «Groene Hart Impuls» (€ 2,3 mln.) Tegenover deze hogere uitgaven staan lagere uitgaven, met name op het terrein van uitvoering reconstructie. Bij Voorjaarsnota 2004 is namelijk besloten om een deel van de intensiveringsgelden ten behoeve van EHS en reconstructie uit de begroting 2004 naar latere jaren te schuiven (€ 4,4 mln.). Verder hebben zich enige budgettaire verschuivingen binnen het artikel voorgedaan. Zo staan binnen het artikelonderdeel «Groen in en om de stad» tegenover hogere verwervingsuitgaven lagere inrichtingsuitgaven Daarnaast zijn op genoemd artikelonderdeel uitgaven voor de Investeringsimpuls Stedelijke Vernieuwing (ISV) verantwoord, die in de begroting 2004 geraamd stonden op het artikelonderdeel «Landelijk Natuurlijk».
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | |
1Personeel DP/RLG | 61,4 | 61,5 | 3 776 | 63,7 | 60,9 | 3 881 |
2Personeel DN | 30,0 | 57,4 | 1 721 | 33,9 | 55,2 | 1 876 |
3Personeel AID | 44,8 | 50,5 | 2 261 | 40,9 | 48,5 | 1 985 |
4Materieel | 1 705 | 1 330 | ||||
5Overig apparaat | 709 | 248 | ||||
6Bijdrage aan Laser/DLG | 55 281 | 47 152 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven
De bijdrage aan het agentschap DLG is in de loop van het jaar verhoogd in verband met de extra uitvoeringsinspanningen voor onder meer de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) en de voorbereiding uitvoering Reconstructie, alsmede in verband met de aflossing van een schuld (bestaande uit het saldo van de kortlopende vorderingen, schulden en voorzieningen) van LNV aan de DLG, zoals opgenomen op de openingsbalans van de DLG ten gevolge van de oprichting als baten-lastendienst per 1 januari 2004.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
Totaal | 68 905 | 76 644 |
Landinrichtingsrente | 41 767 | 40 161 |
Bijdragen van derden | 17 549 | 22 554 |
EU-ontvangsten | 4 844 | 11 113 |
Overige ontvangsten | 4 745 | 2 816 |
De lagere ontvangstenrealisatie heeft betrekking op de bijdragen van derden (minder nieuwe projecten in uitvoering genomen) en de EU-ontvangsten (er zijn meer projecten dan voorzien in opdracht van lagere overheden uitgevoerd, waardoor een deel van geraamde EU-ontvangsten bij de lagere overheden zijn gerealiseerd).
Onder deze begrotingscategorie zijn opgenomen investeringen in de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur in gebieden die perspectiefvol en/of waardevol en/of kwetsbaar zijn bezien vanuit landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, cultuurhistorie, water en milieu. De verbetering van de ruimtelijke structuur en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving is bedoeld voor alle gebruikers van het landelijk gebied.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1.Ruimtelijke structuur | 17 890 ha | 28 790 ha | 35 000 ha ingericht |
2.Ruimtelijke structuur | 4 830 ha | 4 300 ha | 10 000 ha kavelruil |
3.Ruimtelijke structuur en fysieke leefomgeving | 39 projecten | 150 projecten | Diverse SGB-projecten |
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
1Landinrichtings-instrumentarium | a Afgerond: | |||
ha inrichting | 17 890 | 28 790 | 35 000 | |
ha kavelruil | 4 830 | 4 300 | 10 000 | |
b Onderhanden: | ||||
ha inrichting | 627 110 | 670 920 | 595 000 | |
ha kavelruil | 1 310 | – | – | |
2SGB-projecten | a Afgerond | 39 | 150 | – |
b Onderhanden | 356 | 606 | – | |
4Stimuleringskader | aantal projecten | 23 | 37 | 30 |
Landinrichting: de bijbehorende prestaties zijn onder te verdelen naar afgeronde en nog niet afgeronde (onderhanden) projecten. In 2004 is 28 800 ha afgerond. Dat is ca 10 000 ha meer dan in 2003. Te verwachten valt dat onder invloed van de afspraken in het kader van Task Force Landelijk Gebied in de komende jaren er een verdere groei zal zijn in de omvang van de af te sluiten projecten.
De oppervlakte onderhanden werk is in 2004 sterk gestegen tot in totaal 671 000 ha Deze toename is het resultaat van het effect van nieuwe manier van werken: opzetten van zogenaamde modules.
Kavelruil: in 2004 is 4 300 ha gerealiseerd. De omvang van de kavelruil is sterk achter gebleven bij de prognoses. Dit heeft te maken met de lagere grondmobiliteit in bepaalde regio's, met name het lagere aanbod van grond rondom stedelijke gebieden.
01.12 Reconstructie zandgebieden
Het kabinet heeft ervoor gekozen de intensiveringsmiddelen voor de reconstructie deze kabinetsperiode prioritair in te zetten op de drie thema's
• flankerend beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur
• duurzame landbouw
• water
Het flankerend beleid beoogt een integrale aanpak van de verdrogings-, stikstofen fosfaatproblematiek in en rond de grote natuurgebieden van de EHS. Duurzame landbouw richt zich op extensivering van de melkveehouderij (in het kader van het mestbeleid) en het concentreren van intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden (Nota Ruimte). In deze gebieden heeft de intensieve veehouderij vestigingszekerheid op de lange termijn, waardoor de dynamiek in de sector wordt bevorderd. Via het thema water wil het rijk ertoe bijdragen dat er voldoende schoon water voor alle functies in het landelijk gebied beschikbaar is en blijft.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Voorbereiding uitvoering reconstructie | 12 onderhanden | 2 plannen vastgesteld en ministerieel goedgekeurd. | 12 plannen |
Experiment verplaatsing intensieve veehouderij (urgente knelgevallen) | – | 5 bedrijven | 16 bedrijven |
Instrument | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Voorbereiding uitvoering reconstructie, inclusief urgentieprogramma 2004 | 2 plannen | 12 plannen |
2Experiment verplaatsing intensieve veehouderij (urgente knelgevallen) | 5 bedrijven | 16 bedrijven |
Voorbereiding uitvoering reconstructie, inclusief urgentieprogramma: in 2004 is de slag van planvorming naar uitvoering gezet door de eerste twee plannen die in Limburg en Overijssel zijn afgerond en goedgekeurd door het rijk. Tevens zijn vooruitlopend op het Uitvoeringscontract 2005–2006 afspraken gemaakt over de uitvoering en de financiën, zodat voorspoedig aan de slag kan worden gegaan. In de andere provincies zijn belangrijke vorderingen gemaakt met de plannen. Hiermee zijn ook de reguliere inzet en middelen beter op elkaar afgestemd in een integraal gebiedsplan met een groter draagvlak. In het overleg van het rijk met de reconstructieprovincies, VNG en de Unie van Waterschappen is het beleid over ontwikkelingsgericht werken, bedrijfsverplaatsingen, aanpak van schadeclaims nader uitgewerkt en afgestemd. In de tweede en derde voortgangsrapportage is de Kamer hierover geïnformeerd.
Verder is in 2004 een urgentieprogramma gestart om vooruitlopend op de vaststelling van de plannen reeds een impuls te geven aan de uitvoering. Er is een eerste stap gezet om integrale projecten van de grond te krijgen. De ervaringen zijn dat de opzet van dergelijke integrale plannen tijd vergt. Niet alleen voor het bijeenbrengen van de investerende partijen, maar ook om draagvlak voor de investeringsbeslissingen die direct ingrijpen op boerengezinnen en burgers te verwerven. Dit vraagt ook de komende jaren de nodige aandacht.
Experiment Verplaatsing Intensieve Veehouderij: dit betreft een experiment in het kader van het urgentieprogramma 2003 voor het oplossen van urgente knelgevallen in de intensieve veehouderij. Aan 16 bedrijven met investeringsplannen op korte termijn op een vanuit reconstructieoogpunt ongewenste plek wordt financiële ondersteuning geboden bij de verplaatsing naar een planologisch betere en duurzame locatie. De financiering loopt medio 2006 ten einde. In 2004 zijn met negen bedrijven koopovereenkomsten afgesloten, waarvan vijf zijn verplaatst. Met drie bedrijven wordt nog onderhandeld en vier bedrijven zijn afgevallen.
In de Nota Ruimte is ook het landschapsbeleid van het kabinet opnieuw verwoord. De afronding van de kamerbehandeling van de Nota Ruimte is doorgeschoven naar 2005, waardoor de opstelling van de ontwikkelingsprogramma's Nationale Landschappen ook is doorgeschoven naar 2005. In 2004 zijn 8 gemeenten gestart met het opstellen van landschapsontwikkelingsplannen. In totaal zijn 75 gemeenten hier nu mee bezig. Van de etudes is er één is afgerond, één is onderhanden en zijn twee stopgezet.
Met betrekking tot het soortenbeleid kan worden gemeld dat inmiddels voor één groep bedreigde soorten – moerasvogels – een zogenaamd leefgebiedenplan is opgesteld. In het nieuwe meerjarenplan zal, mede op basis van de ervaringen met dit voorbeeld, de leefgebiedenbenadering verder worden uitgewerkt.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Voltooide studies offensieve landschapsstrategie | 4 gestart, afronding in 2004 | 1 gestart, 1 lopend | 4 |
2Aantal door gemeenten opgestelde landschapsontwikkelingsplannen | 67 gestart, afgerond | 75 gestart, afgerond | 8 |
3Ontwikkelingsprogramma 's nationale landschappen | 0 | 2 | |
4Verkenningen groene diensten in uitvoering | 2 | 2 | |
5Aantal opgestelde Soortenbeschermingsplannen | 2/4 | 2 | 5 |
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
1Verwerving overig bos/landschap in landinrichting | 75 ha | 76 ha | 72 ha |
2Inrichting bosuitbreidingslocaties in landinrichting waarvan: | |||
– afronding | 13 ha | 4 ha | 50 ha |
–onderhanden | 629 ha | 625 ha | 650 ha |
3Inrichting overig bos/ landschap in landinrichting waarvan: | |||
–afronding | 170 ha | 123 ha | 175 ha |
–onderhanden | 2 489 ha | 2 542 ha | 2 500 ha |
–Groene lijnelementen | |||
–afronding | 221 km | ||
–onderhanden | 1 793 km | ||
–Blauwe lijnelementen | |||
–afronding | 106 km | 42 km | |
–onderhanden | 716 km | 636 km | |
4Opstellen landschap-ontwikkelingsplannen | 8 | 8 | |
5Verkenningen groene diensten | 2 | 2 | |
6Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap, waarvan: | |||
6abeheerd door SBB | – | – | – |
6bbeheerd door PNB 's | 61 876 ha | – | 60 000 ha |
7Bosaanleg op landbouwgrond | 594 ha | 1 066 ha | 1 650 ha |
8Agrarisch natuurbeheer | 20 815 ha | – | 3 034 ha |
9Beheer wintergasten en natuurbraak | 15 883 ha | 15 800 ha | 15 588 ha |
10Landschapbeherende stichtingen | 12 | 12 | 12 |
11Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond | 2 306 ha | 1 869 ha | 1 970 ha |
12Soortenbeschermingsplannen | 2 | 2 | 5 |
Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap: betreft het beheer van Staatsbosbeheer en de subsidieregelingen Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) en Subsidieregeling Natuurbeheer (SN). De hectaren worden verantwoord onder artikel 3.
Bosaanleg op landbouwgrond: de taakstelling Bos op landbouwgrond (particulier natuurbeheer buiten de EHS) is geschrapt in de Agenda Vitaal Platteland. De realisatie betreft aanvragen die in 2002 en 2003 zijn gedaan, voor het uitkomen van de Agenda. Net als bij particulier natuurbeheer buiten de EHS is de animo gestegen ten opzichte van 2003, deze was echter onvoldoende om de planning 2004 te realiseren.
Agrarisch natuurbeheer: de titel van dit begrotingsonderdeel is ten opzichte van de begroting 2004 gewijzigd van «weidevogelbeheer» naar «agrarisch natuurbeheer», omdat buiten de EHS ook regulier agrarisch natuurbeheer plaats vindt en LNV daar ook een taakstelling voor hanteert.
Agrarisch natuurbeheer: in 2004 is in overleg met de provincies en soortenbeschermingsorganisaties prioriteit gegeven aan de uitvoering van bestaande soortenbeschermingsplannen. In afwachting van een nieuw meerjarenplan dat in 2005 gereed moet komen is het opstellen van nieuwe plannen getemporiseerd.
01.14 De stedelijke omgeving «Groen in en om de stad»
Het operationele doel Groen in en om de stad heeft als doelstelling het bevorderen van de aanleg van groen in en om de steden. Doel is het realiseren van recreatiegroen voor recreanten uit de grote steden. Het vigerende groenprogramma is bedoeld om huidige grootschalige tekortsituaties op te lossen. Om nieuwe tekorten te voorkomen en daarmee ook een bijdrage te kunnen leveren aan een wervende woon en werkomgeving is met ingang van 1-1-2005 de «Rood-groenbalans» van toepassing. De Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland geven aan dat bij nieuwe stadsontwikkeling gezorgd moet worden dat groen gelijktijdig, in voldoende mate en integraal in de planning, realisatie en financiering wordt meegenomen.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
1Verwerving groen om de stad | 462 ha | 666 ha | 425 ha |
2Inrichting groen om de stad | 393 ha | 132 ha | 200 ha |
3Groene verbindingen | 1 km | 15 km | 10 km |
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium | |||
a.Verwerving Recreatie om de stad a) | 462 ha | 666 ha | 425 ha |
b.Inrichting Recreatie om de stad | |||
b1.Afgerond | |||
–Staatsbos en recreatiebos | 393 ha | 132 ha | 200 ha |
–Groene verbindingen | 1 km | 15 km | 10 km |
b2.Onderhanden: | |||
–Staatsbos en recreatiebos | 2 431 ha | 2 333 ha | 2 300 ha |
–groene verbindingen | 34 km | 31 km | 25 km |
b3.VINAC-regionaal groen (om de stad) | – | 0 ha | 35 ha |
2Groene Hart Impuls (projecten) | 49 | 41 | 50 |
3Overig: bosaanleg (PPS) | 1 project afgerond | 0 | 1 project afgerond |
a) Inclusief Randstad groenstructuur
b) Zie toelichting bij Overzichtstabel Verwerving (Beleidsartikel 2 Verwerving & Inrichting EHS)
c) Exclusief interne (LNV) overheveling van ISV gelden.
Verwerving groen om de stad: na jaren van stagnatie in de verwerving van groen om de stad (staatsbos en recreatiebos) ontstond de mogelijkheid in 2004 om een substantiële hoeveelheid gronden te verwerven, waardoor de streefwaarde ruimschoots kon worden gehaald. Om de grotere aankoopmogelijkheden te kunnen realiseren is in 2004 extra budget beschikbaar gesteld vanuit inrichting en extra verkopen uit het bezit van het Bureau Beheer Landbouwgronden. Ook is de provincies verzocht om waar nodig te zorgen voor planologische duidelijkheid over het groen en zo nodig over te gaan tot onteigening.
Inrichting groen om de stad: afronding van projecten gaat minder snel dan gepland. Ook blijft het volume « onderhanden werk» achter bij de planning. De in 2003 geconstateerde groei is in 2004 niet gecontinueerd. Een oorzaak hiervoor is het gebrekkige aanbod van geschikte gronden.
01.15 Realisering gevarieerde recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied
De vrijetijdseconomie neemt in Nederland nog steeds aan belang toe. Het ministerie van LNV heeft ook in 2004 weer in belangrijke mate bijgedragen aan recreatievoorzieningen in het stedelijk (zie OD 1.14) en landelijk gebied. In het landelijk gebied zijn in 2004 extra recreatievoorzieningen gecreëerd. LNV heeft daarbij een ondersteunende taak bij het realiseren van landelijke routenetwerken voor fietsen, wandelen en recreatietoervaart. Daarnaast zijn in 2004 20 gebieden in Nederland geselecteerd als Nationaal Landschap, die ook een belangrijke toeristisch-recreatieve betekenis hebben. Tenslotte heeft LNV in 2004 via SBB verder gewerkt aan het realiseren en voor recreanten openstellen van bos- en natuurgebieden.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Verbeteren toegankelijkheid buiten nationale landschappen: | Uitfinanciering | ||
–verwerven | 88 ha | 57 ha | 75 ha |
–inrichten (aanleg paden) | 51 km | 39 km | 100 km |
–inrichten vlakelementen | 13 ha | 156 ha | – |
2Regeling Versterking Recreatie (RVR): Landelijke routenetwerken | 460 km | 1 350 km | 1 350 km |
3Beheer recreatieve voorzieningen natuur en bosgebieden (per 31/12 van het betreffende jaar) | 216 992 ha | 219 525 ha | 219 155 ha |
4RVR: overige versterking recreatie sector | |||
–projecten met innovatief karakter | 16 | 18 | 30 |
–projecten ter bevordering kennis en deskundigheid (KIC) | 45 | 43 | 45 |
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium | |||
–Verwerving t.b.v. recreatievoorzieningen | 88 ha | 57 ha | 75 ha |
–Inrichting recreatieve voorzieningen | |||
*afgeronde paden | 51 km | 39 km | 100 km |
*onderhanden paden | 545 km | 522 km | 700 km |
*afgeronde vlakken | 13 ha | 156 ha | – |
*onderhanden vlakken | 318 ha | 173 ha | – |
RVR: Landelijke routenetwerken | |||
–Wandelen (incl. SNLW) | 180 km | 344 km | 200 km |
–Fietsen | 260 km | 954 km | 900 km |
–Varen | 20 km | 52 km | 250 km |
RVR: Versterking recreatie sector | |||
–Projecten met innovatief karakter | 16 | 18 | 30 |
–Bevordering kennis en deskundigheid (KIC) | 45 | 43 | 45 |
Beheer recreatieve voorzieningen natuur- en bosgebieden | |||
–SBB | 212 815 | 215 275 | 214 905 |
–Midden-Delfland & Grevelingen | 4 177 | 4 250 | 4 250 |
Verwerving en landinrichting: in 2004 waren er minder realisatiemogelijkheden beschikbaar waardoor de prestaties bij inrichting zijn achter gebleven.
Landelijke routenetwerken: Qua prestaties springen de wandelpaden er goed uit: 344 km in plaats van 200 km. Een groot project extra was «Reconstructie Grenslandpad» (grens Zeeland en Brabant met Belgie) vanwege het uitvallen van veer Kruiningen Perkpolder.
De aanleg van vaarwegen heeft flinke vertraging opgelopen door langdurige voorbereidingsprocedures en het in acht nemen van faunarichtlijnen, beleid soortenbescherming en archeologische vondsten. Verder is een deel van de rijksmiddelen gebruikt voor het aanleggen van steigers en passantenhavens. Deze kwaliteitsknelpunten komt niet tot uitdrukking in de kilometers.
Versterking sector (projecten): er zijn in totaal 61 projecten uitgevoerd. Het aantal projecten met een innovatief karakter is achter gebleven bij de raming.
Beheer recreatieve voorzieningen: het areaal van Staatsbosbeheer is gecorrigeerd ten opzichte van de begroting 2004. Nadere toelichting hierover is gegeven in Beleidsartikel 3 (Beheer van de EHS; OD 3.11).
01.16 Internationaal natuurlijk
De in 2004 vastgestelde resoluties, aanbevelingen, ministeriële verklaringen, samenwerkingsprogramma's en bilaterale afspraken in het kader van internationale overeenkomsten hebben bijgedragen aan de structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit. Voor de Europese samenwerking op het gebied van natuur- en biodiversiteitswaarden vormde ook in 2004 de Pan-Europese Biologische en Landschaps Diversiteits Strategie (PEBLDS) van de Raad van Europa het belangrijkste kader. Aan het concept van het Pan-Europees Ecologisch netwerk (PEEN) werd met inzet van Nederland verder vorm gegeven. In het kader van het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost Europa 2001–2004 werden activiteiten op het gebied van natuur en biodiversiteit met de Midden- en Oost-Europese landen voortgezet. De evaluatie van het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost Europa heeft aangetoond dat met relatief beperkte middelen veel bereikt is op het gebied van het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in de desbetreffende landen.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Aantal MOU's | 4 | 4 | 5 |
2Aantal startende internationale natuurprojecten | 75 | 75 | 75 |
Overeenkomstig het actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost Europa 2001–2004 is de uitvoering van de werkprogramma's in het kader van het Memorandum of Understanding (MOU's) met Hongarije, Polen, Rusland en Oekraïne voortgezet. Uitbreiding van het aantal MOU's in 2004 werd niet opportuun geacht. In het kader van het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI) zijn 75 internationale natuurprojecten gefinancierd uit middelen die op de begroting van het ministerie van LNV staan. De projecten zijn uitgevoerd in samenwerking met de departementen BUIZA/OS, V&W, VROM, EZ en OC&W.
Deel I van de evaluatie Openstelling Landelijk Gebied (OLG) vindt plaats bij de grote terreinbeherende organisaties SBB, Natuurmonumenten, Defensie en Provinciale Landschappen. Deel II vindt plaats bij particuliere beheerders.
De Stichting Recreatie heeft voor het Ministerie van LNV de 1e evaluatie uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat gemiddeld over Nederland reeds 84% van de natuurgebieden is opengesteld voor het publiek. In de Agenda voor een Vitaal Platteland (AVP) zijn deze bevindingen verder verwerkt. Zo is als beleidsdoelstelling opgenomen dat alle natuurterreinen worden opengesteld voor het publiek, tenzij bijzondere soorten of ecosystemen daardoor niet goed kunnen voortbestaan. Alle betrokkenen – in dit geval naast terreinbeheerders en provincies ook de gemeenten – zullen, passend bij de nieuwe sturingsfilosofie, worden gestimuleerd om zelf te bepalen hoe men de geformuleerde doelen gaat realiseren. De 2e evaluatie zal in 2005 worden afgerond.
De producten van DLG ten behoeve van het moederdepartement zijn gericht op het in opdracht uitvoeren van voorgenomen beleid, zoals dat is vastgelegd in de beleidsartikelen van de LNV-begroting:
01 Versterking landelijk gebied
02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
04 Economisch perspectiefvolle agroketens
De prestaties die op deze vier beleidartikelen betrekking hebben zijn hieronder weergegeven.
Inzet in uren en % van totaal uren per productgroep
Producten | Realisatie 2003 | Raming 2004 | Realisatie 2004 | |||
Verwerving grond | 81 817 | 9% | 83 852 | 11% | 101 251 | 11% |
Vervreemding grond | 16 461 | 2% | 20 563 | 3% | 16 781 | 2% |
Exploitatie grond | 21 609 | 3% | 22 722 | 3% | 23 429 | 3% |
Planvorming | 143 449 | 17% | 118 698 | 15% | 126 364 | 14% |
Planuitvoering | 312 686 | 36% | 302 558 | 38% | 331 277 | 36% |
Adviezen aanvragen | 46 135 | 5% | 58 256 | 7% | 53 721 | 6% |
Uitvoering subsidieregelingen | 100 062 | 12% | 111 261 | 14% | 98 976 | 11% |
Advisering algemeen en beleid | 120 668 | 14% | 56 147 | 7% | 145 573 | 16% |
Informatieverstrekking | 19 243 | 2% | 19 474 | 2% | 13 334 | 1% |
Totaal | 862 130 | 100% | 793 531 | 100% | 910 707 | 100% |
Aantallen prestaties per productgroep
Producten | Prestatie | Realisatie 2003 | begroting 2004 | Realisatie 2004 |
Verwerving grond | Ha verworven | 6 600 | 6 700 | 5 060 |
Vervreemding grond | Ha vervreemd | 4 600 | 5 800 | 7 940 |
Exploitatie grond | Ha gemiddeld in bezit | 43 600 | 43 600 | 41 400 |
Planvorming | Ha onderhanden | 360 000 | 364 000 | 283 800 |
Planuitvoering | Ha onderhanden | 627 110 | 587 110 | 670 920 |
Adviezen aanvragen | Geleverde adviezen aanvragen | 8 686 | 7 100 | 9 313 |
Uitvoering subsidieregelingen | N.v.t. | |||
Advisering algemeen en beleid | Schriftelijke Adviesopdrachten | 109 | 152 | 128 |
Grootste afwijking in de prestaties is aanwezig in de productgroep advisering algemeen en beleid. Deze wordt veroorzaakt doordat in de raming enkel is uitgegaan van de opdracht van het moederdepartement en niet van opdrachten van tweeden en derden. Daarnaast is bij de raming een andere productdefinitie gehanteerd dan in de uitvoering (de opdrachten zijn wel gerealiseerd onder productgroep advisering maar geraamd onder bijvoorbeeld planvorming). Tenslotte is in de productgroep advisering een grotere groei van opdrachten tweeden en derden gerealiseerd. Veder valt op dat planvorming afneemt hetgeen verband houdt met de beperkt beschikbare verplichtingenruimte om nieuwe plannen uit te voeren.
02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
Er wordt een samenhangend netwerk gerealiseerd van kwalitatief hoogwaardige natuurterreinen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), met als doel:
* het veilig stellen van soorten en ecosystemen (biodiversiteit);
* productie van schoon water, CO2-vastlegging;
* bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden;
* het voldoen aan recreatieve behoeften;
* het creëren van een aantrekkelijk leefklimaat en vestigingsklimaat.
Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 281 048 | 184 672 | 173 505 | 174 998 | – 1 493 |
Waarvan garantieverplichtingen | 9 100 | 9 076 | 54 629 | 9 076 | 45 553 |
UITGAVEN | 243 900 | 195 530 | 124 251 | 176 490 | – 52 239 |
Programma-uitgaven | 225 836 | 174 239 | 104 568 | 158 454 | – 53 886 |
U0211 Verwerving droge EHS | 186 248 | 135 232 | 64 404 | 99 060 | – 34 656 |
–Verwerving | 64 404 | 99 060 | – 34 656 | ||
U0212 Verwerving natte EHS | 17 764 | 5 360 | 9 995 | 10 960 | – 965 |
–Verwerving | 9 995 | 10 960 | – 965 | ||
U0213 Inrichting droge EHS | 18 647 | 27 386 | 23 180 | 24 359 | – 1 179 |
–Landinrichting | 23 180 | 24 359 | |||
U0214 Inrichting natte EHS | 3 177 | 6 261 | 6 989 | 24 075 | – 17 086 |
–Landinrichting | 6 989 | 24 075 | – 17 086 | ||
Apparaatsuitgaven | 18 064 | 21 291 | 19 683 | 18 036 | 1 647 |
U0221 Apparaat | 17 332 | 19 226 | 3 139 | 3 243 | – 104 |
U0222 Agentschappen | 732 | 2 065 | 16 544 | 14 793 | 1 751 |
ONTVANGSTEN | 22 073 | 41 004 | 15 791 | 4 757 | 11 034 |
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
De hogere realisatie aan garantieverplichtingen houdt verband met het oversluiten van bestaande leningen (€ 21,5 mln.) en het aangaan van nieuwe leningen in het kader van de nieuwe leenconstructie (€ 24,1 mln.) ten behoeve van de Particuliere Natuurbeschermings organisaties (PNB's).
De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met een besparing op de verwervingsuitgaven die gerealiseerd is door grondverwerving voor de EHS ten behoeve van de particuliere natuurbeschermingsorganisaties niet rechtstreeks uit de begroting te financieren maar gebruik te maken van leningen met een lange looptijd. Daarnaast zijn de lagere inrichtingsuitgaven veroorzaakt doordat middelen beschikbaar zijn gesteld aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor natte natuurprojecten die door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | |
1Personeel DN | 44,1 | 57,4 | 2 534 | 49,7 | 55,4 | 2 752 |
2Materieel | 450 | 378 | ||||
3Overig apparaat* | 155 | 113 | ||||
4Bijdrage aan Laser/DLG | 16 544 | 14 793 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
EU-ontvangsten | 12 022 | 230 |
Bijdragen van derden | 3 647 | 3 175 |
Overige ontvangsten | 122 | 1 352 |
De EU-ontvangsten zijn hoger uitgevallen omdat een deel van de verwervingsuitgaven onder het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) zijn gebracht en aldus in aanmerking zijn gekomen voor EU-cofinanciering.
Samenvattend overzicht realisatie 2004 en de restant taakstellingen grondverwerving in hectares
Huidige Beleidscategorie | Restanttaakstelling per 1-1-2003 | Resultaat 2003 | Restanttaakstelling per 1-1-2004 | Restanttaakstelling na omslag per 1-1-2004 | Begroting 2004 | Realisatie per 31-12-2004 | Restanttaakstelling per 1-1-2005 |
1.13 Landelijk natuurlijk | |||||||
Verwerving overig bos/landschap in landinrichting | 6 177 | 75 | 6 102 | 3 661 | 72 | 79 | 3 582 |
Bosuitbreidingslocaties | 1 244 | 109 | 1 135 | 681 | – | – | – |
1.14 GIOS | |||||||
Staatsbos & recreatiebos | |||||||
(grootschalig groen) | 7 490 | 462 | 7 028 | 7 028 | 425 | 666 | 6 362 |
1.15 Recreatie | |||||||
–recreatievoorzieningen | 1 339 | 88 | 1 251 | 751 | 75 | 57 | 694 |
2.11 Verwerving droge EHS | |||||||
Reservaat | 28 184 | 1 536 | |||||
Natuurontwikkeling | 25 325 | 1 780 | |||||
Nieuwe natuur* | 51 693 | 31 016 | 1 662 | 3 144 | 27 872 | ||
Bestaand natuurterrein** | 15 941 | 893 | 15 048 | 0 | – | – | – |
Robuuste verbindingen 1e tranche | 12 847 | 26 | 12 821 | 7 693 | 405 | 213 | 7 480 |
Robuuste verbindingen 2e tranche | – | – | 13 500 | 8 100 | – | – | 8 100 |
Afronding bestaand natuurterreinen | 0 | 0 | 0 | 544 | 0 | ||
2.12. Verwerving natte natuur | |||||||
Natte natuur | 2 176 | 50 | 2 126 | 2 126 | 288 | 209 | 1 917 |
Totaal | 110 704 | 61 056 | 2 927 | 4 912 | 56 007 |
* Vanaf 1-1-2004 zijn de restant taakstellingen voor reservaten en natuurontwikkeling samen gevoegd tot restant taakstelling nieuwe natuur. De restant taakstelling nieuwe natuur is per 1-1-2004 met 1500 ha opgehoogd. In de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur was namelijk de oorspronkelijke taakstelling voor nieuwe natuur opgehoogd met 1500 ha tot 151 500 ha. Deze 1500 ha waren nog niet in de restant taakstelling opgenomen. Dit is nu alsnog gebeurd in de restant taakstelling verwerving per 1-1-2004.
** met ingang van 2004 wordt geen bestaand natuurterrein meer gekocht, behoudens specifieke gevallen.
Het kabinet heeft in het kader van de uitgavenintensivering (Hoofdlijnenakkoord) onder andere extra geld gereserveerd voor de realisatie van de EHS. Bij Voorjaarsnota 2004 heeft het kabinet besloten de financiering van de grondaankopen EHS ten behoeve van de particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties te laten plaatsvinden via het verstrekken van een leenfaciliteit aan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Deze vereniging, de Landschappen, het Groenfonds en het ministerie van LNV hebben hiertoe een overeenkomst gesloten. In 2004 is ten behoeve van deze leenfaciliteit ruim € 24 mln. door het Groenfonds geleend voor de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten.
Omdat de verwervingsbudgetten in 2006 en 2007 ruimer zijn dan in 2004 (en 2005) hebben de gezamenlijke provincies en de minister van LNV afgesproken dat in de laatstgenoemde jaren de provincies bereid zijn de grondverwerving voor te financieren. In 2004 hebben enkele provincies voor bijna € 8 mln. grondaankopen voorgefinancierd. Dit bedrag is in januari 2005 terugbetaald.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Robuuste verbindingen te verwerven | 26 ha | 213 ha | 405 ha |
2Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. Robuuste verbindingen) te verwerven | 3 316 ha | 3 144 ha | 1 662 ha |
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Verwerving robuuste Verbindingen | 26 ha | 213 ha | 405 ha |
2Afronding bestaande Natuurterreinen | 893 ha | 544 ha | |
3Verwerving reservaten (nieuwe natuur )* | 1 536 ha | 807 ha | |
4Verwerving natuur -ontwikkeling (nieuwe natuur) *) | 1 780 ha | 855 ha | |
5Verwerving nieuwe natuur *) | 3 144 ha |
* Het onderscheid tussen reservaten en natuurontwikkelingsgebieden is niet meer te maken. Thans zijn beide categorieën samengevoegd tot één categorie «nieuwe natuur».
Het aantal prestaties grondverwerving is in 2004 hoger dan begroot. Een deel van de verwerving van de droge EHS wordt gerealiseerd met cofinanciering vanuit de Europese POP-gelden. In 2004 is € 10,9 mln. aan cofinanciering verkregen, welke zijn doorberekend in de prestaties.
Naast de hiervoor vermelde voorfinanciering hebben enkele provincies in 2004 extra geld voor grondverwerving uit de autonome provinciale middelen ingezet voor grondverwerving. De grondverwerving die is gerealiseerd na de voorfinanciering van de provincies, de extra autonome middelen van de provincies en de leenfaciliteit aan de Vereniging Natuurmonumenten zijn meegenomen in de prestaties.
Deze operationele doelstelling heeft samen met artikel 02.14 betrekking op het in oppervlakte en kwaliteit versterken van de voor Nederland karakteristieke natte natuur in 2010 en het waarborgen van een duurzaam gebruik. Realisering van deze doelstelling vindt plaats middels financiering met ICES2-middelen en vormt onderdeel van de Samenwerkingsafspraak Veiligheid & Natte Natuur tussen het ministerie van LNV en V&W.
In 2004 is voor 209 ha aan ruilgrond verworven. Dit is minder dan de aangegeven streefwaarde, doordat een deel van het budget is aangewend voor inrichting natte natuur. Het beleidsinstrument dat is ingezet, is directe rijksfinanciering voor zowel aankopen Staatsbosbeheer als voor particuliere natuurbeschermingsorganisaties via aankopen door DLG/BBL. Dit in tegenstelling tot wat in de begroting 2004 is opgenomen. Natte natuur is namelijk een programma dat wordt gerealiseerd met volledige rijksfinanciering (ICES-middelen), met uitzondering van cofinanciering op projectniveau.
In 2005 is het streven erop gericht om daar waar zich unieke kansen voordoen grond voor de realisatie van natte natuur te verwerven. Voor de realisatie van natte natuur in 2010 dienen de laatste gronden in 2007 en 2008 verworven te zijn.
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
1Natte natuur | 50 ha | 209 ha | 288 ha |
In 2004 is minder grond verworven dan gepland. Dit komt doordat een deel van het oorspronkelijke budget is uitgegeven aan inrichting natte natuur. Hoewel er vergaande onderhandelingen lopen voor grondverwerving binnen het natte natuur deelprogramma Deltanatuur (Zuid-Hollandse Delta), heeft dit in 2004 nog niet geleid tot daadwerkelijke aankopen. In de plaats daarvan is er in 2004 voor 209 ha aan ruilgrond verworven, dat op een later moment uitgeruild of verkocht zal worden ten behoeve van natte natuurgronden op de juiste plek.
In 2004 is verdere voortgang geboekt met de reeds ingezette (land)inrichtingsprojecten. Tevens heeft een forse toename plaatsgevonden van het aantal nieuw aangegane verplichtingen voor de inrichting van de EHS. De hieraan gekoppelde beleidsprestaties worden in vier jaar tijd gerealiseerd.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Percentage taakstelling ontsnippering gerealiseerd | 10 | 7 | 10 |
2Inrichting Robuuste verbindingen (onderhanden) | 3 ha | 3 ha | 200 ha |
3Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. robuuste Verbindingen) ingericht | 1 765 ha | 1 656 ha | 1 750 ha |
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Inrichting robuuste verbindingen | |||
–onderhanden | 3 ha | 3 ha | 200 ha |
2Inrichting reservaten | |||
–afronding | 430 ha | 663 ha | 1 100 ha |
–onderhanden | 14 955 ha | 12 539 ha | 16 000 ha |
3Inrichting natuurontwikkeling | |||
–afronding | 499 ha | 921 ha | 650 ha |
–onderhanden | 11 258 ha | 8 592 ha | 9 000 ha |
Inrichting nieuwe natuur | |||
–afronding | 176 ha | 72 ha | |
–onderhanden | 3 284 ha | 3 450 ha | |
Inpassing bestaande natuur | |||
–afronding | 138 ha | 1 780 ha | |
–onderhanden | 3 069 ha | 1 289 ha | |
Ecologische verbindingszones (uitfinanciering) | |||
–afronding | 207 km | 66 km | |
–onderhanden | 3 284 km | 293 km |
In 2004 is ten opzichte van de jaren daarvoor sprake geweest van een forse toename in de realisatie van de inrichting van de EHS. De geplande prestaties zijn, m.u.v. de robuuste verbindingen, min of meer gerealiseerd. In 2004 is een forse groei opgetreden in het volume van de aangegane verplichtingen. De inrichting van reservaatgebieden is achtergebleven, terwijl de inrichting van natuurontwikkelingsgebieden en nieuwe natuur is toegenomen. Per saldo zijn de afgeronde projecten iets achtergebleven en de onderhanden projecten iets toegenomen ten opzichte van de geraamde beleidsprestaties.
De realisatie van inrichting vindt veelal plaats in het kader van projecten met een meerjarig karakter. Dit heeft als consequentie dat de jaarlijkse bestede budgetten niet direct gekoppeld kunnen worden aan de in dat jaar gerealiseerde beleidsprestaties. De prestaties zijn immers grotendeels gerealiseerd met in voorgaande jaren bestede middelen. Bij de gerealiseerde prestaties wordt daarom inzicht geboden in de volgende beleidsprestaties:
• Afronding: de daadwerkelijk in het verslagjaar gerealiseerde beleidsprestaties;
• Onderhanden werk: het onderhanden werk is gebaseerd op het aantal hectares waarvoor verplichtingen zijn aangegaan. In de komende jaren worden op deze hectares wel inrichtingskosten gemaakt, maar pas op het moment dat het gehele project wordt opgeleverd, gelden deze hectares als gerealiseerde beleidsprestaties (= hectares afgerond). In de realisatiecijfers zijn tevens de hectares meegenomen die zijn ingericht via het natuuroffensief en via de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN).
De inrichting van de robuuste verbindingen is in 2004 nog nauwelijks op gang gekomen. Dit komt onder meer omdat de begrenzing van de robuuste verbindingen nog niet heeft plaatsgevonden. Begrenzing vindt de komende jaren plaats door de provincies.
Daarnaast wordt in bovenstaande tabel inzicht gegeven in de inpassingmaatregelen voor bestaande natuur. Het gaat om reeds bestaande natuurterreinen waarvoor geen inrichtingskosten worden gemaakt maar in voorkomende gevallen anti-verdrogingsmaatregelen moeten worden getroffen. De gemaakte kosten voor de aanleg van ecologische verbindingszones, hier weergegeven in het gerealiseerde aantal kilometers, zijn gemaakt op basis van in het verleden aangegane juridische verplichtingen.
Deze operationele doelstelling heeft samen met artikel 02.12 betrekking op het in oppervlakte en kwaliteit versterken van de voor Nederland karakteristieke natte natuur in 2010 en het waarborgen van een duurzaam gebruik. Realisering van deze doelstelling vindt plaats middels financiering met ICES2-middelen en vormt onderdeel van de Samenwerkingsafspraak Veiligheid & Natte Natuur tussen het ministerie van LNV en V&W. De realisatie van natte natuur betekent enerzijds een kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied en anderzijds veiligheid tegen water. Voor die veiligheid is het ministerie van V&W primair verantwoordelijk. Door op het terrein van natte natuur goed samen te werken, realiseren LNV en V&W op een optimale manier hun doelen. De realisatie van inrichting vindt plaats in het kader van projecten met een meerjarig karakter. Hierdoor kunnen de jaarlijks bestede budgetten niet direct gekoppeld worden aan de in dat jaar gerealiseerde beleidsprestaties. Daarnaast wordt er jaarlijks budget overgeheveld naar de begroting van het ministerie van V&W ten behoeve van projecten waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is. Inrichting vindt plaats op projectbasis in plaats van via het LNV-inrichtinginstrumentarium.
De voortgang van een aantal grote projecten in het Deltagebied verloopt trager dan voorzien. Oorzaken zijn deels van bestuurlijke aard (bestemming) en deels van uitvoeringstechnische aard (verwerving niet plaatsgevonden waardoor de inrichting nog niet van start kan gaan). Rijkswaterstaat heeft in 2004 994 ha aan natuurontwikkeling in het IJsselmeergebied afgerond. Daarnaast heeft zij in dit gebied 51 ha aan onderhanden werk.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
In te richten natte natuur | 292 ha | 383 ha | 1 150 ha |
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Inrichting terreinen natte natuur | |||
–afgerond | 292 ha | 383 ha | 1 150 ha |
–onderhanden | 3 880 ha | 3 787 ha | 800 ha |
In 2004 is voor 383 ha de inrichting afgerond. Dit is fors minder dan de begrote streefwaarde. Oorzaak hiervan is dat een groot deel van het inrichtingsbudget is overgeheveld naar de V&W-begroting ten behoeve van natte natuurprojecten in het IJsselmeergebied en andere rijkswateren, die worden uitgevoerd onder leiding van Rijkswaterstaat. De bijbehorende beleidsprestaties zijn derhalve niet in de tabellen opgenomen.
Een groot aantal hectares is momenteel in inrichting (onderhanden werk), waarbij de bijbehorende beleidsprestaties (afronding inrichting) in de komende jaren worden geleverd.
De tussentijdse evaluatie van de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (NvM) is niet uitgevoerd omdat het beleid recent nog tegen het licht is gehouden in het kader van het opstellen van de Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte.
03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
Algemene beleidsdoelstellingen
Er wordt een samenhangend netwerk beheerd van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur. Een belangrijke kern hiervan wordt gevormd door 17 nationale parken en een grensoverschrijdend park. Ook agrarisch natuurbeheer, historische buitenplaatsen en multifunctionele natuur vormen een onderdeel van de EHS. Ook beheer van bezoekerscentra, educatie en voorlichting vormen een onderdeel van het beheer. In samenwerking met de provincies wordt de omslag van verwerving naar beheer geïmplementeerd door gebieden aan te wijzen waar particulier natuurbeheer voorop staat en door het stimuleren van particulieren tot deelname aan particulier natuurbeheer.
Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 170 574 | 174 662 | 329 653 | 157 907 | 171 746 |
UITGAVEN | 141 795 | 135 269 | 158 284 | 164 280 | – 5 996 |
Programma-uitgaven | 118 576 | 120 169 | 137 804 | 149 951 | – 12 147 |
U0311 Beheer van de EHS | 118 576 | 120 169 | 137 804 | 149 951 | – 12 147 |
–Intensivering EHS | – | 17 500 | – 17 500 | ||
–Rijksbijdrage SBB | 43 602 | 53 454 | 46 174 | 7 280 | |
–Programma Beheer | 55 346 | 55 198 | 71 803 | – 16 605 | |
–Beheer nationale parken | 4 889 | 4 443 | 5 310 | – 867 | |
–Overlevingsplan Bos en Natuur | 5 556 | 11 278 | 3 449 | 7 829 | |
–Overige beheersregelingen | 10 776 | 13 431 | 5 715 | 7 716 | |
Apparaatuitgaven | 23 219 | 15 100 | 20 480 | 14 329 | 6 151 |
U0321 Apparaat | 10 450 | 5 791 | 2 069 | 2 149 | – 80 |
U0322 Agentschappen | 12 769 | 9 309 | 18 411 | 12 180 | 6 231 |
ONTVANGSTEN | 3 933 | 8 146 | 7 696 | 16 605 | – 8 909 |
Toelichting op de programma-uitgaven, verplichtingen en ontvangsten
De hogere verplichtingenrealisatie is enerzijds het gevolg van de systematiek van het subsidiestelsel Programma Beheer. Conform deze systematiek wordt een verplichting in een bepaald jaar aangegaan voor meerdere jaren, terwijl de kasuitgaven over meerdere jaren (6 of 30) worden verdeeld. Om de beschikbare meerjarige kasuitgaven voor beheer volledig te kunnen benutten was extra verplichtingenruimte in 2004 benodigd. Hiertoe is bij 1e suppletore wet een verplichtingenschuif verwerkt, waarbij verplichtingenruimte uit komende jaren naar voren is gehaald (€ 115 mln.). Anderzijds is de hogere verplichtingenrealisatie het gevolg van de omslag van minder verwerving naar meer beheer, die heeft geleid tot meer aanvragen in het kader van Programma Beheer (€ 60 mln.).
De lagere uitgaven voor het beheer van de EHS zijn vooral het gevolg van uitvoeringsinspanningen die door de Dienst Regelingen zijn gemaakt voor Programma Beheer en die op het agentschapsonderdeel zijn verantwoord (€ 5,8 mln.) en door vertraging in de afstemming met de agrarische natuurverenigingen waardoor de uitgaven die onder het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) vallen achter zijn gebleven (€ 10 mln.). Hiertegenover staan hogere uitgaven ten behoeve van het opzetten van een soortendatabank voor beschermde plant- en diersoorten (€ 3 mln.).
De lagere ontvangstenrealisatie houdt verband met lagere EU-bijdragen in het kader van het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) voor Programma Beheer, vanwege de problemen die de EU had met de betalingswijze aan agrarische natuurverenigingen.
Toelichting op de apparaatuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | |
1Personeel DN | 29,3 | 57,4 | 1 679 | 33,0 | 55,4 | 1 830 |
2Materieel | 283 | 243 | ||||
3Overig apparaat* | 107 | 76 | ||||
4Bijdrage aan Laser/DLG | 18 411 | 12 180 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven
De hogere bijdrage aan de Dienst Regelingen is het gevolg van extra uitvoeringsinspanning ten behoeve van het subsidieregelingenstelsel Programma Beheer vanwege het grote aantal aanvragen.
De animo voor particulier natuurbeheer is ten opzichte van vorige jaren flink toegenomen. In 2004 is voor 1 117 ha nieuwe verplichtingen aangegaan (hierop vindt vanaf 2005 betaling plaats). Dit is aanzienlijk meer dan in 2003. Deze cijfers zijn bemoedigend voor het succes van particulier natuurbeheer.
Er is voor circa 21 000 ha nieuwe verplichtingen in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) aangegaan (hierop vindt vanaf 2005 betaling plaats). Een gedeelte van de nieuwe aanvragen bestaat uit overstappers uit de RBON regeling (voorloper van de SAN).
De netto uitbreiding is daarmee circa 640 ha.
De oude collectieve SAN overeenkomsten zijn omgezet naar nieuwe overeenkomsten waarbij niet langer de agrarische natuurvereniging maar de individuele agrariër eindbegunstigde is.
In 2004 is de tweede tranche revisie van Programma beheer gerealiseerd. Door aanpassingen van de regeling sluit Programma beheer nu beter aan bij de subsidie-eisen van de Europese Commissie, (bijv. herstelactie probleemgebieden), is het subsidiestelsel gebruiksvriendelijker geworden en zijn de administratieve lasten verlaagd.
Met de provincies en het maatschappelijk veld is verder gewerkt aan de implementatie van de Omslag van minder verwerving naar meer beheer. Het beleidskader voor de omslag zal in 2005 gereed komen en geïmplementeerd worden.
Besloten is dat subsidie voor het beheer van historische buitenplaatsen (PHB) vanaf 2005 alleen gecontinueerd wordt op buitenplaatsen in de EHS en in Nationale Landschappen.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
1Uitbreiding beheer droge natuur excl. robuuste verbindingen | 4 370 ha | 5 018 ha | 5 000 ha |
2Uitbreiding beheer natte natuur | 74 ha | 0 ha | 150 ha |
3Uitbreiding agrarisch natuurbeheer | 2 565 ha | 640 ha | 2 000 ha |
De uitbreiding droge natuur betreft 3 901 ha doorgeleverd door DLG aan terreinbeherende organisaties plus 1 117 ha in 2004 aangegane nieuwe verplichtingen particulier natuurbeheer in de EHS.
Door vertraging bij de inrichting van natte natuur zijn in 2004 geen ha door DLG overgedragen aan terreinbeheerders.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap, waarvan: | 429 991 ha | 464 324 ha | 433 508 ha |
1a– beheerd door SBB | 209 860 ha | 213 838 ha | 208 508 ha |
1b– beheerd door PNB's | 220 575 ha | 250 486 ha | 225 000 ha |
2Particulier natuurbeheer (functiewijziging) | 2 040 ha | 775 ha | |
3Agrarisch natuurbeheer (landschapbeheer) | 52 863 ha | 73 621 ha | 62 000 ha |
4Bijdrage nationale parken | 17 | 18 parken | 18 parken |
5Overlevingsplan bos en natuur | 300 projecten | 300 projecten | 50 projecten |
6Onderhoud historische parken en tuinen | 266 | 268 parken | 260 |
7Herstel historische parken en tuinen | 7 | 11 buitenplaatsen | 35 |
8Natuurbeschermingswet | 175 gebieden | 175 gebieden |
Het areaal in beheer bij Staatsbosbeheer wordt in onderstaande tabel nader toegelicht.
In de begroting 2004 is per abuis een te laag aantal prestaties voor het beheer door Staatsbosbeheer opgenomen (zie ook opmerking onder tabel Staatsbosbeheer). Het gesubsidieerde areaal in beheer van particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN) wordt in dit jaarverslag voor het eerst geheel verantwoord op 3.11. In de begroting 2004 en de verantwoording 2003 was dit areaal verdeeld over 1.13 en 3.11. Het areaal is niet opgesplitst omdat in de uitvoering nog geen onderscheid gemaakt kan worden tussen bestaande natuur binnen en buiten de EHS.
De realisatie particulier natuurbeheer is opgebouwd uit 1 549 ha SN functiewijziging en 491 ha experimenten (voorlopers van SN functiewijziging). De realisatie is hoger dan verwacht door de groei van de animo voor particulier natuurbeheer.
Het areaal agrarisch natuurbeheer (SAN en RBON) is in dit jaarverslag voor het eerst geheel verantwoord op 03.11. In de begroting 2004 en in de verantwoording 2003 was dit areaal verdeeld over 01.13 en 03.11. Het areaal is niet opgesplitst omdat in de uitvoering nog geen onderscheid gemaakt kan worden tussen beheersgebieden binnen en buiten de EHS. Het areaal wintergasten en natuurbraak wordt verantwoord onder hoofdstuk 01.13. In 2004 is op ruim 73 000 ha agrarisch natuurbeheer betaald, ruim meer dan begroot. De grote toename komt omdat alle technisch juiste aanvragen voor de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) in 2003 zijn gehonoreerd. Dit was mogelijk door de extra middelen die het Kabinet voor de realisatie van de EHS heeft uitgetrokken en het amendement Schreijer-Pierik.
De oorspronkelijke korting op het Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN) is aangevuld uit de intensiveringsgelden EHS die het 2e Kabinet Balkenende heeft uitgetrokken voor natuur en reconstructie. Derhalve zijn meer projecten gerealiseerd dan oorspronkelijk begroot.
Er zijn minder historische parken en tuinen hersteld dan begroot omdat de herstelkosten per project relatief hoog waren.
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
1.Terreinbeheer | ||
1a.Doeltypebeheer Natuur, Bos en Landschap | 211 212 ha (per 1-1-2004) | 208 508 ha |
213 838 ha (per 31-12-2004) | ||
1b.Doeltypebeheer Recreatie | 212 815 ha (per 1-1-2004) | 210 190 ha |
215 275 ha (per 31-12-2004) |
In de begroting 2004 is abusievelijk de areaalstand van Staatsbosbeheer opgenomen per 31-12-2002, waarin dus nog geen rekening is gehouden met de verwachte areaalgroei in 2003 en 2004. Aan Staatsbosbeheer is in de offerteaanvraag 2004 gevraagd offerte uit te brengen voor een naar verwachting te beheren areaal in 2004 van 213 223 ha Dit areaal had in de begroting moeten worden opgenomen. Indien de realisatie in 2004 wordt vergeleken met dit areaal kan worden geconstateerd dat ruim 600 ha meer door Staatsbosbeheer in beheer is genomen dan begroot.
Deze tussentijdse evaluatie van Natuur voor Mensen is niet uitgevoerd. Reden hiervoor is dat het beleid uit Natuur voor Mensen grotendeels overgenomen is door de Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte. De Natuurdoelen uit Natuur voor Mensen worden in 2005 geëvalueerd in het kader van de Natuurdoelenkaart.
04 Economisch perspectiefvolle agroketens
De algemene beleidsdoelstelling is de bevordering van duurzame en vitale agroketens. De overheid ziet zich geplaatst voor de uitdaging om de condities te scheppen waaronder de agrosector zich duurzaam kan ontwikkelen en rekening houdt met maatschappelijke wensen. Dit doet zij onder meer door:
• het stimuleren en faciliteren van maatschappelijk verantwoord ondernemen;
• het stimuleren van vernieuwing in de keten op gebieden van duurzaamheid, marketing, kwaliteit, garantiesystemen en differentiatie in niche markten zoals streek- en biologische producten;
• de inzet van het internationaliseringsinstrumentarium (inclusief de instrumenten van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken);
• het ondersteunen van belangrijke processen van herstructurering in de veehouderij, de glastuinbouw en de visserij.
Economisch perspectiefvolle argroketens
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 110 081 | 99 220 | 46 433 | 75 047 | – 31 614 |
UITGAVEN | 178 732 | 82 619 | 60 306 | 70 950 | – 10 644 |
Programma-uitgaven | 127 680 | 52 491 | 33 314 | 44 402 | – 11 088 |
U0411 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex | 11 028 | 6 677 | 5 924 | 10 031 | – 4 107 |
–Bilaterale economische samenwerking | 2 970 | 2 669 | 3 306 | – 637 | |
–Masterplan Duitsland/Nachbarland Niederlande | 161 | ||||
–Energie | 1 465 | 1 690 | 1 520 | 170 | |
–Agrologostiek | 360 | 855 | 1 000 | – 145 | |
–Transparantie en ICT | 3 000 | – 3 000 | |||
–Client | 1 286 | 221 | 500 | – 279 | |
–Overig | 435 | 489 | 705 | – 216 | |
U0412 Herstructurering (melk)veehouderij | 93 510 | 18 451 | 4 189 | 5 322 | – 1 133 |
–RBV – 1 | 4 088 | 465 | 465 | ||
–SEP Veehouderij | |||||
–Herstructurering (melk)veehouderij | 14 363 | 3 724 | 5 322 | – 1 598 | |
U0413 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie | 8 567 | 16 846 | 17 877 | 23 752 | – 5 875 |
–RSG | 4 016 | 2 246 | 10 128 | – 7 882 | |
–Stidug | 6 197 | 11 161 | 10 475 | 686 | |
–Energie en demoregeling | 1 784 | 968 | 2 595 | – 1 627 | |
–Inrichting | 4 064 | 2 911 | 427 | 2 484 | |
–Overig | 785 | 591 | 127 | 464 | |
U0414 Herstructurering visserij | 14 575 | 10 517 | 5 324 | 5 297 | 27 |
–Vlootstructuurbeleid | 10 517 | 5 324 | 5 297 | 27 | |
Apparaatsuitgaven | 51 052 | 30 128 | 26 992 | 26 548 | 444 |
U0421 Apparaat | 23 508 | 19 625 | 21 729 | 21 287 | 442 |
U0422 Baten-lastendiensten | 27 544 | 10 503 | 5 263 | 5 261 | 2 |
ONTVANGSTEN | 118 265 | 16 695 | 9 624 | 4 465 | 5 159 |
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
De lagere verplichtingenrealisatie is voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) pas eind 2004 is opengesteld (€ 9 mln.), de Stimuleringregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden (STIDUG) niet in 2004 is opengesteld (€ 9 mln.) en met betrekking tot de Koopmansmiddelen in 2004 weliswaar besluitvorming heeft plaatsgevonden over de besteding de komende jaren, maar in 2004 geen verplichtingen zijn aangegaan (€ 7 mln.).
De lagere uitgavenrealisatie wordt vooral veroorzaakt door de bovengenoemde late openstelling van de RSG (€ 8 mln.) en door de opgelopen vertraging in het project Transparantie en ICT (€ 3 mln.).
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde Prijs | Budget | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde Prijs | Uitgaven | |
Personeel DL | 39,1 | 63,2 | 2 468 | 43,1 | 60,0 | 2 580 |
Personeel IH | 37,0 | 62,0 | 2 292 | 41,6 | 54,5 | 2 269 |
Personeel AID | 11 588 | 12 239 | ||||
Materieel | 4 566 | 3 390 | ||||
Overig apparaat * | 816 | 809 | ||||
Bijdrage aan LASER | 5 212 | 5 213 | ||||
Bijdrage aan DLG | 50 | 48 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
EU-ontvangsten Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw | 569 | 2 580 |
Ontvangsten Visserij FIOV | 1 700 | 1 700 |
Overige ontvangsten | 7 355 | 185 |
In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) is € 2 mln. minder ontvangen, doordat de regeling pas eind 2004 is opengesteld.
De «overige ontvangsten» betreffen voor € 6,3 mln. middelen die tijdens de begrotingsuitvoering vanuit het O&S-fonds ter beschikking zijn gesteld voor de uitfinanciering van de 1e tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), Inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij (IOZV), enkele oude beëindigingsregeling uit het O&S-fonds, beleidsvoorbereidende activiteiten nieuw mestbeleid, de evaluatie van de meststoffenwet 2004 en ten behoeve van het huidige mestprogramma.
04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex
Het programma Bilaterale Economische Samenwerking heeft geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners. Deze contacten en relaties zijn gelegd en versterkt door o.a. handelsmissies, contactbijeenkomsten, seminars, vakbeurzen, individuele matchmaking en Landbouwwerkgroepen.
In de hoog ontwikkelde West Europese markt werd extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd een extra stimulans gegeven door een partnerlandovereenkomst aan te gaan met 's werelds grootste biologische vakbeurs de BioFach. Daarnaast is een begin gemaakt met een versterkte inzet op de dit jaar toegetreden nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU buren. Dit is gebeurd door onder meer de organisatie van een seminar voor het (MKB) bedrijfsleven om de prioriteiten van het bedrijfsleven te inventariseren. In het nieuwe EU buurland Rusland werd op verzoek van de tuinbouwsector een steunpunt (Netherlands AgriBusiness Support Office) opgericht en in de Oekraïne is een trainingscentrum voor aardappel- en groenteteelt opgezet.
Uit de, als uitvloeisel van de in 2002 afgesloten imagocampagne Nachbarland Niederlande, uitgevoerde imagometing van Nederland als agrarisch productieland in Duitsland blijkt na de daling van het imago als gevolg van de opeenvolgende dierziektes in Nederland, dat het imago zich enigszins hersteld heeft.
Om het bedrijfsleven te stimuleren en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) als een pijler van ondernemen te beschouwen is de MVO-stimuleringsprijs uitgereikt tijdens de conferentie «Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in het Agrocomplex: Samen werken aan winst».
Agrologistiek beoogt systeeminnovaties richting duurzaamheid en vervoersefficiëntie te bewerkstelligen door het uitvoeren van pilotprojecten. In 2004 is ingestemd met twee nieuwe projecten die de A-status krijgen en zijn 2 pilotprojecten gestart met de bouwfase. Uit een monitoringonderzoek is gebleken dat het Platform Agrologistiek bijdraagt aan politiek bestuurlijk of ambtelijk agenderen van knelpunten, vooral bij concrete initiatieven van ondernemers (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 141, nr. 5).
In 2004 zijn twee nieuwe sectoren toegetreden tot de Meerjaren Afspraak Energie Efficiency (MJA), te weten de aardappel- en de meelverwerkende industrie. Daarnaast is gestart met de versnelde implementatie MJA-monitoring via het elektronische milieujaarverslag.
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
Gerealiseerde bilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten (BES) | 75% | 77% | 75% |
Aan MJA deelnemende bedrijven die in 2004 de voorgedragen energiebesparende maatregelen getroffen hebben | 100% | 75% | |
Geactualiseerde meerjarenplannen van deelnemende sectoren | 0% | 50% |
In het overkoepelend overleg van het MJA is besloten uitstel te verlenen voor het indienen van de energiebesparingsplannen (EBP). Omdat de EBP's de basis vormen voor de meerjarenplannen (MJP) is de inleverdatum voor MJP opgeschoven naar 2005 en zijn er nog geen MJP's opgesteld en ingediend.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Bilaterale economische samenwerking | 113 | 129 | 120 |
Agrologistiek | 11 | 9 | |
Overige (projecten) | 8 | 11 | 15 |
In het kader van de Bilaterale economische samenwerking is een aantal grotere activiteiten vertraagd en vervangen door kleinere projecten, die beter pasten bij de ontwikkelingen in de betreffende markten.
Verder is door de late start van onderzoek (o.a. onderzoek groene grondstoffen/bio based economy) sprake van minder «overige projecten».
Het project Transparantie en ICT kon niet doorgaan in de oorspronkelijke vorm, omdat de Europese Commissie het experimentele, op «learning by doing» gebaseerde karakter niet kan onderbrengen in de bestaande toetsingskaders van de EU.
In 2004 zijn de Meerjarenafspraken Energie-Effiency (MJA) van EZ- en LNV-sectoren geëvalueerd. Het instrument lijkt positief op de energie-efficiency van de deelnemende bedrijven te werken maar heeft tot op heden weinig harde getallen opgeleverd (instrument is nog te jong). Sectoren die de afgesproken energie-efficiency nog niet halen verwachten dat wel te doen binnen de termijn van het convenant. Het instrument wordt gewaardeerd door alle partijen, met name vanwege de soepele samenwerking die de structuur van het convenant met zich meebrengt.
In 2004 heeft een procesevaluatie plaatsgevonden van het programma Client, onderdeel import. Client is een innovatieproces geweest waarbij permanent gewerkt is aan het vasthouden van het gegeven commitment van alle betrokken partijen. Situationeel leiderschap is in dit proces de motor geweest die het programma gaande hield. De keuzes om het proces te coördineren en te faciliteren, om klein te beginnen, om aan te sluiten bij bestaande structuren en lopende andere innovaties, om partijen in alle geledingen van het project te betrekken, hebben daar ondersteunend aan gewerkt. De Brusselse regelgevingheeft het proces bovendien versneld.
04.12 Herstructurering Veehouderij
In het in februari 2003 afgesloten Krokusakkoord tussen Rijk, de provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (over het urgentieprogramma 2003 in het kader van de reconstructie) is afgesproken dat met pilotprojecten ervaring opgedaan wordt met manieren om de problematiek effectief aan te pakken. In 2004 is gestart met 3 pilotprojecten, waarvoor in totaal € 2,2 mln. subsidie is toegezegd. In 2003 was voor het pilotproject «Inplaatsing melkveehouderij Veenkoloniën» aan de provincie Drenthe reeds een subsidie toegezegd van € 2,3 mln.
In 2004 heeft besluitvorming plaatsgevonden over de inzet van de Koopmansgelden voor de komende jaren. De Tweede Kamer is hierover, mede namens de Staatssecretaris van VROM, in december 2004 geïnformeerd.
04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie
De voor de herstructurering van de glastuinbouw belangrijkste stimuleringsregelingen zijn de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) en de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (STIDUG). Eind 2004 is de RSG voor het laatst opengesteld voor een bedrag van in totaal € 16 mln., waarvan € 12 mln. voor het onderdeel investeringen (inclusief clusterplannen) en € 4 mln. voor het onderdeel afbraak. Vooral voor dit laatste onderdeel bleek veel belangstelling, getuige het feit dat het subsidieplafond binnen een dag was bereikt. De regeling staat open tot 15 maart 2005. Met deze laatste openstelling zal de beleidsdoelstelling van 1 000 ha nieuw glas worden gehaald. De STIDUG is in 2004 niet opengesteld, omdat mede gelet op de aanstaande wijziging van het ruimtelijk beleid geen nieuwe projecten zijn geïnitieerd. In de eerste helft van 2005 worden de 10 gebieden geëvalueerd en wordt het instrumentarium voor de glastuinbouw in overeenstemming met de Nota ruimte herijkt.
Tot slot is in oktober 2004 de Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) voor een bedrag van € 12,5 mln. opengesteld. De regeling beoogt, in samenwerking met gemeenten en waterschappen, een verbetering van de infrastructuur in de glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer.
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | |||
---|---|---|---|---|
RSG | STIDUG | RSG | STIDUG | |
Ingediende aanvragen | 0 | 0 | 304 | 0 |
Goedgekeurde aanvragen | 0 | 3 | 33 | 0 |
Ingetrokken en afgewezen aanvragen | 0 | 1 | 32 | 0 |
Nog in behandeling | 0 | 0 | 276 | 0 |
Aangegane verplichtingen x 1 mln. | 0 | 26 | 0 | 0 |
Hectare o.b.v. aangegane verplichtingen | 0 | 710 | 0 | 0 |
Totaal gerealiseerde hectare t/m 2003 resp. 2004 (cumulatief) ca. | 654* | 710 | 715 | 710 |
* Dit bedrag wijkt af van het Jaarverslag 2003. In het jaarverslag 2003 was 637 opgenomen.
Perspectiefvolle en duurzame landbouw
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
RSG-regeling (nieuw glas) | 54 ha | 61 ha | 195 ha |
Stidug | 710 ha | 0 ha | 0 ha |
Het verschil tussen het aantal begrote en gerealiseerde hectares wordt verklaard door het feit dat veel glastuinders hun investeringsaanvraag hebben ingetrokken, onder meer om de volgende redenen:
• de RSG geen mogelijkheid biedt tot uitbreiding en de aanvrager heeft besloten om toch uit te breiden;
• gebleken is dat de investering nog niet realiseerbaar is. Derhalve doen ze mee aan de nieuwe openstelling.
Implementatie energiebesparingsbeleid
Sector | Efficiency verbetering | Aandeel Duurzame energie | ||||
2005 | 2010 | Realisatie t/m 2003 | 2005 | 2010 | Realisatiet/m 2003 | |
Glastuinbouw t.o.v. 1980 | 65% | 50–51% | 4% | > 0,5% | ||
Paddestoelen t.o.v. 1995 | 20% | 20,6% | 5% | 4,3% | ||
Bloembollen t.o.v. 1995 | 22% | 14,3% | 4% | 2,65% |
Weergegeven zijn de resultaten van 2003. De monitoringsrapportage loopt een jaar achter in verband met het verzamelen en bewerken van de benodigde informatie.
De energie efficiency verbetering in de glastuinbouw voor 2003 was geraamd op de verbetering van 50–51% ten opzichte van 1980. De lichte verbetering t.o.v. 2002 is het gevolg van een daling van het primair brandstofverbruik per m2 en een stijging van de fysieke productie per m2 met 1,5%.
In 2005 zal het eerste monitoringrapport voor duurzame energie in de glastuinbouw verschijnen. Het aandeel duurzame energie bedroeg in 2003 minimaal 0,5%. Teneinde de duurzame energie doelstelling voor de glastuinbouw te halen, hebben LNV en het Productschap Tuinbouw in 2003 een «Beleidsagenda duurzame energie» opgesteld. In deze beleidsagenda zijn de inkoop van groene elektriciteit, warmtepompen/aquifers en biobrandstoffen als speerpunten voor de komende jaren benoemd. In het kader van dit actieplan zijn in 2004 verschillende projecten opgestart ter stimulering van groene elektriciteit en warmtepompen/aquifers.
In het kader van de Kyoto-akkoorden is in overleg met VROM, PT en LTO voor de glastuinbouw een CO2-streefwaarde afgesproken van 6,5 Mton in 2010 bij gelijkblijvend areaal. Wanneer het areaal toeneemt, neemt de streefwaarde ook toe tot maximaal 7,1 Mton in 2010. De totale CO2-waarde voor de landbouw is 7,9 Mton (bij gelijkblijvend areaal).
Meerjarenafspraken energie Paddestoelen
De energie efficiency is in 2003 met 20,6% verbeterd ten opzichte van 1995. Ten opzichte van 2001 is de energie efficiency met 4,6%-punt verbeterd. De doelstelling met betrekking tot de energie efficiency is reeds in 2003 gerealiseerd. In 2003 bedroeg het aandeel duurzame energie 4,3%. Hiermee ligt de sector een klein beetje voor op schema, om het streven van 5,0% duurzame energie in 2005 te halen.
Meerjarenafspraken energie Bloembollen
De energie efficiency is in 2003 met 14,3% verbeterd ten opzichte van 1995. Hiermee ligt de sector achter op schema voor het halen van 22% energie efficiency in 2005.
In 2003 bedroeg het aandeel duurzame energie 2,65%. Ten opzichte van 2002 boekt de sector hiermee een grote vooruitgang, maar ligt nog steeds achter op schema voor het halen van 4% in 2005.
In de begroting 2004 waren de streefwaarden 2010 met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in percentages weergegeven. In dit jaarverslag is echter gekozen voor de volgende meer zeggende, kwantitatieve en kwalitatieve toelichting op de streefwaarden.
De uitvoeringsorganisatie integrale milieutaakstelling krijgt rapportages van tuinders over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en mineralen, uitgedrukt in respectievelijk kilogrammen actieve stof en kilogrammen stikstof (N) en fosfaat (P) per ha. Deze worden gerelateerd aan de doelstelling. De doelstelling is het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen en voor de bloemisterij terug te brengen tot 33,4 kg a.s. per ha. In 2003 werd in de sierteelt 28,1 kg a.s. per ha gebruikt en in de potplantenteelt 16,5 kg a.s. per ha. In de groenteteelt is het verbruik in 2003 9,8 kg a.s. per ha, tegen een doelstelling van 16,5 kg a.s. per ha in 2010.
Bij meststoffen is ten opzichte van voorgaande jaren een toename van het gebruik te zien, hetgeen duidt op een verdere teeltintensivering. Het verbruik in 2003 ligt op het niveau van de verbruiksdoelstelling van 911 kg N/ha en 182 kg P/ha in 2010.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
RSG investeringen | 54 ha | 61 ha | 195 ha |
RSG glasafbraak | 28 ha | 0,5 ha | 40 ha |
Stidug | 6 projecten | 6 projecten |
04.14 Herstructurering visserij
Doelstelling van de herstructurering in het visserijbeleid is het verminderen van de vangstcapaciteit van de visserijvloot. Capaciteitsvermindering van de visserijvloot is een van de pijlers onder het zeevisserijbeleid dat is gericht op een duurzaam beheer van visbestanden.
Om evenwicht tussen de te vangen hoeveelheden vis en de vangstcapaciteit van de zeevisserijvloot te bewerkstelligen was als streefwaarde voor 2004 gesteld dat de omvang van de vloot met ca. 2 040 BrutoTon – zijnde ca. 2,6% van de capaciteit in de kottersector – teruggebracht zou worden.
Er is geen saneringregeling geopend in afwachting van de resultaten van een ketenanalyse in de platvissector, die in 2004 is uitgevoerd. Naar verwachting zal de behoefte aan sanering in 2005 toenemen, gezien de beperkte vangstmogelijkheden voor de rondvis-, platvis- en garnalensegmenten van de vloot.
In de Nederlandse situatie schiep het bestaan van een systeem van «gereserveerde licenties» reële risico's, dat de Nederlandse overheid niet in staat zou zijn te voldoen aan de nieuwe communautaire verplichting dat de capaciteit van de vloot niet mag toenemen. Derhalve is het systeem van «gereserveerde licenties» met in achtneming van een aantal overgangsmaatregelen in 2003 met onmiddellijke ingang afgeschaft.
Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
Vlootstructuurbeleid/capaciteitsvermindering | 3 548 bt | 0 | 2 040 bt |
De «Uitvoering van het Enig Programmerings Document (EPD)» is tussentijds geëvalueerd. De conclusies van deze evaluatie hebben geleid tot het indienen van wijzigingsvoorstellen bij de Europese Commissie met als doel: maximale besteding van de beschikbare middelen. Er is nog geen reactie van de zijde van de Commissie.
De Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV is tot stand gekomen door een fusie van de Dienst LASER, Bureau Heffingen, Dienst LNV-Loket en de dienst Basisregistraties. De prestaties van het onderdeel Bureau Heffingen (oud) hebben betrekking op de artikelen 4 en 5. De prestaties van het onderdeel LASER (oud) hebben betrekking op de artikelen 4 en 5. De prestaties van alle onderdelen zijn onder dit artikel samenvattend weergegeven.
Productenkader Bureau Heffingen
Productenkader | Producteenheden x 1 000 | Uren x 1 000 | Uren per producteenheid | Lasten totaal x € 1 000 | Lasten per product-eenheid | |||||
Begroting 2004 | Realisatie | Begroting 2004 | Realisatie | Begroting 2004 | Realisatie | Begroting 2004 | Realisatie | Begroting 2004 | Realisatie | |
Minas | 810 | 640 | 440 | 542 | 0,54 | 0,8 | 20 578 | 25 812 | 25,40 | 40 |
Rechten | 28 | 13 | 140 | 76 | 5,03 | 5,8 | 6 567 | 2 970 | 234,53 | 227 |
Mestafzet-overeenkomsten | 51 | 33 | 111 | 49 | 2,19 | 1,5 | 5 201 | 3 369 | 101,98 | 101 |
Overig wet- en regelgeving | 35 | 28 | 30 | 9 | 0,85 | 0,3 | 1 398 | 287 | 39,95 | 10 |
Subtotaal | 924 | 714 | 721 | 676 | 0,78 | 0,9 | 33 744 | 32 438 | 36,52 | 45 |
Dienstverlening | 43 | 109 | 2 298 | 7 362 | ||||||
Ontwikkeling | 54 | 3 618 | ||||||||
Totaal | 924 | 714 | 764 | 839 | 36 042 | 43 418 |
De gerealiseerde inzet op het product Minas was hoger dan gepland door de extra inzet op aangiften, bezwaar & beroep en het invorderingsproces. Daarnaast was een hogere normtijd gerealiseerd op de afhandeling van de oudere dossiers ( aangiftejaren 1998–2002).
Het productieproces Rechten liep op schema: 85% van de formulieren waren afgehandeld binnen de normtijd van 8 weken. Het feit dat Grondtransactieformulieren (GTF) na 1 januari 2004 niet meer gemeld hoeven te worden veroorzaakte significante lagere uitvoeringskosten.
Deels was dit gecompenseerd door hogere uitvoeringskosten veroorzaakt door een stijging in het aantal ontvangen transactieformulieren -dierrechten.
Het MAO stelsel is met ingang van 1 januari 2005 ingetrokken door een Besluit van de Minister. Dit had het gevolg dat er geen energie gestoken hoefde te worden in de verdere ontwikkeling van MAO 2005. Hierdoor kwamen de uitvoeringskosten lager uit dan gepland. De overige werkzaamheden liepen volgens schema waardoor de voorraden gering waren en de doorlooptijden waren gehaald.
Het productieproces liep zoals gepland met uitzondering van een overschrijding bij de afhandeling van EVOA-formulieren. In het oorspronkelijke Jaarplan 2004 was geen rekening gehouden met de achterstand per 31 december 2003. Dit is deels gecompenseerd met een significant lager aantal meldingen (voorafgaand aan export) ten opzichte van het jaarplan 2004 hetgeen wordt veroorzaakt door het intrekken van het MAO stelsel per 1 januari 2005.
Dienstverlening betreft taken die zijn uitgevoerd ten behoeve van andere diensten binnen LNV. Het aantal taken was, in vergelijking met het Jaarplan 2004, fors gestegen. Deze stijging wordt veroorzaakt doordat er extra werkzaamheden zijn uitgevoerd voor de Front Office en Laser. Het gaat hierbij, naast reguliere dienstverlening, voornamelijk om de projecten PERK, Fischler en Nieuwbouw I&R.
Regelingen per artikel voor het onderdeel LASER
Aantal Regelingen | Integrale Kosten (x € 1 mln.) | Integrale Kosten per Prestatie | Subsidie Omvang (x € 1 mln.) | |||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Realisatie | Begroting | Realisatie | Realisatie | Begroting | Realisatie | Realisatie | Begroting | Realisatie | Realisatie | Begroting | |
2003 | 2004 | 2004 | 2003 | 2004 | 2004 | 2003 | 2004 | 2004 | 2003 | 2004 | 2004 | |
Artikel 1 | 35 | 32 | 33 | 1 934 | 1 893 | 5 153 | 138 | 129 | 179 | 7,9 | 13,2 | 11,51 |
Artikel 2 | – | 0 | – | – | 0 | – | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 0,0 | 2 | – |
Artikel 3 | 20 | 20 | 14 | 9 134 | 11 510 | 2 329 | 269 | 316 | 399 | 69,0 | 63,9 | 1,66 |
Artikel 4 | 15 | 13 | 12 | 1 407 | 1 312 | 1 089 | 102 | 107 | 86 | 155,2 | 2,8 | 11,83 |
Artikel 5 | 26 | 27 | 29 | 5 694 | 2 401 | 6 674 | 88 | 239 | 133 | 22,5 | 53,4 | 159,81 |
Artikel 6 | 26 | 25 | 6 | 5 940 | 1 692 | 1 880 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 303,2 | 4,3 | 0 |
Artikel 7 | 0 | 0 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 0,0 | 2,6 | |||||
Artikel 9 | 5 | 4 | 4 | 407 | 401 | 650 | 779 | 790 | 805 | 6,2 | 10,8 | 8,7 |
Artikel 11 | 49 | 79 | 20 | 35 967 | 38 752 | 27 026 | 64 | 98 | 67 | 383,0 | 341,8 | 396,6 |
Totaal | 176 | 200 | 118 | 60 483 | 57 961 | 44 801 | 946,9 | 494,4 | 589 |
In bovenstaande tabel zijn de producten van LASER (i.c. de regelingen) onderverdeeld naar de beleidsartikelen. Voor ieder artikel is aangegeven tot welke output desbetreffende producten hebben geleid in de jaren 2003 en 2004. Dit is exclusief de uitvoering van werkzaamheden voor tweeden en derden.
De producten van LASER onderverdeeld naar categorieën. Voor iedere categorie is aangegeven tot welke output desbetreffende producten leiden.
Categorie | Output | Aantal regelingen | Integrale kosten (x mln.) | Integrale kosten (€) per prestatie | Subsidie omvang (x € mln.) | ||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie | 2003 | 2004 | 2003 | 2004 | 2003 | 2004 | 2003 | 2004 | |
Subsidie regeling EU | Subsidie-verstrekking | 29 | 31 | 35,98 | 33,31 | 123 | 163 | 409,0 | 341,6 |
Subsidie regelingen Nationaal | Subsidie-verstrekking | 43 | 41 | 3,01 | 3,14 | 142 | 121 | 166,0 | 174,6 |
Stimulerende regelingen | Subsidie-verstrekking | 23 | 18 | 1,87 | 1,48 | 548 | 620 | 25,0 | 19,9 |
Vergunnings-regelingen (NAT) | Afgifte vergunning | 19 | 21 | 2,09 | 2,37 | 56 | 86 | 1,0 | 0,0 |
Departementale regelingen | 20 | 21 | 3,20 | 2,53 | 700 | 1 276 | 275,0 | 0,0 | |
Registrerende regelingen | Gegevensverzamelen en -verstrekken | 6 | 7 | 4,87 | 4,11 | 37 | 31 | 0,0 | 0,0 |
Adviserende regelingen | Verstrekken van adviezen | 15 | 20 | 11,15 | 11,28 | 54 | 121 | 8,0 | 7,6 |
Marktordenings-regelingen (EU) | Aan- en verkoop interventieproducten | 16 | 13 | 4.00 | 3,58 | 249 570 | 275 187 | 63 | 0,2 |
Overig | Divers | 15 | 28 | 1.17 | 0,94 | 78 013 | 33 594 | 0 | 59,3 |
Niet structurele regelingen | WTS, OSR, Vuurwerk, MKZ en BSE | 25 | 18 | 9.27 | 3,57 | 370 834 | 198 392 | 8 | 0,2 |
05 Bevorderen duurzame productie
Algemene doelstelling is de bevordering van duurzame productie door sectoren in de land-, tuinbouw en visserij. Voor de laatstgenoemde sector betekent dit specifiek het bevorderen van een visserij die rekening houdt met de draagkracht van het ecosysteem in het water.
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 266 206 | 156 916 | 173 574 | 117 889 | 55 685 |
UITGAVEN | 151 326 | 211 480 | 216 567 | 121 837 | 94 730 |
Programma-uitgaven | 55 695 | 113 143 | 110 976 | 40 147 | 70 829 |
U0511 Bevorderen biologische landbouw | 8 259 | 10 057 | 8 163 | 8 797 | – 634 |
–Stimulering van de biologische primaire productie (RSBP) | 4 097 | 3 523 | 2 620 | 903 | |
–Professionalisering van de ketens | 2 404 | 1 929 | 2 217 | – 288 | |
–Platform biologica | 475 | 437 | 460 | – 23 | |
–Publieksvoorlichting | 1 857 | 1 541 | 726 | 815 | |
–Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) | 1 026 | 706 | 2 635 | – 1 929 | |
–Kwaliteitszorg | 120 | 64 | – 64 | ||
–Overig | 78 | 27 | 75 | – 48 | |
U0512 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen | 40 456 | 83 823 | 68 540 | 7 294 | 61 246 |
–RBV | 59 847 | 40 513 | 0 | 40 513 | |
–Mineralenheffing | 15 337 | 0 | 15 337 | ||
–Overig, w.o. duurzame landbouw/kennisontwikkeling en -verspreiding | 23 976 | 12 690 | 7 294 | 5 396 | |
U0513 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk | 4 548 | 2 788 | 3 527 | 7 599 | – 4 072 |
–Aanpassing kennisbeleid/monitoring evaluatie | 1 815 | – 1 815 | |||
–Kleine toepassingen en GNO's | 1 453 | 2 587 | – 1 134 | ||
–Diversen ZOGT | 1 181 | 642 | 802 | – 160 | |
–Bijdrage aan KCB en CTB | 1 607 | 1 315 | 395 | 920 | |
–Intersivering | 2000 | – 2000 | |||
–Bevorderen Innovatie/Verbeteren Management | 94 | 0 | 94 | ||
–Intensivering Handhaving, monitoring en verbetering | 23 | 0 | 23 | ||
U0514 Verbeteren dierenwelzijn | 1 985 | 7 192 | 13 229 | 1 088 | 12 141 |
–Vogelpest (noodfonds en sociaal) | 11 340 | 0 | 11 340 | ||
–LID | 182 | 182 | 182 | ||
–IBG | 694 | 573 | 408 | 165 | |
–Overig | 6 316 | 1 134 | 498 | 636 | |
U0515 Herstructurering visserij | 447 | 9 283 | 17 517 | 15 369 | 2 148 |
–Samenwerkingsovereenkomst | 2 864 | 2 849 | 2 818 | 31 | |
–Verbetering van de binnenvisserij | 938 | 1 024 | 958 | 66 | |
–Technische maatregelen en onderzoek | 5 481 | 13 644 | 11 593 | 2 051 | |
Apparaatsuitgaven | 95 631 | 98 337 | 105 591 | 81 690 | 23 901 |
U0521 Apparaat | 36 498 | 32 172 | 35 831 | 33 581 | 2 250 |
U0522 Baten-lastendiensten | 59 133 | 66 165 | 69 760 | 48 109 | 21 651 |
ONTVANGSTEN | 47 677 | 80 624 | 96 102 | 24 715 | 71 387 |
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichtingen- en uitgavenrealisatie in 2004 hebben voor ruim € 11 mln. betrekking op het Noodfonds Vogelpest. Als gevolg van de verlenging van de verrekeningstermijn van de Mineralenheffing van 3 naar 6 jaar in 2004 voor € 15,3 mln. terugbetalingen aan boeren plaatsgevonden (U05.12). Hier staan € 11,2 mln. ontvangsten uit heffingen tegenover. Het nieuwe gewasbeschermingsbeleid en het daaruit voortvloeiende gedeeltelijk gewijzigde instrumentarium hebben geleid tot lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie (-/- € 4,1 mln.) in 2004 dan geraamd.
In het kader van de oprichting van de Dienst Regelingen is vanaf 2004 de LNV-bijdrage aan Front Office (de voormalige Dienst Basisregistraties) verantwoord onder operationele doelstelling 05.22 (€ 16 mln.). Deze uitgaven waren in de oorspronkelijke begroting nog geraamd onder artikel 11. Daarnaast worden de hogere uitgaven baten-lastendiensten (€ 6 mln.) toegeschreven aan hogere bijdragen aan een ander onderdeel van Dienst Regelingen, Bureau Heffingen, en de Plantenziektenkundige Dienst.
Voor een bedrag van € 40,5 mln. zijn de hogere kasuitgaven toe te schrijven aan de 2e tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV). Tegenover de hogere uitgaven staan hogere ontvangsten uit het O&S-fonds voor de Landbouw.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde Prijs | Budget | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde Prijs | Uitgaven | |
Personeel DL | 45,5 | 63,2 | 2 874 | 39,0 | 60,0 | 2 328 |
Personeel Visserij | 103 | 55,7 | 5 736 | 107,9 | 53,2 | 5 744 |
Personeel AID | 16 461 | 17 208 | ||||
Materieel | 8 743 | 7 029 | ||||
Overig apparaat* | 2 017 | 1 272 | ||||
Bijdrage aan Dienst Regelingen | 54 624 | 36 085 | ||||
Bijdrage aan de Plantenziektenkundige dienst | 15 136 | 12 024 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven
Op dit artikel is vanaf 2004 de LNV-bijdrage aan Front Office DR verantwoord (voorheen Dienst Basisregistraties) Deze uitgaven waren in de oorspronkelijke begroting nog geraamd onder artikel 11. De bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst is € 3 mln. hoger dan begroot voornamelijk als gevolg van hogere kosten, die zijn gemaakt voor het project instellingseisen agentschappen. De PD heeft in 2004 externen ingehuurd om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw | 66 651 | 0 |
Mineralenheffing | 11 204 | 7 261 |
Duurzame Visserij | 9 787 | 7 091 |
Overige (w.o. EU-ontvangsten) | 8 460 | 10 363 |
In 2004 is in totaal € 66,7 mln. ontvangen vanuit het Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw. Hiervan heeft € 40,5 mln. betrekking op de uitfinanciering van de 2e tranche RBV. Het overige deel is besteed aan uitvoeringsinspanningen (DR) in het kader van het mestbeleid, beleidsvoorbereidende activiteiten, respectievelijk het ontwikkelen nieuw mestbeleid (DL) en ten behoeve van het huidige mestprogramma.
In het kader van de Mineralenheffing is € 11,2 mln. ontvangen. Hiertegenover staan € 15,3 mln. uitgaven (U05.12) in verband met verlenging van de verrekeningstermijn van de heffing van 3 naar 6 jaar. Per saldo is dus € 4,1 mln. terugbetaald.
05.11 Bevorderen biologische landbouw
Zoals in de beleidsprioriteiten is aangegeven heeft de evaluatie biologische landbouw 2001–2004 geleid tot vervolgstappen, neergelegd in de beleidsnota voor de periode 2005–2007. Uit de eko-monitor (LEI) blijkt dat het marktaandeel van de belangrijkste productgroepen in 2004 als volgt is gegroeid:
Productgroep | 2002 | 2003 | 2004 |
AGF | 3,9% | 3,7% | 3,9% |
Zuivel | 2,5% | 2,6% | 2,8% |
Vlees | 1,4% | 2,0% | 2,3% |
Brood | 1,8% | 1,8% | 2,2% |
Overig Food | 0,9% | 0,9% | 1,0% |
Totaal biologisch | 1,6% | 1,6% | 1,8% |
In de tweede helft van 2004 stemden onder het Nederlands Voorzitterschap de landbouwministers van de Europese Unie unaniem in met een Actieplan voor biologische voedsel en biologische landbouw van de Europese Commissie. In het Actieplan zijn 21 acties opgenomen, die ertoe moeten leiden dat de biologische landbouw de komende jaren in de Europese Unie groeit.
Op basis van de tussentijdse evaluatie (2002) van de Regeling Stimulering Biologische Productiemethode (RSBP), is besloten deze regeling in 2004 nogmaals open te stellen, evenals de Kaderregeling Kennis en Advies en de Subsidieregeling demonstratie en kennisoverdrachtprojecten. In het kader van de RSBP zijn 61 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van € 1,1 mln. De openstelling van de Kaderregeling Kennis en Advies was dit jaar voor het eerst niet alleen gericht op boeren die wilden omschakelen, maar ook op biologische ondernemers die hun bedrijf willen uitbreiden. Dit heeft geresulteerd in een groot aantal aanvragen (165).
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
Groei in ha | – 744* | 6 290 | 10 000–12000 |
Totaal ha t/m 2004 | 41 865 ha | 48 155 ha | |
Groei in aantal bedrijven | – 38 | – 65 | |
Totaal aantal bedrijven t/m 2004 | 1 448 | 1 383 | |
% biologische landbouw (ha) op totaal areaal landbouw | 2,2% | 2,5% | 3%–3,5% |
Aandeel biologische in consuementenbestedingen | 1,6% | 1,8% | 5% |
Bron: LEI i.s.m. stichting SKAL
* Getallen betreffen biologische landbouw inclusief «in omschakeling»
De geformuleerde kwalitatieve doelstelling uit de Beleidsnota kan worden vertaald in een kwantitatieve richtinggevende streefwaarde van 10% biologisch areaal in 2010. Het areaal biologische landbouw is in 2004 gegroeid, terwijl het aantal bedrijven is gedaald. Dit wordt veroorzaakt door nieuwe bedrijven met hectares grasland en het uittreden van varkensbedrijven zonder grond. Ook treedt er net als in de gangbare landbouw schaalvergroting op in de biologische landbouw.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Publieksvoorlichting Tv-spots/prints | Winkeldemonstraties | Winkeldemonstraties | Tv-spots/prints |
Platform biologica | Beleidsondersteuning | Beleidsondersteuning | Beleidsondersteuning |
Professionalisering van de ketens | Projecten/Processen | Projecten/Processen | Projecten/Processen |
Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) | 9 | 29 |
Op advies van de Rijksvoorlichtingsdienst en in overleg met het bedrijfsleven is meer inzet geweest op winkeldemonstraties (publieksvoorlichting) en minder op professionalisering ketens. Met behulp van winkeldemonstraties is de mediacampagne doorgetrokken naar de winkelvloer.
In het kader van de Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) zijn investeringen uitgesteld als gevolg van de aanhoudende marktverzadiging.
05.12 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen
De Europese Commissie en Nederland hebben in de eerste helft van 2004 onderhandelingen gevoerd over het actieprogramma Nitraatrichtlijn en op 1 juli 2004 is overeenstemming bereikt over de implementatie van de Nitraatrichtlijn over de jaren 2006 tot en met 2009 en de daaraan voorafgaande overgangsperiode (2004 en 2005). Inmiddels is het wetsvoorstel terzake ingediend. Voorts zijn afspraken met de Europese Commissie gemaakt over de derogatie van 250 kg/jaar voor grasland. Een voorstel voor derogatie is eind 2004 in het Nitraatcomite besproken. Het Nitraatcomite zal in de loop van het voorjaar van 2005 definitief over de derogatie adviseren, waarna de Europese Commissie een besluit zal nemen. De Commissie heeft zich in beginsel achter het Nederlandse voorstel geschaard.
De expiratie van het stelsel van dierrechten is uitgesteld tot 2007. De resultaten van de evaluatie meststoffenwet 2004 hebben echter geleid tot een dierrechtenstelsel als instrument om het landelijke mestoverschot te beperken. Dat betekent enerzijds dat het stelsel van mestafzetovereenkomsten per 1-1-2005 is komen te vervallen. Het stelsel van dierrechten zal voorshands blijven bestaan (dus niet per 1-1-2007 komen te vervallen). Wel is afgesproken het stelsel te vereenvoudigen en te beperken tot varkensrechten en pluimveerechten. De (grondgebonden) mestproductierechten komen daarmee per 1-1-2006 te vervallen. Het onderscheid tussen concentratie- en niet concentratiegebieden blijft bestaan.
Besloten is om bij de uitvoering van het huidige stelsel zoveel mogelijk vooruit te lopen op het nieuwe mestbeleid. Daarom zal bij de uitvoering en handhaving van MINAS worden gewerkt vanuit een risicobenadering zoals die voor het nieuwe mestbeleid zal worden gehanteerd. De groep bedrijven met een mestproductie van minder dan 170 kg/ha/jaar is vrijgesteld van de verplichting om over de jaren 2003, 2004 en 2005 een MINAS-aangifte te doen. Deze bedrijven worden nl. als weinig risicovol gezien waar gaat om het voldoen aan de MINAS-verliesnormen. Met deze vrijstelling is beoogd zowel bedrijven als de uitvoering te ontlasten. Niet alle bedrijen die aan de vrijstellingseisen voldoen hebben hiervan gebruik gemaakt. In totaal is ca. 20% minder aangiften ontvangen dan in voorgaande jaren.
De handhavingscapaciteit is in 2004 gehandhaafd op het niveau van 2003. Vooral de intermediaire sector is intensief gecontroleerd.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
Minas: percentage bedrijven zonder overschrijding van de verliesnormen | pm | pm | 100% |
MAO: percentage bedrijven zonder overschrijding jaarplafond | * | * | 100% |
* zie toelichting Mestafzetoverkomsten hieronder
Minas: Conform de systematiek van MINAS hoeven bedrijven pas op 1 september 2005 hun mineralenaangifte over 2004 bij Dienst Regelingen in te dienen. Daarom zal in de loop van 2006 bekend zijn in hoeverre de streefwaarde 2004 is gerealiseerd. De aangiften over 2003 zijn september 2004 ingediend en worden thans verwerkt. Voor het aangiftejaar 2003 zijn ca. 67 300 aangiftes ontvangen.
Mestafzetovereenkomsten (MAO's): In de loop van 2004 is besloten het stelsel van MAO's per 1-1-2005 in te trekken. In 2004 heeft nog een beperkte controle en handhaving van de MAO's jaarplafonds 2003 plaatsgevonden (veelal in combinatie met andere controles op het bedrijf). Deze controle is echter niet voldoende representatief om daarmee uitspraken te doen over de realisatie van de streefwaarde over 2003. Dit geldt ook voor de realisatie van de streefwaarde over 2004.
Overname perspectiefvol bedrijf | |||
---|---|---|---|
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Kaderregeling | – | 220 | 500 |
Borgstellingsfonds | – | 22 | 60 |
Ten aanzien van het maken van ontwikkelingsplannen middels de Kaderregeling Kennis en Advies zijn er in 2004 op basis van de openstelling van 2002 en 2003 resp. 67 en 153 aanvragen toegewezen. De oorspronkelijk geraamde 60 aanvragen Borgstellingsfonds zijn niet gerealiseerd, omdat een aantal agrariërs in afwachting is van de nieuwe investeringsregeling jonge agrariërs.
Zoals reeds in het jaarverslag over 2003 werd aangekondigd, zijn in 2004 de middelen die oorspronkelijk voor de investeringssubsidieregeling waren voorzien, in het Borgstellingsfonds gestort (zie brief aan de Tweede kamer van 15 november 2002) en is de aanvraagmogelijkheid voor de soepelere faciliteiten op 1 januari 2004 geopend. Van de 34 ingediende aanvragen zijn er in het verslagjaar 22 toegekend, waarvan 9 voor de sector landbouw en 13 voor de sector tuinbouw. Over 5 aanvragen had ultimo 2004 nog geen besluitvorming plaatsgevonden.
Ten aanzien van het maken van ontwikkelingsplannen via de Kaderregeling Kennis en Advies zijn er in 2004 op basis van de openstelling van 2002 67 aanvragen toegewezen en op basis van de openstelling van 2003 153 aanvragen.
In 2004 is de laatste evaluatie van de huidige Meststoffenwet uitgevoerd. De voornaamste conclusies zijn:
De MINAS verliesnormen, de beleidsdoelen, zijn in hoge mate bereikt;
• Evenwichtsbemesting is nog niet gehaald;
• Het beleidsdoel beheersing productie dierlijke mest is bereikt en het beleidsdoel evenwicht op de (dierlijke) mestmarkt is binnen bereik (sinds 2002 dalende mestafzetprijzen);
• MINAS en opkoopregelingen (RBV) waren doeltreffend om het mestoverschot terug te dringen en bij te dragen aan het bereiken van evenwichtsbemesting; MINAS was doeltreffend en doelmatig voor de melkveehouderij (mineralenmanagement); MINAS was doeltreffend voor de intensieve veehouderij; MINAS was niet doeltreffend in het reduceren van de excretie per dier;
• MAO was niet doeltreffend en doelmatig voor de veehouderij. De toegevoegde waarde op MINAS was nihil;
• Dierrechtenstelsel was doeltreffend en doelmatig: voorkomen groei nationale mestproductie;
• De meststoffenwet en flankerend beleid waren kosteneffectief (kosten per kg emissiereductie van stikstof en fosfaat namen niet toe t.o.v. voorgaande jaren; zelfs een afname).
Voor details wordt verwezen naar het evaluatierapport, dat april 2004 aan de Tweede Kamer is verzonden. Naar aanleiding van deze evaluatie is eind 2004 ook een wetsvoorstel tot wijziging van de meststoffenwet ingediend.
05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk
Het beleid gericht op verduurzaming van gewasbescherming is neergelegd in de Nota Duurzame Gewasbescherming. De uitvoering is in 2004 gestart. Resultaten die hier kunnen worden genoemd zijn:
• plannen waarin Land- en tuinbouworganisatie (LTO) heeft aangegeven welke maatregelen worden genomen om landbouwkundige en milieukundige knelpunten op te lossen,
• de start van een project waarbij de toepassingsmogelijkheden van geïntegreerde gewasbescherming wordt beproefd (project Telen met toekomst)
• de start van een project van het bedrijfsleven dat tot doel heeft schade aan de drinkwatervoorziening door gewasbeschermingsmiddelen te beperken
• de start van een project dat tot doel heeft meer gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong beschikbaar te krijgen
• een algemene maatregel van bestuur die telers verplicht management te voeren op basis van een gewasbeschermingsplan dat zoveel mogelijk uitgaat van toepassing van geïntegreerde gewasbescherming
• een met betrokken partijen afgestemd programma voor onderzoek op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming.
Een en ander is tot stand gekomen in het kader van het Convenant gewasbescherming, waarin naast de ministeries van LNV en VROM, Land- en tuinbouworganisatie (LTO), Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (NEFYTO), AGRODIS (de vereniging van toeleveranciers van gewasbeschermingsmiddelen), Vereniging van waterbedrijen in Nederland (VEWIN), Unie van Waterschappen (UvW) en Plantum Nederland (brancheorganisatie voor de sector plantaardig uitgangsmateriaal binnen de Nederlandse Land- en Tuinbouw) participeren.
Het nieuwe gewasbeschermingsbeleid heeft geleid tot gedeeltelijke wijziging van het instrumentarium.
Met betrekking tot de milieubelasting geldt als streefwaarde voor 2010 een reductie van ten minste 95% t.o.v. 1998 en voor 2005 een reductie van 75%. Cijfers die aangeven in hoeverre dat doel in 2004 dichterbij is gekomen, zijn in de tweede helft van 2005 beschikbaar.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Fonds kleine toepassingen | 36 | 20 | |
Toelatingsbeleid subsidieregeling | 2 | 7 |
Door het Fonds Kleine Toepassingen is voor 36 projecten steun toegezegd. In het kader van de instrumenten «Toelatingsbeleid subsidieregeling» en «Gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO's)» hebben in 2004 geen activiteiten meer plaatsgevonden als gevolg van het feit dat het nieuwe gewasbeschermingsbeleid heeft geleid tot gedeeltelijke wijziging van het instrumentarium.
05.14 Verbeteren dierenwelzijn
Op langere termijn is het streven gericht op een veehouderij waarbij de dieren hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Als gevolg van de keuze voor level playing field staat het tijdpad van 10 à 20 jaar wat onder druk.
De keuze voor level playing field staat niet gelijk aan een passieve houding van Nederland. Sterker nog, de inzet van Nederland is er juist op gericht om actief het dierenwelzijn op Europees niveau te verbeteren. Deze inzet heeft tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004 bijvoorbeeld geresulteerd in de nieuwe Transportverordening. Ook is in 2004 het Legkippenbesluit in werking getreden.
Waar het gaat om het transparant maken van het product en de productiewijze, is in 2004 gestart met het ontwikkelen van een welzijnsmonitor voor de kalveren. Getracht wordt om ook met de andere grote sectoren te komen tot het ontwikkelen van een dergelijke monitor.
Zeldzame landbouwhuisdierrassen
De Regeling zeldzame landbouwhuisdierrassen is in 2002 voor de tweede keer opengesteld. De regeling kent een werkingsduur van vijf jaar en eindigt dus in 2007.
Het noodfonds, opengesteld voor bedrijven die als gevolg van door de overheid getroffen maatregelen tijdens de vogelpest failliet dreigden te gaan, is tot en met 31 augustus opengesteld. Er zijn 322 aanvragen ingediend. Ultimo 2004 waren 306 aanvragen afgerond. Hiervan heeft 70% geresulteerd in een toewijzing. Ultimo 2004 is er vanuit het Noodfonds voor een bedrag van € 12,6 mln. uitgekeerd.
Sociaal-economische begeleiding pluimveehouders (AI)
Na de uitbraak van de Vogelpest heeft het kabinet middelen ter beschikking gesteld voor de sociaal-economische begeleiding van pluimveehouders. Hiervoor is een plan van aanpak Sociaal Economische Plan (SEP) Pluimveehouderij ontwikkeld en uitbesteed. De activiteiten in dit kader hadden hun uitloop in 2004 en zijn in dat jaar afgerond. Er hebben meerdere evaluaties plaatsgevonden met betrekking tot de SEP-aanpak; er werd o.a. geëvalueerd na iedere bijeenkomst, die voor pluimveehouders werd gehouden, er hebben evaluaties plaatsgevonden door het RIVM en het Instituut voor Psychotrauma IVP (Vogelpestepidemie 2003, gevolgen voor de volksgezondheid) en door Impact en Deloitte (monitor organisatie psycholosociale zorg n.a.v. AI onder pluimvee). De SEP-aanpak is hierin door betrokken pluimveehouders als heel goed beoordeeld.
05.15 Ecologisch duurzame visserij
In 2004 is het beleid gevoerd om te komen tot:
• Een verantwoorde visserij die is gebaseerd op de voorzorgsbenaderingen die de gevolgen voor het ecosysteem beperkt en daar verantwoordelijkheid voor neemt;
• Integraal visstandbeheer op de (Staats)binnenwateren.
• Welzijnsvriendelijke productiewijze in de viskweek.
Nederland vist binnen de Europese wateren binnen de quota. De quotavoor 2004 zijn niet, of binnen voor de Europese Commissie aanvaardbare marges, overschreden.
De visquota voor Nederland en de uitputting daarvan in 2004 geven het volgende beeld (aantallen in tonnen).
Soort | Gebied | Quotum 01-01-2004 | Quotum* 31-12-2004 | Uitputting 2004 | Uitputtingspercentage 2004 |
Tong | Noordzee | 12 790 | 13 248 | 12 836 | 97% |
Schol | Noordzee | 22 278 | 23 599 | 23 656 | 100,24% |
Kabeljauw | Noordzee | 2 619 | 2 098 | 1 715 | 82% |
Haring | Noordzee | 80 689 | 93 885 | 93 585 | 99% |
Wijting | Noordzee | 940 | 1 540 | 976 | 63% |
Makreel | Westelijke wateren | 27 656 | 26 560 | 26 560 | 100% |
Horsmakreel | Westelijke wateren | 45 631 | 45 299 | 45 316 | 100,03% |
* Quotum 31-12-2004 is inclusief eventuele tussentijdse verhogingen/verlagingen van het quotum en eventuele ruilen met het buitenland
Uitputtingspercentage is berekend ten opzichte van quotum 31-12-2004
Stimulering van meer selectieve visserijtechnieken: het gaat hierbij met name om het verder ontwikkelen van de zogenaamde pulskor. De ontwikkelfase van de pulskor is eind 2003 afgerond. Gebruik van de pulskor levert onder meer brandstofbesparingen en betere kwaliteit vis op. De ontwikkelfase heeft voldoende bouwstenen opgeleverd voor de ontwikkeling van een prototype, waarmee in 2004 praktijkproeven aan boord van een bedrijfsvaartuig zijn begonnen.
Bestanden buiten de Europese wateren, die de Nederlandse zeevisserijvloot tot en met 2004 op grond van Europese visserijakkoorden mag bevissen, worden eveneens duurzaam beheerd. Deze visserijactiviteiten zijn begeleid met onderzoek gericht op bevordering van duurzaamheid en onderzoek naar mogelijkheden ter bescherming van kwetsbare en bedreigde soorten te voorkomen. De resultaten van dit onderzoek versterken ook het institutionele visserijbeheer in het derde land.
Nieuw beleid voor de schelpdiervisserij: maatschappelijke en bestuurlijke consultaties naar aanleiding van de evaluatie van de tweede fase schelpdiervisserijbeleid (EVA II) zijn afgerond met een rapportage en advies van de Beleidsadviesgroep. Daarnaast heeft de Commissie Meijer advies uitgebracht over beleidsbeslissingen op het gebied van natuur, visserij, gaswinning en bestuur in de Waddenzee. Naar aanleiding van een Kabinetsbesluit d.d. 25 juni zal met ingang van 1 januari 2005 geen mechanische kokkelvisserij meer plaatsvinden. Het nieuwe beleidskader voor de overige schelpdiervisserij is op 1 oktober naar de Kamer gestuurd en daar op 14 oktober besproken. Implementatie zal vanaf 2005 plaatsvinden.
Nieuw beleid voor de sleepnetvisserij in de kustwateren: Onderzoek naar de inpasbaarheid van sleepnetvisserij in de kustwateren (met name de Oosterschelde), dat een solide basis moet vormen voor nieuw te ontwikkelen beleid, is in 2004 gestart, maar nog niet afgerond. Vooruitlopend op het nieuwe beleid is de sleepnetvisserij op percelen, waar met vaste vistuigen wordt gevist, in 2004 verboden.
Het beleidsplan voor de visserij op het IJsselmeer zal in het eerste kwartaal van 2005 verschijnen.
Integraal visstandbeheer op (staats)binnenwateren: landelijk dekkend netwerk van visstandbeheercommissies (VBC's): In alle regio's, op een deel van het benedenrivierengebied na, zijn VBC's actief met als doel alle direct betrokkenen beheersplannen te laten opstellen.
Duurzaam herstel van de aalstand: De Europese Commissie heeft in 2004 geen voorstellen ter bescherming van de Europese aalstand gedaan vanwege juridische problemen over de vraag of het Commissiemandaat zich ook uitstrekt over de Europese binnenwateren. Naar verwachting zullen in 2005 op basis van voorstellen van de Europese commissie maatregelen genomen kunnen worden.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Samenwerkingsovereenkomst met Mauritanië; bestandsinzichten in niet-Europese wateren | Selectievere Vistechnieken/bestandsinzichten | Selectievere Vistechnieken/bestandsinzichten | Selectievere vistechnieken/bestandsinzichten |
Verbetering van de binnenvisserij | Verzelfstandiging OVB uitgesteld | Bestandsinzichten/Monitoring aal | Bestandsinzichten |
Innovatie pelagische visserij | Vermindering milieubelasting | Vermindering milieubelasting | |
Innovatie kustvisserij en viskweek | Innovatieprojecten | Innovatieprojecten | |
Technische maatregelen en onderzoek | Experimenten pulskor | Praktijkproef pulskor | Praktijkproef pulskor |
F-project | Verbetering bestandsinschattingen | Verbetering bestandsinschattingen |
Het Beleidsbesluit binnenvisserij is in 2004 geëvalueerd. De Tweede Kamer is in 2004 geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie. Daarbij is de aanbeveling gedaan om het visstandbeheer vorm te laten geven door betrokken partijen in visstandbeheerscommissies (VBC's) voort te zetten. Daartoe dienen de VBC's een minder vrijblijvend karakter te krijgen. De (juridische) mogelijkheden daartoe zullen nader worden onderzocht. Een tweede aanbeveling is om de huidige scheiding tussen IJsselmeerbeleid en visserijbeleid voor de overige binnenwateren op te heffen. Ook deze aanbeveling is overgenomen.
Plantenziektenkundige dienst (PD)
De opdracht die de Plantenziektenkundige Dienst (PD) als agentschap heeft, is het weren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. De prestaties hebben betrekking op beleidartikel 5 en zijn hieronder weergegeven.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Productgroep | Begroting 2004 | Realisatie 2004 |
Weren van Q-organismen en plantaardige producten van inferieure kwaliteit | 3 623 | 5 691 |
Vrijwaren van Q-organismen en plantaardige producten van inferieure kwaliteit | 8 299 | 9 319 |
Uitroeien van Q-organismen | 1 296 | 1 215 |
Beheersen van Q-organismen | 1 296 | 1 436 |
Monitoren van Q-organismen | 2 592 | 1 936 |
Kennis en expertise | 3 013 | 2 842 |
Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen | 350 | 868 |
Detectie en identificatie van Q-organismen | 2 984 | 3 492 |
Beleidsondersteuning | 3 304 | 2 149 |
Toezicht (keuringsdiensten) | 202 | 165 |
Totaal kosten | 26 959 | 29 113 |
De totale kosten zijn op basis van de urenrealisatie per productgroep toegerekend naar productgroepen. Na toerekening blijkt dat circa 52% van de kosten worden gemaakt voor de producten weren en vrijwaren. De fytosanitaire producten «uitroeien, beheersen en monitoren» nemen 16% voor hun rekening. Het overige deel van de kosten komt voor rekening van de overige productgroepen. De kostentoerekening staat redelijk in verhouding tot de verdeling van de prestaties binnen de verschillende productgroepen.
Product | Productgroep | Begroting 2004 | Realisatie 2004 |
Inspectiebezoeken weren (fytosanitair en kwaliteit) | Weren | 27 377 | 43 537 |
–waarvan reduced checks | – 8 366 | ||
Inspectiebezoeken vrijwaren (fytosanitair en kwaliteit) | Vrijwaren | 96 447 | 75 052 |
Inspectiebezoeken uitroeien | Uitroeien | PM | 1 490 |
Inspectiebezoeken beheersen | Beheersen | PM | 1 574 |
Inspectiebezoeken monitoring | Monitoring | 20 187 | 10 020 |
Inspectiebezoeken toezicht | Toezicht | 70 | 29 |
Mutaties besmetverklaringen | Fytosanitair opsporing | 500 | 1 469 |
Monstername bruinrot/ringrot | Fytosanitair opsporing | 85 000 | 6 266 |
Monsters detectie en identificatie | Detectie en identificatie | 40 700 | 16 985 |
Adviesuren landbouwkundige deugdelijkheid | Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen | 1 600 | 1 559 |
Verstrekte vergunningen | Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen | 10 475 | 6 565 |
De inspectiebezoeken weren zijn toegenomen als gevolg van een toename van de inspecties groenten en fruit. Tevens kent 2004 een volledig jaar inspecties snijbloemen, terwijl in 2003 de inspecties snijbloemen betrekking hebben op de periode april tot en met december.
De inspectiebezoeken vrijwaren zijn afgenomen, doordat de EU is uitgebreid. Het aantal verplichte inspecties is door de toetredende EU-landen afgenomen. In verband met prioriteitstelling van werkzaamheden zijn in 2004 minder monitorbezoeken afgelegd dan oorspronkelijk gepland.
De realisatie integrale toetsing bruinrot/ringrot heeft alleen betrekking op de prestaties van de PD. Voorgaande jaren werden ook de gegevens van NAK opgenomen. Zij voeren de diagnoses voor de PD uit. Dit verklaart ook de afwijking van de realisatie monsters detectie en identificatie ten opzichte van de prognose. De verstrekte vergunningen betreffen o.a. spuitlicenties. Deze licenties worden afgegeven voor een periode van vijf jaar.
06 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid
Dit artikel heeft tot doel de borging van de voedselveiligheid, stimulering van de voedselkwaliteit en verbetering van de diergezondheid. Het ministerie van LNV wil in het kader van deze doelstelling toewerken naar een situatie waarin de Nederlandse veestapel zich kenmerkt door een hoog diergezondheidsniveau en waarin het aangeboden voedsel voldoet aan de minimale veiligheidseisen die de overheid stelt aan zowel grondstoffen (inclusief diervoeders) als het eindproduct. Producenten en houders van dieren hebben én nemen in die context een eigen verantwoordelijkheid. Daar waar mogelijk wordt de verantwoordelijkheid van producenten en houders van dieren vergroot. Productie- en distributieketens zijn transparant, zodat de consument een bewuste en geïnformeerde keuze kan maken t.a.v. aan voedsel gerelateerde kwaliteitsaspecten als veiligheid, duurzaamheid en ethiek.
Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 264 325 | 424 698 | 149 811 | 90 374 | 59 437 |
Waarvan garantieverplichtingen | |||||
UITGAVEN | 257 926 | 419 356 | 147 834 | 90 369 | 57 465 |
Programma-uitgaven | 103 974 | 360 097 | 97 506 | 53 492 | 44 014 |
U0611 Bewaking en verhoging van het diergezond-heidsniveau en bestrijding van dierziekten | 83 654 | 304 262 | 54 662 | 22 287 | 32 375 |
–Preventieve diergezondheid | 796 | 472 | 1 201 | – 729 | |
–I&R | 3 688 | 7 754 | 5 363 | 2 391 | |
–Monitoringsprogramma's | 7 256 | 7 539 | 7 335 | 204 | |
–Handhaving EU dierziektevrije status | 3 548 | 2 186 | 3 850 | – 1 664 | |
–Crisisorganisatie dierziektebestrijding | 4 483 | 4 781 | 4 538 | 243 | |
–BSE | 0 | ||||
–BTW-Varkenspest | 16 064 | 16 064 | |||
–Vogelpest (AI) | 259 919 | 10 726 | 10 726 | ||
–Schikking fokverbod KVP | 24 070 | 4 880 | 4 880 | ||
–Overig | 502 | 260 | 260 | ||
U0612 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit | 20 320 | 55 835 | 42 844 | 31 205 | 11 639 |
–Ketengarantiesystemen | 800 | 1 718 | – 1 718 | ||
–Risicomanagement | 6 331 | 4 779 | 5 803 | – 1 024 | |
–Handhaving niveau van voedselveiligheid | 8 840 | 17 755 | 9 684 | 8 071 | |
–Destructie | 37 870 | 20 181 | 14 000 | 6 181 | |
–Overig | 1 994 | 129 | 129 | ||
Apparaatsuitgaven | 153 952 | 59 259 | 50 328 | 36 877 | 13 451 |
U0621 Apparaat | 153 952 | 33 856 | 17 469 | 19 727 | – 2 258 |
U0622 Agentschappen | 25 403 | 32 859 | 17 150 | 15 709 | |
ONTVANGSTEN | 170 363 | 49 912 | 55 147 | 50 700 | 4 447 |
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
De hogere verplichting- en uitgavenrealisatie houden met name verband met uitgaven gerelateerd aan de varkenspest (afboeken openstaande BTW-vordering op fiscus ad. € 16,1 mln.), aan de afwikkeling vogelpest (€ 10,7 mln.) en schikking fokverbod KVP (€ 4,9 mln.) waarmee in de begroting 2004 nog niet in voorzien werd, alsmede hogere uitgaven in het kader van handhaving niveau voedselveiligheid (€ 8,1 mln.) en destructie (€ 6,2 mln.). In verband met een rechterlijke uitspraak medio 2004 is de openstaande vordering BTW i.h.k.v. KVP op de belastingdienst, zoals opgenomen in de LNV balans 2003, komen te vervallen. Als gevolg hiervan is de betrokken uitgaaf ad. € 16,1 mln. ten laste van de LNV-begroting gebracht.
De hogere uitgaven «vogelpest» betreffen een storting in het DGF ten behoeve van uitvoeringsinspanningen en schadeloosstellingen die nog voortkomen uit de vogelpestcrisis 2003 en extra preventieve uitgaven in het kader van de vogelpestcrisis in Azië.
Oorspronkelijk was ervan uitgegaan dat de afhandeling van claims in het kader van het fokverbod in 2003 plaats zou vinden. De afhandeling van de zaken beslaat echter een langere doorlooptijd dan vooraf gepland. Hierdoor zijn ook in 2004 niet alle claims afgehandeld en zullen ook in 2005 nog betalingen plaatsvinden.
In verband met de extra actie controle op het gebruik van illegale groeibevorderaars zijn hogere uitgaven voor de handhaving voedselveiligheid gedaan. Daarnaast zijn er hogere uitgaven omdat de tarieven van het COKZ nog niet konden worden doorberekend. Verder zijn handhavingkosten van de VWA/RVV, die oorspronkelijk begroot waren als agentschapuitgaven verantwoord onder de programma uitgaven.
Hogere uitgaven destructie zijn ontstaan doordat de voorziene verlaging van de overheidsbijdrage op verzoek van de Tweede Kamer geen doorgang heeft gevonden.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2004 | Realisatie 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | |
1Personeel VD | 77,5 | 64,5 | 5 003 | 80 | 59,5 | 4 759 |
2Personeel BRD | 17,1 | 54,2 | 927 | 17,1 | 55,6 | 951 |
3Personeel RDA | 1,8 | 72,0 | 130 | 2,9 | 63,1 | 183 |
4Personeel AID | 101,7 | 46,8 | 4 762 | 91,6 | 50,4 | 4 616 |
5Materieel | 8 262 | 6 811 | ||||
6Overig apparaat | 643 | 149 | ||||
7Bijdrage aan VWA/CE en WA/RVV | 17 150 | 31 359 | ||||
8Bijdrage aan DR | 1 500 |
De bijdrage aan de VWA/RVV valt aanzienlijk hoger uit (€ 14 mln.) o.a. kosten boventalligheid, wachtgelders, transitiekosten roodvleeskeuring, BTW-compensatie en een bijdrage in het liquiditeitstekort per ultimo jaar.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
Totaal | 55 147 | 50 700 |
EU-ontvangsten Vogelpest | 52 782 | 41 000 |
I&R- Varkens | 800 | 9 700 |
Overige | 1 565 |
De EU-ontvangsten voor de Vogelpestcrisis zijn ca. € 11,8 mln. hoger dan begroot voor 2004.
In de begroting was een ontvangstenraming opgenomen van € 9,7 mln. voor heffingen I&R runderen en schapen/geiten. Door een interne stelselwijziging worden deze opbrengsten nu verantwoord bij het agentschap Dienst Regelingen (I&R Bureau).
06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten
Met als doel de risico's op dierziekten te verminderen is in 2004 fors geïnvesteerd in de preventieve diergezondheid. Samen met het bedrijfsleven is in dit kader een ambitieniveau overeengekomenvoor het vergroten van de naleving, waarbij van belang is dat het bedrijfsleven meer verantwoordelijkheid gaat dragen. Met de doorgevoerde extensivering van de administratieve en uitvoeringslasten, in totaal een besparing van € 16 mln., is een betere balans aangebracht tussen de uitvoerbaarheid van het beleid en het beheersen van risico's.
Zo kan het bedrijfsleven inmiddels op eigen kracht verder met de preventie van scrapie en BSE.
In de periode 1998–2004 is in het kader van een fokprogramma een voldoende groot aantal TSE-ongevoelige schapenrammen beschikbaar gekomen om te kunnen starten met de verplichte fokkerij op erfelijke ongevoeligheid op alle Nederlandse schapenhouderijen. Vanaf 2005 zal de schapenhouderij de vruchten daarvan plukken; in dat jaar zullen er naar verwachting op besmette bedrijven minder dieren geruimd hoeven te worden Op een wat langere termijn is te verwachten dat ook het aantal besmette bedrijven zal afnemen en veel kosten kunnen worden uitgespaard.
Door landbouwhuisdieren onder te brengen in het systeem voor Identificatie en Registratie (I&R) wordt de tracering van dieren vergroot en daarmee de efficiency van de dierziektebestrijding. In het kader van de verplichte Identificatie & Registratie van runderen hebben verdere verbeter- en handhavingmaatregelen ertoe geleid dat het aantal «zwevende» runderen in 2004 verder is teruggebracht van ca. 38 000 tot nog maar 4 000. De eerste fase van de nieuwbouw van het I&R-systeem voor runderen, het locatiebeheer voor rund, schaap en geit, is in oktober 2004 met succes in gebruik genomen.
Begin 2004 heeft de Europese Commissie de aangescherpte Europese verordening gepubliceerd voor een verscherpt I&R-regime voor schapen en geiten. Inmiddels is een implementatietraject opgestart, waarvoor een tweetal onderzoeken is uitgevoerd. Over de implementatie van de nieuwe regels, waarvan de basis medio 2005 in werking treedt, is in oktober 2004 een communicatietraject opgestart met de houders van schapen en geiten.
In 2004 is de evaluatie van de aanpak van de Vogelpestcrisis 2003 afgerond. Geconstateerde verbeterpunten worden in de crisisorganisatie geïmplementeerd. De crisisorganisatie is eveneens aangevuld met maatregelen inzake de bestrijding van NBC-terrorisme (Nucleair, Biologisch en Chemisch terrorisme). Aanvullend heeft versterking plaatsgevonden van de internationale samenwerking met vooral Duitsland, Engeland en België.
Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2004 zijn genoemd. Het voornemen zelf wordt niet herhaald.
• De voorgenomen acties voortvloeiend uit het Project preventieve gezondheid zijn in 2004 geïmplementeerd.
• Er is een notitie opgesteld over het voorgestane monitoringprogramma waarvoor LNV zich verantwoordelijk acht. Het onderzoek naar de mogelijkheid tot koppeling van bestaande informatiestromen tot een (aangepast) monitoring- en signaleringssysteem heeft erin geresulteerd dat met het bedrijfsleven en de VWA de eerste stappen zijn gezet in de richting van een overeenkomst over het uitwisselen en analyseren van relevante informatie uit bestaande monitoringprogramma's.
• In 2004 is een subsysteem opgeleverd van het nieuwe, geautomatiseerde I&R systeem, bestaande uit meldingseenheden en houderschapsbeheer bij rund, schaap en geit. Tevens is onderzoek gedaan naar de (kosten van) uitgifte van dubbele oormerken en identificatiemiddelen bij schapen en geiten, alsook naar de kosten en baten van de implementatie van een centrale database voor schapen en geiten.
• De dierziektevrij status is in 2004 gecontinueerd.
• In het kader van het scrapie-programma is eind 2004 een voldoende groot aantal TSE-ongevoelige schapenrammen beschikbaar gekomen.
• De crisisorganisatie is in 2004 op peil gehouden door de verdere ontwikkeling en aanpassing van beleidsdraaiboeken en rampenplannen. Het draaiboek mond- en klauwzeer is nagenoeg afgerond. De draaiboeken voor Vogelpest en Klassieke Varkenspest hebben vertraging opgelopen door herprioritering en zullen in 2005 worden gerealiseerd. De geplande crisisoefening met mond- en klauwzeer is in verband met de benodigde zorgvuldigheid in de afstemming met het lokale bestuur doorgeschoven naar 2005.
• Het onderzoek naar effectieve en geaccepteerde vaccinatiestrategieën voor de bestrijding van mond- en klauwzeer is afgerond en wordt in 2005 met externe stakeholders besproken. Het onderzoek naar geaccepteerde dodingsmethoden ten tijde van crisis is als gevolg van herprioritering doorgeschoven naar 2005.
• In 2004 is een kostenefficiënte registratieketen voor diergeneesmiddelen gerealiseerd en zijn de registratiekosten volledig door de producenten opgebracht.
Instrument | Prestatie | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Onderzoek | Rapportage onderzoek para-tbc | 1 | 1 |
2Voorlichting, communicatie | Voorlichtingprogramma's preventie en bestrijding van dierziekten | 2 | 2 |
3Basismonitoring | Bedrijfsbezoeken | 610 | 3 700(880) |
Telefonische consulten | 9 889 | 5 000(10 700) | |
Secties (tussen haakjes het aantal bepalingen) | 8 572(58 962) | 15 000(76 000) | |
4Monitoring KVP | Secties (tussen haakjes het aantal bedrijven) | 3 823(2 037) | 7 400(4 000) |
5Monitoring Wild | Onderzoek wilde zwijnen | 291 | 300 |
6Scrapieprogramma | Erfelijkheidstesten | 71 153 | 90 000 |
Geruimde bedrijven | 17 | 75 | |
7Identificatie en registratie | Ontwikkeling en nieuwbouw I&R systeem, opgebouwd uit drie deelsystemen | 1 | 1 |
8Herziening monitoring-systematiek | Uitwerking notitie voorgestane monitoringsprogramma | 1 | 1 |
9Bewakingsprogramma's | Prevalentieonderzoek Brucellose, Leucose, Brucella meltensis | 17 698 bedrijven | 19 000 bedrijven |
10Beleidsdraaiboeken en rampenplannen | Verbeteren | 1 | 2 |
De verschillen bij de basismonitoring en monitoring KVP worden verklaard door eenmalige inschattingen die meerdere jaren zijn gebruikt. Door een veranderende sector en het reactieve karakter van dit instrument stroken deze inschattingen nu niet meer met de gerealiseerde aantallen. Voor 2005 heeft aanpassingen van deze inschattingen plaatsgevonden.
Het aantal bedrijven dat in het kader van het scrapieprogramma op basis van EU-regelgeving geruimd moest worden is achter gebleven bij de ramingen, omdat het op basis van de EU regelgeving op het gebied van I&R schapen en geiten lastig is om het herkomstbedrijf van positief geteste dieren met de 100% zekerheid te achterhalen die nodig is om een ruiming van een bedrijf te rechtvaardigen.
Het aantal voor keuring aangeboden dieren is opgenomen in onderstaande tabel
Omschrijving | aantal aangeboden dieren | aantal aangehouden | aantal afgekeurd | |||
Verwacht | gerealiseerd | Verwacht | Gerealiseerd | Verwachte | Gerealiseerd | |
Artikel 10 runderen | 450 000 | 536 404 | 33 750 | 61 980 | 2 250 | 4 680 |
Artikel 10 kalveren | 1 350 000 | 1 109 582 | 21 600 | 7 121 | 405 | 376 |
Artikel 10 varkens | 14 750 000 | 12 474 772 | 19 175 | 144 579 | 1 475 | 11 106 |
Artikel 10 schapen/geiten | 600 000 | 421 789 | 9 000 | 7 315 | 6 000 | 166 |
Artikel 4 varkens | 310 000 | 68 576 | 71 300 | 10 432 | 3 100 | 90 |
Bijzondere slachtplaatsen | 120 000 | 64 269 | 96 000 | 52 244 | 7 200 | 4 199 |
06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van de voedselveiligheid
De overheid borgt productieprocessen door het stellen van productie-eisen door de gehele keten en normering van eindproducten. Daartoe dienen de risico's in afzonderlijke ketens helder in beeld te worden gebracht, zodat gericht actie kan worden genomen om risico's weg te nemen. Op verzoek van LNV heeft de VWA in 2004 binnen de risicobeoordeling prioriteit gegeven aan specifieke, relatief nieuwe ketens en producten. Naast het rapport «Voer tot nadenken» is door de VWA in 2003 en 2004 een risicoanalyse uitgevoerd naar de diervoederketen. Deze analyse en de reactie daarop van de minister van LNV zijn medio 2004 aan de Tweede Kamer verzonden (TK 2004–2005, 26 991, nr. 107) en inmiddels enkele keren aan de orde geweest in overleg tussen de minister en de Tweede Kamer.
Door dit onderwerp ook op Europees niveau te programmeren en op dit terrein samen te werken met European Food Safety Authority (EFSA) wordt geborgd dat nieuwe risico's ook internationaal snel kunnen worden gesignaleerd en gericht worden aangepakt.
In 2004 is onverminderde inzet gepleegd op het terrein van controle en handhaving van (meest Europese) wet- en regelgeving die voedselveiligheid beoogt. Ook is de intensivering van de controle op het gebruik van illegale groeibevorderaars in 2004 voortgezet. Naar aanleiding van een grootschalige actie in 2004 naar vermeend illegaal gebruik van groeibevorderende stoffen in de veehouderij, heeft LNV een andere, effectievere aanpak ontwikkeld voor de bestrijding van illegaal gebruik. Met deze «Beleidsagenda hormonen» wordt de aandacht voor deze problematiek vergroot en is tegelijkertijd sprake van een actievere handhavingstrategie, met een heldere prioriteitsstelling en verbeterde coördinatie en samenwerking van de betrokken partijen.
Met als doel consumenten in staat te stellen weloverwogen beslissingen te nemen ten aanzien van het al dan niet kopen van voedsel waarin genetisch gemodificeerde ingrediënten of daarvan afgeleide producten zijn verwerkt, is het Voedingscentrum Nederland in 2004 een gerichte brede publieke voorlichtingscampagne gestart.
Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2004 zijn genoemd. Het voornemen zelf wordt niet herhaald.
• In 2004 werd één pilotproject «salmonellavrij pluimveevlees» operationeel. Het project voldeed aan alle overeengekomen eisen.
• De afronding van het Beleidskader Toezicht op Controle, waarbinnen de voorwaarden worden uitgewerkt waaronder marktpartijen ruimte krijgen voor bedrijfscontrolesystemen, wordt voorzien in de eerste helft van 2005.
• In 2004 zijn consumenten geïnformeerd en betrokken bij het beleid, door middel van voorlichting en informatie (Voedingscentrum Nederland) en het Consumentenplatform. Tevens is het project Openbaarmaking controlegegevens gestart, met als doel de transparantie van voedselproductie en de controle daarop te vergroten. Het project is vanwege herprioritering doorgeschoven naar 2005.
• Met de implementatie van de General Food Law in 2004 is een belangrijke impuls gegeven aan de stimulering van de toepassing van traceerbaarheid en HACCP in alle schakels van de voedselketen.
• In 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden voor herziening van het destructiebestel, waaronder de resultaten van de evaluatie van wet- en regelgeving, gericht op het wegnemen van belemmeringen voor marktwerking.
• Met de implementatie van de Kaderwet diervoerders in 2004, is de nagestreefde heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling gerealiseerd en zijn de bestuurlijke bevoegdheden van het ministerie vergroot om, waar dat nodig is voor de naleving van de regelgeving, of anderszins in het belang van de volks- en diergezondheid en milieu, te kunnen ingrijpen.
Instrument | Prestatie | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
1Ketengarantie systemen | Pilot pluimvee | 1 | 1 |
Voorwaarden waaronder een ketengarantiesysteem kan gaan werken en uitwerken rol overheid (faciliteren) | 0 | 1 | |
2Traceerbaarheid en HACCP | Plan van aanpak stimulering met beschrijving van verantwoordelijkheid overheid en bedrijfsleven | – | 1 |
3Onderzoek | Analyse van interventiestrategieën bestrijding campylobacter | 1 | 1 |
Onderzoeksproject vraagsturing | 0 | 1 | |
4Consumenten-platform | Bijeenkomsten Consumentenplatform | 3 | 3 |
Uitwerken aanbevelingen in projecten | 2 | 3 | |
5Transparantie product en productiewijze | Pilotprojecten | 1 | 2 |
6Handhaving en toezicht | Controles en keuringen door VWA/RVV, AID, COKZ | 6 rapportages | 12 rapportages |
Intensivering handhavingverbod groeibevorderaars door inzet van mobiele teams AID | 3 rapportages | 4 rapportages | |
7Verwerking dierlijke bijproducten | Stimuleringsplan Alternatieve verwerking | 3 pilots | 3 pilots |
8Kaderwet diervoeders | Project voorwaarden erkenning private controlesystemen t.a.v. diervoederregelgeving | 0 | 1 |
Voorwaarden ketengarantiesystemen: dit traject is opgenomen in het Beleidskader Toezicht op Controle. De afronding daarvan wordt de eerste helft van 2005 verwacht.
Het COKZ heeft in 2004 twee voortgangsrapportages ingediend. Voor 1 juni 2005 zal de jaarrapportage over 2005 worden ingediend.
Kaderwet diervoeders: project is oktober 2004 gestart. Er is een rapport opgeleverd, met mogelijke eisen en voorwaarden. Afronding verwacht in 2005.
De evaluatie biotechnologie bij dieren is augustus 2004 gestart en wordt maart 2005 afgerond.
In 2004 is bij een aantal geselecteerde productieketens en bedrijven een nulmeting uitgevoerd van de administratieve en uitvoeringslasten van de verordeningen genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Een tweede meting en rapportage zijn voorzien in de eerste helft van 2005. Deze zullen worden benut voor de evaluatie van het effect van de verordening in Europees niveau.
De in 2004 uitgevoerde evaluatie van de Destructiewet heeft enkele belemmeringen opgeleverd voor marktwerking. Besluitvorming over mogelijke aanpassingen van de Destructiewet vindt plaats na afronding van het vervolgonderzoek, waarover de Tweede Kamer naar verwachting in het najaar van 2005 zal worden geïnformeerd. In 2004 is tevens aandacht geschonken aan het nalevingsniveau van het aanmelden van kadavers in het kader van de Destructiewet. De AID heeft hierop toegezien in verband met bij deze dienst lopende programma's. De resultaten daarvan komen op een later moment definitief beschikbaar.
De nulmeting HACCP en traceerbaarheid in 2004 is niet uitgevoerd. Met de implementatie van de General Food Law in 2004 is een belangrijke impuls gegeven aan de stimulering van de toepassing van traceerbaarheid en HACCP in alle schakels van de voedselketen en is gerichte stimulering niet meer nodig.
Voedsel en Waren Autoriteit/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV)
Het producten- en dienstenpakket van de VWA/RVV bestaat uit het verrichten van keuringswerkzaamheden, het houden van controles en audits, dierziektebestrijding en beleidsondersteunende werkzaamheden. De prestaties hebben betrekking op beleidartikel 6 en zijn hieronder weergegeven.
Aantal directe uren fee-earners (x 1 000) | Kostprijs per direct uur (x €) | Opbrengst (x € 1 000) | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2004 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 | Realisatie 2004 | |
Artikel 10 slachterijen runderen | 85,0 | 70,2 | 81,00 | 74,03 | 6 880 | 5 197 |
Artikel 10 slachterijen kalveren | 59,5 | 65,8 | 71,80 | 72,99 | 4 269 | 4 803 |
Artikel 10 slachterijen varkens | 339,8 | 354,0 | 79,60 | 77,35 | 27 062 | 27 382 |
Artikel 10 slachterijen schapen/geiten | 16,6 | 14,1 | 89,40 | 85,32 | 1 484 | 1 203 |
Artikel 10 slachterijen eenhoevigen | 0,4 | 0,2 | 140,00 | 100,00 | 49 | 20 |
Artikel 4 roodvlees slachterijen | 21,6 | 20,0 | 130,30 | 117,40 | 2 815 | 2 348 |
Bijzondere slachtplaatsen | 22,3 | 14,7 | 136,80 | 91,70 | 3 050 | 1 348 |
Pluimvee -en wildslachterijen | 93,5 | 71,9 | 89,90 | 99,55 | 8 407 | 7 158 |
Vleesverwerkende bedrijven e.d. | 127,6 | 98,8 | 76,40 | 67,94 | 9 746 | 6 712 |
Levend vee e.d. | 19,9 | 31,6 | 195,00 | 167,18 | 3 881 | 5 283 |
Vis | 18,9 | 71,40 | 1 343 | |||
Invoer 3e landen | 58,8 | 60,0 | 91,30 | 112,77 | 5 366 | 6 766 |
Werkzaamheden op verzoek | 36,5 | 15,2 | 139,80 | 269,74 | 5 102 | 4 100 |
Erkenningverlening en onderhoud | 23,8 | 21,1 | 92,2 | 78,63 | 2 202 | 1 659 |
Overige primaire activiteiten | divers | 11,0 | divers | 88,20 | 5 909 | 969 |
Omschrijving | Regelgeving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Aantal bezwaarschriften | LNV | 97 | 90 | 70 |
VWS | 8 | 14 | 20 | |
Aantal schadeclaims | LNV | 135* | 69* | 90 |
VWS | 10 | |||
Aantal klachten | Algemeen | 135 | 107 | 145 |
Diertransport (Animo) | 209 | 259 | 260 |
* Betreft totaal van LNV en VWS.
Naast de 90 bezwaarschriften die in 2004 zijn gemaakt op basis van LNV-regelgeving en de 14 bezwaarschriften op basis van VWS-regelgeving zijn er ook 71 bezwaarschriften in het kader van de AI-bestrijding ingediend. De bezwaarschriften op basis van LNV-regelgeving hebben o.m. betrekking op verzonden facturen, verleende en ingetrokken erkenningen, weigering ten invoer van dierlijke producten, etc.
In 2004 zijn 69 schadeclaims ingediend, waarmee een bedrag van ruim € 341 000 is gemoeid. Hiervan zijn er tot nu toe 44 afgewezen. Er zijn tot nu toe 6 claims (deels) toegewezen voor een bedrag van € 15 923,42. In 8 gevallen is onderbouwing gevraagd, alvorens vast te stellen of er sprake kan zijn van een vergoeding. 2 claims zijn overgedragen aan afdeling rechtsbescherming en 1 claim is ingetrokken.
Het aantal klachten vanuit Italië is teruggelopen van ruim 130 in het 1e kwartaal tot 5 klachten in het 4e kwartaal 2004. In de 2e helft van het jaar zijn er een aantal klachten binnengekomen vanuit de nieuwe lidstaten. Deze zijn meestal eenvoudig op te lossen. De oorzaak is vaak te vinden in het feit dat de ambtenaar van de nieuwe lidstaat nog niet bekend is met alle in dit kader voorkomende werkzaamheden. Het aantal klachten vanuit België en Duitsland is in de 2e helft van 2004 sterk toegenomen. Dit betreft voor een groot deel klachten over kleine verschillen tussen de doorgegeven aantallen dieren en de aantallen die daadwerkelijk worden ontvangen.
07 Kennisontwikkeling en innovatie
De algemene beleidsdoelstelling is het ontwikkelen van kennis die van meerwaarde is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrofoodsector en een duurzaam gebruik van de groene ruimte door alle actoren.
Kennisontwikkeling en innovatie
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 419 649 | 343 756 | 261 583 | 292 544 | – 30 961 |
UITGAVEN | 310 276 | 316 098 | 309 301 | 294 770 | 14 531 |
Programma-uitgaven | 301 896 | 309 869 | 304 846 | 289 558 | 15 288 |
U0713 Kennisbasis | 118 067 | 121 331 | 114 973 | 6 358 | |
–Bekostiging WU | 97 779 | 96 317 | 95 385 | 932 | |
–DLO, strategisch onderzoek | 20 288 | 25 014 | 19 588 | 5 426 | |
U0714 Beleidsondersteunend onderzoek | 158 552 | 128 318 | 137 949 | – 9 631 | |
–Stimuleringsprogramma's | 17 771 | 7 909 | 9 260 | – 1 351 | |
–Bijdrage Innovatienetwerk | 3 280 | 3 382 | 3 398 | – 16 | |
–Bijdrage DLO | 136 101 | 114 474 | 115 563 | – 1 089 | |
–Open programmering onderzoek | 1 400 | 2 553 | 9 728 | – 7 175 | |
U0715 Wettelijke onderzoekstaken | 33 250 | 55 197 | 36 636 | 18 561 | |
Apparaatsuitgaven | 8 380 | 6 229 | 4 455 | 5 212 | – 757 |
U0721 Apparaat | 8 380 | 6 229 | 4 455 | 5 212 | – 757 |
ONTVANGSTEN | 13 474 | 16 171 | 17 440 | 9 984 | 7 456 |
Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen
De lagere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met het feit dat de verplichting voor de rijksbijdrage 2005 voor de Wageningen Universiteit in zijn geheel is aangegaan binnen artikel 8. Dit houdt verband met de verantwoording van de bekostiging van het universitair onderzoek door Wageningen Universiteit onder artikel 8 vanaf 2005. De verplichtingen die voor 2005 worden aangegaan worden ingaande 2004 onder dat artikel verantwoord. Reden voor de aanpassing is het feit dat bij OCW universitair onderzoek en universitair onderwijs ook in één begrotingsonderdeel worden gepresenteerd.
De hogere uitgavenrealisatie is het gevolg van het m.i.v. 2004 moeten betalen van BTW over door DLO uitgevoerde activiteiten waarmee in de begroting 2004 nog geen rekening is gehouden. (€ 5,9 mln.). Tevens zijn vanuit andere beleidsterreinen opdrachten verstrekt aan DLO voor € 6,1 mln. en heeft een loonbijstelling (€ 3,3 mln.) plaatsgevonden.
De lagere uitgaven voor het onderdeel «open programmering» zijn een gevolg van het feit dat vanwege (dreigende) taakstellingen in 2003 een beperkt aantal onderzoeksprojecten werd aanbesteed, met effect voor 2004 door de lange doorlooptijd. Projecten die met vertraging in 2004 werden aanbesteed konden pas na selectie en gunning aan een opdrachtnemer tot uitgaven leiden. Er zijn in 2004 19 projecten opgestart met meerjarige uitgaven van € 3,9 mln. (ter vergelijking: in 2003 werden 5 projecten opgestart met meerjarige uitgaven van € 0,5 mln.). Er is in 2004 € 2,6 mln. uitgegeven voor in totaal 3o projecten. Daarvan zijn er in de loop van het jaar 7 afgerond.
Taken die volgens de begroting nog waren ondergebracht bij beleidsondersteunend onderzoek zijn gedurende het uitvoeringsjaar bij de Wettelijke OnderzoeksTaken ondergebracht (€ 12,5 mln.).
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Uitgaven | Gemiddelde sterkte | Prijs per eenheid | Budget | |
Personeel DWK | 46,4 | 65,8 | 3 055 | 59, 7 | 61,3 | 3 657 |
Personeel Innovatienetwerk | 10 | 72,2 | 722 | 11 | 77,1 | 846 |
Materieel DWK | 218 | 163 | ||||
Materieel Innovatienetwerk | 302 | 210 | ||||
Overig apparaat | 158 | 336 |
De apparaatsuitgaven van de beleidsartikelen 7 (Kennisontwikkeling en innovatie), 8 (kennisvoorziening) en 9 (kennisverspreiding) zijn onder dit beleidsartikel gebracht en hebben betrekking op de beleidsdirectie Wetenschap en Kennisoverdracht en het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster.
De lagere uitgaven door DWK zijn het gevolg van de overplaatsing inspectie LOK naar OCW. De in de begroting geraamde budgetten voor de Inspectie zijn in 2004 overgeheveld naar OCW.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
Realisatie 2004 | Begroting 2004 | |
Rente en aflossing DLO | 15 990 | 9 741 |
Div. ontvangsten onderzoek | 1 088 | 26 |
FES-ontvangsten in het kader van ICES/KIS II | 209 | 200 |
Ontvangsten apparaat DWK | 62 | 17 |
Ontvangsten InnovatieNetwerk | 91 |
Op het onderdeel «rente en aflossing» werd per saldo € 6,3 mln. meer ontvangen. Er werd € 7,0 mln. meer ontvangen vanwege de opbrengst van de verkoop van proefstations door DLO. Vanwege een lager dan geraamd bedrag aan uitstaande leningen werd er € 0,8 mln. minder van DLO ontvangen voor de reguliere rente en aflossing. Hogere «diverse ontvangsten onderzoek» betreffen met name Europese middelen in het kader van het data collection program.
Operationele doelstelling is het instandhouden van een kennisinfrastructuur voor de agrofoodsector en de groene ruimte door middel van het ontwikkelen van strategische expertise. In 2004 is gewerkt aan verdere kwaliteitsverbetering van de voor het onderzoek relevante instituten binnen Wageningen UR. Op basis van verbeterplannen wordt voortgaande kwaliteitsverhoging nagestreefd en bereikt. Vastgesteld kan worden dat de streefwaarden op dit terrein in 2004 zijn gehaald.
De richting van de kennisbasis op hoofdlijnen is vastgelegd in het Strategische Plan 2003 -2006 van Wageningen UR. Dit plan is geen statisch geheel en wordt op basis van jaarlijkse strategische conferenties met deelname van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, de kenniswereld en het beleid geactualiseerd in jaarplannen. De inhoudelijke strategische planning op het niveau van kenniseenheid wordt hiermee dynamisch ingevuld. Ingaande 2004 is het budget voor de verdere ontwikkeling van de kennisbasis van WUR verruimd waardoor tevens de mogelijkheden voor andere partijen, waaronder het bedrijfsleven maar ook andere kennisinstellingen, om samenwerkingsrelaties met Wageningen UR aan te gaan worden verbeterd. De inhoudelijke invulling wordt zowel ingegeven door uitkomsten van de visitaties van de afzonderlijke instituten als door wensen en financieringsmogelijkheden door derden, bijvoorbeeld Europese Commissie en bedrijfsleven.
A. De streefwaarde «positieve beoordeling onderzoek Wageningen Universiteit» wordt gerealiseerd door accreditatie van opleidingen. Criteria voor accreditatie zijn onder andere:
• het plaats vinden van kennisontwikkeling door studenten in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek.
• het aansluiten van het programma bij ontwikkelingen in relevante wetenschappelijke disciplines door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke disciplines.
• het waarborgen van de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.
De kwaliteit van de kennisbasis wordt langs de volgende lijnen beoordeeld:
B. De onderzoeksscholen dienen erkend te zijn. (Her-) erkenning van onderzoeksscholen vindt plaats op basis van het Protocol Erkenningsprocedure Onderzoeksscholen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De KNAW (her-) erkent op basis van een evaluatierapport van een onafhankelijke internationaal samengestelde commissie van deskundigen. Inhoudelijke criteria voor (her-) erkenning zijn o.a.het bieden van een gedegen en geïnstitutionaliseerde opleiding tot zelfstandig onderzoeker en het hebben van een welomschreven wetenschappelijke missie. (Her-) erkenning geldt voor 6 jaren.
C. De toekenning van middelen voor de kennisbasis bij DLO vindt plaats op basis van een strategisch plan van Wageningen Universiteit en Research en een aan de hand daarvan opgestelde strategische agenda. Ten behoeve van beoordeling van de resultaten van kennisbasisonderzoek stelt DLO een rapportage op over de behaalde resultaten per kennisbasisprogramma over het voorafgaande jaar.
D. De onderzoeksinstellingen van DLO worden afzonderlijk één maal per vier jaar gevisiteerd door een (internationaal) panel van deskundigen.
E. Ten behoeve van een beoordeling vanuit de optiek van LNV als verantwoordelijke («eigenaarsrol») voor de kennisinfrastructuur verantwoordt DLO jaarlijks over kwaliteit van bedrijfsprocessen, weerstandsvermogen, rendement, ISO-certificering, en waarborgen op het terrein van scheiding van publieke en private activiteiten. Verantwoording vindt plaats in de periodieke managementrapportage en het jaarverslag van de Stichting DLO aan LNV.
A Positieve beoordeling onderzoek WU | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Positieve beoordeling | 100% | * | =>80% |
* Omdat accreditatie zowel onderzoek als onderwijs betreft is de informatie over de realisatie op deze streefwaarde bij artikel 8 opgenomen.
B Positieve beoordeling onderzoeksscholen WU | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Positieve beoordeling | 100% | 100% | =>80% |
Alle 6 onderzoekscholen zijn erkend. De onderzoeksscholen MGS (Mansholt Graduate School of Social Sciences) en VLAG (Onderzoeksschool voor Voeding, Levensmiddelentechnologie, Agrobiotechnologie en Gezondheid) werden op basis van beoordelingen in 2003 hererkend. In 2004 werden twee onderzoeksscholen herbeoordeeld: WIAS (Wageningen Instituut voor Dierwetenschappen) en PE&RC (C.T. de Wit-onderzoekschool Production Ecology & Resource Conservation). Beide onderzoeksscholen ontvingen de kwalificatie «zeer goed».
C Aanwezigheid goedgekeurd strategisch plan en rapportage resultaten programma's kennisbasis | |||
---|---|---|---|
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Goedgekeurd strategisch plan | aanwezig | aanwezig | |
Rapportage over de behaalde resultaten per kennisbasisprogramma. | rapportage over 2003 aanwezig | aanwezig |
In 2002 heeft Wageningen UR een Strategisch Plan 2003–2006 opgesteld dat door de minister van LNV is goedgekeurd. DLO heeft in 2004 een rapportage over behaalde resultaten in 2003 opgesteld. Dit betreft een rapportage over «oude stijl» strategisch onderzoek. Het uitgevoerd strategisch onderzoek is getoetst aan WUR strategisch plan, LNV-beleid en concrete resultaten. De rapportage van DLO over het strategisch expertiseonderzoek 2003 geeft aan dat op het gebied van de LNV-thema's in ruime mate expertise is uitgebouwd. Resultaten waren tal van modellen en ander adviesgereedschap, publicaties en bijdragen aan internationale congressen. Verondersteld mag worden dat de positie van Wageningen UR hierdoor is versterkt.
De rapportage over kennisbasisonderzoek 2004 wordt in het tweede kwartaal 2005 ontvangen. Dit kennisbasisonderzoek wordt ook getoetst aan de uitkomsten van de 1e strategische conferentie (gehouden op 29 april 2004).
D Positieve beoordeling wetenschappelijke kwaliteit DLO | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Positieve beoordeling | 100% | 100% | 100% |
De visitatie van ID-Lelystad is begin 2004 afgerond. Het internationale reviewpanel was zeer te spreken over de kwaliteit van mensen en faciliteiten. Aanbevelingen waren onder andere het aanbrengen van meer focus en aandacht voor voldoende kritische massa en samenwerking. LNV heeft in 2004 gereageerd op de visitatie van het instituut PRI en het naar aanleiding daarvan opgestelde door DLO opgestelde «Plan for actions». De resultaten van het «Plan for actions» zijn zeer bemoedigend. Het PRI heeft op veel terreinen flinke progressie gemaakt.
E Beoordeling DLO als «gezonde organisatie» | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Adequate verantwoording (periodieke managementrapportage en jaarverslag) | aanwezig | aanwezig |
De in managementrapportage en jaarverslag opgenomen verantwoording sluit aan op het gevraagde. Over certificering is separaat gerapporteerd. Elf van de veertien instituten/WOT-units zijn gecertificeerd (ISO 9001). De managementrapportage geeft aan dat rendement en weerstandsvermogen van DLO verslechteren. Mede door afnemende inkomsten (opdrachten) en perspectieven op marktontwikkelingen is WUR zich bezig als organisatie aan te passen, door:
• Het marktconform inrichten van de instituten waarbij wordt uitgegaan van een structureel lagere omzet van € 287 mln. (€ 320 mln. nu) waarbij het marktaandeel van DLO voor de toekomst veilig wordt gesteld. Er verdwijnen 400–450 fte's (waarvan 300 onderzoek en 100 overhead).
• Bundelen van Initiatieven voor kennisvalorisatie in een kleine werkmaatschappij om meer waarde te halen uit beschikbare kennis.
• Een versimpeling van de organisatie/aansturing.
• Een uniforme werkwijze voor heel DLO om de overheadkosten te verminderen. In een aanvulling op de eerdergenoemde krimpmaatregel wordt een plan uitgewerkt voor extra reductie van overhead met ca. 300 arbeidsplaatsen.
De Minister van LNV is hierover regelmatig en uitvoerig geïnformeerd. De aandacht die het Innovatieplatform heeft gelegd bij het sleutelgebied «Flowers en Food» kan eventueel nieuwe opdrachten opleveren.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Wageningen Universiteit promoties | 196 | 214 | 214 |
WU Onderzoekscholen | 6 | 6 | 6 |
07.14 Beleidsondersteunend onderzoek
Operationele doelstelling is het genereren van nieuwe kennis ter beantwoording van (kennis)vragen van overheid, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De waardering van gebruikers binnen en buiten de overheid voor de resultaten (beantwoording van gestelde vragen, doorwerking en benutting) van beleidsondersteunend onderzoek bij de Stichting DLO is hoog.
In het kader van open programmering onderzoek werden 19 nieuwe projecten opgestart. Onderwerpen zijn onder andere «Ontwikkeling van de pulsstimulering in de boomkorvisserij», «Ontwikkeling concurrentiekracht Midden- en Oosteuropese landen» en «Ontwikkeling bemonsteringssystematiek voor het toetsen op latente infecties in voortkwekingsmateriaal». In de begroting en meerjarenraming 2004 is vastgelegd dat het budget voor open programmering de komende jaren wordt geconsolideerd.
De middelen die ingezet zijn t.b.v. het stimuleringsprogramma hebben resultaten opgeleverd in de vorm van rapporten van instellingen als NWO, RIVM, Louis Bolk Instituut en de onafhankelijke Technology Assesment Stuurgroep. Ook in 2004 is hiermee onderzoek dat in samenwerking tussen kennisinstituten tot stand komt gestimuleerd. Bruggen tussen verschillende disciplines in de kennisarena op belangrijke terreinen als landbouw en milieu, ethiek en (dierlijke) productie en biologische landbouw zijn hiermee geslagen. Een meerjarig project «Kennisnetwerk Transitie Duurzame Landbouw» is gestart.
De resultaten van de door LNV gefinancierde kennis, inclusief de kennisontwikkeling ten behoeve beleidsondersteuning, zijn toegankelijk gemaakt via internet, www.kennisonline.wur.nl, alsmede op het virtuele informatie- en communicatieplatform «Kennisplatform LNV». Dit platform is ontwikkeld vanuit «Groen Kennisnet» waarvan binnen het groen onderwijs veel gebruik wordt gemaakt.
Jaarlijks vindt beoordeling plaats van de mate waarin is beantwoord aan vooraf gestelde vragen en bepaling van de kennisdoorwerking bij gebruikers (van het lopende onderzoek). In 2004 is een meetmethode voor benutting van kennis (een jaar na publicatie van de onderzoeksresultaten) ontwikkeld en succesvol uitgetest.
Beoordeling beleidsondersteunend onderzoek vanuit het beleidsdomein voedsel en groen | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Percentage positieve beoordelingen lopend onderzoek | 100% | P.M. | 60% |
Percentage kennisbenutting afgerond onderzoek | 75% | 60% |
Het percentage kennisbenutting afgrond onderzoek (75%) is opgebouwd uit 47% (mede) voldoende benutting binnen het ministerie van LNV en daarnaast 28% voldoende benutting door het bedrijfsleven. Het resultaat van de beoordeling 2004 van het lopend onderzoek komt in mei 2005 beschikbaar.
07.15 Wettelijke onderzoekstaken (WOT)
Operationele doelstelling is het nakomen van onderzoeksverplichtingen voortkomend uit wettelijke verplichtingen en geratificeerde internationale verdragen. Alle clusters van wettelijke onderzoekstaken zijn in 2004 ondergebracht in uitvoeringsovereenkomsten. De WOT-overeenkomsten werden goed (dat wil zeggen conform de voorwaarden) uitgevoerd.
A Aantal clusters van wettelijke onderzoekstaken welke zijn ondergebracht in itvoeringsovereenkomsten | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Aantal afgeronde uitvoeringsovereenkomsten | 3 | 8 | 6 |
In 2004 zijn 4 nieuwe uitvoeringsovereenkomsten getekend voor Voedselveiligheid, Economische informatievoorziening, Natuur Milieu Planbureau en Visserijonderzoek. Inclusief MKZ-vaccinproductie, Genetische bronnen, Europese en nationale rassen en Besmettelijke dierziekten zijn er nu 8 uitvoeringscontracten. De begrote 6 uitvoeringsovereenkomsten zijn exclusief «MKZ-vaccinproductie» en «Europese en nationale rassen». Een nieuwe WOT informatievoorziening Natuur is nog in discussie en wordt in 2005 afgesloten.
B Rapportage over behaalde resultaten | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Percentage jaarprogramma's met positieve beoordeling | 100% | 100% |
Een commissie van toezicht toetst jaarlijks de uitvoering van de overeenkomsten. De uitvoering van WOT «Europese en nationale rassen» werd beoordeeld met «goed tot zeer goed», de uitvoering van de overige overeenkomsten werden met goed beoordeeld.
C Beoordeling externe audit | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Resultaat externe audit | Vanaf 2006 aan de orde | voldoende |
Evaluatie van de WOT-uitvoeringsovereenkomsten vindt plaats vanaf 2006, afhankelijk van het startjaar van de uitvoeringsovereenkomst.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
DLO clusters WOT | 7 | 8 | 6 |
Algemene beleidsdoelstelling is het waarborgen van een kwalitatief hoogwaardig stelstel van groen voorbereidend, middelbaar, hoger beroeps en universitair onderwijs, dat goed toegankelijk is en doelmatig functioneert.
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 416 550 | 513 614 | 584 933 | 440 946 | 143 987 |
UITGAVEN | 400 375 | 423 230 | 463 315 | 440 946 | 22 369 |
Programma-uitgaven | 400 375 | 423 230 | 463 315 | 440 946 | 22 369 |
U0811 Voorzieningen groen onderwijs | 400 375 | 423 230 | 463 315 | 440 946 | 22 369 |
–Bekostiging WU, onderwijs | 32 273 | 35 244 | 39 791 | 35 802 | 3 989 |
–Bekostiging HBO-groen | 52 449 | 52 600 | 55 397 | 52 375 | 3 022 |
–Bekostiging VMBO/MBO groen | 315 002 | 334 717 | 354 627 | 341 533 | 13 094 |
–Bekostiging IPC's | 12 827 | 10 584 | 2 243 | ||
–ASC-subsidie | 651 | 669 | 673 | 652 | 21 |
ONTVANGSTEN | 801 | 339 | 555 | 30 | 525 |
Toelichting op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten
De hogere verplichtingenrealisatie houdt verband met enerzijds het niet toereikend zijn van het verplichtingenbudget in de begroting 2004 om de rijksbijdrage voor 2005 aan het groen onderwijs volledig te kunnen committeren en anderzijds de toevoeging van de benodigde verplichtingenruimte 2004 vanuit artikel 7 om daarmee de bijdrage 2005 aan de WUR voor onderzoek te kunnen toezeggen.
De hogere uitgavenrealisatie is met name het gevolg van loonbijstelling (€ 5,5 mln.) en de bijstelling van de normatieve bekostiging van het Voortgezet Onderwijs en de Wageningen Universiteit (€ 7,3 mln.). Verder is € 3,5 mln. besteed aan voorbereidende en ondersteunende activiteiten (VOA) ten behoeve van AOC's en is een leerlinggebonden ICT-bijdrage toegevoegd aan de rijksbijdrage voor VMBO/MBO (€ 2,8 mln.).
08.11 Voorzieningen groen onderwijs
Operationele doelstelling is het bevorderen en waarborgen van aanbod en kwaliteit van voorzieningen van groen voorbereidend, middelbaar, hoger beroeps en universitair onderwijs door adequate bekostiging, toezicht en monitoring van financiële en inhoudelijke kengetallen.
De bekostiging van het groen onderwijs heeft plaats volgens het wettelijk kader, geldende regelingen en afspraken. Waar relevant is voor adequate bekostiging en toezicht afgestemd met OCW:
• De ministers van OCW en LNV hebben een Plan van Aanpak voor de harmonisatie van het groen onderwijs aan de Tweede Kamer gezonden. Hierin zijn tien te harmoniseren punten gesignaleerd. Het plan van aanpak is inmiddels in een AO aan de orde geweest.
• Er is gestreefd naar aansluiting van de wijze van bekostiging van het groene onderwijs op de bekostiging van het overig onderwijs. Wageningen Universiteit is bijvoorbeeld bekostigd volgens een OCW-conform Bama2 model. De zogenaamde VOA-middelen (voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten) zijn in 2004 conform OCW ook aan het MBO-groen verstrekt.
• Bekostiging van HBO-groen wordt ingaande 2004 door het Cfi (agentschap OCW) uitgevoerd; in 2005 wordt deze uitbesteding verder uitgebouwd richting AOC's.
• LNV en OCW werken nauw samen in het kader van het «Vervolgonderzoek Rekenschap».
A Toenemend aantal «groene instellingen» dat beschikt over een kwaliteitszorgsysteem | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
WO/HBO-groen instellingen met een kwaliteitszorg systeem | 100% | ||
MBO-groen instellingen met een kwaliteitszorgsysteem | 100% | ||
VMBO-groen instellingen met een kwaliteitszorgsysteem | 100% | ||
Kwaliteitszorg bij WU (accreditatie) | 100% | 100% | |
Kwaliteitszorg bij HBO-instellingen (accreditatie) | 100% | 100% | |
Kwaliteitszorg in het MBO, inclusief IPC's kwaliteitszorgsysteem) | 100% | 100% | |
Kwaliteit in het VMBO onderwijs (kwaliteitskaarten en schoolplan) | 100% | 100% |
De kwaliteit van alle opleidingen WO/HBO-groen wordt gewaarborgd via accreditatie door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie op basis van positieve beoordelingen in visitatierapporten.
De kwaliteit van alle opleidingen VMBO en MBO-groen (inclusief IPC's) wordt driejaarlijks beoordeeld door de Inspectie van het onderwijs.
B Toenemend aantal «LNV-instellingen» waar de kwaliteitszorg naar behoren functioneert (werking) | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
WO/HBO-groen instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem | 100% | ||
MBO-groen instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem | 58% | ||
VMBO-groen instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem | 58% | ||
Leerstoelgroepen WU | 100% | =>80% | |
HBO onderwijs | 100% | =>75% | |
MBO onderwijs | 58% | =>70% | |
VMBO onderwijs | 58% | =>50% |
Alle door LNV bekostigde opleidingen WO/HBO groen waren in 2004 geaccrediteerd. In 2004 is het rapport gepubliceerd van de HBO-visitatie (2003/2004) van de landbouwrichtingen (Diermanagement, Tuin- en akkerbouw en Dier- en veehouderij). De commissie heeft alle opleidingen met «voldoende» beoordeeld. In het visitatierapport wordt aangegeven dat de opleidingen aantoonbaar aandacht moeten besteden aan kwaliteitszorg als vanzelfsprekende cyclische activiteit. Er wordt ook geadviseerd de wetenschappelijke oriëntatie verder te ontwikkelen, en meer landelijk samen te werken op het gebied van kennisdeling en innovatie. Bij Wageningen Universiteit waren geen visitaties aan de orde. Wel is de opleiding Biologie geaccrediteerd op basis van de in 2003 uitgevoerde visitatie.
Voor IPC's heeft in 2004 alleen een jaarlijks onderzoek zonder beoordeling plaatsgevonden; daarom zijn IPC's niet meegenomen in de score. MBO scoort beneden de streefwaarde, VMBO erboven. Evenals in 2003 zijn binnen de driejarige cyclus zeven van de twaalf instellingen met een voldoende gewaardeerd. Van de vijf in 2004 afgegeven beoordelingen zijn er echter maar twee aan de maat; bij twee instellingen is zelfs sprake van een achteruitgang ten opzichte van de vorige beoordeling. LNV zal hier aandacht aan besteden in overleg met de instellingen en de inspectie. Uit dit overleg dienen voorstellen voor verbetering naar voren te komen.
Naast kwaliteitszorg richtte de inspectie zich op de onderdelen «onderwijs en leren» en «opbrengsten». Onderwijs en leren was in 2004 bij alle VMBO en MBO-instellingen, evenals in 2003, voldoende. De opbrengsten VMBO waren in 2004 eveneens bij alle instellingen voldoende. Bij zeven MBO-instellingen waren deze voldoende, in 2003 was dit aantal nog vijf. Wat betreft de behaalde opbrengsten is er dus wel sprake van een verbetering.
C Alle instellingen voor «groene opleidingen» hebben solvabiliteit en de liquiditeit (ten behoeve van continuïteit van de instellingen) op orde | |||
---|---|---|---|
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Aantal WO-groen instellingen | 1 | 1 | 1 |
Aantal HBO-groen instellingen | 6 | 4 | 6 |
aantal MBO/VMBO-groen instellingen (incl IPC's) | 10* | 12 | 14 |
* In de realisatie voor 2003 zijn de gegevens van twee IPC's niet meegenomen, omdat deze in 2003 niet in de streefwaarde zaten.
De solvabiliteit wordt als «redelijk tot goed» beoordeeld als het eigen vermogen (inclusief egalisatierekening, exclusief voorzieningen) meer dan 10% bedraagt van het totaal vermogen. Bij één HAO-instelling is dit niet het geval. De liquiditeit is redelijk tot voldoende wanneer de vlottende activa tenminste 60% bedragen van de kortlopende schulden. Bij twee AOC's en twee HAO-instellingen is dit niet het geval. Er is bij de HAO-instellingen een verslechtering zichtbaar. Terugvorderingen in het kader van het vervolgonderzoek rekenschap kan de financiële positie van enkele HAO-instellingen verder beïnvloeden. Met OCW is een beleidstraject opgestart om inhoud te geven aan het spanningsveld tussen enerzijds het terugvorderingsbeleid en anderzijds de verantwoordelijkheid voor het stelstel. Evenals in 2003 bleven in 2004 twee AOC's qua liquiditeit onder de maat Bij één AOC was er zowel in 2003 als in 2004 sprake van onvoldoende liquiditeit. Het onder de norm blijven van een instelling moet binnen de context van de instelling worden bezien en komt na onderzoek naar de oorzaken in overleg met de desbetreffende instelling aan orde.
Instrument | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Begroting 2004 |
Wageningen Universiteit component 1e jaars | 692 | 978 | 978 |
Wageningen Universiteit getuigschriften onderwijs | 511 | 622 | 622 |
HBO-groen (aantal studenten) | 8 416 | 8 344 | 8 400 |
AOC's BOL (aantal deelnemers) | 15 309 | 15 062 | 15 000 |
AOC's BBL (aantal deelnemers) | 8 223 | 8 775 | 8 600 |
AOC's VMBO/LWOO (aantal leerlingen) | 12 194 | 12 991 | 12 600 |
AOC's overig VMBO(aantal leerlingen) | 21 580 | 21 938 | 22 100 |
IPC's aantal leerling cursistweken | 19 441 | 18 400 |
De begrote rijksbijdragen waren voorzichtig geraamd. Bij alle sectoren is sprake van stijgende leerling/studentaantallen. Ook bij BOL (beroeps opleidende leerweg), waar ten opzichte van 2003 sprake is van een daling, wordt er vanaf 2005 een stijging verwacht.
De algemene beleidsdoelstelling is het bevorderen van kennisbenutting ter ondersteuning van het LNV-beleid met het zwaartepunt op de volgende actuele hoofdthema's:
• Vitale, duurzame land- en tuinbouw.
• Natuur en Landschap.
• Ruimte op het platteland.
• Voedselkwaliteit.
Budgettaire gevolgen van beleid
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||
2002 | 2003 | 2004 | 2004 | ||
VERPLICHTINGEN | 106 409 | 71 649 | 54 630 | 60 564 | – 5 934 |
UITGAVEN | 83 134 | 62 419 | 57 391 | 62 126 | – 4 735 |
Programma-uitgaven | 82 168 | 62 011 | 57 029 | 61 764 | – 4 735 |
U0916 Vakdepartementaal onderwijsbeleid | 36 001 | 28 720 | 29 110 | – 390 | |
–VIA-regeling | 1 105 | 935 | 2 458 | – 1 523 | |
–Regeling cursusonderwijs | 153 | 145 | 1 963 | – 1 818 | |
–Regeling praktijkleren | 25 833 | 14 518 | 15 096 | – 578 | |
–Overig vakdepartementaal | 8 910 | 9 469 | 9 593 | – 124 | |
–Innovatie groen ond. | 3 653 | 3 653 | |||
U0917 Algemeen onderwijsbeleid | 19 583 | 20 161 | 22 128 | – 1 967 | |
–Overige regel. WU, Alg. | 0 | 20 | 53 | – 33 | |
–Overige regel. HBO-groen, Alg. | 1 781 | 1 807 | 4 296 | – 2 489 | |
–Overige regel. VMBO/MBO-groen, Alg. | 9 055 | 12 546 | 11 053 | 1 493 | |
–Regelingen ICT | 8 747 | 5 788 | 6 726 | – 938 | |
U0918 Voorlichting | 5 989 | 6 427 | 8 148 | 10 526 | – 2 378 |
–Voorlichting | 8 148 | 10 526 | – 2 378 | ||
Apparaatsuitgaven | 966 | 408 | 362 | 362 | 0 |
U0922 Agentschappen | 966 | 408 | 362 | 362 | 0 |
ONTVANGSTEN | 1 839 | 940 | 1 757 | 45 | 1 712 |
Toelichting op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten:
De lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie zijn met name het gevolg van het verhogen van de normatieve rijksbijdragen AOC's met de leerlinggebonden ICT-bijdragen (€ 2,8 mln.) op artikel 8 en het aangaan van de verplichting van het programma «leren voor duurzame ontwikkeling» en het doen van de daarmee samenhangende uitgaven op artikel 1 (onderdeel Landelijk Natuurlijk) (€ 1,0 mln.). De uitgaven hiervoor waren in de begroting 2004 begroot op dit artikel.
De hogere ontvangstenrealisatie is het gevolg van ontvangen bedragen van OCW in het kader van regelingen algemeen onderwijsbeleid (€ 0,9 mln.). Ook vanwege eindafrekeningen werden extra ontvangsten gerealiseerd (€ 0,8 mln.).
09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid
Operationele doelstelling is het bevorderen van kenniscirculatie en netwerken tussen onderwijsinstellingen, (praktijk)onderzoek en/of bedrijfsleven ter ondersteuning van de realisatie van LNV-beleid (de eerdergenoemde thema's). De resultaten dienen verankerd te worden in het initiële en postinitiële onderwijs (scholing, voorlichting). Daarnaast betreft deze doelstelling het instandhouden en verdere ontwikkeling van een hoogwaardige ondersteuningsstructuur voor het groene onderwijs c.q. kennissysteem in aanvulling op de algemene infrastructuur (OCW).
Het symposium «vakdepartementaal leren» (2003) heeft zijn neerslag gevonden in de Kaderbrief Groen Onderwijs. Op basis hiervan is subsidie beschikbaar gesteld voor samenwerkingsprojecten tussen onderwijsinstellingen, instellingen voor (praktijk) onderzoek en bedrijfsleven. Met een conferentie is de aftrap gegeven voor de voorbereiding van de groene kenniscoöperatie die op 1-1-2005 gestart is.
In het voorjaar 2005 komt een meerjarenkader gereed voor de tijdshorizon 2005–2010.
Output van de doelstelling is het in overeenstemming met LNV-beleid handelen na het ontvangen van scholing/voorlichting. Gedacht kan worden aan handelen vanuit actuele kennis van diergezondheid en milieubewust produceren. Deze output is echter pas op termijn zichtbaar. In evaluaties kan hier op worden ingegaan. Wel kan nu in kwalitatieve zin worden verantwoord over de inzet van de verschillende instrumenten.
Beoordeling vakdepartementaal onderwijsbeleid vanuit het beleidsdomein voedsel en groen | |||
---|---|---|---|
Omschrijving streefwaarde | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
Stimuleringsprogramma | Gereed | Gereed | |
Regeling praktijkleren | 2005 aan de orde | Gereed | |
Cursusonderwijs | Gereed | Gereed | |
Beleidskader voorwaardenscheppende projecten voor het onderwijs | Gereed | Gereed |
De regeling Praktijkleren is in 2004 geëvalueerd (Rapport Praktijkleren in het groene onderwijs: een doorstart met vraagsturing). Naar aanleiding hiervan is voorgesteld het budget praktijkleren in te zetten voor een nieuw beleidsdoel dat aansluit bij het LNV-beleid, de onderwijskundige ontwikkelingen en regionale netwerken van scholen. Het wordt wenselijk geacht dat dure voorzieningen die bedrijfsmatig onrendabel, maar voor de sector als geheel waardevol zijn, in coöperatieverband voor praktijkonderwijs beschikbaar blijven.
09.17 Algemeen onderwijsbeleid
De operationele doelstelling is het bevorderen van algemene onderwijskundige vernieuwingen van het onderwijs in de LNV-instellingen in lijn met OCW-beleid ter zake, rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs.
De streefwaarde is het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Onderwijskundige ontwikkelingen binnen het groene onderwijs moeten zijn afgestemd op ontwikkelingen binnen het overig onderwijs.
Indien ontwikkelingen binnen het groene onderwijs passen in het streven naar kwaliteitsverbetering schroomt LNV niet voorop te lopen. Beleidsontwikkelingen binnen het groene onderwijs lopen in de pas met beleidsontwikkelingen vanuit OCW binnen het overig onderwijs.
Omschrijving | Realisatie 2003 | Realisatie 2004 | Streefwaarde 2004 |
Een gelijke en gelijktijdige ontwikkeling van het groen en overig onderwijs | Zie toelichting | 100% |
OCW-regelingen en afspraken zijn in het groene onderwijs zowel qua inhoud als bestedingen overeenkomstig uitgevoerd. Maatregelen om de afstemming tussen de schoolsoorten vmbo-groen en mbo-groen te verbeteren, ongediplomeerde uitstroom uit het vmbo-groen te verminderen, en het aantal examens in het vmbo te verlagen zijn gerealiseerd.
In november 2004 is mede namens de minister van LNV de internationaliseringsbrief Hoger Onderwijs aan de Tweede kamer gezonden. De HAO-instellingen hebben gerapporteerd over het activiteitenplan dat gericht was op versnelde internationalisering van de groene inhoud van het curriculum middels curriculumontwikkeling en internationale kennisvernieuwing. De resultaten waren bemoedigend. Deze zijn met vernieuwd elan opgepakt in samenwerking met de AOC-raad en de WUR, zodat internationaal de sterke punten van de gehele groene onderwijskolom worden benut.
De twee projecten over de vernieuwing van de inhoud van groene opleidingen en kenniscirculatie van Europea Nederland, het «Groene onderwijskennisspel» en een «Europea conferentie: the autentic learning in land-based education in Europe» zijn succesvol uitgevoerd en afgerond.
Kwalificering voor de arbeidsmarkt
De examenprogramma's vmbo zijn aangepast en vastgesteld door de Minister. De gewijzigde examenprogramma's zijn per 1 augustus 2004 van kracht gegaan en gelden voor leerlingen die in 2005 of latere jaren centraal examen doen.
De ministeries van LNV en OCW hebben in Koers VO en BVE (gepubliceerd medio 2004) aangeven dat het realiseren van doorlopende leerlijnen en competentiegericht onderwijs kernthema's zijn voor het beleid inzake het (voorbereidend) beroepsonderwijs tot 2010. Met het project: «het groene leertraject» wenst LNV de aansluiting van het vmbo en mbo in de groene sector te verbeteren door het onderwijs-programma vmbo in de beroepsgerichte vakken competentiegericht vormt te geven. In 2004 is het plan van aanpak van het project gereed gekomen. De AOC's hebben aangegeven om gezamenlijk in dit project te komen tot competentiegericht leren, toetsen en (centrale) examens en een naadloze aansluiting op de ontwikkelingen richting competentiegericht onderwijs in het mbo-groen. Ook de afdelingen vbo-groen van scholengemeenschappen worden bij het project betrokken.
Op verzoek van OCW in samenwerking met LNV is door COLO (Centraal Orgaan Landelijke Organen beroepsonderwijs) en de BVE-raad een ontwerp gemaakt voor een nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het middelbaar beroepsonderwijs die beter aansluit bij de maatschappe-lijke ontwikkeling (Tijdens verbouwing geopend, medio 2004). Er zijn enkele pilots zijn opgezet.
Vernieuwing van het onderwijs door inzet ICT
In 2004 is het Groene kennisnet verder gegroeid in gebruik en inhoud. Het aantal deelnemers bedroeg eind 2004 18 000, waarvan circa 12000 leerlingen (v)mbo-groen.
Eind 2003 heeft LNV de instellingen geïnformeerd over het voorgenomen ICT-beleid Groen Onderwijs 2003–2006 met, anders dan voorheen, de ontwikkeling van het groene onderwijs als geheel als uitgangspunt. Actielijnen zijn de bevordering van ICT t.b.v. competentiegericht onderwijs én kenniscirculatie, alsmede de inrichting van een gezamenlijke «back-office» op basis van Groen Kennisnet.
Voor het (V)MBO-groen zijn eind 2003 onder de titel ICT-impuls een aantal ICT-rijke innovatieve onderwijsprojecten (o.a. het Groene LAB, digitaal Portfolio, Beleidsrijk VMBO) ondersteund die zich gezamenlijk in 2004 gemanifesteerd hebben als strategische gidsprojecten voor onderwijs en ondersteuning.
In 2004 is het HAO.COM-programma (2000–2004) afgerond waarin door het HAO gezamenlijk is gewerkt aan ICT t.b.v. onderwijs én kenniscirculatie. Positief is de standaardisatie conform AOC's: o.a.
• Blackboard voor elektronische cursussen,
• Perception voor toetsen en
• Livelink voor informatie, ommunicatie en contentmanagement.
In 2005 volgt een definitieve rapportage van HAO.com. Vanaf 2005 wordt ICT integraal meegenomen in de plannen en acties van de Groene Kenniscoöperatie.
Sinds 2000 is de LNV-inzet er op gericht om binnen de algemene kaders van het landelijke lerarenbeleid in samenspraak met de STOAS te komen tot omvorming van het curriculum tot een flexibel ICT-rijk onderwijsmodel. Uitgangspunt hierbij is dat de realisatie ervan in nauwe samenspraak met het afnemend veld dient plaats te vinden. Een begeleidingscommissie vanuit het veld geeft inhoudelijke sturing aan deze onderwijsinnovatie. Deze ontwikkeling loopt volgens de planning die met LNV is afgesproken. De ervaringen van studenten en docenten zijn positief. De tussentijdse resultaten en evaluaties geven een positief beeld te zien.
De kerndoelen van onderbouw (basisvorming) in het voorgezet onderwijs zijn vernieuwd. De scholen krijgen aanzienlijk meer ruimte om de onderbouw anders in te richten, zodat écht maatwerk voor alle leerlingen geboden kan worden en keuzes gemaakt kunnen worden die passen bij de school. De regeling Culturele Diversiteit is in 2004 voortgezet; in 2005 wordt hierover door de onderwijsinspectie gerapporteerd. In het kader van Deltaplan Techniek kunnen groene hoger onderwijs instellingen evenals OCW-instellingen aanvragen indienen voor Deltabeurzen.
Operationele doelstelling is het realiseren van een optimale kennisdoorstroming over beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot de thema's van LNV-beleid. Er zijn 18 nieuwe voorlichtingsprojecten gestart. Voorbeelden zijn de projecten «energievoorlichting glastuinbouw», «deelnamebereidheid particulier natuurbeheer», «bewust kiezen voor het ondernemerschap op het platteland», «innovatiestimulering» en «investeren in ecologie». Daarnaast is voorlichting vanuit onderwijsinstellingen binnen de groene kenniscoöperatie in gang gezet.
Output van de doelstelling betreft het feitelijk handelen van actoren in overeenstemming met LNV-beleid, voor zover ten gevolge van kennisdoorstroming. Opdrachtnemers dienen elk kwartaal rapportages in met met daarin opgeleverde producten en diensten, producten in ontwikkeling, beleidssignalering en (wijzigingen in) planning en begroting. De rapportages zijn gecontroleerd op inhoudelijke en financiële consequenties door beleidsdirecties en Dienst Regelingen en indien nodig vindt bijstelling plaats van het project. De output is echter pas op termijn zichtbaar.
Uit de beoordeling, waaronder van de opdrachtgevende directies, in de kwartaalrapportages op de onderdelen financiën, planning en kwaliteit blijkt dat de projecten naar wens verlopen. Bijvoorbeeld de projecten «agrarisch natuur en landschapsbeheer» en «overlevingsplan bos en natuur» scoren voldoende. «Internationaal biodiversiteitsbeleid», «geïntegreerd bosbeheer» en «multifunctionaliteit natuurbeleid» krijgen het oordeel voldoende tot goed. «EHS» en «Energiemanagement» worden met goed beoordeeld.
Voor de afgeronde projecten heeft een effectmeting plaatsgevonden. Bijvoorbeeld als gevolg van het project «Communicatie en waterkwaliteit» is de kennis over het onderwerp toegenomen en hebben met name oudere melkveehouders stappen ondernomen om de drinkwaterkwaliteit te verbeteren.
De kaderbrief groen onderwijs wordt volgens de aangepaste planning geëvalueerd in 2005. Een evaluatie van voorlichting was ook nog niet aan de orde. De evaluaties van Via-regeling en Regeling cursusonderwijs zijn in uitvoering; afronding wordt in het eerste kwartaal 2005 verwacht.
De regeling praktijkleren is geëvalueerd.
Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.
Budgettaire gevolgen «Nominaal en Onvoorzien»
bedragen in € 1 000 | ||
---|---|---|
10 Nominaal en Onvoorzien | Begroting 2004 | Realisatie 2004 |
1.VERPLICHTINGEN | – 8 366 | 0 |
2.UITGAVEN | – 8 366 | |
•Loonbijstelling | 0 | 0 |
•Prijsbijstelling | 0 | 0 |
•Onvoorzien | – 8 366 | 0 |
Toelichting op de uitgaven en verplichtingen
Het bij de begroting niet ingevulde deel van de uitgaven beperking uit het Hoofdlijnenakkoord 2003 op het artikel (onvoorzien) is in 2004 definitief verwerkt in de begroting. De in 2004 toegekende loon- en prijsbijstelling is eveneens toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.
Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma opgenomen dit niet vallen onder de voorgaande beleidsartikelen. Dit betreft: de apparaatsuitgaven van staf- en andere directies van het departement, uitgaven in het kader van actieplan emancipatie, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen.
Budgettaire gevolgen «Algemeen»
bedragen in € 1 000 | ||
---|---|---|
11Algemeen | Begroting 2004 | Realisatie 2004 |
1. VERPLICHTINGEN | 245 338 | 247 143 |
2.UITGAVEN | 245 333 | 247 145 |
2.1Apparaatsuitgaven | 202 595 | 203 723 |
U 11.21 Apparaat | 176 964 | 171 403 |
U 11.22 Baten-lastendienst | 25 631 | 32 320 |
2.2Programma uitgaven | 42 738 | 43 422 |
U 11.11 Emancipatie | 203 | 30 |
U 11.13 Internationale contributies | 7 431 | 6 376 |
U 11.14 Uitvoering van EU-maatregelen | 35 104 | 37 016 |
3.ONTVANGSTEN | 244 435 | 474 161 |
M 11.14 Uitvoering EU-maatregelen | 235 684 | 449 553 |
M 11.21 Apparaatsontvangsten | 10 072 | 24 608 |
Toelichting op de uitgaven en ontvangsten
De hogere uitgaven voor uitvoering van EU maatregelen hangen samen met uitgaven aan interventie, medebewind en apurement van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie.
De ontvangsten «uitvoering van EU-maatregelen» hebben met name betrekking op de landbouwheffingen. Per saldo is € 214 mln. meer aan landbouwheffingen ontvangen als gevolg van een toename van de importvolumes.
De hogere apparaatsontvangsten hebben met name betrekking op een ontvangst van € 10,7 mln. van DLG in het kader van de agentschapsvorming in verband met overname van activa van het ministerie van LNV.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2004 | Realisatie 2004 | |||||
Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | Gemiddelde sterkte | Gemiddelde prijs | Totaal | |
Personeel | 1 428 | 57,5 | 82 378 | 1 317 | 66,4 | 87 440 |
Materieel budget | 32 298 | 20 632 | ||||
Mat.Ministerie alg.en huisvest. | 31 142 | 39 731 | ||||
Overig apparaat* | 31 146 | 23 600 | ||||
Bijdrage aan Laser | 25 631 | 32 320 |
* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.
De totale apparaatsuitgaven die niet gerelateerd kunnen worden aan een beleidsartikel zijn qua geraamd budget en realisatie 2004 vrijwel gelijk. Op onderdelen hebben zich wel mutaties voorgedaan. De personele en materiele uitgaven vallen per saldo lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de budgetten van de DBR en het Loket in 2004 zijn overgeboekt van artikel 11 naar artikel 5, de bijdrage aan het agentschap DR. De afname van de gemiddelde sterkte hangt daarmee samen. De uitgaven materieel ministerie en huisvesting zijn hoger uitgevallen, omdat op advies van de RGD bouwkundige en beheersmatige voorzieningen bij de diverse LNV locaties zijn aangebracht. Het betreft de kantoren van de Directie Regionale Zaken, de AID, alsmede het hoofdgebouw en de kantoren aan de Laan van NOI. Tenslotte zijn er extra uitgaven verricht ten behoeve van het adequaat functioneren van het ICT-complex van LNV. De uitgaven aan overig apparaat vallen lager uit door een aanzienlijk lagere inhuur externen dan bij begroting 2004 werd voorzien. Een hogere bijdrage aan het agentschap LASER houdt met name verband met de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).
Belangrijke kwaliteitsverbeteringen binnen de bedrijfsvoering
Onder het motto «slank en slagvaardig» is in 2002 de meerjarige operatie «LNV in verandering» in gang gezet. Naast het herijken van de rol en de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de verschillende maatschappelijke vraagstukken gaat het ook om grote organisatorische veranderingen en een forse afslanking in het personeelsbestand.
Met betrekking tot de organisatorische doelstellingen van «LNV in verandering» heeft LNV in 2004 een belangrijke stap gezet: voor nagenoeg alle organisatie-onderdelen zijn de organisatiebesluiten vastgesteld. De formele reorganisatie van LNV is daarmee bijna afgerond. Daardoor heeft LNV in 2004 zijn nieuwe vorm gekregen. In de meeste organisatie-onderdelen zijn in dit verband organisatie-ontwikkelingstrajecten gestart die moeten leiden tot handelen conform de doelstellingen.
Er is bovendien gestart met de fusie van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en de Keuringsdienst voor Waren tot de Voedsel- en Warenautoriteit. Het organisatiebesluit is in maart 2005 vastgesteld.
Met betrekking tot de kwantitatieve doelstellingen van «LNV in verandering» en het Strategisch Akkoord zijn de personele doelen ruimschoots gehaald. De streefbezetting voor 2004 was 7235 fte., de gerealiseerde bezetting op 31 december 2004 is 6965 fte. In 2004 is de personeelsbezetting van LNV met in totaal 513 fte. gekrompen. Deze cijfers zijn inclusief de Voedsel- en Warenautoriteit.
Met betrekking tot de voorgenomen verbetering van de doelmatigheid van de bedrijfsvoering zijn op het gebied van automatisering, personeels- en financieel beheer belangrijke stappen gezet op de weg naar de bundeling van de uitvoerende taken. De scheiding van beleid en uitvoering heeft op het gebied van de automatisering geleid tot de oprichting van Dienst ICT Uitvoering (DICTU) als uitvoeringsorganisatie. Op het gebied van personeelsbeheer is sprake van een verdere samenwerking tussen de beleidsdirecties in vervolg op de in 2003 ingezette samenwerking tussen de stafdirecties.
Op het gebied van financieel beheer is eind 2004 een soortgelijke stap gezet door de uitvoerende medewerkers van de stafdirecties in een Financieel Service Centrum (FSC) één unit samen te brengen. Ik verwacht van de verdere bundeling een betere harmonisatie van de financiële uitvoeringsactiviteiten. De directie Informatiemanagement en Facilitaire Zaken (IFZ) en het FSC geven in dit kader specifieke aandacht aan het contractenbeheer.
In 2005 zal de comptabele administratie verder worden verbeterd. De beleidsuitvoering vindt in belangrijke mate plaats door de agentschappen van LNV en, voor wat betreft uitkering van EU subsidies, ook door vier productschappen. De baten-lastendiensten en de productschappen beschikken over eigen financiële administraties die geen directe koppeling kennen met de concernadministratie. Het proces om tussentijds en per jaareinde deze administraties op elkaar aan te sluiten en om voor alle rekeningen specificaties samen te stellen is complex. Dit proces zal worden verbeterd en de interne controle zal worden aangescherpt.
Verder is in 2004 nadrukkelijk geïnvesteerd in de sturing van het departement. Hiertoe is onder regie van de Bestuursraad LNV gestart met het Verbeterprogramma LNV. Dit programma is gericht op het versterken van de sturingsrelaties binnen LNV. In dit kader zijn de jaarplan- en begrotingscyclus gekoppeld. Dit betekent zowel een versterking van de departementale sturing als een verlichting van de interne administratieve lastendruk. Er wordt hiermee een betere aansluiting gerealiseerd tussen de extern gericht begrotingscyclus en de intern gericht jaarplancyclus.
De uitvoerende diensten van LNV werken inmiddels bijna alle volgens het baten-lasten model. De aansturing van deze diensten geschiedt op basis van duidelijk gescheiden taken en verantwoordelijkheden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de rol van opdrachtgever (de DG) en eigenaar (de SG). De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de inhoudelijke aansturing en de eigenaar voor de continuïteit van de organisatie. De wijze van aansturing is in 2004 verder aangescherpt door herziening van het offerte- en tarieftraject en ook door in budgettaire zin de opdrachtgever meer verantwoordelijkheid te geven. In de uitvoering van hun taken vormt klantgerichtheid een belangrijk aandachtspunt.
Tenslotte is in 2004 het nieuwe huisvestingsbeleid voor LNV geformuleerd.
Aandachtspunten in de bedrijfsvoering
In 2003 vielen het financieel en materieel beheer, de totstandkoming van de beleidsinformatie personeelsmanagement, informatiebeheer en systemen van sturing en beheersing onder de reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Conform het in de LNV-begroting van 2002 geformuleerde groeitraject vallen de aansturing van externe uitvoerende organisaties en de sturing en beheersing van de kwaliteit van de beleidsprocessen vanaf 2004 ook onder de reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf.
Ten aanzien van het financieel beheer was in het jaarverslag 2003 een drietal aandachtspunten opgenomen. Deze aandachtspunten waren:
A. Beheer openstaande voorschotten;
B. Toezicht op de uitvoering van het Europees regionaal structuurfondsenbeleid;
C. Implementatie wijzigingen in het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS-Verordening)
De «oude» opstaande voorschotten zijn in 2004 voor 73% afgerekend. Het restant wordt naar verwachting in de eerste maanden van 2005 afgerekend. De verhoogde aandacht voor het toezicht op de uitvoering van het Europees regionaal structuurbeleid heeft in 2004 geleid tot verbetering in de beheersrapportages van de provincies over de uitvoering van de Europese programma's. Deze punten behoeven geen bijzondere aandacht meer in 2005, maar alertheid blijft geboden om te voorkomen dat opnieuw een onnodige toename van openstaande voorschotten ontstaat.
Wat betreft de implementatie van de wijzigingen van in het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS-Verordening) heeft LNV in 2004 een projectorganisatie opgezet om tijdig te kunnen voldoen aan de verscherpte eisen die de Europese Commissie vanaf 2005 stelt bij de invoering van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het implementatietraject is complex vanwege de ingewikkelde regelgeving en de betrokkenheid van meerdere betaalorganen en diensten bij de controles op de subsidie- en randvoorwaarden. Gelet op het financieel belang blijft een EU-conforme implementatie een bijzonder aandachtspunt. Door middel van audits op de goede werking van de beheers- en controlesystemen wordt het implementatietraject nauwlettend gevolgd.
De Auditdienst heeft over het EOGFL-jaar 2004 gerapporteerd dat de onafhankelijke positie van het betaalorgaan binnen de DLG organisatie verder moet worden versterkt. De aanbevelingen zijn door het management overgenomen en in een plan van aanpak omgezet. De uitkomsten van verbeteracties worden op departementaal niveau nauwgezet bewaakt.
In 2004 zijn er enkele tekortkomingen geconstateerd op het gebied van informatiebeveiliging. Er zijn maatregelen genomen om deze tekortkomingen aan te pakken. Deze maatregelen zullen ook in 2005 worden gecontinueerd om ervoor te zorgen dat informatiebeveiliging voldoende aandacht houdt binnen het departement en de tekortkomingen worden weggewerkt.
Wat betreft de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) zijn de taakomschrijving en positionering van de interne toezichtsfunctie, en de opzet van «het implementatiesysteem voor naleving» in overeenstemming met de aanbevelingen van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) en de interdepartementale modelregeling. Qua vorderingen echter bevindt de gehele LNV-organisatie zich thans nog in het eerste stadium van implementatie.
Het systeem van aansturing van en toezicht op externe organisaties is toereikend zo blijkt uit een risicoanalyse die eind 2004 is uitgevoerd. Punt van aandacht is wel dat over de rechtmatigheid van de inning en besteding van publieke middelen nog niet in alle gevallen een oordeel is opgenomen in de accountantsverklaring van de externe organisaties.
Misbruik en oneigenlijk gebruik
Wanneer er sprake is van een financiële regeling met een risico van misbruik en oneigenlijk gebruik door eindbegunstigden, is een analyse van die risico's in de vorm van een controlememorandum bij de ontwerpregeling en een identicatie van het restrisico (hoog/laag). De risico's, de controlemaatregelen en de bijbehorende uitvoeringskosten kunnen aanleiding zijn de (ontwerp)regeling te vereenvoudigen of anderzins aan te passen. Het controlememorandum wordt vastgesteld door de uitvoeringen dienst en de controle-instantie die belast met de controles ter plaatse en goedgekeurd door de verantwoordelijke beleidsdirectie.
Het beleid is ook gericht op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Voor de communautaire regelingen bepaalt de Europese Unie in belangrijke mate het te voeren M&O-beleid.
De directie FEZ ziet toe op de naleving van het M&)-beleid binnen LNV. Dit toezicht wordt ingevuld via de jaarlijkse interne mededeling over de bedrijfsvoering van LNV-directeuren en via eigen waarnemingen.
Departementale verantwoordingsstaat 2004 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) (Bedragen in EUR1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3) | ||||||||
Art | Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijke Vastgestelde begroting | ||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | U itgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
TOTAAL | 1 842 714 | 1 915 092 | 432 380 | 2 373 026 | 2 056 553 | 747 178 | 530 312 | 141 461 | 314 798 | |
Beleidsartikelen | 1 605 742 | 1 678 125 | 187 945 | 2 125 883 | 1 809 408 | 273 017 | 520 141 | 131 283 | 85 072 | |
1 | Versterking landelijk gebied | 195 473 | 256 357 | 76 644 | 351 761 | 272 159 | 68 905 | 156 288 | 15 802 | – 7 739 |
2 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting) | 174 998 | 176 490 | 4 757 | 173 505 | 124 251 | 15 791 | – 1 493 | – 52 239 | 11 034 |
3 | Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer) | 157 907 | 164 280 | 16 605 | 329 653 | 158 284 | 7 696 | 171 746 | – 5 996 | – 8 909 |
4 | Economisch perspectiefvolle agroketens | 75 047 | 70 950 | 4 465 | 46 433 | 60 306 | 9 624 | – 28 614 | – 10 644 | 5 159 |
5 | Bevorderen duurzame productie | 117 889 | 121 837 | 24 715 | 173 574 | 216 567 | 96 102 | 55 685 | 94 730 | 71 387 |
6 | Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid | 90 374 | 90 369 | 50 700 | 149 811 | 147 834 | 55 147 | 59 437 | 57 465 | 4 447 |
7 | Kennisontwikkeling en innovatie | 292 544 | 294 770 | 9 984 | 261 583 | 309 301 | 17 440 | – 30 961 | 14 531 | 7 456 |
8 | Kennisvoorziening | 440 946 | 440 946 | 30 | 584 933 | 463 315 | 555 | 143 987 | 22 369 | 525 |
9 | Kennisverspreiding | 60 564 | 62 126 | 45 | 54 630 | 57 391 | 1 757 | – 5 934 | – 4 735 | 1 712 |
0 | 0 | 0 | ||||||||
Niet-beleidsartikelen | 236 972 | 236 967 | 244 435 | 247 143 | 247 145 | 474 161 | 10 171 | 10 178 | 229 726 | |
10 | Nominaal en onvoorzien | – 8 366 | – 8 366 | 8 366 | 8 366 | 0 | ||||
11 | Algemeen | 245 338 | 245 333 | 244 435 | 247 143 | 247 145 | 474 161 | 1 805 | 1 812 | 229 726 |
De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag
Saldibalans van het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit per 31 december 2004
bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
1) | Uitgaven ten laste van de begroting 2004 | 2 056 547 559 | 2) | Ontvangsten ten gunste van de begroting 2004 | 747 174 182 | |
3) | Liquide middelen | 21 598 231 | ||||
6) | Rekening-courant RIC | 0 | 6a) | Rekening-courant RIC | 1 825 486 462 | |
8) | Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen) | 570 381 623 | 9) | Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden) | 75 866 769 | |
10) | Openstaande rechten | 0 | 10a) | Tegenrekening openstaande rechten | 0 | |
11) | Extra-comptabele vorderingen | 2 220 835 031 | 11a) | Tegenrekening extra-comptabele vorderingen | 2 220 835 031 | |
12a) | Tegenrekening extra-comptabele schulden | 339 573 | 12) | Extra-comptabele schulden | 339 573 | |
13) | Voorschotten | 2 378 429 433 | 13a) | Tegenrekening voorschotten | 2 378 429 433 | |
14a) | Tegenrekening garantieververplichtingen | 248 331 594 | 14) | Garantieverplichtingen | 248 331 594 | |
15a) | Tegenrekening openstaande Verplichtingen | 2 108 346 058 | 15) | Openstaande verplichtingen | 2 108 346 058 | |
16) | Deelnemingen | 0 | 16a) | Tegenrekening deelnemingen | 0 | |
Totaal | 9 604 809 102 | Totaal | 9 604 809 102 |
2.2 Toelichting op de saldibalans
De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.
Conform het gestelde in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (RDB) zijn geen tussenrekeningen en rekening-courantverhoudingen met dienstonderdelen opgenomen. Zo zijn de rekening-courantverhoudingen met de dienstonderdelen verdeeld over de liquide middelen.
Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 2004 | 2 056 547 559 |
De uitgaven over 2004 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel verplichtingen en uitgaven. | |
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2004 | 747 174 182 |
De ontvangsten over 2004 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd. in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel ontvangsten. | |
Balanspost 3 Liquide Middelen | 21 598 231 |
De post liquide middelen is onder andere samengesteld uit de saldi van de aan de kasbeheerders en kasvoorschothouders verstrekte gelden. | |
Hierin is opgenomen o.a. het saldo per 31 december 2004 van het Groenfonds ad. € 11 512 248. | |
Balansposten 6a. Rekening-Courant RIC-Financiën | 1 825 486 462 |
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2004. |
Bedrag x € 1 000 | |
Het saldo rekening courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld: | |
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 1 277 550 632 |
EOGFL-Garantie | 547 935 830 |
Totaal | 1 825 486 462 |
Balanspost 8 Uitgaven buiten begrotingsverband | 570 381 623 |
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden kunnen worden verrekend. |
Bedrag x € 1 000 | |
Algemeen | 25 257 913 |
Vordering landbouwheffing | 7 992 |
Te verrekenen projecten | 56 160 903 |
Gefinancierde interventievoorraad | – 13 756 780 |
EU EOGFL Garantie uitgaven | 502 711 595 |
Totaal | 570 381 623 |
Deze uitgaven zullen naar verwachting in 2005 worden verrekend.
Een bedrag van 16 mln. heeft betrekking op de RBV. Dit zijn uitgaven die zijn gemaakt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) onderdeel subsidie voor de afbraak van de voor deze veehouderijtakken bestemde bedrijfsgebouwen. Deze uitgaven worden volledig verrekend met de Provincies.
In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het EOGFL-Garantie, van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.
EOGFL-garantie | LNV | LNV | Uitgaven totaal | Ontvangsten EU | Nog te ontvangen |
---|---|---|---|---|---|
Boekjaar | Boekjaar 2003 | Boekjaar 2004 | |||
2004 | 406 721 785 | 855 535 414 | 1 262 257 199 | 1 261 891 681 | 365 518 |
2005 | 502 346 077 | 502 346 077 | 502 346 077 | ||
Totaal | 406 721 785 | 1 357 881 491 | 1 764 603 276 | 1 261 891 681 | 502 711 595 |
De EOGFL-uitgaven 2005 hebben betrekking op de (declaratie)maanden november en december 2004 en zijn ontvangen in januari en februari 2005. Het saldo van het bedrag over 2004 ad. € 365 518 zullen met de goedkeuring van de jaardeclaratie van het betreffende jaar worden verrekend.
Gefinancierde interventievoorraad:
Beginvooraad | 36 588 320 |
Inkopen | 0 |
Verkopen | – 71 989 074 |
Waardevermeerdering | 21 643 974 |
Eindvoorraad | – 13 756 780 |
Het betreft hier een gefinancierde negatieve voorraad. In 2005 zal dit bedrag moeten worden afgedragen aan Brussel.
Balanspost 9 Ontvangsten buiten begrotingsverband | 75 866 769 |
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten met derden kunnen worden verrekend |
Bedrag x € 1 000 | |
Algemeen | 18 855 858 |
EU projecten Brussel | 36 728 842 |
EU EOGFL Garantie: Beschikbare gelden voor uitkeringen in het kader van SLOM | 4 743 940 |
Contante waarborgen produktschappen | 6 506 450 |
Af te dragen loonheffing en sociale premies | 9 031 679 |
Totaal | 75 866 769 |
De ontvangsten zullen naar verwachting in 2005 worden verrekend.
Balanspost 11 Extra Comptabele Vorderingen | 2 220 835 031 |
De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen. |
Totaalbedrag | |
Mineralenboekhouding Bureau Heffingen | 47 961 081 |
Landbouwgronden | 1 274 165 288 |
Leningen | 134 519 274 |
Gestelde zekerheden | 645 009 513 |
Vorderingen betaalorganen tbv EOGFL-Garantie | 61 249 559 |
Te vorderen douanerechten van bedrijfsleven | 15 633 961 |
Algemeen | 42 296 355 |
Totaal | 2 220 835 031 |
het saldo bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van het Ministerie aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 752 mln. waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 417 mln. nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd. Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 115 mln. te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.
Bedrag x € 1 000 | |
St. Groninger landschap | 56 128 |
WUR (Stichting DLO) | 104 810 234 |
WUR Praktijkonderzoek | 24 635 901 |
WUR IAC/ILRI | 5 017 011 |
Totaal | 134 519 274 |
Toelichting gestelde zekerheden:
Betaalorgaan | Specificatie |
HPA | 224 441 533 |
PZ | 263 704 419 |
PVVE | 46 271 408 |
PT | 69 972 583 |
LASER | 40 619 570 |
Totaal | 645 009 513 |
Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De zekerheden worden door de Europese Betaalorganen gesteld en bewaakt.
Balanspost 12 Extra comptabele schulden | 339 573 |
De extra comptabele schulden hebben betrekking op nog te verrichten uitgaven, welke voortvloeien uit ontvangsten die ten gunste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend. |
Bedrag x € 1 000 | |
Verschuldigd aan EU | 339 573 |
Balanspost 13 Voorschotten | 2 378 429 433 |
Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2004 nog niet waren verrekend. |
Bedragen x € 1 000 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Beleidsartikelen | 2004 | 2003 | 2002 | 2001 | 2000 en eerder | Totaal |
01Versterking Landelijk gebied | 73 253 | 38 195 | 29 184 | 23 003 | 31 523 | 195 158 |
02Verwerving en inrichting EHS | 3 741 | 6 453 | 2 732 | 655 | 2 701 | 16 282 |
03Beheer EHS | 125 771 | 56 167 | 37 345 | 27 425 | 13 609 | 260 317 |
04Economisch perspectiefvolle agroketens | 8 225 | 7 560 | 6 844 | 7 270 | 16 628 | 46 527 |
05Bevorderen duurzame productie | 37 700 | 18 075 | 10 818 | 6 016 | 14 748 | 87 357 |
06Bevorderen voedselveiligheid | 50 874 | 40 117 | 13 058 | 12 649 | 9 872 | 126 570 |
07Kennisontwikkeling | 300 945 | 15 994 | 9 986 | 9 479 | 28 224 | 364 628 |
08Kennisvoorziening | 462 295 | 74 785 | 78 463 | 49 923 | 247 955 | 913 421 |
09Kennisverspreiding | 55 082 | 48 087 | 54 400 | 15 934 | 23 899 | 197 402 |
11Algemeen | 37 968 | 692 | 0 | 0 | 0 | 38 660 |
Totaal | 1 155 854 | 306 125 | 242 830 | 152 354 | 389 159 | 2 246 322 |
Correctie Kennis | 85 787 | 85 787 | ||||
Overige voorschotten | 46 320 | 46 320 | ||||
Totaal | 2 378 429 |
Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2004
Bedrag x € 1 000 | |
Beginstand 1 januari | 4 297 451 |
Verstrekte voorschotten + | 1 190 229 |
Eindafgerekende voorschotten -/- | 3 109 251 |
Eindstand 31 december | 2 378 429 |
op deze post zijn de nog niet afgerekende voorschotten inzake de medebewindkosten opgenomen. Bij de vaststelling van de definitieve bijdrage zullen de voorschotten worden afgeboekt.
Bedrag x € 1 000 | |||
Stand 1-1-2004 | 99 812 | ||
Bij: | 31 394 | ||
Af: | -/-99 169 | ||
-/- 67 775 | |||
Stand 31-12-2004 | 32 037 |
bedrag x € 1000 | ||||
---|---|---|---|---|
Productschap | Omschrijving | 2004 | 2003 | Totaal |
HPA | Vs.medebewind | 13 439 | 13 439 | |
PZ | Vs.medebewind | 7 600 | 7 600 | |
PVVE | Vs.medebewind | 6 221 | 6 221 | |
PT | Vs.medebewind | 3 320 | 3 320 | |
PVIVI | Vs.medebewind | 814 | 643 | 1 457 |
Totaal | 31 394 | 643 | 32 037 |
Openstaande voorschotten:
Voorschotten transacties en subsidies die nog definitief afgerekend dienen te worden.
Correctie Kennis:
Nog een voorschot van € 85 787 062 af te wikkelen in het kader van de actie «schone lei».
Overige openstaande voorschotten:
Voorschotten t.b.v. operationele programma's in het kader van gemeenschappelijke marktordening groente en fruit.
Balanspost 14 Garantieverplichtingen | 248 331 594 |
Voor de samenstelling wordt verwezen naar paragraaf 2.3, de staat van garantieverplichtingen. | |
Balanspost 15 Openstaande verplichtingen | 2 108 346 058 |
Het saldo van de openstaande verplichtingen per 31 december 2004 kunnen vanaf 2004 tot betaling leiden. |
bedrag x 1 000 € | |||||
---|---|---|---|---|---|
Hoofdbeleidsterreinen | Stand per 01-01-2004 | In 2004 aangegaan + | Negatieve bijstelling -/- | Uitgaven -/- | Stand per 31-12-2004 |
01Versterking Landelijk gebied | 510 948 | 351 760 | 34 838 | 272 159 | 555 711 |
02Verwerving en inrichting EHS | 117 268 | 118 876 | 2 806 | 124 250 | 109 088 |
03Beheer EHS | 337 861 | 329 652 | 8 529 | 158 283 | 500 701 |
04Economisch perspectiefvolle agroketens | 69 929 | 46 432 | 5 697 | 60 306 | 50 358 |
05Bevorderen duurzame productie | 116 733 | 173 574 | 18 954 | 216 567 | 54 786 |
06Bevorderen voedselveiligheid | 22 659 | 149 811 | 522 | 147 833 | 24 115 |
07Kennisontwikkeling | 277 669 | 261 582 | 6 654 | 309 300 | 223 297 |
08Kennisvoorziening | 410 119 | 584 933 | 397 | 463 315 | 531 340 |
09Kennisverspreiding | 39 132 | 54 630 | 2 279 | 57 390 | 34 093 |
11Algemeen | 12 | 247 143 | 6 | 247 144 | 5 |
Subtotaal | 1 902 330 | 2 318 393 | 80 682 | 2 056 547 | 2 083 494 |
Buiten begrotingsverband | 89 548 | 8 850 | 17 539 | 56 007 | 24 852 |
Totaal generaal | 1 991 878 | 2 327 243 | 98 221 | 2 112 554 | 2 108 346 |
De staat van garantieverplichtingen
Garantie verplichtingen per 31 december 2004
bedragen x 1 € | |||||
---|---|---|---|---|---|
Artikel | a) ten behoeve vanb) aan | Ingangsdatum | looptijd in jaren | Maximaal verleend | Lopende verplichting |
04 | a) Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw | 92 200 000 | 50 035 000 | ||
Subtotaal artikel | 92 200 000 | 50 035 000 | |||
02 | Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen | ||||
b) AMEV | 16-05-1994 | 14 | 5 134 186 | 1 952 788 | |
b) Alg. Spaarbank voor Nederland | 01-04-1992 | 30 | 3 630 242 | 3 000 736 | |
05-06-1992 | 30 | 4 537 802 | 3 752 340 | ||
b) Internationale Nederlanden | 24-01-1997 | 30 | 907 561 | 811 062 | |
b) Algemeen burgerlijk pensioenfonds | 21-12-1989 | 20 | 2 722 681 | 1 996 816 | |
16-07-1990 | 30 | 2 722 681 | 2 133 900 | ||
10-02-1995 | 30 | 4 084 022 | 3 635 102 | ||
14-09-1995 | 30 | 2 268 901 | 1 978 800 | ||
24-01-1996 | 30 | 4 537 802 | 3 992 417 | ||
28-03-1996 | 30 | 4 537 802 | 4 021 800 | ||
11-07-1997 | 19 | 6 096 875 | 4 604 400 | ||
26-05-1998 | 30 | 3 176 462 | 2 858 347 | ||
b) Bank Nederlandse Gemeenten | 22-05-1995 | 20 | 3 176 462 | 2 787 409 | |
01-04-1997 | 30 | 4 084 022 | 3 625 231 | ||
02-06-1997 | 18 | 5 912 148 | 4 275 294 | ||
22-07-1997 | 20 | 4 056 141 | 3 125 601 | ||
22-12-1997 | 30 | 2 722 681 | 2 417 700 | ||
22-10-1998 | 30 | 4 991 582 | 4 482 794 | ||
15-03-1999 | 30 | 4 084 022 | 3 732 337 | ||
15-04-1999 | 10 | 4 168 150 | 2 282 867 | ||
30-06-1999 | 20 | 2 362 506 | 1 951 218 | ||
01-07-1999 | 30 | 2 722 681 | 2 481 073 | ||
30-01-2001 | 20 | 2 834 517 | 2 570 689 | ||
28-02-2001 | 30 | 9 075 604 | 8 664 798 | ||
01-10-2001 | 20 | 5 230 000 | 4 738 502 | ||
19-11-2001 | 30 | 9 075 000 | 8 616 490 | ||
24-12-2002 | 10 | 9 100 000 | 9 100 000 | ||
18-09-2003 | 20 | 18 513 819 | 17 614 353 | ||
b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis | 15-12-1997 | 20 | 2 359 657 | 1 817 066 | |
b) Würtembergische Hypothekenbank | 14-01-2000 | 5 | 932 380 | 204 804 | |
b) Ned. Waterschaps Bank | 01-09-2002 | 10 | 12 942 443 | 12 123 443 | |
b) Ministerie van Financiën | 16-12-2003 | 30 | 9 076 000 | 8 926 000 | |
01-06-2004 | 10 | 21 452 782 | 21 452 782 | ||
15-11-2004 | 10 | 9 076 000 | 9 076 000 | ||
15-12-2004 | 10 | 24 100 000 | 24 100 000 | ||
Subtotaal artikel | 216 405 613 | 194 904 959 | |||
08 | Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs | 14 103 489 | 3 192 117 | ||
a) Gebouwen Stichting Studenten huisvesting in Deventer | 748 737 | 199 518 | |||
Subtotaal artikel | 14 852 226 | 3 391 635 | |||
Totaal generaal | 323 457 839 | 248 331 594 |
Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting |
Dienst Regelingen* | |||
Totale baten | 137 156 | 140 007 | 2 851 |
Totale lasten | 139 096 | 137 378 | – 1 718 |
Saldo van baten en lasten | – 1 940 | 2 629 | 4 569 |
Totale kapitaalontvangsten | 22 212 | 10 782 | – 11 430 |
Totale kapitaaluitgaven | 32 347 | 18 730 | – 13 617 |
Plantenziektenkundige Dienst | |||
Totale baten | 26 959 | 29 512 | 2 553 |
Totale lasten | 26 959 | 29 113 | 2 154 |
Saldo van baten en lasten | 399 | 399 | |
Totale kapitaalontvangsten | 750 | 903 | 153 |
Totale kapitaaluitgaven | 2008 | 2 568 | 560 |
Dienst landelijk Gebied | |||
Totale baten | 80 094 | 90 723 | 10 629 |
Totale lasten | 79 474 | 88 401 | 8 927 |
Saldo van baten en lasten | 620 | 2 322 | 1 702 |
Totale kapitaalontvangsten | 6 756 | 3 733 | – 3 023 |
Totale kapitaaluitgaven | 11 174 | 8 656 | – 2 518 |
VWA/Centrale Eenheid | |||
Totale baten | 16 732 | 16 363 | – 369 |
Totale lasten | 16 732 | 16 568 | – 164 |
Saldo van baten en lasten | – 205 | – 205 | |
Totale kapitaalontvangsten | 0 | 0 | 0 |
Totale kapitaaluitgaven | 1 126 | 1 052 | – 74 |
VWA/Keuringsdienst van Waren | |||
Totale baten | 68 748 | 73 557 | 4 809 |
Totale lasten | 68 748 | 73 218 | 4 470 |
Saldo van baten en lasten | 339 | 339 | |
Totale kapitaalontvangsten | 4 800 | 2 715 | – 2 085 |
Totale kapitaaluitgaven | 7 496 | 6 700 | – 796 |
VWA/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees | |||
Totale baten | 104 810 | 102 427 | – 2 383 |
Totale lasten | 104 810 | 102 164 | – 2 646 |
Saldo van baten en lasten | 263 | 263 | |
Totale kapitaalontvangsten | 3 900 | 2 170 | – 1 730 |
Totale kapitaaluitgaven | 5 800 | 1 794 | – 4 006 |
* De begrotingscijfers zijn gebaseerd op de bij najaarsnota ingediende DR-begroting
De Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV is tot stand gekomen door een fusie van de Dienst LASER, Bureau Heffingen, Dienst LNV-Loket en de dienst Basisregistraties. Per 1 januari 2004 heeft DR een tijdelijke baten-lastendienststatus. De voorhangprocedure start in mei 2005, zodat DR op 1 januari 2006 volwaardig kan opereren als baten-lastendienst. Voor financiële verslaggeving van de eerste jaarrekening van de DR zijn onderstaande uitgangspunten in acht genomen.
De waarderingsgrondslagen zijn in vergelijking met voorgaand jaar op een aantal punten geüniformeerd en gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft de uniformering van de inschatting van de economische levensduur die voor een aantal belangrijke vaste activa (o.a. software ) is aangepast van drie naar vier jaar.
De vergelijkende cijfers in de balans zijn samengesteld uit een optelling van de balans per 31-12-2003 van het agentschap LASER en Bureau Heffingen (de huidige Back Office Assen) en de door de Auditdienst van LNV goedgekeurde openingsbalans 1-1-2004 van het Front Office (de voormalige diensten Basisregistratie en LNV-loket). Bij het samenstellen van de vergelijkende cijfers 2003 is geen rekening gehouden met de eliminatie van onderlinge verrekeningen en posities tussen de verschillende diensten van DR. De «schuld aan het moederdepartement» betreft de activa die zijn aangeschaft door Dienst LNV-Loket en de Dienst Basisregistraties voor 1 januari 2004. De resterende waarde per 1 januari 2006 zal als conversielening in de definitieve openingsbalans per die datum worden opgenomen.
De vergelijkende cijfers in de toelichting op de Rekening van Baten en Lasten bestaan uit een optelling van de gerealiseerde baten en lasten 2003 van het agentschap LASER en Bureau Heffingen en de (kas)verantwoording van de uitgaven 2003 van de Dienst LNV-Loket en de Dienst Basisregistraties.
De begrotingscijfers zijn gebaseerd op de bij najaarsnota ingediende DR-begroting. In de baten is in de bij Najaarsnota ingediende begroting abusievelijk een gedeelte van de post «opbrengst moederdepartement» onder de post «opbrengst overige departementen» gerubriceerd. Als hiermee rekening wordt gehouden, zijn de baten op totaalniveau licht hoger als gevolg van extra werkzaamheden in de voorbereiding voor de uitvoering van het GLB (Fischler). Als gevolg hiervan zijn ook de personele kosten toegenomen ten opzichte van de ingediende begroting. De materiële kosten en de afschrijvingskosten liggen lager. Het laatste is een gevolg van het uitstel van de invoering van het eerder genoemde GLB naar 1 januari 2006, waardoor de investeringen in uitvoeringssystemen zijn achtergebleven. Tot slot is er sprake van een aantal buitengewone baten en lasten. De post buitengewone baten bestaat voornamelijk uit de gunstige afloop van een geschil rondom een claim voor uitgevoerde diensten, welke was voorzien in de balans. De buitengewone lasten bestaan voornamelijk uit het versneld afschrijven van een aantal systemen, welke in de gefuseerde organisatie niet meer worden ingezet.
De cijfers 2004 zijn opgesteld door consolidatie van de in 2004 separaat gevoerde administraties van de fusiediensten van de Dienst Regelingen, te weten: LASER, Bureau Heffingen, Dienst LNV-Loket en Dienst Basisregistraties. Onderlinge verrekeningen 2004 en balansposities ultimo 2004 zijn geëlimineerd. Door deze werkwijze is de vergelijking van de cijfers 2003 en 2004 niet altijd goed te maken.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 11 365 | 12 179 |
Materiële activa | ||
*grond en gebouwen | 1 476 | 1 783 |
*installaties en inventarissen | 2 462 | 2 750 |
*overige materiële vaste activa | 6 073 | 5 681 |
Debiteuren | 5 469 | 4 230 |
Nog te ontvangen | 5 022 | 4 660 |
Liquide middelen | 26 849 | 28 020 |
Totaal activa | 58 716 | 59 303 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | ||
*exploitatiereserve | 4 436 | 5 052 |
*onverdeeld resultaat | 2 629 | – 618 |
Leningen bij het MvF | 11 359 | 13 874 |
Schuld aan het moederdepartement | 2 198 | 5 970 |
Voorzieningen | 77 | 208 |
Crediteuren | 4 996 | 8 560 |
Nog te betalen | 33 021 | 26 257 |
Totaal passiva | 58 716 | 59 303 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 103 644 | 116 243 | 12 599 |
Opbrengst overige departementen | 13 970 | 2 654 | – 11 316 |
Opbrengst derden | 19 372 | 19 749 | 377 |
Rentebaten | 170 | 198 | 28 |
Buitengewone baten | 1 163 | 1 163 | |
Totaal baten | 137 156 | 140 007 | 2 851 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
*personele kosten | 69 822 | 74 688 | 4 866 |
*materiële kosten | 56 858 | 51 925 | – 4 933 |
Rentelasten | 900 | 631 | – 269 |
Afschrijvingskosten | |||
*materieel | 4 416 | 3 228 | – 1 188 |
*immaterieel | 7 100 | 5 228 | – 1 872 |
Dotaties/Vrijval voorzieningen | – 71 | – 71 | |
Buitengewone lasten | 1 749 | 1 749 | |
Totaal lasten | 139 096 | 137 378 | – 1 718 |
Saldo van baten en lasten | – 1 940 | 2 629 | 4 569 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
1.Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 28 016 | 28 016 | 0 |
2.Totaal operationele kasstroom | 11 184 | 6 778 | – 4 406 |
Totaal investeringen (-/-) | – 22 212 | – 9 279 | 12 933 |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 1 516 | 1 516 | |
3.Totaal investeringskasstroom | – 22 212 | – 7 763 | 14 449 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | |||
Eenmalige storting door moederdepartement (+) | |||
Aflossingen op leningen (-/-) | – 10 135 | – 9 451 | 684 |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 22 212 | 9 266 | – 12 946 |
4.Totaal financieringskasstroom | 12 077 | – 185 | – 12 262 |
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004(=1+2+3+4) | 29 065 | 26 846 | – 2 219 |
Het eerste jaar van het agentschap heeft DLG een positiever saldo van baten en lasten bereikt dan oorspronkelijk begroot. Dit is tot stand gekomen door actief te sturen op kostenbewaking en opbrengstrealisatie van met name opdrachten tweeden en derden.
Het verschil in de opbrengsten van het moederdepartement is te verklaren door een uitbreiding van de LNV -opdracht. DLG heeft in 2004, in vergelijking met de op basis van conservatieve uitgangspunten opgestelde begroting, binnen het geformuleerde beleid meer opdrachten van tweeden en derden kunnen uitvoeren. Hierdoor zijn de opbrengsten van derden ongeveer € 1,0 mln. hoger uitgevallen. Daarnaast zijn in de opbrengsten derden ook de niet begrote doorberekende additionele kosten ad € 1,1 mln. opgenomen, alsmede een bedrag ad € 1,0 mln. voor de bijdrage van de provincies aan het betaalorgaan.
De uitbreiding van de LNV opdracht en de toename van de aanvullende opdrachten van tweeden en derden hebben geleid tot een toename van de personeelskosten. Door doelmatiger te werken is deze toename in verhouding tot de opbrengsten beperkt gebleven.
In 2004 is door DLG minder geïnvesteerd in activa, dan aanvankelijk was begroot. Positief effect hiervan waren de lagere afschrijvingskosten. Daarnaast is in 2004 een reorganisatievoorziening die niet was begroot getroffen van € 1,9 mln. in verband met het in dit jaar genomen besluit tot reorganisatie. De met dit besluit samenhangende kosten zullen in 2005 en 2006 tot uitgaven leiden, die bestaan uit extra huisvestingskosten, woon-werkverkeer, en inhuur benodigde externe deskundigheid
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 01-01-2004 | |
Activa | ||
Immateriële vaste activa | 3 021 | 2 799 |
Materiele vaste activa | ||
*Grond en gebouwen | 0 | 0 |
*Installaties en inventarissen | 1 773 | 2 206 |
*Overige materiële vaste activa | 4 812 | 5 376 |
Voorraden | 0 | 0 |
Debiteuren | 3 468 | 2 063 |
Nog te ontvangen van het moederdepartement | 0 | 3 307 |
Overig nog te ontvangen | 2 080 | 1 419 |
Liquide middelen | 7 987 | 4 |
Totaal activa | 23 141 | 17 174 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
*Exploitatiereserve | 0 | 0 |
*Verplichte reserves | 0 | 0 |
*Onverdeeld resultaat | 2 321 | 0 |
Leningen bij het MvF | 8 149 | 10 381 |
Voorzieningen | 2 449 | 447 |
Crediteuren | 2 942 | 1 649 |
Nog te betalen aan het moederdepartement | 396 | 0 |
Overige nog te betalen | 6 884 | 4 697 |
Totaal passiva | 23 141 | 17 174 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
1 | 2 | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 63 559 | 71 388 | 7 829 |
Opbrengst overige departementen | 1 745 | 1 559 | – 186 |
Opbrengst derden | 7 947 | 11 033 | 3 086 |
Rentebaten | 122 | 97 | – 25 |
Buitengewone baten | 0 | 0 | 0 |
Exploitatiebijdrage | 0 | 0 | 0 |
Verborgen opbrengsten | 6 721 | 6 646 | – 75 |
Totaal baten | 80 094 | 90 723 | 10 629 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
*personele kosten | 51 444 | 60 870 | – 9 426 |
*materiele kosten | 15 822 | 14 922 | – 900 |
Rentelasten | 499 | 259 | – 240 |
Afschrijvingskosten | |||
*materieel | 2 933 | 2 548 | – 385 |
*immaterieel | 1 485 | 918 | – 567 |
Dotaties aan voorzieningen | 570 | 2 238 | 1 668 |
Buitengewone lasten | 0 | 0 | 0 |
Verborgen lasten | 6 721 | 6 646 | – 75 |
Totaal lasten | 79 474 | 88 401 | 8 927 |
Saldo van baten en lasten | 620 | 2 322 | 1 702 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 0 | 0 | 0 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 7 158 | 12 908 | 5 750 | |
3a. | Totaal investeringen (-/-) | 6 756 | 2 691 | – 4 065 | |
3b. | Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 0 | 0 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | – 6 756 | – 2 691 | 4 065 | |
4a. | Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | 0 | 0 | |
4b. | Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 0 | 0 | 0 | |
4c. | Aflossingen op leningen (-/-) | 4 418 | 5 965 | 1 547 | |
4d. | Beroep op leenfaciliteit (+) | 6 756 | 3 733 | – 3 023 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 2 338 | – 2 232 | – 4 570 | |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 2 740 | 7 985 | 5 245 |
Plantenziektenkundige dienst (PD)
De opdracht die de Plantenziektenkundige Dienst (PD) als agentschap heeft is het weren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Dit om een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlandse landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkómen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage.
De PD voert deze taak uit in het kader van de Plantenziektenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van LNV ontvangt de PD een bijdrage van het ministerie. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de PD een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Indien de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor de derden uitvoert, betreft dat opdrachten die niet conflicteren met de wettelijke taken en bijdragen aan kennis en/of een gelijkmatige arbeidsfilm. Hiervoor worden concurrerende marktconforme tarieven gehanteerd.
De «opbrengst moederdepartement 2004» heeft betrekking op de vergoeding voor de dienstverlening ten behoeve van het ministerie van LNV. De hogere bijdrage wordt onder meer veroorzaakt door hogere kosten, die zijn gemaakt voor het project instellingseisen agentschappen. De PD heeft in 2004 externen ingehuurd om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. De LNV-bijdrage aan de PD, die is verantwoord onder beleidsartikel 5, is € 1,2 mln. lager dan de opbrengst moederdepartement in de verantwoordingsstaat. De oorzaak hiervan is dat een aantal voor in 2003 geplande werkzaamheden pas in 2004 is uitgevoerd (€ 2,0 mln.) en dat van de LNV-bijdrage in 2004 voor € 0,8 mln. aan werkzaamheden in 2005 zal worden uitgevoerd.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 1 356 | 1 443 |
Materiele activa | ||
–grond en gebouwen | ||
–installaties en inventarissen | 1 738 | 1 390 |
–overige materiele vaste activa | 579 | 561 |
Voorraden | – | – |
Debiteuren | 4 477 | 2 239 |
Nog te ontvangen | 895 | 2 298 |
Liquide middelen | 2001 | 4 594 |
Totaal activa | 11 046 | 12 525 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
–exploitatiereserve | 669 | – 1 337 |
–verplichte reserve | – | 1 443 |
–onverdeeld resultaat | 399 | 563 |
Leningen bij MvF | 4 336 | 4 685 |
Voorzieningen | 1 081 | 1 181 |
Crediteuren | 491 | 992 |
Nog te betalen | 4 070 | 4 998 |
Totaal passiva | 11 046 | 12 525 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie 2004 | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 12 024 | 16 337 | 4 313 |
Opbrengst overige departementen | |||
Opbrengst derden | 14 935 | 13 124 | – 1 811 |
Rentebaten | 51 | 51 | |
Buitengewone baten | |||
Exploitatiebijdrage | |||
Totaal baten | 26 959 | 29 512 | 2 553 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
–Personele kosten | 15 007 | 17 535 | 2 528 |
–Materiële kosten | 7 205 | 7 164 | – 41 |
–Huisvestingskosten | 3 123 | 3 060 | – 63 |
Rentelasten | 254 | 178 | – 76 |
Afschrijvingskosten | |||
–materieel | 846 | 623 | – 223 |
–immaterieel | 374 | 414 | 40 |
Dotaties voorzieningen | 150 | 139 | – 11 |
Totaal lasten | 26 959 | 29 113 | 2 154 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 399 | 399 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 1 522 | 4 536 | 3 014 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 1 220 | – 882 | – 2 102 | |
– | Totaal investeringen (-/-) | – 750 | – 1 319 | – 569 | |
– | Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | – | 3 | 3 | |
– | Totaal investeringskasstroom | – 750 | – 1 316 | – 566 | |
– | Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | – | – | – | |
– | Eenmalige storting door moederdepartement (+) | – | – | – | |
– | Aflossing op leningen (-/-) | – 1 258 | – 1 249 | 9 | |
– | Beroep op leenfaciliteit (+) | 750 | 900 | 150 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | – 508 | – 349 | 159 | |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 1 484 | 1 989 | 505 |
Voedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid (VWA/CE)
De VWA (Voedsel en Waren Autoriteit) bestaat (nog) uit drie onderdelen: de Centrale Eenheid (VWA/CE), de Rijksdienst voor Keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV) en de Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW). Ook de verantwoording van de VWA bestaat daarom nog uit drie afzonderlijke verantwoordingen. De verantwoordingen over het gevoerde beleid m.b.t. de werkterreinen van de VWA zijn opgenomen in de jaarverslagen van het ministerie van VWS en het ministerie van LNV.
De Centrale Eenheid van de VWA bestaat uit vier directies. Het gaat om drie inhoudelijke directies: Toezicht, Onderzoek en Risicobeoordeling en om Communicatie en Voorlichting. Deze directies dragen zorg en zijn verantwoordelijk voor inhoudelijke taken en producten. Daarnaast worden in de Centrale Eenheid de strategische, VWA-brede, bedrijfsvoeringstaken inclusief verantwoording en concerncontrol én de zorg voor VWA-brede bedrijfsvoeringstrategie en speerpunten, ondergebracht in de directie Bedrijfsvoering en Bestuursondersteuning (B&B).
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | ||
Materiële activa | ||
–grond en gebouwen | ||
–installaties en inventarissen | 6 946 | 7 844 |
–overige materiële vaste activa | ||
Voorraden | ||
Debiteuren | 1 719 | 738 |
Nog te ontvangen | 829 | 322 |
Liquide middelen | 1 610 | 12 813 |
Totaal activa | 11 104 | 21 717 |
Passiva | ||
Eigen vermogen | ||
–exploitatiereserve | 711 | 35 |
–verplichte reserves | ||
–onverdeeld resultaat | – 205 | 828 |
Leningen bij het MvF | 7 126 | 8 107 |
Voorzieningen | ||
Crediteuren | 532 | 10 540 |
Nog te betalen | 2 940 | 2 207 |
Totaal passiva | 11 104 | 21 717 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement | 9 175 | 9 208 | 33 |
Opbrengst overige departementen | 7 557 | 7 109 | – 448 |
Opbrengst derden | 0 | 0 | |
Rentebaten | 46 | 46 | |
Buitengewone baten | |||
Exploitatiebijdrage | |||
Totaal baten | 16 732 | 16 363 | – 369 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
–personele kosten | 5 225 | 5 014 | – 211 |
–materiële kosten | 10 070 | 10 256 | 186 |
Rentelasten | 311 | 330 | 19 |
Afschrijvingskosten | |||
–materieel | 1 126 | 968 | – 158 |
–immaterieel | |||
Dotaties voorzieningen | |||
Buitengewone lasten | 0 | ||
Totaal lasten | 16 732 | 16 568 | – 164 |
Saldo van baten en lasten | 0 | – 205 | – 205 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 0 | 12 813 | 12 813 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 1 126 | – 10 152 | – 11 278 | |
3a. | Totaal investeringen (-/-) | – 70 | – 70 | ||
3b. | Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | ||||
3. | Totaal investeringskasstroom | – 70 | – 70 | ||
4a. | Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | ||||
4b. | Eenmalige storting door moederdepartement (+) | ||||
4c. | Aflossingen op leningen (-/-) | – 1 126 | – 982 | 144 | |
4d. | Beroep op leenfaciliteit (+) | ||||
4. | Totaal financieringskasstroom | – 1 126 | – 982 | 144 | |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 0 | 1 609 | 1 609 |
Voedsel en Waren Autoriteit/Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW)
Organisatorisch bestaat de VWA/ KvW uit de Algemene Directie te 's-Gravenhage en vijf regionale diensten. Aan elke regionale dienst is, naast een basistakenpakket, een speciaal aandachtsgebied toegewezen. Deze aandachtsgebieden dienen ter ondersteuning van de landelijke uitvoering van toezicht en opsporing.
De regionale diensten beschikken over eigen laboratoria. Monsters, die door de controleurs worden genomen, kunnen binnen korte tijd worden onderzocht. Deze organisatievorm maakt snel en gericht ingrijpen mogelijk en levert daarmee een bijdrage aan de (gezondheids)bescherming van de Nederlandse bevolking.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 889 | 1 087 |
Materiële activa | ||
–grond en gebouwen | ||
–installaties, inventarissen, dienstauto's, hardware | 16 722 | 17 867 |
–overige materiële vaste activa | ||
Voorraden | ||
Debiteuren | 495 | 546 |
Nog te ontvangen | 897 | 4 379 |
Liquide middelen | 5 068 | 2 126 |
Totaal activa | 24 071 | 26 005 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | ||
–exploitatiereserve | 1 023 | 3 116 |
–verplichte reserves | ||
–onverdeeld resultaat | 339 | – 1 660 |
Leningen bij het MvF | 15 859 | 16 568 |
Voorzieningen | 1 846 | 2 473 |
Crediteuren | 1 514 | 2 932 |
Nog te betalen | 3 490 | 2 576 |
Totaal passiva | 24 071 | 26 005 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement/LNV | |||
Opbrengst overige departementen/VWS | 67 748 | 70 807 | 3 059 |
Opbrengst tweeden en derden | 1 000 | 2 567 | 1 567 |
Rentebaten | 183 | 183 | |
Buitengewone baten | |||
Exploitatiebijdrage | |||
Totaal baten | 68 748 | 73 557 | 4 809 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
*personele kosten | 46 261 | 49 001 | 2 740 |
*materiële kosten | 17 404 | 19 063 | 1 659 |
Rentelasten | 826 | 719 | – 107 |
Afschrijvingskosten | |||
*materieel | 4 157 | 3 839 | – 318 |
*immaterieel | 437 | 437 | |
Dotaties voorzieningen | 100 | 159 | 59 |
Buitengewone lasten | |||
Totaal lasten | 68 748 | 73 218 | 4 470 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 339 | 339 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 6 735 | 2 119 | – 4 616 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 4 157 | 6 927 | 2 770 | |
3a. | Totaal investeringen (-/-) | – 4 800 | – 3 276 | 1 524 | |
3b. | Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | ||||
3. | Totaal investeringskasstroom | – 4 800 | – 3 276 | 1 524 | |
4a. | Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | ||||
4b. | Eenmalige storting door moederdepartement (+) | ||||
4c. | Aflossingen op leningen (-/-) | – 2 696 | – 3 424 | – 728 | |
4d. | Beroep op leenfaciliteit (+) | 4 800 | 2 715 | – 2 085 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 2 104 | – 709 | – 2 813 | |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 8 196 | 5 061 | – 3 135 |
Voedsel en Waren Autoriteit/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV)
Organisatorisch bestaat de VWA/RVV uit de Centrale Directie te 's-Gravenhage en vijf regionale diensten. DE VWA/RVV heeft een personeelsbestand ultimo 2004 van 1 114 fte. Het producten- en dienstenpakket van de VWA/RVV bestaat uit het verrichten van keuringswerkzaamheden, het houden van controles en audits, dierziektebestrijding en beleidsondersteunende werkzaamheden. Deze producten en diensten vinden hun oorsprong in de Nederlandse wetgeving (o.a. de Vleeskeuringwet, de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, de Warenwet) en in een aantal Europese richtlijnen en verordeningen. De VWA/RVV onderscheidt vier hoofdproducten, te weten: (1) het verlenen, verlengen of intrekken van erkenningen, (2) controle en toezicht, (3) het verstrekken van (export)certificaten en (4) dierziektebestrijding.
Het resultaat van de VWA/RVV is in 2004 sterk verbeterd. Door de verdere uitvoering van het ombuigingsprogramma zijn de operationele kosten in 2004 structureel gedaald. In 2004 is gestart met de overdracht van de bandkeuring in de roodvleesslachterijen. In verschillende bedrijven zijn keurmeesters geheel vervangen door externe keuringsassistenten. Dit sluit aan bij het streven van de VWA om het accent te verleggen van keuren naar toezicht. In 2005 zal de overdracht van de bandkeuring worden voltooid.
Er is sprake geweest van afname van de bedrijvigheid in de diverse sectoren. Dit heeft geleid tot boventalligheid en een aanzienlijke daling van de externe opbrengsten. De boventalligheid is in 2004 grotendeels opgelost door de uitstroom van totaal 206 fte. De kosten van deze boventalligheid en uitstroom zijn gefinancierd door LNV en VWS.
bedragen x € 1 000 | ||
---|---|---|
31-12-2004 | 31-12-2003 | |
Activa | ||
Immateriële activa | 317 | 0 |
Materiële activa | ||
–grond en gebouwen | ||
–installaties en inventarissen | 1 518 | 1 286 |
–overige materiële vaste activa | ||
Voorraden | 1 275 | 1 158 |
Debiteuren | 4 242 | 8 763 |
Nog te ontvangen | 8 047 | 7 784 |
Liquide middelen | 3 848 | – 32 |
Totaal activa | 19 247 | 18 959 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | ||
–exploitatiereserve | 753 | 2 800 |
–verplichte reserves | 0 | 0 |
–onverdeeld resultaat | 263 | – 1 583 |
Leningen bij het MvF | 2 178 | 1 721 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Crediteuren | 7 409 | 7 752 |
Nog te betalen | 8 644 | 8 269 |
Totaal passiva | 19 247 | 18 959 |
Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004
bedragen x € 1 000 | |||
---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |
Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | |
Baten | |||
Opbrengst moederdepartement/LNV | 7 975 | 11 247 | 3 272 |
Opbrengst DGF | 3 100 | 663 | – 2 437 |
Opbrengst VWS | 1 170 | 1 616 | 446 |
Opbrengst derden | 87 565 | 74 948 | – 12 617 |
Rentebaten | |||
Overige opbrengsten | 1 000 | 740 | – 260 |
Buitengewone baten | 0 | ||
Exploitatiebijdrage LNV/VWS | 0 | 8 980 | 8 980 |
Bijzondere baten LNV/bedrijfsleven | 4 000 | 4 233 | 233 |
Totaal baten | 104 810 | 102 427 | – 2 383 |
Lasten | |||
Apparaatskosten | |||
*personele kosten | 69 400 | 69 554 | 154 |
*materiele kosten | 28 160 | 26 756 | – 1 404 |
Rentelasten | 350 | 300 | – 50 |
Afschrijvingskosten | |||
*materieel | 1 250 | 591 | – 659 |
*immaterieel | 650 | 143 | – 507 |
Dotaties voorzieningen | 1 000 | 587 | – 413 |
Bijzondere lasten | 4 000 | 4 233 | 233 |
Totaal lasten | 104 810 | 102 164 | – 2 646 |
Saldo van baten en lasten | 0 | 263 | 263 |
Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004
bedragen x € 1 000 | |||||
---|---|---|---|---|---|
(1) | (2) | (3)=(2)-(1) | |||
Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2004 | 1 000 | – 37 | – 1 037 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 1 900 | 3 508 | 1 608 | |
3a. | Totaal investeringen (-/-) | – 3 900 | – 1 282 | 2 618 | |
3b. | Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | ||||
3. | Totaal investeringskasstroom | – 3 900 | – 1 282 | 2 618 | |
4a. | Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | ||||
4b. | Eenmalige storting door moederdepartement (+) | 1 200 | 1 200 | ||
4c. | Aflossingen op leningen (-/-) | – 1 900 | – 512 | 1 388 | |
4d. | Beroep op leenfaciliteit (+) | 3 900 | 970 | – 2 930 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 2000 | 1 658 | – 342 | |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4) | 1 000 | 3 847 | 2 847 |
Het nationaal landbouwbeleid hangt nauw samen met het Europese landbouwbeleid. In deze bijlage wordt een samenhangend overzicht geboden tussen de nationale doelstellingen van LNV, zoals weergegeven in de diverse beleidsartikelen en het Europese beleid. Op deze wijze wordt inzicht verschaft in de vertaling van het Europese beleid in nationaal beleid, de nationale inzet binnen de Europese Unie en de Europese geldstromen die buiten het nationale begrotingsverband lopen. De nadruk in deze bijlage ligt op het markt- en prijsbeleid, het plattelandsbeleid en het structuurbeleid.
Programma-uitgaven voor het jaar 2004; begroting en realisatie
in € 1 mln. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
begroting 2004 | Realisatie 2004 | |||||
Financieringsbron beleid | LNV | Overig* | w.v. gedekt door EU-bijdrage | LNV | + Overig* | w.v. gedekt door EU-bijdrage |
Plattelandsbeleid | ||||||
–Duurzame landbouw | 48,36 | 52,00 | 17,93 | 41,62 | 21,74 | 20,80 |
–Natuur en landschap | 44,96 | 21,41 | 24,42 | 16,67 | 41,29 | 20,56 |
–Waterbeheer | 14,60 | 16,40 | 8,71 | 18,85 | 28,18 | 13,92 |
–Diversificatie | 0,60 | 3,17 | 1,19 | 0,00 | 4,41 | 1,21 |
–Recreatie en toerisme | 0,00 | 10,00 | 3,50 | 0,00 | 9,69 | 3,39 |
–Leefbaarheid | 0,00 | 14,15 | 4,95 | 0,00 | 21,57 | 7,54 |
–Andere acties | 0,15 | 0,07 | ||||
Totaal | 108,52 | 117,13 | 60,70 | 77,29 | 126,88 | 67,49 |
* Overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen
In bovenstaande tabel (programma-uitgaven voor het jaar 2004) zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2004 die samenhangen met het plattelandsbeleid afgezet tegen de begroting 2004. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende co-financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) op de LNV-begroting verantwoord.
In het POP zijn zes prioritaire beleidsthema's te onderscheiden, waaronder maatregelen conform Verordening (EG) nr 1257/1999. Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening, worden rijksregelingen en provinciale programma's ingezet. In de tabel is een overzicht gegeven van de Rijks- en overige bijdragen voor het POP alsmede de dekking van deze bijdragen door de EU. De overige bijdragen betreffen bijdragen van provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen. De EU-bijdrage wordt wat betreft de bijdrage aan de rijksregelingen op de begroting van LNV op diverse artikelen verantwoord.
De realisatiecijfers over het jaar 2004 zijn afkomstig van de twee betaalorganen voor het POP, namelijk LASER en DLG. In 2004 is voor het POP € 67,49 mln. aan EU-middelen besteed, een overuitputting van € 6,6 mln. ten opzichte van het beschikbare gestelde EU-budget voor 2004 (€ 60,90 mln). De verwachting is Brussel deze extra uitgaven zal goedkeuren vanwege onderuitputting in andere Europese lidstaten.
POP-onderdelen waar de uitputting in 2004 achterbleef bij de verwachting waren onder meer «Investeringen in de Landbouw», waar minder aanvragen van particulieren binnenkwamen dan verwacht, bv. voor «de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw». Dit geldt eveneens voor het «Verwerking en afzet Landbouwproducten» waarvoor in het provinciaal programma veel minder aanvragen dan voorzien, zijn ingediend.
Voorts is er onderuitputting bij het onderdeel «Milieumaatregelen in de Landbouw» doordat voor agrarische natuurverenigingen de mogelijkheid om te declareren niet door Brussel is toegestaan.
Ook voor de «Stimuleringsregeling Gebiedsgericht beleid (SGB)» is er in 2004 een onderuitputting. Pas in de loop van 2004 is overeenstemming bereikt met de EU-commissie over de SGB, onderdeel milieu. Daardoor kon dit onderdeel pas in de loop van 2004 opengesteld worden. Voor de SGB-onderdelen «water« en «diversificatie» is de uitvoering van de projecten gestart, maar zijn nog maar weinig declaraties ingediend.
Onderdelen van het POP waar de uitputting de planning overtrof waren onder meer «Waterbeheer in de landbouw» onderdeel Landinrichting, waterbeheersing. Ook het provinciaal programma laat voor een aantal onderdelen een flinke overschrijding zien, o.a. voor «Diversificatie», «Waterbeheer in de landbouw», «Leefbaarheid, Dorpsvernieuwing/landelijk erfgoed» en «Milieubehoud, land- en bosbouw en landschapsbeheer».
Daarnaast is tegen het eind van het POP-uitvoeringsjaar 2004 besloten, om de op dat moment tegenvallende POP-uitgaven voor enerzijds het provinciale programma en anderzijds het Rijksprogramma, te compenseren door extra inkomsten in het kader van de grondverwerving (Verwerving Staat en de Regeling Particuliere Terreinbeherende organisaties).
Ondanks de gerealiseerde overuitputting in 2004 blijft maximale aandacht voor uitputting van de Europese POP-gelden dan ook geboden.
De gerealiseerde «andere acties» betreft de laatste afrekening van de mid-term evaluatie van het POP, die in 2003 is uitgevoerd door Ecorys-NEI.
Onderstaande tabel toont de realisatie van lidstaat Nederland in vergelijking met de overige EU-lidstaten
bedragen x € 1 000 | ||||
---|---|---|---|---|
Beschikking | Realisatie 2004 | Onder/overbesteding | Realisatie in % | |
België | 56 000 | 48 934 | – 7 066 | 87,38 |
Denemarken | 50 900 | 43 774 | – 7 126 | 86,00 |
Duitsland | 784 800 | 799 863 | 15 063 | 101,92 |
Griekenland | 146 900 | 125 604 | – 21 296 | 85,50 |
Spanje | 514 700 | 515 309 | 609 | 100,12 |
Frankrijk | 852 100 | 839 211 | – 12 889 | 98,49 |
Ierland | 348 700 | 350 085 | 1 385 | 100,40 |
Italië | 667 100 | 615 693 | – 51 407 | 92,29 |
Luxemburg | 13 500 | 16 237 | 2 737 | 120,27 |
Nederland | 60 900 | 67 714 | 6 814 | 111,19 |
Oostenrijk | 468 200 | 468 652 | 452 | 100,10 |
Portugal | 221 400 | 193 276 | – 28 124 | 87,30 |
Finland | 321 000 | 329 659 | 8 659 | 102,70 |
Zweden | 167 000 | 163 793 | – 3 207 | 98,08 |
Engeland | 171 000 | 151 202 | – 19 799 | 88,42% |
Totaal | 4 844 200 | 4 729 006 | – 115 194 | 97,62% |
De programmaperiodes van D2 en Leader+ lopen van 2001 t/m 2006. Het is van belang dat de door de Europese Commissie ter beschikking gestelde bedragen binnen twee jaar door de eindbegunstigde zijn besteed. Bedragen die niet besteed zijn vloeien automatisch terug naar Brussel (decommiteringen). Middels de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2005 afzonderlijk worden geïnformeerd over de definitieve realisatie- en commiteringscijfers.
In 2004 is dankzij extra inspanningen (zie hierna) de achterstand wat betreft de geplande committeringen grotendeels ingelopen. In 2004 zijn de toegewezen EU middelen voldoende uitgeput. Er hebben geen decommiteringen plaatsgevonden.
De programma's Zuid en Oost zijn voor een deel gericht op de versterking van het platteland; de programma's hebben afgelopen jaren een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de attractiviteit en concurrentiekracht van het gebied. Met ruimtelijke maatregelen als investeringen in natuurontwikkeling, recreatie en toerisme en de ontwikkeling van bedrijventerreinen, is de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat van de regio's verder versterkt. Op het gebied van economische stimulering is o.a. door het ondersteunen van innovatieve projecten de concurrentiepositie van het MKB en toeristische sector versterkt, waarmee de teruggang van werkgelegenheid in de agrarische sector kan worden opgevangen.
Eind 2003 zijn conform de eis van de Europese Commissie voor alle structuurfondsenprogramma's de mid-term evaluaties (MTE) afgerond. De MTE geeft aan dat de D2 programma's Oost en Zuid over het algemeen effectief en efficiënt uitgevoerd worden. Voor het programma Zuid werd geconcludeerd dat de financiële voortgang redelijk was en dat die voor het programma Oost verbetering behoeft. Hierop zijn extra inspanningen in gang gezet gericht op de benutting van de Doelstelling 2 gelden; zo zijn besluitvormingsprocedures versneld en heeft de provincie Gelderland begin 2004 een Task Force landelijk gebied opgericht die zich richt op projectwerving. Verder zijn in 2004 de reconstructie plannen in Limburg en Overijssel gereed gekomen, hetgeen in beperkte mate een bijdrage kan leveren aan een verbetering van de committeringen.
Zowel voor wat betreft de realisatie als de committeringen, loopt het in Noord-Nederland goed. Dit is voor een deel te verklaren door het feit dat Noord-Nederland voor 2000 ervaring heeft opgedaan met het Leader II programma. In Zuid en West is de realisatie op peil, de committeringen lopen nog iets achter. In Oost is in 2004 sprake geweest van een decommitering van € 210 000. In de loop van 2004 zijn de projecten in Gelderland en Overijssel persoonlijk benaderd om te bezien of realisatie versneld kon worden. Dit heeft geleid tot een kleinere decommittering dan aanvankelijk was voorzienIn 2003 is er een gezamenlijke mid term evaluatie geweest van de vier leader+ programma's. Vanwege de late start van de programma's heeft die evaluatie op verzoek van de Europese Commissie alleen betrekking gehad op de kwaliteit van implementatie. In 2005 vindt een update van de evaluatie plaats waaruit moet blijken in welke mate de programma's aan de voorgenomen doelstellingen hebben voldaan.
Het Europese Structuurfonds FIOV (Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij) draagt bij aan structuurmaatregelen in de visserijsector. Nederland kent twee programma's (EPD's); EPD-FIOVNederland buiten doelstelling 1 gebied en het EPD-Flevoland (doelstelling 1 gebied). Het EPD-Flevoland wordt gefinancierd uit diverse structuurfondsen, waaronder het FIOV. Het ministerie van Economische Zaken is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Flevoland-programma, maar de minister van LNV is eindverantwoordelijke voor het FIOV-gedeelte. De structurele aanpassing van de Nederlandse visserijvloot is één van de belangrijke zwaartepunten binnen het EPD-FIOV. De Provincie Flevoland draagt naar rato bij aan de structuurmaatregelen. Er is in 2004 geen saneringsregeling geopend in afwachting van de resultaten van een ketenanalyse in de platvissector, die in 2004 is uitgevoerd. Wel zijn diverse meerjarige wetenschappelijke onderzoeken naar duurzamere visserijtechnieken gefinancierd. Het EPD-FIOV is tussentijds geëvalueerd. De conclusies van deze evaluatie hebben geleid tot het indienen van wijzigingsvoorstellen bij de Europese Commissie met als doel: maximale besteding van de beschikbare middelen. Er is nog geen reactie van de zijde van de Commissie.
Programma-uitgaven voor het jaar 2004; begroting en realisatie
in € mln. | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
Begroting 2004 | Realisatie 2004 | |||||
Financieringsbron Beleid | EU | LNV | Overig* | EU | LNV | Overig* |
Premieregelingen (incl. cross-compliance) | 455 | n.v.t. | n.v.t | 634 | n.v.t. | n.v.t |
Interventies en restituties | 647 | n.v.t. | n.v.t. | 560 | n.v.t. | n.v.t. |
Totaal | 1 102 | n.v.t. | n.v.t. | 1 194 | n.v.t. | n.v.t. |
* overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen
In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2004 die samenhangen met het markt- en prijsbeleid, afgezet tegen de begroting 2004.
De uitgaven voor premieregelingen zijn hoger uitgevallen dan geraamd. Interventies en restituties zijn lager uitgevallen. Met name de exportrestituties in de zuivelsector hebben in 2004 een daling laten zien.
De ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen worden in beleidsartikel 11 verantwoord. De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid worden buiten begrotingsverband verantwoord. Het betreft voornamelijk betalingen wegens exportsubsidies, hectaresteun en dierpremies.
Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord.
De nationale uitvoering van markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden verbonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. De omvang van financiële correcties (apurement) geeft een indicatie van rechtmatigheid van de uitvoering.
Ontvangsten in 2004 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten
x € 1 mln | ||
---|---|---|
Begroting | Realisatie | |
Douanerechten op landbouwproducten | ||
Hoofdproductschap Akkerbouw | 7,6 | 13,0 |
Productschap Zuivel | – | – |
Productschap Vee, Vlees en Eieren | 1,0 | 2,0 |
Productschap Tuinbouw | – | – |
Douane | 183,4 | 382,1 |
Subtotaal | 192 | 397,1 |
Productieheffingen | ||
Bijdrage in de opslagkosten van suiker | ||
Productieheffing suiker | 37,3 | 41,2 |
Productieheffing isoglucose en inuline | 0,7 | 0,9 |
Subtotaal | 38,0 | 42,0 |
Totaal douanerechten en heffingen | 230 | 439,2 |
In bovenstaande tabel is een overzicht van de Eigen Middelen van de Europese Unie opgenomen voorzover het de douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen betreft. Een overzicht van alle bijdragen van de lidstaat Nederland is te vinden in de verantwoording van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De ontvangsten zijn veel hoger dan geraamd als gevolg van een toename van het importvolume.
Prestaties m.b.t. de uitvoering van het markt en prijsbeleid
Begroting | Realisatie | |||||
Landbouwproducten en Superheffingmutaties | Aantal aanvragen (x 1 000) | Restitutie uitgaven (x € 1 mln) | Belang per aanvraag (x € 1,–) | Aantal aanvragen (x 1 000) | Restitutie uitgaven x € 1 mln) | Belang per aanvraag (x € 1,–) |
Akkerbouw | ||||||
•Restituties en invoer van akkerbouwproducten | 52 | 23 | 438 | 54 | 35 | 641 |
•Productiesteun | 5 | 163 | 32 600 | 8 | 182 | 21 964 |
•Restituties voor verwerkte grondstoffen in voedselproducten | 108 | 68 | 632 | 117 | 74 | 636 |
Zuivelproducten en melk | ||||||
•Restituties en veredeling van zuivelproducten | 58 | 460 | 7 931 | 63 | 452 | 7 175 |
•Uitvoercertificaten | 7 | 5 | ||||
•Invoercertificaten | 12 | 5 | ||||
•Superheffing | 45 | 43 | ||||
•Melkpremie* | – | 27 | 130 | 4 815 | ||
Vlees en eieren | ||||||
•Exportrestituties | 26 | 14 | 538 | 27 | 11 | 388 |
•Invoerformulieren | 20 | 18 | ||||
•Certificaten | 12 | 13 | ||||
Slachtpremies kalveren | 2 | 34 | 17 017 | 2 | 36 | 17 950 |
(aantal premiabele kalveren) | (775) | |||||
Groenten en fruit | ||||||
•Exportrestituties | 10 | 35 | 3 500 | 4 | 1 | 250 |
•en marktordening | 0,013 | 57 | 4 384 615 | |||
•Certificaten | 9 | 3 | ||||
Margarine, vetten en oliën | ||||||
In- en uitvoerformulieren/certificaten | ||||||
Totaal aantal aanvragen (x 1 000) | 365 | 389 |
*) In 2004 is de melkpremie geïntroduceerd ter compensatie van de daling van de melkprijzen als gevolg van de daling van de interventieprijzen voor boter en magere melkpoeder en de afbouw van de interventievoorraden.
Omschrijving | Begroting | Realisatie |
Totaal aantal aanvragen (x 1 000) | 365 | 389 |
Uitgaven medebewind (x € 1 mln.) | 31,2 | 31,1 |
Totale personeelsinzet medebewind in mensjaren | 428 | 393 |
Berekend gem. aantal aanvragen per mensjaar | 850 | 990 |
Berekende gem. uitvoeringskosten per aanvraag (x ? 1,-) | 85 | 80 |
Berekende gem. uitgaven per mensjaar (x € 1 000) | 73 | 79 |
Apurement (x € 1 mln.) | 2,3 | 4,2 |
Instelling | RWT | ZBO | Bijdrage LNV 2004(x € 1 000) | (Beleids-)artikel(en) | |
---|---|---|---|---|---|
Begroting | Realisatie | ||||
1.Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen(HAS) (6) | j | n | 52 521 | 55 397 | 8 |
2.Wageningen Universiteit | j | j | 131 493 | 136 108 | 7, 8 |
3.Agrarische Opleidingscentra (AOC's) (13) | j | n | 342 292 | 354 627 | 8 |
4.Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouw | j | j | – | – | – |
5.Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) (NAK) | j | j | – | – | – |
6.Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD) | j | j | – | – | – |
7.Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) | j | j | – | – | –- |
8.Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en eiproducten(CPE) | j | j | – | – | – |
9.Stichting Kwaliteitscontrolebureau voor Groente en Fruit (KCB) | j | j | 135 | 182 | 5 |
10.Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden (SKAL) | j | j | – | – | – |
11.Staatsbosbeheer | j | n | 77 194 | 87 297 | 1, 3 |
12.Faunafonds | j | j | 8 250 | 5 353 | 1 |
13.Bureau Beheer landbouwgronden | j | n | 1 215 * | 78 293 | 1 |
14.Commissie Beheer Landbouwgronden | n | j | 67 * | – | 1 |
15.Centrale Grondkamer | n | j | 156 | 134 | 11 |
16.Regionale Grondkamers Z, ZW, NW, N, O | n | j | – | – | – |
17.Reconstructiecommissie Grevelingen-Midden Delfland | n | j | 1 407 | 1 407 | 1 |
18.Commissies voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouw-, Groente-, Fruit- , Sier- en Bosbouwgewassen | n | j | – | – | – |
19.College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB) | j | j | 260 | 386 | 5 |
20.Stichting Landelijke Inspectie Dienst voor Dieren (LID) | n | j | 182 | 182 | 5 |
21.Inspectiedienst Gezelschapsdieren | n | j | – | – | – |
22.Raad voor het Kwekersrecht | n | j | 485 | 407 | 11 |
23.Voedselvoorzienings in- en verkoopbureau | n | j | – | – | – |
24.Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF) | j | j | – | – | – |
25.Stichting Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw | j | j | – | – | – |
26.Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserij | j | j | – | – | – |
27.Kamer voor de Binnenvisserij | n | j | – | – | – |
28.Stichting examens vakbekwaamheid honden en kattenbesluit (SEV) | j | j | – | – | – |
29.Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB) | n | j | – | – | – |
30.Erkende stamboekverenigingen (28x) | n | j | – | – | – |
31.Stichting DLO | j | n | 171 787 | 194 685 | 7 |
32.Rendac | j | n | 14 000 | 20 181 | 6 |
* Deze bedragen zijn gebaseerd op de begroting 2003.
Bijlage aanbevelingen Algemene Rekenkamer
Verantwoording over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het Rapport bij het jaarverslag 2004 Ministerie van LNV en het beleid ten aanzien van het misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid).
Beheer voorschotten overdrachtsuitgaven
De Algemene Rekenkamer constateerde een aanzienlijke achterstand in de afrekening van oude voorschotten op de overdrachtsuitgaven. De achterstand was in belangrijke mate te wijten aan het feit dat de voortgangsbewaking door het departement in de afgelopen jaren onder de maat is gebleven. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een ernstige onvolkomenheid.
De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling meer richting te geven aan het beheer van voorschotten bij diensten en directies. Passende maatregelen moesten worden getroffen om de beperkingen van het geautomatiseerde verplichtingensysteem aan te pakken en te komen tot adequate voortgangsbewaking. Tevens moest er sanctiebeleid worden geformuleerd en gehandhaafd.
In 2004 is de afwikkeling van de oude openstaande voorschotten voortvarend ter hand genomen. 73%, ca. 3 miljard, is in 2004 afgewikkeld. De afwikkeling van voorschotten betreft een intensief traject dat veel zorgvuldigheid vereist. Het restant van de «oude» openstaande voorschotten wordt begin 2005 afgewikkeld. Ter voorkoming van gelijksoortige situaties in de toekomst zijn de interne regels omtrent voorschotten en het toezicht op de afloop in 2004 verder aangescherpt.
Baten-lastendienst van het LNV-concern
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat door kwalitatieve onvolkomenheden in de administratie van het LNV-concern, er onzekerheid bestond over de volledigheid en juistheid van een aantal in de saldibalans opgenomen posten. De Algemene Rekenkamer beval aan door sluitrekeningen maandelijks af te stemmen met kasbeheerders door middel van saldobevestigingen. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid. De administratie van het LNV-concern zou kwartaalsgewijs afgesloten moeten worden en volledig aansluiten met saldi uit de administratie van de uitvoerende diensten. De administratie van de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband moest heringericht worden.
De beleidsuitvoering geschiedt in belangrijke mate bij de agentschappen van LNV en, voor wat betreft uitkering van EU subsidies, ook bij vier productschappen. De agentschappen en de productschappen beschikken over eigen financiële administraties die geen directe koppeling kennen met de concernadministratie. Het proces om tussentijds en per jaareinde deze administraties op elkaar aan te sluiten en om voor alle rekeningen specificaties samen te stellen is complex. In 2004 is het aantal zgn. proefafsluitingen vergroot. In 2005 zal dit proces verder worden verbeterd en zal de interne controle worden aangescherpt. Bovendien is inmiddels een project gestart om waar mogelijk te komen tot direct gekoppelde administraties.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat er onvoldoende interne controle binnen het ministerie is bij het aangaan van verplichtingen, het doen van uitgaven, het verstrekken van voorschotten en de afrekening van voorschotten. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid.
De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling de interne controlefunctie binnen het ministerie te verbeteren door hieraan meer prioriteit te geven en uniformere beoordelingskaders te hanteren.
Er zijn weldegelijk voldoende richtlijnen voor (het toezicht op) de uitvoering van financiële regelingen. Belangrijk in dit verband is de Handleiding Financiële Regelingen en het daaraan gerelateerde Toetsingskader Financieel Beheer. De controle en toezicht op de werking van de bestaande richtlijnen zullen worden geïntensiveerd.
Baten-lastendienst LASER (nu Dienst Regelingen)
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de kwaliteit van de administratieve verwerking van mutaties nog niet goed loopt, waardoor geen sprake is van beheerste bedrijfsprocessen. De administratieve afstemming van de decentrale gegevens bij LASER (nu Dienst Regelingen) met de administratie van het LNV-concern is nog niet op orde. Het M&O beleid bij enkele overdrachtsuitgaven voldeed nog niet. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde een en ander als een onvolkomenheid.
De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling de periodieke analyse en afstemming van de verschillen in administratie van het LNV-concern en LASER (nu Dienst Regelingen) te verbeteren. Daarnaast moest er meer aandacht worden besteed aan het afdekken van M&O-risico's bij de subsidieregelingen die door de agentschappen worden uitgevoerd.
De maandverantwoording van LASER (nu Dienst Regelingen) wordt in de gewenste indeling bij de concernadministratie aangeleverd en er vindt een signalering plaats indien dit niet gebeurt.
Het tijdig en volledig registreren van verplichtingen in de financiële administratie heeft de aandacht. Interne verbeteracties in de vorm van versterking van de interne controle zijn in 2004 geïmplementeerd en hebben geleid tot een kwalitatieve verbetering van de financiële informatie.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de programma-uitgaven en -ontvangsten en onzekerheden fouten bevatten, mede als gevolg van onjuist geregistreerde verplichtingen. Ook waren administratieve processen, waaronder afstemming van de gegevens met de concernadministratie, nog niet op orde. Voorts waren er gebreken in de documentatie en interne controle op landinrichtingsprojecten en in het financieel beheer van beheersuitgaven en -ontvangsten. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde een en ander als een onvolkomenheid.
Met de start van DLG als agentschap per 1 januari 2004 zijn belangrijke onderdelen van de administratieve organisatie geactualiseerd, zodanig dat de kwaliteit van de opzet van het financieel beheer bij het agentschap DLG volledig voldoet aan de daaraan te stellen eisen. DLG zal ook in 2005 extra aandacht besteden aan het monitoren van de praktische werking van de geïmplementeerde veranderingen. DLG heeft in 2004 de interne controle bij het opstellen en verantwoorden van de complexe berekeningen in het kader van het afsluiten van inrichtingsprojecten aangescherpt
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat belangrijke aanbevelingen door de Auditdienst (onder andere inzake opbrengstenverantwoording, begrotingsbeheer en beschrijving Administratieve Organisatie) niet zijn opgevolgd. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde dit als een onvolkomenheid.
In 2003 zijn er verbeteringen doorgevoerd in de gebruikte systemen en in de organisatie en procedures voor het vaststellen van de volledigheid van de opbrengstverantwoording. Zo zijn er medewerkers aangesteld om de interne controle rond de volledigheid facturering te versterken. Daarnaast is door de afdeling Interne Audit nog een aantal specifieke onderzoeken uitgevoerd om de waarborgen zoals die in het factureringsproces zijn opgenomen te toetsen. Gezien het belang van de volledigheid opbrengstverantwoording zal het onderwerp ook in 2005 de nodige aandacht blijven houden.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat een geïntegreerd reviewbeleid voor subsidiestromen die niet onder de Europese geldstromen en bijdragen aan RWT's vallen, bij LNV ontbreekt. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde dit als een onvolkomenheid.
De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling jaarlijks per directie een plan op te stellen voor de uit te voeren reviews bij de accountants van door LNV gesubsidieerde instellingen, met name ook voor de regelingen die door de agentschappen worden uitgevoerd.
Zoals Algemene Rekenkamer aangeeft, wordt het review-instrument al toegepast binnen LNV. In 2004 is een geïntegreerde «Kaderstelling reviewbeleid LNV» vastgesteld. De uit te voeren reviews 2004 worden volgens deze kaderstelling uitgevoerd.
Beschrijving en onderhoud van de administratieve organisatie
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat er sprake was van onvolkomenheid wegens het nog niet volledig en/of actueel zijn van de Administratieve Organisatie bij een aantal directies. De Algemene Rekenkamer doet de aanbeveling meer aandacht te vragen voor een actuele Administratieve Organisatie bij de achterblijvende directies door het belang aan te geven en er voor te zorgen dat de actualisatie daadwerkelijk plaatsvindt.
Ten tijde van de observatie door de Algemene Rekenkamer waren de betreffende LNV-onderdelen nog volop in reorganisatie. Inmiddels zijn voldoende structurele acties uitgezet die de actualiteit van de beschrijvingen moeten borgen.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat het contractbeheer de risico's (zoals het niet-naleven van regelgeving, integriteitsbreuken, verkeerde prijzen en tarieven) onvoldoende afdekte. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid.
De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling het contractbeheer te versterken en het toezicht op de naleving van het vastgestelde contractbeleid te verbeteren.
Aan het contractenbeheer is specifiek aandacht besteed. Dit in het kader van het opzetten en uitbouwen van een Financieel Service Centrum (FSC) waarin de uitvoerende administratieve werkzaamheden in één unit worden ondergebracht.
Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid
De Algemene Rekenkamer constateerde dat het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR) nog niet geheel is geïmplementeerd.
Er zijn in dit kader maatregelen genomen. Deze maatregelen zullen ook in 2005 worden gecontinueerd om ervoor te zorgen dat informatiebeveiliging voldoende aandacht houdt binnen het departement.
Borgstelling Nederlandse Draf- en Rensport (NDR)
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat het financieel beheer van de specifieke garantie tekort is geschoten en vroeg om aandacht voor de borgstelling door het ministerie inzake de NDR.
De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling beleid/richtlijnen te formuleren voor de wijze waarop binnen het departement met garanties moet worden omgegaan. Van de uitgaande garanties moest worden nagegaan of er wel duidelijke voorwaarden vooraf zijn gesteld en of er nog betalingen op verstrekte garanties zijn verricht waarbij ten onrechte geen vordering is ingesteld.
Op basis van nader onderzoek is besloten alsnog een vordering in te stellen bij de NDR. Ten algemene voorziet de interne procedure in betrokkenheid van de directie FEZ bij het verlenen van garanties. Daarnaast is voorschrift dat alle LNV-directeuren bij de jaarafsluiting ter controle een overzicht verstrekken van garantiestellingen of een verklaring dat er geen garanties zijn verstrekt.
Verbeterplan VWA/Centrale Eenheid
De Algemene Rekenkamer constateerde dat de VWA/CE nog niet voldoet aan de criteria van een volwaardig agentschap en voorts dat het verbeterplan financieel en materieel beheer uit 2003 nog niet volledig is gerealiseerd.
De VWA/CE in het kader van de vorming van de Voedsel en Waren Autoriteit in 2002 van het Parlement de status van tijdelijk agentschap heeft gekregen. Het streven is om per 1 januari 2006 aan alle instellingseisen voor een agentschap te voldoen. Hiertoe is een plan van aanpak financieel beheer opgesteld dat inmiddels wordt uitgevoerd. Hierin zijn de openstaande punten uit 2003 meegenomen.
De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de aansluiting van de drie w-vragen in de begroting en de drie h-vragen in de verantwoording nog kon worden verbeterd. De Algemene Rekenkamer doet de aanbeveling de specificatie (in indicatoren en streefwaarden) van de beoogde beleidseffecten te verbeteren en de specificatie van de te leveren prestaties in de begroting en in aansluiting daarop in het jaarverslag en daarbij het huidige ambitieniveau om het VBTB-proces te verbeteren te handhaven.
In de aansluiting van de drie w-vragen in de begroting en de drie h-vragen in de verantwoording heeft daar waar nodig, een flinke verbetering plaatsgevonden. In het werken aan de zogenaamde dummy-begroting en in het in te zetten traject om voor begroting 2006 de aanbevelingen van de VBTB evaluatie te implementeren, is de specificatie van de beoogde beleidseffecten uitdrukkelijk aan de orde. LNV handhaaft een hoog ambitieniveau om het VBTB-proces te verbeteren.
Bijlage lijst met gebruikte afkortingen
AGF | Aardappelen, Groenten en Fruit |
AGRODIS | de vereniging van toeleveranciers van gewasbeschermings-middelen |
AI | Aviaire influenza |
AID | Algemene Inspectiedienst |
AmvB | Algemene Maatregel van Bestuur |
AOC | Agrarische Onderwijs Centra |
ASC | Afrika Studie Centrum |
AVP | Agenda Vitaal Platteland |
BBL | Beroepsbegeleidende Leerweg |
BES | bilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten |
BOL | Beroeps Opleidende Leerweg |
BRD | Bureau Registratie Diergeneesmiddelen |
BSE | Bovine Spongiform Encephalopathy |
BUIZA | Ministerie van Buitenlandse Zaken |
BUZA | Ministerie van Buitenlandse zaken |
BVE | Beroepsonderwijs en Volwassenen Educatie |
Cfi | Centrale Financiën Instellingen |
COKZ | Centraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel |
COLO | Centraal Orgaan Landelijke Organen beroepsonderwijs |
CTB | College Toelating Bestrijdingsmiddelen |
DL | Directie Landbouw |
DLG | Dienst Landelijk Gebied |
DLO | Dienst Landbouwkundig Onderzoek |
DN | Directie Natuur |
DR | Dienst Regelingen |
DWK | Directie Wetenschap en Kennisoverdracht |
EBP | Energiebesparingplannen |
EFSA | European Food Safety Authority |
EHS | Ecologische Hoofdstructuur |
EPD | Enig Programmerings Document |
EU | Europese Unie |
EZ | Economische Zaken |
FIOV | Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij |
GGO's | Genetisch Gemodificeerde Organismen |
GNO | Gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong |
HACCP | Hazards Analysis of Critical Control Points |
HAO | Hoger Agrarisch Onderwijs |
HBO | Hoger Beroeps Onderwijs |
I&H | Directie Industrie en Handel |
I&R | Identificatie en Registratie |
IBG | In Beslaggenomen Goederen |
IBV | Investeringsregeling Biologische Varkenshouderij |
ICES | Interdepartementale Commissie Economische Structuur-versterking |
ICT | Informatie Communicatie Technologie |
ID-DLO | Instituut voor Dierhouderij en Diergezondheid van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek |
ILG | Investeringsbudget Landelijk Gebied |
IOZV | Inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij |
IPC | Innovatie Praktijkcentra |
IRG | Infrastructuurregeling Glastuinbouw |
ISO | Internationale Organisatie voor Standaardisatie |
ISRIC | International Soil Reference and Information Centre |
ISV | Investeringsimpuls Stedelijke Vernieuwing |
IVP | Instituut voor Psychotrauma |
KCB | Kwaliteits Controlebureau Groenten en Fruit |
KIC | Kennis en Innovatiecentrum |
KIS | Kennis en Informatiesysteem |
KNAW | Koninklijke Nederlandse Academie voor de Wetenschappen |
KVP | Klassieke Varkens Pest |
KvW | Keuringdienst van Waren |
LEI | Landbouw Economische Instituut |
LID | Landelijk inspectiedienst voor dieren |
LNV | Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit |
LOK | Landbouwonderwijs en Kennisprogramma's |
LTO | Land- en Tuinbouw Organisatie |
LWOO | Leerweg Ondersteunend Onderwijs |
M&O | Misbruik en oneigenlijk gebruik |
MAO | Mestafzetovereenkomst |
MBO | Middelbaar Beroeps Onderwijs |
MGS | Mansholt Graduate School of Social Sciences |
MINAS | Mineralen aangiftesysteem |
MJA's | Meerjarenafspraken |
MJP | Meerjarenplannen |
MKB | Midden-Klein Bedrijf |
MKZ | Mond- en Klauwzeer |
MoU | Memorandum of Understanding |
MVO | Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen |
NBC-terrorisme | Nucleair, Biologisch en Chemisch terrorisme |
NEFYTO | Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie |
NUBL | Nadere Uitwerking Brabant/Limburg |
NWO | Nederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek |
O&S | Ontwikkelings- en Saneringsfonds |
OBN | Overlevingsplan bos en natuur |
OCW | Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
OD | Operationele doelstellingen |
PD | Plantenziektenkundige Dienst |
PE&RC | C.T. de Wit-onderzoekschool Production Ecology & Resource Conservation |
PEBLDS | Pan-Europese Biologische en Landschaps Diversiteits Strategie |
PEEN | Pan Europees Ecologisch Netwerk |
PNB | Particuliere Natuurbescherminsorganisaties |
POP | Plattelandsontwikkelingsplan |
PPS | Publiek Private Samenwerking |
PRI | Plant Research International |
PT | Produktschap Tuinbouw |
RBON | Rijksregelingen Beheersovereenkomsten |
RBV | Regeling Beëindiging Veehouderij-takken |
RIVM | Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne |
RSBP | Regeling Stimulering Biologische Productiemethode |
RSG | Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw |
RVR | Regeling Versterking Recreatie |
RVV | Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees |
SAN | Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer |
SBB | Staatsbosbeheer |
SEP | Sociaal Economische Plan |
SGB | Stimuleringsregeling Gebiedsgericht Beleid |
SMK | Stimuleringskader |
SN | Subsidieregeling Natuurbeheer |
SNLW | Subsidieregeling Netwerk Landelijke Wandelpaden |
STIDUG | Stimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden |
SZW | Ministerie van Sociale Zaken en Wetenschap |
TACs | Total Allowable Catch |
TSE | Transmissible Spongiform Encephalopathies |
UR | Universiteit en Researchcentrum |
UvW | Unie van Waterschappen |
V&W | Ministerie van Verkeer en Waterstaat |
VBC | Visstand Beheer Commissies |
VCN | Stichting Voedingscentrum Nederland |
VD | Voedselkwaliteit en Diergezondheid |
VEWIN | Vereniging van waterbedrijen in Nederland |
VIA-regeling | Versterking en Innovatie Agrarisch onderwijs |
VJN | Voorjaars Nota |
VLAG | Onderzoeksschool voor Voeding, Levensmiddelen-technologie, Agrobiotechnologie en Gezondheid |
VMBO | Voortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs |
VNBBL | Versterking natuur- en bosbeheer bij landgoedeigenaren |
VNG | Vereniging van Nederlandse Gemeenten |
VO | Voortgezet Onderwijs |
VROM | Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening |
VWA/CE | Voedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid |
WCL | Waardevolle Cultuurlandschappen |
WIAS | Wageningen Instituut voor Dierwetenschappen |
WO/HBO | Wetenschappelijk Onderwijs/Hoger Beroeps Onderwijs |
WOT | Wettelijke Onderzoeks Taken |
WU | Wageningen Universiteit |
WUR | Wageningen Universiteit en Researchcentrum |
ZOGT | Zicht op Gezonde Teelt |