Aangeboden 17 mei 2006
A. | Algemeen | 4 |
1. | Voorwoord | 4 |
2. | Verzoek tot dechargeverlening | 5 |
3. | Leeswijzer | 9 |
B. | Beleidsverslag | 10 |
4. | Beleidsprioriteiten | 10 |
5. | Beleidsartikelen | 12 |
C. | Jaarrekening | 16 |
6. | Verantwoordingsstaat | 16 |
7. | Saldibalans | 17 |
D. | Bijlagen | 20 |
8. | Bijlage 1: Verdiepingsbijlage | 20 |
9. | Bijlage 2: Aanbevelingen Algemene Rekenkamer | 21 |
10. | Bijlage 3: Lijst van de belangrijke termen en hun betekenis | 22 |
Het jaarverslag van het provinciefonds over het jaar 2005 heeft als doel de koppeling tussen beleid en budget inzichtelijk te maken. Het jaarverslag in het algemeen en de derde woensdag van mei in het bijzonder geven een verdere invulling aan het belang van een transparante terugkoppeling van beleid naar de Staten-Generaal. Dit jaarverslag beoogt daarbij zo goed mogelijk invulling te geven aan het VBTB-gedachtegoed.
Wel moet worden benadrukt dat de begroting en het jaarverslag van het provinciefonds afwijken van de begroting en het jaarverslag van de departementen, doordat de ministers van BZK en van Financiën en de staatssecretaris van Financiën als beheerders van het provinciefonds een systeemverantwoordelijkheid hebben. Met de uitkering uit het provinciefonds wordt niet beoogd om specifieke beleidsdoelen te realiseren, maar om de provincies in staat te stellen hun taken goed te kunnen verrichten. De verantwoordelijkheid voor de resultaten van het gevoerde beleid met de middelen uit het fonds ligt bij de provincies. Prestatie-indicatoren hieromtrent kunnen derhalve in dit jaarverslag niet worden opgenomen. Wel wordt verantwoording afgelegd over de vraag of het fonds adequaat was van omvang en of de verdeling over de provincies goed was. Dat is immers de verantwoordelijkheid van de fondsbeheerders.
Het jaarverslag bestaat naast het op dit voorwoord volgende verzoek tot dechargeverlening en een leeswijzer uit een beleidsmatige paragraaf getiteld beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag komt terug op de in de ontwerpbegroting 2005 aangegeven beleidsprioriteiten. Als tegenpool van de in de ontwerpbegroting gebruikte w-vragen staan bij het jaarverslag de drie h-vragen centraal.
• Hebben we bereikt wat we hebben beoogd?
• Hebben we gedaan wat we daarvoor zouden doen?
• Heeft het gekost wat we dachten dat het zou kosten?
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Financiën,
2. VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING
Verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Financiën aan de Voorzitters van de Eerste Kamer en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.
Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Financiën decharge te verlenen over het in het jaar 2005 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het provinciefonds.
Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:
a. het gevoerde financieel beheer;
b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;
c. de financiële informatie in het jaarverslag;
d. de saldibalans;
e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;
van het provinciefonds. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.
Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:
a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005. Dit jaarverslag wordt separaat aangeboden;
b. de slotwet van het provinciefonds over het jaar 2005. De slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd; het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen;
c. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2005 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;
d. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2005 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2005 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2005 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001);
het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
J. W. Remkes
De Staatssecretaris van Financiën,
J. G. Wijn
De Minister van Financiën,
G. Zalm
Dechargeverlening door de Tweede Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van Tweede Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.
Dechargeverlening door de Eerste Kamer
Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van
De Voorzitter van de Eerste Kamer,
Handtekening:
Datum:
Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.
Het jaarverslag van het provinciefonds maakt onderdeel uit van de financiële verantwoording van het Rijk maar heeft daarbinnen, evenals het jaarverslag van het gemeentefonds, een eigen bijzonder karakter. Het jaarverslag van het provinciefonds kent in tegenstelling tot een departementaal jaarverslag slechts één beleidsartikel: het provinciefonds. Het beleid dat wordt gevoerd ter realisatie van de algemene beleidsdoelstelling is direct verbonden met dit ene beleidsartikel.
Dit jaarverslag zal de eerdere, op 2005 betrekking hebbende, begrotingen van het provinciefonds (de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2005, de 1e en 2e suppletore begrotingen 2005) als uitgangspunt nemen. Terugkijkend op de beleidsprioriteiten zal hierbij vooral de ontwerpbegroting 2005 van het provinciefonds van belang zijn.
Het jaarverslag is verdeeld in twee onderdelen: het beleidsverslag en de jaarrekening. Het beleidsverslag is een terugblik op het gevoerde beleid in 2005. Hierin komt de realisatie van de beleidsprioriteiten aan bod, worden de budgettaire gevolgen van het gevoerde beleid in beeld gebracht en worden er beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten getrokken.
Bovendien wordt in de paragraaf beleidsartikelen stilgestaan bij de prestatiegegevens die betrekking hebben op de beleidsdoelstellingen van het provinciefonds. Hier wordt ook de toelichting gegeven op het verschil tussen de oorspronkelijke vastgestelde begroting en realisatie.
De jaarrekening geeft het financiële beeld van het begrotingsjaar 2005 wat betreft het provinciefonds. In dit onderdeel wordt de verantwoordingsstaat en de saldibalans gepresenteerd. Ten slotte volgen er nog drie bijlagen (verdiepingsbijlage, aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer en een lijst van de belangrijkste termen en hun betekenis).
In de ontwerpbegroting 2005 van het provinciefonds is een aantal beleidsprioriteiten benoemd. In dezelfde volgorde komen deze prioriteiten in dit jaarverslag opnieuw aan de orde. Dit jaarverslag geeft aan in hoeverre het afgelopen jaar invulling is gegeven aan deze beleidsprioriteiten. Sommige van de benoemde beleidsprioriteiten vergen een meerjarige aanpak en verschijnen in de toekomst wederom op de agenda. Hier worden de vorderingen gedurende het afgelopen jaar op het gebied van deze prioriteiten beschreven. Dit hoofdstuk geeft voornamelijk een terugblik op het begrotingsjaar 2005. De voortgang van de beleidsprioriteiten, gezien naar de toekomst, komt jaarlijks in de ontwerpbegrotingen naar voren.
Onderdeel A beschrijft de realisatie van de beleidsprioriteiten in 2005. Vervolgens worden in onderdeel C de budgettaire en financiële consequenties van deze beleidsprioriteiten weergegeven. Als laatste volgt onderdeel C met de beleidsmatige conclusies ten aanzien van de besproken beleidsprioriteiten.
A. Realisatie van de beleidsprioriteiten 2005
Voor 2005 was aangegeven dat de fondsbeheerders bereid zijn om in meer structurele zin te kijken naar de normeringssystematiek. De achtergrond hiervan was het optreden van wijzigingen in gemeenteen provinciefonds in het lopende begrotingsjaar. In de bestuurlijk overleggen van 2005 is vastgesteld dat dit het best geplaatst kan worden in de evaluatie van de normeringssystematiek. Deze evaluatie is gestart in het najaar van 2005 en loopt door tot en met de eerste helft van 2006.
In het bestuurlijk overleg Financiële Verhoudingen (Bofv) van 27 oktober 2004 zijn definitieve afspraken gemaakt over de systematiek die wordt gevolgd bij uitnames uit het gemeente- of provinciefonds. Deze afspraken zijn ook onderdeel geworden van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen, die op 9 november is bekrachtigd in bestuurlijk overleg tussen de overheden. Belangrijkste onderdeel van die afspraken is dat de zogenaamde accrèsmethode zal worden gehanteerd wanneer er middelen moeten worden uitgenomen die eerder aan het fonds zijn toegevoegd, uiterlijk tien jaar geleden.
De accrèsmethode houdt in dat de oorspronkelijke toevoeging wordt genomen en die wordt vermeerderd met de jaarlijkse accressen die sinds de toevoeging van toepassing zijn geweest. Er wordt dus niet gekeken naar wat gemeenten aan de betreffende taak daadwerkelijk uitgeven. De accrèsmethode heeft het voordeel van de eenvoud en inzichtelijkheid.
Wanneer er geen sprake is van een oorspronkelijke toevoeging, dan wordt de kostenmethode gehanteerd, d.w.z dat wordt gekeken naar de kosten van gemeenten of provincies voor de desbetreffende taak.
De verbreding van het Bestuurlijk Overleg
De werking van het Bofv heeft in het bijzonder de aandacht gehad, gegeven artikel 2 van de Financiële Verhoudingswet. Het bestuurlijk overleg wordt gehouden rond het uitkomen van voorjaarsnota en de miljoenennota. De fondsbeheerders geven dan richting de medeoverheden aan wat de rekenkundige uitkomst is van de normering (groei gemeente- en provinciefonds) en welke kabinetsstandpunten zijn ingenomen met betrekking tot artikel 2-onderwerpen. De «verbreding» had betrekking op de mogelijkheid om vakministers uit te nodigen voor het bestuurlijk overleg Financiële verhouding. Zo heeft in 2005 de WMO op de agenda gestaan van het bestuurlijk overleg om de financiële uitgangspunten van dat voorstel te bespreken tussen fondsbeheerders, de staatssecretaris van VWS en de VNG.
Financieel Overzicht Provincies
In het voorjaar van 2005 heeft een berekening plaatsgevonden van het onderdeel vooruitblik van het Financieel Overzicht Provincies. Deze berekening is in de provinciefondsbegroting 2006 geactualiseerd. In aanvulling daarop geeft de BZK-publicatie De provinciale financiën 2005: Een interprovinciale vergelijking (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 C, nr. 7) inzicht in de toestand van de provinciefinanciën. De uitkomsten van die analyses geven een onverminderd positief beeld van de financiële positie van provincies.
B. Budgettaire en financiële consequenties van de beleidsprioriteiten 2005
Er hebben zich in het begrotingsjaar 2005 geen belangrijke mutaties voorgedaan die verbonden kunnen worden aan bovenstaande realisatie van beleidsprioriteiten. Wel hebben, zoals gebruikelijk, in het kader van de normeringssystematiek diverse (omvangrijke) mutaties plaatsgevonden. Het gaat daarbij om de nacalculaties 2004 en 2005 en het accres 2005.
Nacalculatie behoedzaamheidsreserve 2004
In 2005 is op grond van de uitkomst van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2004 de behoedzaamheidsreserve 2004 ter grootte van € 18 152 000 voor een beperkt deel tot uitbetaling gekomen, namelijk € 16 251 000.
In de voorschotbedragen 2005 is rekening gehouden met een accres voor 2005 van € 26 215 000 (positief). Hierop is de behoedzaamheidsreserve ter grootte van € 18 152 000 in mindering gebracht. Op grond van de uitkomst van de netto-gecorrigeerde rijksuitgaven in de Voorlopige Rekening 2005 zal van de ingehouden behoedzaamheidsreserve 2005 in 2006 € 8 293 000 tot uitbetaling komen.
C. Beleidsmatige conclusies ten aanzien van de beleidsprioriteiten
Wij stellen vast dat de ontwikkeling van de omvang van het provinciefonds in het jaar 2005 voor de provincies afdoende is geweest om ten volle aan hun maatschappelijke taken te werken. Hieruit kan worden afgeleid dat de normeringssystematiek van het provinciefonds voldoet.
1. Algemene beleidsdoelstelling
De provinciefondsbegroting kent één artikel: het beleidsartikel «provinciefonds». Dit beleidsartikel kent een samengestelde beleidsdoelstelling, te weten:
1. Het nastreven van een adequate omvang van het provinciefonds.
2. Het nastreven van een adequate verdeling van de middelen over de provincies.
Deze samengestelde algemene beleidsdoelstelling verwoordt de systeemverantwoordelijkheid van de fondsbeheerders voor het provinciefonds. De fondsbeheerders zijn niet verantwoordelijk voor de resultaten die provincies met hun budget uit dit fonds realiseren. Provincies zijn, met inachtneming van de wet- en regelgeving, autonoom in het voeren van hun beleid bekostigd uit het provinciefonds. Niet alleen de bestedingsrichting, ook de effectiviteit van de inzet van de middelen is een provinciale verantwoordelijkheid, waarin het college van Gedeputeerde Staten wordt gecontroleerd door Provinciale Staten.
Dat neemt niet weg dat van tijd tot tijd vragen opkomen of de provincies als collectiviteit geen andere prioriteiten zouden moeten stellen, bijvoorbeeld ter ondersteuning van de prioriteiten van het Rijk. In een dergelijk geval kunnen het Rijk en de provincies bestuurlijke afspraken maken over de accenten in de bestedingsrichting van de provincies. De desbetreffende vakministers spelen hier naast de fondsbeheerders een belangrijke rol. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor resultaten ligt bij de provincies.
2. Nader geoperationaliseerde doelstellingen
De bovengenoemde algemene hoofddoelstelling is nader uitgewerkt in onderstaande operationele doelstellingen:
1. De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.
De omvang van het provinciefonds wordt bepaald volgens een vaste normeringssystematiek. Deze houdt in dat de groei van het provinciefonds is gekoppeld aan de groei van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. Het achterliggende uitgangspunt is «samen de trap op, samen de trap af»: wanneer het Rijk meer uit kan geven, kunnen provincies dit ook, en wanneer het Rijk de broekriem moet aanhalen, dan moeten provincies dit ook.
Daarnaast vinden in de loop van een jaar diverse toevoegingen en onttrekkingen aan het provinciefonds plaats als gevolg van specifieke taakmutaties.
2. Het verdelen van de beschikbare financiële middelen over provincies zodat zij een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren.
De fondsbeheerders zijn verantwoordelijk voor een dusdanige verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies, dat de provincies een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lasten kunnen leveren. Het verdeelstelsel is daarom kostengeoriënteerd: het beoogt tegemoet te komen aan kostenverschillen tussen provincies die ontstaan door verschillen in (sociale of fysieke) structuur. Doordat het verdeelstelsel deze verschillen gladstrijkt hebben provincies een gelijke uitgangspositie. Om dit te realiseren is een systeem van verdeelmaatstaven ontwikkeld dat inspeelt op structuurverschillen tussen provincies. Wel dient dit stelsel voldoende globaal te blijven; het provinciefonds is immers geen bundeling van specifieke uitkeringen en provincies kunnen zelf bepalen aan welke voorzieningen zij hun geld bij voorkeur besteden (eigen prioriteitenstelling).
Om te kunnen bepalen of bovenstaande operationele doelstellingen in voldoende mate worden bereikt is een aantal effectindicatoren ontwikkeld. Binnen de systeemverantwoordelijkheid van de fondsbeheerders spitsen de prestatiegegevens in dit jaarverslag zich toe op de omvang en de verdeling van het provinciefonds. Daarbij sluiten de prestatiegegevens aan bij de onderverdeling in de operationele doelstellingen. De prestatiegegevens omtrent de omvang omvatten de werking van de normeringssystematiek (in hoeverre functioneert de systematiek) en het Financieel Overzicht Provincies. De prestatiegegevens aangaande de verdeling richten zich op het Periodiek OnderhoudsRapport.
1. De werking van de normeringssystematiek
Voor de beoordeling van de werking van de normeringssystematiek kan gekeken worden naar twee indicatoren: de uitkomsten van het halfjaarlijks bestuurlijk overleg en de evaluatie van de normeringssystematiek.
Wat betreft het bestuurlijk overleg: in 1995 is afgesproken om eens per half jaar bestuurlijk overleg te voeren rond de (uitkomsten van) de normering. Indien een van beide partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringssystematiek op enig moment onredelijk vindt, kunnen deze uitkomsten in het halfjaarlijkse bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld. De huidige normeringssystematiek wordt door alle partijen onderschreven. In de bestuurlijke overleggen van 2005 is wel vastgesteld dat onderwerpen als de stabiliteit van de fondsen en de informatievoorziening aan de orde gesteld kunnen worden. Deze punten zijn ondergebracht in de evaluatie van de normeringssystematiek, zoals ook aangegeven in de paragraaf «realisatie beleidsprioriteiten», die in het najaar van 2005 is gestart en zal doorlopen in de eerste helft van 2006. De conclusies en aanbevelingen van de evaluatie kunnen worden gezien als een advies aan het volgende kabinet.
2. Financieel Overzicht Provincies (F.O.P.)
Een tweede belangrijke indicatie voor de toereikendheid van de omvang van het fonds is de vraag: krijgen de provincies inderdaad voldoende middelen? Het antwoord hierop valt na te gaan met behulp van het Financieel Overzicht Provincies (F.O.P.), dat laat zien hoe de financiële ruimte van provincies zich ontwikkelt.
Het F.O.P. is een uitvloeisel van het Plan van aanpak transparantie (Plavat). Het doel van Plavat is het komen tot meer transparantie in de financiële verhouding. Het overzicht geeft (meerjarig) zowel een terugblik als een vooruitblik op de financiële situatie van de provincies. Doel van het F.O.P. is een beter gefundeerd oordeel mogelijk te maken over de rekenkundige uitkomsten van de normeringssystematiek voor het provinciefonds. Het overzicht ondersteunt het Rijk en de VNG en/of IPO bij het halfjaarlijkse overleg over de rekenkundige uitkomsten van de normering. Daarbij is het uitgangspunt dat de groei van de algemene middelen toereikend moet zijn om de voorzieningen op een voldoende niveau te handhaven, rekening houdend met prijs, volume- en taakmutaties.
De stand van de provinciefinanciën is onverminderd positief. De meest recente stand van de financiële ruimte bedraagt € 176 miljoen. Ook de BZK-publicatie De provinciale financiën 2005: Een interprovinciale vergelijking schetst een positief beeld.
1. Periodiek OnderhoudsRapport (POR)
Het provinciefonds is verdeeld in clusters. Dit zijn brede beleidsterreinen, zoals «wegen en milieu». Op het geaggregeerde niveau van deze brede beleidsterreinen wordt gevolgd of de verdeling van het provinciefonds inderdaad nog overeenkomt met de kostenontwikkeling in de provincies (zoals die zichtbaar wordt uit gemeentelijke provinciale begrotingen/rekeningen). Dit wordt onderzocht in het kader van het Periodiek Onderhoudsrapport (POR).
Uit het onderzoek over 2005 is naar voren gekomen dat de provincies feitelijk meer te besteden hebben dan waar in het verdeelmodel van wordt uitgegaan. Dit is vooral het gevolg van inkomsten uit opcenten Motorrijtuigenbelasting en inkomsten uit deelnemingen, rentenbaten en andere zogenaamde Overige Eigen Middelen.
De extra ruimte die provincies hebben slaat voornamelijk neer in uitgaven op de clusters Bestuur en Ruimte en in dotaties aan de algemene reserve.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
In onderstaande tabel worden de budgettaire gevolgen van beleid weergegeven.
Tabel 1: Budgettaire gevolgen van beleid (Bedragen in € 1000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Provinciefonds | Realisatie | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Verschil | ||||
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2005 | 2005 | |
Verplichtingen | 1 026 437 | 1 082 289 | 1 118 402 | 997 331 | 997 556 | 999 643 | – 2 087 |
Uitgaven | 1 012 795 | 1 084 244 | 1 145 231 | 982 455 | 1 004 014 | 981 492 | 22 522 |
Programmauitgaven | |||||||
1. Algemene uitkering | 905 065 | 976 514 | 1 037 501 | 874 725 | 920 470 | 897 948 | 22 522 |
2. Integratie-uitkeringen | 107 730 | 107 730 | 107 730 | 107 730 | 83 544 | 83 544 | 0 |
Ontvangsten | 1 012 795 | 1 084 244 | 1 145 231 | 982 455 | 1 004 014 | 981 492 | 22 522 |
Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting zijn de verplichtingen met € 2 087 000 neerwaarts bijgesteld. Dit bedrag is het saldo van de mutaties die bij eerste (€ 2 595 000) en tweede suppletore (€ 5 177 000) en in de slotwet (€ 9 859 000) zijn aangebracht. Bij de suppletore mutaties betreft het zes mutaties. Voor de eerste suppletore gaat het om de mutatie bijstelling accres 2005 en voor de tweede suppletore om de mutaties apparaatskosten bodemsanering, kenniscentrum verkeer en vervoer, natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet, bescherming archeologisch erfgoed (Valletta) en een technische mutatie. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2004/2005, 30 105 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2005/2006, 30 391 C, nr. 2). Bij slotwet worden de verplichtingen met € 9 859 000 bijgesteld. Dit bedrag bestaat uit de verwerking nacalculatie accressen 2005.
De uitgaven van de algemene uitkering van het provinciefonds worden ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting verhoogd met € 22 522 000 en komen daarmee in totaal op € 1 004 014 000. Het verschil van € 22 522 000 betreft de hier bovengenoemde mutaties (zie bij onderdeel verplichtingen m.u.v. slotwetmutatie) en de verrekening nacalculatie behoedzaamheidsreserve 2004. Een toelichting op deze mutaties is te vinden in de memories van toelichting van beide suppletore begrotingen (Kamerstukken II 2004/2005, 30 105 C, nr. 2 en Kamerstukken II 2005/2006, 30 391 C, nr. 2). Bij slotwet worden de uitgaven met € 1 500 000 neerwaarts bijgesteld. Dit verschil heeft volledig betrekking op de bescherming archeologisch erfgoed (Valletta). Dit komt doordat deze middelen pas na de septembercirculaire ter beschikking zijn gekomen. Het bedrag van € 1 500 000 zal bij Voorjaarsnota 2006 via het onderdeel «wijziging betalingsloop» aan de algemene uitkering worden toegevoegd. Deze mutatie bij Voorjaarsnota 2006 heeft dus nog betrekking op een nabetaling van het begrotingsjaar 2005.
De gerealiseerde uitgaven voor integratie-uitkeringen komen uit op € 83 544 000, het bedrag dat in de ontwerpbegroting werd geraamd. Integratie-uitkeringen worden toegepast indien een toevoeging ineens aan de algemene uitkering aan het provinciefonds bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De post integratie-uitkeringen bestaat in 2005 uit een tweetal uitkeringen, namelijk de integratie-uitkering rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen en de integratie-uitkering compensatie provinciale opslagen omroepbijdrage. Ten opzichte van 2004 is de integratie-uitkering Verdi (€ 3 494 000) komen te vervallen en overgeheveld naar de algemene uitkering en liggen de verplichtingen en uitgaven voor de integratie-uitkering rivierdijkversterking/hoofdwaterkeringen (€ 20 692 000) lager.
Sinds de invoering van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Ten opzichte van de oorspronkelijke vastgestelde begroting van het provinciefonds voor 2005 worden de ontvangsten ex artikel 4 van de Financiële-verhoudingswet, analoog aan de uitgaven, met € 22 522 000 verhoogt tot € 1 004 014 000.
6. VERANTWOORDINGSSTAAT VAN HET PROVINCIEFONDS 2005
Tabel 2: Verantwoordingsstaat 2005 van het provinciefonds(Bedragen in € 1000) | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Omschrijving | Oorspronkelijk vastgestelde begroting | Realisatie | Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting | ||||||
Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | Verplichtingen | Uitgaven | Ontvangsten | ||
1 | Provinciefonds | 999 643 | 981 492 | 981 492 | 997 556 | 1 004 014 | 1 004 014 | – 2 087 | 22 522 | 22 522 |
Ons bekend,
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Staatssecretaris van Financiën,
De Minister van Financiën,
7. SALDIBALANS PROVINCIEFONDS PER 31 DECEMBER 2005
Saldibalans per 31 december 2005 van het provinciefonds (bedragen in € 1 000) | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|
DEBET | CREDIT | |||||
OMSCHRIJVING | 31-12-2005 | 31-12-2004 | OMSCHRIJVING | 31-12-2005 | 31-12-2004 | |
1. Uitgaven t.l.v. de begroting 2004 | 982 455 000 | 2. Ontvangsten t.g.v. de begroting 2004 | 982 455 000 | |||
Uitgaven t.l.v. de begroting 2005 | 1 004 014 000 | Ontvangsten t.g.v. de begroting 2005 | 1 004 014 000 | |||
10. Voorschotten | 6 157 581 054 | 5 153 567 054 | 10a. Tegenrekening voorschotten | 6 157 581 054 | 5 153 567 054 | |
12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen | 9 793 000 | 16 251 000 | 12. Openstaande verplichtingen | 9 793 000 | 16 251 000 | |
Totaal | 7 171 388 054 | 6 152 273 054 | Totaal | 7 171 388 054 | 6 152 273 054 |
TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2005 VAN HET PROVINCIEFONDS
Hierna worden de saldibalansposten toegelicht. De nummering van de toelichting komt overeen met die van de saldibalansposten.
1. Uitgaven ten laste van de begroting en 2. Ontvangsten ten gunste van de begroting
Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten voor 2005 zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd (2005).
Het totaal van de uitgaven in 2005 bedraagt € 1 004 014 000 en is als volgt opgebouwd:
€ 904 219 000 (algemene uitkeringen 2005)
€ 83 544 000 (integratie-uitkeringen 2005)
€ 16 251 000 (uitkering behoedzaamheidsreserve 2004)
€ 1 004 014 000
De ontvangsten zijn ingevolge artikel 4, tweede lid van de Financiële verhoudingswet gelijk aan de uitgaven over ieder uitkeringsjaar.
Hieronder zijn de betaalde voorschotten opgenomen voor nog niet definitief vastgestelde uitkeringen aan provincies. De provincies ontvangen, als gevolg van de wet, voorschotten tot het bedrag waar ze vermoedelijk recht op hebben. Uitkeringen aan de provincies worden na afloop van het uitkeringsjaar via beschikkingen definitief vastgesteld. Op 31 december 2005 moeten de uitkeringen voor de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004 en 2005 nog via beschikkingen worden vastgesteld en zijn daarom als voorschot opgenomen. De oorzaak voor de late vaststelling voor de jaren 2000 t/m 2004 is gelegen in de vertraging bij de totstandkoming van het Tijdelijk besluit compensatie provinciale opslagen omroepbijdrage (Stb. 2004, 203). De vaststelling voor genoemde jaren zal in de eerste helft van 2000 worden geëffectueerd.
De opbouw is als volgt:
Voorschotten 1 januari 2005 | € 5 153 567 054 | |||
Beschikkingen gemaakt in 2005: | ||||
– algemene uitkering | € 0 | |||
– integratie-uitkeringen | € 0 | + | ||
€ 0 | -/- | |||
€ 5 153 567 054 | ||||
Uitgaven 2005: | ||||
– algemene uitkering 2005 | € 904 219 000 | |||
– uitkering behoedzaamheidsreserve 2004 | € 16 251 000 | |||
– integratie-uitkering 2005 | € 83 544 000 | + | ||
€ 1 004 014 000 | ||||
Voorschotten 31 december 2005 | € 6 157 581 054 |
12. Openstaande verplichtingen
Onder deze post zijn de ultimo 2005 openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de algemene uitkering uit het provinciefonds, inclusief de netto-uitkeringen over voorgaande jaren, en openstaande betalingsverplichtingen uit hoofde van de integratie-uitkeringen opgenomen.
De opbouw openstaande verplichtingen is als volgt:
Verplichtingen 1 januari 2005 | € 16 251 000 | ||
Aangegane verplichtingen in 2005: | |||
– algemene uitkering | € 905 719 000 | ||
– uitkering behoedzaamheidsreserve 2005 | € 8 293 000 | ||
– integratie-uitkeringen | € 83 544 000 | + | |
€ 997 556 000 | |||
€ 1 013 807 000 | |||
Tot betaling gekomen in 2005 | € 1 004 014 000 | ||
Negatieve bijstellingen van aangegane verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren | € 0 | + | |
€ 1 004 014 000 | |||
Openstaande verplichtingen 31 december 2005 | € 9 793 000 |
8. BIJLAGE 1: DE VERDIEPINGSBIJLAGE
Tabel 3: Budgettaire geschiedenis over het jaar 2005(Bedragen in € 1 000) | |||
---|---|---|---|
Provinciefonds | Verplichtingen | Kasuitgaven | Kasontvangsten |
Ontwerp-begroting | 999 643 | 981 492 | 981 492 |
(Kmst. II 2004/05, 29 800 C, nrs. 1 en 2) | |||
1. Vastgestelde begroting (Stb. 2005, 138) | 999 643 | 981 492 | 981 492 |
Mutaties 1e suppletore begroting (Voorjaarsnota) | |||
Ontwerp-suppl. begroting | + 2 595 | + 18 845 | + 18 845 |
(Kmst. II 2004/05, 30 105 C, nrs. 1 en 2) | |||
2. Vastgestelde mutatie 1e suppletore begroting (Stb. 2005, 120) | + 2 595 | + 18 845 | + 18 845 |
Mutaties 2e suppletore begroting (Najaarsnota) | |||
Ontwerp-suppl. begroting (Kmst. II 2005/06, 30 391 C, nrs. 1 en 2) | + 5 177 | + 5 177 | + 5 177 |
3. Vastgestelde mutatie 2e suppletore begroting (Stb. 2006, 86) | + 5 177 | + 5 177 | + 5 177 |
Mutaties slotwet | |||
Ontwerp-slotwet | – 9 859 | – 1 500 | – 1 500 |
4. Vast te stellen mutatie slotwet | – 9 859 | – 1 500 | – 1 500 |
Totaal geraamd tevens realisatie 2005 (1+2+3+4) | 997 556 | 1 004 014 | 1 004 014 |
Een uitgebreide toelichting op de bovengenoemde bedragen en mutaties is te vinden in de memorie van toelichting van de ontwerpbegroting 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 29 800 C, nr. 2 en in de memories van toelichting van de suppletore begrotingen 2005 (Kamerstukken II 2004/05, 30 105, nr. 2 en Kamerstukken II 2005/06, 30 391, nr. 2) van het provinciefonds. Een uitgebreide toelichting op de mutaties bij slotwet is opgenomen in de memorie van toelichting bij genoemde wet.
9. BIJLAGE 2: AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER
De Algemene Rekenkamer heeft onderzocht of het Jaarverslag 2004 van het Provinciefonds voldoet aan de eisen die de Comptabiliteitswet 2001 stelt. Daarnaast heeft zij het financieel beheer beoordeeld. Hieronder staan de belangrijkste conclusies en resultaten van het onderzoek beschreven.
De uitgaven van het Provinciefonds in 2004 bedragen: € 982,5 miljoen. De verplichtingen bedragen € 997,3 miljoen en de ontvangsten € 982,5 miljoen. Het Jaarverslag 2004 van het Provinciefonds voldoet aan de gestelde eisen.
Over de bedrijfsvoering geeft de Algemene Rekenkamer voor het Provinciefonds geen afzonderlijk oordeel.
De informatie over het gevoerde beleid in het Jaarverslag 2004 van het Provinciefonds is op deugdelijke manier tot stand gekomen en voldoet aan de verslaggevingeisen.
10. BIJLAGE 3: LIJST VAN DE BELANGRIJKE TERMEN EN HUN BETEKENIS
Accres | Bedrag waarmee het beschikbare bedrag van het provinciefonds jaarlijks wordt aangepast, gebaseerd op een bestuurlijk overeengekomen normeringsmethode. |
Algemene uitkering uit het gemeentefonds | Uitkering aan alle provincies die ten goede komt aan de algemene middelen. |
Behoedzaamheidsreserve | Gedeelte van de algemene uitkering (€ 18 152 000) dat niet aan de provincies wordt uitgekeerd, maar als reservering apart wordt gehouden. Eventuele fluctuaties in de hoogte van de algemene uitkering uit hoofde van de normeringsmethode worden na afloop van het begrotingsjaar verrekend met de behoedzaamheidsreserve. Een positief resultaat wordt alsnog aan de provincies overgemaakt, een negatief resultaat leidt tot een verlaging van de algemene uitkering. |
Cluster | Samenhangend geheel van beleidsterreinen uit oogpunt van kostenoriëntatie en verdeling. Aggregatieniveau voor het verdelen van middelen voor één of meer maatregelen over een uitkeringsjaar. |
Financiële-verhoudingswet | Wet waarin is vastgelegd dat er een gemeentefonds en provinciefonds is. De wet regelt daarnaast globaal de wijze van verdeling van het gemeentefonds en provinciefonds. In de wet zijn tevens regels opgenomen met betrekking tot de aanvullende uitkering. Per 1 januari 1997 is de wet voor het gemeentefonds herzien. Per 1 januari 1998 maakt de regeling voor het provinciefonds ook onderdeel uit van de Financiële-verhoudingswet. |
Financieel Overzicht Gemeenten/Provincies (F.O.G. en F.O.P.) | Jaarlijks te verschijnen overzichten die als doel hebben inzicht te verschaffen in de ontwikkeling van de financiële positie van de gemeenten respectievelijk de provincies. |
Integratie-uitkering uit het provinciefonds | Uitkering die wordt toegepast als overheveling van een specifieke uitkering of eigen middelen naar de algemene uitkering bezwaarlijk is vanwege de omvang van de herverdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang naar de algemene uitkering. |
IPO | Interprovinciaal Overleg, landelijk samenwerkingsverband van alle Nederlandse provincies. |
Netto gecorrigeerde rijksuitgaven | Grondslag voor de berekening van het accres van het provincie- en gemeentefonds. De nettorijksuitgaven zijn de brutorijksuitgaven minus de niet-belastingontvangsten van het Rijk. Correcties hierop vormen onder meer de uitgaven voor ontwikkelingssamenwerking, de Europese Unie en het gemeente- en het provinciefonds. |
Normeringsmethode | Bepaling van het accres van het provincie- en gemeentefonds op basis van een norm. De norm is de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De methode is sinds 1995 van toepassing. |
Periodieke OnderhoudsRapport (POR) | Jaarlijkse rapportage aan de Staten-Generaal over de staat van de verdeelmaatstaven van het provinciefonds. Wanneer de bestaande verdeling niet meer voldoet aan de kostenstructuren bij de provincies, dan wordt gerapporteerd hoe de verdeling kan worden aangepast, c.q. welke onderzoeken op dat gebied lopen. |
Raad voor de financiële verhoudingen (Rfv) | Adviesorgaan op het terrein van de gemeentelijke en provinciale financiën. |
Uitkeringsjaar | Het kalenderjaar waarover het recht op uitkering ontstaat. |
Verdeelmaatstaf | Maatstaf ter verdeling van de algemene uitkering die verband houdt met de gemeentelijke behoefte aan algemene middelen. Er zijn thans (2005/2006) circa 11 verdeelmaatstaven. |
VNG | Vereniging van Nederlandse Gemeenten, landelijk samenwerkingsverband van alle Nederlandse gemeenten. |