Base description which applies to whole site

nr. 1JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT (XIV)

Aangeboden 18 mei 2005

Ontvangsten verdeeld over de (beleids)artiekelen (bedragen x € 1 mln.)kst-30100-XIV-1-1.gif

Uitgaven verdeeld over de (beleids)artikelen (bedragen x € 1 mln.)

kst-30100-XIV-1-2.gif

Inhoudsopgave

A. ALGEMEEN6
    
1. Voorwoord6
    
2. Verzoek tot déchargeverlening7
    
3. Leeswijzer9
    
B. BELEIDSVERSLAG11
    
4. Beleidsprioriteiten11
    
5. Beleidsartikelen23
 01Versterking landelijk gebied23
 02Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)34
 03Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)41
 04Economisch perspectiefvolle agroketens45
 05Bevorderen duurzame productie59
 06Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid70
 07Kennisontwikkeling en innovatie79
 08Kennisvoorziening87
 09Kennisverspreiding90
    
6. Niet-beleidsartikelen96
 10.Nominaal en onvoorzien96
 11.Algemeen96
7. Bedrijfsvoeringsparagraaf99
    
C. JAARREKENING102
    
8. De verantwoordingsstaat102
    
9. De saldibalans103
    
10. Baten-lastendiensten111
  Dienst Regelingen (DR)112
  Dienst Landelijk Gebied (DLG)114
  Plantenziektenkundige dienst (PD)116
  Voedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid (VWA/CE)118
  Batenlastendienst VWA/CE118
  Voedsel en Waren Autoriteit/Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW)120
  Voedsel en Waren Autoriteit/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV)122
    
D. BIJLAGEN125
  Bijlage Europese geldstromen125
  Bijlage ZBO's en RWT's131
  Bijlage aanbevelingen Algemene Rekenkamer132
  Bijlage lijst met gebruikte afkortingen137

A. ALGEMEEN

1. VOORWOORD

Hierbij bied ik u het Jaarverslag 2004 van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit aan.

De begroting 2004 was de eerste door mij ingediende. Ik heb daarmee meer dan in 2003 mijn stempel kunnen drukken op het beleid. Dat uit zich onder andere in veel initiatieven op het gebied van duurzaamheid. Zowel in de landbouw- en visserijsector als op het beleidsterrein natuur.

Ook stond het jaar in het teken van de omslag van een overheid die «zorgt voor», naar één die «zorgt dat». Deze insteek is er op gericht dat maatschappelijke partijen zelf de verantwoordelijkheid kunnen nemen voor de inrichting van hun leven en leefomgeving. Mede in dat kader heeft 2004 grote voortgang laten zien bij de bestrijding van administratieve lasten. Centraal stond ook het voorzitterschap van de EU. Daar besteed ik in dit verslag extra aandacht aan.

Ten aanzien van de interne reorganisatie is LNV op koers. De zogenaamde Houtskoolschets heeft geleid tot een inkrimping en stroomlijning van de organisatie.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

2. VERZOEK TOT DÉCHARGEVERLENING

Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit decharge te verlenen over het in het jaar 2004 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in het jaarverslag;

d. de departementale saldibalans;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. de slotwet van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit over het jaar 2004; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;

c. Het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2004 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van 's Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden.

d. De verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2004 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2004 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2004 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);

het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

3. LEESWIJZER

Het jaarverslag over het jaar 2004 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bestaat uit de volgende onderdelen:

– Voorwoord

– Déchargeverlening

– Leeswijzer

– Beleidsprioriteiten

– Beleidsartikelen

– Niet-beleidsartikelen

– Bedrijfsvoeringsparagraaf

– Jaarrekening

Daarnaast maken vier bijlagen onderdeel uit van het jaarverslag, bestaande uit de bijlage Europese geldstromen, de bijlage toezichtsrelaties, een toelichting op de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer bij de verantwoording van voorgaande jaren en een bijlage met een lijst van afkortingen.

De bijlage Europese geldstromen is opgenomen omdat de verantwoording van de uitgaven met betrekking tot het Plattelandsontwikkelingsplan en de Europese structuurfondsen meer beleidsterreinen beslaat en verdeeld is over verschillende beleidsartikelen. Deze bijlage biedt een algeheel overzicht, waarbij tevens de uitgaven en ontvangsten van de Europese Unie in het kader van het markt- en prijsbeleid zijn opgenomen.

De veranderingen in de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) 2005 ten opzichte van de RBV 2005 houden onder meer in dat het jaarverslag 2004 niet een afspiegeling is van de begroting 2004. Hieronder wordt ingegaan op de wijze waarop invulling is gegeven aan deze trendbreuk in het jaarverslag 2004 van LNV.

Vanwege de prominente plaats van het beleidsprogramma 2004–2007 Vitaal & Samen in de begroting 2004 is er in de beleidsagenda geen tabel met beleidsprioriteiten opgenomen. Hierdoor is het ook niet mogelijk een overeenkomstige tabel onder de beleidsprioriteiten in het jaarverslag 2004 op te nemen.

De (niet) beleidsartikelen in het beleidsverslag bevatten financiële gegevens en niet-financiële gegevens. De financiële gegevens zijn opgenomen onder de algemene beleidsdoelstelling in de tabel budgettaire gevolgen van beleid. De opmerkelijke verschillen tussen oorspronkelijke begroting en realisatie zijn bondig toegelicht. Dit is gedaan voor de verplichtingen, de programma- en apparaatuitgaven en de ontvangsten.

De niet-financiële informatie is opgenomen onder de geoperationaliseerde doelstellingen. Daar waar deze informatie in de begroting kwantitatief is weergegeven zijn in het jaarverslag de kwantitatieve realisatiegegevens opgenomen. De toevoeging van de mate van realisatie (ja/nee/gedeeltelijk), zoals als leidraad genoemd in model 3.50 in de RBV, is hierdoor overbodig en daarom achterwege gelaten. De lezer kan zelf deze conclusie trekken. Daar waar kwalitatieve niet-financiële informatie in de begroting is opgenomen, is de mate van realisatie wel benoemd.

De voorname beleidsresultaten en de opmerkelijke verschillen in de doelrealisatie zijn beknopt toegelicht. Voor zover de instrumenten niet in de tabellen zijn genoemd, zijn deze in de toelichting opgenomen als ze afwijken van de opsomming in de begroting. Dit laatste geldt ook voor de doelgroepen. Een soortelijke opsomming van doelgroepen en instrumenten die in de begroting staat, is hierdoor overbodig en is daarom in het jaarverslag weggelaten.

In de paragraaf over diensten die een baten-lastenstelsel voeren is per baten-lastendienst een bondige toelichting gegeven op de taken van de baten-lastendienst en op de opmerkelijke verschillen in de exploitatie tijdens het begrotingsjaar. De prestatiegegevens zijn onder gebracht bij de beleidsartikelen. Voor een aantal baten-lastendiensten is geen eenduidige relatie te leggen tussen de beleidsartikelen en de voortgebrachte producten of diensten. De voortgebrachte producten of diensten zijn daarom ondergebracht onder één van de beleidsartikelen waarop de werkzaamheden van de baten-lastendienst betrekking hebben. Dit betekent dat DLG te vinden is onder artikel 1, DR te vinden is onder artikel 4, de PD te vinden is onder artikel 5 en de VWA/RVV te vinden is onder artikel 6.

In het jaarverslag wordt tevens ingegaan op de relevante overzichtsconstructies. Op de eerste plaats is dit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). De uitgaven die LNV jaarlijks doet in het kader van internationale samenwerking worden in beleidsartikel 11 «Algemeen» verantwoord.

Daarnaast heeft LNV deelgenomen aan de overzichtsconstructies (GIOS) en (ISV). De uitgaven die met deze overzichtsconstructies zijn gemoeid, zijn verantwoord onder beleidsartikel 1.

B. BELEIDSVERSLAG

4. BELEIDSPRIORITEITEN

Inleiding

Het jaar 2004 heeft vooral in het teken gestaan van het EU-voorzitterschap. Tevens heb ik in Brussel, maar vooral ook op nationaal niveau het afgelopen jaar flinke voortgang geboekt op één van de hoofdprioriteiten van dit kabinet: het verlagen van de administratieve lasten. Naast deze twee speerpunten van 2004 zal ik de overige beleidsterreinen beschrijven aan de hand van de vier hoofdthema's van het Ministerie van LNV: groen ondernemen, vitale natuur, veilig voedsel en vertrouwd platteland.

EU-voorzitterschap

Los van de beleidsinhoudelijke vraagstukken stond het voorzitterschap vooral ook in het teken van de toetreding van 10 nieuwe lidstaten. Voor het eerst moesten Raadsvergaderingen gehouden worden met 25 lidstaten. Mede dankzij een aantal succesvolle informele bijeenkomsten is het gelukt de nieuwe lidstaten snel te integreren in de werkwijze van de Raad. De complexer geworden besluitvormingsprocessen lijken daarmee nog wel te voldoen.

Door vertragingen rond de aanstelling van de nieuwe Europese Commissie en het aantreden van een nieuw Europees Parlement heb ik mijn oorspronkelijke agenda voor het voorzitterschap enigszins moeten bijstellen. Niettemin zijn de twee strategische hoofdlijnen van Nederland, duurzame landbouw in relatie tot de maatschappelijke randvoorwaarden en vermindering van de administratieve lastendruk, succesvol ingebracht. Bovendien heb ik toch nog stappen kunnen zetten op het terrein van het transport van levende dieren.

Een fundamentele discussie is gevoerd over de verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid en markt ten aanzien van voedselveiligheid. Analoog aan de in Nederland al eerder ingezette ontwikkeling naar meer verantwoordelijkheid voor het bedrijfsleven, luidt nu ook op Europees niveau de tussenconclusie dat de overheid verantwoordelijk blijft voor het toezicht op de voedselveiligheid, maar dat kwaliteitseisen aan voedsel onder de verantwoordelijkheid vallen van het bedrijfsleven. De controle op voedselveiligheid kan efficiënter worden aangepakt door meer samenwerking met de markt. En de controle op voedselkwaliteit zou meer aan private organisaties kunnen worden overgelaten. Dit zal ook de administratieve lasten voor bedrijven verlichten.

Op het terrein van administratieve lastendruk zullen de Europese Commissie en de Raad de Nederlandse initiatieven voortzetten. De onder mijn voorzitterschap door de Raad ingebrachte voorstellen om de regelgeving te vereenvoudigen, zullen door de Europese Commissie in een document worden verwerkt met een analyse van de mogelijkheden om tot structurele vereenvoudiging van het marktinstrumentarium over te gaan. Op visserijgebied hebben de Nederlandse inspanningen al tot een Commissiemededeling geleid met een inventarisatie van de mogelijkheden voor vereenvoudiging. Dat zal in 2005 tot een actieplan moeten leiden.

Grote stappen zijn er gezet naar het geaccepteerd krijgen van vaccinatie als bestrijdingsinstrument van dierziekten. De door Nederland en de Europese Commissie georganiseerde conferentie eind 2004 heeft tot veel begrip geleid voor de Nederlandse inzet. Tijdens bovengenoemde conferentie heeft LNV zich tevens ingezet om bij het bestrijden van dierziekten zoveel mogelijk te voorkomen dat gezonde dieren moeten worden gedood. Op deze wijze is de Nederlandse wens op de Europese agenda geplaatst om het vaccinatie-instrument selectief te kunnen inzetten bij de dierziektebestrijding. De conclusies van de conferentie zullen door de Europese Commissie gebruikt worden voor het ontwikkelen van een nieuwe, brede strategie voor communautaire dierziektebestrijding.

Er is een politiek akkoord bereikt over het voorstel voor een verordening tot vaststelling van maximumgehalten aan bestrijdingsmiddelenresiduen in producten van plantaardige en dierlijke oorsprong (zgn. Residuverordening). Het nieuwe voorstel leidt tot een volledige harmonisatie van de internationale handel in plantaardige producten en betekent een sterke vermindering van de administratieve lastendruk.

Teneinde op het politiek zeer gevoelige dossier van diertransport de impasse te doorbreken, heb ik een stap-voor-stap benadering voorgesteld die resulteerde in een aangepast voorstel waarin in eerste instantie betere handhavings- en controlemogelijkheden worden voorgesteld (satelietnavigatiesysteem) en een strenger beleid van autorisatie van transporteurs (certificering). Het voorstel geeft verder een meer verdeelde verantwoordelijkheid bij de transportactiviteit waardoor een «overtreder» beter kan worden aangewezen. Niet alleen de transporteur maar ook de chauffeur of opdrachtgever kan dan worden aangesproken op het niet naleven van dierenwelzijnseisen. Er is een politiek akkoord bereikt over het aangepaste voorstel.

Daarnaast is aanzienlijke vooruitgang geboekt in de discussie over de hervorming van de suikermarkt, de marktordening groente en fruit, het EU-actieplan biologische landbouw en het voorstel voor een nieuwe Kaderverordening Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013. Ook is veel aandacht besteed aan handelspolitieke aspecten van het landbouwbeleid in WTO en Mercosur-kader.

Ten slotte heeft Nederland ook de samenwerking tussen onderzoeksfinanciers op de politieke agenda kunnen plaatsen. Een initiatief dat hierna door de Commissie en komende voorzitterschappen zal worden opgepakt.

Het Nederlands voorzitterschap heeft samen met de Raad en de Commissie effectief kunnen werken aan de verdere implementatie van het hervormde Gemeenschappelijk Visserijbeleid. Er is concrete voortgang gemaakt voor een meerjarige herstelstrategie voor zuidelijke heek en tong. Ook voor enkele andere bestanden is besloten om meerjarige herstel- of beheersplannen te ontwikkelen. De Commissie is op verzoek van de Raad begonnen met voorstellen voor noodzakelijke korte termijnmaatregelen voor Europese aal die zij begin 2005 aan de Raad zal voorleggen. De jaarlijkse vangstmogelijkheden voor visbestanden zijn vastgesteld, inclusief vangstbeperkingen voor een aantal nieuwe diepzeebestanden. Op het terrein van handhaving en controle is eveneens concrete voortgang gemaakt. Alle lidstaten hebben ingestemd met de oprichting van een Europees Controleagentschap voor Visserij. De besluitvorming wordt in 2005 afgerond. Lidstaten rondom de Noordzee hebben op Nederlands initiatief aanvullend nadere afspraken gemaakt voor een versterkte samenwerking bij controle.

Het voorzitterschap van de Europese Unie bracht ook extra verplichtingen en inspanningen op multilateraal terrein met zich mee: WTO/DOHA, FAO, Codex alimentarius, Biodivesriteit, ITTO, grondstoffen en de IPPC.

Minder beleid, minder lasten en minder regels

Eén van de speerpunten van het hoofdlijnenakkoord is het verminderen van de administratieve lasten. Van de voorgenomen administratieve lastenvermindering van 25% in de periode 2003–2007 heb ik eind 2004 ruim 19% gerealiseerd. Dit betekent dat de lasten structureel met ruim € 82 mln. zijn gereduceerd. In 2005 verwacht ik de 25% grens te passeren, behoudens tegenslagen voor onvoorziene nieuwe administratieve lasten.

Teneinde de administratieve lasten structureel op een lager niveau te houden, is het programma SALDO begonnen. Uitgangspunt hiervan is dat de overheid bestaande bedrijfs- en keteninformatie optimaal benut voor haar eigen informatiestromen.

In brieven aan uw Kamer heb ik eerder een groot aantal voorstellen opgenomen voor minder beleid en minder regels, onder meer in het kader van de «Grote vereenvoudiging» van regelgeving. Hiervan heb ik er ook in 2004 een aantal gerealiseerd. Bij uw Kamer is het wetsvoorstel houdende intrekking van de Wet op de openluchtrecreatie ingediend en de regelgeving waarbij het systeem van mestafzetovereenkomsten vervalt, is bij uw Kamer voorgehangen. Nieuwe regels op het gebied van diervoeders zijn tot stand gebracht en in werking getreden, wat tot een grotere transparantie en intrekking van de verspreid neergelegde regels heeft geleid. Op veterinair vlak zijn diverse preventieve maatregelen versoepeld. Vele voorstellen zijn nog in voorbereiding. Zo streef ik onder andere samen met mijn ambtgenoot van VWS een transparantere regelgeving op het gebied van vlees na. In het kader van de nota «Bruikbare rechtsorde» is een project gestart dat de mogelijkheden daartoe onderzoekt. Op 1 januari 2004 stond de regelingenteller van LNV op 1 600. Op 31 december op 815. Het afgelopen jaar zijn er dus 576 regelingen geschrapt. Eind februari 2005 is dit aantal gezakt tot onder de 800.

Groen ondernemen, innovatieve kracht

Duurzame landbouw

De opdracht van verduurzaming van productie, consumptie en daarmee samenhangende systeemwijzigingen, is breed en meerjarig. Waar eerder in de glastuinbouw en de intensieve veehouderij grote transitieprojecten op gang kwamen, komen nu ook andere sectoren in beweging. In 2004 is onder meer op de volgende terreinen vooruitgang geboekt:

• De transitieontwikkeling bij de diverse maatschappelijke actoren (w.o. de overheid) is in 2004 zichtbaar geworden in een maandelijkse overzicht (nieuwsbrief) van het LNV-transitieteam, in de LEI-publicatie «Duurzame landbouw in beeld», in de procesmonitoring van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en in een gemeenschappelijke hoofdpuntenrapportage van LNV, EZ, V&W, BuZa en VROM aan de Tweede Kamer.

• Het in 2003 opgezette Programma Praktijknetwerken, als regeling voor het faciliteren van ondernemersgroepen, heeft zeer veel belangstelling getrokken. Uit een groot aantal aanvragen zijn in 2004 ca. 45 netwerkvoorstellen geselecteerd en gehonoreerd.

• Transitiebelemmerende onderdelen van LNV-regelgeving zijn in beeld gebracht door een tweetal onderzoeken, het laatste specifiek over de veehouderij (rapport Den Hartog). De hoofdpunten en de daarbij in gang gezette acties zijn in het voorjaar van 2004 aan de Kamer gerapporteerd in de zogenoemde pakketbrief. Een vervolgrapportage is begin 2005 voorzien.

Herstructurering melkveehouderij

In 2004 zijn de lijnen, tezamen met het ministerie van VROM, uitgezet voor de besteding van de Koopmansgelden. Met de voorgenomen inzet wordt een sterke impuls gegevens aan de structuurversterking van de melkveehouderij. Dit geeft minder kosten voor de boer en minder milieubelasting door een evenwichtig gebruik van de verschillende percelen.

Op hoofdlijnen gaat het hierbij om versnelde afronding van klassieke landinrichtingsprojecten; kavelruil; landschapsbehoud in (milieu-)probleemgebieden; projecten ten behoeve van melkveehouderij en milieu; kennisontwikkeling en -verspreiding in de melkveehouderij.

Toekomst intensieve veehouderij

Tijdens de nationale dialoog omtrent de toekomst van de intensieve veehouderij eind 2003 is vastgesteld dat de intensieve veehouderij een plaats heeft in de Nederlandse maatschappij. Deze conclusie is van niet te onderschatten betekenis geweest. Het heeft geleid tot vertrouwen in de toekomst en van daaruit mogelijkheden geopend om niet meer probleemgericht, maar oplossingsgericht te werken. Dit vertrouwen heeft ook geleid tot de aanvaarding van de eigen verantwoordelijkheid bij vele relevante partijen. Eind 2004 kon derhalve op basis van de eigen verantwoordelijkheden en rollen van de betrokken partijen gezamenlijk gewerkt worden aan de organisatie en agendering van een vervolg gesprek in januari 2005 over de toekomst van de intensieve veehouderij.

Bevorderen biologische landbouw

In 2004 is de nota Biologische landbouw 2001–2004 geëvalueerd. Daaruit is gebleken dat de biologische landbouw de laatste jaren is gegroeid, maar minder dan verwacht. De stagnerende vraag, mede door de afnemende economische groei, is een belangrijke oorzaak. Ondanks de constatering dat de gestelde doelen uit de nota Biologische Landbouw 2001–2004 niet zijn bereikt, kan uit de evaluatie toch geconcludeerd worden dat de vraaggerichte aanpak de juiste is geweest. Deze heeft geleid tot meer samenwerking en afstemming tussen en binnen de ketenpartijen, een groter aanbod, kwaliteitsverbeteringen en een toegenomen acceptatie van biologische producten bij zowel de consument als de retailer.

De uitkomsten van bovengenoemde evaluatie hebben mede bijgedragen aan de vorming van een nieuwe Beleidsnota Biologische landbouw 2005–2007. Het kabinet zal de komende tijd inzetten op het stimuleren van de marktvraag naar biologische producten, in samenwerking met de andere betrokkenen.

Investeringssteun voor jonge innovatieve bedrijfsopvolgers

Met de Europese Commissie is een akkoord bereikt over Nederlandse steun aan jonge agrariërs. Hiertoe is eind 2004 een steunmogelijkheid in de vorm van een investeringsfaciliteit aan de Europese Commissie ter toetsing voorgelegd om voor co-financiering in aanmerking te komen.

Versterking fytosanitaire inzet

Gelet op de risico's die Nederland loopt op fytosanitair terrein is de inzet in 2004 versterkt. Dit gebeurt in nauw overleg met het bedrijfsleven. In het kader van een efficiëntere keuringsaanpak is het project «slim fruit» afgerond en is de gezamenlijke intentieverklaring overheid/bedrijfsleven «Plant Keur»geaccordeerd. Het belang van deze versterkte inzet blijkt uit de aanpak van onverwachte problemen zoals de handelsproblemen met Rusland die veel inzet vergt.

Akkoord over coëxistentie in de primaire sector

De ruimte die de primaire sector op het gebied van coëxistentie is geboden, heeft geleid tot goede afspraken over de coëxistentie van gangbare, genetisch gemodificeerde en biologische teelten in Nederland. Het akkoord dat gezamenlijk met de convenantspartijen tot stand is gekomen mag, mede gelet op de complexe materie en uiteenlopende belangen, als een mooi resultaat beschouwd worden.

Gemeenschappelijk landbouwbeleid 1e en 2e pijler

De uitvoeringsmaatregelen voor de hervorming van de zogenaamde 1e pijler van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) zijn in Brussel naar tevredenheid afgerond. De nationale keuzes op hoofdlijnen zijn gereed en in de Kamer bediscussieerd en inmiddels is de nationale regeling in concept gereed. Er wordt nu gewerkt aan de ontwikkeling van een uitvoeringssystematiek en de implementatie daarvan voor 1 januari 2006.

In het kader van de hervorming GLB 2e pijler (plattelandsontwikkeling) heeft de Europese Commissie de eerste voorstellen voor een nieuwe Verordening Plattelandsontwikkeling voor de periode 2007–2013 gepresenteerd. Deze verordening zal de basis vormen voor het POP II.

Plattelandsontwikkelingsprogramma

Nederland kon voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma (POP) in 2004 rekenen op een bedrag van € 60,9 mln. aan cofinanciering van de Europese Unie. Per 15 oktober, de sluitingsdatum van het Europese boekjaar, zijn declaraties voor dat bedrag in Brussel ingediend. Alle projecten die aan de criteria voldeden, konden worden gehonoreerd. Op 15 oktober is echter ook 11% méér gedeclareerd: in totaal is voor bijna € 68 mln. aan rekeningen ingediend. Verwacht wordt dat de Nederlandse extra claim door de Europese Commissie zal worden gehonoreerd, omdat er bij andere EU-lidstaten sprake is van een onderbesteding van de beschikbare financiën voor plattelandsontwikkeling.

Duurzame gewasbescherming

Het beleid zoals vastgelegd in de nota Duurzame gewasbescherming is in uitvoering sedert 2004.

In het licht van de doelstelling om de gewasbeschermingspraktijk te verduurzamen zijn enkele belangrijke stappen gezet. Zo is door middel van toelating en vrijstelling een groot aantal teeltkundige knelpunten opgelost, waardoor bij het bedrijfsleven ruimte is ontstaan om te investeren in innovatieve maatregelen en beter management. In het kader van het Convenant Gewasbescherming zijn diverse projecten gestart, die via «geïntegreerde gewasbescherming» moeten leiden tot duurzamere toepassingen. Het streven is om met betrekking tot de milieubelasting in 2005 een reductie van 75% te verwezenlijken ten opzichte van 1998.

Dierenwelzijn

Naar aanleiding van de discussie over het intrekken van het Honden- en kattenbesluit in zowel de Kamer als met de maatschappelijke organisaties, is in het najaar van 2004 een conferentie gezelschapsdieren georganiseerd. Met die conferentie is een goede basis gelegd om via een in te stellen «Forum gezelschapsdieren» te komen tot een juiste invulling van een ieders rol en verantwoordelijkheid teneinde zo het welzijn van gezelschapsdieren daadwerkelijk te verbeteren.

Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex

Het programma Bilaterale Economische Samenwerking heeft, d.m.v. handelsmissies, contactbijeenkomsten, seminars, vakbeurzen, individuele matchmaking, geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners. In de hoog ontwikkelde West Europese markt werd extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd een extra stimulans gegeven door een partnerlandovereenkomst aan te gaan met 's werelds grootste biologische vakbeurs de BioFach. Daarnaast is een begin gemaakt met een versterkte inzet op de dit jaar toegetreden nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU buren.

Agrologistiek

Agrologistiek beoogt systeeminnovaties richting duurzaamheid en vervoersefficiëntie te bewerkstelligen door het uitvoeren van pilotprojecten. In 2004 is ingestemd met twee nieuwe projecten en zijn 2 pilotprojecten gestart met de bouwfase. Uit een monitoringonderzoek is gebleken dat het Platform Agrologistiek bijdraagt aan politiek bestuurlijk of ambtelijk agenderen van knelpunten, vooral bij concrete initiatieven van ondernemers.

Innovatie

Het Innovatieplatform onder leiding van de minister-president heeft in 2004 «Flowers en Food» tot één van de vier sleutelgebieden in Nederland benoemd voor wat betreft economische kracht en innovatie. Als follow-up van het innovatieplatform is gestart met het opstellen van een innovatieagenda voor dit sleutelgebied.

In 2004 heb ik het «Innovatieplatform Aquacultuur» geïnstalleerd. Tot het takenpakket van het platform behoort het initiëren van een aantal innovatieve aquacultuur projecten. In 2004 is een stimuleringsregeling voor pilots opengesteld. Dit heeft geleid tot een groot aantal perspectiefvolle initiatieven, waardoor de regeling werd overtekend.

Transnationale PO Garnalen

De boete die de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) heeft opgelegd aan groothandelaren in Noordzeegarnalen heeft uiteindelijk geleid tot aanpassing van de Europese marktordening voor vis- en visserijproducten. Hierdoor kunnen transnationale verenigingen van producentenorganisaties (tPO) worden erkend door lidstaten. Een transnationale PO kan ten behoeve van bevissing, productie en afzet van een gezamenlijk geëxploiteerd visbestand tot een zekere planning komen van de vangsten door een werkprogramma op te stellen aan het begin van het visseizoen.

Vernieuwing van het groene kennissysteem

In het groene onderwijs is op alle niveau's een krachtige vernieuwingsslag gaande. Kern hiervan is dat de toekomstige beroepspraktijk meer centraal komt te staan en dat naast vakgerichte competenties juist ook ondernemerscompetenties ontwikkeld moeten worden: «van vakmanschap naar ondernemerschap» is het devies. De kennisinstellingen binnen het groen onderwijs dragen via de begin 2005 op te richten kenniscoöperatie gezamenlijk bij aan een kennissysteem van hoge kwaliteit met doelgerichte kenniscirculatie en onderwijsvernieuwing.

Om er voor te zorgen dat de kennisinfrastructuur vitaal blijft en dat onderzoeksresultaten hun weg vinden naar innovaties in de praktijk is een eerste stap gezet de kennisdoorstroming naar de praktijk te verbeteren door 5% tot 10% van het LNV-budget voor beleidsondersteunend onderzoek te besteden aan kennisdoorwerking.

Nieuwe paden, vitale natuur

Ecologische Hoofdstructuur en Programma Beheer

In 2004 is de uitvoering van het beleid met betrekking tot de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) op tempo gekomen. Met het beschikbaar komen van de intensiveringmiddelen voor de EHS en de reconstructie zijn in 2004 de grondaankopen weer hervat. In totaal kon 3 900 hectaren aankoop worden gerealiseerd. De inrichting van de EHS is in 2004 voortgezet. De inrichting van 1 650 hectaren droge EHS is afgerond.

De tweede tranche van de revisie van Programma Beheer is in 2004 afgerond. De eerste tranche van de revisie is in 2003 uitgevoerd. In de tweede tranche heb ik de regeling verder in overeenstemming gebracht met de Europese regelgeving Tevens heb ik me ingezet voor het bevorderen van particulier en agrarisch natuurbeheer door onder andere een voorlichtingsproject uit te zetten voor particulier natuurbeheer en een nieuwe Regeling ondersteuning samenwerkingsverbanden in te stellen voor de ondersteuning van agrarische natuurverenigingen.

Met het veld en de provincies is in 2004 een conceptbeleidskader opgesteld dat de omslag van verwerving naar beheer mogelijk moet maken. In 2005 zal dit beleidskader van kracht worden. In 2004 is aandacht besteed aan particulier natuurbeheer en samenwerking in de EHS. Er zijn twee samenwerkingspilots gerealiseerd en er is een grootse manifestatie geweest om samenwerking tussen de verschillende beheerders van de EHS te bevorderen.

In 2004 was er weer veel belangstelling voor Programma Beheer. Er was een flinke overtekening op de gepubliceerde budgetplafonds voor de SAN en voor particulier natuurbeheer (SN functiewijziging en inrichting), zowel binnen als buiten de EHS. In de Agenda Vitaal Platteland heb ik de taakstelling voor bos op landbouwgrond geschrapt en zal er vanaf 2005 alleen nog particulier natuurbeheer binnen de EHS mogelijk zijn met LNV-subsidie.

Natuurdoelenkaart

Zoals in mijn brief van 12 december 2003 (29 200 XIV, nr. 63) is aangegeven, is in 2004 door LNV met de provincies overlegd over het uitwerken van de landelijke Natuurdoelenkaart, en zijn de provincies begonnen met het inventariseren van verschillen tussen de voorlopige landelijke Natuurdoelenkaart en de provinciale natuurgebiedplannen. Bij deze inventarisatie worden door de provincies ook de natuurbeherende organisaties betrokken. Tevens zijn in 2004 de doelen op de voorlopige landelijke Natuurdoelenkaart betrokken bij het bepalen van de doelen voor de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.

Waddenzee

In de Nota Ruimte is de hoofddoelstelling van de Waddenzee – de duurzame bescherming en ontwikkeling van de Waddenzee als natuurgebied en het behoud van het unieke open landschap bevestigd. De uitwerking van de hoofddoelstelling voor de Waddenzee zal plaatsvinden in de pkb Derde Nota Waddenzee. Vanwege het door het Kabinet gevraagde advies aan de Adviesgroep Waddenzeebeleid en de reactie van het kabinet op dit advies is de pkb Derde Nota Waddenzee niet in 2004 verschenen. Voorts bleek eind 2004 dat deze pkb aan een zogenaamde «passende beoordeling» op grond van de Europese Habitatrichtlijn onderworpen moet worden. Dit houdt verband met een recent arrest van het Europese hof, waarin uitleg wordt gegeven aan artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Via een passende beoordeling wordt bekeken welke effecten het beleid heeft op de natuur van de Waddenzee.

Daarnaast heeft de Adviesgroep Waddenzeebeleid advies uitgebracht over beleidsbeslissingen op het gebied van natuur, visserij, gaswinning en bestuur in de Waddenzee. Het Kabinet heeft op 25 juni besloten met ingang van 1 januari 2005 de mechanische kokkelvisserij te verbieden. Als gevolg van het kabinetsbesluit is de Staat gehouden de nader te bepalen relevante schade te compenseren. De Commissie Schadebepaling Kokkelvisserij, die eind 2004 is ingesteld, zal het Kabinet adviseren over de hoogte van de schadevergoeding.

Het kabinet en de Tweede Kamer hebben voorts ingestemd met het advies gas te winnen onder de Waddenzee. Het kabinet meent dat op basis van alle nu beschikbare informatie gaswinning binnen strikte randvoorwaarden mogelijk is zonder duidelijke gevolgen voor de natuur. De Adviesgroep Waddenzeebeleid heeft verder geadviseerd om te gaan investeren in de Waddenzee en het waddengebied. Het kabinet heeft naar aanleiding van dit advies besloten tot extra investeringen in dit gebied. Een Waddenfonds moet investeringen die bijdragen aan de hoofddoelstelling in het gebied mogelijk maken.

Natuurbeschermingswet

In 2004 zijn de beraadslagingen met de Tweede Kamer over het wetsvoorstel Natuurbeschermingswet 1998 afgerond. De Eerste Kamer heeft eind januari 2005 het wetsvoorstel aanvaard. De voorbereiding voor de implementatie van de nieuwe Natuurbeschermingswet is in 2004 in de volle breedte opgepakt. Zo is gewerkt aan een concepttekst voor de Algemene Maatregel van Bestuur voor de bevoegdhedenverdeling tussen rijk en provincies, aan een handreiking voor de habitattoets, aan kaders voor aanwijzingsbesluiten en beheersplannen, alsmede aan het uitwerken van instandhoudingdoelstellingen voor de Natura-2000-gebieden.

Veilig voedsel, bewuste keuze

Integraal beleid voor voedselkwaliteit

In 2004 is de nota tot stand gekomen waarin ik, in samenspraak met de minister van VWS, het integrale beleid t.a.v. voedselveiligheid heb beschreven beschreven. Begin 2005 is deze aan de Tweede Kamer gezonden (TK 2004–2005, 26 991, nr. 115).

De V van Voedselkwaliteit in de naam van het ministerie van LNV heeft een veel grotere reikwijdte dan de veiligheid van het eindproduct. De gehele keten dient te staan in het perspectief van de maatschappelijke opvattingen over Voedselkwaliteit. Met dit doel heb ik in 2004 het initiatief genomen tot een strategische dialoog op het brede terrein van de voedselkwaliteit. Met deze dialoog wordt een zo scherp mogelijk beeld geformuleerd van de dynamische omgeving waarvoor en waarin LNV werkt.

Na de overkomst van de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) naar LNV is in 2004 verder geïnvesteerd in de wettelijke verankering van de onafhankelijkheid en bevoegdheden van de VWA. De ministerraad heeft het voorstel tot de Wet op de onafhankelijke risicobeoordeling door de VWA aanvaard en doorgezonden aan de Tweede Kamer. Het onafhankelijke Bureau risicobeoordeling bij de VWA zal conform de bepalingen in deze wet gaan werken.

Ketenbenadering

In de beleidsinspanningen op het terrein van de voedselveiligheid en -kwaliteit staat de versterking centraal van de productie in geborgde voedselketens. De ontwikkeling van instrumenten voor deze borging is primair een verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven zelf. De overheid kan deze ontwikkeling echter ondersteunen, door bij de controle en het toezicht gebruik te maken van de ontwikkelde garantiesystemen. Het gebruik van private garantiesystemen zal derhalve als instrument worden meegenomen in het beleidskader «Toezicht op controle» dat bij LNV in ontwikkeling is.

Kern van dit beleidskader is dat controle op naleving van wettelijke eisen onder voorwaarden kan plaatsvinden door private partijen. Hiervoor te hanteren controle- en garantiesystemen zullen individueel worden beoordeeld, op basis waarvan een handhavingarrangement zal worden geformuleerd. Indien private systemen meerdere schakels omvatten en strengere hygiënemaatregelen bevatten, kan het overheidstoezicht daarop worden aangepast.

Eind 2004 is met het bedrijfsleven gesproken over de mogelijkheden om te komen tot Toezicht op controle en is een aantal concrete projecten gestart om nader uitwerking te kunnen geven aan het nog af te ronden beleidskader.

Keuring en controle

De keuring van vee- en vleesproducten is één van de sectoren waar in 2004 hard is gewerkt aan een arrangement op het gebied van «toezicht op controle». Medio 2004 kon het convenant worden gesloten tussen de overheid en het bedrijfsleven over de overdracht per 1 januari 2006 van onderdelen van de keuring in de roodvleesslachterij van de VWA aan een privaatrechtelijke keuringsinstantie. Hierbij is overigens geen sprake van Toezicht op controle, zoals verwoord in het concept-beleidskader.

Conform de vereisten in nieuwe Europese regelgeving blijven de keuringswerkzaamheden plaatsvinden onder het gezag van de officiële dierenarts. Door dit Europees rechtelijk kader gaat de modernisering van de vleeskeuring minder ver dan aanvankelijk werd beoogd. Wat betreft de verdere integratie van de vleeskeuring in de productieketen is eind 2003 onderzoek gestart naar de belangrijke risico's bij vleesproductie en de beheersing daarvan in de verschillende vleesketens. De onderzoeksresultaten worden mogelijk in EU-verband ingebracht.

Diergezondheid en dierziektebestrijding

Met als doel het inzicht te vergroten in de diergezondheidsstatus van de Nederlandse veestapel is in 2004 in het kader van de uitvoering van de motie Waalkens/Ter Veer (TK 2000–2001, 27 400, XIV, nr. 23) verder geïnvesteerd in de totstandkoming van adequate systemen voor vroege signalering (early warning) en onderkenning van nieuwe risico's. Het onderzoek naar de mogelijkheid tot koppeling van bestaande informatiestromen tot een (aangepast) monitoring- en signaleringssysteem heeft erin geresulteerd dat met het bedrijfsleven en de VWA de eerste stappen zijn gezet in de richting van een overeenkomst over het uitwisselen en analyseren van relevante informatie uit bestaande monitoringprogramma's.

Voorts is de Tweede Kamer per brief van 3 november 2004 (TK 2004–2005, 26 991, nr. 110) geïnformeerd over het onderzoek naar de noodzaak tot het inzetten van periodieke bedrijfsonderzoeken (netwerk van toezicht). Met het oog op het zo efficiënt mogelijk gebruik maken van informatie, wordt binnen dit onderzoek bekeken in hoeverre het private monitoring- en signaleringssysteem kan worden benut, dat wordt ontwikkeld in het kader van de Motie Waalkens/Ter Veer.

Eind 2004 is met het bedrijfsleven overeenstemming bereikt over aanpassingen in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten LNV – PVV – PPE – PZ» voor de periode van 2005 tot en met 2009. Ook dit convenant heeft als uitgangspunt dat de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven in de financiering van de dierziektepreventie, -monitoring en -bestrijding tot uitdrukking komt. Het jaarverslag over 2004 van het Diergezondheidsfonds gaat nader in op de overeengekomen aanpassingen in het convenant.

In 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden voor herziening van het destructiebestel, waaronder de resultaten van de evaluatie van wet- en regelgeving, gericht op het wegnemen van belemmeringen voor marktwerking. In het najaar van 2005 zal aan de Tweede Kamer een lange termijn visie op de medefinanciering van destructiekosten worden gepresenteerd, mede op basis van de besluitvorming over de herziening van het destructiebestel.

Kaderwet diervoeders

De Kaderwet Diervoeders is op 18 oktober 2004 in werking getreden. De wet biedt een nieuw kader voor het stellen van regels voor diervoer en implementeert enkele Europese verordeningen voor veilig diervoeder. Veilig diervoer ligt aan de basis van veilig voedsel. Om die reden bepaalt de Kaderwet dat de verantwoordelijkheid voor het stellen van regels over diervoer bij de overheid ligt. Begin 2004 is één onderdeel van de Kaderwet al in werking getreden: de mogelijkheid voor de minister om zelf maatregelen te treffen bij diervoederincidenten, zoals het uit de handel nemen van producten.

Vertrouwd platteland, verrassend perspectief

Mestakkoord

In 2003 werd Nederland veroordeeld door het Europese Hof van Justitie voor het niet correct implementeren van de nitraatrichtlijn. Als gevolg hiervan dient Nederland het mestbeleid zo snel mogelijk aan te passen. De onderhandelingen met de Europese Commissie over een derogatie hebben op 1 juli 2004 tot een akkoord geleid. Een akkoord dat helaas vervelende consequenties heeft voor een belangrijk deel van de sector, maar tegelijkertijd wel de broodnodige duidelijkheid en daarmee een lange termijn perspectief biedt voor de Nederlandse landbouw. De Commissie heeft aangegeven zich sterk te maken voor een derogatie voor NL met betrekking tot grasland. Eind 2004 is het voorstel voor een nieuwe meststoffenwet aan de Kamer verzonden.

Agenda Vitaal Platteland

In 2004 is de Agenda voor een Vitaal Platteland uitgebracht en door de Tweede Kamer geaccordeerd. Deze Agenda voor een Vitaal Platteland bestaat uit twee delen. De visie omvat de strategische inzet van het Rijk. Daarin staat hoe ik inhoud wil geven aan mijn coördinerende rol voor het platteland. Het Meerjarenprogramma (MJP) Vitaal Platteland vertaalt de hoofdlijnen van het beleid in operationele termen, verschaft inzicht in de financiën, en koppelt geld en instrumenten aan te realiseren doelen. Ook laat het MJP zien welke middelen andere ministeries voor het platteland beschikbaar stellen.

Het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)

In 2004 is overeenstemming bereikt tussen LNV, VROM, VenW, VNG, IPO en de Unie van Waterschappen over de contouren van het ILG. De overeenkomst houdt in dat de provincies een centrale rol krijgen bij de uitvoering van het rijksbeleid. Tussen rijk en provincies zullen meerjarige convenanten worden afgesproken over de te bereiken doelen in de uitvoeringsperiode. Op 3 november 2004 heeft een grote bijeenkomst plaatsgevonden waarmee de start van het implementatietraject werd gemarkeerd en ik het voortouw bij de verdere ontwikkeling overdroeg aan de provincies

Uitvoering reconstructieplannen

In 2004 zijn de eerste twee reconstructieplannen, in Limburg en Overijssel, afgerond en goedgekeurd door het rijk. Tevens zijn vooruitlopend op het Uitvoeringscontract 2005–2006 afspraken gemaakt over de uitvoering en de financiën, zodat voorspoedig aan de slag kan worden gegaan. In de andere provincies zijn belangrijke vorderingen gemaakt met de plannen. Hiermee zijn ook de reguliere inzet en middelen beter op elkaar afgestemd in een integraal gebiedsplan met een groter draagvlak. In het overleg van het rijk met de reconstructieprovincies, VNG en de Unie van Waterschappen is het beleid over ontwikkelingsgericht werken, bedrijfsverplaatsingen, aanpak van schadeclaims nader uitgewerkt en afgestemd. In de tweede en derde voortgangsrapportage is de Kamer hierover geïnformeerd. Verder is in 2004 een urgentieprogramma gestart om vooruitlopend op de vaststelling van de plannen reeds een impuls te geven aan de uitvoering.

Recreatie in stedelijk en landelijk groen

De vrijetijdseconomie neemt in Nederland nog steeds aan belang toe. Het ministerie van LNV heeft ook in 2004 weer in belangrijke mate bijgedragen aan recreatievoorzieningen in het stedelijk en landelijk gebied. In het kader van het Grotestedenbeleid zijn de steden gestimuleerd om voor de komende jaren nieuwe groenambities te formuleren. Dit heeft geresulteerd in afspraken met de G30 over het beschikbaar stellen van rijksmiddelen voor het realiseren van extra binnenstedelijke groenvoorzieningen en recreatiegebieden in het buitengebied. Ook in het landelijk gebied zijn in 2004 extra recreatievoorzieningen gecreëerd. LNV heeft een ondersteunende taak bij het realiseren van landelijke routenetwerken voor fietsen, wandelen en recreatietoervaart. Daarnaast zijn in 2004 20 gebieden in Nederland geselecteerd als Nationaal Landschap, die ook een belangrijke toeristisch-recreatieve betekenis hebben. Tenslotte heeft LNV in 2004 via Staatsbosbeheer verder gewerkt aan het realiseren en voor recreanten openstellen van bos- en natuurgebieden.

Waterbeleid

Het meest in het oog springende thema bij water is de Europese Kaderrichtlijn Water. In 2009 moeten de plannen voor implementatie gereed zijn en start uiterlijk de uitvoering van de maatregelen. De doelstellingen en maatregelen zullen effecten hebben op een substantieel deel van het LNV-beleid, zoals het natuurbeleid, het landbouwbeleid en het mest- en gewasbeschermingsbeleid. De voorbereiding van de plannen voor implementatie is, onder regie van V&W, in volle gang.

In 2004 zijn de wettelijk verplichte rapportages opgesteld, met een beschrijving van de huidige toestand van het water in de stroomgebieden. De zogenaamde Ambitienotitie hierover is door in 2004 naar de Tweede Kamer is verzonden.

Een ontwikkelingsgerichte landschapsstrategie

De essentie van de ontwikkelingsgerichte landschapstrategie is dat ruimtelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en infrastructuur meer dan in het verleden gelijktijdig en in samenhang met de ontwikkeling van natuur- en landschapskwaliteit worden ontwikkeld.

Daartoe is in 2004 onder meer de Rijksadviseur voor het landschap aangesteld bij het Bureau Rijksbouwmeester.

5. BELEIDSARTIKELEN

01 Versterking landelijk gebied

Algemene beleidsdoelstelling

Versterking van het landelijk gebied is gericht op kwaliteitsverbetering en het in onderlinge samenhang versterken van de verschillende functies in het landelijk gebied.

Het betreft hier de beleidsdoelstelling in het landelijk gebied exclusief de Ecologische Hoofdstructuur (beleidsartikelen 2 en 3).

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
  Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN278 670275 250351 761195 473156 288
      
UITGAVEN302 528320 914272 159256 35715 802
Programma-uitgaven228 682245 902206 706199 8856 821
U0111 Gebiedenbeleid81 94693 37566 71958 1918 528
–Landinrichting 67 885 a47 74048 346– 606
–Kavelruil 1 8851 8051 702103
–SGB 15 50911 9283 6308 298
–Stimuleringskader 6 1105 2444 2331 011
–Uitfinanciering (NUBL, WCL) 1 9862280– 278
U0112 kwaliteitsimpuls zandgebieden/reconstructie11 3504 3716 41710 900– 4 483
–Voorbereiden uitvoering reconstructie 2 0603 2171 2321 985
–Intensivering reconstructie 6 000– 6 000
–Experiment intensieve veehouderij 3 2001 6001 600
–Uitfinanciering pilots 1 311
–Uitfinanciering NUBL 1 00002 068– 2 068
U0113 Landelijk Natuurlijk62 80165 36853 26856 976– 3 708
–Rijksbijdrage SBB 10 77111 3809 4661 914
–Verwerving 6 6382 7492 749
–Landinrichting 11 6619 60711 186– 1 579
–Programma Beheer 6 89211 29613 077– 1 781
–Overig beheer 26 36514 18817 333– 3 145
–Overige regelingen 3 0414 0483 165883
U0114 De stedelijke omgeving «GIOS»35 29745 29942 27936 9545 325
–ISV 1 (Groen in de stad) 4 2433 6344543 180
–Verwerving (grootschalig) groen om de stadb) 28 79926 43223 0713 361
–Inrichting (grootschalig) groen om de stad 9 3254 3718 4644 093
–VINAC(regionaal) groen om de stad) 2 9001 6901 210
–Groene hart Impuls 2 9324 9422 6552 287
–Publiek Private Samenwerking (bosaanleg) 620– 620
U0115 Realisering recreatie in het landelijk gebied35 27635 53535 94134 7141 227
–Verwerving 3 1742 5322 841– 309
–Inrichting 3 8083 6345 382– 1 748
–Rijksbijdrage SBB 20 65722 46321 0021 461
–Beheer recreatieschappen 1 4071 4071 4070
–Routenetwerken 2 4033 0471 518 c1 529
–Versterking sector 4 0862 8582 564294
U0116 Internationaal natuurlijk2 0121 9542 0822 150– 68
–Internationale natuurprojecten en contributies 1 9542 0822 150– 68
Apparaatsuitgaven73 84675 01265 45356 4728 981
U0121 Apparaat72 68571 58010 1729 320852
U0122 Baten-lastendienst1 1613 43255 28147 1528 129
      
ONTVANGSTEN4 61390 09168 90576 644– 7 739

a) Inclusief incidentele overboeking Stadsmeierrechten. b) Inclusief randstad groenstructuur. c) Exclusief bijdrage V&W.

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingenrealisatie wordt voornamelijk veroorzaakt door de omslag van verwerving naar beheer, hetgeen heeft geleid tot een groot aantal extra aanvragen voor de subsidieregelingen Natuurbeheer en Agrarisch Natuurbeheer (€ 74 mln.). Voorts heeft het uitvoeren van de task-force landelijk gebied (het omzetten van langlopende naar kortlopende modules) en het versnellen van de reconstructie tot meer aangegane verplichtingen geleid (€ 39 mln.).

De hogere uitgavenrealisatie houdt voornamelijk verband met het de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) (€ 8,3 mln.) en een bijstelling bij het onderdeel «Groene Hart Impuls» (€ 2,3 mln.) Tegenover deze hogere uitgaven staan lagere uitgaven, met name op het terrein van uitvoering reconstructie. Bij Voorjaarsnota 2004 is namelijk besloten om een deel van de intensiveringsgelden ten behoeve van EHS en reconstructie uit de begroting 2004 naar latere jaren te schuiven (€ 4,4 mln.). Verder hebben zich enige budgettaire verschuivingen binnen het artikel voorgedaan. Zo staan binnen het artikelonderdeel «Groen in en om de stad» tegenover hogere verwervingsuitgaven lagere inrichtingsuitgaven Daarnaast zijn op genoemd artikelonderdeel uitgaven voor de Investeringsimpuls Stedelijke Vernieuwing (ISV) verantwoord, die in de begroting 2004 geraamd stonden op het artikelonderdeel «Landelijk Natuurlijk».

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidBudget
1Personeel DP/RLG61,461,53 77663,760,93 881
2Personeel DN30,057,41 72133,955,21 876
3Personeel AID44,850,52 26140,948,51 985
4Materieel  1 705  1 330
5Overig apparaat  709  248
6Bijdrage aan Laser/DLG  55 281  47 152

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven

De bijdrage aan het agentschap DLG is in de loop van het jaar verhoogd in verband met de extra uitvoeringsinspanningen voor onder meer de Subsidieregeling Gebiedsgericht Beleid (SGB) en de voorbereiding uitvoering Reconstructie, alsmede in verband met de aflossing van een schuld (bestaande uit het saldo van de kortlopende vorderingen, schulden en voorzieningen) van LNV aan de DLG, zoals opgenomen op de openingsbalans van de DLG ten gevolge van de oprichting als baten-lastendienst per 1 januari 2004.

Toelichting op de ontvangsten

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
Totaal68 90576 644
Landinrichtingsrente41 76740 161
Bijdragen van derden17 54922 554
EU-ontvangsten4 84411 113
Overige ontvangsten4 7452 816

De lagere ontvangstenrealisatie heeft betrekking op de bijdragen van derden (minder nieuwe projecten in uitvoering genomen) en de EU-ontvangsten (er zijn meer projecten dan voorzien in opdracht van lagere overheden uitgevoerd, waardoor een deel van geraamde EU-ontvangsten bij de lagere overheden zijn gerealiseerd).

Versterking landelijk gebied

kst-30100-XIV-1-3.gif

01.11 Gebiedenbeleid

Onder deze begrotingscategorie zijn opgenomen investeringen in de verbetering van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving en de ruimtelijke structuur in gebieden die perspectiefvol en/of waardevol en/of kwetsbaar zijn bezien vanuit landbouw, natuur, bos, landschap, recreatie, cultuurhistorie, water en milieu. De verbetering van de ruimtelijke structuur en de kwaliteit van de fysieke leefomgeving is bedoeld voor alle gebruikers van het landelijk gebied.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1.Ruimtelijke structuur17 890 ha28 790 ha35 000 ha ingericht
2.Ruimtelijke structuur4 830 ha4 300 ha10 000 ha kavelruil
3.Ruimtelijke structuur en fysieke leefomgeving39 projecten150 projectenDiverse SGB-projecten

Prestaties

Instrument Realisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Landinrichtings-instrumentariuma Afgerond:   
 ha inrichting17 89028 79035 000
 ha kavelruil4 8304 30010 000
 b Onderhanden:   
 ha inrichting627 110670 920595 000
 ha kavelruil1 310
2SGB-projectena Afgerond39150
 b Onderhanden356606
4Stimuleringskaderaantal projecten233730

Landinrichting: de bijbehorende prestaties zijn onder te verdelen naar afgeronde en nog niet afgeronde (onderhanden) projecten. In 2004 is 28 800 ha afgerond. Dat is ca 10 000 ha meer dan in 2003. Te verwachten valt dat onder invloed van de afspraken in het kader van Task Force Landelijk Gebied in de komende jaren er een verdere groei zal zijn in de omvang van de af te sluiten projecten.

De oppervlakte onderhanden werk is in 2004 sterk gestegen tot in totaal 671 000 ha Deze toename is het resultaat van het effect van nieuwe manier van werken: opzetten van zogenaamde modules.

Kavelruil: in 2004 is 4 300 ha gerealiseerd. De omvang van de kavelruil is sterk achter gebleven bij de prognoses. Dit heeft te maken met de lagere grondmobiliteit in bepaalde regio's, met name het lagere aanbod van grond rondom stedelijke gebieden.

01.12 Reconstructie zandgebieden

Het kabinet heeft ervoor gekozen de intensiveringsmiddelen voor de reconstructie deze kabinetsperiode prioritair in te zetten op de drie thema's

• flankerend beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur

• duurzame landbouw

• water

Het flankerend beleid beoogt een integrale aanpak van de verdrogings-, stikstofen fosfaatproblematiek in en rond de grote natuurgebieden van de EHS. Duurzame landbouw richt zich op extensivering van de melkveehouderij (in het kader van het mestbeleid) en het concentreren van intensieve veehouderij in landbouwontwikkelingsgebieden (Nota Ruimte). In deze gebieden heeft de intensieve veehouderij vestigingszekerheid op de lange termijn, waardoor de dynamiek in de sector wordt bevorderd. Via het thema water wil het rijk ertoe bijdragen dat er voldoende schoon water voor alle functies in het landelijk gebied beschikbaar is en blijft.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Voorbereiding uitvoering reconstructie12 onderhanden2 plannen vastgesteld en ministerieel goedgekeurd. 12 plannen
Experiment verplaatsing intensieve veehouderij (urgente knelgevallen)5 bedrijven16 bedrijven

Prestaties

InstrumentRealisatie 2004Begroting 2004
1Voorbereiding uitvoering reconstructie, inclusief urgentieprogramma 20042 plannen12 plannen
2Experiment verplaatsing intensieve veehouderij (urgente knelgevallen)5 bedrijven16 bedrijven

Voorbereiding uitvoering reconstructie, inclusief urgentieprogramma: in 2004 is de slag van planvorming naar uitvoering gezet door de eerste twee plannen die in Limburg en Overijssel zijn afgerond en goedgekeurd door het rijk. Tevens zijn vooruitlopend op het Uitvoeringscontract 2005–2006 afspraken gemaakt over de uitvoering en de financiën, zodat voorspoedig aan de slag kan worden gegaan. In de andere provincies zijn belangrijke vorderingen gemaakt met de plannen. Hiermee zijn ook de reguliere inzet en middelen beter op elkaar afgestemd in een integraal gebiedsplan met een groter draagvlak. In het overleg van het rijk met de reconstructieprovincies, VNG en de Unie van Waterschappen is het beleid over ontwikkelingsgericht werken, bedrijfsverplaatsingen, aanpak van schadeclaims nader uitgewerkt en afgestemd. In de tweede en derde voortgangsrapportage is de Kamer hierover geïnformeerd.

Verder is in 2004 een urgentieprogramma gestart om vooruitlopend op de vaststelling van de plannen reeds een impuls te geven aan de uitvoering. Er is een eerste stap gezet om integrale projecten van de grond te krijgen. De ervaringen zijn dat de opzet van dergelijke integrale plannen tijd vergt. Niet alleen voor het bijeenbrengen van de investerende partijen, maar ook om draagvlak voor de investeringsbeslissingen die direct ingrijpen op boerengezinnen en burgers te verwerven. Dit vraagt ook de komende jaren de nodige aandacht.

Experiment Verplaatsing Intensieve Veehouderij: dit betreft een experiment in het kader van het urgentieprogramma 2003 voor het oplossen van urgente knelgevallen in de intensieve veehouderij. Aan 16 bedrijven met investeringsplannen op korte termijn op een vanuit reconstructieoogpunt ongewenste plek wordt financiële ondersteuning geboden bij de verplaatsing naar een planologisch betere en duurzame locatie. De financiering loopt medio 2006 ten einde. In 2004 zijn met negen bedrijven koopovereenkomsten afgesloten, waarvan vijf zijn verplaatst. Met drie bedrijven wordt nog onderhandeld en vier bedrijven zijn afgevallen.

01.13 Landelijk Natuurlijk

In de Nota Ruimte is ook het landschapsbeleid van het kabinet opnieuw verwoord. De afronding van de kamerbehandeling van de Nota Ruimte is doorgeschoven naar 2005, waardoor de opstelling van de ontwikkelingsprogramma's Nationale Landschappen ook is doorgeschoven naar 2005. In 2004 zijn 8 gemeenten gestart met het opstellen van landschapsontwikkelingsplannen. In totaal zijn 75 gemeenten hier nu mee bezig. Van de etudes is er één is afgerond, één is onderhanden en zijn twee stopgezet.

Met betrekking tot het soortenbeleid kan worden gemeld dat inmiddels voor één groep bedreigde soorten – moerasvogels – een zogenaamd leefgebiedenplan is opgesteld. In het nieuwe meerjarenplan zal, mede op basis van de ervaringen met dit voorbeeld, de leefgebiedenbenadering verder worden uitgewerkt.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Voltooide studies offensieve landschapsstrategie4 gestart, afronding in 20041 gestart, 1 lopend4
2Aantal door gemeenten opgestelde landschapsontwikkelingsplannen67 gestart, afgerond75 gestart, afgerond8
3Ontwikkelingsprogramma 's nationale landschappen 02
4Verkenningen groene diensten in uitvoering 22
5Aantal opgestelde Soortenbeschermingsplannen2/425

Prestaties

 Realisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Verwerving overig bos/landschap in landinrichting75 ha76 ha72 ha
2Inrichting bosuitbreidingslocaties in landinrichting waarvan:   
– afronding13 ha4 ha50 ha
–onderhanden629 ha625 ha650 ha
3Inrichting overig bos/ landschap in landinrichting waarvan:   
–afronding170 ha123 ha175 ha
–onderhanden2 489 ha2 542 ha2 500 ha
–Groene lijnelementen   
–afronding 221 km 
–onderhanden 1 793 km 
–Blauwe lijnelementen   
–afronding106 km42 km 
–onderhanden716 km636 km 
4Opstellen landschap-ontwikkelingsplannen 88
5Verkenningen groene diensten 22
6Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap, waarvan:   
6abeheerd door SBB
6bbeheerd door PNB 's61 876 ha60 000 ha
7Bosaanleg op landbouwgrond594 ha1 066 ha1 650 ha
8Agrarisch natuurbeheer20 815 ha3 034 ha
9Beheer wintergasten en natuurbraak15 883 ha15 800 ha15 588 ha
10Landschapbeherende stichtingen121212
11Inkomenscompensatie bos op landbouwgrond2 306 ha1 869 ha1 970 ha
12Soortenbeschermingsplannen225

Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap: betreft het beheer van Staatsbosbeheer en de subsidieregelingen Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) en Subsidieregeling Natuurbeheer (SN). De hectaren worden verantwoord onder artikel 3.

Bosaanleg op landbouwgrond: de taakstelling Bos op landbouwgrond (particulier natuurbeheer buiten de EHS) is geschrapt in de Agenda Vitaal Platteland. De realisatie betreft aanvragen die in 2002 en 2003 zijn gedaan, voor het uitkomen van de Agenda. Net als bij particulier natuurbeheer buiten de EHS is de animo gestegen ten opzichte van 2003, deze was echter onvoldoende om de planning 2004 te realiseren.

Agrarisch natuurbeheer: de titel van dit begrotingsonderdeel is ten opzichte van de begroting 2004 gewijzigd van «weidevogelbeheer» naar «agrarisch natuurbeheer», omdat buiten de EHS ook regulier agrarisch natuurbeheer plaats vindt en LNV daar ook een taakstelling voor hanteert.

Agrarisch natuurbeheer: in 2004 is in overleg met de provincies en soortenbeschermingsorganisaties prioriteit gegeven aan de uitvoering van bestaande soortenbeschermingsplannen. In afwachting van een nieuw meerjarenplan dat in 2005 gereed moet komen is het opstellen van nieuwe plannen getemporiseerd.

01.14 De stedelijke omgeving «Groen in en om de stad»

Het operationele doel Groen in en om de stad heeft als doelstelling het bevorderen van de aanleg van groen in en om de steden. Doel is het realiseren van recreatiegroen voor recreanten uit de grote steden. Het vigerende groenprogramma is bedoeld om huidige grootschalige tekortsituaties op te lossen. Om nieuwe tekorten te voorkomen en daarmee ook een bijdrage te kunnen leveren aan een wervende woon en werkomgeving is met ingang van 1-1-2005 de «Rood-groenbalans» van toepassing. De Nota Ruimte en de Agenda Vitaal Platteland geven aan dat bij nieuwe stadsontwikkeling gezorgd moet worden dat groen gelijktijdig, in voldoende mate en integraal in de planning, realisatie en financiering wordt meegenomen.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Streefwaarde 2004
1Verwerving groen om de stad462 ha666 ha425 ha
2Inrichting groen om de stad393 ha132 ha200 ha
3Groene verbindingen1 km15 km10 km

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium   
a.Verwerving Recreatie om de stad a)462 ha666 ha425 ha
b.Inrichting Recreatie om de stad   
b1.Afgerond   
–Staatsbos en recreatiebos393 ha132 ha200 ha
–Groene verbindingen1 km15 km10 km
b2.Onderhanden:   
–Staatsbos en recreatiebos2 431 ha2 333 ha2 300 ha
–groene verbindingen34 km31 km25 km
b3.VINAC-regionaal groen (om de stad)0 ha35 ha
2Groene Hart Impuls (projecten)494150
3Overig: bosaanleg (PPS)1 project afgerond01 project afgerond

a) Inclusief Randstad groenstructuur

b) Zie toelichting bij Overzichtstabel Verwerving (Beleidsartikel 2 Verwerving & Inrichting EHS)

c) Exclusief interne (LNV) overheveling van ISV gelden.

Verwerving groen om de stad: na jaren van stagnatie in de verwerving van groen om de stad (staatsbos en recreatiebos) ontstond de mogelijkheid in 2004 om een substantiële hoeveelheid gronden te verwerven, waardoor de streefwaarde ruimschoots kon worden gehaald. Om de grotere aankoopmogelijkheden te kunnen realiseren is in 2004 extra budget beschikbaar gesteld vanuit inrichting en extra verkopen uit het bezit van het Bureau Beheer Landbouwgronden. Ook is de provincies verzocht om waar nodig te zorgen voor planologische duidelijkheid over het groen en zo nodig over te gaan tot onteigening.

Inrichting groen om de stad: afronding van projecten gaat minder snel dan gepland. Ook blijft het volume « onderhanden werk» achter bij de planning. De in 2003 geconstateerde groei is in 2004 niet gecontinueerd. Een oorzaak hiervoor is het gebrekkige aanbod van geschikte gronden.

01.15 Realisering gevarieerde recreatiemogelijkheden in het landelijk gebied

De vrijetijdseconomie neemt in Nederland nog steeds aan belang toe. Het ministerie van LNV heeft ook in 2004 weer in belangrijke mate bijgedragen aan recreatievoorzieningen in het stedelijk (zie OD 1.14) en landelijk gebied. In het landelijk gebied zijn in 2004 extra recreatievoorzieningen gecreëerd. LNV heeft daarbij een ondersteunende taak bij het realiseren van landelijke routenetwerken voor fietsen, wandelen en recreatietoervaart. Daarnaast zijn in 2004 20 gebieden in Nederland geselecteerd als Nationaal Landschap, die ook een belangrijke toeristisch-recreatieve betekenis hebben. Tenslotte heeft LNV in 2004 via SBB verder gewerkt aan het realiseren en voor recreanten openstellen van bos- en natuurgebieden.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Verbeteren toegankelijkheid buiten nationale landschappen:  Uitfinanciering
–verwerven88 ha57 ha75 ha
–inrichten (aanleg paden)51 km39 km100 km
–inrichten vlakelementen13 ha156 ha
2Regeling Versterking Recreatie (RVR): Landelijke routenetwerken460 km1 350 km1 350 km
3Beheer recreatieve voorzieningen natuur en bosgebieden (per 31/12 van het betreffende jaar)216 992 ha219 525 ha219 155 ha
4RVR: overige versterking recreatie sector   
–projecten met innovatief karakter161830
–projecten ter bevordering kennis en deskundigheid (KIC)454345

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
LNV verwervings- en landinrichtingsinstrumentarium   
–Verwerving t.b.v. recreatievoorzieningen88 ha57 ha75 ha
–Inrichting recreatieve voorzieningen   
*afgeronde paden51 km39 km100 km
*onderhanden paden545 km522 km700 km
*afgeronde vlakken13 ha156 ha
*onderhanden vlakken318 ha173 ha
RVR: Landelijke routenetwerken   
–Wandelen (incl. SNLW)180 km344 km200 km
–Fietsen260 km954 km900 km
–Varen20 km52 km250 km
RVR: Versterking recreatie sector   
–Projecten met innovatief karakter161830
–Bevordering kennis en deskundigheid (KIC)454345
Beheer recreatieve voorzieningen natuur- en bosgebieden   
–SBB212 815215 275214 905
–Midden-Delfland & Grevelingen4 1774 2504 250

Verwerving en landinrichting: in 2004 waren er minder realisatiemogelijkheden beschikbaar waardoor de prestaties bij inrichting zijn achter gebleven.

Landelijke routenetwerken: Qua prestaties springen de wandelpaden er goed uit: 344 km in plaats van 200 km. Een groot project extra was «Reconstructie Grenslandpad» (grens Zeeland en Brabant met Belgie) vanwege het uitvallen van veer Kruiningen Perkpolder.

De aanleg van vaarwegen heeft flinke vertraging opgelopen door langdurige voorbereidingsprocedures en het in acht nemen van faunarichtlijnen, beleid soortenbescherming en archeologische vondsten. Verder is een deel van de rijksmiddelen gebruikt voor het aanleggen van steigers en passantenhavens. Deze kwaliteitsknelpunten komt niet tot uitdrukking in de kilometers.

Versterking sector (projecten): er zijn in totaal 61 projecten uitgevoerd. Het aantal projecten met een innovatief karakter is achter gebleven bij de raming.

Beheer recreatieve voorzieningen: het areaal van Staatsbosbeheer is gecorrigeerd ten opzichte van de begroting 2004. Nadere toelichting hierover is gegeven in Beleidsartikel 3 (Beheer van de EHS; OD 3.11).

01.16 Internationaal natuurlijk

De in 2004 vastgestelde resoluties, aanbevelingen, ministeriële verklaringen, samenwerkingsprogramma's en bilaterale afspraken in het kader van internationale overeenkomsten hebben bijgedragen aan de structurele ombuiging van het wereldwijde verlies aan biodiversiteit. Voor de Europese samenwerking op het gebied van natuur- en biodiversiteitswaarden vormde ook in 2004 de Pan-Europese Biologische en Landschaps Diversiteits Strategie (PEBLDS) van de Raad van Europa het belangrijkste kader. Aan het concept van het Pan-Europees Ecologisch netwerk (PEEN) werd met inzet van Nederland verder vorm gegeven. In het kader van het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost Europa 2001–2004 werden activiteiten op het gebied van natuur en biodiversiteit met de Midden- en Oost-Europese landen voortgezet. De evaluatie van het Actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost Europa heeft aangetoond dat met relatief beperkte middelen veel bereikt is op het gebied van het behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit in de desbetreffende landen.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Aantal MOU's445
2Aantal startende internationale natuurprojecten757575

Overeenkomstig het actieplan Natuurbeheer Midden- en Oost Europa 2001–2004 is de uitvoering van de werkprogramma's in het kader van het Memorandum of Understanding (MOU's) met Hongarije, Polen, Rusland en Oekraïne voortgezet. Uitbreiding van het aantal MOU's in 2004 werd niet opportuun geacht. In het kader van het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI) zijn 75 internationale natuurprojecten gefinancierd uit middelen die op de begroting van het ministerie van LNV staan. De projecten zijn uitgevoerd in samenwerking met de departementen BUIZA/OS, V&W, VROM, EZ en OC&W.

Evaluatie

Deel I van de evaluatie Openstelling Landelijk Gebied (OLG) vindt plaats bij de grote terreinbeherende organisaties SBB, Natuurmonumenten, Defensie en Provinciale Landschappen. Deel II vindt plaats bij particuliere beheerders.

De Stichting Recreatie heeft voor het Ministerie van LNV de 1e evaluatie uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat gemiddeld over Nederland reeds 84% van de natuurgebieden is opengesteld voor het publiek. In de Agenda voor een Vitaal Platteland (AVP) zijn deze bevindingen verder verwerkt. Zo is als beleidsdoelstelling opgenomen dat alle natuurterreinen worden opengesteld voor het publiek, tenzij bijzondere soorten of ecosystemen daardoor niet goed kunnen voortbestaan. Alle betrokkenen – in dit geval naast terreinbeheerders en provincies ook de gemeenten – zullen, passend bij de nieuwe sturingsfilosofie, worden gestimuleerd om zelf te bepalen hoe men de geformuleerde doelen gaat realiseren. De 2e evaluatie zal in 2005 worden afgerond.

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

De producten van DLG ten behoeve van het moederdepartement zijn gericht op het in opdracht uitvoeren van voorgenomen beleid, zoals dat is vastgelegd in de beleidsartikelen van de LNV-begroting:

01 Versterking landelijk gebied

02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

04 Economisch perspectiefvolle agroketens

De prestaties die op deze vier beleidartikelen betrekking hebben zijn hieronder weergegeven.

Inzet in uren en % van totaal uren per productgroep

ProductenRealisatie 2003Raming 2004Realisatie 2004
Verwerving grond81 8179%83 85211%101 25111%
Vervreemding grond16 4612%20 5633%16 7812%
Exploitatie grond21 6093%22 7223%23 4293%
Planvorming143 44917%118 69815%126 36414%
Planuitvoering312 68636%302 55838%331 27736%
Adviezen aanvragen46 1355%58 2567%53 7216%
Uitvoering subsidieregelingen100 06212%111 26114%98 97611%
Advisering algemeen en beleid120 66814%56 1477%145 57316%
Informatieverstrekking19 2432%19 4742%13 3341%
Totaal862 130100%793 531100%910 707100%

Aantallen prestaties per productgroep

ProductenPrestatieRealisatie 2003begroting 2004Realisatie 2004
Verwerving grondHa verworven6 6006 7005 060
Vervreemding grondHa vervreemd4 6005 8007 940
Exploitatie grondHa gemiddeld in bezit43 60043 60041 400
PlanvormingHa onderhanden360 000364 000283 800
PlanuitvoeringHa onderhanden627 110587 110670 920
Adviezen aanvragenGeleverde adviezen aanvragen8 6867 1009 313
Uitvoering subsidieregelingenN.v.t.   
Advisering algemeen en beleidSchriftelijke Adviesopdrachten109152128

Grootste afwijking in de prestaties is aanwezig in de productgroep advisering algemeen en beleid. Deze wordt veroorzaakt doordat in de raming enkel is uitgegaan van de opdracht van het moederdepartement en niet van opdrachten van tweeden en derden. Daarnaast is bij de raming een andere productdefinitie gehanteerd dan in de uitvoering (de opdrachten zijn wel gerealiseerd onder productgroep advisering maar geraamd onder bijvoorbeeld planvorming). Tenslotte is in de productgroep advisering een grotere groei van opdrachten tweeden en derden gerealiseerd. Veder valt op dat planvorming afneemt hetgeen verband houdt met de beperkt beschikbare verplichtingenruimte om nieuwe plannen uit te voeren.

02 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

Algemene beleidsdoelstelling

Er wordt een samenhangend netwerk gerealiseerd van kwalitatief hoogwaardige natuurterreinen, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), met als doel:

* het veilig stellen van soorten en ecosystemen (biodiversiteit);

* productie van schoon water, CO2-vastlegging;

* bescherming van landschappelijke, cultuurhistorische, archeologische en aardkundige waarden;

* het voldoen aan recreatieve behoeften;

* het creëren van een aantrekkelijk leefklimaat en vestigingsklimaat.

Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)

kst-30100-XIV-1-4.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN281 048184 672173 505174 998– 1 493
Waarvan garantieverplichtingen9 1009 07654 6299 07645 553
UITGAVEN243 900195 530124 251176 490– 52 239
Programma-uitgaven225 836174 239104 568158 454– 53 886
U0211 Verwerving droge EHS186 248135 23264 40499 060– 34 656
–Verwerving  64 40499 060– 34 656
U0212 Verwerving natte EHS17 7645 3609 99510 960– 965
–Verwerving  9 99510 960– 965
U0213 Inrichting droge EHS18 64727 38623 18024 359– 1 179
–Landinrichting  23 18024 359 
U0214 Inrichting natte EHS3 1776 2616 98924 075– 17 086
–Landinrichting  6 98924 075– 17 086
Apparaatsuitgaven18 06421 29119 68318 0361 647
U0221 Apparaat17 33219 2263 1393 243– 104
U0222 Agentschappen7322 06516 54414 7931 751
      
ONTVANGSTEN22 07341 00415 7914 75711 034

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

De hogere realisatie aan garantieverplichtingen houdt verband met het oversluiten van bestaande leningen (€ 21,5 mln.) en het aangaan van nieuwe leningen in het kader van de nieuwe leenconstructie (€ 24,1 mln.) ten behoeve van de Particuliere Natuurbeschermings organisaties (PNB's).

De lagere uitgavenrealisatie houdt verband met een besparing op de verwervingsuitgaven die gerealiseerd is door grondverwerving voor de EHS ten behoeve van de particuliere natuurbeschermingsorganisaties niet rechtstreeks uit de begroting te financieren maar gebruik te maken van leningen met een lange looptijd. Daarnaast zijn de lagere inrichtingsuitgaven veroorzaakt doordat middelen beschikbaar zijn gesteld aan het Ministerie van Verkeer en Waterstaat voor natte natuurprojecten die door Rijkswaterstaat worden uitgevoerd.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidBudgetGemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgaven
1Personeel DN44,157,42 53449,755,42 752
2Materieel  450  378
3Overig apparaat*  155  113
4Bijdrage aan Laser/DLG  16 544  14 793

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven

Toelichting op de ontvangsten

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
EU-ontvangsten12 022230
Bijdragen van derden3 6473 175
Overige ontvangsten1221 352

De EU-ontvangsten zijn hoger uitgevallen omdat een deel van de verwervingsuitgaven onder het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) zijn gebracht en aldus in aanmerking zijn gekomen voor EU-cofinanciering.

Samenvattend overzicht realisatie 2004 en de restant taakstellingen grondverwerving in hectares

Huidige BeleidscategorieRestanttaakstelling per 1-1-2003Resultaat 2003Restanttaakstelling per 1-1-2004Restanttaakstelling na omslag per 1-1-2004Begroting 2004Realisatie per 31-12-2004Restanttaakstelling per 1-1-2005
1.13 Landelijk natuurlijk       
Verwerving overig bos/landschap in landinrichting6 177756 1023 66172793 582
Bosuitbreidingslocaties1 2441091 135681
1.14 GIOS       
Staatsbos & recreatiebos       
(grootschalig groen)7 4904627 0287 0284256666 362
1.15 Recreatie       
–recreatievoorzieningen1 339881 2517517557694
2.11 Verwerving droge EHS       
Reservaat28 1841 536     
Natuurontwikkeling25 3251 780     
Nieuwe natuur*  51 69331 0161 6623 14427 872
Bestaand natuurterrein**15 94189315 0480
Robuuste verbindingen 1e tranche12 8472612 8217 6934052137 480
Robuuste verbindingen 2e tranche13 5008 1008 100
Afronding bestaand natuurterreinen  0005440
2.12. Verwerving natte natuur       
Natte natuur2 176502 1262 1262882091 917
Totaal  110 70461 0562 9274 91256 007

* Vanaf 1-1-2004 zijn de restant taakstellingen voor reservaten en natuurontwikkeling samen gevoegd tot restant taakstelling nieuwe natuur. De restant taakstelling nieuwe natuur is per 1-1-2004 met 1500 ha opgehoogd. In de Nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur was namelijk de oorspronkelijke taakstelling voor nieuwe natuur opgehoogd met 1500 ha tot 151 500 ha. Deze 1500 ha waren nog niet in de restant taakstelling opgenomen. Dit is nu alsnog gebeurd in de restant taakstelling verwerving per 1-1-2004.

** met ingang van 2004 wordt geen bestaand natuurterrein meer gekocht, behoudens specifieke gevallen.

02.11 Verwerving droge EHS

Het kabinet heeft in het kader van de uitgavenintensivering (Hoofdlijnenakkoord) onder andere extra geld gereserveerd voor de realisatie van de EHS. Bij Voorjaarsnota 2004 heeft het kabinet besloten de financiering van de grondaankopen EHS ten behoeve van de particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties te laten plaatsvinden via het verstrekken van een leenfaciliteit aan de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten. Deze vereniging, de Landschappen, het Groenfonds en het ministerie van LNV hebben hiertoe een overeenkomst gesloten. In 2004 is ten behoeve van deze leenfaciliteit ruim € 24 mln. door het Groenfonds geleend voor de Vereniging tot Behoud van Natuurmonumenten.

Omdat de verwervingsbudgetten in 2006 en 2007 ruimer zijn dan in 2004 (en 2005) hebben de gezamenlijke provincies en de minister van LNV afgesproken dat in de laatstgenoemde jaren de provincies bereid zijn de grondverwerving voor te financieren. In 2004 hebben enkele provincies voor bijna € 8 mln. grondaankopen voorgefinancierd. Dit bedrag is in januari 2005 terugbetaald.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Robuuste verbindingen te verwerven26 ha213 ha405 ha
2Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. Robuuste verbindingen) te verwerven3 316 ha3 144 ha1 662 ha

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Verwerving robuuste Verbindingen26 ha213 ha405 ha
2Afronding bestaande Natuurterreinen893 ha544 ha 
3Verwerving reservaten (nieuwe natuur )*1 536 ha 807 ha
4Verwerving natuur -ontwikkeling (nieuwe natuur) *)1 780 ha 855 ha
5Verwerving nieuwe natuur *) 3 144 ha 

* Het onderscheid tussen reservaten en natuurontwikkelingsgebieden is niet meer te maken. Thans zijn beide categorieën samengevoegd tot één categorie «nieuwe natuur».

Het aantal prestaties grondverwerving is in 2004 hoger dan begroot. Een deel van de verwerving van de droge EHS wordt gerealiseerd met cofinanciering vanuit de Europese POP-gelden. In 2004 is € 10,9 mln. aan cofinanciering verkregen, welke zijn doorberekend in de prestaties.

Naast de hiervoor vermelde voorfinanciering hebben enkele provincies in 2004 extra geld voor grondverwerving uit de autonome provinciale middelen ingezet voor grondverwerving. De grondverwerving die is gerealiseerd na de voorfinanciering van de provincies, de extra autonome middelen van de provincies en de leenfaciliteit aan de Vereniging Natuurmonumenten zijn meegenomen in de prestaties.

02.12 Verwerving natte EHS

Deze operationele doelstelling heeft samen met artikel 02.14 betrekking op het in oppervlakte en kwaliteit versterken van de voor Nederland karakteristieke natte natuur in 2010 en het waarborgen van een duurzaam gebruik. Realisering van deze doelstelling vindt plaats middels financiering met ICES2-middelen en vormt onderdeel van de Samenwerkingsafspraak Veiligheid & Natte Natuur tussen het ministerie van LNV en V&W.

In 2004 is voor 209 ha aan ruilgrond verworven. Dit is minder dan de aangegeven streefwaarde, doordat een deel van het budget is aangewend voor inrichting natte natuur. Het beleidsinstrument dat is ingezet, is directe rijksfinanciering voor zowel aankopen Staatsbosbeheer als voor particuliere natuurbeschermingsorganisaties via aankopen door DLG/BBL. Dit in tegenstelling tot wat in de begroting 2004 is opgenomen. Natte natuur is namelijk een programma dat wordt gerealiseerd met volledige rijksfinanciering (ICES-middelen), met uitzondering van cofinanciering op projectniveau.

In 2005 is het streven erop gericht om daar waar zich unieke kansen voordoen grond voor de realisatie van natte natuur te verwerven. Voor de realisatie van natte natuur in 2010 dienen de laatste gronden in 2007 en 2008 verworven te zijn.

Streefwaarden/prestaties

 Realisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Natte natuur50 ha209 ha288 ha

In 2004 is minder grond verworven dan gepland. Dit komt doordat een deel van het oorspronkelijke budget is uitgegeven aan inrichting natte natuur. Hoewel er vergaande onderhandelingen lopen voor grondverwerving binnen het natte natuur deelprogramma Deltanatuur (Zuid-Hollandse Delta), heeft dit in 2004 nog niet geleid tot daadwerkelijke aankopen. In de plaats daarvan is er in 2004 voor 209 ha aan ruilgrond verworven, dat op een later moment uitgeruild of verkocht zal worden ten behoeve van natte natuurgronden op de juiste plek.

02.13 Inrichting droge EHS

In 2004 is verdere voortgang geboekt met de reeds ingezette (land)inrichtingsprojecten. Tevens heeft een forse toename plaatsgevonden van het aantal nieuw aangegane verplichtingen voor de inrichting van de EHS. De hieraan gekoppelde beleidsprestaties worden in vier jaar tijd gerealiseerd.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Percentage taakstelling ontsnippering gerealiseerd10710
2Inrichting Robuuste verbindingen (onderhanden)3 ha3 ha200 ha
3Uitbreiding EHS met functiewijziging (excl. robuuste Verbindingen) ingericht1 765 ha1 656 ha1 750 ha

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Inrichting robuuste verbindingen   
–onderhanden3 ha3 ha200 ha
2Inrichting reservaten   
–afronding430 ha663 ha1 100 ha
–onderhanden14 955 ha12 539 ha16 000 ha
3Inrichting natuurontwikkeling   
–afronding499 ha921 ha650 ha
–onderhanden11 258 ha8 592 ha9 000 ha
Inrichting nieuwe natuur   
–afronding176 ha72 ha 
–onderhanden3 284 ha3 450 ha 
Inpassing bestaande natuur   
–afronding138 ha1 780 ha 
–onderhanden3 069 ha1 289 ha 
Ecologische verbindingszones (uitfinanciering)   
–afronding207 km66 km 
–onderhanden3 284 km293 km 

In 2004 is ten opzichte van de jaren daarvoor sprake geweest van een forse toename in de realisatie van de inrichting van de EHS. De geplande prestaties zijn, m.u.v. de robuuste verbindingen, min of meer gerealiseerd. In 2004 is een forse groei opgetreden in het volume van de aangegane verplichtingen. De inrichting van reservaatgebieden is achtergebleven, terwijl de inrichting van natuurontwikkelingsgebieden en nieuwe natuur is toegenomen. Per saldo zijn de afgeronde projecten iets achtergebleven en de onderhanden projecten iets toegenomen ten opzichte van de geraamde beleidsprestaties.

De realisatie van inrichting vindt veelal plaats in het kader van projecten met een meerjarig karakter. Dit heeft als consequentie dat de jaarlijkse bestede budgetten niet direct gekoppeld kunnen worden aan de in dat jaar gerealiseerde beleidsprestaties. De prestaties zijn immers grotendeels gerealiseerd met in voorgaande jaren bestede middelen. Bij de gerealiseerde prestaties wordt daarom inzicht geboden in de volgende beleidsprestaties:

• Afronding: de daadwerkelijk in het verslagjaar gerealiseerde beleidsprestaties;

• Onderhanden werk: het onderhanden werk is gebaseerd op het aantal hectares waarvoor verplichtingen zijn aangegaan. In de komende jaren worden op deze hectares wel inrichtingskosten gemaakt, maar pas op het moment dat het gehele project wordt opgeleverd, gelden deze hectares als gerealiseerde beleidsprestaties (= hectares afgerond). In de realisatiecijfers zijn tevens de hectares meegenomen die zijn ingericht via het natuuroffensief en via de Subsidieregeling Natuurbeheer (SN).

De inrichting van de robuuste verbindingen is in 2004 nog nauwelijks op gang gekomen. Dit komt onder meer omdat de begrenzing van de robuuste verbindingen nog niet heeft plaatsgevonden. Begrenzing vindt de komende jaren plaats door de provincies.

Daarnaast wordt in bovenstaande tabel inzicht gegeven in de inpassingmaatregelen voor bestaande natuur. Het gaat om reeds bestaande natuurterreinen waarvoor geen inrichtingskosten worden gemaakt maar in voorkomende gevallen anti-verdrogingsmaatregelen moeten worden getroffen. De gemaakte kosten voor de aanleg van ecologische verbindingszones, hier weergegeven in het gerealiseerde aantal kilometers, zijn gemaakt op basis van in het verleden aangegane juridische verplichtingen.

02.14 Inrichting natte EHS

Deze operationele doelstelling heeft samen met artikel 02.12 betrekking op het in oppervlakte en kwaliteit versterken van de voor Nederland karakteristieke natte natuur in 2010 en het waarborgen van een duurzaam gebruik. Realisering van deze doelstelling vindt plaats middels financiering met ICES2-middelen en vormt onderdeel van de Samenwerkingsafspraak Veiligheid & Natte Natuur tussen het ministerie van LNV en V&W. De realisatie van natte natuur betekent enerzijds een kwaliteitsverbetering van het landelijk gebied en anderzijds veiligheid tegen water. Voor die veiligheid is het ministerie van V&W primair verantwoordelijk. Door op het terrein van natte natuur goed samen te werken, realiseren LNV en V&W op een optimale manier hun doelen. De realisatie van inrichting vindt plaats in het kader van projecten met een meerjarig karakter. Hierdoor kunnen de jaarlijks bestede budgetten niet direct gekoppeld worden aan de in dat jaar gerealiseerde beleidsprestaties. Daarnaast wordt er jaarlijks budget overgeheveld naar de begroting van het ministerie van V&W ten behoeve van projecten waarvoor Rijkswaterstaat verantwoordelijk is. Inrichting vindt plaats op projectbasis in plaats van via het LNV-inrichtinginstrumentarium.

De voortgang van een aantal grote projecten in het Deltagebied verloopt trager dan voorzien. Oorzaken zijn deels van bestuurlijke aard (bestemming) en deels van uitvoeringstechnische aard (verwerving niet plaatsgevonden waardoor de inrichting nog niet van start kan gaan). Rijkswaterstaat heeft in 2004 994 ha aan natuurontwikkeling in het IJsselmeergebied afgerond. Daarnaast heeft zij in dit gebied 51 ha aan onderhanden werk.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
In te richten natte natuur292 ha383 ha1 150 ha

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Inrichting terreinen natte natuur   
–afgerond292 ha383 ha1 150 ha
–onderhanden3 880 ha3 787 ha800 ha

In 2004 is voor 383 ha de inrichting afgerond. Dit is fors minder dan de begrote streefwaarde. Oorzaak hiervan is dat een groot deel van het inrichtingsbudget is overgeheveld naar de V&W-begroting ten behoeve van natte natuurprojecten in het IJsselmeergebied en andere rijkswateren, die worden uitgevoerd onder leiding van Rijkswaterstaat. De bijbehorende beleidsprestaties zijn derhalve niet in de tabellen opgenomen.

Een groot aantal hectares is momenteel in inrichting (onderhanden werk), waarbij de bijbehorende beleidsprestaties (afronding inrichting) in de komende jaren worden geleverd.

Evaluatie

De tussentijdse evaluatie van de nota Natuur voor mensen, mensen voor natuur (NvM) is niet uitgevoerd omdat het beleid recent nog tegen het licht is gehouden in het kader van het opstellen van de Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte.

03 Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

Algemene beleidsdoelstellingen

Er wordt een samenhangend netwerk beheerd van kwalitatief hoogwaardige natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur. Een belangrijke kern hiervan wordt gevormd door 17 nationale parken en een grensoverschrijdend park. Ook agrarisch natuurbeheer, historische buitenplaatsen en multifunctionele natuur vormen een onderdeel van de EHS. Ook beheer van bezoekerscentra, educatie en voorlichting vormen een onderdeel van het beheer. In samenwerking met de provincies wordt de omslag van verwerving naar beheer geïmplementeerd door gebieden aan te wijzen waar particulier natuurbeheer voorop staat en door het stimuleren van particulieren tot deelname aan particulier natuurbeheer.

Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)

kst-30100-XIV-1-5.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN170 574174 662329 653157 907171 746
      
UITGAVEN141 795135 269158 284164 280– 5 996
Programma-uitgaven118 576120 169137 804149 951– 12 147
U0311 Beheer van de EHS118 576120 169137 804149 951– 12 147
–Intensivering EHS  17 500– 17 500
–Rijksbijdrage SBB 43 60253 45446 1747 280
–Programma Beheer 55 34655 19871 803– 16 605
–Beheer nationale parken 4 8894 4435 310– 867
–Overlevingsplan Bos en Natuur 5 55611 2783 4497 829
–Overige beheersregelingen 10 77613 4315 7157 716
Apparaatuitgaven23 21915 10020 48014 3296 151
U0321 Apparaat10 4505 7912 0692 149– 80
U0322 Agentschappen12 7699 30918 41112 1806 231
      
ONTVANGSTEN3 9338 1467 69616 605– 8 909

Toelichting op de programma-uitgaven, verplichtingen en ontvangsten

De hogere verplichtingenrealisatie is enerzijds het gevolg van de systematiek van het subsidiestelsel Programma Beheer. Conform deze systematiek wordt een verplichting in een bepaald jaar aangegaan voor meerdere jaren, terwijl de kasuitgaven over meerdere jaren (6 of 30) worden verdeeld. Om de beschikbare meerjarige kasuitgaven voor beheer volledig te kunnen benutten was extra verplichtingenruimte in 2004 benodigd. Hiertoe is bij 1e suppletore wet een verplichtingenschuif verwerkt, waarbij verplichtingenruimte uit komende jaren naar voren is gehaald (€ 115 mln.). Anderzijds is de hogere verplichtingenrealisatie het gevolg van de omslag van minder verwerving naar meer beheer, die heeft geleid tot meer aanvragen in het kader van Programma Beheer (€ 60 mln.).

De lagere uitgaven voor het beheer van de EHS zijn vooral het gevolg van uitvoeringsinspanningen die door de Dienst Regelingen zijn gemaakt voor Programma Beheer en die op het agentschapsonderdeel zijn verantwoord (€ 5,8 mln.) en door vertraging in de afstemming met de agrarische natuurverenigingen waardoor de uitgaven die onder het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) vallen achter zijn gebleven (€ 10 mln.). Hiertegenover staan hogere uitgaven ten behoeve van het opzetten van een soortendatabank voor beschermde plant- en diersoorten (€ 3 mln.).

De lagere ontvangstenrealisatie houdt verband met lagere EU-bijdragen in het kader van het Plattelands Ontwikkelings Plan (POP) voor Programma Beheer, vanwege de problemen die de EU had met de betalingswijze aan agrarische natuurverenigingen.

Toelichting op de apparaatuitgaven

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004 
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidBudget
1Personeel DN29,357,41 67933,055,41 830
2Materieel  283  243
3Overig apparaat*  107  76
4Bijdrage aan Laser/DLG  18 411  12 180

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven

De hogere bijdrage aan de Dienst Regelingen is het gevolg van extra uitvoeringsinspanning ten behoeve van het subsidieregelingenstelsel Programma Beheer vanwege het grote aantal aanvragen.

03.11 Beheer van de EHS

De animo voor particulier natuurbeheer is ten opzichte van vorige jaren flink toegenomen. In 2004 is voor 1 117 ha nieuwe verplichtingen aangegaan (hierop vindt vanaf 2005 betaling plaats). Dit is aanzienlijk meer dan in 2003. Deze cijfers zijn bemoedigend voor het succes van particulier natuurbeheer.

Er is voor circa 21 000 ha nieuwe verplichtingen in het kader van de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN) aangegaan (hierop vindt vanaf 2005 betaling plaats). Een gedeelte van de nieuwe aanvragen bestaat uit overstappers uit de RBON regeling (voorloper van de SAN).

De netto uitbreiding is daarmee circa 640 ha.

De oude collectieve SAN overeenkomsten zijn omgezet naar nieuwe overeenkomsten waarbij niet langer de agrarische natuurvereniging maar de individuele agrariër eindbegunstigde is.

In 2004 is de tweede tranche revisie van Programma beheer gerealiseerd. Door aanpassingen van de regeling sluit Programma beheer nu beter aan bij de subsidie-eisen van de Europese Commissie, (bijv. herstelactie probleemgebieden), is het subsidiestelsel gebruiksvriendelijker geworden en zijn de administratieve lasten verlaagd.

Met de provincies en het maatschappelijk veld is verder gewerkt aan de implementatie van de Omslag van minder verwerving naar meer beheer. Het beleidskader voor de omslag zal in 2005 gereed komen en geïmplementeerd worden.

Besloten is dat subsidie voor het beheer van historische buitenplaatsen (PHB) vanaf 2005 alleen gecontinueerd wordt op buitenplaatsen in de EHS en in Nationale Landschappen.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaarde Realisatie 2003 Realisatie 2004Streefwaarde 2004
1Uitbreiding beheer droge natuur excl. robuuste verbindingen4 370 ha5 018 ha5 000 ha
2Uitbreiding beheer natte natuur74 ha0 ha150 ha
3Uitbreiding agrarisch natuurbeheer2 565 ha640 ha2 000 ha

De uitbreiding droge natuur betreft 3 901 ha doorgeleverd door DLG aan terreinbeherende organisaties plus 1 117 ha in 2004 aangegane nieuwe verplichtingen particulier natuurbeheer in de EHS.

Door vertraging bij de inrichting van natte natuur zijn in 2004 geen ha door DLG overgedragen aan terreinbeheerders.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
1Beheer bestaand bos, natuurterreinen en landschap, waarvan:429 991 ha464 324 ha433 508 ha
1a– beheerd door SBB209 860 ha213 838 ha208 508 ha
1b– beheerd door PNB's220 575 ha250 486 ha225 000 ha
2Particulier natuurbeheer (functiewijziging) 2 040 ha775 ha
3Agrarisch natuurbeheer (landschapbeheer)52 863 ha73 621 ha62 000 ha
4Bijdrage nationale parken1718 parken18 parken
5Overlevingsplan bos en natuur300 projecten300 projecten50 projecten
6Onderhoud historische parken en tuinen266268 parken260
7Herstel historische parken en tuinen711 buitenplaatsen35
8Natuurbeschermingswet 175 gebieden175 gebieden

Het areaal in beheer bij Staatsbosbeheer wordt in onderstaande tabel nader toegelicht.

In de begroting 2004 is per abuis een te laag aantal prestaties voor het beheer door Staatsbosbeheer opgenomen (zie ook opmerking onder tabel Staatsbosbeheer). Het gesubsidieerde areaal in beheer van particulieren en particuliere natuurbeschermingsorganisaties (SN) wordt in dit jaarverslag voor het eerst geheel verantwoord op 3.11. In de begroting 2004 en de verantwoording 2003 was dit areaal verdeeld over 1.13 en 3.11. Het areaal is niet opgesplitst omdat in de uitvoering nog geen onderscheid gemaakt kan worden tussen bestaande natuur binnen en buiten de EHS.

De realisatie particulier natuurbeheer is opgebouwd uit 1 549 ha SN functiewijziging en 491 ha experimenten (voorlopers van SN functiewijziging). De realisatie is hoger dan verwacht door de groei van de animo voor particulier natuurbeheer.

Het areaal agrarisch natuurbeheer (SAN en RBON) is in dit jaarverslag voor het eerst geheel verantwoord op 03.11. In de begroting 2004 en in de verantwoording 2003 was dit areaal verdeeld over 01.13 en 03.11. Het areaal is niet opgesplitst omdat in de uitvoering nog geen onderscheid gemaakt kan worden tussen beheersgebieden binnen en buiten de EHS. Het areaal wintergasten en natuurbraak wordt verantwoord onder hoofdstuk 01.13. In 2004 is op ruim 73 000 ha agrarisch natuurbeheer betaald, ruim meer dan begroot. De grote toename komt omdat alle technisch juiste aanvragen voor de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer (SAN) in 2003 zijn gehonoreerd. Dit was mogelijk door de extra middelen die het Kabinet voor de realisatie van de EHS heeft uitgetrokken en het amendement Schreijer-Pierik.

De oorspronkelijke korting op het Overlevingsplan Bos en Natuur (OBN) is aangevuld uit de intensiveringsgelden EHS die het 2e Kabinet Balkenende heeft uitgetrokken voor natuur en reconstructie. Derhalve zijn meer projecten gerealiseerd dan oorspronkelijk begroot.

Er zijn minder historische parken en tuinen hersteld dan begroot omdat de herstelkosten per project relatief hoog waren.

Staatsbosbeheer

 Realisatie 2004Begroting 2004
1.Terreinbeheer  
1a.Doeltypebeheer Natuur, Bos en Landschap211 212 ha (per 1-1-2004)208 508 ha
 213 838 ha (per 31-12-2004) 
1b.Doeltypebeheer Recreatie212 815 ha (per 1-1-2004)210 190 ha
 215 275 ha (per 31-12-2004) 

In de begroting 2004 is abusievelijk de areaalstand van Staatsbosbeheer opgenomen per 31-12-2002, waarin dus nog geen rekening is gehouden met de verwachte areaalgroei in 2003 en 2004. Aan Staatsbosbeheer is in de offerteaanvraag 2004 gevraagd offerte uit te brengen voor een naar verwachting te beheren areaal in 2004 van 213 223 ha Dit areaal had in de begroting moeten worden opgenomen. Indien de realisatie in 2004 wordt vergeleken met dit areaal kan worden geconstateerd dat ruim 600 ha meer door Staatsbosbeheer in beheer is genomen dan begroot.

Evaluatie

Deze tussentijdse evaluatie van Natuur voor Mensen is niet uitgevoerd. Reden hiervoor is dat het beleid uit Natuur voor Mensen grotendeels overgenomen is door de Agenda Vitaal Platteland en de Nota Ruimte. De Natuurdoelen uit Natuur voor Mensen worden in 2005 geëvalueerd in het kader van de Natuurdoelenkaart.

04 Economisch perspectiefvolle agroketens

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is de bevordering van duurzame en vitale agroketens. De overheid ziet zich geplaatst voor de uitdaging om de condities te scheppen waaronder de agrosector zich duurzaam kan ontwikkelen en rekening houdt met maatschappelijke wensen. Dit doet zij onder meer door:

• het stimuleren en faciliteren van maatschappelijk verantwoord ondernemen;

• het stimuleren van vernieuwing in de keten op gebieden van duurzaamheid, marketing, kwaliteit, garantiesystemen en differentiatie in niche markten zoals streek- en biologische producten;

• de inzet van het internationaliseringsinstrumentarium (inclusief de instrumenten van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken);

• het ondersteunen van belangrijke processen van herstructurering in de veehouderij, de glastuinbouw en de visserij.

Economisch perspectiefvolle argroketens

kst-30100-XIV-1-6.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN110 08199 22046 43375 047– 31 614
      
UITGAVEN178 73282 61960 30670 950– 10 644
Programma-uitgaven127 68052 49133 31444 402– 11 088
U0411 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex11 0286 6775 92410 031– 4 107
–Bilaterale economische samenwerking 2 9702 6693 306– 637
–Masterplan Duitsland/Nachbarland Niederlande 161   
–Energie 1 4651 6901 520170
–Agrologostiek 3608551 000– 145
–Transparantie en ICT   3 000– 3 000
–Client 1 286221500– 279
–Overig 435489705– 216
U0412 Herstructurering (melk)veehouderij93 51018 4514 1895 322– 1 133
–RBV – 1 4 088465 465
–SEP Veehouderij     
–Herstructurering (melk)veehouderij 14 3633 7245 322– 1 598
U0413 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie8 56716 84617 87723 752– 5 875
–RSG 4 0162 24610 128– 7 882
–Stidug 6 19711 16110 475686
–Energie en demoregeling 1 7849682 595– 1 627
–Inrichting 4 0642 9114272 484
–Overig 785591127464
U0414 Herstructurering visserij14 57510 5175 3245 29727
–Vlootstructuurbeleid 10 5175 3245 29727
Apparaatsuitgaven51 05230 12826 99226 548444
U0421 Apparaat23 50819 62521 72921 287442
U0422 Baten-lastendiensten27 54410 5035 2635 2612
      
ONTVANGSTEN118 26516 6959 6244 4655 159

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

De lagere verplichtingenrealisatie is voornamelijk toe te schrijven aan het feit dat de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) pas eind 2004 is opengesteld (€ 9 mln.), de Stimuleringregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden (STIDUG) niet in 2004 is opengesteld (€ 9 mln.) en met betrekking tot de Koopmansmiddelen in 2004 weliswaar besluitvorming heeft plaatsgevonden over de besteding de komende jaren, maar in 2004 geen verplichtingen zijn aangegaan (€ 7 mln.).

De lagere uitgavenrealisatie wordt vooral veroorzaakt door de bovengenoemde late openstelling van de RSG (€ 8 mln.) en door de opgelopen vertraging in het project Transparantie en ICT (€ 3 mln.).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004 Begroting 2004 
 Gemiddelde sterkteGemiddelde PrijsBudgetGemiddelde sterkteGemiddelde PrijsUitgaven
Personeel DL39,163,22 46843,160,02 580
Personeel IH37,062,02 29241,654,52 269
Personeel AID  11 588  12 239
Materieel  4 566  3 390
Overig apparaat *  816  809
Bijdrage aan LASER  5 212  5 213
Bijdrage aan DLG  50  48

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven

Toelichting op de ontvangsten

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
EU-ontvangsten Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw5692 580
Ontvangsten Visserij FIOV1 7001 700
Overige ontvangsten7 355185

In het kader van de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) is € 2 mln. minder ontvangen, doordat de regeling pas eind 2004 is opengesteld.

De «overige ontvangsten» betreffen voor € 6,3 mln. middelen die tijdens de begrotingsuitvoering vanuit het O&S-fonds ter beschikking zijn gesteld voor de uitfinanciering van de 1e tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV), Inkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij (IOZV), enkele oude beëindigingsregeling uit het O&S-fonds, beleidsvoorbereidende activiteiten nieuw mestbeleid, de evaluatie van de meststoffenwet 2004 en ten behoeve van het huidige mestprogramma.

04.11 Versterking concurrentiekracht agrofoodcomplex

Het programma Bilaterale Economische Samenwerking heeft geleid tot nieuwe contacten en relaties tussen de Nederlandse agribusiness en buitenlandse partners. Deze contacten en relaties zijn gelegd en versterkt door o.a. handelsmissies, contactbijeenkomsten, seminars, vakbeurzen, individuele matchmaking en Landbouwwerkgroepen.

In de hoog ontwikkelde West Europese markt werd extra aandacht gegeven aan de afzet van biologische producten en werd een extra stimulans gegeven door een partnerlandovereenkomst aan te gaan met 's werelds grootste biologische vakbeurs de BioFach. Daarnaast is een begin gemaakt met een versterkte inzet op de dit jaar toegetreden nieuwe lidstaten van de EU en de nieuwe EU buren. Dit is gebeurd door onder meer de organisatie van een seminar voor het (MKB) bedrijfsleven om de prioriteiten van het bedrijfsleven te inventariseren. In het nieuwe EU buurland Rusland werd op verzoek van de tuinbouwsector een steunpunt (Netherlands AgriBusiness Support Office) opgericht en in de Oekraïne is een trainingscentrum voor aardappel- en groenteteelt opgezet.

Uit de, als uitvloeisel van de in 2002 afgesloten imagocampagne Nachbarland Niederlande, uitgevoerde imagometing van Nederland als agrarisch productieland in Duitsland blijkt na de daling van het imago als gevolg van de opeenvolgende dierziektes in Nederland, dat het imago zich enigszins hersteld heeft.

Om het bedrijfsleven te stimuleren en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) als een pijler van ondernemen te beschouwen is de MVO-stimuleringsprijs uitgereikt tijdens de conferentie «Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen in het Agrocomplex: Samen werken aan winst».

Agrologistiek beoogt systeeminnovaties richting duurzaamheid en vervoersefficiëntie te bewerkstelligen door het uitvoeren van pilotprojecten. In 2004 is ingestemd met twee nieuwe projecten die de A-status krijgen en zijn 2 pilotprojecten gestart met de bouwfase. Uit een monitoringonderzoek is gebleken dat het Platform Agrologistiek bijdraagt aan politiek bestuurlijk of ambtelijk agenderen van knelpunten, vooral bij concrete initiatieven van ondernemers (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 28 141, nr. 5).

In 2004 zijn twee nieuwe sectoren toegetreden tot de Meerjaren Afspraak Energie Efficiency (MJA), te weten de aardappel- en de meelverwerkende industrie. Daarnaast is gestart met de versnelde implementatie MJA-monitoring via het elektronische milieujaarverslag.

Streefwaarden

Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Streefwaarde 2004
Gerealiseerde bilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten (BES)75%77%75%
Aan MJA deelnemende bedrijven die in 2004 de voorgedragen energiebesparende maatregelen getroffen hebben 100%75%
Geactualiseerde meerjarenplannen van deelnemende sectoren 0%50%

In het overkoepelend overleg van het MJA is besloten uitstel te verlenen voor het indienen van de energiebesparingsplannen (EBP). Omdat de EBP's de basis vormen voor de meerjarenplannen (MJP) is de inleverdatum voor MJP opgeschoven naar 2005 en zijn er nog geen MJP's opgesteld en ingediend.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Bilaterale economische samenwerking113129120
Agrologistiek 119
Overige (projecten)81115

In het kader van de Bilaterale economische samenwerking is een aantal grotere activiteiten vertraagd en vervangen door kleinere projecten, die beter pasten bij de ontwikkelingen in de betreffende markten.

Verder is door de late start van onderzoek (o.a. onderzoek groene grondstoffen/bio based economy) sprake van minder «overige projecten».

Het project Transparantie en ICT kon niet doorgaan in de oorspronkelijke vorm, omdat de Europese Commissie het experimentele, op «learning by doing» gebaseerde karakter niet kan onderbrengen in de bestaande toetsingskaders van de EU.

Evaluatie

In 2004 zijn de Meerjarenafspraken Energie-Effiency (MJA) van EZ- en LNV-sectoren geëvalueerd. Het instrument lijkt positief op de energie-efficiency van de deelnemende bedrijven te werken maar heeft tot op heden weinig harde getallen opgeleverd (instrument is nog te jong). Sectoren die de afgesproken energie-efficiency nog niet halen verwachten dat wel te doen binnen de termijn van het convenant. Het instrument wordt gewaardeerd door alle partijen, met name vanwege de soepele samenwerking die de structuur van het convenant met zich meebrengt.

In 2004 heeft een procesevaluatie plaatsgevonden van het programma Client, onderdeel import. Client is een innovatieproces geweest waarbij permanent gewerkt is aan het vasthouden van het gegeven commitment van alle betrokken partijen. Situationeel leiderschap is in dit proces de motor geweest die het programma gaande hield. De keuzes om het proces te coördineren en te faciliteren, om klein te beginnen, om aan te sluiten bij bestaande structuren en lopende andere innovaties, om partijen in alle geledingen van het project te betrekken, hebben daar ondersteunend aan gewerkt. De Brusselse regelgevingheeft het proces bovendien versneld.

04.12 Herstructurering Veehouderij

In het in februari 2003 afgesloten Krokusakkoord tussen Rijk, de provincies en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) (over het urgentieprogramma 2003 in het kader van de reconstructie) is afgesproken dat met pilotprojecten ervaring opgedaan wordt met manieren om de problematiek effectief aan te pakken. In 2004 is gestart met 3 pilotprojecten, waarvoor in totaal € 2,2 mln. subsidie is toegezegd. In 2003 was voor het pilotproject «Inplaatsing melkveehouderij Veenkoloniën» aan de provincie Drenthe reeds een subsidie toegezegd van € 2,3 mln.

In 2004 heeft besluitvorming plaatsgevonden over de inzet van de Koopmansgelden voor de komende jaren. De Tweede Kamer is hierover, mede namens de Staatssecretaris van VROM, in december 2004 geïnformeerd.

04.13 Herstructurering glastuinbouw en duurzaam gebruik energie

De voor de herstructurering van de glastuinbouw belangrijkste stimuleringsregelingen zijn de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw (RSG) en de Stimuleringsregeling inrichting duurzame glastuinbouwgebieden (STIDUG). Eind 2004 is de RSG voor het laatst opengesteld voor een bedrag van in totaal € 16 mln., waarvan € 12 mln. voor het onderdeel investeringen (inclusief clusterplannen) en € 4 mln. voor het onderdeel afbraak. Vooral voor dit laatste onderdeel bleek veel belangstelling, getuige het feit dat het subsidieplafond binnen een dag was bereikt. De regeling staat open tot 15 maart 2005. Met deze laatste openstelling zal de beleidsdoelstelling van 1 000 ha nieuw glas worden gehaald. De STIDUG is in 2004 niet opengesteld, omdat mede gelet op de aanstaande wijziging van het ruimtelijk beleid geen nieuwe projecten zijn geïnitieerd. In de eerste helft van 2005 worden de 10 gebieden geëvalueerd en wordt het instrumentarium voor de glastuinbouw in overeenstemming met de Nota ruimte herijkt.

Tot slot is in oktober 2004 de Infrastructuurregeling Glastuinbouw (IRG) voor een bedrag van € 12,5 mln. opengesteld. De regeling beoogt, in samenwerking met gemeenten en waterschappen, een verbetering van de infrastructuur in de glastuinbouwgebieden Westland en Aalsmeer.

 Realisatie 2003Realisatie 2004
 RSGSTIDUGRSGSTIDUG
Ingediende aanvragen003040
Goedgekeurde aanvragen03330
Ingetrokken en afgewezen aanvragen01320
Nog in behandeling002760
Aangegane verplichtingen x 1 mln.02600
Hectare o.b.v. aangegane verplichtingen071000
Totaal gerealiseerde hectare t/m 2003 resp. 2004 (cumulatief) ca.654*710715710

* Dit bedrag wijkt af van het Jaarverslag 2003. In het jaarverslag 2003 was 637 opgenomen.

Streefwaarden

Perspectiefvolle en duurzame landbouw

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
RSG-regeling (nieuw glas)54 ha61 ha195 ha
Stidug710 ha0 ha0 ha

Het verschil tussen het aantal begrote en gerealiseerde hectares wordt verklaard door het feit dat veel glastuinders hun investeringsaanvraag hebben ingetrokken, onder meer om de volgende redenen:

• de RSG geen mogelijkheid biedt tot uitbreiding en de aanvrager heeft besloten om toch uit te breiden;

• gebleken is dat de investering nog niet realiseerbaar is. Derhalve doen ze mee aan de nieuwe openstelling.

Implementatie energiebesparingsbeleid

SectorEfficiency verbeteringAandeel Duurzame energie
 20052010Realisatie t/m 200320052010Realisatiet/m 2003
Glastuinbouw t.o.v. 1980 65%50–51% 4%> 0,5%
Paddestoelen t.o.v. 199520% 20,6%5% 4,3%
Bloembollen t.o.v. 199522% 14,3%4% 2,65%

Glastuinbouw

Weergegeven zijn de resultaten van 2003. De monitoringsrapportage loopt een jaar achter in verband met het verzamelen en bewerken van de benodigde informatie.

De energie efficiency verbetering in de glastuinbouw voor 2003 was geraamd op de verbetering van 50–51% ten opzichte van 1980. De lichte verbetering t.o.v. 2002 is het gevolg van een daling van het primair brandstofverbruik per m2 en een stijging van de fysieke productie per m2 met 1,5%.

In 2005 zal het eerste monitoringrapport voor duurzame energie in de glastuinbouw verschijnen. Het aandeel duurzame energie bedroeg in 2003 minimaal 0,5%. Teneinde de duurzame energie doelstelling voor de glastuinbouw te halen, hebben LNV en het Productschap Tuinbouw in 2003 een «Beleidsagenda duurzame energie» opgesteld. In deze beleidsagenda zijn de inkoop van groene elektriciteit, warmtepompen/aquifers en biobrandstoffen als speerpunten voor de komende jaren benoemd. In het kader van dit actieplan zijn in 2004 verschillende projecten opgestart ter stimulering van groene elektriciteit en warmtepompen/aquifers.

In het kader van de Kyoto-akkoorden is in overleg met VROM, PT en LTO voor de glastuinbouw een CO2-streefwaarde afgesproken van 6,5 Mton in 2010 bij gelijkblijvend areaal. Wanneer het areaal toeneemt, neemt de streefwaarde ook toe tot maximaal 7,1 Mton in 2010. De totale CO2-waarde voor de landbouw is 7,9 Mton (bij gelijkblijvend areaal).

Meerjarenafspraken energie Paddestoelen

De energie efficiency is in 2003 met 20,6% verbeterd ten opzichte van 1995. Ten opzichte van 2001 is de energie efficiency met 4,6%-punt verbeterd. De doelstelling met betrekking tot de energie efficiency is reeds in 2003 gerealiseerd. In 2003 bedroeg het aandeel duurzame energie 4,3%. Hiermee ligt de sector een klein beetje voor op schema, om het streven van 5,0% duurzame energie in 2005 te halen.

Meerjarenafspraken energie Bloembollen

De energie efficiency is in 2003 met 14,3% verbeterd ten opzichte van 1995. Hiermee ligt de sector achter op schema voor het halen van 22% energie efficiency in 2005.

In 2003 bedroeg het aandeel duurzame energie 2,65%. Ten opzichte van 2002 boekt de sector hiermee een grote vooruitgang, maar ligt nog steeds achter op schema voor het halen van 4% in 2005.

In de begroting 2004 waren de streefwaarden 2010 met betrekking tot het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in percentages weergegeven. In dit jaarverslag is echter gekozen voor de volgende meer zeggende, kwantitatieve en kwalitatieve toelichting op de streefwaarden.

De uitvoeringsorganisatie integrale milieutaakstelling krijgt rapportages van tuinders over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en mineralen, uitgedrukt in respectievelijk kilogrammen actieve stof en kilogrammen stikstof (N) en fosfaat (P) per ha. Deze worden gerelateerd aan de doelstelling. De doelstelling is het verbruik van gewasbeschermingsmiddelen te verminderen en voor de bloemisterij terug te brengen tot 33,4 kg a.s. per ha. In 2003 werd in de sierteelt 28,1 kg a.s. per ha gebruikt en in de potplantenteelt 16,5 kg a.s. per ha. In de groenteteelt is het verbruik in 2003 9,8 kg a.s. per ha, tegen een doelstelling van 16,5 kg a.s. per ha in 2010.

Bij meststoffen is ten opzichte van voorgaande jaren een toename van het gebruik te zien, hetgeen duidt op een verdere teeltintensivering. Het verbruik in 2003 ligt op het niveau van de verbruiksdoelstelling van 911 kg N/ha en 182 kg P/ha in 2010.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
RSG investeringen54 ha61 ha195 ha
RSG glasafbraak28 ha0,5 ha40 ha
Stidug 6 projecten6 projecten

04.14 Herstructurering visserij

Doelstelling van de herstructurering in het visserijbeleid is het verminderen van de vangstcapaciteit van de visserijvloot. Capaciteitsvermindering van de visserijvloot is een van de pijlers onder het zeevisserijbeleid dat is gericht op een duurzaam beheer van visbestanden.

Streefwaarden

Om evenwicht tussen de te vangen hoeveelheden vis en de vangstcapaciteit van de zeevisserijvloot te bewerkstelligen was als streefwaarde voor 2004 gesteld dat de omvang van de vloot met ca. 2 040 BrutoTon – zijnde ca. 2,6% van de capaciteit in de kottersector – teruggebracht zou worden.

Er is geen saneringregeling geopend in afwachting van de resultaten van een ketenanalyse in de platvissector, die in 2004 is uitgevoerd. Naar verwachting zal de behoefte aan sanering in 2005 toenemen, gezien de beperkte vangstmogelijkheden voor de rondvis-, platvis- en garnalensegmenten van de vloot.

In de Nederlandse situatie schiep het bestaan van een systeem van «gereserveerde licenties» reële risico's, dat de Nederlandse overheid niet in staat zou zijn te voldoen aan de nieuwe communautaire verplichting dat de capaciteit van de vloot niet mag toenemen. Derhalve is het systeem van «gereserveerde licenties» met in achtneming van een aantal overgangsmaatregelen in 2003 met onmiddellijke ingang afgeschaft.

Prestaties

 Realisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Vlootstructuurbeleid/capaciteitsvermindering3 548 bt02 040 bt

Evaluatie

De «Uitvoering van het Enig Programmerings Document (EPD)» is tussentijds geëvalueerd. De conclusies van deze evaluatie hebben geleid tot het indienen van wijzigingsvoorstellen bij de Europese Commissie met als doel: maximale besteding van de beschikbare middelen. Er is nog geen reactie van de zijde van de Commissie.

Dienst Regelingen (DR)

De Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV is tot stand gekomen door een fusie van de Dienst LASER, Bureau Heffingen, Dienst LNV-Loket en de dienst Basisregistraties. De prestaties van het onderdeel Bureau Heffingen (oud) hebben betrekking op de artikelen 4 en 5. De prestaties van het onderdeel LASER (oud) hebben betrekking op de artikelen 4 en 5. De prestaties van alle onderdelen zijn onder dit artikel samenvattend weergegeven.

Productenkader Bureau Heffingen

ProductenkaderProducteenheden x  1 000Uren x 1 000Uren per producteenheidLasten totaal x € 1 000Lasten per product-eenheid
 Begroting 2004RealisatieBegroting 2004RealisatieBegroting 2004RealisatieBegroting 2004RealisatieBegroting 2004Realisatie
Minas8106404405420,540,820 57825 81225,4040
Rechten2813140765,035,86 5672 970234,53227
Mestafzet-overeenkomsten5133111492,191,55 2013 369101,98101
Overig wet- en regelgeving35283090,850,31 39828739,9510
Subtotaal9247147216760,780,933 74432 43836,5245
Dienstverlening  43109  2 2987 362  
Ontwikkeling   54   3 618  
Totaal924714764839  36 04243 418  

De gerealiseerde inzet op het product Minas was hoger dan gepland door de extra inzet op aangiften, bezwaar & beroep en het invorderingsproces. Daarnaast was een hogere normtijd gerealiseerd op de afhandeling van de oudere dossiers ( aangiftejaren 1998–2002).

Het productieproces Rechten liep op schema: 85% van de formulieren waren afgehandeld binnen de normtijd van 8 weken. Het feit dat Grondtransactieformulieren (GTF) na 1 januari 2004 niet meer gemeld hoeven te worden veroorzaakte significante lagere uitvoeringskosten.

Deels was dit gecompenseerd door hogere uitvoeringskosten veroorzaakt door een stijging in het aantal ontvangen transactieformulieren -dierrechten.

Het MAO stelsel is met ingang van 1 januari 2005 ingetrokken door een Besluit van de Minister. Dit had het gevolg dat er geen energie gestoken hoefde te worden in de verdere ontwikkeling van MAO 2005. Hierdoor kwamen de uitvoeringskosten lager uit dan gepland. De overige werkzaamheden liepen volgens schema waardoor de voorraden gering waren en de doorlooptijden waren gehaald.

Het productieproces liep zoals gepland met uitzondering van een overschrijding bij de afhandeling van EVOA-formulieren. In het oorspronkelijke Jaarplan 2004 was geen rekening gehouden met de achterstand per 31 december 2003. Dit is deels gecompenseerd met een significant lager aantal meldingen (voorafgaand aan export) ten opzichte van het jaarplan 2004 hetgeen wordt veroorzaakt door het intrekken van het MAO stelsel per 1 januari 2005.

Dienstverlening betreft taken die zijn uitgevoerd ten behoeve van andere diensten binnen LNV. Het aantal taken was, in vergelijking met het Jaarplan 2004, fors gestegen. Deze stijging wordt veroorzaakt doordat er extra werkzaamheden zijn uitgevoerd voor de Front Office en Laser. Het gaat hierbij, naast reguliere dienstverlening, voornamelijk om de projecten PERK, Fischler en Nieuwbouw I&R.

Regelingen per artikel voor het onderdeel LASER

 Aantal RegelingenIntegrale Kosten (x € 1 mln.)Integrale Kosten per PrestatieSubsidie Omvang (x € 1 mln.)
 RealisatieRealisatieBegrotingRealisatieRealisatieBegrotingRealisatieRealisatieBegrotingRealisatieRealisatieBegroting
 200320042004200320042004200320042004200320042004
Artikel 13532331 9341 8935 1531381291797,913,211,51
Artikel 200n.v.t.n.v.t.n.v.t.0,02
Artikel 32020149 13411 5102 32926931639969,063,91,66
Artikel 41513121 4071 3121 08910210786155,22,811,83
Artikel 52627295 6942 4016 6748823913322,553,4159,81
Artikel 6262565 9401 6921 880n.v.t.n.v.t.n.v.t.303,24,30
Artikel 7 0  0 n.v.t.n.v.t.n.v.t.0,02,6 
Artikel 95444074016507797908056,210,88,7
Artikel 1149792035 96738 75227 026649867383,0341,8396,6
Totaal17620011860 48357 96144 801   946,9494,4589

In bovenstaande tabel zijn de producten van LASER (i.c. de regelingen) onderverdeeld naar de beleidsartikelen. Voor ieder artikel is aangegeven tot welke output desbetreffende producten hebben geleid in de jaren 2003 en 2004. Dit is exclusief de uitvoering van werkzaamheden voor tweeden en derden.

De producten van LASER onderverdeeld naar categorieën. Voor iedere categorie is aangegeven tot welke output desbetreffende producten leiden.

CategorieOutputAantal regelingenIntegrale kosten (x mln.)Integrale kosten (€) per prestatieSubsidie omvang (x € mln.)
 Realisatie20032004200320042003200420032004
Subsidie regeling EUSubsidie-verstrekking293135,9833,31123163409,0341,6
Subsidie regelingen NationaalSubsidie-verstrekking43413,013,14142121166,0174,6
Stimulerende regelingenSubsidie-verstrekking23181,871,4854862025,019,9
Vergunnings-regelingen (NAT)Afgifte vergunning19212,092,3756861,00,0
Departementale regelingen 20213,202,537001 276275,00,0
Registrerende regelingenGegevensverzamelen en -verstrekken674,874,1137310,00,0
Adviserende regelingenVerstrekken van adviezen152011,1511,28541218,07,6
Marktordenings-regelingen (EU)Aan- en verkoop interventieproducten16134.003,58249 570275 187630,2
OverigDivers15281.170,9478 01333 594059,3
Niet structurele regelingenWTS, OSR, Vuurwerk, MKZ en BSE25189.273,57370 834198 39280,2

05 Bevorderen duurzame productie

Algemene beleidsdoelstelling

Algemene doelstelling is de bevordering van duurzame productie door sectoren in de land-, tuinbouw en visserij. Voor de laatstgenoemde sector betekent dit specifiek het bevorderen van een visserij die rekening houdt met de draagkracht van het ecosysteem in het water.

Bevorderen duurzame productie

kst-30100-XIV-1-7.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 RealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN266 206156 916173 574117 88955 685
      
UITGAVEN151 326211 480216 567121 83794 730
Programma-uitgaven55 695113 143110 97640 14770 829
U0511 Bevorderen biologische landbouw8 25910 0578 1638 797– 634
–Stimulering van de biologische primaire productie (RSBP) 4 0973 5232 620903
–Professionalisering van de ketens 2 4041 9292 217– 288
–Platform biologica 475437460– 23
–Publieksvoorlichting 1 8571 541726815
–Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) 1 0267062 635– 1 929
–Kwaliteitszorg 120 64– 64
–Overig 782775– 48
U0512 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen40 45683 82368 5407 29461 246
–RBV 59 84740 513040 513
–Mineralenheffing  15 337015 337
–Overig, w.o. duurzame landbouw/kennisontwikkeling en -verspreiding 23 97612 6907 2945 396
U0513 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk4 5482 7883 5277 599– 4 072
–Aanpassing kennisbeleid/monitoring evaluatie   1 815– 1 815
–Kleine toepassingen en GNO's  1 4532 587– 1 134
–Diversen ZOGT 1 181642802– 160
–Bijdrage aan KCB en CTB 1 6071 315395920
–Intersivering   2000– 2000
–Bevorderen Innovatie/Verbeteren Management  94094
–Intensivering Handhaving, monitoring en verbetering  23023
U0514 Verbeteren dierenwelzijn1 9857 19213 2291 08812 141
–Vogelpest (noodfonds en sociaal)  11 340011 340
–LID 182182182 
–IBG 694573408165
–Overig 6 3161 134498636
U0515 Herstructurering visserij4479 28317 51715 3692 148
–Samenwerkingsovereenkomst 2 8642 8492 81831
–Verbetering van de binnenvisserij 9381 02495866
–Technische maatregelen en onderzoek 5 48113 64411 5932 051
Apparaatsuitgaven95 63198 337105 59181 69023 901
U0521 Apparaat36 49832 17235 83133 5812 250
U0522 Baten-lastendiensten59 13366 16569 76048 10921 651
      
ONTVANGSTEN47 67780 62496 10224 71571 387

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichtingen- en uitgavenrealisatie in 2004 hebben voor ruim € 11 mln. betrekking op het Noodfonds Vogelpest. Als gevolg van de verlenging van de verrekeningstermijn van de Mineralenheffing van 3 naar 6 jaar in 2004 voor € 15,3 mln. terugbetalingen aan boeren plaatsgevonden (U05.12). Hier staan € 11,2 mln. ontvangsten uit heffingen tegenover. Het nieuwe gewasbeschermingsbeleid en het daaruit voortvloeiende gedeeltelijk gewijzigde instrumentarium hebben geleid tot lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie (-/- € 4,1 mln.) in 2004 dan geraamd.

In het kader van de oprichting van de Dienst Regelingen is vanaf 2004 de LNV-bijdrage aan Front Office (de voormalige Dienst Basisregistraties) verantwoord onder operationele doelstelling 05.22 (€ 16 mln.). Deze uitgaven waren in de oorspronkelijke begroting nog geraamd onder artikel 11. Daarnaast worden de hogere uitgaven baten-lastendiensten (€ 6 mln.) toegeschreven aan hogere bijdragen aan een ander onderdeel van Dienst Regelingen, Bureau Heffingen, en de Plantenziektenkundige Dienst.

Voor een bedrag van € 40,5 mln. zijn de hogere kasuitgaven toe te schrijven aan de 2e tranche Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV). Tegenover de hogere uitgaven staan hogere ontvangsten uit het O&S-fonds voor de Landbouw.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004 Begroting 2004 
 Gemiddelde sterkteGemiddelde PrijsBudgetGemiddelde sterkteGemiddelde PrijsUitgaven
Personeel DL45,563,22 87439,060,02 328
Personeel Visserij10355,75 736107,953,25 744
Personeel AID  16 461  17 208
Materieel  8 743  7 029
Overig apparaat*  2 017  1 272
Bijdrage aan Dienst Regelingen  54 624  36 085
Bijdrage aan de Plantenziektenkundige dienst  15 136  12 024

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven

Op dit artikel is vanaf 2004 de LNV-bijdrage aan Front Office DR verantwoord (voorheen Dienst Basisregistraties) Deze uitgaven waren in de oorspronkelijke begroting nog geraamd onder artikel 11. De bijdrage aan de Plantenziektenkundige Dienst is € 3 mln. hoger dan begroot voornamelijk als gevolg van hogere kosten, die zijn gemaakt voor het project instellingseisen agentschappen. De PD heeft in 2004 externen ingehuurd om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren.

Toelichting op de ontvangsten

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
Ontwikkeling en Saneringsfonds voor de Landbouw66 6510
Mineralenheffing11 2047 261
Duurzame Visserij9 7877 091
Overige (w.o. EU-ontvangsten)8 46010 363

In 2004 is in totaal € 66,7 mln. ontvangen vanuit het Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouw. Hiervan heeft € 40,5 mln. betrekking op de uitfinanciering van de 2e tranche RBV. Het overige deel is besteed aan uitvoeringsinspanningen (DR) in het kader van het mestbeleid, beleidsvoorbereidende activiteiten, respectievelijk het ontwikkelen nieuw mestbeleid (DL) en ten behoeve van het huidige mestprogramma.

In het kader van de Mineralenheffing is € 11,2 mln. ontvangen. Hiertegenover staan € 15,3 mln. uitgaven (U05.12) in verband met verlenging van de verrekeningstermijn van de heffing van 3 naar 6 jaar. Per saldo is dus € 4,1 mln. terugbetaald.

05.11 Bevorderen biologische landbouw

Zoals in de beleidsprioriteiten is aangegeven heeft de evaluatie biologische landbouw 2001–2004 geleid tot vervolgstappen, neergelegd in de beleidsnota voor de periode 2005–2007. Uit de eko-monitor (LEI) blijkt dat het marktaandeel van de belangrijkste productgroepen in 2004 als volgt is gegroeid:

Productgroep200220032004
AGF3,9%3,7%3,9%
Zuivel2,5%2,6%2,8%
Vlees1,4%2,0%2,3%
Brood1,8%1,8%2,2%
Overig Food0,9%0,9%1,0%
Totaal biologisch1,6%1,6%1,8%

In de tweede helft van 2004 stemden onder het Nederlands Voorzitterschap de landbouwministers van de Europese Unie unaniem in met een Actieplan voor biologische voedsel en biologische landbouw van de Europese Commissie. In het Actieplan zijn 21 acties opgenomen, die ertoe moeten leiden dat de biologische landbouw de komende jaren in de Europese Unie groeit.

Op basis van de tussentijdse evaluatie (2002) van de Regeling Stimulering Biologische Productiemethode (RSBP), is besloten deze regeling in 2004 nogmaals open te stellen, evenals de Kaderregeling Kennis en Advies en de Subsidieregeling demonstratie en kennisoverdrachtprojecten. In het kader van de RSBP zijn 61 aanvragen goedgekeurd voor een bedrag van € 1,1 mln. De openstelling van de Kaderregeling Kennis en Advies was dit jaar voor het eerst niet alleen gericht op boeren die wilden omschakelen, maar ook op biologische ondernemers die hun bedrijf willen uitbreiden. Dit heeft geresulteerd in een groot aantal aanvragen (165).

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Streefwaarde 2004
Groei in ha– 744*6 29010 000–12000
Totaal ha t/m 200441 865 ha48 155 ha 
Groei in aantal bedrijven– 38– 65 
Totaal aantal bedrijven t/m 20041 4481 383 
% biologische landbouw (ha) op totaal areaal landbouw2,2%2,5%3%–3,5%
Aandeel biologische in consuementenbestedingen1,6%1,8%5%

Bron: LEI i.s.m. stichting SKAL

* Getallen betreffen biologische landbouw inclusief «in omschakeling»

De geformuleerde kwalitatieve doelstelling uit de Beleidsnota kan worden vertaald in een kwantitatieve richtinggevende streefwaarde van 10% biologisch areaal in 2010. Het areaal biologische landbouw is in 2004 gegroeid, terwijl het aantal bedrijven is gedaald. Dit wordt veroorzaakt door nieuwe bedrijven met hectares grasland en het uittreden van varkensbedrijven zonder grond. Ook treedt er net als in de gangbare landbouw schaalvergroting op in de biologische landbouw.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Publieksvoorlichting Tv-spots/printsWinkeldemonstratiesWinkeldemonstratiesTv-spots/prints
Platform biologicaBeleidsondersteuningBeleidsondersteuningBeleidsondersteuning
Professionalisering van de ketensProjecten/ProcessenProjecten/ProcessenProjecten/Processen
Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) 929

Op advies van de Rijksvoorlichtingsdienst en in overleg met het bedrijfsleven is meer inzet geweest op winkeldemonstraties (publieksvoorlichting) en minder op professionalisering ketens. Met behulp van winkeldemonstraties is de mediacampagne doorgetrokken naar de winkelvloer.

In het kader van de Investeringsregeling Biologische Varkens (IBV) zijn investeringen uitgesteld als gevolg van de aanhoudende marktverzadiging.

05.12 Vermindering milieubelasting door gebruik van dierlijke mest en mineralen binnen milieunormen

De Europese Commissie en Nederland hebben in de eerste helft van 2004 onderhandelingen gevoerd over het actieprogramma Nitraatrichtlijn en op 1 juli 2004 is overeenstemming bereikt over de implementatie van de Nitraatrichtlijn over de jaren 2006 tot en met 2009 en de daaraan voorafgaande overgangsperiode (2004 en 2005). Inmiddels is het wetsvoorstel terzake ingediend. Voorts zijn afspraken met de Europese Commissie gemaakt over de derogatie van 250 kg/jaar voor grasland. Een voorstel voor derogatie is eind 2004 in het Nitraatcomite besproken. Het Nitraatcomite zal in de loop van het voorjaar van 2005 definitief over de derogatie adviseren, waarna de Europese Commissie een besluit zal nemen. De Commissie heeft zich in beginsel achter het Nederlandse voorstel geschaard.

De expiratie van het stelsel van dierrechten is uitgesteld tot 2007. De resultaten van de evaluatie meststoffenwet 2004 hebben echter geleid tot een dierrechtenstelsel als instrument om het landelijke mestoverschot te beperken. Dat betekent enerzijds dat het stelsel van mestafzetovereenkomsten per 1-1-2005 is komen te vervallen. Het stelsel van dierrechten zal voorshands blijven bestaan (dus niet per 1-1-2007 komen te vervallen). Wel is afgesproken het stelsel te vereenvoudigen en te beperken tot varkensrechten en pluimveerechten. De (grondgebonden) mestproductierechten komen daarmee per 1-1-2006 te vervallen. Het onderscheid tussen concentratie- en niet concentratiegebieden blijft bestaan.

Besloten is om bij de uitvoering van het huidige stelsel zoveel mogelijk vooruit te lopen op het nieuwe mestbeleid. Daarom zal bij de uitvoering en handhaving van MINAS worden gewerkt vanuit een risicobenadering zoals die voor het nieuwe mestbeleid zal worden gehanteerd. De groep bedrijven met een mestproductie van minder dan 170 kg/ha/jaar is vrijgesteld van de verplichting om over de jaren 2003, 2004 en 2005 een MINAS-aangifte te doen. Deze bedrijven worden nl. als weinig risicovol gezien waar gaat om het voldoen aan de MINAS-verliesnormen. Met deze vrijstelling is beoogd zowel bedrijven als de uitvoering te ontlasten. Niet alle bedrijen die aan de vrijstellingseisen voldoen hebben hiervan gebruik gemaakt. In totaal is ca. 20% minder aangiften ontvangen dan in voorgaande jaren.

De handhavingscapaciteit is in 2004 gehandhaafd op het niveau van 2003. Vooral de intermediaire sector is intensief gecontroleerd.

Streefwaarden

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Streefwaarde 2004
Minas: percentage bedrijven zonder overschrijding van de verliesnormenpmpm100%
MAO: percentage bedrijven zonder overschrijding jaarplafond**100%

* zie toelichting Mestafzetoverkomsten hieronder

Minas: Conform de systematiek van MINAS hoeven bedrijven pas op 1 september 2005 hun mineralenaangifte over 2004 bij Dienst Regelingen in te dienen. Daarom zal in de loop van 2006 bekend zijn in hoeverre de streefwaarde 2004 is gerealiseerd. De aangiften over 2003 zijn september 2004 ingediend en worden thans verwerkt. Voor het aangiftejaar 2003 zijn ca. 67 300 aangiftes ontvangen.

Mestafzetovereenkomsten (MAO's): In de loop van 2004 is besloten het stelsel van MAO's per 1-1-2005 in te trekken. In 2004 heeft nog een beperkte controle en handhaving van de MAO's jaarplafonds 2003 plaatsgevonden (veelal in combinatie met andere controles op het bedrijf). Deze controle is echter niet voldoende representatief om daarmee uitspraken te doen over de realisatie van de streefwaarde over 2003. Dit geldt ook voor de realisatie van de streefwaarde over 2004.

Prestaties

Overname perspectiefvol bedrijf
InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Kaderregeling220500
Borgstellingsfonds2260

Ten aanzien van het maken van ontwikkelingsplannen middels de Kaderregeling Kennis en Advies zijn er in 2004 op basis van de openstelling van 2002 en 2003 resp. 67 en 153 aanvragen toegewezen. De oorspronkelijk geraamde 60 aanvragen Borgstellingsfonds zijn niet gerealiseerd, omdat een aantal agrariërs in afwachting is van de nieuwe investeringsregeling jonge agrariërs.

Zoals reeds in het jaarverslag over 2003 werd aangekondigd, zijn in 2004 de middelen die oorspronkelijk voor de investeringssubsidieregeling waren voorzien, in het Borgstellingsfonds gestort (zie brief aan de Tweede kamer van 15 november 2002) en is de aanvraagmogelijkheid voor de soepelere faciliteiten op 1 januari 2004 geopend. Van de 34 ingediende aanvragen zijn er in het verslagjaar 22 toegekend, waarvan 9 voor de sector landbouw en 13 voor de sector tuinbouw. Over 5 aanvragen had ultimo 2004 nog geen besluitvorming plaatsgevonden.

Ten aanzien van het maken van ontwikkelingsplannen via de Kaderregeling Kennis en Advies zijn er in 2004 op basis van de openstelling van 2002 67 aanvragen toegewezen en op basis van de openstelling van 2003 153 aanvragen.

Evaluatie

In 2004 is de laatste evaluatie van de huidige Meststoffenwet uitgevoerd. De voornaamste conclusies zijn:

De MINAS verliesnormen, de beleidsdoelen, zijn in hoge mate bereikt;

• Evenwichtsbemesting is nog niet gehaald;

• Het beleidsdoel beheersing productie dierlijke mest is bereikt en het beleidsdoel evenwicht op de (dierlijke) mestmarkt is binnen bereik (sinds 2002 dalende mestafzetprijzen);

• MINAS en opkoopregelingen (RBV) waren doeltreffend om het mestoverschot terug te dringen en bij te dragen aan het bereiken van evenwichtsbemesting; MINAS was doeltreffend en doelmatig voor de melkveehouderij (mineralenmanagement); MINAS was doeltreffend voor de intensieve veehouderij; MINAS was niet doeltreffend in het reduceren van de excretie per dier;

• MAO was niet doeltreffend en doelmatig voor de veehouderij. De toegevoegde waarde op MINAS was nihil;

• Dierrechtenstelsel was doeltreffend en doelmatig: voorkomen groei nationale mestproductie;

• De meststoffenwet en flankerend beleid waren kosteneffectief (kosten per kg emissiereductie van stikstof en fosfaat namen niet toe t.o.v. voorgaande jaren; zelfs een afname).

Voor details wordt verwezen naar het evaluatierapport, dat april 2004 aan de Tweede Kamer is verzonden. Naar aanleiding van deze evaluatie is eind 2004 ook een wetsvoorstel tot wijziging van de meststoffenwet ingediend.

05.13 Een duurzamer gewasbeschermingspraktijk

Het beleid gericht op verduurzaming van gewasbescherming is neergelegd in de Nota Duurzame Gewasbescherming. De uitvoering is in 2004 gestart. Resultaten die hier kunnen worden genoemd zijn:

• plannen waarin Land- en tuinbouworganisatie (LTO) heeft aangegeven welke maatregelen worden genomen om landbouwkundige en milieukundige knelpunten op te lossen,

• de start van een project waarbij de toepassingsmogelijkheden van geïntegreerde gewasbescherming wordt beproefd (project Telen met toekomst)

• de start van een project van het bedrijfsleven dat tot doel heeft schade aan de drinkwatervoorziening door gewasbeschermingsmiddelen te beperken

• de start van een project dat tot doel heeft meer gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong beschikbaar te krijgen

• een algemene maatregel van bestuur die telers verplicht management te voeren op basis van een gewasbeschermingsplan dat zoveel mogelijk uitgaat van toepassing van geïntegreerde gewasbescherming

• een met betrokken partijen afgestemd programma voor onderzoek op het gebied van geïntegreerde gewasbescherming.

Een en ander is tot stand gekomen in het kader van het Convenant gewasbescherming, waarin naast de ministeries van LNV en VROM, Land- en tuinbouworganisatie (LTO), Nederlandse Stichting voor Fytofarmacie (NEFYTO), AGRODIS (de vereniging van toeleveranciers van gewasbeschermingsmiddelen), Vereniging van waterbedrijen in Nederland (VEWIN), Unie van Waterschappen (UvW) en Plantum Nederland (brancheorganisatie voor de sector plantaardig uitgangsmateriaal binnen de Nederlandse Land- en Tuinbouw) participeren.

Streefwaarden

Het nieuwe gewasbeschermingsbeleid heeft geleid tot gedeeltelijke wijziging van het instrumentarium.

Met betrekking tot de milieubelasting geldt als streefwaarde voor 2010 een reductie van ten minste 95% t.o.v. 1998 en voor 2005 een reductie van 75%. Cijfers die aangeven in hoeverre dat doel in 2004 dichterbij is gekomen, zijn in de tweede helft van 2005 beschikbaar.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Fonds kleine toepassingen 3620
Toelatingsbeleid subsidieregeling2 7

Door het Fonds Kleine Toepassingen is voor 36 projecten steun toegezegd. In het kader van de instrumenten «Toelatingsbeleid subsidieregeling» en «Gewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong (GNO's)» hebben in 2004 geen activiteiten meer plaatsgevonden als gevolg van het feit dat het nieuwe gewasbeschermingsbeleid heeft geleid tot gedeeltelijke wijziging van het instrumentarium.

05.14 Verbeteren dierenwelzijn

Dierenwelzijn

Op langere termijn is het streven gericht op een veehouderij waarbij de dieren hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Als gevolg van de keuze voor level playing field staat het tijdpad van 10 à 20 jaar wat onder druk.

De keuze voor level playing field staat niet gelijk aan een passieve houding van Nederland. Sterker nog, de inzet van Nederland is er juist op gericht om actief het dierenwelzijn op Europees niveau te verbeteren. Deze inzet heeft tijdens het Nederlandse voorzitterschap in 2004 bijvoorbeeld geresulteerd in de nieuwe Transportverordening. Ook is in 2004 het Legkippenbesluit in werking getreden.

Waar het gaat om het transparant maken van het product en de productiewijze, is in 2004 gestart met het ontwikkelen van een welzijnsmonitor voor de kalveren. Getracht wordt om ook met de andere grote sectoren te komen tot het ontwikkelen van een dergelijke monitor.

Zeldzame landbouwhuisdierrassen

De Regeling zeldzame landbouwhuisdierrassen is in 2002 voor de tweede keer opengesteld. De regeling kent een werkingsduur van vijf jaar en eindigt dus in 2007.

Noodfonds Vogelpest

Het noodfonds, opengesteld voor bedrijven die als gevolg van door de overheid getroffen maatregelen tijdens de vogelpest failliet dreigden te gaan, is tot en met 31 augustus opengesteld. Er zijn 322 aanvragen ingediend. Ultimo 2004 waren 306 aanvragen afgerond. Hiervan heeft 70% geresulteerd in een toewijzing. Ultimo 2004 is er vanuit het Noodfonds voor een bedrag van € 12,6 mln. uitgekeerd.

Sociaal-economische begeleiding pluimveehouders (AI)

Na de uitbraak van de Vogelpest heeft het kabinet middelen ter beschikking gesteld voor de sociaal-economische begeleiding van pluimveehouders. Hiervoor is een plan van aanpak Sociaal Economische Plan (SEP) Pluimveehouderij ontwikkeld en uitbesteed. De activiteiten in dit kader hadden hun uitloop in 2004 en zijn in dat jaar afgerond. Er hebben meerdere evaluaties plaatsgevonden met betrekking tot de SEP-aanpak; er werd o.a. geëvalueerd na iedere bijeenkomst, die voor pluimveehouders werd gehouden, er hebben evaluaties plaatsgevonden door het RIVM en het Instituut voor Psychotrauma IVP (Vogelpestepidemie 2003, gevolgen voor de volksgezondheid) en door Impact en Deloitte (monitor organisatie psycholosociale zorg n.a.v. AI onder pluimvee). De SEP-aanpak is hierin door betrokken pluimveehouders als heel goed beoordeeld.

05.15 Ecologisch duurzame visserij

In 2004 is het beleid gevoerd om te komen tot:

• Een verantwoorde visserij die is gebaseerd op de voorzorgsbenaderingen die de gevolgen voor het ecosysteem beperkt en daar verantwoordelijkheid voor neemt;

• Integraal visstandbeheer op de (Staats)binnenwateren.

• Welzijnsvriendelijke productiewijze in de viskweek.

Streefwaarden

Nederland vist binnen de Europese wateren binnen de quota. De quotavoor 2004 zijn niet, of binnen voor de Europese Commissie aanvaardbare marges, overschreden.

De visquota voor Nederland en de uitputting daarvan in 2004 geven het volgende beeld (aantallen in tonnen).

SoortGebiedQuotum 01-01-2004Quotum* 31-12-2004Uitputting 2004Uitputtingspercentage 2004
TongNoordzee12 79013 24812 83697%
ScholNoordzee22 27823 59923 656100,24%
KabeljauwNoordzee2 6192 0981 71582%
HaringNoordzee80 68993 88593 58599%
WijtingNoordzee9401 54097663%
MakreelWestelijke wateren27 65626 56026 560100%
HorsmakreelWestelijke wateren45 63145 29945 316100,03%

* Quotum 31-12-2004 is inclusief eventuele tussentijdse verhogingen/verlagingen van het quotum en eventuele ruilen met het buitenland

Uitputtingspercentage is berekend ten opzichte van quotum 31-12-2004

Stimulering van meer selectieve visserijtechnieken: het gaat hierbij met name om het verder ontwikkelen van de zogenaamde pulskor. De ontwikkelfase van de pulskor is eind 2003 afgerond. Gebruik van de pulskor levert onder meer brandstofbesparingen en betere kwaliteit vis op. De ontwikkelfase heeft voldoende bouwstenen opgeleverd voor de ontwikkeling van een prototype, waarmee in 2004 praktijkproeven aan boord van een bedrijfsvaartuig zijn begonnen.

Bestanden buiten de Europese wateren, die de Nederlandse zeevisserijvloot tot en met 2004 op grond van Europese visserijakkoorden mag bevissen, worden eveneens duurzaam beheerd. Deze visserijactiviteiten zijn begeleid met onderzoek gericht op bevordering van duurzaamheid en onderzoek naar mogelijkheden ter bescherming van kwetsbare en bedreigde soorten te voorkomen. De resultaten van dit onderzoek versterken ook het institutionele visserijbeheer in het derde land.

Nieuw beleid voor de schelpdiervisserij: maatschappelijke en bestuurlijke consultaties naar aanleiding van de evaluatie van de tweede fase schelpdiervisserijbeleid (EVA II) zijn afgerond met een rapportage en advies van de Beleidsadviesgroep. Daarnaast heeft de Commissie Meijer advies uitgebracht over beleidsbeslissingen op het gebied van natuur, visserij, gaswinning en bestuur in de Waddenzee. Naar aanleiding van een Kabinetsbesluit d.d. 25 juni zal met ingang van 1 januari 2005 geen mechanische kokkelvisserij meer plaatsvinden. Het nieuwe beleidskader voor de overige schelpdiervisserij is op 1 oktober naar de Kamer gestuurd en daar op 14 oktober besproken. Implementatie zal vanaf 2005 plaatsvinden.

Nieuw beleid voor de sleepnetvisserij in de kustwateren: Onderzoek naar de inpasbaarheid van sleepnetvisserij in de kustwateren (met name de Oosterschelde), dat een solide basis moet vormen voor nieuw te ontwikkelen beleid, is in 2004 gestart, maar nog niet afgerond. Vooruitlopend op het nieuwe beleid is de sleepnetvisserij op percelen, waar met vaste vistuigen wordt gevist, in 2004 verboden.

Het beleidsplan voor de visserij op het IJsselmeer zal in het eerste kwartaal van 2005 verschijnen.

Integraal visstandbeheer op (staats)binnenwateren: landelijk dekkend netwerk van visstandbeheercommissies (VBC's): In alle regio's, op een deel van het benedenrivierengebied na, zijn VBC's actief met als doel alle direct betrokkenen beheersplannen te laten opstellen.

Duurzaam herstel van de aalstand: De Europese Commissie heeft in 2004 geen voorstellen ter bescherming van de Europese aalstand gedaan vanwege juridische problemen over de vraag of het Commissiemandaat zich ook uitstrekt over de Europese binnenwateren. Naar verwachting zullen in 2005 op basis van voorstellen van de Europese commissie maatregelen genomen kunnen worden.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Samenwerkingsovereenkomst met Mauritanië; bestandsinzichten in niet-Europese waterenSelectievere Vistechnieken/bestandsinzichtenSelectievere Vistechnieken/bestandsinzichtenSelectievere vistechnieken/bestandsinzichten
Verbetering van de binnenvisserijVerzelfstandiging OVB uitgesteldBestandsinzichten/Monitoring aalBestandsinzichten
Innovatie pelagische visserij Vermindering milieubelastingVermindering milieubelasting
Innovatie kustvisserij en viskweek InnovatieprojectenInnovatieprojecten
Technische maatregelen en onderzoekExperimenten pulskorPraktijkproef pulskorPraktijkproef pulskor
 F-projectVerbetering bestandsinschattingenVerbetering bestandsinschattingen

Evaluatie

Het Beleidsbesluit binnenvisserij is in 2004 geëvalueerd. De Tweede Kamer is in 2004 geïnformeerd over de resultaten van de evaluatie. Daarbij is de aanbeveling gedaan om het visstandbeheer vorm te laten geven door betrokken partijen in visstandbeheerscommissies (VBC's) voort te zetten. Daartoe dienen de VBC's een minder vrijblijvend karakter te krijgen. De (juridische) mogelijkheden daartoe zullen nader worden onderzocht. Een tweede aanbeveling is om de huidige scheiding tussen IJsselmeerbeleid en visserijbeleid voor de overige binnenwateren op te heffen. Ook deze aanbeveling is overgenomen.

Plantenziektenkundige dienst (PD)

De opdracht die de Plantenziektenkundige Dienst (PD) als agentschap heeft, is het weren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. De prestaties hebben betrekking op beleidartikel 5 en zijn hieronder weergegeven.

Kosten per productgroep

bedragen x € 1 000
ProductgroepBegroting 2004Realisatie 2004
Weren van Q-organismen en plantaardige producten van inferieure kwaliteit3 6235 691
Vrijwaren van Q-organismen en plantaardige producten van inferieure kwaliteit8 2999 319
Uitroeien van Q-organismen1 2961 215
Beheersen van Q-organismen1 2961 436
Monitoren van Q-organismen2 5921 936
Kennis en expertise3 0132 842
Duurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen350868
Detectie en identificatie van Q-organismen2 9843 492
Beleidsondersteuning3 3042 149
Toezicht (keuringsdiensten)202165
Totaal kosten26 95929 113

De totale kosten zijn op basis van de urenrealisatie per productgroep toegerekend naar productgroepen. Na toerekening blijkt dat circa 52% van de kosten worden gemaakt voor de producten weren en vrijwaren. De fytosanitaire producten «uitroeien, beheersen en monitoren» nemen 16% voor hun rekening. Het overige deel van de kosten komt voor rekening van de overige productgroepen. De kostentoerekening staat redelijk in verhouding tot de verdeling van de prestaties binnen de verschillende productgroepen.

Prestaties in aantallen

ProductProductgroepBegroting 2004Realisatie 2004
Inspectiebezoeken weren (fytosanitair en kwaliteit)Weren27 37743 537
–waarvan reduced checks  – 8 366
Inspectiebezoeken vrijwaren (fytosanitair en kwaliteit)Vrijwaren96 44775 052
Inspectiebezoeken uitroeienUitroeienPM1 490
Inspectiebezoeken beheersenBeheersenPM1 574
Inspectiebezoeken monitoringMonitoring20 18710 020
Inspectiebezoeken toezichtToezicht7029
Mutaties besmetverklaringenFytosanitair opsporing5001 469
Monstername bruinrot/ringrotFytosanitair opsporing85 0006 266
Monsters detectie en identificatieDetectie en identificatie40 70016 985
Adviesuren landbouwkundige deugdelijkheidDuurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen1 6001 559
Verstrekte vergunningenDuurzaam gebruik van gewasbeschermingsmiddelen10 4756 565

De inspectiebezoeken weren zijn toegenomen als gevolg van een toename van de inspecties groenten en fruit. Tevens kent 2004 een volledig jaar inspecties snijbloemen, terwijl in 2003 de inspecties snijbloemen betrekking hebben op de periode april tot en met december.

De inspectiebezoeken vrijwaren zijn afgenomen, doordat de EU is uitgebreid. Het aantal verplichte inspecties is door de toetredende EU-landen afgenomen. In verband met prioriteitstelling van werkzaamheden zijn in 2004 minder monitorbezoeken afgelegd dan oorspronkelijk gepland.

De realisatie integrale toetsing bruinrot/ringrot heeft alleen betrekking op de prestaties van de PD. Voorgaande jaren werden ook de gegevens van NAK opgenomen. Zij voeren de diagnoses voor de PD uit. Dit verklaart ook de afwijking van de realisatie monsters detectie en identificatie ten opzichte van de prognose. De verstrekte vergunningen betreffen o.a. spuitlicenties. Deze licenties worden afgegeven voor een periode van vijf jaar.

06 Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid

Algemene beleidsdoelstelling

Dit artikel heeft tot doel de borging van de voedselveiligheid, stimulering van de voedselkwaliteit en verbetering van de diergezondheid. Het ministerie van LNV wil in het kader van deze doelstelling toewerken naar een situatie waarin de Nederlandse veestapel zich kenmerkt door een hoog diergezondheidsniveau en waarin het aangeboden voedsel voldoet aan de minimale veiligheidseisen die de overheid stelt aan zowel grondstoffen (inclusief diervoeders) als het eindproduct. Producenten en houders van dieren hebben én nemen in die context een eigen verantwoordelijkheid. Daar waar mogelijk wordt de verantwoordelijkheid van producenten en houders van dieren vergroot. Productie- en distributieketens zijn transparant, zodat de consument een bewuste en geïnformeerde keuze kan maken t.a.v. aan voedsel gerelateerde kwaliteitsaspecten als veiligheid, duurzaamheid en ethiek.

Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid

kst-30100-XIV-1-8.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN264 325424 698149 81190 37459 437
Waarvan garantieverplichtingen     
      
UITGAVEN257 926419 356147 83490 36957 465
Programma-uitgaven103 974360 09797 50653 49244 014
U0611 Bewaking en verhoging van het diergezond-heidsniveau en bestrijding van dierziekten83 654304 26254 66222 28732 375
–Preventieve diergezondheid 7964721 201– 729
–I&R 3 6887 7545 3632 391
–Monitoringsprogramma's 7 2567 5397 335204
–Handhaving EU dierziektevrije status 3 5482 1863 850– 1 664
–Crisisorganisatie dierziektebestrijding 4 4834 7814 538243
–BSE 0   
–BTW-Varkenspest  16 064 16 064
–Vogelpest (AI) 259 91910 726 10 726
–Schikking fokverbod KVP 24 0704 880 4 880
–Overig 502260 260
U0612 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van voedselkwaliteit20 32055 83542 84431 20511 639
–Ketengarantiesystemen 800 1 718– 1 718
–Risicomanagement 6 3314 7795 803– 1 024
–Handhaving niveau van voedselveiligheid 8 84017 7559 6848 071
–Destructie 37 87020 18114 0006 181
–Overig 1 994129 129
Apparaatsuitgaven153 95259 25950 32836 87713 451
U0621 Apparaat153 95233 85617 46919 727– 2 258
U0622 Agentschappen 25 40332 85917 15015 709
      
ONTVANGSTEN170 36349 91255 14750 7004 447

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

De hogere verplichting- en uitgavenrealisatie houden met name verband met uitgaven gerelateerd aan de varkenspest (afboeken openstaande BTW-vordering op fiscus ad. € 16,1 mln.), aan de afwikkeling vogelpest (€ 10,7 mln.) en schikking fokverbod KVP (€ 4,9 mln.) waarmee in de begroting 2004 nog niet in voorzien werd, alsmede hogere uitgaven in het kader van handhaving niveau voedselveiligheid (€ 8,1 mln.) en destructie (€ 6,2 mln.). In verband met een rechterlijke uitspraak medio 2004 is de openstaande vordering BTW i.h.k.v. KVP op de belastingdienst, zoals opgenomen in de LNV balans 2003, komen te vervallen. Als gevolg hiervan is de betrokken uitgaaf ad. € 16,1 mln. ten laste van de LNV-begroting gebracht.

De hogere uitgaven «vogelpest» betreffen een storting in het DGF ten behoeve van uitvoeringsinspanningen en schadeloosstellingen die nog voortkomen uit de vogelpestcrisis 2003 en extra preventieve uitgaven in het kader van de vogelpestcrisis in Azië.

Oorspronkelijk was ervan uitgegaan dat de afhandeling van claims in het kader van het fokverbod in 2003 plaats zou vinden. De afhandeling van de zaken beslaat echter een langere doorlooptijd dan vooraf gepland. Hierdoor zijn ook in 2004 niet alle claims afgehandeld en zullen ook in 2005 nog betalingen plaatsvinden.

In verband met de extra actie controle op het gebruik van illegale groeibevorderaars zijn hogere uitgaven voor de handhaving voedselveiligheid gedaan. Daarnaast zijn er hogere uitgaven omdat de tarieven van het COKZ nog niet konden worden doorberekend. Verder zijn handhavingkosten van de VWA/RVV, die oorspronkelijk begroot waren als agentschapuitgaven verantwoord onder de programma uitgaven.

Hogere uitgaven destructie zijn ontstaan doordat de voorziene verlaging van de overheidsbijdrage op verzoek van de Tweede Kamer geen doorgang heeft gevonden.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Begroting 2004 Realisatie 2004 
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidBudgetGemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgaven
1Personeel VD77,564,55 0038059,54 759
2Personeel BRD17,154,292717,155,6951
3Personeel RDA1,872,01302,963,1183
4Personeel AID101,746,84 76291,650,44 616
5Materieel  8 262  6 811
6Overig apparaat  643  149
7Bijdrage aan VWA/CE en WA/RVV  17 150  31 359
8Bijdrage aan DR     1 500

De bijdrage aan de VWA/RVV valt aanzienlijk hoger uit (€ 14 mln.) o.a. kosten boventalligheid, wachtgelders, transitiekosten roodvleeskeuring, BTW-compensatie en een bijdrage in het liquiditeitstekort per ultimo jaar.

Toelichting op de ontvangsten

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
Totaal55 14750 700
EU-ontvangsten Vogelpest52 78241 000
I&R- Varkens8009 700
Overige1 565 

De EU-ontvangsten voor de Vogelpestcrisis zijn ca. € 11,8 mln. hoger dan begroot voor 2004.

In de begroting was een ontvangstenraming opgenomen van € 9,7 mln. voor heffingen I&R runderen en schapen/geiten. Door een interne stelselwijziging worden deze opbrengsten nu verantwoord bij het agentschap Dienst Regelingen (I&R Bureau).

06.11 Bewaking en verhoging van het diergezondheidsniveau en effectieve bestrijding van dierziekten

Met als doel de risico's op dierziekten te verminderen is in 2004 fors geïnvesteerd in de preventieve diergezondheid. Samen met het bedrijfsleven is in dit kader een ambitieniveau overeengekomenvoor het vergroten van de naleving, waarbij van belang is dat het bedrijfsleven meer verantwoordelijkheid gaat dragen. Met de doorgevoerde extensivering van de administratieve en uitvoeringslasten, in totaal een besparing van € 16 mln., is een betere balans aangebracht tussen de uitvoerbaarheid van het beleid en het beheersen van risico's.

Zo kan het bedrijfsleven inmiddels op eigen kracht verder met de preventie van scrapie en BSE.

In de periode 1998–2004 is in het kader van een fokprogramma een voldoende groot aantal TSE-ongevoelige schapenrammen beschikbaar gekomen om te kunnen starten met de verplichte fokkerij op erfelijke ongevoeligheid op alle Nederlandse schapenhouderijen. Vanaf 2005 zal de schapenhouderij de vruchten daarvan plukken; in dat jaar zullen er naar verwachting op besmette bedrijven minder dieren geruimd hoeven te worden Op een wat langere termijn is te verwachten dat ook het aantal besmette bedrijven zal afnemen en veel kosten kunnen worden uitgespaard.

Door landbouwhuisdieren onder te brengen in het systeem voor Identificatie en Registratie (I&R) wordt de tracering van dieren vergroot en daarmee de efficiency van de dierziektebestrijding. In het kader van de verplichte Identificatie & Registratie van runderen hebben verdere verbeter- en handhavingmaatregelen ertoe geleid dat het aantal «zwevende» runderen in 2004 verder is teruggebracht van ca. 38 000 tot nog maar 4 000. De eerste fase van de nieuwbouw van het I&R-systeem voor runderen, het locatiebeheer voor rund, schaap en geit, is in oktober 2004 met succes in gebruik genomen.

Begin 2004 heeft de Europese Commissie de aangescherpte Europese verordening gepubliceerd voor een verscherpt I&R-regime voor schapen en geiten. Inmiddels is een implementatietraject opgestart, waarvoor een tweetal onderzoeken is uitgevoerd. Over de implementatie van de nieuwe regels, waarvan de basis medio 2005 in werking treedt, is in oktober 2004 een communicatietraject opgestart met de houders van schapen en geiten.

In 2004 is de evaluatie van de aanpak van de Vogelpestcrisis 2003 afgerond. Geconstateerde verbeterpunten worden in de crisisorganisatie geïmplementeerd. De crisisorganisatie is eveneens aangevuld met maatregelen inzake de bestrijding van NBC-terrorisme (Nucleair, Biologisch en Chemisch terrorisme). Aanvullend heeft versterking plaatsgevonden van de internationale samenwerking met vooral Duitsland, Engeland en België.

Streefwaarden

Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2004 zijn genoemd. Het voornemen zelf wordt niet herhaald.

• De voorgenomen acties voortvloeiend uit het Project preventieve gezondheid zijn in 2004 geïmplementeerd.

• Er is een notitie opgesteld over het voorgestane monitoringprogramma waarvoor LNV zich verantwoordelijk acht. Het onderzoek naar de mogelijkheid tot koppeling van bestaande informatiestromen tot een (aangepast) monitoring- en signaleringssysteem heeft erin geresulteerd dat met het bedrijfsleven en de VWA de eerste stappen zijn gezet in de richting van een overeenkomst over het uitwisselen en analyseren van relevante informatie uit bestaande monitoringprogramma's.

• In 2004 is een subsysteem opgeleverd van het nieuwe, geautomatiseerde I&R systeem, bestaande uit meldingseenheden en houderschapsbeheer bij rund, schaap en geit. Tevens is onderzoek gedaan naar de (kosten van) uitgifte van dubbele oormerken en identificatiemiddelen bij schapen en geiten, alsook naar de kosten en baten van de implementatie van een centrale database voor schapen en geiten.

• De dierziektevrij status is in 2004 gecontinueerd.

• In het kader van het scrapie-programma is eind 2004 een voldoende groot aantal TSE-ongevoelige schapenrammen beschikbaar gekomen.

• De crisisorganisatie is in 2004 op peil gehouden door de verdere ontwikkeling en aanpassing van beleidsdraaiboeken en rampenplannen. Het draaiboek mond- en klauwzeer is nagenoeg afgerond. De draaiboeken voor Vogelpest en Klassieke Varkenspest hebben vertraging opgelopen door herprioritering en zullen in 2005 worden gerealiseerd. De geplande crisisoefening met mond- en klauwzeer is in verband met de benodigde zorgvuldigheid in de afstemming met het lokale bestuur doorgeschoven naar 2005.

• Het onderzoek naar effectieve en geaccepteerde vaccinatiestrategieën voor de bestrijding van mond- en klauwzeer is afgerond en wordt in 2005 met externe stakeholders besproken. Het onderzoek naar geaccepteerde dodingsmethoden ten tijde van crisis is als gevolg van herprioritering doorgeschoven naar 2005.

• In 2004 is een kostenefficiënte registratieketen voor diergeneesmiddelen gerealiseerd en zijn de registratiekosten volledig door de producenten opgebracht.

Prestaties

InstrumentPrestatieRealisatie 2004Begroting 2004
1OnderzoekRapportage onderzoek para-tbc11
2Voorlichting, communicatieVoorlichtingprogramma's preventie en bestrijding van dierziekten22
3BasismonitoringBedrijfsbezoeken6103 700(880)
 Telefonische consulten9 8895 000(10 700)
 Secties (tussen haakjes het aantal bepalingen)8 572(58 962)15 000(76 000)
4Monitoring KVPSecties (tussen haakjes het aantal bedrijven)3 823(2 037)7 400(4 000)
5Monitoring WildOnderzoek wilde zwijnen291300
6ScrapieprogrammaErfelijkheidstesten71 15390 000
 Geruimde bedrijven1775
7Identificatie en registratieOntwikkeling en nieuwbouw I&R systeem, opgebouwd uit drie deelsystemen11
8Herziening monitoring-systematiekUitwerking notitie voorgestane monitoringsprogramma11
9Bewakingsprogramma'sPrevalentieonderzoek Brucellose, Leucose, Brucella meltensis17 698 bedrijven19 000 bedrijven
10Beleidsdraaiboeken en rampenplannenVerbeteren12

De verschillen bij de basismonitoring en monitoring KVP worden verklaard door eenmalige inschattingen die meerdere jaren zijn gebruikt. Door een veranderende sector en het reactieve karakter van dit instrument stroken deze inschattingen nu niet meer met de gerealiseerde aantallen. Voor 2005 heeft aanpassingen van deze inschattingen plaatsgevonden.

Het aantal bedrijven dat in het kader van het scrapieprogramma op basis van EU-regelgeving geruimd moest worden is achter gebleven bij de ramingen, omdat het op basis van de EU regelgeving op het gebied van I&R schapen en geiten lastig is om het herkomstbedrijf van positief geteste dieren met de 100% zekerheid te achterhalen die nodig is om een ruiming van een bedrijf te rechtvaardigen.

Het aantal voor keuring aangeboden dieren is opgenomen in onderstaande tabel

Omschrijvingaantal aangeboden dierenaantal aangehoudenaantal afgekeurd
 VerwachtgerealiseerdVerwachtGerealiseerdVerwachteGerealiseerd
Artikel 10 runderen450 000536 40433 75061 9802 2504 680
Artikel 10 kalveren1 350 0001 109 58221 6007 121405376
Artikel 10 varkens14 750 00012 474 77219 175144 5791 47511 106
Artikel 10 schapen/geiten600 000421 7899 0007 3156 000166
Artikel 4 varkens310 00068 57671 30010 4323 10090
Bijzondere slachtplaatsen120 00064 26996 00052 2447 2004 199

06.12 Bevorderen van de veiligheid van voedsel ten behoeve van de consumentenbescherming en de stimulering van de voedselveiligheid

De overheid borgt productieprocessen door het stellen van productie-eisen door de gehele keten en normering van eindproducten. Daartoe dienen de risico's in afzonderlijke ketens helder in beeld te worden gebracht, zodat gericht actie kan worden genomen om risico's weg te nemen. Op verzoek van LNV heeft de VWA in 2004 binnen de risicobeoordeling prioriteit gegeven aan specifieke, relatief nieuwe ketens en producten. Naast het rapport «Voer tot nadenken» is door de VWA in 2003 en 2004 een risicoanalyse uitgevoerd naar de diervoederketen. Deze analyse en de reactie daarop van de minister van LNV zijn medio 2004 aan de Tweede Kamer verzonden (TK 2004–2005, 26 991, nr. 107) en inmiddels enkele keren aan de orde geweest in overleg tussen de minister en de Tweede Kamer.

Door dit onderwerp ook op Europees niveau te programmeren en op dit terrein samen te werken met European Food Safety Authority (EFSA) wordt geborgd dat nieuwe risico's ook internationaal snel kunnen worden gesignaleerd en gericht worden aangepakt.

In 2004 is onverminderde inzet gepleegd op het terrein van controle en handhaving van (meest Europese) wet- en regelgeving die voedselveiligheid beoogt. Ook is de intensivering van de controle op het gebruik van illegale groeibevorderaars in 2004 voortgezet. Naar aanleiding van een grootschalige actie in 2004 naar vermeend illegaal gebruik van groeibevorderende stoffen in de veehouderij, heeft LNV een andere, effectievere aanpak ontwikkeld voor de bestrijding van illegaal gebruik. Met deze «Beleidsagenda hormonen» wordt de aandacht voor deze problematiek vergroot en is tegelijkertijd sprake van een actievere handhavingstrategie, met een heldere prioriteitsstelling en verbeterde coördinatie en samenwerking van de betrokken partijen.

Met als doel consumenten in staat te stellen weloverwogen beslissingen te nemen ten aanzien van het al dan niet kopen van voedsel waarin genetisch gemodificeerde ingrediënten of daarvan afgeleide producten zijn verwerkt, is het Voedingscentrum Nederland in 2004 een gerichte brede publieke voorlichtingscampagne gestart.

Streefwaarden

Hieronder zijn de resultaten opgenomen van de voornemens die onder deze operationele doelstelling in de begroting 2004 zijn genoemd. Het voornemen zelf wordt niet herhaald.

• In 2004 werd één pilotproject «salmonellavrij pluimveevlees» operationeel. Het project voldeed aan alle overeengekomen eisen.

• De afronding van het Beleidskader Toezicht op Controle, waarbinnen de voorwaarden worden uitgewerkt waaronder marktpartijen ruimte krijgen voor bedrijfscontrolesystemen, wordt voorzien in de eerste helft van 2005.

• In 2004 zijn consumenten geïnformeerd en betrokken bij het beleid, door middel van voorlichting en informatie (Voedingscentrum Nederland) en het Consumentenplatform. Tevens is het project Openbaarmaking controlegegevens gestart, met als doel de transparantie van voedselproductie en de controle daarop te vergroten. Het project is vanwege herprioritering doorgeschoven naar 2005.

• Met de implementatie van de General Food Law in 2004 is een belangrijke impuls gegeven aan de stimulering van de toepassing van traceerbaarheid en HACCP in alle schakels van de voedselketen.

• In 2004 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden voor herziening van het destructiebestel, waaronder de resultaten van de evaluatie van wet- en regelgeving, gericht op het wegnemen van belemmeringen voor marktwerking.

• Met de implementatie van de Kaderwet diervoerders in 2004, is de nagestreefde heldere taak- en verantwoordelijkheidsverdeling gerealiseerd en zijn de bestuurlijke bevoegdheden van het ministerie vergroot om, waar dat nodig is voor de naleving van de regelgeving, of anderszins in het belang van de volks- en diergezondheid en milieu, te kunnen ingrijpen.

Prestaties

InstrumentPrestatieRealisatie 2004Begroting 2004
1Ketengarantie systemenPilot pluimvee11
 Voorwaarden waaronder een ketengarantiesysteem kan gaan werken en uitwerken rol overheid (faciliteren)01
2Traceerbaarheid en HACCPPlan van aanpak stimulering met beschrijving van verantwoordelijkheid overheid en bedrijfsleven1
3OnderzoekAnalyse van interventiestrategieën bestrijding campylobacter11
 Onderzoeksproject vraagsturing01
4Consumenten-platformBijeenkomsten Consumentenplatform33
 Uitwerken aanbevelingen in projecten23
5Transparantie product en productiewijzePilotprojecten12
6Handhaving en toezichtControles en keuringen door VWA/RVV, AID, COKZ6 rapportages12 rapportages
 Intensivering handhavingverbod groeibevorderaars door inzet van mobiele teams AID3 rapportages4 rapportages
7Verwerking dierlijke bijproductenStimuleringsplan Alternatieve verwerking3 pilots3 pilots
8Kaderwet diervoedersProject voorwaarden erkenning private controlesystemen t.a.v. diervoederregelgeving01

Voorwaarden ketengarantiesystemen: dit traject is opgenomen in het Beleidskader Toezicht op Controle. De afronding daarvan wordt de eerste helft van 2005 verwacht.

Het COKZ heeft in 2004 twee voortgangsrapportages ingediend. Voor 1 juni 2005 zal de jaarrapportage over 2005 worden ingediend.

Kaderwet diervoeders: project is oktober 2004 gestart. Er is een rapport opgeleverd, met mogelijke eisen en voorwaarden. Afronding verwacht in 2005.

Evaluatie

De evaluatie biotechnologie bij dieren is augustus 2004 gestart en wordt maart 2005 afgerond.

In 2004 is bij een aantal geselecteerde productieketens en bedrijven een nulmeting uitgevoerd van de administratieve en uitvoeringslasten van de verordeningen genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeders. Een tweede meting en rapportage zijn voorzien in de eerste helft van 2005. Deze zullen worden benut voor de evaluatie van het effect van de verordening in Europees niveau.

De in 2004 uitgevoerde evaluatie van de Destructiewet heeft enkele belemmeringen opgeleverd voor marktwerking. Besluitvorming over mogelijke aanpassingen van de Destructiewet vindt plaats na afronding van het vervolgonderzoek, waarover de Tweede Kamer naar verwachting in het najaar van 2005 zal worden geïnformeerd. In 2004 is tevens aandacht geschonken aan het nalevingsniveau van het aanmelden van kadavers in het kader van de Destructiewet. De AID heeft hierop toegezien in verband met bij deze dienst lopende programma's. De resultaten daarvan komen op een later moment definitief beschikbaar.

De nulmeting HACCP en traceerbaarheid in 2004 is niet uitgevoerd. Met de implementatie van de General Food Law in 2004 is een belangrijke impuls gegeven aan de stimulering van de toepassing van traceerbaarheid en HACCP in alle schakels van de voedselketen en is gerichte stimulering niet meer nodig.

Voedsel en Waren Autoriteit/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV)

Het producten- en dienstenpakket van de VWA/RVV bestaat uit het verrichten van keuringswerkzaamheden, het houden van controles en audits, dierziektebestrijding en beleidsondersteunende werkzaamheden. De prestaties hebben betrekking op beleidartikel 6 en zijn hieronder weergegeven.

 Aantal directe uren fee-earners (x 1 000)Kostprijs per direct uur (x €)Opbrengst (x € 1 000)
 Begroting 2004Realisatie 2004Begroting 2004Realisatie 2004Begroting 2004Realisatie 2004
Artikel 10 slachterijen runderen85,070,281,0074,036 8805 197
Artikel 10 slachterijen kalveren59,565,871,8072,994 2694 803
Artikel 10 slachterijen varkens339,8354,079,6077,3527 06227 382
Artikel 10 slachterijen schapen/geiten16,614,189,4085,321 4841 203
Artikel 10 slachterijen eenhoevigen0,40,2140,00100,004920
Artikel 4 roodvlees slachterijen21,620,0130,30117,402 8152 348
Bijzondere slachtplaatsen22,314,7136,8091,703 0501 348
Pluimvee -en wildslachterijen93,571,989,9099,558 4077 158
Vleesverwerkende bedrijven e.d.127,698,876,4067,949 7466 712
Levend vee e.d.19,931,6195,00167,183 8815 283
Vis18,9 71,40 1 343 
Invoer 3e landen58,860,091,30112,775 3666 766
Werkzaamheden op verzoek36,515,2139,80269,745 1024 100
Erkenningverlening en onderhoud23,821,192,278,632 2021 659
Overige primaire activiteitendivers11,0divers88,205 909969

Kwaliteitsindicatoren 2004

OmschrijvingRegelgevingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Aantal bezwaarschriftenLNV979070
 VWS81420
Aantal schadeclaimsLNV135*69*90
 VWS  10
Aantal klachtenAlgemeen135107145
 Diertransport (Animo)209259260

* Betreft totaal van LNV en VWS.

Naast de 90 bezwaarschriften die in 2004 zijn gemaakt op basis van LNV-regelgeving en de 14 bezwaarschriften op basis van VWS-regelgeving zijn er ook 71 bezwaarschriften in het kader van de AI-bestrijding ingediend. De bezwaarschriften op basis van LNV-regelgeving hebben o.m. betrekking op verzonden facturen, verleende en ingetrokken erkenningen, weigering ten invoer van dierlijke producten, etc.

In 2004 zijn 69 schadeclaims ingediend, waarmee een bedrag van ruim € 341 000 is gemoeid. Hiervan zijn er tot nu toe 44 afgewezen. Er zijn tot nu toe 6 claims (deels) toegewezen voor een bedrag van € 15 923,42. In 8 gevallen is onderbouwing gevraagd, alvorens vast te stellen of er sprake kan zijn van een vergoeding. 2 claims zijn overgedragen aan afdeling rechtsbescherming en 1 claim is ingetrokken.

Het aantal klachten vanuit Italië is teruggelopen van ruim 130 in het 1e kwartaal tot 5 klachten in het 4e kwartaal 2004. In de 2e helft van het jaar zijn er een aantal klachten binnengekomen vanuit de nieuwe lidstaten. Deze zijn meestal eenvoudig op te lossen. De oorzaak is vaak te vinden in het feit dat de ambtenaar van de nieuwe lidstaat nog niet bekend is met alle in dit kader voorkomende werkzaamheden. Het aantal klachten vanuit België en Duitsland is in de 2e helft van 2004 sterk toegenomen. Dit betreft voor een groot deel klachten over kleine verschillen tussen de doorgegeven aantallen dieren en de aantallen die daadwerkelijk worden ontvangen.

07 Kennisontwikkeling en innovatie

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is het ontwikkelen van kennis die van meerwaarde is voor de ontwikkelingsmogelijkheden van de agrofoodsector en een duurzaam gebruik van de groene ruimte door alle actoren.

Kennisontwikkeling en innovatie

kst-30100-XIV-1-9.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN419 649343 756261 583292 544– 30 961
      
UITGAVEN310 276316 098309 301294 77014 531
Programma-uitgaven301 896309 869304 846289 55815 288
U0713 Kennisbasis 118 067121 331114 9736 358
–Bekostiging WU 97 77996 31795 385932
–DLO, strategisch onderzoek 20 28825 01419 5885 426
U0714 Beleidsondersteunend onderzoek 158 552128 318137 949– 9 631
–Stimuleringsprogramma's 17 7717 9099 260– 1 351
–Bijdrage Innovatienetwerk 3 2803 3823 398– 16
–Bijdrage DLO 136 101114 474115 563– 1 089
–Open programmering onderzoek 1 4002 5539 728– 7 175
U0715 Wettelijke onderzoekstaken 33 25055 19736 63618 561
Apparaatsuitgaven8 3806 2294 4555 212– 757
U0721 Apparaat8 3806 2294 4555 212– 757
      
ONTVANGSTEN13 47416 17117 4409 9847 456

Toelichting op de programma-uitgaven en verplichtingen

De lagere verplichtingenrealisatie houdt met name verband met het feit dat de verplichting voor de rijksbijdrage 2005 voor de Wageningen Universiteit in zijn geheel is aangegaan binnen artikel 8. Dit houdt verband met de verantwoording van de bekostiging van het universitair onderzoek door Wageningen Universiteit onder artikel 8 vanaf 2005. De verplichtingen die voor 2005 worden aangegaan worden ingaande 2004 onder dat artikel verantwoord. Reden voor de aanpassing is het feit dat bij OCW universitair onderzoek en universitair onderwijs ook in één begrotingsonderdeel worden gepresenteerd.

De hogere uitgavenrealisatie is het gevolg van het m.i.v. 2004 moeten betalen van BTW over door DLO uitgevoerde activiteiten waarmee in de begroting 2004 nog geen rekening is gehouden. (€ 5,9 mln.). Tevens zijn vanuit andere beleidsterreinen opdrachten verstrekt aan DLO voor € 6,1 mln. en heeft een loonbijstelling (€ 3,3 mln.) plaatsgevonden.

De lagere uitgaven voor het onderdeel «open programmering» zijn een gevolg van het feit dat vanwege (dreigende) taakstellingen in 2003 een beperkt aantal onderzoeksprojecten werd aanbesteed, met effect voor 2004 door de lange doorlooptijd. Projecten die met vertraging in 2004 werden aanbesteed konden pas na selectie en gunning aan een opdrachtnemer tot uitgaven leiden. Er zijn in 2004 19 projecten opgestart met meerjarige uitgaven van € 3,9 mln. (ter vergelijking: in 2003 werden 5 projecten opgestart met meerjarige uitgaven van € 0,5 mln.). Er is in 2004 € 2,6 mln. uitgegeven voor in totaal 3o projecten. Daarvan zijn er in de loop van het jaar 7 afgerond.

Taken die volgens de begroting nog waren ondergebracht bij beleidsondersteunend onderzoek zijn gedurende het uitvoeringsjaar bij de Wettelijke OnderzoeksTaken ondergebracht (€ 12,5 mln.).

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004 Begroting 2004 
 Gemiddelde sterktePrijs per eenheidUitgavenGemiddelde sterktePrijs per eenheidBudget
Personeel DWK46,465,83 05559, 761,33 657
Personeel Innovatienetwerk1072,27221177,1846
Materieel DWK  218  163
Materieel Innovatienetwerk  302  210
Overig apparaat  158  336

De apparaatsuitgaven van de beleidsartikelen 7 (Kennisontwikkeling en innovatie), 8 (kennisvoorziening) en 9 (kennisverspreiding) zijn onder dit beleidsartikel gebracht en hebben betrekking op de beleidsdirectie Wetenschap en Kennisoverdracht en het Innovatienetwerk Groene Ruimte en Agrocluster.

De lagere uitgaven door DWK zijn het gevolg van de overplaatsing inspectie LOK naar OCW. De in de begroting geraamde budgetten voor de Inspectie zijn in 2004 overgeheveld naar OCW.

Toelichting op de ontvangsten

bedragen x € 1 000
 Realisatie 2004Begroting 2004
Rente en aflossing DLO15 9909 741
Div. ontvangsten onderzoek1 08826
FES-ontvangsten in het kader van ICES/KIS II209200
Ontvangsten apparaat DWK6217
Ontvangsten InnovatieNetwerk91 

Op het onderdeel «rente en aflossing» werd per saldo € 6,3 mln. meer ontvangen. Er werd € 7,0 mln. meer ontvangen vanwege de opbrengst van de verkoop van proefstations door DLO. Vanwege een lager dan geraamd bedrag aan uitstaande leningen werd er € 0,8 mln. minder van DLO ontvangen voor de reguliere rente en aflossing. Hogere «diverse ontvangsten onderzoek» betreffen met name Europese middelen in het kader van het data collection program.

07.13 Kennisbasis

Operationele doelstelling is het instandhouden van een kennisinfrastructuur voor de agrofoodsector en de groene ruimte door middel van het ontwikkelen van strategische expertise. In 2004 is gewerkt aan verdere kwaliteitsverbetering van de voor het onderzoek relevante instituten binnen Wageningen UR. Op basis van verbeterplannen wordt voortgaande kwaliteitsverhoging nagestreefd en bereikt. Vastgesteld kan worden dat de streefwaarden op dit terrein in 2004 zijn gehaald.

De richting van de kennisbasis op hoofdlijnen is vastgelegd in het Strategische Plan 2003 -2006 van Wageningen UR. Dit plan is geen statisch geheel en wordt op basis van jaarlijkse strategische conferenties met deelname van maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, de kenniswereld en het beleid geactualiseerd in jaarplannen. De inhoudelijke strategische planning op het niveau van kenniseenheid wordt hiermee dynamisch ingevuld. Ingaande 2004 is het budget voor de verdere ontwikkeling van de kennisbasis van WUR verruimd waardoor tevens de mogelijkheden voor andere partijen, waaronder het bedrijfsleven maar ook andere kennisinstellingen, om samenwerkingsrelaties met Wageningen UR aan te gaan worden verbeterd. De inhoudelijke invulling wordt zowel ingegeven door uitkomsten van de visitaties van de afzonderlijke instituten als door wensen en financieringsmogelijkheden door derden, bijvoorbeeld Europese Commissie en bedrijfsleven.

Streefwaarden

A. De streefwaarde «positieve beoordeling onderzoek Wageningen Universiteit» wordt gerealiseerd door accreditatie van opleidingen. Criteria voor accreditatie zijn onder andere:

• het plaats vinden van kennisontwikkeling door studenten in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek.

• het aansluiten van het programma bij ontwikkelingen in relevante wetenschappelijke disciplines door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke disciplines.

• het waarborgen van de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek.

De kwaliteit van de kennisbasis wordt langs de volgende lijnen beoordeeld:

B. De onderzoeksscholen dienen erkend te zijn. (Her-) erkenning van onderzoeksscholen vindt plaats op basis van het Protocol Erkenningsprocedure Onderzoeksscholen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW). De KNAW (her-) erkent op basis van een evaluatierapport van een onafhankelijke internationaal samengestelde commissie van deskundigen. Inhoudelijke criteria voor (her-) erkenning zijn o.a.het bieden van een gedegen en geïnstitutionaliseerde opleiding tot zelfstandig onderzoeker en het hebben van een welomschreven wetenschappelijke missie. (Her-) erkenning geldt voor 6 jaren.

C. De toekenning van middelen voor de kennisbasis bij DLO vindt plaats op basis van een strategisch plan van Wageningen Universiteit en Research en een aan de hand daarvan opgestelde strategische agenda. Ten behoeve van beoordeling van de resultaten van kennisbasisonderzoek stelt DLO een rapportage op over de behaalde resultaten per kennisbasisprogramma over het voorafgaande jaar.

D. De onderzoeksinstellingen van DLO worden afzonderlijk één maal per vier jaar gevisiteerd door een (internationaal) panel van deskundigen.

E. Ten behoeve van een beoordeling vanuit de optiek van LNV als verantwoordelijke («eigenaarsrol») voor de kennisinfrastructuur verantwoordt DLO jaarlijks over kwaliteit van bedrijfsprocessen, weerstandsvermogen, rendement, ISO-certificering, en waarborgen op het terrein van scheiding van publieke en private activiteiten. Verantwoording vindt plaats in de periodieke managementrapportage en het jaarverslag van de Stichting DLO aan LNV.

Realisatie

A Positieve beoordeling onderzoek WU
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Positieve beoordeling100%*=>80%

* Omdat accreditatie zowel onderzoek als onderwijs betreft is de informatie over de realisatie op deze streefwaarde bij artikel 8 opgenomen.

B Positieve beoordeling onderzoeksscholen WU
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Positieve beoordeling100%100%=>80%

Alle 6 onderzoekscholen zijn erkend. De onderzoeksscholen MGS (Mansholt Graduate School of Social Sciences) en VLAG (Onderzoeksschool voor Voeding, Levensmiddelentechnologie, Agrobiotechnologie en Gezondheid) werden op basis van beoordelingen in 2003 hererkend. In 2004 werden twee onderzoeksscholen herbeoordeeld: WIAS (Wageningen Instituut voor Dierwetenschappen) en PE&RC (C.T. de Wit-onderzoekschool Production Ecology & Resource Conservation). Beide onderzoeksscholen ontvingen de kwalificatie «zeer goed».

C Aanwezigheid goedgekeurd strategisch plan en rapportage resultaten programma's kennisbasis
Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Goedgekeurd strategisch plan aanwezigaanwezig
Rapportage over de behaalde resultaten per kennisbasisprogramma. rapportage over 2003 aanwezigaanwezig

In 2002 heeft Wageningen UR een Strategisch Plan 2003–2006 opgesteld dat door de minister van LNV is goedgekeurd. DLO heeft in 2004 een rapportage over behaalde resultaten in 2003 opgesteld. Dit betreft een rapportage over «oude stijl» strategisch onderzoek. Het uitgevoerd strategisch onderzoek is getoetst aan WUR strategisch plan, LNV-beleid en concrete resultaten. De rapportage van DLO over het strategisch expertiseonderzoek 2003 geeft aan dat op het gebied van de LNV-thema's in ruime mate expertise is uitgebouwd. Resultaten waren tal van modellen en ander adviesgereedschap, publicaties en bijdragen aan internationale congressen. Verondersteld mag worden dat de positie van Wageningen UR hierdoor is versterkt.

De rapportage over kennisbasisonderzoek 2004 wordt in het tweede kwartaal 2005 ontvangen. Dit kennisbasisonderzoek wordt ook getoetst aan de uitkomsten van de 1e strategische conferentie (gehouden op 29 april 2004).

D Positieve beoordeling wetenschappelijke kwaliteit DLO
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Positieve beoordeling100%100%100%

De visitatie van ID-Lelystad is begin 2004 afgerond. Het internationale reviewpanel was zeer te spreken over de kwaliteit van mensen en faciliteiten. Aanbevelingen waren onder andere het aanbrengen van meer focus en aandacht voor voldoende kritische massa en samenwerking. LNV heeft in 2004 gereageerd op de visitatie van het instituut PRI en het naar aanleiding daarvan opgestelde door DLO opgestelde «Plan for actions». De resultaten van het «Plan for actions» zijn zeer bemoedigend. Het PRI heeft op veel terreinen flinke progressie gemaakt.

E Beoordeling DLO als «gezonde organisatie»
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Adequate verantwoording (periodieke managementrapportage en jaarverslag) aanwezigaanwezig

De in managementrapportage en jaarverslag opgenomen verantwoording sluit aan op het gevraagde. Over certificering is separaat gerapporteerd. Elf van de veertien instituten/WOT-units zijn gecertificeerd (ISO 9001). De managementrapportage geeft aan dat rendement en weerstandsvermogen van DLO verslechteren. Mede door afnemende inkomsten (opdrachten) en perspectieven op marktontwikkelingen is WUR zich bezig als organisatie aan te passen, door:

• Het marktconform inrichten van de instituten waarbij wordt uitgegaan van een structureel lagere omzet van € 287 mln. (€ 320 mln. nu) waarbij het marktaandeel van DLO voor de toekomst veilig wordt gesteld. Er verdwijnen 400–450 fte's (waarvan 300 onderzoek en 100 overhead).

• Bundelen van Initiatieven voor kennisvalorisatie in een kleine werkmaatschappij om meer waarde te halen uit beschikbare kennis.

• Een versimpeling van de organisatie/aansturing.

• Een uniforme werkwijze voor heel DLO om de overheadkosten te verminderen. In een aanvulling op de eerdergenoemde krimpmaatregel wordt een plan uitgewerkt voor extra reductie van overhead met ca. 300 arbeidsplaatsen.

De Minister van LNV is hierover regelmatig en uitvoerig geïnformeerd. De aandacht die het Innovatieplatform heeft gelegd bij het sleutelgebied «Flowers en Food» kan eventueel nieuwe opdrachten opleveren.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Wageningen Universiteit promoties196214214
WU Onderzoekscholen666

07.14 Beleidsondersteunend onderzoek

Operationele doelstelling is het genereren van nieuwe kennis ter beantwoording van (kennis)vragen van overheid, maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. De waardering van gebruikers binnen en buiten de overheid voor de resultaten (beantwoording van gestelde vragen, doorwerking en benutting) van beleidsondersteunend onderzoek bij de Stichting DLO is hoog.

In het kader van open programmering onderzoek werden 19 nieuwe projecten opgestart. Onderwerpen zijn onder andere «Ontwikkeling van de pulsstimulering in de boomkorvisserij», «Ontwikkeling concurrentiekracht Midden- en Oosteuropese landen» en «Ontwikkeling bemonsteringssystematiek voor het toetsen op latente infecties in voortkwekingsmateriaal». In de begroting en meerjarenraming 2004 is vastgelegd dat het budget voor open programmering de komende jaren wordt geconsolideerd.

De middelen die ingezet zijn t.b.v. het stimuleringsprogramma hebben resultaten opgeleverd in de vorm van rapporten van instellingen als NWO, RIVM, Louis Bolk Instituut en de onafhankelijke Technology Assesment Stuurgroep. Ook in 2004 is hiermee onderzoek dat in samenwerking tussen kennisinstituten tot stand komt gestimuleerd. Bruggen tussen verschillende disciplines in de kennisarena op belangrijke terreinen als landbouw en milieu, ethiek en (dierlijke) productie en biologische landbouw zijn hiermee geslagen. Een meerjarig project «Kennisnetwerk Transitie Duurzame Landbouw» is gestart.

De resultaten van de door LNV gefinancierde kennis, inclusief de kennisontwikkeling ten behoeve beleidsondersteuning, zijn toegankelijk gemaakt via internet, www.kennisonline.wur.nl, alsmede op het virtuele informatie- en communicatieplatform «Kennisplatform LNV». Dit platform is ontwikkeld vanuit «Groen Kennisnet» waarvan binnen het groen onderwijs veel gebruik wordt gemaakt.

Streefwaarden

Jaarlijks vindt beoordeling plaats van de mate waarin is beantwoord aan vooraf gestelde vragen en bepaling van de kennisdoorwerking bij gebruikers (van het lopende onderzoek). In 2004 is een meetmethode voor benutting van kennis (een jaar na publicatie van de onderzoeksresultaten) ontwikkeld en succesvol uitgetest.

Beoordeling beleidsondersteunend onderzoek vanuit het beleidsdomein voedsel en groen
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Percentage positieve beoordelingen lopend onderzoek100%P.M.60%
Percentage kennisbenutting afgerond onderzoek 75%60%

Het percentage kennisbenutting afgrond onderzoek (75%) is opgebouwd uit 47% (mede) voldoende benutting binnen het ministerie van LNV en daarnaast 28% voldoende benutting door het bedrijfsleven. Het resultaat van de beoordeling 2004 van het lopend onderzoek komt in mei 2005 beschikbaar.

07.15 Wettelijke onderzoekstaken (WOT)

Operationele doelstelling is het nakomen van onderzoeksverplichtingen voortkomend uit wettelijke verplichtingen en geratificeerde internationale verdragen. Alle clusters van wettelijke onderzoekstaken zijn in 2004 ondergebracht in uitvoeringsovereenkomsten. De WOT-overeenkomsten werden goed (dat wil zeggen conform de voorwaarden) uitgevoerd.

Streefwaarden

A Aantal clusters van wettelijke onderzoekstaken welke zijn ondergebracht in itvoeringsovereenkomsten
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Aantal afgeronde uitvoeringsovereenkomsten386

In 2004 zijn 4 nieuwe uitvoeringsovereenkomsten getekend voor Voedselveiligheid, Economische informatievoorziening, Natuur Milieu Planbureau en Visserijonderzoek. Inclusief MKZ-vaccinproductie, Genetische bronnen, Europese en nationale rassen en Besmettelijke dierziekten zijn er nu 8 uitvoeringscontracten. De begrote 6 uitvoeringsovereenkomsten zijn exclusief «MKZ-vaccinproductie» en «Europese en nationale rassen». Een nieuwe WOT informatievoorziening Natuur is nog in discussie en wordt in 2005 afgesloten.

B Rapportage over behaalde resultaten
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Percentage jaarprogramma's met positieve beoordeling 100%100%

Een commissie van toezicht toetst jaarlijks de uitvoering van de overeenkomsten. De uitvoering van WOT «Europese en nationale rassen» werd beoordeeld met «goed tot zeer goed», de uitvoering van de overige overeenkomsten werden met goed beoordeeld.

C Beoordeling externe audit
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Resultaat externe audit Vanaf 2006 aan de ordevoldoende

Evaluatie van de WOT-uitvoeringsovereenkomsten vindt plaats vanaf 2006, afhankelijk van het startjaar van de uitvoeringsovereenkomst.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
DLO clusters WOT786

08 Kennisvoorziening

Algemene beleidsdoelstelling

Algemene beleidsdoelstelling is het waarborgen van een kwalitatief hoogwaardig stelstel van groen voorbereidend, middelbaar, hoger beroeps en universitair onderwijs, dat goed toegankelijk is en doelmatig functioneert.

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN416 550513 614584 933440 946143 987
      
UITGAVEN400 375423 230463 315440 94622 369
Programma-uitgaven400 375423 230463 315440 94622 369
U0811 Voorzieningen groen onderwijs400 375423 230463 315440 94622 369
–Bekostiging WU, onderwijs32 27335 24439 79135 8023 989
–Bekostiging HBO-groen52 44952 60055 39752 3753 022
–Bekostiging VMBO/MBO groen315 002334 717354 627341 53313 094
–Bekostiging IPC's  12 82710 5842 243
–ASC-subsidie65166967365221
      
ONTVANGSTEN80133955530525

Toelichting op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten

De hogere verplichtingenrealisatie houdt verband met enerzijds het niet toereikend zijn van het verplichtingenbudget in de begroting 2004 om de rijksbijdrage voor 2005 aan het groen onderwijs volledig te kunnen committeren en anderzijds de toevoeging van de benodigde verplichtingenruimte 2004 vanuit artikel 7 om daarmee de bijdrage 2005 aan de WUR voor onderzoek te kunnen toezeggen.

De hogere uitgavenrealisatie is met name het gevolg van loonbijstelling (€ 5,5 mln.) en de bijstelling van de normatieve bekostiging van het Voortgezet Onderwijs en de Wageningen Universiteit (€ 7,3 mln.). Verder is € 3,5 mln. besteed aan voorbereidende en ondersteunende activiteiten (VOA) ten behoeve van AOC's en is een leerlinggebonden ICT-bijdrage toegevoegd aan de rijksbijdrage voor VMBO/MBO (€ 2,8 mln.).

08.11 Voorzieningen groen onderwijs

Operationele doelstelling is het bevorderen en waarborgen van aanbod en kwaliteit van voorzieningen van groen voorbereidend, middelbaar, hoger beroeps en universitair onderwijs door adequate bekostiging, toezicht en monitoring van financiële en inhoudelijke kengetallen.

De bekostiging van het groen onderwijs heeft plaats volgens het wettelijk kader, geldende regelingen en afspraken. Waar relevant is voor adequate bekostiging en toezicht afgestemd met OCW:

• De ministers van OCW en LNV hebben een Plan van Aanpak voor de harmonisatie van het groen onderwijs aan de Tweede Kamer gezonden. Hierin zijn tien te harmoniseren punten gesignaleerd. Het plan van aanpak is inmiddels in een AO aan de orde geweest.

• Er is gestreefd naar aansluiting van de wijze van bekostiging van het groene onderwijs op de bekostiging van het overig onderwijs. Wageningen Universiteit is bijvoorbeeld bekostigd volgens een OCW-conform Bama2 model. De zogenaamde VOA-middelen (voor voorbereidende en ondersteunende activiteiten) zijn in 2004 conform OCW ook aan het MBO-groen verstrekt.

• Bekostiging van HBO-groen wordt ingaande 2004 door het Cfi (agentschap OCW) uitgevoerd; in 2005 wordt deze uitbesteding verder uitgebouwd richting AOC's.

• LNV en OCW werken nauw samen in het kader van het «Vervolgonderzoek Rekenschap».

Streefwaarden

A Toenemend aantal «groene instellingen» dat beschikt over een kwaliteitszorgsysteem
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
WO/HBO-groen instellingen met een kwaliteitszorg systeem100%  
MBO-groen instellingen met een kwaliteitszorgsysteem100%  
VMBO-groen instellingen met een kwaliteitszorgsysteem100%  
Kwaliteitszorg bij WU (accreditatie) 100%100%
Kwaliteitszorg bij HBO-instellingen (accreditatie) 100%100%
Kwaliteitszorg in het MBO, inclusief IPC's kwaliteitszorgsysteem) 100%100%
Kwaliteit in het VMBO onderwijs (kwaliteitskaarten en schoolplan) 100%100%

De kwaliteit van alle opleidingen WO/HBO-groen wordt gewaarborgd via accreditatie door de Nederlandse Vlaamse Accreditatie Organisatie op basis van positieve beoordelingen in visitatierapporten.

De kwaliteit van alle opleidingen VMBO en MBO-groen (inclusief IPC's) wordt driejaarlijks beoordeeld door de Inspectie van het onderwijs.

B Toenemend aantal «LNV-instellingen» waar de kwaliteitszorg naar behoren functioneert (werking)
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
WO/HBO-groen instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem100%  
MBO-groen instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem58%  
VMBO-groen instellingen met een functionerend kwaliteitszorgsysteem58%  
Leerstoelgroepen WU 100%=>80%
HBO onderwijs 100%=>75%
MBO onderwijs 58%=>70%
VMBO onderwijs 58%=>50%

Alle door LNV bekostigde opleidingen WO/HBO groen waren in 2004 geaccrediteerd. In 2004 is het rapport gepubliceerd van de HBO-visitatie (2003/2004) van de landbouwrichtingen (Diermanagement, Tuin- en akkerbouw en Dier- en veehouderij). De commissie heeft alle opleidingen met «voldoende» beoordeeld. In het visitatierapport wordt aangegeven dat de opleidingen aantoonbaar aandacht moeten besteden aan kwaliteitszorg als vanzelfsprekende cyclische activiteit. Er wordt ook geadviseerd de wetenschappelijke oriëntatie verder te ontwikkelen, en meer landelijk samen te werken op het gebied van kennisdeling en innovatie. Bij Wageningen Universiteit waren geen visitaties aan de orde. Wel is de opleiding Biologie geaccrediteerd op basis van de in 2003 uitgevoerde visitatie.

Voor IPC's heeft in 2004 alleen een jaarlijks onderzoek zonder beoordeling plaatsgevonden; daarom zijn IPC's niet meegenomen in de score. MBO scoort beneden de streefwaarde, VMBO erboven. Evenals in 2003 zijn binnen de driejarige cyclus zeven van de twaalf instellingen met een voldoende gewaardeerd. Van de vijf in 2004 afgegeven beoordelingen zijn er echter maar twee aan de maat; bij twee instellingen is zelfs sprake van een achteruitgang ten opzichte van de vorige beoordeling. LNV zal hier aandacht aan besteden in overleg met de instellingen en de inspectie. Uit dit overleg dienen voorstellen voor verbetering naar voren te komen.

Naast kwaliteitszorg richtte de inspectie zich op de onderdelen «onderwijs en leren» en «opbrengsten». Onderwijs en leren was in 2004 bij alle VMBO en MBO-instellingen, evenals in 2003, voldoende. De opbrengsten VMBO waren in 2004 eveneens bij alle instellingen voldoende. Bij zeven MBO-instellingen waren deze voldoende, in 2003 was dit aantal nog vijf. Wat betreft de behaalde opbrengsten is er dus wel sprake van een verbetering.

C Alle instellingen voor «groene opleidingen» hebben solvabiliteit en de liquiditeit (ten behoeve van continuïteit van de instellingen) op orde
OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Aantal WO-groen instellingen111
Aantal HBO-groen instellingen646
aantal MBO/VMBO-groen instellingen (incl IPC's)10*1214

* In de realisatie voor 2003 zijn de gegevens van twee IPC's niet meegenomen, omdat deze in 2003 niet in de streefwaarde zaten.

De solvabiliteit wordt als «redelijk tot goed» beoordeeld als het eigen vermogen (inclusief egalisatierekening, exclusief voorzieningen) meer dan 10% bedraagt van het totaal vermogen. Bij één HAO-instelling is dit niet het geval. De liquiditeit is redelijk tot voldoende wanneer de vlottende activa tenminste 60% bedragen van de kortlopende schulden. Bij twee AOC's en twee HAO-instellingen is dit niet het geval. Er is bij de HAO-instellingen een verslechtering zichtbaar. Terugvorderingen in het kader van het vervolgonderzoek rekenschap kan de financiële positie van enkele HAO-instellingen verder beïnvloeden. Met OCW is een beleidstraject opgestart om inhoud te geven aan het spanningsveld tussen enerzijds het terugvorderingsbeleid en anderzijds de verantwoordelijkheid voor het stelstel. Evenals in 2003 bleven in 2004 twee AOC's qua liquiditeit onder de maat Bij één AOC was er zowel in 2003 als in 2004 sprake van onvoldoende liquiditeit. Het onder de norm blijven van een instelling moet binnen de context van de instelling worden bezien en komt na onderzoek naar de oorzaken in overleg met de desbetreffende instelling aan orde.

Prestaties

InstrumentRealisatie 2003Realisatie 2004Begroting 2004
Wageningen Universiteit component 1e jaars692978978
Wageningen Universiteit getuigschriften onderwijs511622622
HBO-groen (aantal studenten)8 4168 3448 400
AOC's BOL (aantal deelnemers)15 30915 06215 000
AOC's BBL (aantal deelnemers)8 2238 7758 600
AOC's VMBO/LWOO (aantal leerlingen)12 19412 99112 600
AOC's overig VMBO(aantal leerlingen)21 58021 93822 100
IPC's aantal leerling cursistweken 19 44118 400

De begrote rijksbijdragen waren voorzichtig geraamd. Bij alle sectoren is sprake van stijgende leerling/studentaantallen. Ook bij BOL (beroeps opleidende leerweg), waar ten opzichte van 2003 sprake is van een daling, wordt er vanaf 2005 een stijging verwacht.

09 Kennisverspreiding

Algemene beleidsdoelstelling

De algemene beleidsdoelstelling is het bevorderen van kennisbenutting ter ondersteuning van het LNV-beleid met het zwaartepunt op de volgende actuele hoofdthema's:

• Vitale, duurzame land- en tuinbouw.

• Natuur en Landschap.

• Ruimte op het platteland.

• Voedselkwaliteit.

Kennisverspeiding

kst-30100-XIV-1-10.gif

Budgettaire gevolgen van beleid

bedragen x € 1 000
 Realisatie Vastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042004 
VERPLICHTINGEN106 40971 64954 63060 564– 5 934
      
UITGAVEN83 13462 41957 39162 126– 4 735
Programma-uitgaven82 16862 01157 02961 764– 4 735
U0916 Vakdepartementaal onderwijsbeleid 36 00128 72029 110– 390
–VIA-regeling 1 1059352 458– 1 523
–Regeling cursusonderwijs 1531451 963– 1 818
–Regeling praktijkleren 25 83314 51815 096– 578
–Overig vakdepartementaal 8 9109 4699 593– 124
–Innovatie groen ond. 3 653 3 653 
U0917 Algemeen onderwijsbeleid 19 58320 16122 128– 1 967
–Overige regel. WU, Alg.02053– 33 
–Overige regel. HBO-groen, Alg.1 7811 8074 296– 2 489 
–Overige regel. VMBO/MBO-groen, Alg.9 05512 54611 0531 493 
–Regelingen ICT 8 7475 7886 726– 938
U0918 Voorlichting5 9896 4278 14810 526– 2 378
–Voorlichting  8 14810 526– 2 378
Apparaatsuitgaven9664083623620
U0922 Agentschappen9664083623620
      
ONTVANGSTEN1 8399401 757451 712

Toelichting op de uitgaven, verplichtingen en ontvangsten:

De lagere verplichtingen- en uitgavenrealisatie zijn met name het gevolg van het verhogen van de normatieve rijksbijdragen AOC's met de leerlinggebonden ICT-bijdragen (€ 2,8 mln.) op artikel 8 en het aangaan van de verplichting van het programma «leren voor duurzame ontwikkeling» en het doen van de daarmee samenhangende uitgaven op artikel 1 (onderdeel Landelijk Natuurlijk) (€ 1,0 mln.). De uitgaven hiervoor waren in de begroting 2004 begroot op dit artikel.

De hogere ontvangstenrealisatie is het gevolg van ontvangen bedragen van OCW in het kader van regelingen algemeen onderwijsbeleid (€ 0,9 mln.). Ook vanwege eindafrekeningen werden extra ontvangsten gerealiseerd (€ 0,8 mln.).

09.16 Vakdepartementaal onderwijsbeleid

Operationele doelstelling is het bevorderen van kenniscirculatie en netwerken tussen onderwijsinstellingen, (praktijk)onderzoek en/of bedrijfsleven ter ondersteuning van de realisatie van LNV-beleid (de eerdergenoemde thema's). De resultaten dienen verankerd te worden in het initiële en postinitiële onderwijs (scholing, voorlichting). Daarnaast betreft deze doelstelling het instandhouden en verdere ontwikkeling van een hoogwaardige ondersteuningsstructuur voor het groene onderwijs c.q. kennissysteem in aanvulling op de algemene infrastructuur (OCW).

Het symposium «vakdepartementaal leren» (2003) heeft zijn neerslag gevonden in de Kaderbrief Groen Onderwijs. Op basis hiervan is subsidie beschikbaar gesteld voor samenwerkingsprojecten tussen onderwijsinstellingen, instellingen voor (praktijk) onderzoek en bedrijfsleven. Met een conferentie is de aftrap gegeven voor de voorbereiding van de groene kenniscoöperatie die op 1-1-2005 gestart is.

In het voorjaar 2005 komt een meerjarenkader gereed voor de tijdshorizon 2005–2010.

Streefwaarden

Output van de doelstelling is het in overeenstemming met LNV-beleid handelen na het ontvangen van scholing/voorlichting. Gedacht kan worden aan handelen vanuit actuele kennis van diergezondheid en milieubewust produceren. Deze output is echter pas op termijn zichtbaar. In evaluaties kan hier op worden ingegaan. Wel kan nu in kwalitatieve zin worden verantwoord over de inzet van de verschillende instrumenten.

Beoordeling vakdepartementaal onderwijsbeleid vanuit het beleidsdomein voedsel en groen
Omschrijving streefwaardeRealisatie 2003Realisatie 2004Streefwaarde 2004
Stimuleringsprogramma GereedGereed
Regeling praktijkleren 2005 aan de ordeGereed
Cursusonderwijs GereedGereed
Beleidskader voorwaardenscheppende projecten voor het onderwijs GereedGereed

Evaluatie

De regeling Praktijkleren is in 2004 geëvalueerd (Rapport Praktijkleren in het groene onderwijs: een doorstart met vraagsturing). Naar aanleiding hiervan is voorgesteld het budget praktijkleren in te zetten voor een nieuw beleidsdoel dat aansluit bij het LNV-beleid, de onderwijskundige ontwikkelingen en regionale netwerken van scholen. Het wordt wenselijk geacht dat dure voorzieningen die bedrijfsmatig onrendabel, maar voor de sector als geheel waardevol zijn, in coöperatieverband voor praktijkonderwijs beschikbaar blijven.

09.17 Algemeen onderwijsbeleid

De operationele doelstelling is het bevorderen van algemene onderwijskundige vernieuwingen van het onderwijs in de LNV-instellingen in lijn met OCW-beleid ter zake, rekening houdend met de specifieke situatie van het groene onderwijs.

Streefwaarden

De streefwaarde is het verhogen van de kwaliteit van het onderwijs. Onderwijskundige ontwikkelingen binnen het groene onderwijs moeten zijn afgestemd op ontwikkelingen binnen het overig onderwijs.

Indien ontwikkelingen binnen het groene onderwijs passen in het streven naar kwaliteitsverbetering schroomt LNV niet voorop te lopen. Beleidsontwikkelingen binnen het groene onderwijs lopen in de pas met beleidsontwikkelingen vanuit OCW binnen het overig onderwijs.

OmschrijvingRealisatie 2003Realisatie 2004Streefwaarde 2004
Een gelijke en gelijktijdige ontwikkeling van het groen en overig onderwijs Zie toelichting100%

OCW-regelingen en afspraken zijn in het groene onderwijs zowel qua inhoud als bestedingen overeenkomstig uitgevoerd. Maatregelen om de afstemming tussen de schoolsoorten vmbo-groen en mbo-groen te verbeteren, ongediplomeerde uitstroom uit het vmbo-groen te verminderen, en het aantal examens in het vmbo te verlagen zijn gerealiseerd.

Internationalisering

In november 2004 is mede namens de minister van LNV de internationaliseringsbrief Hoger Onderwijs aan de Tweede kamer gezonden. De HAO-instellingen hebben gerapporteerd over het activiteitenplan dat gericht was op versnelde internationalisering van de groene inhoud van het curriculum middels curriculumontwikkeling en internationale kennisvernieuwing. De resultaten waren bemoedigend. Deze zijn met vernieuwd elan opgepakt in samenwerking met de AOC-raad en de WUR, zodat internationaal de sterke punten van de gehele groene onderwijskolom worden benut.

De twee projecten over de vernieuwing van de inhoud van groene opleidingen en kenniscirculatie van Europea Nederland, het «Groene onderwijskennisspel» en een «Europea conferentie: the autentic learning in land-based education in Europe» zijn succesvol uitgevoerd en afgerond.

Kwalificering voor de arbeidsmarkt

De examenprogramma's vmbo zijn aangepast en vastgesteld door de Minister. De gewijzigde examenprogramma's zijn per 1 augustus 2004 van kracht gegaan en gelden voor leerlingen die in 2005 of latere jaren centraal examen doen.

De ministeries van LNV en OCW hebben in Koers VO en BVE (gepubliceerd medio 2004) aangeven dat het realiseren van doorlopende leerlijnen en competentiegericht onderwijs kernthema's zijn voor het beleid inzake het (voorbereidend) beroepsonderwijs tot 2010. Met het project: «het groene leertraject» wenst LNV de aansluiting van het vmbo en mbo in de groene sector te verbeteren door het onderwijs-programma vmbo in de beroepsgerichte vakken competentiegericht vormt te geven. In 2004 is het plan van aanpak van het project gereed gekomen. De AOC's hebben aangegeven om gezamenlijk in dit project te komen tot competentiegericht leren, toetsen en (centrale) examens en een naadloze aansluiting op de ontwikkelingen richting competentiegericht onderwijs in het mbo-groen. Ook de afdelingen vbo-groen van scholengemeenschappen worden bij het project betrokken.

Op verzoek van OCW in samenwerking met LNV is door COLO (Centraal Orgaan Landelijke Organen beroepsonderwijs) en de BVE-raad een ontwerp gemaakt voor een nieuwe competentiegerichte kwalificatiestructuur voor het middelbaar beroepsonderwijs die beter aansluit bij de maatschappe-lijke ontwikkeling (Tijdens verbouwing geopend, medio 2004). Er zijn enkele pilots zijn opgezet.

Vernieuwing van het onderwijs door inzet ICT

In 2004 is het Groene kennisnet verder gegroeid in gebruik en inhoud. Het aantal deelnemers bedroeg eind 2004 18 000, waarvan circa 12000 leerlingen (v)mbo-groen.

Eind 2003 heeft LNV de instellingen geïnformeerd over het voorgenomen ICT-beleid Groen Onderwijs 2003–2006 met, anders dan voorheen, de ontwikkeling van het groene onderwijs als geheel als uitgangspunt. Actielijnen zijn de bevordering van ICT t.b.v. competentiegericht onderwijs én kenniscirculatie, alsmede de inrichting van een gezamenlijke «back-office» op basis van Groen Kennisnet.

Voor het (V)MBO-groen zijn eind 2003 onder de titel ICT-impuls een aantal ICT-rijke innovatieve onderwijsprojecten (o.a. het Groene LAB, digitaal Portfolio, Beleidsrijk VMBO) ondersteund die zich gezamenlijk in 2004 gemanifesteerd hebben als strategische gidsprojecten voor onderwijs en ondersteuning.

In 2004 is het HAO.COM-programma (2000–2004) afgerond waarin door het HAO gezamenlijk is gewerkt aan ICT t.b.v. onderwijs én kenniscirculatie. Positief is de standaardisatie conform AOC's: o.a.

• Blackboard voor elektronische cursussen,

• Perception voor toetsen en

• Livelink voor informatie, ommunicatie en contentmanagement.

In 2005 volgt een definitieve rapportage van HAO.com. Vanaf 2005 wordt ICT integraal meegenomen in de plannen en acties van de Groene Kenniscoöperatie.

Sinds 2000 is de LNV-inzet er op gericht om binnen de algemene kaders van het landelijke lerarenbeleid in samenspraak met de STOAS te komen tot omvorming van het curriculum tot een flexibel ICT-rijk onderwijsmodel. Uitgangspunt hierbij is dat de realisatie ervan in nauwe samenspraak met het afnemend veld dient plaats te vinden. Een begeleidingscommissie vanuit het veld geeft inhoudelijke sturing aan deze onderwijsinnovatie. Deze ontwikkeling loopt volgens de planning die met LNV is afgesproken. De ervaringen van studenten en docenten zijn positief. De tussentijdse resultaten en evaluaties geven een positief beeld te zien.

Overige

De kerndoelen van onderbouw (basisvorming) in het voorgezet onderwijs zijn vernieuwd. De scholen krijgen aanzienlijk meer ruimte om de onderbouw anders in te richten, zodat écht maatwerk voor alle leerlingen geboden kan worden en keuzes gemaakt kunnen worden die passen bij de school. De regeling Culturele Diversiteit is in 2004 voortgezet; in 2005 wordt hierover door de onderwijsinspectie gerapporteerd. In het kader van Deltaplan Techniek kunnen groene hoger onderwijs instellingen evenals OCW-instellingen aanvragen indienen voor Deltabeurzen.

09.18 Voorlichting

Operationele doelstelling is het realiseren van een optimale kennisdoorstroming over beleidsmatige ontwikkelingen met betrekking tot de thema's van LNV-beleid. Er zijn 18 nieuwe voorlichtingsprojecten gestart. Voorbeelden zijn de projecten «energievoorlichting glastuinbouw», «deelnamebereidheid particulier natuurbeheer», «bewust kiezen voor het ondernemerschap op het platteland», «innovatiestimulering» en «investeren in ecologie». Daarnaast is voorlichting vanuit onderwijsinstellingen binnen de groene kenniscoöperatie in gang gezet.

Streefwaarden

Output van de doelstelling betreft het feitelijk handelen van actoren in overeenstemming met LNV-beleid, voor zover ten gevolge van kennisdoorstroming. Opdrachtnemers dienen elk kwartaal rapportages in met met daarin opgeleverde producten en diensten, producten in ontwikkeling, beleidssignalering en (wijzigingen in) planning en begroting. De rapportages zijn gecontroleerd op inhoudelijke en financiële consequenties door beleidsdirecties en Dienst Regelingen en indien nodig vindt bijstelling plaats van het project. De output is echter pas op termijn zichtbaar.

Uit de beoordeling, waaronder van de opdrachtgevende directies, in de kwartaalrapportages op de onderdelen financiën, planning en kwaliteit blijkt dat de projecten naar wens verlopen. Bijvoorbeeld de projecten «agrarisch natuur en landschapsbeheer» en «overlevingsplan bos en natuur» scoren voldoende. «Internationaal biodiversiteitsbeleid», «geïntegreerd bosbeheer» en «multifunctionaliteit natuurbeleid» krijgen het oordeel voldoende tot goed. «EHS» en «Energiemanagement» worden met goed beoordeeld.

Voor de afgeronde projecten heeft een effectmeting plaatsgevonden. Bijvoorbeeld als gevolg van het project «Communicatie en waterkwaliteit» is de kennis over het onderwerp toegenomen en hebben met name oudere melkveehouders stappen ondernomen om de drinkwaterkwaliteit te verbeteren.

Evaluatie

De kaderbrief groen onderwijs wordt volgens de aangepaste planning geëvalueerd in 2005. Een evaluatie van voorlichting was ook nog niet aan de orde. De evaluaties van Via-regeling en Regeling cursusonderwijs zijn in uitvoering; afronding wordt in het eerste kwartaal 2005 verwacht.

De regeling praktijkleren is geëvalueerd.

6. NIET-BELEIDSARTIKELEN

10. Nominaal en onvoorzien

Dit artikel bevat de posten prijsbijstelling, loonbijstelling en onvoorzien.

Budgettaire gevolgen «Nominaal en Onvoorzien»

bedragen in € 1 000
10 Nominaal en OnvoorzienBegroting 2004Realisatie 2004
1.VERPLICHTINGEN– 8 3660
   
2.UITGAVEN– 8 366 
•Loonbijstelling00
•Prijsbijstelling00
•Onvoorzien– 8 3660

Toelichting op de uitgaven en verplichtingen

Het bij de begroting niet ingevulde deel van de uitgaven beperking uit het Hoofdlijnenakkoord 2003 op het artikel (onvoorzien) is in 2004 definitief verwerkt in de begroting. De in 2004 toegekende loon- en prijsbijstelling is eveneens toegedeeld naar de relevante artikelen en daardoor niet zichtbaar in de bovenstaande tabel.

11. Algemeen

Op dit artikel worden de uitgaven, zowel apparaat als programma opgenomen dit niet vallen onder de voorgaande beleidsartikelen. Dit betreft: de apparaatsuitgaven van staf- en andere directies van het departement, uitgaven in het kader van actieplan emancipatie, internationale contributies en de uitvoering van EU maatregelen.kst-30100-XIV-1-11.gif

Budgettaire gevolgen «Algemeen»

bedragen in € 1 000
11AlgemeenBegroting 2004Realisatie 2004
1. VERPLICHTINGEN245 338247 143
   
2.UITGAVEN245 333247 145
2.1Apparaatsuitgaven202 595203 723
U 11.21 Apparaat176 964171 403
U 11.22 Baten-lastendienst25 63132 320
2.2Programma uitgaven42 73843 422
U 11.11 Emancipatie20330
U 11.13 Internationale contributies7 4316 376
U 11.14 Uitvoering van EU-maatregelen35 10437 016
   
3.ONTVANGSTEN244 435474 161
M 11.14 Uitvoering EU-maatregelen235 684449 553
M 11.21 Apparaatsontvangsten10 07224 608

Toelichting op de uitgaven en ontvangsten

De hogere uitgaven voor uitvoering van EU maatregelen hangen samen met uitgaven aan interventie, medebewind en apurement van het markt- en prijsbeleid van de Europese Unie.

De ontvangsten «uitvoering van EU-maatregelen» hebben met name betrekking op de landbouwheffingen. Per saldo is € 214 mln. meer aan landbouwheffingen ontvangen als gevolg van een toename van de importvolumes.

De hogere apparaatsontvangsten hebben met name betrekking op een ontvangst van € 10,7 mln. van DLG in het kader van de agentschapsvorming in verband met overname van activa van het ministerie van LNV.

Toelichting op de apparaatsuitgaven

bedragen x € 1 000
 Begroting 2004 Realisatie 2004 
 Gemiddelde sterkteGemiddelde prijsTotaalGemiddelde sterkteGemiddelde prijsTotaal
Personeel1 42857,582 3781 31766,487 440
Materieel budget  32 298  20 632
Mat.Ministerie alg.en huisvest.  31 142  39 731
Overig apparaat*  31 146  23 600
Bijdrage aan Laser  25 631  32 320

* Dit betreft uitgaven voor overig personeel en post-actieven.

De totale apparaatsuitgaven die niet gerelateerd kunnen worden aan een beleidsartikel zijn qua geraamd budget en realisatie 2004 vrijwel gelijk. Op onderdelen hebben zich wel mutaties voorgedaan. De personele en materiele uitgaven vallen per saldo lager uit. Dit wordt met name veroorzaakt doordat de budgetten van de DBR en het Loket in 2004 zijn overgeboekt van artikel 11 naar artikel 5, de bijdrage aan het agentschap DR. De afname van de gemiddelde sterkte hangt daarmee samen. De uitgaven materieel ministerie en huisvesting zijn hoger uitgevallen, omdat op advies van de RGD bouwkundige en beheersmatige voorzieningen bij de diverse LNV locaties zijn aangebracht. Het betreft de kantoren van de Directie Regionale Zaken, de AID, alsmede het hoofdgebouw en de kantoren aan de Laan van NOI. Tenslotte zijn er extra uitgaven verricht ten behoeve van het adequaat functioneren van het ICT-complex van LNV. De uitgaven aan overig apparaat vallen lager uit door een aanzienlijk lagere inhuur externen dan bij begroting 2004 werd voorzien. Een hogere bijdrage aan het agentschap LASER houdt met name verband met de herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB).

7. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Belangrijke kwaliteitsverbeteringen binnen de bedrijfsvoering

Onder het motto «slank en slagvaardig» is in 2002 de meerjarige operatie «LNV in verandering» in gang gezet. Naast het herijken van de rol en de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor de verschillende maatschappelijke vraagstukken gaat het ook om grote organisatorische veranderingen en een forse afslanking in het personeelsbestand.

Met betrekking tot de organisatorische doelstellingen van «LNV in verandering» heeft LNV in 2004 een belangrijke stap gezet: voor nagenoeg alle organisatie-onderdelen zijn de organisatiebesluiten vastgesteld. De formele reorganisatie van LNV is daarmee bijna afgerond. Daardoor heeft LNV in 2004 zijn nieuwe vorm gekregen. In de meeste organisatie-onderdelen zijn in dit verband organisatie-ontwikkelingstrajecten gestart die moeten leiden tot handelen conform de doelstellingen.

Er is bovendien gestart met de fusie van de Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees en de Keuringsdienst voor Waren tot de Voedsel- en Warenautoriteit. Het organisatiebesluit is in maart 2005 vastgesteld.

Met betrekking tot de kwantitatieve doelstellingen van «LNV in verandering» en het Strategisch Akkoord zijn de personele doelen ruimschoots gehaald. De streefbezetting voor 2004 was 7235 fte., de gerealiseerde bezetting op 31 december 2004 is 6965 fte. In 2004 is de personeelsbezetting van LNV met in totaal 513 fte. gekrompen. Deze cijfers zijn inclusief de Voedsel- en Warenautoriteit.

Met betrekking tot de voorgenomen verbetering van de doelmatigheid van de bedrijfsvoering zijn op het gebied van automatisering, personeels- en financieel beheer belangrijke stappen gezet op de weg naar de bundeling van de uitvoerende taken. De scheiding van beleid en uitvoering heeft op het gebied van de automatisering geleid tot de oprichting van Dienst ICT Uitvoering (DICTU) als uitvoeringsorganisatie. Op het gebied van personeelsbeheer is sprake van een verdere samenwerking tussen de beleidsdirecties in vervolg op de in 2003 ingezette samenwerking tussen de stafdirecties.

Op het gebied van financieel beheer is eind 2004 een soortgelijke stap gezet door de uitvoerende medewerkers van de stafdirecties in een Financieel Service Centrum (FSC) één unit samen te brengen. Ik verwacht van de verdere bundeling een betere harmonisatie van de financiële uitvoeringsactiviteiten. De directie Informatiemanagement en Facilitaire Zaken (IFZ) en het FSC geven in dit kader specifieke aandacht aan het contractenbeheer.

In 2005 zal de comptabele administratie verder worden verbeterd. De beleidsuitvoering vindt in belangrijke mate plaats door de agentschappen van LNV en, voor wat betreft uitkering van EU subsidies, ook door vier productschappen. De baten-lastendiensten en de productschappen beschikken over eigen financiële administraties die geen directe koppeling kennen met de concernadministratie. Het proces om tussentijds en per jaareinde deze administraties op elkaar aan te sluiten en om voor alle rekeningen specificaties samen te stellen is complex. Dit proces zal worden verbeterd en de interne controle zal worden aangescherpt.

Verder is in 2004 nadrukkelijk geïnvesteerd in de sturing van het departement. Hiertoe is onder regie van de Bestuursraad LNV gestart met het Verbeterprogramma LNV. Dit programma is gericht op het versterken van de sturingsrelaties binnen LNV. In dit kader zijn de jaarplan- en begrotingscyclus gekoppeld. Dit betekent zowel een versterking van de departementale sturing als een verlichting van de interne administratieve lastendruk. Er wordt hiermee een betere aansluiting gerealiseerd tussen de extern gericht begrotingscyclus en de intern gericht jaarplancyclus.

De uitvoerende diensten van LNV werken inmiddels bijna alle volgens het baten-lasten model. De aansturing van deze diensten geschiedt op basis van duidelijk gescheiden taken en verantwoordelijkheden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de rol van opdrachtgever (de DG) en eigenaar (de SG). De opdrachtgever is verantwoordelijk voor de inhoudelijke aansturing en de eigenaar voor de continuïteit van de organisatie. De wijze van aansturing is in 2004 verder aangescherpt door herziening van het offerte- en tarieftraject en ook door in budgettaire zin de opdrachtgever meer verantwoordelijkheid te geven. In de uitvoering van hun taken vormt klantgerichtheid een belangrijk aandachtspunt.

Tenslotte is in 2004 het nieuwe huisvestingsbeleid voor LNV geformuleerd.

Aandachtspunten in de bedrijfsvoering

In 2003 vielen het financieel en materieel beheer, de totstandkoming van de beleidsinformatie personeelsmanagement, informatiebeheer en systemen van sturing en beheersing onder de reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf. Conform het in de LNV-begroting van 2002 geformuleerde groeitraject vallen de aansturing van externe uitvoerende organisaties en de sturing en beheersing van de kwaliteit van de beleidsprocessen vanaf 2004 ook onder de reikwijdte van de bedrijfsvoeringsparagraaf.

Ten aanzien van het financieel beheer was in het jaarverslag 2003 een drietal aandachtspunten opgenomen. Deze aandachtspunten waren:

A. Beheer openstaande voorschotten;

B. Toezicht op de uitvoering van het Europees regionaal structuurfondsenbeleid;

C. Implementatie wijzigingen in het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS-Verordening)

De «oude» opstaande voorschotten zijn in 2004 voor 73% afgerekend. Het restant wordt naar verwachting in de eerste maanden van 2005 afgerekend. De verhoogde aandacht voor het toezicht op de uitvoering van het Europees regionaal structuurbeleid heeft in 2004 geleid tot verbetering in de beheersrapportages van de provincies over de uitvoering van de Europese programma's. Deze punten behoeven geen bijzondere aandacht meer in 2005, maar alertheid blijft geboden om te voorkomen dat opnieuw een onnodige toename van openstaande voorschotten ontstaat.

Wat betreft de implementatie van de wijzigingen van in het Geïntegreerde Beheers- en ControleSysteem (GBCS-Verordening) heeft LNV in 2004 een projectorganisatie opgezet om tijdig te kunnen voldoen aan de verscherpte eisen die de Europese Commissie vanaf 2005 stelt bij de invoering van de hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid. Het implementatietraject is complex vanwege de ingewikkelde regelgeving en de betrokkenheid van meerdere betaalorganen en diensten bij de controles op de subsidie- en randvoorwaarden. Gelet op het financieel belang blijft een EU-conforme implementatie een bijzonder aandachtspunt. Door middel van audits op de goede werking van de beheers- en controlesystemen wordt het implementatietraject nauwlettend gevolgd.

De Auditdienst heeft over het EOGFL-jaar 2004 gerapporteerd dat de onafhankelijke positie van het betaalorgaan binnen de DLG organisatie verder moet worden versterkt. De aanbevelingen zijn door het management overgenomen en in een plan van aanpak omgezet. De uitkomsten van verbeteracties worden op departementaal niveau nauwgezet bewaakt.

In 2004 zijn er enkele tekortkomingen geconstateerd op het gebied van informatiebeveiliging. Er zijn maatregelen genomen om deze tekortkomingen aan te pakken. Deze maatregelen zullen ook in 2005 worden gecontinueerd om ervoor te zorgen dat informatiebeveiliging voldoende aandacht houdt binnen het departement en de tekortkomingen worden weggewerkt.

Wat betreft de invoering van de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) zijn de taakomschrijving en positionering van de interne toezichtsfunctie, en de opzet van «het implementatiesysteem voor naleving» in overeenstemming met de aanbevelingen van het College bescherming persoonsgegevens (CBP) en de interdepartementale modelregeling. Qua vorderingen echter bevindt de gehele LNV-organisatie zich thans nog in het eerste stadium van implementatie.

Het systeem van aansturing van en toezicht op externe organisaties is toereikend zo blijkt uit een risicoanalyse die eind 2004 is uitgevoerd. Punt van aandacht is wel dat over de rechtmatigheid van de inning en besteding van publieke middelen nog niet in alle gevallen een oordeel is opgenomen in de accountantsverklaring van de externe organisaties.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Wanneer er sprake is van een financiële regeling met een risico van misbruik en oneigenlijk gebruik door eindbegunstigden, is een analyse van die risico's in de vorm van een controlememorandum bij de ontwerpregeling en een identicatie van het restrisico (hoog/laag). De risico's, de controlemaatregelen en de bijbehorende uitvoeringskosten kunnen aanleiding zijn de (ontwerp)regeling te vereenvoudigen of anderzins aan te passen. Het controlememorandum wordt vastgesteld door de uitvoeringen dienst en de controle-instantie die belast met de controles ter plaatse en goedgekeurd door de verantwoordelijke beleidsdirectie.

Het beleid is ook gericht op het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB). Voor de communautaire regelingen bepaalt de Europese Unie in belangrijke mate het te voeren M&O-beleid.

De directie FEZ ziet toe op de naleving van het M&)-beleid binnen LNV. Dit toezicht wordt ingevuld via de jaarlijkse interne mededeling over de bedrijfsvoering van LNV-directeuren en via eigen waarnemingen.

C. JAARREKENING

8. DE VERANTWOORDINGSSTAAT

Departementale verantwoordingsstaat 2004 van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) (Bedragen in EUR1000)
  (1)(2)(3)
ArtOmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke Vastgestelde begroting 
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenU itgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 TOTAAL1 842 7141 915 092432 3802 373 0262 056 553747 178530 312141 461314 798
           
 Beleidsartikelen1 605 7421 678 125187 9452 125 8831 809 408273 017520 141131 28385 072
1Versterking landelijk gebied195 473256 35776 644351 761272 15968 905156 28815 802– 7 739
2Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (verwerving en inrichting)174 998176 4904 757173 505124 25115 791– 1 493– 52 23911 034
3Realisatie van de Ecologische Hoofdstructuur (beheer)157 907164 28016 605329 653158 2847 696171 746– 5 996– 8 909
4Economisch perspectiefvolle agroketens75 04770 9504 46546 43360 3069 624– 28 614– 10 6445 159
5Bevorderen duurzame productie117 889121 83724 715173 574216 56796 10255 68594 73071 387
6Voedselveiligheid, voedselkwaliteit en diergezondheid90 37490 36950 700149 811147 83455 14759 43757 4654 447
7Kennisontwikkeling en innovatie292 544294 7709 984261 583309 30117 440– 30 96114 5317 456
8Kennisvoorziening440 946440 94630584 933463 315555143 98722 369525
9Kennisverspreiding60 56462 1264554 63057 3911 757– 5 934– 4 7351 712
        000
           
 Niet-beleidsartikelen236 972236 967244 435247 143247 145474 16110 17110 178229 726
10Nominaal en onvoorzien– 8 366– 8 366    8 3668 3660
11Algemeen245 338245 333244 435247 143247 145474 1611 8051 812229 726

De financiële en niet-financiële toelichting op de departementale verantwoordingsstaat is opgenomen in het beleidsverslag

9. DE SALDIBALANS

Saldibalans van het ministerie van landbouw, natuur en voedselkwaliteit per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
1)Uitgaven ten laste van de begroting 20042 056 547 559 2)Ontvangsten ten gunste van de begroting 2004747 174 182
3)Liquide middelen21 598 231    
6)Rekening-courant RIC0 6a)Rekening-courant RIC1 825 486 462
8)Uitgaven buiten begrotingsverband (=intra-comptabele vorderingen)570 381 623 9)Ontvangsten buiten begrotingsverband (=intra-comptabele schulden)75 866 769
10)Openstaande rechten0 10a)Tegenrekening openstaande rechten0
11)Extra-comptabele vorderingen2 220 835 031 11a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen2 220 835 031
12a)Tegenrekening extra-comptabele schulden339 573 12)Extra-comptabele schulden339 573
13)Voorschotten2 378 429 433 13a)Tegenrekening voorschotten2 378 429 433
14a)Tegenrekening garantieververplichtingen248 331 594 14)Garantieverplichtingen248 331 594
15a)Tegenrekening openstaande Verplichtingen2 108 346 058 15)Openstaande verplichtingen2 108 346 058
16)Deelnemingen0 16a)Tegenrekening deelnemingen0
 Totaal9 604 809 102  Totaal9 604 809 102

2.2 Toelichting op de saldibalans

Algemeen

De balansposten zijn bepaald en gewaardeerd overeenkomstig de geldende voorschriften van de Comptabiliteitswet. Indien van de geldende voorschriften wordt afgeweken, wordt dit nader toegelicht.

Conform het gestelde in de Regeling Departementale Begrotingsadministratie (RDB) zijn geen tussenrekeningen en rekening-courantverhoudingen met dienstonderdelen opgenomen. Zo zijn de rekening-courantverhoudingen met de dienstonderdelen verdeeld over de liquide middelen.

Toelichting per balanspost

Balanspost 1 Uitgaven ten laste van de begroting 20042 056 547 559
De uitgaven over 2004 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel verplichtingen en uitgaven. 
  
Balanspost 2 Ontvangsten ten gunste van de begroting 2004747 174 182
De ontvangsten over 2004 komen overeen met de Rekening en zijn gespecificeerd. in het jaarverslag van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV), onderdeel ontvangsten. 
Balanspost 3 Liquide Middelen21 598 231
De post liquide middelen is onder andere samengesteld uit de saldi van de aan de kasbeheerders en kasvoorschothouders verstrekte gelden. 
Hierin is opgenomen o.a. het saldo per 31 december 2004 van het Groenfonds ad. € 11 512 248. 
  
Balansposten 6a. Rekening-Courant RIC-Financiën1 825 486 462
Deze post geeft de vordering- en schuldverhouding weer tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en het Ministerie van Financiën per 31 december 2004. 

Toelichting

Bedrag x € 1 000 
Het saldo rekening courant met het Ministerie van Financiën is als volgt samengesteld: 
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit1 277 550 632
EOGFL-Garantie547 935 830
  
Totaal1 825 486 462
Balanspost 8 Uitgaven buiten begrotingsverband570 381 623
Onder de uitgaven buiten begrotingsverband zijn bedragen opgenomen die niet ten laste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze uitgaven met derden kunnen worden verrekend. 

Specificatie

Bedrag x € 1 000 
Algemeen25 257 913
Vordering landbouwheffing7 992
Te verrekenen projecten56 160 903
Gefinancierde interventievoorraad– 13 756 780
EU EOGFL Garantie uitgaven502 711 595
  
Totaal570 381 623

Deze uitgaven zullen naar verwachting in 2005 worden verrekend.

Te verrekenen projecten

Een bedrag van 16 mln. heeft betrekking op de RBV. Dit zijn uitgaven die zijn gemaakt in het kader van de Regeling Beëindiging Veehouderijtakken (RBV) onderdeel subsidie voor de afbraak van de voor deze veehouderijtakken bestemde bedrijfsgebouwen. Deze uitgaven worden volledig verrekend met de Provincies.

EU EOGFL Garantie-uitgaven

In de onderstaande tabel wordt inzicht gegeven in de totaalbedragen van uitgaven en ontvangsten met betrekking tot het EOGFL-Garantie, van de jaren waarvan de declaraties nog niet door de Europese Commissie zijn vastgesteld.

EOGFL-garantieLNVLNVUitgaven totaalOntvangsten EUNog te ontvangen
BoekjaarBoekjaar 2003Boekjaar 2004   
2004406 721 785855 535 4141 262 257 1991 261 891 681365 518
2005 502 346 077502 346 077 502 346 077
Totaal406 721 7851 357 881 4911 764 603 2761 261 891 681502 711 595

De EOGFL-uitgaven 2005 hebben betrekking op de (declaratie)maanden november en december 2004 en zijn ontvangen in januari en februari 2005. Het saldo van het bedrag over 2004 ad. € 365 518 zullen met de goedkeuring van de jaardeclaratie van het betreffende jaar worden verrekend.

Gefinancierde interventievoorraad:

Beginvooraad36 588 320
Inkopen0
Verkopen– 71 989 074
Waardevermeerdering21 643 974
Eindvoorraad– 13 756 780

Het betreft hier een gefinancierde negatieve voorraad. In 2005 zal dit bedrag moeten worden afgedragen aan Brussel.

Balanspost 9 Ontvangsten buiten begrotingsverband75 866 769
Onder de ontvangsten buiten begrotingsverband zijn de bedragen opgenomen die niet ten gunste van de begroting behoeven te worden gebracht. Dit omdat deze ontvangsten met derden kunnen worden verrekend 

Specificatie

Bedrag x € 1 000 
Algemeen18 855 858
EU projecten Brussel36 728 842
EU EOGFL Garantie: Beschikbare gelden voor uitkeringen in het kader van SLOM4 743 940
Contante waarborgen produktschappen6 506 450
Af te dragen loonheffing en sociale premies9 031 679
Totaal75 866 769

De ontvangsten zullen naar verwachting in 2005 worden verrekend.

Balanspost 11 Extra Comptabele Vorderingen2 220 835 031
De extra comptabele vorderingen hebben betrekking op nog te ontvangen middelen, welke voortvloeien uit uitgaven die ten laste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend, alsmede opgelegde mestheffingen. 

Specificatie

 Totaalbedrag
Mineralenboekhouding Bureau Heffingen47 961 081
Landbouwgronden1 274 165 288
Leningen134 519 274
Gestelde zekerheden645 009 513
Vorderingen betaalorganen tbv EOGFL-Garantie61 249 559
Te vorderen douanerechten van bedrijfsleven15 633 961
Algemeen42 296 355
Totaal2 220 835 031

Toelichting landbouwgronden:

het saldo bestaat voornamelijk uit een langlopend renteloos voorschot van het Ministerie aan het Bureau Beheer Landbouwgronden van € 752 mln. waarvoor door het Bureau Beheer Landbouwgronden zijn verworven die na doorlevering aan eindbeheerders leiden tot doelrealisatie. Daarnaast is er een bedrag van € 417 mln. nog te vorderen uit hoofde van landinrichtingsrente door grondeigenaren te betalen in afgesloten landinrichtingsprojecten, welke in het algemeen in 26 jaar worden geïnd. Voorts heeft Dienst Landelijk Gebied nog € 115 mln. te vorderen uit hoofde van nog niet afgesloten landinrichtingsprojecten.

Toelichting leningen:

Bedrag x € 1 000 
St. Groninger landschap56 128
WUR (Stichting DLO)104 810 234
WUR Praktijkonderzoek24 635 901
WUR IAC/ILRI5 017 011
Totaal134 519 274

Toelichting gestelde zekerheden:

BetaalorgaanSpecificatie
HPA224 441 533
PZ263 704 419
PVVE46 271 408
PT69 972 583
LASER40 619 570
Totaal645 009 513

Dit betreffen zekerheden die bij de uitvoering van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid worden gevraagd. De zekerheden worden door de Europese Betaalorganen gesteld en bewaakt.

Balanspost 12 Extra comptabele schulden339 573
De extra comptabele schulden hebben betrekking op nog te verrichten uitgaven, welke voortvloeien uit ontvangsten die ten gunste van de begroting zijn gebracht en nog met derden zullen worden verrekend. 

Toelichting

Bedrag x € 1 000 
Verschuldigd aan EU339 573
Balanspost 13 Voorschotten2 378 429 433
Onder voorschotten wordt verstaan de vooruit verstrekte gelden, welke op 31 december 2004 nog niet waren verrekend. 

Toelichting

Bedragen x € 1 000
Beleidsartikelen20042003200220012000 en eerderTotaal
01Versterking Landelijk gebied73 25338 19529 18423 00331 523195 158
02Verwerving en inrichting EHS3 7416 4532 7326552 70116 282
03Beheer EHS125 77156 16737 34527 42513 609260 317
04Economisch perspectiefvolle agroketens8 2257 5606 8447 27016 62846 527
05Bevorderen duurzame productie37 70018 07510 8186 01614 74887 357
06Bevorderen voedselveiligheid50 87440 11713 05812 6499 872126 570
07Kennisontwikkeling300 94515 9949 9869 47928 224364 628
08Kennisvoorziening462 29574 78578 46349 923247 955913 421
09Kennisverspreiding55 08248 08754 40015 93423 899197 402
11Algemeen37 96869200038 660
Totaal1 155 854306 125242 830152 354389 1592 246 322
Correctie Kennis  85 787  85 787
Overige voorschotten    46 32046 320
Totaal     2 378 429

Verloop van de voorschotten gedurende het dienstjaar 2004

Bedrag x € 1 000 
Beginstand 1 januari4 297 451
Verstrekte voorschotten +1 190 229
Eindafgerekende voorschotten -/-3 109 251
Eindstand 31 december2 378 429

Medebewindkosten:

op deze post zijn de nog niet afgerekende voorschotten inzake de medebewindkosten opgenomen. Bij de vaststelling van de definitieve bijdrage zullen de voorschotten worden afgeboekt.

Bedrag x € 1 000   
Stand 1-1-2004 99 812 
Bij:31 394  
Af:-/-99 169  
   -/- 67 775
Stand 31-12-2004  32 037
bedrag x € 1000
ProductschapOmschrijving20042003Totaal
HPAVs.medebewind13 439 13 439
PZVs.medebewind7 600 7 600
PVVEVs.medebewind6 221 6 221
PTVs.medebewind3 320 3 320
PVIVIVs.medebewind8146431 457
 Totaal31 39464332 037

Openstaande voorschotten:

Voorschotten transacties en subsidies die nog definitief afgerekend dienen te worden.

Correctie Kennis:

Nog een voorschot van € 85 787 062 af te wikkelen in het kader van de actie «schone lei».

Overige openstaande voorschotten:

Voorschotten t.b.v. operationele programma's in het kader van gemeenschappelijke marktordening groente en fruit.

Balanspost 14 Garantieverplichtingen248 331 594
Voor de samenstelling wordt verwezen naar paragraaf 2.3, de staat van garantieverplichtingen. 
Balanspost 15 Openstaande verplichtingen2 108 346 058
Het saldo van de openstaande verplichtingen per 31 december 2004 kunnen vanaf 2004 tot betaling leiden. 
bedrag x 1 000 €
HoofdbeleidsterreinenStand per 01-01-2004In 2004 aangegaan +Negatieve bijstelling -/-Uitgaven -/-Stand per 31-12-2004
01Versterking Landelijk gebied510 948351 76034 838272 159555 711
02Verwerving en inrichting EHS117 268118 8762 806124 250109 088
03Beheer EHS337 861329 6528 529158 283500 701
04Economisch perspectiefvolle agroketens69 92946 4325 69760 30650 358
05Bevorderen duurzame productie116 733173 57418 954216 56754 786
06Bevorderen voedselveiligheid22 659149 811522147 83324 115
07Kennisontwikkeling277 669261 5826 654309 300223 297
08Kennisvoorziening410 119584 933397463 315531 340
09Kennisverspreiding39 13254 6302 27957 39034 093
11Algemeen12247 1436247 1445
Subtotaal1 902 3302 318 39380 6822 056 5472 083 494
Buiten begrotingsverband89 5488 85017 53956 00724 852
Totaal generaal1 991 8782 327 24398 2212 112 5542 108 346

De staat van garantieverplichtingen

Garantie verplichtingen per 31 december 2004

bedragen x 1 €
Artikela) ten behoeve vanb) aanIngangsdatumlooptijd in jarenMaximaal verleendLopende verplichting
04a) Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw  92 200 00050 035 000
 Subtotaal artikel  92 200 00050 035 000
      
02Rente en aflossingen van leningen inzake aankoop van natuurgebieden en landschappen    
 b) AMEV16-05-1994145 134 1861 952 788
 b) Alg. Spaarbank voor Nederland01-04-1992303 630 2423 000 736
  05-06-1992304 537 8023 752 340
 b) Internationale Nederlanden24-01-199730907 561811 062
 b) Algemeen burgerlijk pensioenfonds21-12-1989202 722 6811 996 816
  16-07-1990302 722 6812 133 900
  10-02-1995304 084 0223 635 102
  14-09-1995302 268 9011 978 800
  24-01-1996304 537 8023 992 417
  28-03-1996304 537 8024 021 800
  11-07-1997196 096 8754 604 400
  26-05-1998303 176 4622 858 347
 b) Bank Nederlandse Gemeenten22-05-1995203 176 4622 787 409
  01-04-1997304 084 0223 625 231
  02-06-1997185 912 1484 275 294
  22-07-1997204 056 1413 125 601
  22-12-1997302 722 6812 417 700
  22-10-1998304 991 5824 482 794
  15-03-1999304 084 0223 732 337
  15-04-1999104 168 1502 282 867
  30-06-1999202 362 5061 951 218
  01-07-1999302 722 6812 481 073
  30-01-2001202 834 5172 570 689
  28-02-2001309 075 6048 664 798
  01-10-2001205 230 0004 738 502
  19-11-2001309 075 0008 616 490
  24-12-2002109 100 0009 100 000
  18-09-20032018 513 81917 614 353
 b) ASF Graf.Bedr./Telegraaf/Fortis15-12-1997202 359 6571 817 066
 b) Würtembergische Hypothekenbank14-01-20005932 380204 804
 b) Ned. Waterschaps Bank01-09-20021012 942 44312 123 443
 b) Ministerie van Financiën16-12-2003309 076 0008 926 000
  01-06-20041021 452 78221 452 782
  15-11-2004109 076 0009 076 000
  15-12-20041024 100 00024 100 000
 Subtotaal artikel  216 405 613194 904 959
      
08Gebouwen en terreinen voor gesubsidieerde scholen Agrarisch onderwijs  14 103 4893 192 117
 a) Gebouwen Stichting Studenten huisvesting in Deventer  748 737199 518
      
 Subtotaal artikel  14 852 2263 391 635
      
 Totaal generaal  323 457 839248 331 594

10. BATEN-LASTENDIENSTEN

Samenvattende verantwoordingsstaat 2004 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV)

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijke vastgestelde begroting
Dienst Regelingen*   
Totale baten137 156140 0072 851
Totale lasten139 096137 378– 1 718
Saldo van baten en lasten– 1 9402 6294 569
    
Totale kapitaalontvangsten22 21210 782– 11 430
Totale kapitaaluitgaven32 34718 730– 13 617
    
Plantenziektenkundige Dienst   
Totale baten26 95929 5122 553
Totale lasten26 95929 1132 154
Saldo van baten en lasten 399399
    
Totale kapitaalontvangsten750903153
Totale kapitaaluitgaven20082 568560
    
Dienst landelijk Gebied   
Totale baten80 09490 72310 629
Totale lasten79 47488 4018 927
Saldo van baten en lasten6202 3221 702
    
Totale kapitaalontvangsten6 7563 733– 3 023
Totale kapitaaluitgaven11 1748 656– 2 518
    
VWA/Centrale Eenheid   
Totale baten16 73216 363– 369
Totale lasten16 73216 568– 164
Saldo van baten en lasten – 205– 205
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven1 1261 052– 74
    
VWA/Keuringsdienst van Waren   
Totale baten68 74873 5574 809
Totale lasten68 74873 2184 470
Saldo van baten en lasten 339339
    
Totale kapitaalontvangsten4 8002 715– 2 085
Totale kapitaaluitgaven7 4966 700– 796
    
VWA/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees   
Totale baten104 810102 427– 2 383
Totale lasten104 810102 164– 2 646
Saldo van baten en lasten 263263
    
Totale kapitaalontvangsten3 9002 170– 1 730
Totale kapitaaluitgaven5 8001 794– 4 006

* De begrotingscijfers zijn gebaseerd op de bij najaarsnota ingediende DR-begroting

Dienst Regelingen (DR)

De Dienst Regelingen van het Ministerie van LNV is tot stand gekomen door een fusie van de Dienst LASER, Bureau Heffingen, Dienst LNV-Loket en de dienst Basisregistraties. Per 1 januari 2004 heeft DR een tijdelijke baten-lastendienststatus. De voorhangprocedure start in mei 2005, zodat DR op 1 januari 2006 volwaardig kan opereren als baten-lastendienst. Voor financiële verslaggeving van de eerste jaarrekening van de DR zijn onderstaande uitgangspunten in acht genomen.

De waarderingsgrondslagen zijn in vergelijking met voorgaand jaar op een aantal punten geüniformeerd en gewijzigd. De belangrijkste wijziging betreft de uniformering van de inschatting van de economische levensduur die voor een aantal belangrijke vaste activa (o.a. software ) is aangepast van drie naar vier jaar.

De vergelijkende cijfers in de balans zijn samengesteld uit een optelling van de balans per 31-12-2003 van het agentschap LASER en Bureau Heffingen (de huidige Back Office Assen) en de door de Auditdienst van LNV goedgekeurde openingsbalans 1-1-2004 van het Front Office (de voormalige diensten Basisregistratie en LNV-loket). Bij het samenstellen van de vergelijkende cijfers 2003 is geen rekening gehouden met de eliminatie van onderlinge verrekeningen en posities tussen de verschillende diensten van DR. De «schuld aan het moederdepartement» betreft de activa die zijn aangeschaft door Dienst LNV-Loket en de Dienst Basisregistraties voor 1 januari 2004. De resterende waarde per 1 januari 2006 zal als conversielening in de definitieve openingsbalans per die datum worden opgenomen.

De vergelijkende cijfers in de toelichting op de Rekening van Baten en Lasten bestaan uit een optelling van de gerealiseerde baten en lasten 2003 van het agentschap LASER en Bureau Heffingen en de (kas)verantwoording van de uitgaven 2003 van de Dienst LNV-Loket en de Dienst Basisregistraties.

De begrotingscijfers zijn gebaseerd op de bij najaarsnota ingediende DR-begroting. In de baten is in de bij Najaarsnota ingediende begroting abusievelijk een gedeelte van de post «opbrengst moederdepartement» onder de post «opbrengst overige departementen» gerubriceerd. Als hiermee rekening wordt gehouden, zijn de baten op totaalniveau licht hoger als gevolg van extra werkzaamheden in de voorbereiding voor de uitvoering van het GLB (Fischler). Als gevolg hiervan zijn ook de personele kosten toegenomen ten opzichte van de ingediende begroting. De materiële kosten en de afschrijvingskosten liggen lager. Het laatste is een gevolg van het uitstel van de invoering van het eerder genoemde GLB naar 1 januari 2006, waardoor de investeringen in uitvoeringssystemen zijn achtergebleven. Tot slot is er sprake van een aantal buitengewone baten en lasten. De post buitengewone baten bestaat voornamelijk uit de gunstige afloop van een geschil rondom een claim voor uitgevoerde diensten, welke was voorzien in de balans. De buitengewone lasten bestaan voornamelijk uit het versneld afschrijven van een aantal systemen, welke in de gefuseerde organisatie niet meer worden ingezet.

De cijfers 2004 zijn opgesteld door consolidatie van de in 2004 separaat gevoerde administraties van de fusiediensten van de Dienst Regelingen, te weten: LASER, Bureau Heffingen, Dienst LNV-Loket en Dienst Basisregistraties. Onderlinge verrekeningen 2004 en balansposities ultimo 2004 zijn geëlimineerd. Door deze werkwijze is de vergelijking van de cijfers 2003 en 2004 niet altijd goed te maken.

Balans per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa11 36512 179
Materiële activa  
*grond en gebouwen1 4761 783
*installaties en inventarissen2 4622 750
*overige materiële vaste activa6 0735 681
Debiteuren5 4694 230
Nog te ontvangen5 0224 660
Liquide middelen26 84928 020
Totaal activa58 71659 303
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
*exploitatiereserve4 4365 052
*onverdeeld resultaat2 629– 618
Leningen bij het MvF11 35913 874
Schuld aan het moederdepartement2 1985 970
Voorzieningen77208
Crediteuren4 9968 560
Nog te betalen33 02126 257
Totaal passiva58 71659 303

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement103 644116 24312 599
Opbrengst overige departementen13 9702 654– 11 316
Opbrengst derden19 37219 749377
Rentebaten17019828
Buitengewone baten 1 1631 163
Totaal baten137 156140 0072 851
    
Lasten   
Apparaatskosten   
*personele kosten69 82274 6884 866
*materiële kosten56 85851 925– 4 933
Rentelasten900631– 269
Afschrijvingskosten   
*materieel4 4163 228– 1 188
*immaterieel7 1005 228– 1 872
Dotaties/Vrijval voorzieningen – 71– 71
Buitengewone lasten 1 7491 749
Totaal lasten139 096137 378– 1 718
    
Saldo van baten en lasten– 1 9402 6294 569

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1.Rekening-courant RHB 1 januari 200428 01628 0160
2.Totaal operationele kasstroom11 1846 778– 4 406
Totaal investeringen (-/-)– 22 212– 9 27912 933
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 1 5161 516
3.Totaal investeringskasstroom– 22 212– 7 76314 449
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)   
Eenmalige storting door moederdepartement (+)   
Aflossingen op leningen (-/-)– 10 135– 9 451684
Beroep op leenfaciliteit (+)22 2129 266– 12 946
4.Totaal financieringskasstroom12 077– 185– 12 262
5.Rekening-courant RHB 31 december 2004(=1+2+3+4)29 06526 846– 2 219

Dienst Landelijk Gebied (DLG)

Het eerste jaar van het agentschap heeft DLG een positiever saldo van baten en lasten bereikt dan oorspronkelijk begroot. Dit is tot stand gekomen door actief te sturen op kostenbewaking en opbrengstrealisatie van met name opdrachten tweeden en derden.

Het verschil in de opbrengsten van het moederdepartement is te verklaren door een uitbreiding van de LNV -opdracht. DLG heeft in 2004, in vergelijking met de op basis van conservatieve uitgangspunten opgestelde begroting, binnen het geformuleerde beleid meer opdrachten van tweeden en derden kunnen uitvoeren. Hierdoor zijn de opbrengsten van derden ongeveer € 1,0 mln. hoger uitgevallen. Daarnaast zijn in de opbrengsten derden ook de niet begrote doorberekende additionele kosten ad € 1,1 mln. opgenomen, alsmede een bedrag ad € 1,0 mln. voor de bijdrage van de provincies aan het betaalorgaan.

De uitbreiding van de LNV opdracht en de toename van de aanvullende opdrachten van tweeden en derden hebben geleid tot een toename van de personeelskosten. Door doelmatiger te werken is deze toename in verhouding tot de opbrengsten beperkt gebleven.

In 2004 is door DLG minder geïnvesteerd in activa, dan aanvankelijk was begroot. Positief effect hiervan waren de lagere afschrijvingskosten. Daarnaast is in 2004 een reorganisatievoorziening die niet was begroot getroffen van € 1,9 mln. in verband met het in dit jaar genomen besluit tot reorganisatie. De met dit besluit samenhangende kosten zullen in 2005 en 2006 tot uitgaven leiden, die bestaan uit extra huisvestingskosten, woon-werkverkeer, en inhuur benodigde externe deskundigheid

Balans per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
 31-12-200401-01-2004
Activa  
Immateriële vaste activa3 0212 799
Materiele vaste activa  
*Grond en gebouwen00
*Installaties en inventarissen1 7732 206
*Overige materiële vaste activa4 8125 376
Voorraden00
Debiteuren3 4682 063
Nog te ontvangen van het moederdepartement03 307
Overig nog te ontvangen2 0801 419
Liquide middelen7 9874
Totaal activa23 14117 174
   
Passiva  
Eigen vermogen  
*Exploitatiereserve00
*Verplichte reserves00
*Onverdeeld resultaat2 3210
Leningen bij het MvF8 14910 381
Voorzieningen2 449447
Crediteuren2 9421 649
Nog te betalen aan het moederdepartement3960
Overige nog te betalen6 8844 697
Totaal passiva23 14117 174

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004

bedragen x € 1 000
 12(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement63 55971 3887 829
Opbrengst overige departementen1 7451 559– 186
Opbrengst derden7 94711 0333 086
Rentebaten12297– 25
Buitengewone baten000
Exploitatiebijdrage000
Verborgen opbrengsten6 7216 646– 75
Totaal baten80 09490 72310 629
    
Lasten   
Apparaatskosten   
*personele kosten51 44460 870– 9 426
*materiele kosten15 82214 922– 900
Rentelasten499259– 240
Afschrijvingskosten   
*materieel2 9332 548– 385
*immaterieel1 485918– 567
Dotaties aan voorzieningen5702 2381 668
Buitengewone lasten000
Verborgen lasten6 7216 646– 75
Totaal lasten79 47488 4018 927
    
Saldo van baten en lasten6202 3221 702

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004

bedragen x € 1 000
   (1)(2)(3)=(2)-(1)
  OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2004000
2. Totaal operationele kasstroom7 15812 9085 750
 3a.Totaal investeringen (-/-)6 7562 691– 4 065
 3b.Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom– 6 756– 2 6914 065
 4a.Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)000
 4b.Eenmalige storting door moederdepartement (+)000
 4c.Aflossingen op leningen (-/-)4 4185 9651 547
 4d.Beroep op leenfaciliteit (+)6 7563 733– 3 023
4. Totaal financieringskasstroom2 338– 2 232– 4 570
5. Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)2 7407 9855 245

Plantenziektenkundige dienst (PD)

De opdracht die de Plantenziektenkundige Dienst (PD) als agentschap heeft is het weren, bestrijden en beheersen van ziekten en plagen in de plantaardige sector. Dit om een duurzame, concurrerende en veilige land- en tuinbouw te bevorderen, de handel zoveel mogelijk ongestoord te laten plaatsvinden en het Nederlandse landschap in stand te houden. Een duurzame, veilige en concurrerende land- en tuinbouw betekent onder andere minder gebruik en minder afhankelijkheid van chemische bestrijdingsmiddelen. Het voorkómen, dan wel beperken van ziekten en plagen levert daaraan een belangrijke bijdrage.

De PD voert deze taak uit in het kader van de Plantenziektenwet, de Bestrijdingsmiddelenwet, Europese regelgeving en internationale verdragen. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel niet van toepassing is, en voor beleidsondersteuning ten behoeve van LNV ontvangt de PD een bijdrage van het ministerie. Voor de uitvoering van wettelijke taken, waarop het profijtbeginsel van toepassing is, brengt de PD een in beginsel kostendekkend tarief (retributie) in rekening. Indien de dienst, afgeleid van zijn kerntaken, opdrachten voor de derden uitvoert, betreft dat opdrachten die niet conflicteren met de wettelijke taken en bijdragen aan kennis en/of een gelijkmatige arbeidsfilm. Hiervoor worden concurrerende marktconforme tarieven gehanteerd.

De «opbrengst moederdepartement 2004» heeft betrekking op de vergoeding voor de dienstverlening ten behoeve van het ministerie van LNV. De hogere bijdrage wordt onder meer veroorzaakt door hogere kosten, die zijn gemaakt voor het project instellingseisen agentschappen. De PD heeft in 2004 externen ingehuurd om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren. De LNV-bijdrage aan de PD, die is verantwoord onder beleidsartikel 5, is € 1,2 mln. lager dan de opbrengst moederdepartement in de verantwoordingsstaat. De oorzaak hiervan is dat een aantal voor in 2003 geplande werkzaamheden pas in 2004 is uitgevoerd (€ 2,0 mln.) en dat van de LNV-bijdrage in 2004 voor € 0,8 mln. aan werkzaamheden in 2005 zal worden uitgevoerd.

Balans per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa1 3561 443
Materiele activa  
–grond en gebouwen  
–installaties en inventarissen1 7381 390
–overige materiele vaste activa579561
Voorraden
Debiteuren4 4772 239
Nog te ontvangen8952 298
Liquide middelen20014 594
Totaal activa11 04612 525
   
Passiva  
Eigen vermogen  
–exploitatiereserve669– 1 337
–verplichte reserve1 443
–onverdeeld resultaat399563
Leningen bij MvF4 3364 685
Voorzieningen1 0811 181
Crediteuren491992
Nog te betalen4 0704 998
Totaal passiva11 04612 525

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie 2004Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement12 02416 3374 313
Opbrengst overige departementen   
Opbrengst derden14 93513 124– 1 811
Rentebaten 5151
Buitengewone baten   
Exploitatiebijdrage   
Totaal baten26 95929 5122 553
    
Lasten   
Apparaatskosten   
–Personele kosten15 00717 5352 528
–Materiële kosten7 2057 164– 41
–Huisvestingskosten3 1233 060– 63
Rentelasten254178– 76
Afschrijvingskosten   
–materieel846623– 223
–immaterieel37441440
Dotaties voorzieningen150139– 11
Totaal lasten26 95929 1132 154
    
Saldo van baten en lasten0399399

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004

bedragen x € 1 000
   (1)(2)(3)=(2)-(1)
  OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20041 5224 5363 014
2. Totaal operationele kasstroom1 220– 882– 2 102
 Totaal investeringen (-/-)– 750– 1 319– 569
 Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)33
 Totaal investeringskasstroom– 750– 1 316– 566
 Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
 Eenmalige storting door moederdepartement (+)
 Aflossing op leningen (-/-)– 1 258– 1 2499
 Beroep op leenfaciliteit (+)750900150
4. Totaal financieringskasstroom– 508– 349159
5. Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)1 4841 989505

Voedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid (VWA/CE)

De VWA (Voedsel en Waren Autoriteit) bestaat (nog) uit drie onderdelen: de Centrale Eenheid (VWA/CE), de Rijksdienst voor Keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV) en de Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW). Ook de verantwoording van de VWA bestaat daarom nog uit drie afzonderlijke verantwoordingen. De verantwoordingen over het gevoerde beleid m.b.t. de werkterreinen van de VWA zijn opgenomen in de jaarverslagen van het ministerie van VWS en het ministerie van LNV.

Batenlastendienst VWA/CE

De Centrale Eenheid van de VWA bestaat uit vier directies. Het gaat om drie inhoudelijke directies: Toezicht, Onderzoek en Risicobeoordeling en om Communicatie en Voorlichting. Deze directies dragen zorg en zijn verantwoordelijk voor inhoudelijke taken en producten. Daarnaast worden in de Centrale Eenheid de strategische, VWA-brede, bedrijfsvoeringstaken inclusief verantwoording en concerncontrol én de zorg voor VWA-brede bedrijfsvoeringstrategie en speerpunten, ondergebracht in de directie Bedrijfsvoering en Bestuursondersteuning (B&B).

Balans per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa  
Materiële activa  
–grond en gebouwen  
–installaties en inventarissen6 9467 844
–overige materiële vaste activa  
Voorraden  
Debiteuren1 719738
Nog te ontvangen829322
Liquide middelen1 61012 813
Totaal activa11 10421 717
   
Passiva  
Eigen vermogen  
–exploitatiereserve71135
–verplichte reserves  
–onverdeeld resultaat– 205828
Leningen bij het MvF7 1268 107
Voorzieningen  
Crediteuren53210 540
Nog te betalen2 9402 207
Totaal passiva11 10421 717

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement9 1759 20833
Opbrengst overige departementen7 5577 109– 448
Opbrengst derden 00
Rentebaten 4646
Buitengewone baten   
Exploitatiebijdrage   
Totaal baten16 73216 363– 369
    
Lasten   
Apparaatskosten   
–personele kosten5 2255 014– 211
–materiële kosten10 07010 256186
Rentelasten31133019
Afschrijvingskosten   
–materieel1 126968– 158
–immaterieel   
Dotaties voorzieningen   
Buitengewone lasten 0 
Totaal lasten16 73216 568– 164
    
Saldo van baten en lasten0– 205– 205

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004

bedragen x € 1 000
   (1)(2)(3)=(2)-(1)
  OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 2004012 81312 813
2. Totaal operationele kasstroom1 126– 10 152– 11 278
 3a.Totaal investeringen (-/-) – 70– 70
 3b.Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom – 70– 70
 4a.Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)   
 4b.Eenmalige storting door moederdepartement (+)   
 4c.Aflossingen op leningen (-/-)– 1 126– 982144
 4d.Beroep op leenfaciliteit (+)   
4. Totaal financieringskasstroom– 1 126– 982144
5. Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)01 6091 609

Voedsel en Waren Autoriteit/Keuringsdienst van Waren (VWA/KvW)

Organisatorisch bestaat de VWA/ KvW uit de Algemene Directie te 's-Gravenhage en vijf regionale diensten. Aan elke regionale dienst is, naast een basistakenpakket, een speciaal aandachtsgebied toegewezen. Deze aandachtsgebieden dienen ter ondersteuning van de landelijke uitvoering van toezicht en opsporing.

De regionale diensten beschikken over eigen laboratoria. Monsters, die door de controleurs worden genomen, kunnen binnen korte tijd worden onderzocht. Deze organisatievorm maakt snel en gericht ingrijpen mogelijk en levert daarmee een bijdrage aan de (gezondheids)bescherming van de Nederlandse bevolking.

Balans per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa8891 087
Materiële activa  
–grond en gebouwen  
–installaties, inventarissen, dienstauto's, hardware16 72217 867
–overige materiële vaste activa  
Voorraden  
Debiteuren495546
Nog te ontvangen8974 379
Liquide middelen5 0682 126
Totaal activa24 07126 005
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
–exploitatiereserve1 0233 116
–verplichte reserves  
–onverdeeld resultaat339– 1 660
Leningen bij het MvF15 85916 568
Voorzieningen1 8462 473
Crediteuren1 5142 932
Nog te betalen3 4902 576
Totaal passiva24 07126 005

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement/LNV   
Opbrengst overige departementen/VWS67 74870 8073 059
Opbrengst tweeden en derden1 0002 5671 567
Rentebaten 183183
Buitengewone baten   
Exploitatiebijdrage   
Totaal baten68 74873 5574 809
    
Lasten   
Apparaatskosten   
*personele kosten46 26149 0012 740
*materiële kosten17 40419 0631 659
Rentelasten826719– 107
Afschrijvingskosten   
*materieel4 1573 839– 318
*immaterieel 437437
Dotaties voorzieningen10015959
Buitengewone lasten   
    
Totaal lasten68 74873 2184 470
    
Saldo van baten en lasten0339339

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004

bedragen x € 1 000
   (1)(2)(3)=(2)-(1)
  OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20046 7352 119– 4 616
2. Totaal operationele kasstroom4 1576 9272 770
 3a.Totaal investeringen (-/-)– 4 800– 3 2761 524
 3b.Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom– 4 800– 3 2761 524
 4a.Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)   
 4b.Eenmalige storting door moederdepartement (+)   
 4c.Aflossingen op leningen (-/-)– 2 696– 3 424– 728
 4d.Beroep op leenfaciliteit (+)4 8002 715– 2 085
4. Totaal financieringskasstroom2 104– 709– 2 813
5. Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)8 1965 061– 3 135

Voedsel en Waren Autoriteit/Rijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees (VWA/RVV)

Organisatorisch bestaat de VWA/RVV uit de Centrale Directie te 's-Gravenhage en vijf regionale diensten. DE VWA/RVV heeft een personeelsbestand ultimo 2004 van 1 114 fte. Het producten- en dienstenpakket van de VWA/RVV bestaat uit het verrichten van keuringswerkzaamheden, het houden van controles en audits, dierziektebestrijding en beleidsondersteunende werkzaamheden. Deze producten en diensten vinden hun oorsprong in de Nederlandse wetgeving (o.a. de Vleeskeuringwet, de Gezondheids- en Welzijnswet voor dieren, de Warenwet) en in een aantal Europese richtlijnen en verordeningen. De VWA/RVV onderscheidt vier hoofdproducten, te weten: (1) het verlenen, verlengen of intrekken van erkenningen, (2) controle en toezicht, (3) het verstrekken van (export)certificaten en (4) dierziektebestrijding.

Het resultaat van de VWA/RVV is in 2004 sterk verbeterd. Door de verdere uitvoering van het ombuigingsprogramma zijn de operationele kosten in 2004 structureel gedaald. In 2004 is gestart met de overdracht van de bandkeuring in de roodvleesslachterijen. In verschillende bedrijven zijn keurmeesters geheel vervangen door externe keuringsassistenten. Dit sluit aan bij het streven van de VWA om het accent te verleggen van keuren naar toezicht. In 2005 zal de overdracht van de bandkeuring worden voltooid.

Er is sprake geweest van afname van de bedrijvigheid in de diverse sectoren. Dit heeft geleid tot boventalligheid en een aanzienlijke daling van de externe opbrengsten. De boventalligheid is in 2004 grotendeels opgelost door de uitstroom van totaal 206 fte. De kosten van deze boventalligheid en uitstroom zijn gefinancierd door LNV en VWS.

Balans per 31 december 2004

bedragen x € 1 000
 31-12-200431-12-2003
Activa  
Immateriële activa3170
Materiële activa  
–grond en gebouwen  
–installaties en inventarissen1 5181 286
–overige materiële vaste activa  
Voorraden1 2751 158
Debiteuren4 2428 763
Nog te ontvangen8 0477 784
Liquide middelen3 848– 32
Totaal activa19 24718 959
   
Passiva  
Eigen Vermogen  
–exploitatiereserve7532 800
–verplichte reserves00
–onverdeeld resultaat263– 1 583
Leningen bij het MvF2 1781 721
Voorzieningen00
Crediteuren7 4097 752
Nog te betalen8 6448 269
Totaal passiva19 24718 959

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2004

bedragen x € 1 000
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
 Oorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement/LNV7 97511 2473 272
Opbrengst DGF3 100663– 2 437
Opbrengst VWS1 1701 616446
Opbrengst derden87 56574 948– 12 617
Rentebaten   
Overige opbrengsten1 000740– 260
Buitengewone baten 0 
Exploitatiebijdrage LNV/VWS08 9808 980
Bijzondere baten LNV/bedrijfsleven4 0004 233233
Totaal baten104 810102 427– 2 383
    
Lasten   
Apparaatskosten   
*personele kosten69 40069 554154
*materiele kosten28 16026 756– 1 404
Rentelasten350300– 50
Afschrijvingskosten   
*materieel1 250591– 659
*immaterieel650143– 507
Dotaties voorzieningen1 000587– 413
Bijzondere lasten4 0004 233233
Totaal lasten104 810102 164– 2 646
    
Saldo van baten en lasten0263263

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2004

bedragen x € 1 000
   (1)(2)(3)=(2)-(1)
  OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20041 000– 37– 1 037
2. Totaal operationele kasstroom1 9003 5081 608
 3a.Totaal investeringen (-/-)– 3 900– 1 2822 618
 3b.Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)   
3. Totaal investeringskasstroom– 3 900– 1 2822 618
 4a.Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)   
 4b.Eenmalige storting door moederdepartement (+) 1 2001 200
 4c.Aflossingen op leningen (-/-)– 1 900– 5121 388
 4d.Beroep op leenfaciliteit (+)3 900970– 2 930
4. Totaal financieringskasstroom20001 658– 342
5. Rekening-courant RHB 31 december 2004 (=1+2+3+4)1 0003 8472 847

D. BIJLAGEN

Bijlage Europese geldstromen

Het nationaal landbouwbeleid hangt nauw samen met het Europese landbouwbeleid. In deze bijlage wordt een samenhangend overzicht geboden tussen de nationale doelstellingen van LNV, zoals weergegeven in de diverse beleidsartikelen en het Europese beleid. Op deze wijze wordt inzicht verschaft in de vertaling van het Europese beleid in nationaal beleid, de nationale inzet binnen de Europese Unie en de Europese geldstromen die buiten het nationale begrotingsverband lopen. De nadruk in deze bijlage ligt op het markt- en prijsbeleid, het plattelandsbeleid en het structuurbeleid.

Plattelandsbeleid

Programma-uitgaven voor het jaar 2004; begroting en realisatie

in € 1 mln.
 begroting 2004Realisatie 2004 
Financieringsbron beleidLNVOverig*w.v. gedekt door EU-bijdrageLNV+ Overig*w.v. gedekt door EU-bijdrage
Plattelandsbeleid      
–Duurzame landbouw48,3652,0017,9341,6221,7420,80
–Natuur en landschap44,9621,4124,4216,6741,2920,56
–Waterbeheer14,6016,408,7118,8528,1813,92
–Diversificatie0,603,171,190,004,411,21
–Recreatie en toerisme0,0010,003,500,009,693,39
–Leefbaarheid0,0014,154,950,0021,577,54
–Andere acties   0,15 0,07
Totaal108,52117,1360,7077,29126,8867,49

* Overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

In bovenstaande tabel (programma-uitgaven voor het jaar 2004) zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2004 die samenhangen met het plattelandsbeleid afgezet tegen de begroting 2004. Uitgaven en ontvangsten voor plattelandsbeleid die zijn ondergebracht in het Plattelandsontwikkelingsplan (POP) worden voor wat betreft de uitgaven door LNV en de bijbehorende co-financiering door de EU uit EOGFL-Garantie (ontvangsten) op de LNV-begroting verantwoord.

In het POP zijn zes prioritaire beleidsthema's te onderscheiden, waaronder maatregelen conform Verordening (EG) nr 1257/1999. Ter uitvoering van de maatregelen uit de Verordening, worden rijksregelingen en provinciale programma's ingezet. In de tabel is een overzicht gegeven van de Rijks- en overige bijdragen voor het POP alsmede de dekking van deze bijdragen door de EU. De overige bijdragen betreffen bijdragen van provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen. De EU-bijdrage wordt wat betreft de bijdrage aan de rijksregelingen op de begroting van LNV op diverse artikelen verantwoord.

Uitvoering POP in 2004

De realisatiecijfers over het jaar 2004 zijn afkomstig van de twee betaalorganen voor het POP, namelijk LASER en DLG. In 2004 is voor het POP € 67,49 mln. aan EU-middelen besteed, een overuitputting van € 6,6 mln. ten opzichte van het beschikbare gestelde EU-budget voor 2004 (€ 60,90 mln). De verwachting is Brussel deze extra uitgaven zal goedkeuren vanwege onderuitputting in andere Europese lidstaten.

POP-onderdelen waar de uitputting in 2004 achterbleef bij de verwachting waren onder meer «Investeringen in de Landbouw», waar minder aanvragen van particulieren binnenkwamen dan verwacht, bv. voor «de Regeling Structuurverbetering Glastuinbouw». Dit geldt eveneens voor het «Verwerking en afzet Landbouwproducten» waarvoor in het provinciaal programma veel minder aanvragen dan voorzien, zijn ingediend.

Voorts is er onderuitputting bij het onderdeel «Milieumaatregelen in de Landbouw» doordat voor agrarische natuurverenigingen de mogelijkheid om te declareren niet door Brussel is toegestaan.

Ook voor de «Stimuleringsregeling Gebiedsgericht beleid (SGB)» is er in 2004 een onderuitputting. Pas in de loop van 2004 is overeenstemming bereikt met de EU-commissie over de SGB, onderdeel milieu. Daardoor kon dit onderdeel pas in de loop van 2004 opengesteld worden. Voor de SGB-onderdelen «water« en «diversificatie» is de uitvoering van de projecten gestart, maar zijn nog maar weinig declaraties ingediend.

Onderdelen van het POP waar de uitputting de planning overtrof waren onder meer «Waterbeheer in de landbouw» onderdeel Landinrichting, waterbeheersing. Ook het provinciaal programma laat voor een aantal onderdelen een flinke overschrijding zien, o.a. voor «Diversificatie», «Waterbeheer in de landbouw», «Leefbaarheid, Dorpsvernieuwing/landelijk erfgoed» en «Milieubehoud, land- en bosbouw en landschapsbeheer».

Daarnaast is tegen het eind van het POP-uitvoeringsjaar 2004 besloten, om de op dat moment tegenvallende POP-uitgaven voor enerzijds het provinciale programma en anderzijds het Rijksprogramma, te compenseren door extra inkomsten in het kader van de grondverwerving (Verwerving Staat en de Regeling Particuliere Terreinbeherende organisaties).

Ondanks de gerealiseerde overuitputting in 2004 blijft maximale aandacht voor uitputting van de Europese POP-gelden dan ook geboden.

De gerealiseerde «andere acties» betreft de laatste afrekening van de mid-term evaluatie van het POP, die in 2003 is uitgevoerd door Ecorys-NEI.

Onderstaande tabel toont de realisatie van lidstaat Nederland in vergelijking met de overige EU-lidstaten

bedragen x € 1 000
 BeschikkingRealisatie 2004Onder/overbestedingRealisatie in %
België56 00048 934– 7 06687,38
Denemarken50 90043 774– 7 12686,00
Duitsland784 800799 86315 063101,92
Griekenland146 900125 604– 21 29685,50
Spanje514 700515 309609100,12
Frankrijk852 100839 211– 12 88998,49
Ierland348 700350 0851 385100,40
Italië667 100615 693– 51 40792,29
Luxemburg13 50016 2372 737120,27
Nederland60 90067 7146 814111,19
Oostenrijk468 200468 652452100,10
Portugal221 400193 276– 28 12487,30
Finland321 000329 6598 659102,70
Zweden167 000163 793– 3 20798,08
Engeland171 000151 202– 19 79988,42%
Totaal4 844 2004 729 006– 115 19497,62%

EU-Structuurfondsen

De programmaperiodes van D2 en Leader+ lopen van 2001 t/m 2006. Het is van belang dat de door de Europese Commissie ter beschikking gestelde bedragen binnen twee jaar door de eindbegunstigde zijn besteed. Bedragen die niet besteed zijn vloeien automatisch terug naar Brussel (decommiteringen). Middels de Jaarbrief Structuurfondsen zal de Tweede Kamer in het najaar van 2005 afzonderlijk worden geïnformeerd over de definitieve realisatie- en commiteringscijfers.

D2

In 2004 is dankzij extra inspanningen (zie hierna) de achterstand wat betreft de geplande committeringen grotendeels ingelopen. In 2004 zijn de toegewezen EU middelen voldoende uitgeput. Er hebben geen decommiteringen plaatsgevonden.

De programma's Zuid en Oost zijn voor een deel gericht op de versterking van het platteland; de programma's hebben afgelopen jaren een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het vergroten van de attractiviteit en concurrentiekracht van het gebied. Met ruimtelijke maatregelen als investeringen in natuurontwikkeling, recreatie en toerisme en de ontwikkeling van bedrijventerreinen, is de aantrekkelijkheid van het vestigingsklimaat van de regio's verder versterkt. Op het gebied van economische stimulering is o.a. door het ondersteunen van innovatieve projecten de concurrentiepositie van het MKB en toeristische sector versterkt, waarmee de teruggang van werkgelegenheid in de agrarische sector kan worden opgevangen.

Eind 2003 zijn conform de eis van de Europese Commissie voor alle structuurfondsenprogramma's de mid-term evaluaties (MTE) afgerond. De MTE geeft aan dat de D2 programma's Oost en Zuid over het algemeen effectief en efficiënt uitgevoerd worden. Voor het programma Zuid werd geconcludeerd dat de financiële voortgang redelijk was en dat die voor het programma Oost verbetering behoeft. Hierop zijn extra inspanningen in gang gezet gericht op de benutting van de Doelstelling 2 gelden; zo zijn besluitvormingsprocedures versneld en heeft de provincie Gelderland begin 2004 een Task Force landelijk gebied opgericht die zich richt op projectwerving. Verder zijn in 2004 de reconstructie plannen in Limburg en Overijssel gereed gekomen, hetgeen in beperkte mate een bijdrage kan leveren aan een verbetering van de committeringen.

Leader+

Zowel voor wat betreft de realisatie als de committeringen, loopt het in Noord-Nederland goed. Dit is voor een deel te verklaren door het feit dat Noord-Nederland voor 2000 ervaring heeft opgedaan met het Leader II programma. In Zuid en West is de realisatie op peil, de committeringen lopen nog iets achter. In Oost is in 2004 sprake geweest van een decommitering van € 210 000. In de loop van 2004 zijn de projecten in Gelderland en Overijssel persoonlijk benaderd om te bezien of realisatie versneld kon worden. Dit heeft geleid tot een kleinere decommittering dan aanvankelijk was voorzienIn 2003 is er een gezamenlijke mid term evaluatie geweest van de vier leader+ programma's. Vanwege de late start van de programma's heeft die evaluatie op verzoek van de Europese Commissie alleen betrekking gehad op de kwaliteit van implementatie. In 2005 vindt een update van de evaluatie plaats waaruit moet blijken in welke mate de programma's aan de voorgenomen doelstellingen hebben voldaan.

FIOV

Het Europese Structuurfonds FIOV (Financieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij) draagt bij aan structuurmaatregelen in de visserijsector. Nederland kent twee programma's (EPD's); EPD-FIOVNederland buiten doelstelling 1 gebied en het EPD-Flevoland (doelstelling 1 gebied). Het EPD-Flevoland wordt gefinancierd uit diverse structuurfondsen, waaronder het FIOV. Het ministerie van Economische Zaken is verantwoordelijk voor de uitvoering van het Flevoland-programma, maar de minister van LNV is eindverantwoordelijke voor het FIOV-gedeelte. De structurele aanpassing van de Nederlandse visserijvloot is één van de belangrijke zwaartepunten binnen het EPD-FIOV. De Provincie Flevoland draagt naar rato bij aan de structuurmaatregelen. Er is in 2004 geen saneringsregeling geopend in afwachting van de resultaten van een ketenanalyse in de platvissector, die in 2004 is uitgevoerd. Wel zijn diverse meerjarige wetenschappelijke onderzoeken naar duurzamere visserijtechnieken gefinancierd. Het EPD-FIOV is tussentijds geëvalueerd. De conclusies van deze evaluatie hebben geleid tot het indienen van wijzigingsvoorstellen bij de Europese Commissie met als doel: maximale besteding van de beschikbare middelen. Er is nog geen reactie van de zijde van de Commissie.

Markt -en prijsbeleid

Programma-uitgaven voor het jaar 2004; begroting en realisatie

in € mln.
 Begroting 2004Realisatie 2004
Financieringsbron BeleidEULNVOverig*EULNVOverig*
Premieregelingen (incl. cross-compliance)455n.v.t.n.v.t634n.v.t.n.v.t
Interventies en restituties647n.v.t.n.v.t.560n.v.t.n.v.t.
Totaal1 102n.v.t.n.v.t.1 194n.v.t.n.v.t.

* overig, zijnde provincies, gemeenten, waterschappen en private partijen

In bovenstaande tabel zijn de gerealiseerde financieringsstromen voor het jaar 2004 die samenhangen met het markt- en prijsbeleid, afgezet tegen de begroting 2004.

De uitgaven voor premieregelingen zijn hoger uitgevallen dan geraamd. Interventies en restituties zijn lager uitgevallen. Met name de exportrestituties in de zuivelsector hebben in 2004 een daling laten zien.

De ontvangsten uit hoofde van de landbouwheffingen worden in beleidsartikel 11 verantwoord. De uitgaven uit hoofde van het markt- en prijsbeleid worden buiten begrotingsverband verantwoord. Het betreft voornamelijk betalingen wegens exportsubsidies, hectaresteun en dierpremies.

Ten aanzien van het markt- en prijsbeleid is LNV verantwoordelijk voor een recht- en doelmatige uitvoering. De programma-uitgaven worden ten laste van het EOGFL-garantie gebracht en worden buiten begrotingsverband verantwoord.

De nationale uitvoering van markt- en prijsbeleid is aan stringente Europese voorwaarden verbonden die met name de rechtmatigheid van de uitvoering moeten waarborgen. De omvang van financiële correcties (apurement) geeft een indicatie van rechtmatigheid van de uitvoering.

Ontvangsten in 2004 uit hoofde van heffingen en douanerechten op landbouwproducten

x € 1 mln
 BegrotingRealisatie
Douanerechten op landbouwproducten  
Hoofdproductschap Akkerbouw7,613,0
Productschap Zuivel
Productschap Vee, Vlees en Eieren1,02,0
Productschap Tuinbouw
Douane183,4382,1
Subtotaal192397,1
   
Productieheffingen  
Bijdrage in de opslagkosten van suiker  
Productieheffing suiker37,341,2
Productieheffing isoglucose en inuline0,70,9
Subtotaal38,042,0
   
Totaal douanerechten en heffingen230439,2

In bovenstaande tabel is een overzicht van de Eigen Middelen van de Europese Unie opgenomen voorzover het de douanerechten op landbouwproducten en productieheffingen betreft. Een overzicht van alle bijdragen van de lidstaat Nederland is te vinden in de verantwoording van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De ontvangsten zijn veel hoger dan geraamd als gevolg van een toename van het importvolume.

Prestaties m.b.t. de uitvoering van het markt en prijsbeleid

 BegrotingRealisatie
Landbouwproducten en SuperheffingmutatiesAantal aanvragen (x 1 000)Restitutie uitgaven (x € 1 mln)Belang per aanvraag (x € 1,–)Aantal aanvragen (x 1 000)Restitutie uitgaven x € 1 mln)Belang per aanvraag (x € 1,–)
Akkerbouw      
•Restituties en invoer van akkerbouwproducten52234385435641
•Productiesteun516332 600818221 964
•Restituties voor verwerkte grondstoffen in voedselproducten1086863211774636
Zuivelproducten en melk      
•Restituties en veredeling van zuivelproducten584607 931634527 175
•Uitvoercertificaten7  5  
•Invoercertificaten12  5  
•Superheffing45  43  
•Melkpremie*  271304 815
Vlees en eieren      
•Exportrestituties26145382711388
•Invoerformulieren20  18  
•Certificaten12  13  
Slachtpremies kalveren23417 01723617 950
(aantal premiabele kalveren)   (775)  
Groenten en fruit      
•Exportrestituties10353 50041250
•en marktordening   0,013574 384 615
•Certificaten9  3  
Margarine, vetten en oliën      
In- en uitvoerformulieren/certificaten      
Totaal aantal aanvragen (x 1 000)365  389  

*) In 2004 is de melkpremie geïntroduceerd ter compensatie van de daling van de melkprijzen als gevolg van de daling van de interventieprijzen voor boter en magere melkpoeder en de afbouw van de interventievoorraden.

OmschrijvingBegrotingRealisatie
Totaal aantal aanvragen (x 1 000)365389
Uitgaven medebewind (x € 1 mln.)31,231,1
Totale personeelsinzet medebewind in mensjaren428393
Berekend gem. aantal aanvragen per mensjaar850990
Berekende gem. uitvoeringskosten per aanvraag (x ? 1,-)8580
Berekende gem. uitgaven per mensjaar (x € 1 000)7379
Apurement (x € 1 mln.)2,34,2

Bijlage ZBO's en RWT's

InstellingRWTZBOBijdrage LNV 2004(x € 1 000)(Beleids-)artikel(en)
   BegrotingRealisatie 
1.Hogere Agrarische Onderwijsinstellingen(HAS) (6)jn52 52155 3978
2.Wageningen Universiteitjj131 493136 1087, 8
3.Agrarische Opleidingscentra (AOC's) (13)jn342 292354 6278
4.Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst Tuinbouwjj
5.Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdiensten (Zaaizaad en Pootgoed Landbouwgewassen) (NAK)jj
6.Stichting Bloembollenkeuringsdienst (BKD)jj
7.Stichting Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ)jj–-
8.Stichting Controlebureau voor Pluimvee, Eieren en eiproducten(CPE)jj
9.Stichting Kwaliteitscontrolebureau voor Groente en Fruit (KCB)jj1351825
10.Stichting Kwaliteitscontrole Alternatieve Landbouwproductiemethoden (SKAL)jj
11.Staatsbosbeheerjn77 19487 2971, 3
12.Faunafondsjj8 2505 3531
13.Bureau Beheer landbouwgrondenjn1 215 *78 2931
14.Commissie Beheer Landbouwgrondennj67 *1
15.Centrale Grondkamernj15613411
16.Regionale Grondkamers Z, ZW, NW, N, Onj
17.Reconstructiecommissie Grevelingen-Midden Delflandnj1 4071 4071
18.Commissies voor de samenstelling van de Rassenlijst voor Landbouw-, Groente-, Fruit- , Sier- en Bosbouwgewassennj
19.College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen (CTB)jj2603865
20.Stichting Landelijke Inspectie Dienst voor Dieren (LID)nj1821825
21.Inspectiedienst Gezelschapsdierennj
22.Raad voor het Kwekersrechtnj48540711
23.Voedselvoorzienings in- en verkoopbureaunj
24.Stichting Borgstellingsfonds voor de Landbouw (BF)jj
25.Stichting Ontwikkelings- en saneringsfonds voor de Landbouwjj
26.Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Visserijjj
27.Kamer voor de Binnenvisserijnj
28.Stichting examens vakbekwaamheid honden en kattenbesluit (SEV)jj
29.Organisatie ter Verbetering van de Binnenvisserij (OVB)nj
30.Erkende stamboekverenigingen (28x)nj
31.Stichting DLOjn171 787194 6857
32.Rendacjn14 00020 1816

* Deze bedragen zijn gebaseerd op de begroting 2003.

Bijlage aanbevelingen Algemene Rekenkamer

Verantwoording over de maatregelen die zijn genomen naar aanleiding van de conclusies en aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer in het Rapport bij het jaarverslag 2004 Ministerie van LNV en het beleid ten aanzien van het misbruik en oneigenlijk gebruik (M&O-beleid).

Beheer voorschotten overdrachtsuitgaven

De Algemene Rekenkamer constateerde een aanzienlijke achterstand in de afrekening van oude voorschotten op de overdrachtsuitgaven. De achterstand was in belangrijke mate te wijten aan het feit dat de voortgangsbewaking door het departement in de afgelopen jaren onder de maat is gebleven. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een ernstige onvolkomenheid.

De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling meer richting te geven aan het beheer van voorschotten bij diensten en directies. Passende maatregelen moesten worden getroffen om de beperkingen van het geautomatiseerde verplichtingensysteem aan te pakken en te komen tot adequate voortgangsbewaking. Tevens moest er sanctiebeleid worden geformuleerd en gehandhaafd.

Reactie LNV

In 2004 is de afwikkeling van de oude openstaande voorschotten voortvarend ter hand genomen. 73%, ca. 3 miljard, is in 2004 afgewikkeld. De afwikkeling van voorschotten betreft een intensief traject dat veel zorgvuldigheid vereist. Het restant van de «oude» openstaande voorschotten wordt begin 2005 afgewikkeld. Ter voorkoming van gelijksoortige situaties in de toekomst zijn de interne regels omtrent voorschotten en het toezicht op de afloop in 2004 verder aangescherpt.

Baten-lastendienst van het LNV-concern

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat door kwalitatieve onvolkomenheden in de administratie van het LNV-concern, er onzekerheid bestond over de volledigheid en juistheid van een aantal in de saldibalans opgenomen posten. De Algemene Rekenkamer beval aan door sluitrekeningen maandelijks af te stemmen met kasbeheerders door middel van saldobevestigingen. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid. De administratie van het LNV-concern zou kwartaalsgewijs afgesloten moeten worden en volledig aansluiten met saldi uit de administratie van de uitvoerende diensten. De administratie van de uitgaven en ontvangsten buiten begrotingsverband moest heringericht worden.

Reactie LNV

De beleidsuitvoering geschiedt in belangrijke mate bij de agentschappen van LNV en, voor wat betreft uitkering van EU subsidies, ook bij vier productschappen. De agentschappen en de productschappen beschikken over eigen financiële administraties die geen directe koppeling kennen met de concernadministratie. Het proces om tussentijds en per jaareinde deze administraties op elkaar aan te sluiten en om voor alle rekeningen specificaties samen te stellen is complex. In 2004 is het aantal zgn. proefafsluitingen vergroot. In 2005 zal dit proces verder worden verbeterd en zal de interne controle worden aangescherpt. Bovendien is inmiddels een project gestart om waar mogelijk te komen tot direct gekoppelde administraties.

Interne controle en toezicht

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat er onvoldoende interne controle binnen het ministerie is bij het aangaan van verplichtingen, het doen van uitgaven, het verstrekken van voorschotten en de afrekening van voorschotten. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid.

De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling de interne controlefunctie binnen het ministerie te verbeteren door hieraan meer prioriteit te geven en uniformere beoordelingskaders te hanteren.

Reactie LNV

Er zijn weldegelijk voldoende richtlijnen voor (het toezicht op) de uitvoering van financiële regelingen. Belangrijk in dit verband is de Handleiding Financiële Regelingen en het daaraan gerelateerde Toetsingskader Financieel Beheer. De controle en toezicht op de werking van de bestaande richtlijnen zullen worden geïntensiveerd.

Baten-lastendienst LASER (nu Dienst Regelingen)

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de kwaliteit van de administratieve verwerking van mutaties nog niet goed loopt, waardoor geen sprake is van beheerste bedrijfsprocessen. De administratieve afstemming van de decentrale gegevens bij LASER (nu Dienst Regelingen) met de administratie van het LNV-concern is nog niet op orde. Het M&O beleid bij enkele overdrachtsuitgaven voldeed nog niet. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde een en ander als een onvolkomenheid.

De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling de periodieke analyse en afstemming van de verschillen in administratie van het LNV-concern en LASER (nu Dienst Regelingen) te verbeteren. Daarnaast moest er meer aandacht worden besteed aan het afdekken van M&O-risico's bij de subsidieregelingen die door de agentschappen worden uitgevoerd.

Reactie LNV

De maandverantwoording van LASER (nu Dienst Regelingen) wordt in de gewenste indeling bij de concernadministratie aangeleverd en er vindt een signalering plaats indien dit niet gebeurt.

Het tijdig en volledig registreren van verplichtingen in de financiële administratie heeft de aandacht. Interne verbeteracties in de vorm van versterking van de interne controle zijn in 2004 geïmplementeerd en hebben geleid tot een kwalitatieve verbetering van de financiële informatie.

Baten-lastendienst DLG

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de programma-uitgaven en -ontvangsten en onzekerheden fouten bevatten, mede als gevolg van onjuist geregistreerde verplichtingen. Ook waren administratieve processen, waaronder afstemming van de gegevens met de concernadministratie, nog niet op orde. Voorts waren er gebreken in de documentatie en interne controle op landinrichtingsprojecten en in het financieel beheer van beheersuitgaven en -ontvangsten. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde een en ander als een onvolkomenheid.

Reactie LNV

Met de start van DLG als agentschap per 1 januari 2004 zijn belangrijke onderdelen van de administratieve organisatie geactualiseerd, zodanig dat de kwaliteit van de opzet van het financieel beheer bij het agentschap DLG volledig voldoet aan de daaraan te stellen eisen. DLG zal ook in 2005 extra aandacht besteden aan het monitoren van de praktische werking van de geïmplementeerde veranderingen. DLG heeft in 2004 de interne controle bij het opstellen en verantwoorden van de complexe berekeningen in het kader van het afsluiten van inrichtingsprojecten aangescherpt

Baten-lastendienst VWA/RVV

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat belangrijke aanbevelingen door de Auditdienst (onder andere inzake opbrengstenverantwoording, begrotingsbeheer en beschrijving Administratieve Organisatie) niet zijn opgevolgd. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde dit als een onvolkomenheid.

Reactie LNV

In 2003 zijn er verbeteringen doorgevoerd in de gebruikte systemen en in de organisatie en procedures voor het vaststellen van de volledigheid van de opbrengstverantwoording. Zo zijn er medewerkers aangesteld om de interne controle rond de volledigheid facturering te versterken. Daarnaast is door de afdeling Interne Audit nog een aantal specifieke onderzoeken uitgevoerd om de waarborgen zoals die in het factureringsproces zijn opgenomen te toetsen. Gezien het belang van de volledigheid opbrengstverantwoording zal het onderwerp ook in 2005 de nodige aandacht blijven houden.

Reviewbeleid

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat een geïntegreerd reviewbeleid voor subsidiestromen die niet onder de Europese geldstromen en bijdragen aan RWT's vallen, bij LNV ontbreekt. De Algemene Rekenkamer kwalificeerde dit als een onvolkomenheid.

De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling jaarlijks per directie een plan op te stellen voor de uit te voeren reviews bij de accountants van door LNV gesubsidieerde instellingen, met name ook voor de regelingen die door de agentschappen worden uitgevoerd.

Reactie LNV

Zoals Algemene Rekenkamer aangeeft, wordt het review-instrument al toegepast binnen LNV. In 2004 is een geïntegreerde «Kaderstelling reviewbeleid LNV» vastgesteld. De uit te voeren reviews 2004 worden volgens deze kaderstelling uitgevoerd.

Beschrijving en onderhoud van de administratieve organisatie

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat er sprake was van onvolkomenheid wegens het nog niet volledig en/of actueel zijn van de Administratieve Organisatie bij een aantal directies. De Algemene Rekenkamer doet de aanbeveling meer aandacht te vragen voor een actuele Administratieve Organisatie bij de achterblijvende directies door het belang aan te geven en er voor te zorgen dat de actualisatie daadwerkelijk plaatsvindt.

Reactie LNV

Ten tijde van de observatie door de Algemene Rekenkamer waren de betreffende LNV-onderdelen nog volop in reorganisatie. Inmiddels zijn voldoende structurele acties uitgezet die de actualiteit van de beschrijvingen moeten borgen.

Contractbeheer

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat het contractbeheer de risico's (zoals het niet-naleven van regelgeving, integriteitsbreuken, verkeerde prijzen en tarieven) onvoldoende afdekte. De Algemene Rekenkamer merkte dit aan als een onvolkomenheid.

De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling het contractbeheer te versterken en het toezicht op de naleving van het vastgestelde contractbeleid te verbeteren.

Reactie LNV

Aan het contractenbeheer is specifiek aandacht besteed. Dit in het kader van het opzetten en uitbouwen van een Financieel Service Centrum (FSC) waarin de uitvoerende administratieve werkzaamheden in één unit worden ondergebracht.

Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid

De Algemene Rekenkamer constateerde dat het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksoverheid (VIR) nog niet geheel is geïmplementeerd.

Reactie LNV

Er zijn in dit kader maatregelen genomen. Deze maatregelen zullen ook in 2005 worden gecontinueerd om ervoor te zorgen dat informatiebeveiliging voldoende aandacht houdt binnen het departement.

Borgstelling Nederlandse Draf- en Rensport (NDR)

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat het financieel beheer van de specifieke garantie tekort is geschoten en vroeg om aandacht voor de borgstelling door het ministerie inzake de NDR.

De Algemene Rekenkamer deed de aanbeveling beleid/richtlijnen te formuleren voor de wijze waarop binnen het departement met garanties moet worden omgegaan. Van de uitgaande garanties moest worden nagegaan of er wel duidelijke voorwaarden vooraf zijn gesteld en of er nog betalingen op verstrekte garanties zijn verricht waarbij ten onrechte geen vordering is ingesteld.

Reactie LNV

Op basis van nader onderzoek is besloten alsnog een vordering in te stellen bij de NDR. Ten algemene voorziet de interne procedure in betrokkenheid van de directie FEZ bij het verlenen van garanties. Daarnaast is voorschrift dat alle LNV-directeuren bij de jaarafsluiting ter controle een overzicht verstrekken van garantiestellingen of een verklaring dat er geen garanties zijn verstrekt.

Verbeterplan VWA/Centrale Eenheid

De Algemene Rekenkamer constateerde dat de VWA/CE nog niet voldoet aan de criteria van een volwaardig agentschap en voorts dat het verbeterplan financieel en materieel beheer uit 2003 nog niet volledig is gerealiseerd.

Reactie LNV

De VWA/CE in het kader van de vorming van de Voedsel en Waren Autoriteit in 2002 van het Parlement de status van tijdelijk agentschap heeft gekregen. Het streven is om per 1 januari 2006 aan alle instellingseisen voor een agentschap te voldoen. Hiertoe is een plan van aanpak financieel beheer opgesteld dat inmiddels wordt uitgevoerd. Hierin zijn de openstaande punten uit 2003 meegenomen.

Beleidsinformatie

De Algemene Rekenkamer concludeerde dat de aansluiting van de drie w-vragen in de begroting en de drie h-vragen in de verantwoording nog kon worden verbeterd. De Algemene Rekenkamer doet de aanbeveling de specificatie (in indicatoren en streefwaarden) van de beoogde beleidseffecten te verbeteren en de specificatie van de te leveren prestaties in de begroting en in aansluiting daarop in het jaarverslag en daarbij het huidige ambitieniveau om het VBTB-proces te verbeteren te handhaven.

Reactie LNV

In de aansluiting van de drie w-vragen in de begroting en de drie h-vragen in de verantwoording heeft daar waar nodig, een flinke verbetering plaatsgevonden. In het werken aan de zogenaamde dummy-begroting en in het in te zetten traject om voor begroting 2006 de aanbevelingen van de VBTB evaluatie te implementeren, is de specificatie van de beoogde beleidseffecten uitdrukkelijk aan de orde. LNV handhaaft een hoog ambitieniveau om het VBTB-proces te verbeteren.

Bijlage lijst met gebruikte afkortingen

AGFAardappelen, Groenten en Fruit
AGRODISde vereniging van toeleveranciers van gewasbeschermings-middelen
AIAviaire influenza
AIDAlgemene Inspectiedienst
AmvBAlgemene Maatregel van Bestuur
AOCAgrarische Onderwijs Centra
ASCAfrika Studie Centrum
AVPAgenda Vitaal Platteland
BBLBeroepsbegeleidende Leerweg
BESbilaterale (Agro)-economische samenwerkings-activiteiten
BOLBeroeps Opleidende Leerweg
BRDBureau Registratie Diergeneesmiddelen
BSEBovine Spongiform Encephalopathy
BUIZAMinisterie van Buitenlandse Zaken
BUZAMinisterie van Buitenlandse zaken
BVEBeroepsonderwijs en Volwassenen Educatie
CfiCentrale Financiën Instellingen
COKZCentraal Orgaan Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel
COLOCentraal Orgaan Landelijke Organen beroepsonderwijs
CTBCollege Toelating Bestrijdingsmiddelen
DLDirectie Landbouw
DLGDienst Landelijk Gebied
DLODienst Landbouwkundig Onderzoek
DNDirectie Natuur
DRDienst Regelingen
DWKDirectie Wetenschap en Kennisoverdracht
EBPEnergiebesparingplannen
EFSAEuropean Food Safety Authority
EHSEcologische Hoofdstructuur
EPDEnig Programmerings Document
EUEuropese Unie
EZEconomische Zaken
FIOVFinancieringsinstrument voor de Oriëntatie van de Visserij
GGO'sGenetisch Gemodificeerde Organismen
GNOGewasbeschermingsmiddelen van natuurlijke oorsprong
HACCPHazards Analysis of Critical Control Points
HAOHoger Agrarisch Onderwijs
HBOHoger Beroeps Onderwijs
I&HDirectie Industrie en Handel
I&RIdentificatie en Registratie
IBGIn Beslaggenomen Goederen
IBVInvesteringsregeling Biologische Varkenshouderij
ICESInterdepartementale Commissie Economische Structuur-versterking
ICTInformatie Communicatie Technologie
ID-DLOInstituut voor Dierhouderij en Diergezondheid van de Dienst Landbouwkundig Onderzoek
ILGInvesteringsbudget Landelijk Gebied
IOZVInkomensvoorziening voor oudere gewezen zelfstandigen in de veehouderij
IPCInnovatie Praktijkcentra
IRGInfrastructuurregeling Glastuinbouw
ISOInternationale Organisatie voor Standaardisatie
ISRICInternational Soil Reference and Information Centre
ISVInvesteringsimpuls Stedelijke Vernieuwing
IVPInstituut voor Psychotrauma
KCBKwaliteits Controlebureau Groenten en Fruit
KICKennis en Innovatiecentrum
KISKennis en Informatiesysteem
KNAWKoninklijke Nederlandse Academie voor de Wetenschappen
KVPKlassieke Varkens Pest
KvWKeuringdienst van Waren
LEILandbouw Economische Instituut
LIDLandelijk inspectiedienst voor dieren
LNVLandbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
LOKLandbouwonderwijs en Kennisprogramma's
LTOLand- en Tuinbouw Organisatie
LWOOLeerweg Ondersteunend Onderwijs
M&OMisbruik en oneigenlijk gebruik
MAOMestafzetovereenkomst
MBOMiddelbaar Beroeps Onderwijs
MGSMansholt Graduate School of Social Sciences
MINASMineralen aangiftesysteem
MJA'sMeerjarenafspraken
MJPMeerjarenplannen
MKBMidden-Klein Bedrijf
MKZMond- en Klauwzeer
MoUMemorandum of Understanding
MVOMaatschappelijk Verantwoord Ondernemen
NBC-terrorismeNucleair, Biologisch en Chemisch terrorisme
NEFYTONederlandse Stichting voor Fytofarmacie
NUBLNadere Uitwerking Brabant/Limburg
NWONederlandse organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek
O&SOntwikkelings- en Saneringsfonds
OBNOverlevingsplan bos en natuur
OCWMinisterie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen
ODOperationele doelstellingen
PDPlantenziektenkundige Dienst
PE&RCC.T. de Wit-onderzoekschool Production Ecology & Resource Conservation
PEBLDSPan-Europese Biologische en Landschaps Diversiteits Strategie
PEENPan Europees Ecologisch Netwerk
PNBParticuliere Natuurbescherminsorganisaties
POPPlattelandsontwikkelingsplan
PPSPubliek Private Samenwerking
PRIPlant Research International
PTProduktschap Tuinbouw
RBONRijksregelingen Beheersovereenkomsten
RBVRegeling Beëindiging Veehouderij-takken
RIVMRijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne
RSBPRegeling Stimulering Biologische Productiemethode
RSGRegeling Structuurverbetering Glastuinbouw
RVRRegeling Versterking Recreatie
RVVRijksdienst voor de keuring van Vee en Vlees
SANSubsidieregeling agrarisch natuurbeheer
SBBStaatsbosbeheer
SEPSociaal Economische Plan
SGBStimuleringsregeling Gebiedsgericht Beleid
SMKStimuleringskader
SNSubsidieregeling Natuurbeheer
SNLWSubsidieregeling Netwerk Landelijke Wandelpaden
STIDUGStimuleringsregeling Inrichting Duurzame Glastuinbouwgebieden
SZWMinisterie van Sociale Zaken en Wetenschap
TACsTotal Allowable Catch
TSETransmissible Spongiform Encephalopathies
URUniversiteit en Researchcentrum
UvWUnie van Waterschappen
V&WMinisterie van Verkeer en Waterstaat
VBCVisstand Beheer Commissies
VCNStichting Voedingscentrum Nederland
VDVoedselkwaliteit en Diergezondheid
VEWINVereniging van waterbedrijen in Nederland
VIA-regelingVersterking en Innovatie Agrarisch onderwijs
VJNVoorjaars Nota
VLAGOnderzoeksschool voor Voeding, Levensmiddelen-technologie, Agrobiotechnologie en Gezondheid
VMBOVoortgezet Middelbaar Beroeps Onderwijs
VNBBLVersterking natuur- en bosbeheer bij landgoedeigenaren
VNGVereniging van Nederlandse Gemeenten
VOVoortgezet Onderwijs
VROMMinisterie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
VWA/CEVoedsel en Waren Autoriteit/Centrale eenheid
WCLWaardevolle Cultuurlandschappen
WIASWageningen Instituut voor Dierwetenschappen
WO/HBOWetenschappelijk Onderwijs/Hoger Beroeps Onderwijs
WOTWettelijke Onderzoeks Taken
WUWageningen Universiteit
WURWageningen Universiteit en Researchcentrum
ZOGTZicht op Gezonde Teelt
Licence