Base description which applies to whole site

nr. 1JAARVERSLAG VAN HET MINISTERIE VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES (VII)

Aangeboden 16 mei 2007

Gerealiseerde uitgaven naar beleidsterrein (in mln. €)

kst-31031-VII-1-1.gif

Gerealiseerde Ontvangsten per beleidsterrein (in mln. €)

kst-31031-VII-1-2.gif

INHOUDSOPGAVE blz.

A.Algemeen6
 Verzoek tot dechargeverlening6
 Leeswijzer11
   
B.Beleidsverslag13
1.Beleidsprioriteiten13
2.Beleidsartikelen24
 Veiligheid 
 • 5 Nationale Veiligheid24
 • 2 Politie28
 • 15 Crises- en rampenbeheersing36
 • 16 Brandweer en GHOR44
 • 4 Partners in veiligheid52
 • 14 Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid59
 Bestuur en Democratie 
 • 1 Grondwet en Democratie64
 • 6 Functioneren Openbaar Bestuur70
 • 9 Grotestedenbeleid78
 Kwaliteit Openbare Sector 
 • 7 Informatiebeleid Openbare Sector82
 • 10 Arbeidszaken overheid92
 • 11 Kwaliteit Rijksdienst99
3.Niet-beleidsartikelen108
 • 12 Algemeen108
 • 13 Nominaal en Onvoorzien110
4.Bedrijfsvoeringsparagraaf111
   
C.Jaarrekening114
1.De verantwoordingsstaat114
2.De saldibalans116
3.Baten-lastendiensten 
 • Baten-lastendienst ITO128
 • Baten-lastendienst CAS129
 • Baten-lastendienst P-DIREKT133
 • Baten-lastendienst BPR139
 • Baten-lastendienst KLPD143
4.Personele Topinkomens147
   
D.Bijlagen150
1.ECO-GSB150
2.Burgemeestersbenoemingen157
3.Toezichtsrelaties en ZBO’s/RTW’s158
4.Aanbevelingen Algemene Rekenkamer159
5.Afkortingenlijst en Trefwoordenregister161

A. ALGEMEEN

VERZOEK TOT DECHARGEVERLENING

Aanbieding van het jaarverslag en verzoek tot dechargeverlening van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer van de Staten-Generaal.

Hierbij bied ik, mede namens de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het departementale jaarverslag over het jaar 2006 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelasties aan.

Onder verwijzing naar de artikelen 63 en 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verzoek ik de beide Kamers van de Staten-Generaal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties decharge te verlenen over het in het jaar 2006 gevoerde financiële beheer met betrekking tot de uitvoering van de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Ten behoeve van de oordeelsvorming van de Staten-Generaal over dit verzoek tot dechargeverlening is door de Algemene Rekenkamer als externe controleur op grond van artikel 82 van de Comptabiliteitswet 2001 een rapport opgesteld van haar bevindingen en haar oordeel met betrekking tot:

a. het gevoerde financieel en materieelbeheer;

b. de ten behoeve van dat beheer bijgehouden administraties;

c. de financiële informatie in de jaarverslagen en jaarrekeningen;

d. de departementale saldibalansen;

e. de totstandkoming van de informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

f. de in het jaarverslag opgenomen informatie over het gevoerde beleid en de bedrijfsvoering;

van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Dit rapport wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aan de Staten-Generaal aangeboden.

Bij het besluit tot dechargeverlening dienen, naast het onderhavige jaarverslag en het hierboven genoemde rapport van de Algemene Rekenkamer, de volgende, wettelijk voorgeschreven, stukken te worden betrokken:

a. het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006; dit jaarverslag wordt separaat aangeboden.

b. de slotwet van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over het jaar 2006; de slotwet is als afzonderlijk kamerstuk gepubliceerd;

c. het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de betrokken slotwet is aangenomen.

d. het rapport van de Algemene Rekenkamer over het jaar 2006 met betrekking tot de onderzoeken, bedoeld in artikel 83 van de Comptabiliteitswet 2001. Dit rapport, dat betrekking heeft op het onderzoek van de centrale administratie van ’s Rijks schatkist en van het Financieel jaarverslag van het Rijk, wordt separaat door de Algemene Rekenkamer aangeboden;

e. de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer met betrekking tot de in het Financieel jaarverslag van het Rijk over 2006 opgenomen rekening van uitgaven en ontvangsten van het Rijk over 2006 alsmede met betrekking tot de Saldibalans van het Rijk over 2006 (de verklaring van goedkeuring, bedoeld in artikel 83, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001); het besluit tot dechargeverlening kan niet worden genomen, voordat de verklaring van goedkeuring van de Algemene Rekenkamer is ontvangen.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

dr. G. ter Horst

Dechargeverlening door de Tweede Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal dat de Tweede Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van Tweede Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, tweede lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, ter behandeling doorgezonden aan de voorzitter van de Eerste Kamer.

Dechargeverlening door de Eerste Kamer

Onder verwijzing naar artikel 64 van de Comptabiliteitswet 2001 verklaart de voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal dat de Eerste Kamer aan het hiervoor gedane verzoek tot dechargeverlening tegemoet is gekomen door een daartoe strekkend besluit, genomen in de vergadering van

De Voorzitter van de Eerste Kamer,

Handtekening:

Datum:

Op grond van artikel 64, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 wordt dit originele exemplaar van het onderhavige jaarverslag, na ondertekening van de hierboven opgenomen verklaring, doorgezonden aan de Minister van Financiën.

LEESWIJZER

Opbouw Jaarverslag 2006

De begroting van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) kent een inmiddels vertrouwde opbouw. Het jaarverslag 2006 volgt de opbouw van de begroting 2006. Voor het eerst is het opnemen van het «voorwoord» geschrapt in het jaarverslag. Hiervoor in de plaats is een aanvulling gekomen op de dechargeverlening. Het jaarverslag voor 2006 bestaat uit vier delen:

A. Een algemeen deel met de dechargeverlening;

B. het beleidsverslag 2006 over de prioriteiten en de (beleidsartikelen);

C. de jaarrekening 2006 en

D. de bijlagen.

Het beleidsverslag 2006

In het beleidsverslag 2006 wordt teruggekeken op de resultaten uit 2006. Het verslag kent de volgende vier onderdelen; het verslag over de beleidsprioriteiten 2006, de beleidsartikelen, de niet-beleidsartikelen en de bedrijfsvoeringparagraaf.

In de paragraaf «beleidsprioriteiten 2006» wordt op hoofdlijnen verantwoording afgelegd over het beleid van het afgelopen jaar. Hierin kunt u lezen welke resultaten zijn behaald bij de gemaakte beleidsafspraken (de prioriteiten) voor 2006 op het terrein van Veiligheid, Bestuurlijke Vernieuwing en Verbetering Kwaliteit Openbare Sector. Ook wordt ingegaan op een aantal urgente onderwerpen die in 2006 specifieke aandacht hebben gekregen.

In de paragraaf «de beleidsartikelen» wordt meer in detail ingegaan op de verantwoording over de verschillende onderwerpen. Deze paragraaf kent per beleidsartikel de volgende, gewijzigde, opzet.

§ 1 Algemene beleidsdoelstelling, doelbereiking en maatschappelijke effecten

§ 2 Succesfactoren

§ 3 Budgettaire gevolgen van beleid

§ 4 Operationele doelstellingen

§ 5 Overzicht afgerond onderzoek.

In § 4 Budgettaire gevolgen van beleid wordt de realisatie 2006 afgezet tegen de oorspronkelijk vastgestelde begroting 2006 en worden opmerkelijke verschillen toegelicht.

In § 5 Operationele doelstellingen wordt per operationele doelstelling nader ingegaan op de behaalde resultaten in 2006. Hierbij wordt aandacht besteed aan de gerealiseerde instrumenten/activiteiten en prestatie-indicatoren. De opmerkelijkste resultaten en verschillen worden per operationele doelstellingen nader toegelicht.

Het jaarverslag Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties 2006 bevat ook een bedrijfsvoeringparagraaf. Hierin wordt verslag gedaan over de bedrijfsvoering specifiek betreffende hoofdstuk VII van de Rijksbegroting.

De jaarrekening 2006

In de jaarrekening treft u de (samenvattende) verantwoordingsstaten voor de begroting BZK en de vijf baten-lastendiensten en de saldibalans met toelichting. De Slotwet wordt als een apart kamerstuk gepubliceerd. In de jaarrekening is de financiële verantwoording van de vijf baten-lastendiensten opgenomen. Beleidsmatig vallen de baten-lastendiensten onder de operationele doelstellingen van de verschillende begrotingsartikelen (KLPD op artikel 2.3, ITO op artikel 4.3, CAS op artikel 7.3, BPR op artikel 7.4 en P-direkt op artikel 11.6). In de jaarrekening wordt voor deze diensten middels een balans, een staat van baten en lasten en een kasstroomoverzicht financieel verantwoording afgelegd over 2006. En worden de bijzonderheden ten aanzien van de bedrijfsvoering, de ontwikkeling van het vermogen, de liquiditeit en de exploitatie, bondig toegelicht.

De bijlagen

Als bijlagen bij het jaarverslag treft u een overzicht van de stand van zaken betreffende de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer uit voorgaande verslagjaren en het extra-comptabel overzicht Grotestedenbeleid. Voor de toegankelijkheid van het jaarverslag zijn ook een overzicht van afkortingen en een trefwoordenregister opgenomen.

B BELEIDSVERSLAG

B. 1. BELEIDSPRIORITEITEN 2006

1. Inleiding

Het jaar 2006 kenmerkt zich economisch gezien door een voorspoedig herstel. Dat biedt ruimte voor realisatie van de laatste fase waarin de uitvoering van het kabinetsbeleid zich bevindt. De vier speerpunten uit de hervormingsagenda van het vorige kabinet, een sterke economie, een slagvaardige overheid, een levende democratie en een veilige samenleving varen wel bij dit economische herstel, maar vragen tegelijkertijd om gerichte uitvoering vanuit de ministeries.

De bewindslieden van BZK, verantwoordelijk voor veiligheid, democratie, een integer en beter presterende overheid, grondrechten en burgerschap leunen in 2006 niet achterover en ontplooien talrijke beleidsinitiatieven om bij te dragen aan het kabinetsbeleid.

Het maken van plannen is echter slechts een eerste stap, het gaat om de uitvoering daarvan en de resultaten die dit oplevert. In dit verslag wordt aangegeven welke concrete acties BZK heeft ondernomen en welke resultaten dit heeft opgeleverd ter realisering van de speerpunten uit de beleidsagenda 2006.

Nederlanders zijn kritisch ten opzichte van de regering en de volksvertegenwoordiging omdat ze een nadrukkelijke rol voor de overheid zien. Deze nadrukkelijke rol heeft zich voor BZK in 2006 vertaald in een drietal speerpunten, te weten:

1. Een veiliger Nederland

2. Democratische Vernieuwing

3. Minder regels, meer kwaliteit door elektronische overheidsdienstverlening.

De Veiligheidsmonitor 2006 laat een verdere dalende trend zien als het gaat om aantallen slachtoffers van gewelds- en vermogensdelicten. Tegelijkertijd zakt het percentage burgers dat aangeeft zich wel eens onveilig te voelen van een derde in 2002 tot minder dan een kwart in 2006. Bovenal is de burger positiever over de prestaties van de politie.

Met het uitbrengen van het advies van de Commissie Versterking Randstad (Commissie-Kok) is een basis gelegd om, in samenspraak met betrokken provincies en gemeenten, door te pakken op de problematiek van bestuurlijke drukte in de Randstad.

Een overheid die kwaliteit biedt en op een efficiënte manier werkt, levert eveneens een bijdrage aan een sterke economie. Eind 2006 liggen de ambities met betrekking tot de beperking van de administratieve lastendruk voor burgers op schema. Met een reductie van de administratieve lasten van 7% in tijd en 16% in kosten wordt afgestevend op de rijksbrede doelstelling om uiterlijk in 2007 de totale administratieve lasten voor burgers met een kwart te verminderen ten opzichte van 2003.

Mede dankzij de gemaakte politieke keuzes is er vooruitgang geboekt op de drie grote speerpunten. Op de langere termijn blijven de uitdagingen rondom veiligheid, openbaar bestuur en democratie en een slagvaardige overheid nog steeds aanzienlijk.

2. Een veiliger Nederland

Eén van de speerpunten van het kabinetsbeleid is het bereiken van een veilige samenleving. Enkele gerealiseerde mijlpalen in 2006 zijn:

• in de 50 wijken1 waar de veiligheid wordt gemeten is het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt, met 20 procent afgenomen in de periode 2002–2006;

• het actieprogramma «Geweld tegen werknemers met publieke taak» is gestart. Uitgangspunt van dit programma is dat de werknemers het publiek met respect behandelen, maar dan ook evenveel respect terug verwachten;

• het Nederlandse paspoort en de identiteitskaart bevatten inmiddels een chip met een gezichtsopname en persoonsgegevens en voldoen hiermee aan de Europese norm;

• er is een betere samenwerking en informatie-uitwisseling op het gebied van terrorismebestrijding tussen de AIVD, KLPD en regiokorpsen met de veiligheidspartners gerealiseerd;

• de Dienst Speciale Interventies (DSI) is opgericht. Deze dienst kan snel worden ingezet bij antiterreuracties of bij acties tegen grof geweld van zware criminelen.

Het veiligheidsbeleid richt zich in 2006 vooral op de volgende hoofdthema’s:

a. Bestrijding van overlast en verloedering

b. Crisisbeheersing en terrorismebestrijding

c. Aanpassingen van het politiebestel en vormgeving veiligheidsregio’s

Hieronder worden de bereikte resultaten op deze thema’s toegelicht.

a) Bestrijding van overlast en verloedering

Veiligheidsprogramma

De doelstelling van het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving» is een vermindering van criminaliteit en overlast in het publieke domein met 20 tot 25% ten opzichte van 2002, te realiseren in de periode 2008–2010. De achtste voortgangsrapportage over het Veiligheidsprogramma (TK 2006–2007, 28 684, nr. 92) laat zien dat het Veiligheidsprogramma werkt: vermogens- en geweldscriminaliteit zijn met circa 10% gedaald in de periode 2002–2005. Uit de Veiligheidsmonitor Rijk (VMR) 2007 blijkt dat deze dalende trend zich ook in de periode 2005–2007 voortzet. De criminaliteit is verder afgenomen met 4,2%. Het percentage burgers dat zich wel eens onveilig voelt gedaald van 30,8 naar 21,8 procent.

De landelijk beoogde vermindering van criminaliteit en overlast met 20 tot 25% is al in 2006 zichtbaar geworden in de 50 meetwijken in de G31-steden. Ook de gevoelens van onveiligheid zijn hier significant gedaald. Uit metingen in 18 wijken in 9 steden is er bij alle indicatoren sprake van een verbetering ten opzichte van de nulmeting2. In deze wijken woont 56% van het totale aantal inwoners van de 50 meetwijken.

De afgelopen jaren is veel energie gestoken in het verbeteren van de sociale veiligheid. Het «gat in de handhaving» is grotendeels gerepareerd door investeringen in politie, het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de sanctiecapaciteit. Daarnaast is de sociale veiligheid vergroot door bijvoorbeeld een gerichte aanpak van veelplegers en risicojeugd.

In mei 2006 heeft het kabinet een vooruitblik op het nieuwe Veiligheidsprogramma aan de Tweede Kamer gezonden. Naast blijvende aandacht voor het strafrechtelijke optreden,

– is het nodig dat er meer nadruk wordt gelegd op preventie van criminaliteit en overlast,

– is een bredere aanpak van veiligheid vereist, met name in andere beleidsterreinen en bij lokale en private partijen. De inzet van politie en justitie moet hierop aansluiten.

Behalve dat er een verdiepingsslag is gemaakt ten aanzien van de huidige thema’s is aan het Veiligheidsprogramma een aantal nieuwe onderwerpen toegevoegd. Denk hierbij aan de aanpak van cybercrime en financieel-economische criminaliteit en aan het beter gebruiken van technologische ontwikkelingen.

Lokale aanpak en bijspringen Rijk

Gemeenten scherpen in 2006 hun regierol in de integrale veiligheidsaanpak aan. Meer gemeentebesturen werken beter samen met het lokale bedrijfsleven, woningbouwverenigingen en zorg- en welzijnsinstellingen. Zo is er in 2006 een aantal regionale initiatieven in de regio’s Zwolle, Ede en Hoorn van de grond gekomen, mede ondersteund door het Rijk, om schaalvoordelen bij het aanpakken van veiligheidsproblemen te bereiken. Het Project Veilige Gemeenten heeft het afgelopen jaar diverse praktische instrumenten, zoals de handreiking Kernbeleid Veiligheid, opgeleverd. Gemeenten kunnen deze instrumenten gebruiken bij de ontwikkeling en uitvoering van hun integraal veiligheidsbeleid op lokaal en regionaal niveau.

De AIVD heeft de aanbevelingen van de werkgroep gegevensverstrekking lokaal bestuur uitgevoerd. Hiertoe is gericht kennis vanuit AIVD-onderzoeken overgedragen aan lokale bestuurders wanneer dit voor de handhaving van de openbare orde relevant kon zijn. Lokale bestuurders kunnen hun taak beter uitvoeren op basis van deze informatie.

b) Crisisbeheersing en terrorismebestrijding

De uitvoering van het beleidsplan Crisisbeheersing is ook in 2006 doorgezet. Het kabinet heeft de civiel-militaire samenwerking op het terrein van nationale veiligheid geïntensiveerd. Uitgangspunt is dat de mogelijke aard, omvang en gevolgen van rampen en crises een structurele rol van de krijgsmacht vergen. De gegarandeerde ondersteuning van de krijgsmacht neemt toe van 3000 naar 4600 militairen. De gegarandeerde bijdrage van de krijgsmacht aan veiligheid binnen de landsgrenzen bedraagt circa 25% van het totale aantal militairen. Hiertoe is de defensiebegroting structureel verhoogd.

Op het gebied van de vitale infrastructuur heeft de regering uit het Fonds Economische Structuurversterking € 30 miljoen ter beschikking gesteld ter bescherming van de vitale infrastructuur. Hiervan is € 5 miljoen beschikbaar voor een tweejarig pilot waarin het nationale adviescentrum vitale infrastructuur wordt opgericht.

De dreiging van een terroristische aanslag is door radicalisering en risicovolle internationale ontwikkelingen in 2006 nog steeds op het niveau «substantieel«. De bestrijding van terrorisme is en blijft een topprioriteit voor het kabinet. Oefenen op de bestrijding van een mogelijke terreuraanslag is daarbij essentieel. Daarom is in mei 2006 een interdepartementale oefening terrorismebestrijding gehouden. Het doel om gerichte ervaring op te doen met besluitvormingsprocessen en informatie-uitwisseling op ambtelijk en politiek niveau is in deze complexe setting bereikt.

Tevens is er geoefend op het gebied van crisisbeheersing. In april vindt een grootschalige mulitidisciplinaire oefening «Veilige Haven» plaats in de regio Rotterdam-Rijnmond. Doel van deze oefening is het technisch beproeven van het nieuwe digitale communicatienetwerk C2000 onder zware, complexe en realistische omstandigheden.

Naar aanleiding van de brand in het cellencomplex Schiphol-Oost is onderzoek verricht naar de oorzaak, de bestrijding en de hulpverlening. Op grond van een van de aanbevelingen uit het onderzoek is het «Actieprogramma Brandveiligheid» gestart.

Samenwerking van AIVD, KLPD en regiokorpsen met veiligheidspartners op rijks- en regioniveau

In 2006 is verder gewerkt aan de implementatie van de uitkomsten van het project Keten en Kwaliteit AIVD-RID-politie dat in december 2005 werd afgerond. Dit heeft geleid tot een verbetering van de werkprocessen. De samenwerking en de informatie-uitwisseling tussen de AIVD, het Korps Landelijke Politiediensten (KLPD), de regiokorpsen, het Openbaar Ministerie (OM), de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) is in 2006 verder geïntensiveerd. De FIOD/ECD maakt sinds 2006 ook deel uit van de Contra-terrorisme-infobox (CT-infobox).

Door de aanvaarding van het wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden tot opsporing en vervolging van terroristische misdrijven in november 2006 hebben politie en justitie per 1 februari 2007 meer opsporings- en vervolgingsmogelijkheden gekregen.

Verder heeft de AIVD het afgelopen jaar een substantiële bijdrage geleverd aan het beleid van verschillende ministeries, de NCTb evenals de lokale overheden op het gebied van terrorismebestrijding en de aanpak van radicalisering.

Aanpak radicalisering

In 2006 heeft de nadruk gelegen op verbreding van de aanpak van polarisatie en radicalisering. In expertmeetings zijn gemeenten geïnformeerd over het herkennen van signalen van rechts- of moslimradicalisme en het begeleiden en inzetten van eerstelijnswerkers. Daarnaast heeft het Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement een uitgebreide en praktische handreiking opgesteld voor gemeenten, die in het voorjaar van 2007 wordt gepubliceerd. Ook is in samenwerking met het ministerie van Justitie en de NCTb een onderzoek gestart naar mogelijke de-radicalisering. Interdepartementaal, maar ook met gemeenten en professionals, zijn afspraken gemaakt om de samenwerking te intensiveren.

Internationale samenwerking

Nederland heeft op 26 augustus 2006 de nieuwe generatie elektronische reisdocumenten ingevoerd. Het paspoort en de Nederlandse identiteitskaart bevatten sinds die datum een chip met daarin de gezichtsopname en de persoonsgegevens die ook op het reisdocument staan. Hiermee voldoen de Nederlandse reisdocumenten volledig aan de verordening van de Europese Unie (EG 2252/04). De Europese Commissie heeft in juni 2006 in een beschikking de technische eisen voor de invoering van vingerafdrukken vastgesteld, daarmee is tevens vastgelegd dat vóór 28 juni 2009 de reisdocumenten van de deelnemende EU-lidstaten vingerafdrukken moeten gaan bevatten.

Daarnaast heeft de AIVD in 2006 wederom intensief samengewerkt met een groot aantal buitenlandse collega-diensten, zowel bilateraal als multilateraal.

c) Aanpassingen van het politiebestel en het wetsvoorstel veiligheidsregio’s

Het vorige kabinet heeft op basis van de evaluatie van de politieorganisatie besloten dat herziening van de politieorganisatie noodzakelijk is. Het kabinetsstandpunt is vertaald naar een nieuwe politiewet. Het wetsvoorstel Politiewet 200X (TK 2006–2007, 30 880, nrs. 1 t/m 5) is op 21 november 2006 aan de Tweede Kamer gezonden.

Het wetsvoorstel «Versterking van rijksbevoegdheden ten aanzien van de politie» ligt op ter behandeling in de Eerste Kamer. Het wetsvoorstel beoogt onder meer de ministers van een beter instrumentarium te voorzien om vooraf sturing te kunnen geven aan het beheer en de taakuitvoering van de politie.

Het wetsvoorstel Veiligheidsregio’s is voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het wetsvoorstel heeft als centraal doel het verbeteren van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. De bestuurlijke en operationele slagkracht van partijen die betrokken zijn bij een rampenbestrijding en crisisbeheersing kan hierdoor verbeterd worden.

3. Democratische vernieuwing

In 2006 is voortvarend gewerkt aan versterking van de democratie op landelijk en lokaal niveau. Hoewel de democratische vernieuwingsagenda door de kabinetswisseling medio 2006 andere accenten heeft gekregen, is de achterliggende gedachte onveranderd. De bedoeling is immers om het vertrouwen van de burgers in de overheid en in de politiek te herwinnen. In het licht van democratie, bestuur en democratische vernieuwing kunnen voor 2006 de volgende acties en resultaten worden genoemd:

• het Burgerforum kiesstelsel heeft zijn advies «Met één stem meer keus» aangeboden aan het kabinet;

• de Nationale Conventie heeft haar aanbevelingen «Hart voor de zaak» eveneens aangeboden aan het kabinet;

• de stimuleringsregeling burgemeestersreferendum is opgesteld;

• het kabinetsstandpunt «Nederland in Europa – Europa in Nederland» over het vraagstuk van de invloed van de Europese integratie op de Nederlandse staatsinstellingen, is verzonden aan de Tweede Kamer;

• onderzoek naar versterking rol Minister President uitgevoerd (zie bijlage ontwerpbegroting 2007 van het ministerie van Algemene Zaken);

• het rapport van de Commissie Versterking Randstad (Commissie-Kok) is afgerond;

• het instellen van de adviescommissie inrichting verkiezingsproces (Commissie-Korthals Altes)

Versterking democratie op landelijk niveau

Het Burgerforum Kiesstelsel, waarvoor grote belangstelling is gebleken, is begin 2006 ingesteld. Het Burgerforum krijgt als opdracht advies uit te brengen over het in zijn ogen meest geschikte kiesstelsel voor de Tweede Kamer. Het belangrijkste advies uit het eindrapport is om in het huidige stelsel van evenredige vertegenwoordiging, een nieuw element in te voeren waarbij de kiezer één stem uitbrengt op ofwel de partij van zijn keuze, ofwel een kandidaat van zijn keuze.

De Nationale Conventie heeft de opdracht voorstellen te doen voor de inrichting van het nationaal politieke bestel. Voorstellen die kunnen bijdragen aan herstel van vertrouwen tussen burger en politiek en mede ten grondslag kunnen liggen aan de constitutie voor de 21ste eeuw. Via de Nationale Conventie is een basis gelegd voor een breder debat over de inrichting van het staatsbestel. In haar rapport komt de Conventie tot een groot aantal concrete aanbevelingen, onderverdeeld naar de onderwerpen Ruimte voor een actieve samenleving, Versterking van de representatieve democratie, Betekenis van de Grondwet in de samenleving en Europa in Nederland.

Op 22 november 2006 hebben de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen plaatsgevonden. Deze verkiezingen zijn ordentelijk en betrouwbaar verlopen. In de aanloop naar deze verkiezingen, maar ook in aanloop naar de Provinciale Statenverkiezingen, is de nodige discussie gevoerd over de vraag of de stemmachines betrouwbaar zijn. Deze discussie is en blijft belangrijk omdat het belang van betrouwbare verkiezingen essentieel is voor een democratische rechtstaat. In dat kader zijn een aantal maatregelen getroffen om de beveiliging van de stemmachines te versterken. Deze maatregelen hebben de instemming gekregen van de Tweede Kamer. Voor de toekomst is een commissie van deskundigen ingesteld die tot taak heeft in brede zin te adviseren over de inrichting van het verkiezingsproces en de plaats daarin van elektronisch stemmen.

Extra slagkracht door verminderen van bestuurlijke drukte

In 2006 is op verschillende manieren gewerkt aan het verminderen van de bestuurlijke drukte in Nederland. In de eerste plaats is dit gebeurd door de quick scan die de door de departementen is uitgevoerd. Daarbij is voor een casusgerichte aanpak gekozen. Over de resultaten van deze quick scan is de Tweede Kamer geïnformeerd via de brief van 31 mei 2006 (Kamerstukken II, 29 362, nr. 95). Hiermee samenhangend zijn tijdens diverse bijeenkomsten standpunten uitgewisseld met andere departementen over dit onderwerp en de betreffende casussen. Hieruit zijn concrete aanbevelingen gekomen die door de betrokken departementen zijn opgepakt. Tot slot is de IOS-toets (de toets op inhoud, organisatie en sturing) verder uitgewerkt door een integraal toetsingskader te ontwikkelen voor bestuurlijke en financiële arrangementen. De IOS-toets wordt inmiddels toegepast op elk voorstel dat in de ministerraad wordt behandeld.

Middenbestuur

Mede als gevolg van het door de Holland Acht gepubliceerde manifest «Slagvaardig bestuur voor de Randstad» is in oktober 2006 het verkennende rapport «De toekomst van het decentrale bestuur, het decentrale bestuur van de toekomst» verschenen. Aan de hand van een discussienotitie is uitvoerig gesproken met decentrale bestuurders en politici, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de wetenschap. Naast de rol van het middenbestuur, de bestuurskracht van gemeenten, de WGR-plus constructies en de Randstad is daarbij ook het herindelingbeleid, in het kader van de schaaldiscussie, aan de orde gekomen. In september is – in het verlengde van voornoemde rapporten «Slagvaardig bestuur voor de Randstad» en «De toekomst van het decentrale bestuur, het decentrale bestuur van de toekomst» – de Commissie Kok ingesteld. Deze commissie Versterking Randstad heeft begin 2007 haar advies gepresenteerd over de bestuurlijke organisatie van de Randstad.

Intergemeentelijke samenwerking is ook op andere manieren onderwerp van gesprek geweest. Een sprekend voorbeeld hiervan is de voorbereiding van een wetsvoorstel waarin de WGR wordt aangepast aan de gemeentelijke en provinciale dualisering.

Lokaal bestuur

Ultimo 2006 is het voorstel tot wijziging van de Grondwet om directe verkiezing van de burgemeester in te voeren nog aanhangig bij de Tweede Kamer. Om gemeenten te stimuleren en te faciliteren tot het houden van een burgemeestersreferendum is in 2006 het Tijdelijk besluit bijdrage burgemeestersreferendum vastgesteld. Ook is er een Handreiking raadplegend burgemeestersreferendum samengesteld als praktisch handvat voor gemeenten bij de organisatie en uitvoering van het referendum. Gemeente Utrecht heeft aangegeven van de bijdrageregeling gebruik te willen maken en zal in 2007 een burgemeestersreferendum organiseren. Eind 2006 is het tweedelezingsvoorstel tot grondwetswijziging in verband met de deconstitutionalisering van het voorzitterschap van raad en staten nog aanhangig bij de Raad van State. Een aantal herindelingen is in 2006 voorbereid (Zuid-Holland, Noord-Holland, Midden Limburg), die op 1 januari 2007 hun beslag hebben gekregen. In 2006 is voorts de eerste in een reeks van tweejaarlijkse Trendnota’s verschenen. Het rapport «Staat van het bestuur» houdt een vinger aan de pols van het lokaal bestuur door relevante ontwikkelingen systematisch te volgen. Dergelijke gegevens zijn belangrijk voor de onderbouwing van beleidsvorming en vormen een nuttige bron van informatie over de situatie van het lokaal bestuur. Tenslotte is, gezamenlijk met de VNG, het Actieprogramma Lokaal Bestuur ontwikkeld. Dit programma beoogt onder meer een extra impuls te geven aan de kwaliteit van de lokale bestuurders en volksvertegenwoordigers bij het vervullen van hun rol en het vormgeven van hun relatie met het ambtelijk apparaat.

Grotestedenbeleid

BZK heeft de steden die meedoen aan het grotestedenbeleid in 2006 ondersteund en gefaciliteerd bij de uitvoering van de convenanten, zodat zij zich tot daadwerkelijk krachtige steden kunnen ontwikkelen. Aan het tot stand komen van krachtige buurten is een impuls gegeven met de projecten Nieuwe Coalities voor de Wijk en Sociale Herovering. Dit als vervolg op het WRR-advies «Vertrouwen in de buurt» en het kabinetsstandpunt «De krachtige buurt». In 2006 is de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) in werking getreden, gericht op meer doorzettingsmacht voor steden en is het aantal GSB-steden is met de toetreding van Sittard-Geleen tot 31 uitgebreid. Medio 2006 is het jaarverslag van de Europese programma’s voor de steden (Urban 2 en Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden) over 2005 gepresenteerd. Uit dit jaarverslag blijken positieve sociaal-economische effecten voor de wijken waarin projecten uit Structuurfondsen worden gefinancierd. Tot slot is in 2006 de discussienota «Steden van morgen, keuzes voor vandaag» opgesteld. Deze nota schetst de beleidsagenda en geeft drie opties voor het stedelijk beleid na 2009.

4. Minder regels, meer kwaliteit door elektronische overheidsdienstverlening

Een slagvaardige overheid handelt waar nodig en laat los waar mogelijk. Onder dit moment is ook in 2006 verder gewerkt aan een effectieve en transparante overheid die de burger zo min mogelijk administratieve lasten oplegt. Enkele behaalde resultaten zijn:

• de administratieve lasten voor burgers zijn in 2006 met 7% in tijd en met 16% in kosten verder afgenomen;

• 60% van de publieke dienstverlening verloopt langs elektronische weg;

• overheidsinformatie is beter vindbaar omdat in 2006 een zoekmachine in gebruik is genomen.

• het overheidsportaalwww.overheid.nl is ingrijpend vernieuwd;

• het rijk heeft een Verklaring getekend met gemeenten provincies en waterschappen over het invoeren van ontwikkelde basisvoorzieningen.

Publieke dienstverlening langs elektronische overheid

Het streven om in 2006 60% van de publieke dienstverlening langs elektronische weg te laten verlopen is gerealiseerd. Denk hierbij aan de toegenomen mogelijkheden van elektronisch doorgeven van verhuizingen en het aanvragen van een uitreksel uit de gemeentelijke basisadministratie. Ook is de overheid transparanter geworden: gemeenten, provincies en waterschappen hebben aanzienlijk meer vergunningen en bekendmakingen op internet gepubliceerd.

Met een reductie van de administratieve lasten voor burgers van 7% in tijd en 16% in kosten (eind 2006) is de verwachting dat de kabinetsdoelstelling tijdig wordt gehaald. Het doel is om eind 2007 rijksbreed 25% administratieve lastenvermindering voor burgers te realiseren.

Daarnaast is het rijk met de VNG gestart met een uitvoeringsprogramma om de regeldruk bij gemeenten te verminderen. Een interbestuurlijke taskforce ondersteunt de gemeenten daarbij.

Ter verbetering van de publieke dienstverlening zijn ook maatregelen getroffen voor burgers en bedrijven om via een meer-kanalen aanpak in contact te treden met de overheid. Toegang via internet, de telefoon en de publieksbalie staat centraal in 2006 is gestart met de inrichting van een samenhangend stelsel van telefonische loketten bij gemeenten waar burgers met al hun vragen aan de gehele overheid terecht kunnen.

Het Rijk, VNG, IPO en de Unie van Waterschappen hebben de handen ineen geslagen om de publieke dienstverlening te verbeteren en de administratieve lasten te verminderen. Met de Verklaring «Betere dienstverlening, minder administratieve lasten bij de elektronische overheid» (TK 2005–2006, 29 362, nr. 106) verbinden alle overheden zich aan de realisatie van overheidsbrede bruikbare basisvoorzieningen.

Slagvaardige overheid

In zijn notitie «Het resultaat is de maat; een beter presterende rijksdienst» heeft de minister voor Bestuurlijke vernieuwing en Koninkrijkrelaties andere vormen van politieke sturing, zoals het aanstellen van programmaministers voor urgente maatschappelijke problemen, een flexibeler ingerichte ambtenarij en een betere samenwerking tussen beleid en uitvoering.

Ook ten aanzien van de politieke aansturing in het veiligheidsdomein heeft de minister met het rapport van de commissie-Brinkman, «De organisatie van de veiligheid op rijksniveau nader bezien» een aantal concrete stappen gezet. Slagvaardiger organiseren is hierdoor m.n. dichterbij gekomen door:

– de Kaderwet ZBO’s die de Tweede Kamer in 2006 heeft goedgekeurd;

– de voorstellen van de minister om het adviesstelsel te moderniseren en te vereenvoudigen;

– het project Eenduidig toezicht dat in uitvoering is genomen.

Kaderwet ZBO’s

De Tweede Kamer heeft de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) in 2006 aanvaard. De Kaderwet zorgt voor een duidelijker stelsel voor deze organisaties, door in één wet vast te leggen wat nu nog in vele afzonderlijke wetten is vastgelegd. De Kaderwet bevat een minimumpakket aan bevoegdheden van een minister ten opzichte van een ZBO.

P-Direkt

De ministerraad heeft op 8 december 2006 ingestemd met de Nieuwe Aanpak voor P-Direkt. De realisatie vindt geleidelijk en gefaseerd plaats. Dat vergroot de beheersbaarheid. De uitgangssituaties van de ministeries staan centraal en er wordt meer gebruik gemaakt van hun inzet en aanwezige expertise.

P-Direkt heeft met ingang van 1 januari 2006 de status van (tijdelijke) batenlastendienst gekregen. In 2006 is gestart met vijf ontwikkelprojecten. In 2007 moeten de daaruit voortkomende ICT-producten volledig beschikbaar zijn en zoveel mogelijk geïmplementeerd zijn door de ministeries.

P-Direkt verleent inmiddels diensten t.a.v. Emplaza, decentrale Record Management Applicatie (cRMA), vereenvoudigde en geüniformeerde P&S-processen en het opdrachtgeverschap IPA.

De programmaorganisatie is aangepast.

Rijksweb

In 2006 is het achterstallig onderhoud weggewerkt en is de gewenste modernisering van het rijksintranet, beter bekend als Rijksweb, doorgezet. Het resultaat is een digitale basisvoorziening waarop tussen departementen en Hoge Colleges van Staat meer en meer wordt samengewerkt in samenwerkingsruimtes en waar informatie wordt uitgewisseld.

Voor koppelingen met andere netwerken, zoals Gemnet, zijn de aansluitvoorwaarden gemaakt. De architectuur van Rijksweb is ontwikkeld, waarop o.a. het basisportaal en beveiligde e-mail functionaliteit zal worden gebouwd.

De nieuwe services die Rijksweb aan haar klanten verleent hebben in 2006 een stevige basis gelegd. Het nut en de noodzaak van Rijksweb wordt breed onderschreven. In 2007 wordt deze lijn op basis van het door het IODI goedgekeurde innovatieplan 2007 verder ingezet.

Management

Het benutten van Management Development als strategisch middel in dienst van het Rijk is een nieuwe fase ingegaan. Gekwalificeerde leidinggevenden worden in toenemende mate vrij van organisatiegrenzen ingezet.

In april 2006 zijn de ruim zestig leden van de topmanagementgroep (TMG) in dienst gekomen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. De secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal en enkele hoofden van dienst maken van deze groep deel uit.

De uitvoering van de bijbehorende werkgeverstaken is bij Bureau ABD ondergebracht.

In 2006 is in 25% van de benoemingen in ABD-functies een vrouw benoemd. Het totaal aantal vrouwen in de ABD stijgt hiermee naar 17%. Veel aandacht is gegeven aan de instroom van vrouwen Zo is het aantal vrouwelijke deelnemers aan de vijfde jaargang van het ABD-kandidatenprogramma 59%.

ABD-interim heeft met succes 50 opdrachten bemiddeld. Inmiddels is een start gemaakt met een vaste pool van interimmanagers. De inzet van ABD-interimmanagers heeft het Rijk een besparing op externe inhuur opgeleverd van circa € 5 miljoen.

Beleidsprioriteiten 2006
 Art. nr. Ontwerp-begroting 2006Nadere mutaties 2006Realisatie 2006
Belangrijkste (mutaties in) beleidsmatige prioriteiten    
     
Veiligheid 4 634 314136 2384 770 552
     
Nationale Veiligheid5126 0807 500133 580
     
Politie24 248 58143 9764 292 557
wv verbeterprogramma opsporing en vervolging  23 900 
wv terrorismebestrijding  3 900 
wv budgetverdeelsysteem politie  24 000 
wv asielkosten politie  13 556 
     
Crisisbeheersing1535 0797 12042 199
wv inzet bij rampen (WTS)  4 000 
wv Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS)  2 500 
     
Brandweer en GHOR16140 1044 405144 509
wv brandweer Haarlemmermeer  8 200 
wv koppeling waarschuwingstelsel (WAS)  2 500 
     
Partners in veiligheid471 59870 950142 548
wv centrale exploitatiekosten C2000  54 001 
     
Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid1412 8722 28715 159
wv financiering onderzoek schipholbrand  1 300 
     
Bestuur en Democratie 402 348225 689628 037
     
Grondwet en democratie111 87814 14426 022
wv maatregelen stemcomputers  8 269 
wv democratische vernieuwingen  2 800 
     
Functioneren Openbare Bestuur639 299– 3 32635 973
     
Grotestedenbeleid9351 171214 871566 042
wv krachtige buurt  10 0000
wv voor en vroegschool educatie  121 4100
wv inburgering  155 376 
wv afkoop GSB regelingen  9 4940
     
kwaliteit Openbare Sector 339 521– 21 359318 162
Innovatieen informatiebeleid Openbare Sector7170 146– 40 121130 025
wv E-overheid  8 100 
wv burgerservice nummer  3 500 
wv Biometrie  – 32 236 
     
Arbeidszaken Overhied1060 4515 47765 928
     
Kwaliteit Rijksdienst11108 92413 285122 209
wv werkgeverschapTMG  7 069 
     
Overig 101 187– 8 33792 850
Algemeen1287 1565 69492 850
Nominaal en onvoorzien1314 031– 14 0310
     
TOTAAL 5 477 370332 2315 809 601

B.2. BELEIDSARTIKELEN

VEILIGHEID

BELEIDSARTIKEL 5. NATIONALE VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving door op het gebied van de Nationale Veiligheid tijdig dreigingen en risico’s te onderkennen die niet direct zichtbaar zijn.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De gewenste kwantitatieve en kwalitatieve verbetering van de AIVD ligt goed op koers. Dit uit zich onder meer in toegenomen zicht op fenomenen, objecten en individuen die verbonden zijn aan maatschappelijke verschijnsels als terrorisme, radicalisering, buitenlandse inmenging en proliferatie. Ook het zicht op internationale ontwikkelingen die van invloed zijn op het Nederlandse belang is aanmerkelijk toegenomen. De rijksoverheid, lokale overheden, het Nederlands bedrijfsleven en buitenlandse collega-diensten weten de dienst te vinden en vragen om informatie en ondersteuning. Deze ontwikkeling wordt ondersteund door het opgestarte strategische relatiemanagement. De beschikbare informatie en expertise geven, naast de toegang tot het unieke internationale netwerk van inlichtingen- en veiligheidsdiensten, meer dan ooit op onderdelen een belangrijke, maar ook nuancerende, impuls aan de veiligheidssituatie in Nederland, het daarmee samenhangende beleid en de behartiging van het Nederlands belang in de internationale arena.

2. Succesfactoren

De nationale samenwerking is in het afgelopen jaar verder versterkt. Van belang hierbij is dat dit niet alleen leidt tot een vergaring van meer informatie en daarmee een versterking van de informatiepositie, maar ook tot een bijdrage aan het beleid van verschillende ministeries en lokale overheden, alsmede aan de taakuitoefening van uitvoerende diensten, zoals het Openbaar Ministerie, de Politie, de IND en en de MIVD. Ook de internationale samenwerking is geïntensiveerd, zowel in EU verband als op een mondiale schaal.

Samenwerkingsverbanden en het aanboren van nieuwe informatiestromen langs andere wegen leveren bredere inzichten op het terrein van de nationale veiligheid die in meer of mindere mate opvolging behoeven. Er is een toenemende spanning waarneembaar tussen optimaal afstemmen van prioriteiten en beschikbare middelen. Voor de minister van BZK ontstaat hiermee de verantwoordelijkheid om al dan niet in overleg met belangendragers te komen tot aanpassing van prioriteiten en/of middelen.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
5. Nationale veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen71 31776 82988 569121 090128 746126 0802 666
        
Uitgaven67 36579 21988 123107 993133 580126 0807 500
5.1 Apparaat65 38176 21585 072102 392127 966122 9375 029
5.2 Geheime uitgaven1 9843 0043 0515 6015 6143 1432 471
        
Ontvangsten1 10681770856939691305

Financiële toelichting

Met de beschikbaar gestelde middelen wordt getracht een volledige en toekomstvaste invulling van zowel de kwalitatieve als kwantitatieve verbetering te realiseren, aan de hand van de uitkomsten van de commissie bestuurlijke evaluatie AIVD. Dit geeft een budgettaire spanning. Belangrijk knelpunt in deze is het compenseren van het structurele materiele tekort, zoals de commissie dit heeft waargenomen, in relatie tot maatschappelijke en technologische ontwikkelingen in de afgelopen twee jaar. De globalisering van de telecommunicatiemarkt en de bedreigingen van de nationale veiligheid middels het internet zijn hier voorbeelden van, maar ook de geïntensiveerde (inter)nationale samenwerking en de toegenomen gegevensstromen spelen hierbij een belangrijke rol.

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie bestaat uit toegevoegde middelen ten behoeve van een verdere automatisering van de CT-infobox, de toegevoegde loon- en prijsbijstelling alsmede een beperkte overschrijding van de begroting voortkomend uit de spanning tussen de beschikbare middelen en de te realiseren kwaliteit en kwantiteit van de taakuitoefening.

4. Operationele doelstellingen

De taken en activiteiten worden in het departementale jaarverslag niet verder uitgewerkt in operationele doelstellingen. Wel wordt gerapporteerd over

a. de mate waarin de AIVD er in slaagt het apparaat te versterken

b. het verrichten van veiligheidsonderzoeken door de AIVD

Operationeel doelstelling 5.1: Versterken van het apparaat

Bereiken, met behulp van extra verkregen begrotingsmiddelen, van een beter evenwicht tussen prioriteiten in de taakuitvoering en beschikbare middelen, middels het uitbreiden van het apparaat in de periode 2005–2009 met circa 585 fte.

Jaar 2006Realisatie
Een kwalitatieve en kwantitatieve versterking van de AIVD, conform de kabinetsreactie op de bevindingen van de commissie bestuurlijke evaluatie AIVD.Ja
Capaciteitsuitbreiding voor de intensivering van de controle op risicovolle personen in het domein van terrorismebestrijding en radicalisering.Ja
Capaciteit ter versterking van het stelsel bewaken en beveiligen.Ja

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Aantal fteUltimo jaar8418649151 06613001 265

Toelichting

Hoewel de personele groei plaatsvindt conform de besluitvorming van het kabinet na aanleiding van de uitkomsten van het rapport van de commissie Bestuurlijke Evaluatie AIVD kan slecht in beperkte mate personele invulling gegeven worden aan ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan. De spanning op het budget heeft geleid tot een beperking van personele groei ten opzichte van de groei zoals deze ten tijde van de begrotingsopstelling als wenselijk werd geacht.

Operationeel doelstelling 5.2: Verrichten van veiligheidsonderzoeken

Het bevorderen dat vertrouwensfuncties worden vervuld door personen waartegen uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bedenkingen bestaan.

Jaar 2006Realisatie
Het beoordelen van en instemmen met de lijst vertrouwensfuncties.Ja
Het uitvoeren van veiligheidsonderzoeken naar personen die vertrouwensfuncties gaan bekleden en het afgeven, intrekken of weigeren van verklaringen van geen bezwaar.Ja
Het houden van toezicht op veiligheidsonderzoeken die onder mandaat van de AIVD, worden uitgevoerd door de politie en de Koninklijke Marechaussee.Ja

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Aantal door de AIVDuitgevoerde onderzoeken11 67210 60810 30912 43310 30911 796

Toelichting

Het aantal veiligheidsonderzoeken dat door de AIVD is uitgevoerd is geen autonoom gegeven, maar wordt aan de aanbodzijde in belangrijke mate bepaald door een veranderend aantal functies waarbij een veiligheidsonderzoek noodzakelijk is en door de arbeidsmobiliteit bij deze functies. Dit aanbod heeft een niet vooraf te voorspellen effect op de te realiseren doorlooptijden.

5. Evaluatieonderzoek

De AIVD onderzoekt haar activiteiten op periodieke basis. De Commissie van Toezicht en de president van de Algemene Rekenkamer hebben toegang tot de onderzoeksresultaten. Politiek relevante bevindingen worden aangeboden aan de commissie voor de Inlichtingen en Veiligheidsdiensten.

BELEIDSARTIKEL 2. POLITIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving via een goed functionerende politieorganisatie.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Terugblik op Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006

Het Landelijk Kader Nederlandse Politie 2003–2006 is de invulling van de bijdrage van de politie aan het Veiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving», waarin de algemene veiligheidsambities van het kabinet zijn verwoord. Het landelijk kader en de convenanten met de korpsen, het KLPD en de Politieacademie zijn verder ingevuld met (regionale) prestatieafspraken met de korpsen en de Politieacademie.

Nieuwe accenten

In 2006 is op basis van het Veiligheidsprogramma en het Nationaal dreigingsbeeld het accent voor de politie gelegd op de bestrijding van ondermeer geweld, terrorisme, handel in (synthetische) drugs, handel in en gebruik van vuurwapens en explosieven, witwassen.

Dit heeft ondermeer geleid tot een kwalitatieve verbetering van de opsporing en meer veiligheid voor de burger.

Terrorismebestrijding

De ontwikkelingen rond terrorismebestrijding, bewaking en beveiliging en de intensivering van de analysecapaciteit hebben geleid tot een uitbreiding van het takenpakket van de regionale politiekorpsen en het KLPD. Om deze extra taken goed te kunnen uitvoeren zijn met de in 2005 toegekende extra (structurele) financiële middelen nieuwe organisatieonderdelen ingericht en bestaande onderdelen (verder) uitgebreid.

Versterking politieorganisatie

Het concept wetsvoorstel Politiewet 200X dat voorziet in versterking van de politieorganisatie is op 21 november 2006 aan de Tweede Kamer gezonden.

Hoofddoelstelling intensivering toezicht en handhaving
Prestatie-indicatorenBasiswaarde (2002)Realisatie (2005)Realisatie (2006)Streefwaarde (2006)
Telefonische bereikbaarheid1:    
– LTPbeantwoord binnen 20 seconden 17 korpsen > 80%12 korpsen > 80%80%
– 112 vast: beantwoord binnen 15 seconden 26 korpsen > 80%26 korpsen > 80%> 80%
Beschikbaarheid2 4,85,04,6
Tevredenheid over politie optreden bij laatste politiecontact3. 55,056,959,1
Aantal uit staande houdingen voortkomende boetes en transacties4.1 425 0972 041 9621 912 0751 658 133

1 De daadwerkelijke bereikbaarheid en de kwaliteit van dienstverlening van het landelijke telefoonnummer politie (LTP) en de daadwerkelijke bereikbaarheid van het alarmnummer 1-1-2. Vanwege een nieuwe meetmethode kan LTP beantwoord binnen 30 respectievelijk 45 seconden niet worden gepresenteerd.

2 De beschikbaarheid van de politie in de eigen buurt, zoals de burger deze ervaart. Door invoering van de Veiligheidsmonitor Rijk is geen vergelijking meer mogelijk met voorgaande jaren.

3  De tevredenheid over de politie bij het laatste politiecontact, zoals de burger deze beleeft. Er wordt gestreefd naar een substantiële verbetering van het percentage van de bevolking dat zegt (zeer) tevreden te zijn over het laatste politiecontact. Bron: Politiemonitor Bevolking.

4 Elke burger moet zien en ervaren dat regels consequent worden gehandhaafd, vooral op het gebied van overlast en verstoring van de openbare orde die te typeren zijn als ergernissen in de directe omgeving. Dit zal leiden tot een stijging van het aantal boetes en transacties met circa 15% ten opzichte van 2002.

Prestatie-indicatoren1Basiswaarde (2002)Realisatie (2005)Realisatie (2006)Streefwaarde (2006)
Aantal verdachten naar OM2214 018239 979243 073254 018

1 De indicator die de gewenste intensivering van het toezicht op de aanwezigheid van (criminele) illegale vreemdelingen weergeeft, wordt niet gepresenteerd. Gebleken is dat deze indicator niet op een juiste en eenduidige wijze meetbaar is te maken.

2 Het gaat hierbij om het aantal verdachten waarvan de politie (excl. KLPD) het proces-verbaal naar Justitie stuurt. In 2005 trad een stagnatie op en in 2006 is onderzoek gedaan naar verklarende factoren voor deze stagnatie. Uit het onderzoek komt naar voren dat het aantal relatief lichtere zaken, de personeelscapaciteit, de wijze van sturing en groei van het aantal aan het OM aangeleverde zaken in voorgaande jaren een belangrijke rol speelt.

2. Succesfactoren

De prestatieafspraken met de politie hebben een positieve bijdrage geleverd aan de directe doorvertaling van beleid naar praktijk. Voor de samenwerking met ketenpartners is de uitvoering van het Veiligheidsprogramma richtinggevend. In de ketensamenwerking spelen de decentrale overheden een grote rol. Voor de politie is daarbij ook de versterking van de regierol van gemeenten via het Project Veilige Gemeenten van belang.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
2. PolitieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen3 853 8924 383 0354 362 1454 677 87 34 778 7394 264 961513 778
waarvan garantieverplichtingen    148 950  
        
Uitgaven3 614 8033 886 6324 057 5044 128 7354 292 5574 248 58143 976
2.1 Apparaat14 23115 58816 16911 52011 29311 20489
2.2 Politie op regionaal niveau2 832 8023 082 0383 178 2593 208 8523 389 1913 271 822117 369
2.3 Politie op bovenregionaal en landelijk niveau380 213413 827456 145477 604534 111489 37544 736
2.4 Prestatievermogen van de politie19 03732 72038 20364 17663 14370 394– 7 251
2.5 Adequaat niveau van politiepersoneel368 520342 459165 578176 606202 313199 0253 288
2.6 Dienst geneeskundige verzorging politie  203 150189 97792 506206 761– 114 255
        
Ontvangsten231 521216 845230 062227 46826 974209 976– 183 002

Ultimo 2006 is ten behoeve van de politieregio’s door BZK een bedrag aan garanties afgegeven ter grootte van € 575,8 mln. Volgens opgave door het ministerie van Financiën staat ultimo 2006 een bedrag van € 117,5 mln. daadwerkelijk open aan leningen aan de regio’s.

Financiële toelichting

Op beleidsartikel 2 (politie) vallen de totale uitgaven over 2006 ruim € 40 mln. hoger uit dan in de oorspronkelijke begroting was geraamd. De belangrijkste mutaties kunnen als volgt worden omschreven:

• Op artikelonderdeel 2.2 (regiokorpsen) is extra budget toegewezen voor de compensatie van de gevolgen van het nieuwe budgetverdeelsysteem (€ 24 mln.) en voor een verbetering van de opsporing (€ 24 mln.). Daarnaast is op dit artikelonderdeel de loon- en prijsbijstelling voor de korpsen toebedeeld (€ 48 mln.) en heeft een mutatie plaatsgevonden voor de asieltaken van de politie (€ 14 mln.).

• Op artikelonderdeel 2.3 (politie op bovenregionaal en landelijk niveau) zijn de belangrijkste mutaties te verklaren door betalingen aan de KLPD, bijvoorbeeld op het terrein van terrorisme en de toedeling van de loon- en prijsbijstelling.

• Op artikelonderdeel 2.6 (geneeskundige verzorging politie) is het budget gecorrigeerd vanwege de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Daarnaast is het budget op dit artikelonderdeel verhoogd vanwege de zogeheten zorgkostendistorsietoeslag die ten laste van dit artikelonderdeel 2.6 is gebracht.

Het verschil tussen de verplichtingenrealisatie en -raming wordt voor het grootste deel veroorzaakt door het opboeken van verplichtingenruimte vanwege afgegeven garanties (300 mln bij 2de suppletoire begroting en 100 mln bij Slotwet). Daarnaast is het verplichtingenbudget verhoogd vanwege verplichtingen die zijn aangegaan bij Junicirculaire en Decembercirculaire, waarvan de kaseffecten in 2007 vallen.

Het verschil tussen de ontvangstenrealisatie en -raming wordt verklaard vanwege de verlaging van de raming als gevolg van het ophouden te bestaan van de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie als gevolg van het nieuwe zorgstelsel.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2.2: Regionale politiekorpsen

Doelbereiking

Met een algemene bijdrage en een aantal bijzondere bijdragen heeft de minister van BZK de politiekorpsen in staat gesteld om de regionale en lokale politietaken op een adequaat niveau uit te voeren. Vijf regiokorpsen hebben in 2006 onder specifieke voorwaarden een bijzondere bijdrage ontvangen op basis van art. 3 van het Besluit financiën regionale politiekorpsen (Bfrp). Redenen voor het verstrekken van een bijzondere bijdrage zijn bijvoorbeeld het handhaven of versterken van de vermogenssituatie (in relatie tot de gewenste sterkte en huisvesting). Drie regiokorpsen hebben in 2006 een bijdrage op basis van art. 4 Bfrp ontvangen, vanwege een verwacht begrotingstekort.

• Betreffende de politiesterkte is in 2006 de Taskforce Personeelvoorziening, een tijdelijk maar krachtig gezamenlijk initiatief van korpsen, de Politieacademie en het ministerie van BZK, van start gegaan. Aanleiding is een scala aan maatschappelijke en organisatorische ontwikkelingen, die kansen bieden voor verdere professionalisering en kwaliteitsverbetering. Dit is nodig omdat de complexer wordende samenleving en het gebruik van nieuwe technologieën hogere eisen zal stellen aan de politieorganisatie. Met op de achtergrond een steeds krapper wordende arbeidsmarkt die de instroom van nieuw personeel bemoeilijkt is de context voor de Taskforce Personeelsvoorziening geschetst. De Taskforce brengt de situatie over de in-, door- en uitstroom van personeel in beeld en verschaft zo de basis om gefundeerde besluiten te nemen over de gewenste personeelssamenstelling.

De sterkte op 31 december 2006 bedraagt 51 233 fte (exclusief FI). Dat is 733 fte meer dan op 31 december 2005.

• Met de implementatie van de maatregelen uit het Programma Versterking Opsporing en Vervolging is ook een stevige impuls aan de forensisch technische opsporing gegeven. Bovendien heeft de politie in 2006 een belangrijke bijdrage geleverd aan de sterke toename van het aantal DNA-sporen in de landelijke databank. In 2006 heeft de Raad van Hoofdcommissarissen besloten tot landelijke coördinatie op het proces van kentekenherkenning. Eind 2006 heb ik met TNO een onderzoeksprogramma vastgesteld dat op termijn ook voor de politie moet leiden tot verhoging van het presterend vermogen.

• Voor de bestrijding van terrorisme zijn op decentraal niveau extra middelen ter beschikking gesteld voor de regionale inlichtingendiensten, de regionale informatieknooppunten en de decentrale objectbewaking.

• In 2006 is de ontwikkeling van het nieuwe budgetverdeelsysteem (BVS) gerealiseerd. De korpsbeheerders hebben positief geadviseerd. Het nieuwe BVS wordt januari 2007 ingevoerd. Bij brief van 28 augustus 2006 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het nieuwe BVS.

• In 2006 is de werkvoorraad voor asiel voor de regiokorpsen op basis van de realisatiecijfers van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie hoger uitgevallen dan waar eerder rekening mee werd gehouden bij de begrotingsvoorbereiding 2006. Daarnaast is het normbedrag in 2006 gestegen naar ruim € 66 000 per bve. Het bedrag voor asiel voor 2006 ziet er als volgt uit:

 2005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Asieltaken (x € 1 mln)47,224,739,6
Normbedrag per bve63 69764 06566 214
Asieltaken (in bve’s)740386598

• Wat betreft de werkwijze «tegenhouden» zijn de korpsen in 2006 gestart met de implementatie van het model bestuurlijk dossier.

Activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• monitoren van de politiesterkte.Ja
• verhogen presterend vermogen door inzet van technologie.Ja
• intensiveringen terrorismebestrijding.Ja
• budgetverdeelsysteem (BVS).Ja
• asielbekostiging.Ja
• werkwijze tegenhouden.Ja

Operationele doelstelling 2.3: Bovenregionale en landelijke politiezorg

Doelbereiking

Vanuit het oogpunt van doelmatigheid is de politiezorg voor een aantal terreinen op landelijke of bovenregionale wijze georganiseerd. Mede met het oog op de versteviging van de terrorismebestrijding, zijn in 2006 op centraal niveau de Nationale Recherche (NR), de Unit Contra Terrorisme en Activisme (UCTA) en het nationaal informatieknooppunt (NIK) van het KLPD verder uitgebreid. Ten behoeve van een adequate bewaking en beveiliging van potentiële doelwitten is daarnaast de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) van het KLPD versterkt.

Activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Bekostiging landelijke en bovenregionale voorzieningen.Ja
• Intensiveringen terrorismebestrijding.Ja

Operationele doelstelling 2.4: Prestatievermogen van de politie

Doelbereiking

Het verhogen van het prestatievermogen van de politie (doelmatigheid en doeltreffendheid) vraagt om permanente aandacht. De minister steunt dit door maatregelen en randvoorwaarden. Deze dragen indirect bij aan een hogere veiligheid in Nederland. In 2006 zijn onder meer de volgende activiteiten verricht:

• toekennen van prestatiebeloning voor prestaties 2005 uit het Landelijk Kader Politie 2003–2006;

• verstrekken van stimuleringsbijdragen voor (nieuwe) beleidsinitiatieven en innovaties die passen binnen het Veiligheidsprogramma;

• vergroten van de kennis over de taakuitvoering en het beheer van de politie en dienstbaar maken aan de beleidsontwikkeling en -uitvoering. Dit betreft de versterking van de informatiepositie van de minister van BZK, ondermeer door gericht onderzoek en afspraken met de korpsen over de informatie-uitwisseling (informatiestatuut);

• invoering van een nieuwe veiligheidsmonitor voor de belangrijkste veiligheidspartners;

• wetsvoorstel Voorziening tot Samenwerking, gericht op samenwerking tussen korpsen. De Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtS PN) is in 2006 opgericht;

• onderzoek naar het normbedrag per budgetverdeeleenheid, in het perspectief van de ambities voor de toekomst.

Activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Prestatiebeloning.Ja
• Stimuleringsbijdragen.Ja
• Versterken politiële jeugdtaak.Ja
• Uitwerken evaluatie politiebestel.Ja
• Uitvoeren normkostenonderzoek.Ja

Operationele doelstelling 2.5: Personeels- en arbeidsvoorwaardenbeleid en onderwijs politie

Doelbereiking

Voldoende, inzetbare en gekwalificeerde werknemers zijn van groot belang voor de veiligheidssector, in het bijzonder de politie. Om het presterende vermogen van de politie in een veranderende samenleving verder te verbeteren, gaat het niet alleen om aantallen maar speelt de verbetering van de kwaliteit van de politie een nog grotere rol. Integriteit en diversiteit zijn daarbij belangrijke aspecten. Naast een goed functionerend opleidingsstelsel zijn loopbaanmogelijkheden, arbeidsomstandigheden en adequate arbeidsvoorwaarden noodzakelijk. Hieronder zijn de belangrijkste resultaten in 2006 benoemd:

• Het in 2006 gestarte HRM-programma in opdracht van politiekorpsen en het ministerie van BZK heeft een aantal tastbare resultaten opgeleverd:

– één landelijke competentietaal voor de Nederlandse politie;

– landelijke afspraken over het eenduidig voeren van gesprekken over de persoonlijke ontwikkeling (POP);

– landelijke afspraken over het hanteren van één landelijk functiegebouw voor de Nederlandse politie.

• Het borgen van de integriteit binnen de politie is een zaak die concernbrede benadering van integriteit vraagt en krijgt. Gewerkt wordt volgens de landelijk afgesproken beroepscode en de handleiding sanctioneren integriteitschendingen. In 2006 is voorts het modelprotocol disciplinaire onderzoeken vastgesteld. Integer handelen van de politiemedewerker binnen en buiten diensttijd is meer dan ooit een «business-issue» geworden.

• Ook in 2006 zijn beleidsactiviteiten ondernomen gericht op het stimuleren en behouden van de diversiteit van het personeelsbestand bij de politie. Een goede aansluiting bij de samenleving verlangt een divers samengesteld personeelsbestand. Korpsen onderkennen dat belang. De korpsen hebben diversiteit dan ook hoog op hun agenda geplaatst. Ze worden hierbij ondersteund door het Landelijk Expertisecentrum Diversiteit (LECD). Het landelijke percentage allochtonen bij de politie (de regionale politiekorpsen en het KLPD) was in de jaren 2004 en 2005 6,2%. IJkpunt voor diversteit is het «Meerjarenkader Diversiteit Politie 2006–2010» en het vastgestelde Referentiekader diversiteit. Dit referentiekader is in 2006 door alle korpsen ingevuld. Op deze manier zorgen de korpsen voor het diversiteitsbeleid in hun dagelijkse praktijk.

• Het in 2002 ingevoerde nieuwe politieonderwijs heeft in 2006 alle niveaus van het initiële onderwijs minimaal eenmaal doorlopen. Het afronden van de implementatiefase politieonderwijs is in 2006 gestart met een Evaluatieonderzoek Politieonderwijs. Naast deze onderwijsevaluatie worden ook het bekostigingsstelsel en de Politieonderwijsraad geëvalueerd. Ook deze evaluatieprogramma’s zijn in 2006 gestart en de resultaten van de verschillende evaluaties zullen gezamenlijk met de resultaten van de onderwijsevaluatie tot ijking van het politieonderwijs leiden. In 2006 zijn er meer mogelijkheden gekomen voor verkorte leerwegen in het politieonderwijs. Hiermee wordt goed gebruik gemaakt van de methode van Eerder Verworven Competenties (EVC’s) en zijn medewerkers eerder beschikbaar voor volledige arbeidsparticipatie in de regiokorpsen. Vermeldenswaard is verder dat de Politieacademie in 2006 een officiële aanwijzing tot instelling van hoger onderwijs heeft ontvangen en dat diverse politieopleidingen zijn geaccrediteerd door het NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie; deze organisatie waarborgt de kwaliteit van hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen).

• Het projectbureau Arbeid en Politie heeft een handleiding geschreven voor de korpsen met betrekking tot de loondoorbetaling bij 1e en 2e ziektejaar. Tevens heeft het projectbureau voorlichting gegeven bij de korpsen over reïntegratie. Verder heeft het projectbureau haar website actueel gehouden en verder uitgebreid.

• Betreffende het project capaciteitsmanagement is in 2006 een plan van aanpak onder de naam Going Concern opgesteld, waarin met financiële ondersteuning van BZK onder andere de volgende producten tot stand worden gebracht:

– De opstelling en de landelijke uitrol van een zogenaamde ATWmonitor met als doel het aantal ATW-overtredingen te meten en te laten dalen;

– Het maken van afspraken in de prestatie-convenanten om daling van het aantal overtredingen te realiseren;

– Een pilotstudie en op basis van de resultaten tot stand brengen en invoeren van een landelijke verschuivingtoelage om rust in roosters te bereiken;

– De opstelling en de landelijke invoering van één arbeidstijdenregeling (in het licht van de nieuwe vereenvoudigde ATW);

– Het bespreken van en gevolg geven aan de aanbevelingen die voortkomen uit de onderzoeken van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) en de Arbeidsinspectie (AI);

– Indien uit de gegevens van de ATW-monitor en uit de resultaten van de onderzoeken van IOVV en AI zou blijken dat naleving van de ATW-wetgeving voor de politieorganisatie op punten niet mogelijk is, in overleg met de wetgever trachten uitzonderingen daarop te verwezenlijken.

  Deze producten komen voort uit het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2005–2007.

Activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• HRM-programma.Ja
• Integriteit.Ja
• Diversiteit.Ja
• Onderwijs.Ja
• Transformatie van projectbureau Arbeid en Politie naar breed kennis- en adviescentrum.Ja
• Verlenging van het project capaciteitsmanagement onder de naam Basale Voorziening Capaciteits Management (BVCM) om de efficiency van de politieorganisatie te verhogen.Ja

Operationele doelstelling 2.6: Dienst geneeskundig verzorging Politie (DGVP)

Doelbereiking

Per 1 januari 2006 is de Zorgverzekeringswet (Zvw) van kracht. De uitvoering van de Regeling Geneeskundige Verzorging Politie (GVP) door AGIS Zorgverzekeringen komt daardoor te vervallen. In verband met de Zvw is per 1 januari 2006 een collectieve regeling afgesproken voor het politiepersoneel, gepensioneerden en hun gezinsleden. Deze collectieve voorziening heeft betrekking op de basisverzekering. Daarnaast worden voor het personeel medische voorzieningen getroffen (m.n. fysiotherapie, psychische hulp) die specifiek zijn gericht op de inzetbaarheid van het personeel.

• In het perspectief van het definitieve einde van de Regeling Geneeskundige Verzorging Politie, heeft de Dienst GVP een overzicht opgesteld van de financiële gevolgen van de afwikkeling van de activiteiten van de Dienst. Een gedeelte van deze kosten zal ten laste worden gebracht van ’s Rijks schatkist.

• De overeenkomst die BZK had met AGIS over het voeren van de administratie ten behoeve van de Dienst Geneeskundige Verzorging Politie is per 1 januari 2006 opgezegd. Echter tot maart 2006 was AGIS wel verantwoordelijk voor de uitvoering. Vanaf 1 maart 2006 is CZ verantwoordelijk geworden. CZ maakte echter tot 1 juli 2006 gebruik van de inzet van AGIS-personeel. Over de afwikkeling van de oude regeling en de wijze waarop de dienstverlening wordt gecontinueerd zijn, met instemming van de Auditdienst tussen BZK, AGIS en CZ sluitende afspraken gemaakt. De betalingen vonden plaats vanuit het budget DGVP.

Activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• financiële gevolgen van beëindiging overeenkomst.Nee
• beëindiging werkzaamheden voor DGVP.Ja

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

 onderzoekAD of ODStartAfgerond
BeleidsdoorlichtingPrestatieafspraken2.420062007
 Evaluatie van het stelsel van prestatieafspraken2.420052006
 Evaluatie van de administratieve lasten2.420052007
 De Politiemonitor Bevolking2.420062006
 Evaluatie diversiteitbeleid en landelijk expertisecentrum diversiteit2.520052005
 Evaluatie in-, uit- en doorstroom politiepersoneel2.520062007
 Evaluatie bekostiging politieonderwijs2.520072007
 Evaluatie Forensisch Technisch Onderzoek2.320052006
 Veiligheidmonitor Rijk2.420062006
     
Overige beleidsevaluatieTegenhouden2.320062006
 Volontairs2.420062007
 Agressie en geweld2.520062007

BELEIDSARTIKEL 15. CRISISBEHEERSING

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving door de effectiviteit en de kwaliteit van het stelsel van crisisbeheersing te versterken en te verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Zoals aangegeven in de eerste voortgangsrapportage over de uitvoering van het beleidsplan crisisbeheersing (TK 2005–2006, 29 668, nr. 8) is voortgang geboekt bij de verbetering en versterking van de effectiviteit en kwaliteit van het crisisbeheersingsstelsel. Speerpunten zijn: een eenvoudig stelsel met heldere verantwoordelijkheden, heldere kwaliteitseisen en regelmatig oefenen. Het werken aan een betere voorbereiding op toekomstige crises vergt een permanente inspanning van bestuurlijke partners, bedrijfsleven en burgers.

2. Succesfactoren

In het afgelopen jaar is de betrokkenheid van bestuurlijke partners, het bedrijfsleven en de burgers bij de crisisbeheersing toegenomen. In het oog springende ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld de afronding van de risicokaart, de inrichting van de veiligheidsregio, de vele multidisciplinaire oefeningen op bestuurlijk en operationeel niveau, de ontwikkeling van kwaliteitseisen, de bescherming van de vitale infrastructuur (met een toenemende inbreng vanuit het bedrijfsleven) en de nieuwe publiekscampagne «Denk Vooruit».

Afspraken over de taakverdeling tussen de direct betrokken bewindslieden bij crises zijn vastgelegd in het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
15. Crisis- en RampenbeheersingRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen00039 45652 74532 71520 030
        
Uitgaven00034 77342 19935 0797 120
15.1 Apparaat   7 5148 0296 5311 498
15.2 Proactie/preventie   4 0581 1414 820– 3 679
15.3 Preparatie   14 54213 73018 837– 5 107
15.4 Respons   8 65919 2994 89114 408
        
Ontvangsten   819980998

Financiële toelichting

15.1 Apparaat (€ 1,498 mln.)

In 2006 heeft een verdere (personele) invulling plaatsgevonden van de «shared service crisisbeheersing». De kosten zijn verantwoord op het artikelonderdeel apparaat. In de begroting was het betreffende budget opgenomen onder artikelonderdeel 15.4 respons.

15.2 Proactie/Preventie (-/- € 3,679 mln.)

Als gevolg van de complexiteit van de besluitvorming zijn activiteiten op het terrein van de bescherming van de vitale infrastructuur later opgestart dan gepland. Dit geldt ook ten aanzien van de ontwikkeling van de instrumenten voor risicobeleid en de beoordelings-methodiek van crisisbestendigheid.

15.3 Preparatie (-/- € 5,107 mln.)

De uitgaven in verband met de exploitatie van het Nationaal Meetnet Radio-activiteit zijn verantwoord op de begroting van het ministerie van VROM. In verband hiermee heeft bij Voorjaarsnota een overboeking plaatsgevonden.

De uitgaven met betrekking tot het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum waren in de begroting opgenomen onder artikelonderdeel 15.3 Preparatie. Gelet op de taken van het LOCC zijn de uitgaven verantwoord onder artikelonderdeel 15.4 respons.

Naast bovengenoemde reallocaties is de realisatie achtergebleven bij de begroting als gevolg van onder meer vertraging in de voorbereiding van een Landelijke Multidisciplinair Oefencentrum en een geringere aanspraak op de subsidieregeling multidisciplinair oefenen.

Daarnaast betreft het een beperkte overschrijding (€ 0,1 mln) voor uitkeringen en uitvoeringskosten in het kader van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (WTS). Hierbij gaat het om vier regelingen die nog in uitvoering zijn (WTS-1, WTS-2, WTS-Maas, WTS-Wilnis).

Op dit artikel is eveneens een bedrage van € 1 mln betaald voor afhandeling van de Bijlmerramp.

15.4 Respons

In 2006 zijn de veranderingsprocessen binnen het Nationaal Crisiscentrum voortgezet om de rol van coördinator en facilitator ook in de toekomst adequaat te kunnen invullen. Naast een aanpassing van de huisvesting zijn ook de werkprocessen opnieuw ingericht en aangepast aan de veranderde omstandigheden. In lijn hiermee is ook een aanvang gemaakt met de herstructurering van de crisisinformatievoorziening, gericht op het beschikbaar komen van een infrastructuur om de crisisorganisaties NCC , LOCC , ERC , DCC’s, NCTb, PPC’s en de veiligheidsregio’s met elkaar te verbinden. Genoemde processen zijn eind 2005 in gang gezet, zodat deze niet in volle omvang waren voorzien bij de voorbereiding van de begroting 2006.

Voorts is een extra impuls gegeven aan de rampencampagnes, om het handelingsbewustzijn bij het publiek in geval van rampen te vergroten.

Daarnaast is een bedragen van € 0,921 mln. aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid betaalde bijdrage verantwoord op artikel 15.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 15.2: Pro-actie en preventie. Het beïnvloeden van de politiek-bestuurlijke besluitvorming op internationaal, rijks-, provinciaal, regionaal en gemeentelijk niveau, waar veiligheid en crisisbeheersing worden meegewogen.

Doelbereiking

Ontwikkelen en toepassen van instrumenten voor Risicobeleid

In het project Nationale Veiligheid wordt een rijksbrede strategie ontwikkeld gericht op het tegen gaan van maatschappelijke ontwrichting die kan ontstaan als vitale belangen in ons land worden aangetast. Dit is een meerjarig traject. Het afgelopen jaar is gestart met de ontwikkeling en inrichting van een rijksbrede analysefunctie en early warningsystematiek. Een rijksbrede risicobeoordeling en prioritering is hier een onderdeel van.

Ontwikkeling methode voor beoordelen crisisbestendigheid van beleid

Ook hier gaat het om een meerjarig traject dat nog niet is afgerond. In 2006 is onderzocht of en hoe toetsing van beleid op aspecten van crisisbestendigheid toegevoegd kan worden aan bestaande instrumenten. Het is lastig gebleken generieke methoden te ontwikkelen voor het beoordelen van crisisbestendigheid. Duidelijk is dat het meewegen van veiligheid in de beleidsmatige besluitvorming veel veiligheidsrendement kan opleveren. Zo heeft het begeleiden van grote infrastructurele projecten als de aanleg van de HSL en de Betuweroute mede geleid tot goede oplossingen voor geconstateerde knelpunten op het terrein van de veiligheid. Daarnaast zijn goede vorderingen gemaakt in het vastleggen van het veiligheidsniveau voor trein- en metrotunnels.

Haalbaarheidsstudie naar een expertisecentrum security

De haalbaarheidsstudie heeft er toe geleid dat ten aanzien van de bescherming van de vitale infrastructuur door het kabinet eind 2006 is besloten om, voor de versterking van de aandacht voor de security-aspecten van de bescherming van de vitale infrastructuur, het Nationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur (NAVI) op te zetten. Het gaat hierbij om een pilot voor twee jaar.

Communicatietraject bescherming vitale infrastructuur

Ter versteviging van de relatie tussen de vitale infrastructuur en de nationale crisisbeheersingsorganisatie zijn op lokaal en regionaal niveau in 2006 de eerste stappen gezet in een communicatietraject richting de lokale en regionale overheidspartijen. Een communicatieplan gericht op veiligheidsregio’s en bijbehorend materiaal is ontwikkeld.

Bijdrage Europees programma bescherming vitale infrastructuur (EPCIP)

Ook de Europese Unie hecht grote waarde aan de bescherming van de vitale infrastructuur en heeft plannen ontwikkeld voor de verdere versterking van de bescherming hiervan.

Begin 2006 heeft Nederland naar aanleiding van deze plannen een formeel standpunt hierover bij de Europese Unie ingediend. Eind 2006 is door de Europese Unie een richtlijn op dit gebied naar buiten gebracht.

Uitvoeren van jaarlijkse meting op ontwikkeling van het veiligheidsbewustzijn

Er is een methode is ontwikkeld om beleidseffecten meetbaar te maken. Met de methode zijn twee metingen uitgevoerd. Deze hebben duidelijk gemaakt dat er voldoende aanknopingspunten zijn voor uitontwikkeling van de methodiek tot een meetinstrument waarmee de ontwikkeling van het veiligheidsbewustzijn kan worden gevolgd. Verder hebben de metingen duidelijk gemaakt welke aangrijpingspunten er zijn voor versterking van het veiligheidsbewustzijnsbeleid.

Jaar 2006Realisatie
• Ontwikkelen en toepassen van instrumenten voor Risicobeleid.Ja
• Ontwikkeling methode voor beoordelen crisisbestendigheid van beleid.Ja
• Haalbaarheidsstudie naar een expertisecentrum security.Ja
• Communicatietraject bescherming vitale infrastructuur.Ja
• Bijdrage Europees programma bescherming vitale infrastructuur (EPCIP).Ja
• Uitvoeren van jaarlijkse meting op ontwikkeling van het veiligheidsbewustzijn.Ja

Tabel prestatiegegevens

IndicatorBasiswaarde 2006Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Gebruik risicokaart3 provincies maken gebruikAlle provincies maken gebruikAlle provincies gebruiken een risicokaart, gebaseerd op het landelijke model.Deze zijn te benaderen via www.risicokaart.nl

Bron: Landelijke websitewww.risicokaart.nl , waarop alle provincies zijn aangegeven die gebruik maken van de risico kaart.

Operationele doelstelling 15.3: Preparatie en nazorg. Het scheppen van randvoorwaarden voor een optimale voorbereiding op rampen en crises en de terugkeer naar de normale situatie.

Als gevolg van gewijzigde beleidsmatige inzichten zijn tijdens de uitvoering van de begroting meer activiteiten uitgevoerd dan bij het opstellen van de begroting werd voorgenomen.

Doelbereiking

Invulling geven aan de bestuurlijke organisatie van de veiligheidsregio’s bij optreden bij ramp of crisis

De decentrale crisisorganisatie is neergelegd in artikelen en toelichting op de Wet veiligheidsregio’s. Hierin is onder meer opgenomen dat eisen kunnen worden gesteld aan de decentrale organisatie. Dit wetsvoorstel is besproken in Ministerraad en voor advies doorgezonden naar de Raad van State.

Formuleren van kwaliteit- en prestatie-eisen als basis voor het stelsel van crisisbeheersing en rampenbestrijding

De kwaliteitseisen voor decentraal oefenen zijn nog in ontwikkeling. Er is een plan opgesteld voor de ontwikkeling van kwaliteitseisen voor de veiligheidsregio’s.

Met het oog op een verdere professionalisering en verbetering van de samenwerking bij de interdepartementale crisisbeheersing zijn met alle departementen afspraken gemaakt over te hanteren basisvereisten. Basisvereisten vormen een set van minimale kwalitatieve en kwantitatieve prestaties op een aantal kritische succesfactoren en organisatorische aspecten waaraan de nationale crisisbeheersingsorganisatie moet voldoen.

Voorbereiding op crises door middel van interdepartementaal en multidisciplinair oefenen

Er is een groot aantal multidisciplinaire rampenoefeningen gesubsidieerd door BZK.

Daarnaast is in 2006 interdepartementaal veel aandacht besteed aan de voorbereiding op crises door het organiseren van oefeningen. Door de Shared Services crisisbeheersing is in samenwerking met het NCTB een (interdepartementaal) politiek-bestuurlijke crisisbesluit-vormingsoefening georganiseerd die betrekking had op een terroristische aanslag.

Als gevolg van de val van het kabinet is de tweede (interdepartementale) politiek-bestuurlijke crisisbesluitvormingsoefening die voor eind 2006 gepland stond, komen te vervallen.

Deze vindt nu in juni 2007 plaats. Eind vorig jaar zijn de voorbereidingen voor deze oefening gestart, evenals voor de grootschalige oefening Voyager die in oktober 2007 wordt gehouden en voor de hoogwateroefening die eind 2008 gepland is. Van de belangrijkste functies in de crisisbestrijding zijn competentieprofielen ontwikkeld.

Uitwerking advies van Adviescommissie Coördinatie ICT Rampenbestrijding (ACIR)

Over de uitwerking van het ACIR-advies wordt in de toelichting op begrotingsartikel 4 verantwoording afgelegd.

Voorbereiding op NBC-aanslagen

Het NBC-dossier is uitgebreid met het radiologische aspect en omgedoopt tot het CBRN-dossier. De preparatie op CBRN-incidenten sluit zoveel als mogelijk aan op de reguliere respons structuren welke voor dit type incidenten zijn verbijzonderd.

Verder is het protocol verdachte objecten opgesteld en is begonnen met de implementatie er van. Het operationeel worden van de steunpuntregio’s is enigszins vertraagd. Dit komt doordat het geleverde beschermingsmaterieel niet veilig bleek te zijn, waardoor het niet mogelijk was met dit materieel te oefenen. Inmiddels is de aanschaf van andere beschermingspakken in gang gezet.

Beleidsmatige en operationele taken rijksoverheid voor vier crisistypen

In 2006 heeft de voorbereiding op crises onder andere vorm gekregen in een beschrijving van de beleidsmatige en operationele taken van de rijksoverheid ten aanzien van de vier crisistypen, die het grootste risico met zich mee brengen: overstromingen, terrorisme, ICT-uitval en pandemie. Ten aanzien van overstromingen vindt het kabinet het noodzakelijk dat de samenleving hierop beter is voorbereid. In het kabinetsstandpunt Rampenbeheersing Overstromen (TK 2006–2007, 27 625, nr. 77) wordt een strategie uitgewerkt voor de beheersing van (dreigende) overstromingen door een combinatie van fysieke en organisatorische maatregelen. Daarnaast is een verbeterprogramma vastgesteld om op organisatorisch vlak beter voorbereid te zijn op een overstroming.

Intensivering civiel-militaire samenwerking (ICMS)

Het kabinet heeft, bij brief van 24 mei 2006 (TK 2005–2006, 30 300 X, nr. 106), de plannen voor de intensivering van de civiel-militaire samenwerking op het terrein van nationale veiligheid gepresenteerd. Uitgangspunt is dat de aard, omvang en gevolgen van hedendaagse rampen en crises een structurele rol van de krijgsmacht vergen. De ondersteuning van de krijgsmacht neemt toe van 3000 naar 4600 militairen.

Tegemoetkoming bij rampen en calamiteiten

Het kabinet heeft in juni 2006 een kabinetsreactie op het eindrapport van de Commissie tegemoetkomingen bij rampen en calamiteiten uitgebracht. Hierin wordt onder meer ingezet op vergroting van de private verzekerbaarheid van ramprisico’s.

Een Task Force bekijkt momenteel hoe de verzekerbaarheid van overstromingen en wateroverlast kan worden vergroot.

Het voorbereiden van de samenleving op rampen en crises

In het laatste kwartaal van 2006 is de nieuwe rampencampagne Denk Vooruit gestart. Deze campagne vervangt de campagne VoRamp. Naast het bekend houden van het handelingsperspectief «Ga naar binnen», is het aanbieden van concrete handelings-alternatieven bij een vijftal ramptypen het uitgangspunt. De crisiswebsite www.crisis.nl speelt hierbij een belangrijke rol.

Jaar 2006Realisatie
• Invulling geven aan de bestuurlijke organisatie van de veiligheidsregio’s bij optreden bij ramp of crisis.Ja
• Het formuleren van kwaliteit- en prestatie-eisen als basis voor het stelsel van crisisbeheersing en rampenbestrijding.Ja
• De voorbereiding op crises door middel van interdepartementaal en multidisciplinair oefenen.Ja
• Uitwerking van het advies van de ACIR.Ja
• De voorbereiding op NBC-aanslagen (NBC is inmiddels omgezet in BRN, dit vanwege de toevoeging van het radiologische aspect).Ja

Tabel prestatiegegevens

IndicatorBasiswaarde 2006Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Multidisciplinaire samenwerking op het terrein van crisisbeheersingEr zijn geen multidisciplinaire samenwerkingsoefeningen gehoudenEr zijn in 2006 twee multidisciplinaire samenwerkingsoefeningen gehoudenEr zijn in 2006 44 multidisciplinaire samenwerkingsoefeningen gehouden. Verder zijn er nog 7 initiatieven tot verbetering gerealiseerd, waarin het Rijk heeft bijgedragen.

Bron: vastlegging BZK-dcb voor ontvangen aanvragen multidisciplinaire oefeningen en initiatieven tot verbeteringen.

Operationele doelstelling 15.4: Respons. Het optreden als bestuurlijk en operationeel coördinator en facilitator met betrekking tot crisis- en rampenbeheersing en het zorgen voor een adequate voorbereiding en respons.

Doelbereiking

Optreden als coördinator en facilitator m.b.t. rampen en crisisbeheersing (NCC )

Medio 2005 is naar aanleiding van onder andere de evaluatie van oefeningen het veranderingstraject NCC gestart. Het veranderingstraject NCC is in november 2006 officieel afgerond. Dit heeft er onder andere toe geleid dat de missie van het NCC opnieuw is vastgesteld en de werkprocessen NCC (her)ingericht zijn.

Naast reguliere werkzaamheden als nucleaire transporten, bijstand en de afhandeling van vele kleine incidenten, heeft het NCC zich in 2006 vooral ook beziggehouden met dossiers als dierziekten (blauwtong, varkenspest), sociale onrust als gevolg van de cartoonkwestie, evacuatie Libanon en koelwaterproblematiek.

Het verzorgen van de operationele afstemming tussen de hulpdiensten (LOCC )

Met ingang van 1 juni 2006 is de circulaire LOCC van kracht. Het LOCC voert op basis hiervan haar taken op het gebied van operationele afstemming uit. Zo heeft het LOCC in 2006 onder andere een rol gespeeld bij de eerste opvang in Nederland van geëvacueerden uit Libanon. Daarnaast heeft het LOCC nauw samengewerkt met de Algemene Inspectiedienst bij de bestrijding van de gevolgen van vogelgriep en blauwtong.

Verder is het LOCC sinds kort bevoegd tot het organiseren en formeel afhandelen van bijstandsaanvragen van politie, brandweer, GHOR en defensie.

Goede afstemming en professionalisering van de crisiscommunicatie (ERC )

De crisiswebsitewww.crisis.nl is ingericht. Inmiddels zijn in de veiligheidsregio’s en bij departementen in totaal bijna 400 mensen opgeleid voor het vullen en beheren van deze website bij crises op lokaal, regionaal en nationaal niveau.

Voor de uitwisseling van ervaringen en het verhogen van de kennis op het gebied van risico- en crisiscommunicatie is de website risicoencrisis.nl ingericht. De bij website horende nieuwsbrief kent inmiddels bijna 1600 abonnees uit het hele land.

Verder is onder aansturing van EZ het systeem Cellbroadcast uitgebreid getest op toepasbaarheid voor alarmering en informatievoorziening bij rampen.

Het realiseren van het project Shared Service Crisisbeheersing

Het gaat hier om een meerjarig project dat tot en met 2007 loopt.

Er is in 2006 een concept visie ontwikkeld op de rol van de Shared Service Crisisbeheersing. Het basisproductenpakket is daarin meegenomen.

Het interdepartementale besluitvormingsproces hierover is in gang gezet.

Een verduidelijking van de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tijdens de uitvoering van de responsfase

Departementaal bestaat er overeenstemming over de structuur en werkwijze bij interdepartementale opschaling en crises. De weerslag daarvan zal worden opgenomen in het herziene Nationale Handboek Crisisbeheersing. Als vervolg hierop zullen de betrokken medewerkers worden getraind en opgeleid.

Het realiseren van een crisisdatanetwerk

In 2006 zijn de provincies en het merendeel van de veiligheidsregio’s met elkaar verbonden via een eigen infrastructuur, het zogenaamde OOV-net. Hierdoor kunnen zij betrouwbaar en veilig – ook in crisissituaties – met elkaar informatie blijven delen. In de eerste helft van 2007 volgen de resterende veiligheidregio’s en de departementen (via de Haagse Ring).

De keuze voor een Crisismanagementsysteem is inmiddels ook gemaakt. In 2007 wordt deze geïmplementeerd. Hierdoor zullen de betrokken organisaties ondersteund worden bij (geautomatiseerde) gegevens uitwisseling.

Tenslotte zijn in 2006 de zogenaamde NEC-experimenten voorbereid in het kader van het ICMS-traject. In 2007 worden de pilots gehouden en moet er meer zicht komen op de technische en organisatorische implicaties daarvan.

Jaar 2006Realisatie
• Het optreden als coördinator en facilitator m.b.t. rampen en crisisbeheersing (NCC ).Ja
• Het verzorgen van de operationele afstemming tussen de hulpdiensten (LOCC ).Ja
• Een goede afstemming en professionalisering van de crisiscommunicatie (ERC ).Ja
• Het realiseren van het project Shared Service Crisisbeheersing.Ja
• De ontwikkeling van een alerteringsstelsel voor andere type crises dan terrorismebestrijding.Nee
• Een verduidelijking van de verdeling van verantwoordelijkheden en bevoegdheden tijdens de uitvoering van de responsfase.Ja
• Het realiseren van een crisisdatanetwerk.Ja

Instrumenten/activiteiten

De ontwikkeling van een alerteringsstelsel voor ander type crises dan terrorismebestrijding

In 2006 is een onderzoek uitgevoerd naar de wenselijkheden en mogelijkheden om ook voor andere crisistypen alerteringsstelsels in te voeren. Op grond daarvan is besloten geen apart alerteringsstelsel in te voeren en dit mee te nemen in de informatie-afspraken die nu per crisistype worden gemaakt met de betrokken bestuurlijke/operationale partners. Er zijn afspraken gemaakt voor de crisistypen hoogwater, pandemie (gedeeltelijk) en ICT.

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoekOnderzoeksonderwerpODStartAfgerondVindplaats
Overig evaluatie onderzoekEerste beleidscyclus bescherming vitale infrastructuur15.220062006N.v.t.
Overig evaluatieonderzoekVersterken veiligheidsbewustzijn15.220062006N.v.t.

BELEIDSARTIKEL 16. BRANDWEER EN GHOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving door het verbeteren van het prestatievermogen van de regionale en gemeentelijke brandweer en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR).

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Om het veiligheidsniveau in Nederland omhoog te brengen wordt o.a. ingezet op het tot stand brengen van 25 Veiligheidsregio’s. Dit beleid is gestart met de kabinetsstandpunten veiligheidsregio’s en crisisbeheersing (TK 2004, 29 517 nr. 1 en nr. 5) In juli en augustus 2006 is de balans opgemaakt met betrekking tot de stand van zaken van de implementatie van de kabinetsstandpunten (Balans 2006; TK 2006–2007, 29 517, nr. 20).

Geconstateerd kan worden dat er daadwerkelijk 25 fundamenten liggen voor een adequate infrastructuur voor de rampenbestrijding en crisisbeheersing, de regionalisering van de brandweer en de versterking van de GHOR. Met de integratie van de besturen van brandweer en GHOR, de samenwerking met de politie en de versterkte positie van de witte kolom in de veiligheidsketen is in 25 regio’s een uniform bestuurlijk vertrekpunt gerealiseerd.

Op 21 november 2006 is het wetsvoorstel veiligheidsregio’s voor advies naar de Raad van State gestuurd. Het wetsvoorstel Wet op de veiligheidsregio’s heeft de intentie de gemeenten te verplichten een gemeenschappelijke regeling te treffen waarbij de veiligheidsregio wordt ingesteld. In het wetsvoorstel wordt de integratie van de besturen van de regionale brandweer en de GHOR geregeld. Ook onderdelen uit het kabinetsstandpunt ACIR hebben een plek gevonden in het wetsvoorstel. Er kan zich morgen een ramp voltrekken van de orde van Enschede en Volendam. Dan moet de overheid haar zaakjes op orde hebben. De burger verwacht dan dat de overheid slagkrachtig en adequaat kan optreden. Het wetsvoorstel regelt dat. Het wetsvoorstel veiligheidsregio’s zorgt ervoor dat alle burgers een uniform minimaal niveau van veiligheid en van basiszorg wordt geboden.

2. Succesfactoren

Om de steun en inzet van alle betrokken partijen te bewerkstelligen zijn de «partners in het veld», waaronder VNG, IPO, maar ook NVBR, NPI, GHOR-bestuurders, etc. geconsulteerd over het wetsvoorstel veiligheidsregio’s. Alle reacties waren unaniem positief in het onderschrijven van de noodzaak voor het vormen van veiligheidsregio’s. De reacties divergeerden echter waar het betreft het verder vormgeven van veiligheidsregio’s. Hierover zijn constructieve gesprekken gevoerd, waardoor samen met de genoemde partners verder gewerkt kan worden aan een adequate organisatie en inrichting van de veiligheidsregio.

De regio’s zijn in 2006 zo goed mogelijk gefaciliteerd. Bijvoorbeeld d.m.v. de Regiotafels, die een enorm succes zijn gebleken zowel vanuit het veld als vanuit BZK. In het kader van de subsidieregeling 2006 werden er in totaal 70 projecten uitgevoerd door 22 regio’s, de Politieacademie, NVBR, RvRGF-en en de VNG.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
16. Brandweer en GHORRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen000150 836146 028140 0765 952
        
Uitgaven000134 212144 509140 1044 405
16.1 Apparaat   6 8756 9805 6381 342
16.2 Bestuurlijke organisatie   93 512101 423104 022– 2 599
16.3 Taken   4 4664 2783 873405
16.4 Kwaliteit   29 35931 82826 5715 257
        
Ontvangsten   5595 3382505 088

Financiële toelichting

Operationele doelstelling 2 (Bestuurlijke organisatie)

Vanwege de langere voorbereidingstijd in 2005 van het stimuleringsprogramma voor de veiligheidsregio’s is het bijbehorende budget in 2006 met € 2,5 mln. naar boven bijgesteld. Daarnaast is bij slotwet € 1,8 mln. beschikbaar gesteld ten behoeve van materiele uitgaven voor het Waarschuwingsstelsel (naar artikelonderdeel 16.4). Tevens zijn, ten behoeve van het territoriale congruent worden van het gebied rond Schiphol, voorschotten verstrekt voor een bedrag van € 2,7 mln. uit de daarvoor toegevoegde middelen. Op het bommendossier is een bedrag van € 4,0 mln. overgebleven vanwege minder aanvragen door gemeenten.

Operationele doelstelling 4 (Kwaliteit)

Omdat in 2005 lange tijd onduidelijk was wanneer de invoering van C2000 daadwerkelijk in alle regio’s een feit was, en de werkzaamheden dan pas konden plaatsvinden, is het beschikbare budget voor de koppeling van het Waarschuwingsstelsel aan C2000 in 2006 naar boven bijgesteld met € 2,5 mln. Daarnaast is bij slotwet € 1,8 mln. toegevoegd (vanuit artikelonderdeel 16.2) ten behoeve van materiele uitgaven voor het Waarschuwingsstelsel.

Voor op een juiste manier verantwoorden van de personele uitgaven van het agentschap LFR i.o. die vanwege de nog niet formele status van het agentschap geboekt zijn op het apparaatbudget, maar betaald moeten worden uit het programmabudget, is bij slotwet € 1,0 mln. overgebracht naar het apparaatbudget (op artikelonderdeel 16.1).

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 16.2: Het scheppen van randvoorwaarden voor het realiseren van een slagvaardige bestuurlijke organisatie

Doelbereiking

Realisatie veiligheidsregio’s door ondersteunen van de kolommen en onderzoeken financieringsstromen en wettelijke verankering.

In 2006 heeft het bureau Cebeon in opdracht van BZK onderzoek bij gemeenten gedaan naar de omvang van de gemeentelijke bestedingen aan veiligheid. Deel van de opdracht was tevens het formuleren van een nieuwe verdeelsystematiek van de middelen in het gemeentefonds én van de rijksbijdrage (BDUR). Uit het onderzoek blijkt dat de huidige verdeling niet meer adequaat is.

Uit het onderzoek blijkt tevens dat het verschil tussen uitgaven van gemeenten voor openbare orde en veiligheid en het geld dat daarvoor wordt verdeeld in het gemeentefonds in 2005 € 335 mln bedroeg. In het bestuurlijk akkoord, dat het kabinet voorjaar 2006 met de VNG heeft gesloten, is voor de periode 2007–2009 een oplossing gevonden: het kabinet heeft voor deze periode jaarlijks € 220 mln. toegevoegd aan het cluster OOV. In het bestuurlijk akkoord is ook afgesproken om het aan het komende kabinet over te laten om met de resultaten van het onderzoek definitieve besluitvorming voor de periode vanaf 2010 te treffen.

Verder heeft de Raad voor de financiële verhoudingen eind 2006 een advies opgesteld hoe naar de toekomst toe de regio het beste kan worden gefinancierd. BZK beraadt zich op het antwoord op het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen.

Visie over relatie met beleidsveld gezondheidszorg en versterking positie RGF

Een visie over de relatie met het beleidsveld volksgezondheid is ontwikkeld en heeft aan de basis gestaan aan de GHOR-paragraaf in de ontwerpwet op de veiligheidsregio’s. Ten behoeve van de versterking van de positie van de regionaal geneeskundig functionaris is o.a. een competentieprofiel ontwikkeld.

Financiële bijdrage conform BDUR en BKRE

Om de brandweer en GHOR-regio’s in staat te stellen hun bestuurlijke en operationele doelstellingen te realiseren zijn in het verslagjaar, conform het Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (BDUR), reguliere en incidentele financiële bijdragen verstrekt.

Ten behoeve van de opsporing van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog zijn bijdragen verstrekt aan gemeenten op grond van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven.

Implementatie Handboek Kwaliteitszorg Brandweer

Ter versterking van de kwaliteit van de organisatie van de brandweer zijn eind 2006 stimuleringsbijdragen beschikbaar gesteld aan regio’s en gemeenten om de (verdere) implementatie van het Handboek Kwaliteitszorg Brandweer te bevorderen. Het Handboek Kwaliteitszorg Brandweer is een vertaling van het INK-model voor de Brandweer.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
•  Realisatie veiligheidsregio’s door ondersteunen van de kolommen en onderzoeken financieringsstromen en wettelijke verankering.Ja
•  Regionalisering beheer brandweer.Nee
•  Visie over relatie met beleidsveld gezond-heidszorg en versterking positie RGF.Ja
•  Financiële bijdrage conform BDUR en BKRE.Ja
•  Implementatie ACIR-rapport gericht op inrichten vraagorganisaties.Nee
•  Implementatie Handboek Kwaliteitszorg Brandweer.Ja

Toelichting instrumenten/activiteiten

Regionalisering beheer brandweer en advisering vergunningverlening

Het uitgangspunt in het wetsvoorstel veiligheidsregio’s is: één brandweerorganisatie voor de gehele regio met één commandant als leidinggevende. Om de overgang van de huidige gemeentelijke brandweerkorpsen tot regionale brandweerkorpsen geleidelijk te kunnen laten verlopen kan tot een nader door de minister van BZK te bepalen tijdstip het college van burgemeester en wethouders brandweerpersoneel aanstellen en in dienst hebben, behoudens in functies die door het bestuur van de veiligheidsregio zijn aangemerkt als functies die bij uitsluiting vervuld kunnen worden door personeel in dienst van de veiligheidsregio. Het brandweerpersoneel dat is aangesteld door het college van burgemeester en wethouders, fungeert onder leiding van de brandweercommandant.

Medio 2006 hebben 10 regio’s besloten personeel in regionale dienst te nemen, waarvan 5 overgaan tot volledige regionalisering: hetgeen impliceert dat alle personeel in regionale dienst wordt genomen; 7 regio’s bereiden momenteel een besluit voor.

Weliswaar zijn in 2006 nog niet alle regio’s overgegaan tot regionalisering, maar sinds 2004 is het merendeel van de regio’s wel gestart met regionaliseren. De regio’s waren in 2006 ook niet verplicht om te regionaliseren: het wetsvoorstel veiligheidsregio’s was nog niet van kracht. Wel zijn de regio’s door BZK gestimuleerd om over te gaan tot regionalisering.

In het wetsvoorstel veiligheidsregio’s krijgt de veiligheidsregio de belangrijke rol van adviseur op het terrein van veiligheid. De adviestaak krijgt een meer multidisciplinair karakter. Niet alleen vanuit brandweerperspectief wordt advies gegeven. Inzichten van andere hulpverleningsdiensten (geneeskundige hulpverlening en politie) en organisaties die bijdragen aan rampenbestrijding en crisisbeheersing moeten daarin worden verdisconteerd.

Implementatie ACIR-rapport gericht op inrichten vraagorganisaties

Er is een subsidie verstrekt aan de Nederlandse Vereniging voor Brandweerzorg & Rampenbestrijding voor het uitvoeren van een verkenning rond de oprichting van een vraag organisatie. Een vraagorganisatie heeft als doel het systematisch benaderen van de (informatie) behoefte voor de brandweer. Deze verkenning heeft geresulteerd in het rapport «Informatie Meester», een beleidsvisie van de NVBR. Het inrichten van de vraagorganisatie is in 2006 belegd bij de Raad voor de Multidisciplinaire Informatievoorziening Veiligheid (MIV). In april 2006 is de Raad MIV opgericht met het doel een efficiënte en effectieve informatie- en communicatievoorziening te realiseren ten behoeve van het gezamenlijk optreden van de hulpverleningsdiensten. De inrichting van de vraagorganisatie wordt daarmee opgepakt tezamen met de vele onderwerpen uit het ACIR-rapport. De implementatie van het ACIR-rapport is verder uitgewerkt in Beleidsartikel 4 Partners in Veiligheid.

Het Project Brand-in dat in 2006 gereed is gekomen heeft reeds een informatie-architectuur voor de brandweer op hoofdlijnen opgeleverd. In september 2006 is een begin gemaakt met het opstellen van een Landelijk informatiebeleidsplan brandweer. Genoemde projecten zijn van belang voor de concrete invulling van de taken van de vraagorganisatie.

Tabel prestatiegegevens

IndicatorStreefwaarde 2006Waarde 2006
Aantal veiligheidsregio’s2525

Operationele doelstelling 16.3: Het bijdragen aan een betere taakuitoefening door het bestuur en de uitvoerende diensten brandweer en GHOR in de veiligheidsketen

Doelbereiking

Bevorderen rol brandweer tav externe veiligheid en brandveiligheid

BZK financiert vanaf 2006 een tijdelijke uitbreiding van de capaciteit voor de NVBR op het gebied van externe veiligheid en brandveiligheid (2,5 fte’s voor 3 jaar). Het Verbeterzo-project is in 2006 afgerond. Daarbij is door BZK het initiatief genomen om een expertisecentrum Brzo op te richten met middelen uit de Programmafinanciering Externe Veiligheid (ministerie VROM) vanaf 2006 tot 2010 ad € 500 000. Een brief aan de Tweede Kamer van de staatssecretaris van VROM over het beleidskader groepsrisico is door de minister van BZK meeondertekend. Het thema «brandveiligheid» heeft met het rapport over de Schipholbrand veel aandacht gekregen. Eind 2006 is door BZK een aanzet gegeven voor de start van het Actieprogramma Brandveiligheid. In januari 2007 zal het Plan van Aanpak voor dit Actieprogramma naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Om samenhang te creëren in de diverse thema’s op het terrein van EV is in 2006 een aanzet voor een visiedocument gemaakt, dat zich specifiek zal richten op de rol van de hulpverlening ten aanzien van externe veiligheid en het brede terrein van proactie-preventie.

Versterken van de GHOR

In algemene zin is het besef gegroeid dat de GHOR aan kwaliteit kan verdienen door de samenwerking tussen regio’s te verbeteren. Het stimuleren van deze gedachte middels subsidie heeft ook geresulteerd in versterking van de samenwerking in diverse regio’s. Dan gaat het bv. om gezamenlijk opleiden/oefenen, piketfuncties, kwaliteitstrajecten.

Een ander punt is het versterken van de operationaliteit met behulp van ICT. Een visie op de informatiehuishouding met daaraan gekoppeld noodzakelijke voorzieningen heeft in 2006 geresulteerd in het door BZK geïnitieerde en gefinancierde G-BIV (Geneeskundige-bestuurlijke informatie voorziening) programma. In dit programma worden en zijn diverse initiatieven ondergebracht (bv. ambulancebijstandsplan, gewondenspreidingsplan, slachtofferregistratiekaart).

Toezien op goed uitvoeren taken door brandweer en GHOR

De taken van de brandweer en de GHOR op het terrein van proactie, preventie, preparatie, repressie en nazorg zijn verankerd in de (concept) Wet op de veiligheidsregio’s.

Visie uitwerken tav repressieve brandweerzorg

In 2006 is een visie uitgewerkt t.a.v. de repressieve brandweerzorg in brede zin. De visie gaat uit van vraagsturing ipv aanbodsturing, en splitst de brandweerzorg op in diverse onderdelen die modulair, flexibel en met de juiste sturing kunnen worden ingezet. Deze visie wordt integraal vertaald en doorgevoerd naar diverse componenten van de brandweerzorg: de leidraad basisbrandweerzorg, grootschalige inzet van de brandweer, herziening van het besluit bedrijfsbrandweren, niet-wettelijke dienstverlening en specialisaties van de brandweer. De brede visie pleit voor meer samenhang van deze terreinen en geeft een aanzet voor verdere ontwikkeling binnen deze terreinen.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
•  Bevorderen rol brandweer tav externe veiligheid en brandveiligheid.Ja
•  Versterken van de GHOR.Ja
•  Toezien op goed uitvoeren taken door brandweer en GHOR.Gedeeltelijk
•  Visie uitwerken tav repressieve brandweerzorg.Ja

Operationele doelstelling 16.4. Het borgen van de kwaliteit van de organisatie, het personeel en het materieel

Doelbereiking

Functie- en competentiegericht opleiden brandweerofficieren

In 2006 zijn de laatste activiteiten afgerond ten aanzien van het functiegericht opleiden van brandweerofficieren. Ondermeer zijn het huidige Besluit brandweerpersoneel en het Besluit rijksexamen brandweeropleidingen aangepast en de opleidingen worden gegeven.

Stimuleren competentiegericht opleiden GHOR-personeel

In 2006 zijn in het kader van het project vakbekwaamheid GHOR concept-kwalificatie-profielen opgesteld voor een groot aantal specifieke GHOR-functies. Hiermee wordt de basis gelegd voor het competentiegerichte opleiden van het GHOR-personeel.

Motivatie en beschikbaarheid vrijwilligers

In 2006 zijn 6 pilots gestart voor professioneel relatiebeheer richting werkgevers van de vrijwilligers. Dit is van groot belang om de beschikbaarheid van vrijwilligers te borgen. Ook zijn good practices ontwikkeld die landelijk beschikbaar worden gesteld om de motivatie en de beschikbaarheid van vrijwilligers voor de brandweer te verhogen.

De brandweer van Binnen naar Buiten

In 2006 zijn in het kader van het project «De brandweer van Binnen naar Buiten» diverse activiteiten uitgevoerd om een cultuuromslag binnen de brandweerorganisaties te bewerkstelligen, opdat vrouwen en minderheden een vast onderdeel vormen van de beroepspopulatie. In dit project werken ondermeer de korpsen Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Edam-Volendam, Gilze en Rijen, Hardenberg, Leeuwarden, Sittard-Geleen, Utrecht, samen met het ministerie van BZK, de VNG, de NVBR en het NiFV aan het verankeren van diversiteit bij de brandweer. In het algemeen heeft dit in deze korpsen geleid tot meer kennis over diversiteit en/of tot een stijging c.q. doorstroming van het aantal vrouwen/allochtonen.

Proefdraaien LFR io

In 2006 heeft de LFR i.o. als voorbereiding op de instelling als agentschap gefunctioneerd als ware het een agentschap. Aan de hand van de ervaringen is de interne procesgang verbeterd. Vanaf 1 januari 2007 is de LFR een agentschap.

Instrumenten/activiteiten

Jaar tRealisatie
• Wijzigen Besluit brandweerpersoneel.Nee
• Functie- en competentiegericht opleiden brandweerofficieren.Ja
• Stimuleren competentiegericht opleiden GHOR-personeel.Ja
• Positionpaper NBBE.Nee
• Motivatie en beschikbaarheid vrijwilligers.Ja
• De brandweer van Binnen naar Buiten.Ja
• Proefdraaien LFRio.Ja
• Beleidswijzigingen nav evaluaties brandweercompagnie en GNK.Nee

Toelichting instrumenten/activiteiten

Wijzigen Besluit brandweerpersoneel

In 2006 is een voorstel tot wijzing van de Brandweerwet 1985 aangeboden aan de Tweede Kamer. Dit vormt ondermeer een grondslag voor een wijziging van het Besluit brandweerpersoneel. Aangezien de wijziging van de Brandweerwet 1985 door de Tweede Kamer nog niet is aanvaard, kan het Besluit Brandweerpersoneel nog niet worden gewijzigd. Inmiddels is een concept besluit gereed, dat de consultatieronde ingaat. De verwachting is dat in 2007 het nieuwe besluit van kracht wordt. Ten aanzien van de aanpassing van de opleiding op het niveau manschappen en bevelvoeders zijn functieen competentieprofielen ontwikkeld. Deze worden in 2007 vertaald in functiegerichte opleidingen en examens. De Leidraad Oefenen is geactualiseerd en zal begin 2007 worden aangeboden aan het veld. De bijscholing van de bevelvoerders op het gebied van veilig repressief optreden is in 2006 gestart. De OVD’s worden in 2007 bijgeschoold.

Positionpaper NBBE

In het voorstel tot wijziging van de Brandweerwet 1985 dat in 2006 is aangeboden aan de Tweede Kamer is tevens invulling gegeven aan de ontwikkeling van het Nibra tot centre of competence. In plaats van een eigenstandig positionpaper NBBE op te stellen is er in 2006 voor gekozen om eerst te onderzoeken of de positie van het NBBE mee kon worden genomen in de nieuwe wet Veiligheidsregio’s. Ter voorkoming van vertraging en complicaties is hiervan afgezien. In 2007 wordt alsnog een positionpaper opgesteld.

Beleidswijzigingen nav evaluaties brandweercompagnie en GNK

De evaluaties brandweercompagnie en GNK hebben, op basis van een advies van twee expertgroepen, geleid tot een visie op de repressieve brandweerzorg en de GNK. De visie leidt tot een kanteling van aanbodsturing naar vraagsturing. De visie is daarmee gebruikt als referentiekader om te komen tot nieuw beleid op de brandweercompagnie en de GNK, wat ook weer wordt doorvertaald naar nieuwe materieelconcepten als vervangers voor de brandweercompagnie en de GNK. In 2006 heeft over deze kanteling van sturing nog geen afstemming plaats gevonden met de VNG. De implementatie vindt in 2007 plaats.

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoekOnderwerpStartAfgerondVindplaats
OverigebeleidsevaluatieBalans naar de voortgang van de totstand- koming van veiligheidsregio’s.Juli 2006Oktober 2006TK 2006–2007, 29 517, nr. 20

BELEIDSARTIKEL 4. PARTNERS IN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving door de samenwerking en samenhang tussen de partners in veiligheid verder te vergroten.

2. Succesfactoren

De samenwerking en samenhang tussen de partners in veiligheid is verder vergroot. Dit heeft alleen kunnen geschieden door steun en inzet van de betrokken partners.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
4. Partners in veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen200 833248 387318 157170 343154 81871 59883 220
        
Uitgaven247 351256 674298 876168 107142 54871 59870 950
4.1 Apparaat8 7957 14410 5228 8879 3068 632674
4.2 Integraal veiligheid49 0356 7385 9642 0544 2904 834– 544
4.3 ICT-infrastructuur95 50781 44584 990151 661124 36551 13873 227
4.4 Netwerk C200094 014144 647195 238    
4.5 Projecten 16 7002 162    
4.6 Internationale samenwerking   5 5054 5876 994– 2 407
        
Ontvangsten4 3125 0817 0663 7508 37708 377

Financiële toelichting

De verschillen tussen de stand ontwerpbegroting en realisatie kunnen op hoofdlijnen als volgt worden verklaard:

Operationele doelstelling 2: Integraal Veiligheid

Aan deze operationele doelstelling zijn middelen toegevoegd ten behoeve van het project Hektor te Venlo1 (€ 0,6 mln.; voor de aanpak van overlast door drugstoeristen) en de eenmalige investering in het actieprogramma maatschappelijke sectoren en ICT (€ 0,96 mln.; FES-gelden). Tevens hebben verschillende overboekingen plaatsgevonden aan het ministerie van Economische Zaken. Daarnaast worden de hogere uitgaven op dit artikelonderdeel veroorzaakt door een bijdrage van € 0,71 mln. aan het ministerie van Justitie in het kader van het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid (CCV).

Operationele doelstelling 3: ICT-Infrastructuur

Gedurende het jaar zijn bijdragen van de betrokken disciplines (politie, brandweer, VWS, DEF) op dit artikelonderdeel ontvangen voor de centrale exploitatiekosten C2000 (totaal € 65,5 mln.). Binnen de door de regiokorpsen beschikbare budgetten zijn middelen vrijgemaakt voor de herstructurering van het Gemeenschappelijk Meldkamersysteem (GMS). Deze middelen waren echter niet in 2005 maar in 2006 nodig. Een bedrag van € 2,9 mln. is via de eindejaarsmarge naar 2006 meegenomen. Tevens zijn ontvangsten voor het medegebruik van de opstelpunten C2000 gedesaldeerd (totaal € 5,0 mln.).

Operationele doelstelling 6: Internationale samenwerking

Het verschil tussen realisatie en oorspronkelijke begroting wordt veroorzaakt door enkele reallocaties: een bedrag van € 0,75 mln. is overgeheveld naar artikel 2 voor de aanpak van de grensoverschrijdende criminaliteit. Daarnaast is een bedrag van € 0,7 mln. overgeboekt naar artikel 15 voor de herhuisvesting van het Nationaal Coördinatiecentrum en een bedrag van € 0,3 mln. aan het Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking (NCIPS) voor vredesmissies.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 4.2: Het bevorderen van veiligheidsbeleid op nationaal niveau

Doelbereiking

1. In de achtste voortgangsrapportage Veiligheidsprogramma (TK 2006–2007, 28 684, nr. 92) is de voortgang van afzonderlijke Veiligheidsprogramma-maatregelen opgenomen. Het aantal aanvragen voor urgente aanpak veiligheid (UAV) was zeer laag. Door middel van een communicatiecampagne is actie ondernomen om de bekendheid van het instrument te vergroten (folders naar gemeenten, advertenties in binnenlands bestuur, VNG-magazine en Secondant).

2. In het kader van het Project Veilige Gemeenten is het afgelopen jaar een aantal praktische instrumenten opgeleverd die gemeenten kunnen gebruiken bij de ontwikkeling en uitvoering van hun lokaal integraal veiligheidsbeleid. Voorbeelden: formats voor interne organisatie, formats voor regionale/intergemeentelijke samenwerking, diagnose-instrument en de handreiking Kernbeleid Veiligheid. Deze instrumenten gaan uit van samenwerking met diverse relevante partners op lokaal en regionaal niveau en voorzien in een behoefte die leeft op lokaal niveau.

3. De nadruk heeft gelegen op verbreding van de aanpak van polarisatie en radicalisering. Door middel van expertmeetings werden gemeenten op de hoogte gesteld van mogelijkheden om polarisatie en radicalisering aan te pakken. Onderwerpen als het herkennen van signalen van rechts- of moslimradicalisme en het begeleiden en inzetten van eerstelijnswerkers komen in deze bijeenkomsten aan bod. Het COT (Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement) heeft een handreiking «starten met een aanpak en informatiehuishouding radicalisering en polarisatie» opgesteld voor gemeenten over hoe om te gaan met polarisatie en radicalisering.

4. Het actieplan veilig ondernemen is een groot succes geweest. De doelstellingen met betrekking tot de te behalen aantallen keurmerken zijn ruimschoots gehaald. Daarnaast is gestart met de ontwikkeling van een kwaliteitssysteem keurmerk veilig ondernemen (KVO) en nieuwe handboeken ter verdere verbetering van het instrument. Voorts is gestart met pilots ter verbetering van de aanspreekbaarheid van bestuur en bedrijf en de beveiliging van diefstal gevoelige producten.

5. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie Veiligheid (CCV) heeft zich in organisatorisch opzicht verder ontwikkeld. De overname van het Politie Keurmerk Veilig Wonen verliep aanvankelijk moeizaam door complicaties bij de afwikkeling met de verschillende betrokken partijen, maar ultimo 2006 is dit dossier onder volledige verantwoordelijkheid van het CCV daadkrachtig ter hand genomen.

6. Er zijn twee thema’s nader uitgewerkt, namelijk het presterend vermogen in de veiligheidsketen en veiligheidsscenario’s. Bij het thema presterend vermogen zijn knelpunten geïnventariseerd in de veiligheidsketen tussen hulpdiensten en gemeenten en in het gebruik van contracten en convenanten tussen Rijk en hulpdiensten om tot prestatiesturing te komen. Ten aanzien van de veiligheidsscenario’s zijn er in 2006 op grond van onderzoeken, verricht in 2005, scenario’s en adviezen geformuleerd.

7. De jaarrapportage veiligheid is komen te vervallen, omdat de toegevoegde waarde na de stroomlijning van de veiligheidsmonitoren te klein werd bevonden. Het onderzoek naar de aard en omvang naar de criminaliteit bij het bedrijfsleven is in 2006 uitgevoerd.

8. De Veiligheidsmonitor Rijk (eerste fase van het project Stroomlijning Veiligheidsmonitors) is voor het eerst in 2006 uitgevoerd. De resultaten zijn aan de Tweede Kamer gezonden en als onderdeel van de 7e Voortgangsrapportage Veiligheidsprogramma (TK 2005–2006, 28 684, nr. 85) in het veiligheidsprogramma opgenomen.

9. In het kader van het Project Veilige Gemeenten zijn beschikbare gegevens over sociale en fysieke veiligheid op het niveau van gemeenten verzameld en geanalyseerd. Deze gegevens komen grotendeels overeen met informatie die ook beschikbaar wordt gesteld via de websitewww.watdoetjegemeente.nl. Besloten is daarbij aansluiting te zoeken. Gegevens over het veiligheidsbeleid van gemeenten ontbreken echter in dit datasysteem. In het kader van het Project Veilige Gemeenten is daarom het diagnose-instrument integrale veiligheid ontwikkeld en beschikbaar gesteld. Dit instrument geeft gemeenten inzicht in de stand van hun integraal veiligheidsbeleid.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Uitvoeren van afspraken, gemaakt in kader van het programma Naar een Veiliger Samenleving, waaronder het project Urgente Aanpak.ja
• Uitvoeren van het project Veilige Gemeenten.ja
• Lokale aanpak Radicalisering.ja
• Het continueren en versterken van publiek private samenwerking.ja
• Gemeenten en private partners worden bij het implementeren van preventieve maatregelen ten behoeve van een veiliger samenleving ondersteund door het Centrum voor Criminaliteits-preventie Veiligheid (CCV).ja
• Formuleren van een Strategische Kennis Agenda in samenwerking met de partners in veiligheid en vanuit de veiligheidsregio’s.ja
• Onderzoeken van departementale veiligheidsvraagstukken en het opstellen van gegevensrapportages, zoals de Jaarrapportage Veiligheid en de Monitor Bedrijven en Instellingen (MBI).ja
• Samen met Justitie invoeren van één nieuwe veiligheidsmonitor, samengesteld uit drie bestaande monitors (Politiemonitor, Leefbaarheid en Veiligheid, module Rechtshandhaving & Veiligheid van de CBS enquête/Permanent Onderzoek Leefsituatie (POLS/CBS).ja
• Realiseren van een datasysteem met gegevens over sociale en fysieke veiligheid, voor het op maat en realtime kunnen leveren van informatie over de veiligheidssituatie.ja

Operationele doelstelling 4.3: Het realiseren van een samenhangende informatiehuishouding en gemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten en overige veiligheidspartners

Doelbereiking

1. De nadruk bij de uitvoering van het Actieprogramma ACIR (Adviescommissie Informatievoorziening rampenbestrijding) ligt op bestuurlijke samenwerking. Bestuurlijk overleg is op 3 april 2006 gerealiseerd met de instelling van de Raad voor Multidisciplinaire Informatievoorziening Veiligheid (Raad MIV). De uitvoering van ACIR-projecten vraagt om draagvlak en een duidelijke bijdrage van de veiligheidspartners. De Raad MIV speelt hierin een belangrijke rol. Besloten is om per 1 januari 2007 de uitvoering van een aantal projectactiviteiten onder verantwoordelijkheid te brengen van de Raad MIV. De minister heeft op 7 juli een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer (TK 2005–2006, 26 956, nr. 43) gezonden over een aantal lopende projecten.

2. Om de Informatie Basisvoorziening Veiligheid (IBV) te realiseren is het noodzakelijk dat de partners in het veiligheidsveld en hun politiek-bestuurlijke omgeving deze visie omarmen en mede vormgeven. Daartoe is het beleid (TK 2005–2006, 26 956, nr. 43) rond de IBV als een van de onderwerpen in de voortgangsrapportage ACIR bekend gesteld aan de Tweede Kamer en gepresenteerd aan de onder de Raad MIV ressorterende Stuurgroep Informatie Voorziening. Een aantal voorzieningen is al voor een kleiner of groter deel ontwikkeld, zoals het communicatienetwerk, het berichtenportaal en de informatiemakelaar. Als eerste multidisciplinair te gebruiken voorziening heeft de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtS PN) V-info in de markt gezet. Deze voorziening voor de veiligheidspartners, waarmee mobiel data kunnen worden weergegeven op een laptop of PDA in een auto of op straat, wordt nu bij brandweerkorpsen in Gelderland verder beproefd.

3. Op 1 juli 2006 is de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland (VtS PN) opgericht, waarin de Coöperatie Informatiemanagement Politie, de ICT Service Coöperatie voor politie, justitie en veiligheid en het agentschap Informatie Technologie Organisatie zijn opgegaan. De RHC en het KBB hebben ingestemd met de strategische ICT-visie voor 2006–2010 als richtinggevend document als uitwerking van het Herijkte Bestek 2005–2008. VtS PN heeft belangrijke voorzieningen ontwikkeld en ingevoerd waarmee de Infodesks van de politiekorpsen gegevens in de regionale informatiesystemen voor handhaving en opsporing kunnen raadplegen. De informatie-uitwisseling tussen de korpsen is hierdoor verbeterd.

4. De Eindevaluatie C2000 is opgeleverd en verstuurd naar de Tweede Kamer (TK 2005–2006 25 124, nr. 49). De Eindevaluatie C2000 is besproken tijdens het Algemeen Overleg op 10 oktober 2006. De status Groot Project is hiermede beëindigd (TK 2006–2007 25 124, nr. 54).

5. De Raad MIV heeft ingestemd met het totaalbedrag van de centrale exploitatiekosten C2000 (€ 85,28 mln).Tevens heeft de Raad MIV ingestemd met de daarbij behorende verdeelsleutel van deze kosten over de vijf financieringspartners (Politie, Brandweer, Ambulancesector/VWS, KMar/Defensie en BZK). Deze financieringsafspraak is van toepassing op de jaren 2006 en 2007 (TK 2006–2007, 25 124, nr. 52).

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Uitvoeren van het advies van de Adviescommissie Informatievoorziening Rampenbestrijding (ACIR).nee
• Realiseren van een Informatie Basisvoorziening Veiligheid (IBV) voor alle veiligheidspartners, naast het verder ontwikkelen van ICT-voorzie-ningen per (hulpverlenings)sector.ja
• Realiseren van een uniforme informatiehuishouding voor de politie, bestaande uit een gezamenlijke basisinfrastructuur, gemeenschappelijke applicaties en registers voor de verschillende bedrijfsprocessen.gedeeltelijk
• Eindevaluatie van het project C2000.ja
• Herijking exploitatiekosten C2000.ja

Operationele doelstelling 4.6: Het bevorderen van veiligheidsbeleid op internationaal niveau

Doelbereiking

1. BZK had eigen ambassaderaden in Berlijn, Parijs, Brussel, en Washington (allen gedeeld met Justitie) en in 2006 is besloten in Londen een ambassaderaad toe te voegen. In 2006 zijn twee bijeenkomsten (juni en december) georganiseerd voor in Den Haag geaccrediteerde JBZ-gerelateerde ambassaderaden van (met name) de andere EU-landen.

2. Uitvoering is gegeven aan landenprogramma’s met Roemenië, Bulgarije, Slowakije, Benelux, Duitsland en Frankrijk. Voorts is een landenprogramma opgezet met het Groot-Brittannië en is gestart met de uitwerking van het landenprogramma Suriname van BZK.

3. Op Bonaire is een onderwijsconferentie gehouden voor politiefunctionarissen op de Nederlandse Antillen en Aruba en in Den Haag een werkconferentie voor korpschefs Korps Politie Nederlandse Antillen. Voorts zijn trainingen gegeven voor de gebruikers van het Politiediscussienet Koninkrijksbrede Criminaliteitsbestrijding.

4. Het uitzendingenbeleid is niet alleen gecontinueerd, maar ook extern geëvalueerd (evaluatie effectiviteit politiemissies) met als voornaamste conclusie dat de uitvoering op orde is, maar dat het ambitieniveau hoger dan de huidige 40 fte zou kunnen.

5. De uitvoering van het Haags Programma (2004–2009) is tijdens het Finse EU-voorzitterschap tussentijds geëvalueerd.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Stimuleren van de samenwerking met landen door het hebben/plaatsen van ambassaderaden, alsmede het organiseren van een jaarlijkse bijeenkomst voor de JBZ-gerelateerde ambassaderaden (JBZ = Justitie en Binnenlandse Zaken).ja
• Uitvoeren van landenprogramma’s (kandidaat-lidstaten, buurlanden, Frankrijk, Suriname).ja
• Uitvoeren van programma Antillen/Aruba.ja
• Continueren van beleid inzake de inzet van politiefunctionarissen voor vredesmissies.ja
• Uitvoeren van het Haags Programma.ja

Tabel prestatiegegevens

IndicatorBasiswaarde 2006Streefwaarde 2006Realisatiewaarde 2006
1) Misbruik 112 terugbrengen60%55%60%
2) Nieuwe toegangsprogrammatuur voor politieregio’s0250
3) Brandweerregio’s op de Nutsvoorziening OOV055
4) Eén geografisch informatiesysteem in de meldkamers050

Misbruik 112 terugbrengen (niet gehaald)

Misbruik via vaste lijnen is minder geworden door beter vervolgingsbeleid en het verminderen van het aantal telefooncellen. Misbruik via mobiele telefoons is echter toegenomen. Om bij mobiele oproepen het misbruik te bestrijden is het nodig om de 112-centrale bij de KLPD te vervangen. Op dit moment vindt aanbesteding van een nieuwe centrale plaats. Verwacht wordt dat eind 2007 de nieuwe centrale operationeel zal zijn. Dan wordt misbruik mobiel aangepakt.

Nieuwe toegangsprogrammatuur voor Politieregio’s (niet gehaald)

Het betreft hier de invoering van de Portaalfunctie. Bij de oorspronkelijke planning was uitgegaan van uitbreiding van de functionaliteit van de bestaande systemen. De gewenste functionaliteit is echter het laatste jaar sterk uitgebreid. Hierbij moet o.a. gedacht worden aan het toestaan van encrypted (dus oncontroleerbare) e-mails en bestanden. Het bleek dat het verbouwen van de bestaande systemen duurder was en minder betrouwbaar dan een turn-key oplevering door een externe partij van een nieuw systeem. Hiervoor was het nodig om een Europese aanbesteding uit te voeren. Ook het komen tot een juiste verhouding tussen beveiliging en operationele mogelijkheden (beperkt door beveiliging) heeft meer tijd gevraagd dan verwacht.

Eén geografisch informatiesysteem in de meldkamers (niet gehaald)

Voor het multidisciplinaire geografische informatiesysteem wordt het landelijke geografische informatiesysteem van de Politie als basis gebruikt. Pas eind 2006 was dit monodisciplinaire systeem voldoende stabiel om operationeel ingezet te worden. Om voldoende draagvlak in het veld te krijgen voor één geografisch informatiesysteem in de meldkamer is de «regenboogsherpa» opgestart. Bij de proef moeten politie, brandweer en ambulance voldoende, op elkaar eisen afgestemde, functionaliteit beschikbaar krijgen om echt te testen. Het aanmaken van deze functionaliteit met de betrouwbaarheid die in voor een meldkamer acceptabel is (uitval bijna niet toegestaan) kost zoveel tijd dat de proef pas in het derde kwartaal van 2007 is afgelopen. Pas daarna kan het systeem geschikt gemaakt worden voor een eventuele landelijke uitrol.

De bovenstaande basiswaarde heeft betrekking op 1 januari 2006 en de streefwaarde op 31 december 2006

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoekOnderwerpAD of ODStartAfgerondVindplaats
Beleids-doorlichtingGemeenschappelijk gebruik van ICT-voorzieningen bij de OOV-diensten4.320052007 
      
Overig evaluatie-onderzoekEvaluatie subsidie Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie4.220062007 
      
 Evaluatie wet cameratoezicht4.22006–20092006–2009 
      
 Eindevaluatie project C20004.320062006TK 2005–2006, 25 124, nr. 49

BELEIDSARTIKEL 14. TOEZICHT EN ONDERZOEK OPENBARE ORDE EN VEILIGHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een bijdrage leveren aan een veilige samenleving en het vertrouwen van de burger in de overheid vergroten door onafhankelijk toezicht en onafhankelijk onderzoek en het doen van aanbevelingen die verantwoordelijken in staat stellen de veiligheid te verbeteren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

IOOV

De Inspectie OOV heeft, op basis van het werkplan 2006, onderzoek verricht naar (aspecten van) de kwaliteit waarmee brandweer-, politie- en rampenbestrijdingstaken worden uitgevoerd. De rapportages bevatten conclusies en aanbevelingen die verantwoordelijken in staat hebben gesteld de kwaliteit van de uitvoering van hun veiligheidstaken te verbeteren.

OVV

De Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) verricht onafhankelijk, integraal en thematisch onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op voor het structureel vergroten van de veiligheid. Uit onderzoeken moet lering worden getrokken ter voorkoming van herhalingen en ter vergroting van de veiligheid. De Ovv besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Als uitzondering hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven verplichte onderzoeken (waar onder luchtvaart en scheepvaart).

2. Succesfactoren

IOOV

De Inspectie OOV heeft te maken met een relatief groot en complex veld. Om de goede keuzes te kunnen maken, zodat maximaal effect wordt bereikt ten aanzien van kwaliteitsverbetering binnen de OOV-taken, heeft de Inspectie OOV het instrument van risicoanalyse als instrument gehanteerd. Onderdeel van de risicoanalyse vormden twee GDR-sessies met vertegenwoordigers van brandweer, politie, GHOR en de meest betrokken beleidsdirecties van BZK en Justitie. Daarmee is draagvlak gecreëerd voor de verschillende onderzoeken bij de direct betrokken organisaties.

De rapportages van de Inspectie OOV zijn, voorzien van een beleidsmatige reactie van de minister, aangeboden aan de TK en de verantwoordelijke besturen op provinciaal, regionaal en locaal niveau. De rapportages zijn eveneens aangeboden aan de bijbehorende democratische controleorganen. Daarmee heeft de Inspectie OOV beoogd om het politiek-bestuurlijke debat over de kwaliteit van de taakuitvoering te voeden.

Uit bestuurlijke en ambtelijke reacties van de onder toezichtgestelden en uit effectonderzoek blijkt dat de aanbevelingen van de Inspectie OOV in behoorlijke mate opvolging ondervinden, hetgeen invulling geeft aan het doelbereik en het gewenste maatschappelijke effect van het toezicht op het OOV-domein.

OVV

Aanbevelingen, als gevolg van een concreet voorval, moeten suggesties in zich hebben tot het aanbrengen van verbeteringen met het ook tot het voorkomen van een dergelijk voorval in de toekomst of de beperkingen van de omvang van de gevolgen. Aanbevelingen van de Ovv zijn gericht aan overheden en bedrijfsleven om bijdragen te leveren voor het vergroten van de structurele veiligheid binnen het Koninkrijk.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen09 1236 30811 32015 10512 8722 233
        
Uitgaven07 0955 48811 03715 15912 8722 287
14.1 Inspectie 3 2083 5654 0454 3163 908408
14.2 Ongevallenraad 3 8871 9236 99210 8438 9641 879
        
Ontvangsten 01283851051

Financiële toelichting

Met betrekking tot de IOOV heeft bij 1e suppletore een budgettoevoeging plaatsgevonden vanwege de volgende onderwerpen: Een structureel tekort personeelsbudgetten, uitbreiding van de formatie, tegemoetkoming in FLO en reorganisatietraject PIT. Vervolgens heeft bij 2e suppletore budgettoevoeging plaatsgevonden vanwege de volgende onderwerpen: Loon- en prijsbijstelling en detachering van een IOOV-medewerker bij KLPD. De eindrealisatie is lager dan geraamd vanwege het niet doorberekenen van huisvesting door de GD en de vertraging in het afdrukken van onderzoeksverslagen.

De in 2006 aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid betaalde bijdrage bedraagt in totaal € 11,8 mln. Dit bedrag is voor € 10,8 mln. verantwoord op artikel 14 en voor € 0,921 op artikel 15.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 14.1: Inspectie Openbare Orde en Veiligheid

Doelbereiking

De Inspectie OOV heeft door middel van toezicht bijgedragen aan het behouden c.q. vergroten van de kwaliteit van de politie, brandweer, rampenbestrijding en crisisbeheersing door te toetsen of wet- en regelgeving en geformuleerd beleid in de praktijk daadwerkelijk tot de gewenste resultaten heeft geleid.

Systematisch toezicht op het niveau van de brandweerregio (c.q. veiligheidsregio i.o.) ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding

De Inspectie OOV heeft in samenwerking met de Inspectie Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie VROM activiteiten verricht in het kader van de Algemene Doorlichting Rampenbestrijding (ADR). Op basis van de ADR doet de Inspectie OOV uitspraken over de mate waarin een (veiligheids)regio is voorbereid om rampen te voorkomen, te beperken en te bestrijden. Dit type onderzoek heeft met name bestuurders en operationele diensten (brandweer, politie en GHOR) voorzien van waardevolle informatie over daadwerkelijke prestaties in de praktijk en effecten van beleid. De geïnspecteerde regio’s hebben op basis van de bevindingen van de Inspectie OOV de nodige verbeteringen doorgevoerd.

De Tweede Kamer is middels een tussenrapportage geïnformeerd over de bevindingen ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding. Op diverse terreinen werden positieve trends gesignaleerd. De Inspectie heeft geconstateerd dat er een stimulerend effect uitgaat naar de doorgelichte en nog door te lichten regio’s. De mate waarin «er naar elkaar wordt gekeken» en van elkaar wordt geleerd neemt toe.

Naar aanleiding van de tussenrapportage (TK II, 2005–2006, 29 517, nr. 13) is in 2006 gestart met het toezicht op de voorbereiding van de rampenbestrijding/crisisbeheersing op regionaal niveau zodanig in te richten dat er een versnelling kon worden ingezet bij de uitvoering van deel 1 van de ADR. Dit heeft tot effect dat de simulaties (deel 2 van de ADR: een praktijktest) mogelijk versneld kunnen worden uitgevoerd.

Thematisch onderzoek op de verschillende domeinen van openbare orde en veiligheid

In 2006 zijn er diverse thematische onderzoeken verricht. Het thematisch onderzoek verschaft inzicht in de kwaliteit van (deelaspecten van) de brandweerzorg, rampenbestrijding, politiezorg en het politieonderwijs.

De volgende rapporten zijn in 2006 door de minister van BZK aan de Kamer aangeboden:

– «Spoorwegongevallen» (TK, 2005–2006, 29 893, nr. 36)

– «Examinering politieonderwijs niveau 2, 3 en 4» (TK, 2005–2006, 29 628, nr. 36)

– «Kwaliteit van de politiële opsporing» (TK, 2005–2006, 30 300 VI, nr. 150)

Als onderdeel van het periodiek kwaliteitsonderzoek naar de drie postinitiële onderwijsinstituten heeft de Inspectie OOV in 2006 onderzoek verricht naar de Leergang «Gevaarsbeheersing» en «Politieleiderschap».

Daarnaast heeft de Inspectie OOV in 2006 enkele kortlopende onderzoeken uitgevoerd waarvan een aantal is gepubliceerd in Inspectieberichten, te weten:

– «Civiel-militaire samenwerking»

– «Update in professionaliteit»

Een aantal onderzoeken zijn in 2006 gestart, deze worden binnenkort afgerond en aan de Tweede Kamer aangeboden:

– «Klachtenbehandeling door de politiekorpsen»

– «Coördinatie van de politie-informatie»

– «Bestuurlijke Aansturing Brandweerzorg»

– «Tussenrapportage voorbereiding rampenbestrijding door de provincies»

Incidenteel onderzoek naar aanleiding van politieke of maatschappelijke actualiteiten, c.q. incidenten

De Inspectie OOV heeft in 2006 onderzoeken uitgevoerd naar:

– «Onderzoek cellenbrand Schiphol»

– «Voorbereiding rampenbestrijding door een gemeente»

– «Stroomstoring Haaksbergen»

– «Nulmeting Schiphol», in het kader van het congruentietraject Haarlemmermeer

– «Verminderde zelfredzaamheid en rampenplannen» (de rapportage wordt binnenkort aan de Tweede Kamer aangeboden)

Instrumentontwikkeling ten behoeve van het toezicht op de crisisbeheersing, zowel centraal als decentraal, de politie- en brandweerzorg

De Inspectie OOV heeft in 2006 haar instrumentarium ten behoeve van toezicht op de crisisbeheersing verder ontwikkeld en beproefd. Op grond van ervaringen met de ADR is de Inspectie OOV van mening dat een dergelijke systematische doorlichting ook een goede basis vormt voor het toezicht op de crisisbeheersing op decentraal niveau. Dit houdt in dat het instrument van de ADR wordt verbreed met aspecten van crisisbeheersing en koppelingen krijgt met het provinciale en nationale niveau.

Ten aanzien van toezicht op politie- en brandweerzorg heeft de Inspectie OOV de risicoanalyse verder ontwikkeld en beproefd bij de totstandkoming van het werkplan 2007.

Jaar 2006Realisatie
• Systematisch toezicht op het niveau van de brandweerregio ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding.ja
• Thematisch onderzoek op de verschillende domeinen van openbare orde en veiligheid.ja
• Incidenteel onderzoek naar aanleiding van politiek of maatschappelijke actualiteiten of incidenten.ja
• Instrumentontwikkeling ten behoeve van het toezicht op de crisisbeheersing, zowel centraal als decentraal, de politie- en brandweerzorg.ja

Operationele doelstelling 14.2: Onderzoeksraad voor Veiligheid

Doelbereiking

De OVV heeft naar analogie van de Hoofdlijnennotitie haar werkterreinen onder verdeeld in de volgende werkvelden:

• transport in brede zin (ook buisleidingen)

• defensie

• industrie (waaronder bedrijfsongevallen, winningongevallen en kernongevallen)

• natuurrampen (waaronder wateroverlast, extreme weersomstandigheden en aardbevingen)

• milieu en gezondheidszorg (waaronder verontreiniging in de voedselketen, ongevallen in de privésfeer, epidemieën en verontreiniging van natuurlijk milieu)

• overige sectoren (waaronder voorvallen als explosies, grote branden en instortingen).

In ieder werkveld wordt gestandaardiseerd onderscheid gemaakt tussen de onderdelen melding, onderzoek, netwerk, kennis en sector werk, zodat de raad zo veel mogelijk in control is met de haar opgedragen taken.

De OVV heeft 14 omvangrijke onderzoeken met een rapport afgerond en er zijn 11 omvangrijke onderzoeken gestart (exclusief wettelijk verplichteonderzoeken). De meest in het oogspringend hiervan zijn het onderzoek naar de brand in het cellencomplex op de Luchthaven Schiphol, Chloorgasbedwelming Averijmoot De Bever, Autobranden met gevaarlijke stoffen, veiligheidsproblemen met gevelbekleding en treinontsporingen Amsterdam Centraal juni 2006.

BESTUUR EN DEMOCRATIE

BELEIDSARTIKEL 1. GRONDWET EN DEMOCRATIE

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel zoals neergelegd in Grondwet, Statuut, internationale en Europese verdragen.

2. Succesfactoren

Geconstateerd kan worden dat bij veel van onderstaande activiteiten sprake was van een geëngageerde discussie en een hoge participatie en betrokkenheid van individuele burgers. In die zin hebben ze een positieve bijdrage geleverd aan het bevorderen en vernieuwen van een levendige democratie en een actueel constitutioneel bestel.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
1. Grondwet en democratieRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen8 0105 4657 57715 64727 12511 87815 247
        
Uitgaven7 4936 1196 56714 81126 02211 87814 144
1.1 Apparaat7 4936 1196 56714 81126 02211 878 
        
Ontvangsten36870785930030

Financiële toelichting

Het verschil in uitgaven ten opzichte van de oorspronkelijke begroting kan worden verklaard door mutaties die zijn gemeld in de suppletoire wetten als gevolg van een intensivering van onderstaande projecten. Het gaat met name om de volgende posten:

• Aan dit artikel is € 2,5 mln. toegevoegd door budgetverschuivingen binnen de BZK-begroting. Vanwege de grote interesse voor de projecten Burgerforum en Nationale Conventie is extra aandacht en middelen besteed aan communicatie en voorlichting. Ook zijn de projecten versneld als gevolg van de vervroegde verkiezingen.

• In verband met de vervroegde verkiezingen is € 1,4 mln. aan dit artikel toegevoegd voor voorlichting verkiezingen. Daarnaast is voor het project Kiezen op Afstand bestaande uit de deelprojecten Stemmen in een Willekeurig Stemlokaal en Internet en Telefoonstemmen voor Nederlandse kiezers in het buitenland – mede als gevolg van de vervroegde verkiezingen in totaal € 3,7 mln. aan dit artikel toegevoegd. Deze toevoegingen hebben eveneens plaatsgevonden door budget te herschikken binnen de begroting.

• Mede als gevolg van de activiteiten van de stichting wijvertrouwenstemcomputersniet.nl. heeft BZK extra maatregelen getroffen om de integriteit van het stemproces te waarborgen. Met name de noodzakelijke beslissing om de stemmachines van de fabrikant SDU niet te gebruiken, leidde tot maatregelen die in financiële zin tot gevolg hadden dat via dit begrotingsartikel ca. € 5,4 mln. is uitgegeven. Daarnaast is via het Gemeentefonds een gedifferentieerde algemene vergoeding aan gemeentes uitgekeerd (totaal ca. € 2,9 mln.) ter compensatie van extra kosten.

• Met de versterking van het secretariaat Kiesraad was in 2006 ca. € 0,5 mln. gemoeid.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 2: Het bevorderen en vernieuwen van een levendige democratie en een actueel constitutioneel bestel

Doelbereiking

Burgerforum

Het kabinet heeft begin 2006 het Burgerforum Kiesstelsel ingesteld. Op 14 december 2006 is het eindadvies van het Burgerforum «Met één stem meer keus» aangeboden aan de Minister voor BVK. Het rapport is inmiddels aangeboden aan de Tweede Kamer (TK, 2006–2007, 30 184, nr. 11 en bijlage). Het belangrijkste advies hierin is om in het huidige stelsel van evenredige vertegenwoordiging, een nieuw element in te voeren waarbij de kiezer één stem uitbrengt op ofwel de partij van zijn keuze, ofwel een kandidaat van zijn keuze.

Nationale Conventie

De Nationale Conventie – ingesteld op 22 december 2005 – had tot opdracht voorstellen te doen voor de inrichting van het nationaal politieke bestel die kunnen bijdragen aan herstel van vertrouwen tussen burger en politiek en mede ten grondslag kunnen liggen aan de constitutie voor de 21ste eeuw. De Conventie heeft haar eindrapport «Hart voor de publieke zaak» op 6 oktober 2006 aangeboden aan de minister voor BVK (TK, 2006–200, 30 184, nr. 12 en bijlage).

Invloed van Europa op de Nederlandse staatsinrichting

In 2005 heeft de toenmalige minister voor BVK mede namens de staatssecretaris voor Europese Zaken de Raad van State om advies gevraagd inzake het vraagstuk van de invloed van de Europese integratie op de Nederlandse staatsinstellingen. In een kabinetsstandpunt «Nederland in Europa – Europa in Nederland» hebben de bewindslieden van Buitenlandse Zaken mede namens de minister voor BVK per brief van 23 mei 2006 een reactie op het advies van de Raad van State gestuurd naar de Tweede Kamer (TK, 2005–2006, 30 303, nr. 20).

De verantwoordelijkheid hiervoor ligt verder bij de minister van Buitenlandse Zaken. Voorts zijn ook een deel van de aanbevelingen van de Nationale Conventie gericht op de verhouding tussen Nederland en Europa.

Standpuntbepaling referendum

Bij brief van 2 november 2005 heeft de toenmalige minister voor BVK een notitie aan de Tweede Kamer aangeboden, waarin werd ingegaan op de voor- en nadelen en de verschillende vormen van referenda. Deze notitie stond ten dienste van de behandeling door de Tweede Kamer van twee aanhangige initiatiefwetsvoorstellen. Bij brief van 1 september 2006 aan de Tweede Kamer is de zienswijze ten aanzien van referenda nader uitgewerkt. Referenda worden niet als aangewezen middel gezien voor het versterken van de band tussen politiek en burger. Gesteld wordt dat een referendum afbreuk doet aan maatregelen die de parlementaire democratie versterken. Geconcludeerd wordt dat de besluitvorming over de invoering van een referendum aan de Tweede Kamer en het volgende kabinet is (TK, 2005–2006, 30 184, nr. 2).

Versterking positie minister-president

Het vijfde hoofdstuk van de memorie van toelichting bij de begroting van het ministerie van Algemene Zaken bevat de door het vorige kabinet aangekondigde beschouwing op de positie van de minister-president. Het geeft een kort historisch overzicht van het debat over het ambt van minister-president, staat stil bij de vigerende kerntaak van de minister-president – te weten de zorg voor het algemeen regeringsbeleid en het bevorderen van de eenheid van het regeringsbeleid – en sluit af met een korte beschouwing. Het hoofdstuk geeft daarin aan welke (incrementele) verbeteringen binnen het huidige parlementaire stelsel en op basis van de huidige positie van het ambt van minister-president bij kunnen dragen aan het bevorderen van samenhang en eenheid van het regeringsbeleid (TK, 2006–2007, 30 800 III, nr. 2).

Kiezen op afstand

Door de vervroegde Tweede Kamerverkiezingen op 22 november 2006 is een aantal streefwaarden die in de begroting 2007 voor de Tweede Kamer (TK) verkiezingen in mei 2007 waren gesteld, al in 2006 behaald (zie tabel prestatiegegevens).

Bij de streefcijfers in de begroting 2007 werd uitgegaan van een gelijke verdeling van het aantal stemmers via Internet respectievelijk door middel van de briefstem. Hiermee werd gedoeld op een procentuele stijging van het aantal internetstemmers ten opzichte van het aantal briefstemmers. Deze vooruitgang is ruimschoots gehaald; zie hiervoor onderstaande tabel.

Registratieaantallen2006 (absoluut)2006 (%)2006 verhouding brief/internet
volmacht (aan kiezer in Nederland)6892,1% 
kiezerspas (om alsnog te kunnen stemmen in Nederland)2 0205,8% 
brief10 00329,2%31,7% (2004: 44,6%)
internet21 59362,9%68,3% (2004: 55,4%)
Totaal aantal stemmers34 815  

Voorlichtingscampagne verkiezingen 2006

De voorlichtingscampagne voor de gemeenteraadsverkiezingen was anders van toon dan eerdere opkomstbevorderende campagnes. De centrale slogan «U heeft het voor het zeggen» had een minder vrijblijvend karakter dan de eerdere slogan «U komt toch ook» (voor de opkomstpercentages zie tabel prestatiegegevens).

Naast de algemene voorlichtingscampagne voor de Tweede Kamerverkiezingen was er een tv-campagne speciaal gericht op jongeren De opkomst bij de Tweede Kamer-verkiezingen was 80,4%, het hoogste percentage sinds 1986. De invloed van de campagnes op de opkomst zelf blijft echter moeilijk te meten. Daar zijn ook nog veel andere factoren op van invloed.

Versterking Kiesraad

Per 1 januari 2006 is de onafhankelijke positionering van het secretariaat van de Kiesraad ingegaan. Gedurende het jaar is de uitbreiding van het secretariaat van de Kiesraad gestaag gevorderd. Voorrang moest echter worden gegeven aan de goede gang van zaken bij de twee verkiezingen in dat jaar. Door de arbeidsintensieve vervroegde Tweede Kamerverkiezing in november is de uitbreiding wat trager verlopen dan oorspronkelijk voorzien. De Kiesraad heeft met succes de statistische taak met betrekking tot verkiezingsuitslagen opgepakt. Het wetsvoorstel inhoudende de overdracht van de subsidiëring van politieke partijen van het ministerie aan de Kiesraad en het toekennen van een toezichthoudende taak aan de Kiesraad op de financiën van politieke partijen heeft vertraging ondervonden door het advies van de Raad van State. Het advies noopte tot heroverweging van de handhavinginstrumenten en de rol van de Kiesraad daarin. Naar verwachting kan het wetsvoorstel in de eerste helft van 2007 worden ingediend.

Verlenen van financiële bijdragen aan intermediaire instituties IPP en FDO

Onderdeel van de ontwikkeling van Programma Democratie is het voortzetten van het beleid gericht op het in stand houden en bevorderen van de werking van het democratisch bestel door o.a. het verlenen van financiële bijdragen aan intermediaire instituties. Thans zijn dat:

– Het Instituut voor Publiek en Politiek (IPP).

– Het Forum voor Democratische Ontwikkeling (FDO).

– Het Nationaal Comité 4 en 5 mei.

Deze instellingen hebben tal van stimulerende activiteiten verricht op het terrein van politiek-maatschappelijke participatie alsmede op het terrein van het bevorderen van de belangstelling voor en de betrokkenheid bij de democratie.

Democratie in Nationaal Historisch Museum

Uit het kamerdebat over een Nationaal Historisch Museum en een centrum voor geschiedenis en democratie op 27 juni 2006 bleek dat in de Kamer brede steun bestaat voor een Nationaal Historisch Museum, waar democratie, in historisch perspectief, een plaats zou kunnen hebben. Op 13 september 2006 werd door de Minister OCW mede namens de Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijkrelaties een brief aan de Kamer gezonden waarin een visie op een Nationaal Historisch Museum werd geschetst. Daarbij werd aangegeven dat de verdere besluitvorming aan het lopende kabinet zou worden overgelaten.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Burgerforum.Ja
• Nationale Conventie.Ja
• Kabinetsstandpunt Invloed van Europa op Nederlandse staatsinrichting.Ja
• Standpuntbepaling Referendum.Ja
• Versterking van de positie van de Minister President.Ja
• Kiezen op afstand.Ja
• Voorlichtingscampagne gemeenteraad/TK 
verkiezingen 2006.Ja
• Wetsvoorstel verlaging voorkeurdrempel.Nee
• Onafhankelijke positionering en versterking Kiesraad.Ja
• Verlenen fin. bijdragen aan IPP en FDO.Ja
• Visie op Democratie in Nationaal Historisch museum.Ja

Verlaging voorkeurdrempel

Op 21 december 2005 heeft de toenmalige minister voor BVK het wetsvoorstel tot wijziging van de Kieswet bij de Tweede Kamer ingediend. Dit hield in een verlaging van de voorkeurdrempel. Het wetsvoorstel is wel door de Kamer behandeld, maar niet in stemming gekomen. Bij brief van 1 september 2006 heeft de minister voor BVK de Tweede Kamer bericht het wetsvoorstel in te trekken en daarmee is de beoogde verlaging van de voorkeurdrempel definitief niet gerealiseerd.

Tabel prestatiegegevens

IndicatorStreefwaarde 2006Realisatie 2006
Breed gedragen aanbeveling door BF over het meest gewenste kiesstelselBrede maatschappelijke aandacht en levendig debat. Ja. Voorstel voor kiesstelsel van burgerforum gereed in november 2006. TK, 2006–2007, 30 184, nr. 11 en bijlage
Aantal gemeenten die deelnemen aan KOACirca 300 (2/3 van alle gemeenten)239 gemeenten (bij de GR)312 gemeenten (bij de TK)
Versterking secretariaat KiesraadMeer onafhankelijk secretariaat KiesraadJa. De onafhankelijkheid is behaald. De uitbreiding moet deels nog plaatsvinden. Zie organisatiebesluit Concernstaven BZK, Staatscourant 2006 nr. 227, pag. 13, paragraaf 9
Opkomst verkiezingenGemeenteraad:Tweede Kamer:63,8%81% (uit begroting 2007)58,56 (2002: 57,4%)80,4% (2003: 80%
RegeldrukteDoorlichting/verbetervoorstellen. Naar 580 regelingen en gebruiksvriendelijke regelgeving in 2008Ja. Doorlichting is gedaan en er zijn verbetervoorstellen gedaan. Loopt nog.

Operationeel doel 3: Verbeteren van de wetgeving van BZK

Doelbereiking

In onderstaand overzicht is per onderwerp aangegeven of het beoogde doel is bereikt. Voor zover dit niet (geheel) het geval is, is daaronder een toelichting gegeven.

Regeldrukte

Kort voor de jaarwisseling was de evaluatie van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gereed. Daarnaast is een wetsvoorstel tot wijziging van de Awb ontwikkeld over samenhangende besluiten, dat burgers behoedt voor het kastje-naar-de-muur-sturen bij een meer complexe aanvraag. Eind 2006 aanvaardde de ministerraad het voorstel van een wet en een AMvB tot intrekking van overbodige regelgeving. Het wetsvoorstel beoogt de intrekking van 46 uitgewerkte wetten en de AMvB trekt ruim 80 uitgewerkte besluiten in. De doorlichting van de regelgeving op administratieve lasten zal uiteindelijk tot de beoogde vermindering van de administratieve lastendruk leiden.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Regeldrukte.Ja
• Gelijke behandeling.Nee
• Statuut.Nee

Gelijke behandeling

Het implementatiewetsvoorstel is wel ingediend eind 2006. Het integratiewetsvoorstel is aangehouden tot medio 2007.

Statuut

De besprekingen over nieuwe staatkundige verhoudingen met de verschillende onderdelen van het Koninkrijk hebben in 2006, na der verwerping van het Slotakkoord door de eilandsraad van Curaçao nog niet tot een algemeen gedragen overeenstemming geleid.

Het opstellen van wetgeving was in 2006 dus nog niet aan de orde.

4. Overzicht afgeronde onderzoeken

OnderwerpstartdatumafgerondVindplaats
Evaluatie Kiezen op Afstand/Stemmen in een willekeurig stemlokaal8 maart 2006 (gr)23 oktober 2006 (tk)22 mei 2006 (gr)1 maart 2007 (tk)www.minbzk.nl/koa
Evaluatie Kiezen op afstand/Internetstemmen23 oktober 20061 april 2007Idem na afronding
Derde evaluatie Awb200520 dec. 2006TK, 2006–2007, 29 279, nr. 51
Awb evaluatiemei 200525 sept. 
2006  TK, 2006–2007, 28 481, nr. 4
Evaluatie verkiezingen9 januari 2006Eind maart 2006Rapport Campagne Gemeenteraadsverkiezingen (H04) Eindrapport Campagne-effectenonderzoek bij de RVD

Evaluatieonderzoek

De meeste beschreven evaluaties zijn in 2006 afgerond. Het nieuwe kabinet zal zijn standpunt nog bepalen over de evaluaties van de Algemene wet gelijke behandeling en de Algemene wet bestuursrecht. Naar verwachting volgt nog een breed onderzoek naar de ervaringen van burgers met de bezwaarprocedure in de Algemene wet bestuursrecht.

BELEIDSARTIKEL 6. FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische werking en inrichting van het openbaar bestuur en optimalisering van de interbestuurlijke verhoudingen.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2006 heeft BZK veel aandacht besteed aan de werking van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke verhoudingen. We hebben het middenbestuur uitgebreid onder de loep genomen, het interbestuurlijk toezicht doorgelicht, naar de (Europese) bestuurskracht gekeken en de bestuurlijke drukte aangepakt. Concreet uitte dit zich in de notitie over het middenbestuur die eind 2006 aan de Tweede Kamer is gestuurd waarin een aantal varianten wordt beschreven waaruit de nieuwe regering een keuze kan maken, de instelling van de Commissie Oosting die het interbestuurlijk toezicht doorlicht, het uitgeven van de Trendnota «De staat van het bestuur», het herindelen van een aantal gemeenten, de casusgerichte aanpak van bestuurlijke drukte waarbij op 12 cases de bestuurlijke drukte is bekeken en waar nodig aangepakt. Uit de beschouwing van de Raad van State naar de interbestuurlijke verhoudingen is een aantal goede aanbevelingen voortgekomen om de interbestuurlijke verhoudingen te verbeteren. BZK gaat daarmee in 2007 aan de slag.

2. Succesfactoren

Een belangrijke succesfactor is niet vrijblijvende samenwerking. Het openbaar bestuur bestaat niet alleen uit BZK of het Rijk. De omgangsregels voor deze samenwerking zijn vastgelegd in de Code interbestuurlijke verhoudingen. Uit deze Code vloeit ook voort dat twee maal per jaar een Overhedenoverleg wordt georganiseerd. Dit is een door de minister van BZK georganiseerd overleg waaraan standaard ook de minister-president en de minister van Financiën deelnemen, evenals de bestuursvoorzitters van VNG en IPO. Daarmee is een gremium gecreëerd waarin op bestuurlijk niveau afspraken gemaakt kunnen worden. In 2006 heeft dit positief gewerkt voor dossiers als e-government en interbestuurlijk toezicht.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
6. Functioneren openbaar bestuurRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen109 299120 78332 54942 59541 51039 2992 211
        
Uitgaven93 61885 04132 16942 69635 97339 299– 3 326
6.1 Apparaat2 3732 4129 9148 1786 8128  292– 1 480
6.2 Inrichting en werking openbare bestuur14 79515 0496 0455 9676 3077 236– 929
6.3 Rechtspositie arbeidsvoorwaardenbeleid en politieke ambtsdragers29 43421 6625 9289 8267 6438 749– 1 106
6.4 Faciliteren politieke partijen47 01645 91810 28218 72515 21115 022189
        
Ontvangsten53 67142 3441 3789961 6411591 482

Financiële toelichting

De onderbesteding op de apparaatuitgaven op artikelonderdeel 6.1 wordt onder andere veroorzaakt door reorganisaties waarbij een deel van het budget is overgeheveld naar de artikelonderdelen 9.1 en 12.1. De onderuitputting op artikelonderdeel 6.2 wordt onder meer veroorzaakt doordat geen beroep is gedaan op het beschikbare budget voor de burgemeestersreferenda. De onderuitputting op artikelonderdeel 6.3 is het gevolg van lagere uitgaven dan verwacht (op basis van eind 2005 schattingen) voor uitkeringen, wachtgelden en pensioenen voor burgemeesters, Europarlementariërs, ministers en staatssecretarissen.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 6.2: Een slagvaardig openbaar bestuur door het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting van de rijksoverheid, de medeoverheden en de financiële en bestuurlijke verhoudingen

Doelbereiking

Paasakkoord:

Burgemeestersreferenda

Het is aan gemeenteraden zelf om bij een burgemeestersvacature de keuze te maken een raadplegend burgemeestersreferendum te houden. Om gemeenten daartoe te stimuleren en financiële en praktische belemmeringen voor het houden van een burgemeestersreferendum weg te nemen, is in 2006 het Tijdelijk besluit bijdrage burgemeestersreferendum vastgesteld; daarmee worden gemeenten financieel gecompenseerd voor kosten die zij maken bij het houden van een burgemeestersreferendum. Ook is er een Handreiking raadplegend burgemeestersreferendum samengesteld als praktisch handvat voor gemeenten bij de organisatie en uitvoering van het referendum. De gemeente Utrecht heeft zich inmiddels gemeld voor een raadplegend burgemeestersreferendum in 2007.

Middenbestuur

In oktober 2006 is de verkenning «De toekomst van het decentrale bestuur, het decentrale bestuur van de toekomst» verschenen. Deze vloeit voort uit de in mei 2006 verschenen discussienotitie «Maatwerk in het middenbestuur». Aan de hand van die discussienotitie is uitvoerig gesproken met decentrale bestuurders en politici, vertegenwoordigers van het bedrijfsleven, het maatschappelijk middenveld en de wetenschap. Naast de rol van het middenbestuur, de bestuurskracht van gemeenten, de WGR-plusconstructies en de Randstad is daarbij ook het herindelingsbeleid, in het kader van de schaaldiscussie, aan de orde gekomen. Vervolgens is in september de Commissie Kok ingesteld die begin 2007 haar advies heeft gepresenteerd over de bestuurlijke organisatie van de Randstad.

In voorbereiding is een wetsvoorstel waarin de WGR wordt aangepast aan de gemeentelijke en provinciale dualisering.

Overige activiteiten:

Herindeling

In 2006 zijn de negen herindelingsvoorstellen behandeld en wet geworden. Het gaat om drie herindelingen in Zuid-Holland, twee in Noord-Holland en vier in Limburg. De herindelingen zijn per 1 januari 2007 effectief.

Financiële verhoudingen

De samenvoeging van enkele trajecten die tot een fundamentele herbezinning van de bestuurlijke en financiële verhoudingen moeten leiden (zoals «autonoom en automaat», de samenstelling van het eigen inkomstengebied naar aanleiding van het advies Eenhoorn en bestuurlijke en financiële differentiatie) heeft eind 2006 geleid tot het BFA-rapport (BFA-rapport; TK, 2006–2007, 30 096, nr. 26).

In het rapport wordt een aantal scenario’s gepresenteerd dat tot doel heeft de samenhang tussen de bestuurlijke en financiële verhouding, in het bijzonder het belastinggebied, te laten zien. Op basis hiervan kan het lopende kabinet keuzes maken.

Het financieel overzicht gemeenten (FOG) en het periodiek onderhoudsrapport (POR) zijn uitgekomen (FOG en POR maken onderdeel uit van de Gemeentefondsbegroting, TK, 2006–2007, 30 800 B, nr. 1).

Met name in de meicirculaire is grote aandacht geschonken aan het transparanter maken van de inhoud, daarmee tegemoetkomende aan de wens van gemeenten een meer toegankelijke informatievoorziening tot stand te brengen. Daarnaast zijn in 2006 zeer succesvolle, drukbezochte BZK-gemeentedagen georganiseerd om gemeenten te ontmoeten en hen te informeren over een breed scala aan financiële en bestuurlijke ontwikkelingen en actualiteiten.

Specifieke uitkeringen

Single audit/single information (SiSa) is met ingang van 2006 ingevoerd voor 29 specifieke uitkeringen. De ontwikkeling van een beoordelingskader voor nieuwe specifieke uitkeringen is in een ver gevorderd stadium. Daarnaast is de eerste voortgangsrapportage Brinkman (het Overzicht specifieke uitkeringen) aan de Tweede Kamer uitgebracht. In 2007 zal verder worden gewerkt aan de implementatie van SiSa in de Financiële verhoudingswet. In november 2006 zijn enkele succesvolle regiodagen over SiSa gehouden ten behoeve van de medeoverheden.

Administratieve lasten

BZK heeft in 2006 verder gewerkt aan het verminderen van de administratieve lasten en de bestuurlijke drukte. Concreet is dit gedaan door te werken aan de uitvoering van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Commissie de Grave «Je gaat erover of niet» en de doorlichting van interbestuurlijke toezichtsarrangementen door de Commissie Oosting. De doorlichting wordt uitgevoerd aan de hand van het stappenplan van de Bestuurlijke Werkgroep Alders en is aangekondigd in het kabinetsstandpunt Interbestuurlijk toezicht van mei 2006 (TK, 2005–2006, 30 300, nr. 65). De Commissie Oosting licht de gehele interbestuurlijke toezichtkolom door en betrekt daarom ook de provincies in hun rol van toezichthouder bij de doorlichting. De commissie is voornemens haar werkzaamheden medio 2007 af te ronden.

Bestuurlijke drukte

In het project «Vermindering bestuurlijke drukte» is een aantal bestuurlijke constellaties in beeld gebracht. De winst hiervan zit bijvoorbeeld bij de casus Waterketen waarin is geconstateerd dat het probleem voor een aanzienlijk deel wordt veroorzaakt door de beperkte bestuurskracht van de kleinere gemeenten. Dit heeft ertoe geleid dat de VNG nu bekijkt hoe dit verbeterd kan worden. Daarnaast volgt uit de casus Reconstructie landelijk gebied een serie IOS-toetsen (toetsen naar Inhoud, Organisatie en Sturing). Het doel hiervan is te bekijken of de betrokken bestuursorganen voldoende middelen in handen hebben om goed uitvoering aan hun taken te kunnen geven. Los van de winst per casus heeft dit ook een leer- en bewustwordingsproces op gang gebracht. Met de verrichte activiteiten in 2006 is het kabinetsstandpunt op het rapport van de Commissie de Grave integraal uitgevoerd.

Europa en grensoverschrijdende samenwerking in relatie tot het binnenlands bestuur

Om te bevorderen dat het binnenlands bestuur Europaproof functioneert, heeft BZK samen met de VNG en het Kenniscentrum Europa decentraal in 2006 een Handreiking Europaproof gemeenten tot stand gebracht. Deze handreiking is bij gemeenten in goede aarde gevallen en is uniek in Europa. Op de BZK-gemeentedagen is de handreiking ook onder de aandacht gebracht. Verder heeft BZK in 2006 gewerkt aan het voorstel voor een Wet Toezicht Europese regelgeving (Wet TEr). Dit voorstel zal in 2007 bij het parlement worden ingediend.

Grensoverschrijdende samenwerking: knelpunten in grensgemeenten en- provincies Op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking (GROS) heeft BZK meegewerkt aan de totstandkoming van EU-verordening Nr. 1082/2006 betreffende een Europese groepering voor territoriale samenwerking (EGTS). BZK was hiervoor namens Nederland de primaire trekker. Op initiatief van BZK is de reikwijdte van de verordening verbeterd, zodat Nederland deze uiteindelijk ook kon aanvaarden.

Verder is op het gebied van GROS in de verkenning van de minister van BZK «De toekomst van het decentrale bestuur, het decentrale bestuur van de toekomst» een beleidsuitgangspunt geformuleerd, waarin wordt aangegeven dat de provincies een regisserende en coördinerende rol hebben op het vlak van de grensoverschrijdende samenwerking in de grensregio’s. Deze rol omvat ook het signaleren van door het Rijk veroorzaakte knelpunten die deze samenwerking belemmeren. Een verheldering van de rollen bleek nodig in de contacten van BZK met de provincies die aan de grens liggen. Uit de contacten van BZK met verschillende provincies is tot dusver waardering voor dit beleidsuitgangspunt gebleken.

Evaluatie dualisering provinciebestuur

Het kabinetstandpunt over het rapport Hermans (TK, 2005–2006, 30 114, nr. 3) is in het eerste kwartaal van 2006 gereedgekomen. Er staan enkele kleine wijzigingen van de Provinciewet op stapel naar aanleiding van de «Eindbalans eerste dualistische raadperiode».

Trendnota

De Trendnota «De staat van het bestuur», waarin verschillend onderzoek over de stand van het binnenlands bestuur bij elkaar wordt gebracht, is op 16 oktober 2006 gelanceerd, evenals de bijbehorende websitewww.staatvanhetbestuur.nl. Het rapport, dat zeer positief ontvangen is, bevat onder andere gegevens over vallende burgemeesters, terugtredende wethouders, rekrutering van raadsleden en de uitslag van raadsverkiezingen. De trendnota is een tweejaarlijkse uitgave.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
Paasakkoord 
• Spreiding raadsverkiezingen.Nee
• Notitie Middenbestuur.Ja
Overige activiteiten 
• Herindeling.Ja
• Financiële verhoudingen.Ja
• Specifieke uitkeringen (uitvoering kabinetsstandpunt Brinkman).Ja
• Terugdringen Administratieve lasten.Ja
• Functionele besturen en bestuurlijke hoofdstructuur (formuleren visie).Ja
• Gedeconcentreerde rijksdiensten.Ja
• Europa en grensoverschrijdende samenwerking in relatie tot het binnenlands bestuur.Ja
• Instrumentenpakket voor grensgemeenten en -provincies.Ja
• Evaluatie dualisering provincies.Ja

Toelichting instrumenten/activiteiten

Spreiding raadsverkiezingen

Onder andere naar aanleiding van de advisering door de VNG heeft de Minister voor BVK de Tweede Kamer laten weten niet voornemens te zijn een wettelijke ingreep te plegen die primair tot doel heeft een spreiding van de raadsverkiezingen te bewerkstelligen (TK, 2005–2006, 30 184, nr. 9). Overigens zou de mogelijkheid van tussentijdse raadsontbinding, indien ervoor wordt gekozen om de zittingtermijn van een vroegtijdig gekozen gemeenteraad ook op vier jaar te stellen, er op de lange termijn ook toe kunnen leiden dat de raadsverkiezingen niet langer op een dag plaatsvinden.

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Aantal Specifieke uitkeringen   172N.v.t. (streefwaarde 2012 is 40)107+ 29

Toelichting

Het in het kabinetsstandpunt Brinkman «Anders gestuurd, beter bestuurd» (TK, 2004–2005, 29 800 B, nr. 16) genoemde aantal van 160 specifieke uitkeringen is gedaald met 53. Het totaal aantal is echter weer gestegen met 29 nieuwe specifieke uitkeringen. In mei 2007 komt het derde overzicht specifieke uitkeringen (OSU) beschikbaar, waarin nieuwe cijfers gepresenteerd worden.

Operationele doelstelling 6.3: Het scheppen van randvoorwaarden om de politieke ambtsdragers in staat te stellen hun functie optimaal uit te oefenen

Doelbereiking

Rechtspositie politieke ambtsdragers

De wetgeving ter implementatie van de eerste twee adviezen van de commissie Dijkstal over de rechtspositie van politieke ambtsdragers wacht op nadere politieke besluitvorming in de Tweede Kamer. Het AO met betrekking tot topinkomens is geschorst in afwachting van een nieuw kabinet. De Rechtspositieregelingen Raad van State, Algemene Rekenkamer en Nationale Ombudsman worden in één wet samengevoegd en gemoderniseerd. De Rechtspositieregelingen gemeente- en provinciebestuurders zijn aangepast aan fiscale vereisten en aan de nieuwe zorgverzekeringswet.

Commissie Dijkstal II

Op 4 oktober 2006 heeft de Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers («commissie Dijkstal») het rapport «Advies modernisering en fondsvorming politieke pensioenen» aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangeboden. Het advies is te streven naar deelname aan het ABP-fonds met een eigen Appa-regeling. Om dit te bewerkstelligen moeten in samenwerking met het ABP verschillende uitvoeringsaspecten (juridisch, financieel, uitvoeringstechnisch) nog nader worden bekeken.

Burgemeestersprofiel

Dat het burgemeestersprofiel verandert, blijkt uit het in 2006 verschenen onderzoeksrapport naar de oorzaken, omstandigheden en patronen bij het gedwongen vertrek van burgemeesters als gevolg van bestuurlijke probleemsituaties. Dit heeft ertoe geleid dat de voor de uitoefening van het burgemeestersambt onderscheiden bestuursstijlen en vaardigheden zullen worden herijkt.

Loopbaanbegeleiding

Het doel was een op burgemeesters afgestemd instrumentarium voor loopbaanoriëntatie aan te bieden dat ondersteuning kan bieden bij het inzichtelijk maken van loopbaanwensen en arbeidsmarktkansen. Een loopbaanoriëntatieprogramma is in 2006 door het Nederlands Genootschap van Burgemeesters uitgevoerd voor een veertigtal burgemeesters. Met ingang van 2007vormt het instrumentarium voor loopbaanoriëntatie een vast onderdeel van het opleidingsprogramma voor burgemeesters.

Opleidingsprogramma

Het programma is met een verhoogde subsidiebijdrage aan het professionaliseringsfonds in 2006 gecontinueerd en zal in ieder geval tot 2010 worden voortgezet.

Voorlichting

De communicatie met de beroepsgroep is ondermeer geïntensiveerd door de aanwezigheid van BZK tijdens de Lochemconferenties en columns in het Burgemeestersblad.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Rechtspositie politieke ambtsdragers 
• Commissie Dijkstal 
• BurgemeestersprofielJa
• LoopbaanbegeleidingJa
• OpleidingsprogrammaJa
• VoorlichtingJa

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Loopbaanoriëntatie63,1%65,3%60% (zie toelichting)81,7%

Toelichting

Hierbij gaat het om het totaal aantal (waarnemend) burgemeesters per jaar dat een opleiding uit het professionaliseringsfonds heeft gevolgd. Op basis van geschatte cijfers over 2005 was de oorspronkelijke streefwaarde 60% voor 2006. Uit de definitieve cijfers over 2004–2006, zoals recent ontvangen van het Nederlands Genootschap van Burgmeesters, bleek het aantal gevolgde opleidingen in 2005 al hoger dan geschat. De streefwaarde voor 2006 bleek hierdoor te laag geschat.

In 2006 hebben 30 burgemeesters een specifiek traject voor loopbaanoriëntatie uit het professionaliseringsfonds gevolgd, ruim 300 hebben andere opleidingen in dit kader gevolgd.

Operationele doelstelling 6.4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiëring politieke partijen

Doelbereiking

Over het ontwerpwetsvoorstel Financiering politieke partijen, gericht op het aanscherpen van de regels voor giften en partijsponsoring, is in 2006 overleg geweest met de politieke partijen en de Kiesraad. Zowel de Algemene Rekenkamer als het College Bescherming Persoonsgegevens is om advies gevraagd. De Raad van State heeft op 15 september 2006 zijn advies over het wetsvoorstel uitgebracht. Bezien wordt momenteel of, en zo ja in welke zin, het wetsvoorstel aanpassing behoeft naar aanleiding van het advies van de Raad van State.

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

 Onderzoek onderwerpAD of ODStartAfgerondVindplaats
Beleidsdoorlichtinggeen    
Effectenonderzoek ex postEvaluatie dualisering provinciesOD 220052006TK, 2005–2006, 30 114, nr. 12
 Jaarlijkse evaluatie financiële functieOD 220053–2006www.finveen.nl
Overig evaluatieonderzoekEvaluatie NGB Professionaliseringsfonds    
 Burgemeesters 2003–2005OD 320051-9-2005NGB: www.burgemeesters.nl
 TrendnotaAD200410–2006TK, 2006–2007, 30 800 VII, nr. 9

BELEIDSARTIKEL 9. GROTESTEDENBELEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Krachtige steden met een minimum aan bureaucratie

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In de GSB-convenanten van 2005 zijn afspraken tot en met 2009 vastgelegd. In 2007 zal een tussenbalans worden opgemaakt, zodat zicht ontstaat op de stand van de realisatie van de prestatieafspraken van steden en de mate waarin deze bijdragen aan het realiseren van de outcomedoelstellingen.

In 2006 is onderzoek gedaan naar toekomstige kansen en problemen in steden. Dit heeft geresulteerd in de nota «Steden van morgen, keuzes voor vandaag» die ter informatie aan de Tweede Kamer is gezonden. Deze nota gaat in op de toekomst van de stad en het stedelijk beleid na 2009, zowel wat betreft de beleidsagenda als het bestuurlijke arrangement dat daarbij het beste past.

In 2006 is het Nationaal Strategisch Referentiekader ter uitwerking van de nieuwe Structuurfondsen vanaf 2007 vastgesteld. Daarin is vastgelegd dat er voor de G4 een apart stedelijk programma komt als onderdeel van het Operationeel Programma voor West-Nederland. In andere regionale operationele programma’s is een afzonderlijke prioriteit voor stedelijke revitalisering voor GSB-steden opgenomen.

2. Succesfactoren

Voor het realiseren van de outcomedoelstellingen is het Rijk afhankelijk van een goede uitvoering van de convenanten die met de GSB-steden zijn gesloten. BZK heeft mede daarom geïnvesteerd in goede relaties met en kennis over de steden (stadsgesprekken, kennisuitwisseling, actief meedenken over problemen). Eind 2006 zijn met de GSB-steden bovendien aanvullende prestatieafspraken gemaakt over onder andere inburgering, volwasseneneducatie en onderwijsachterstanden. Deze afspraken ondersteunen steden in nog sterkere mate bij het realiseren van de outcomedoelstellingen. De middelen voor deze aanvullende afspraken zijn opgenomen in de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid. Hiermee blijft de administratieve last beperkt.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
9. GrotestedenbeleidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen433 34947 297254 7461 701 565212 77310 857201 916
        
Uitgaven141 987171 575131 789621 470566 042351 171214 871
9.1 Apparaat4 2244 4464 2184 0144 0413 147894
9.2 Faciliteren grotestedenbeleid4 4447 0723 2162 0193 02420081 016
9.3 Stimuleren grotestedenbeleid133 319160 057124 355615 437558 977346 016212 961
        
Ontvangsten232466336 337436 833214 516222 317

Financiële toelichting

In het kader van het kabinetsstandpunt over het rapport van de stuurgroep Brinkman «Anders gestuurd, beter gestuurd» zijn eind 2005 de annuïteitenuitkeringen voor de regeling Impuls leefbaarheid, veiligheid en stadseconomie en de regeling Werkgelegenheidsimpuls 1994 afgekocht. Vanwege deze afkoop zijn de bijbehorende annuïteiten voor de jaren 2006 (€ 26,4 mln.) en verder bij de eerste suppletore begroting vrijgevallen.

Ook dit najaar zijn enkele annuïteitenuitkeringen afgekocht. Bij de tweede suppletore is hiervoor € 5,35 mln. aan de begroting toegevoegd. Daarnaast zijn extra gelden beschikbaar gekomen voor onder andere inburgering, voorkomen van onderwijsachterstanden, voorkomen van een criminele loopbaan onder allochtone jongeren, sociale herovering, meedoen door allochtone jongeren aan sport. Het totaalbedrag van € 228 mln. is toegevoegd aan de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 9.2: Krachtige steden faciliteren door het ontwikkelen van een samenhangend, gecoördineerd en ontkokerd beleid

Doelbereiking

BZK heeft de steden die meedoen aan het grotestedenbeleid ondersteund en gefaciliteerd bij de uitvoering van de convenanten, zodat zij beter in staat zijn daadwerkelijk krachtige steden te worden.

Met betrekking tot krachtige buurten is een aantal projecten gestart, zoals Nieuwe Coalities voor de Wijk en Sociale Herovering. Dit als vervolg op het WRR-advies «Vertrouwen in de buurt» en het kabinetsstandpunt «De krachtige buurt».

Mogelijkheden voor stedelijk beleid na 2010 zijn uitgewerkt in de discussienota «Steden van morgen, keuzes voor vandaag».

Er is een gestart gemaakt met de voorbereiding van de midterm review die in 2007 staat gepland.

De nationale coördinatie van de programma’s in het kader van URBAN II en Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden is verricht door BZK. Deze Europese programma’s sluiten beleidsmatig aan op het nationale GSB, gericht op een verdere ontwikkeling van een aantal achterblijvende gebieden in 9 grote steden. Eind juni 2006 is het jaarverslag over 2005 gepresenteerd. Uit dit jaarverslag blijken positieve sociaal-economische effecten voor de wijken waarin projecten uit Structuurfondsen worden gefinancierd. Ook is het Stedelijk Programma als geheel in 2006 erin geslaagd om de norm van de N+2-regel (financiële realisatie) te halen.

De kennisuitwisseling tussen steden is uitgevoerd door het Kenniscentrum Grote Steden. Daarnaast heeft BZK in 2006 in samenwerking met andere lidstaten en het Kenniscentrum Grote Steden de verdere ontwikkeling van een Europees breed stedelijk kennisnetwerk (European Urban Knowledge Network) getrokken, zodat dit in 2007 van start kan gaan. In 2006 is gerealiseerd dat 15 lidstaten van de EU aan het EUKN deelnemen.

In 2006 is de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Rotterdamwet) in werking getreden, gericht op meer doorzettingsmacht voor steden. Het aantal GSB-steden is met de toetreding van Sittard-Geleen tot 31 uitgebreid.

Jaar 2006Realisatie
• Faciliteren van steden bij uitvoering convenanten GSB III.Ja
• Coördinatie rijk uitvoering van convenanten GSB III.Ja
• Buurtoffensief.Ja
• Stedelijk beleid.Ja
• Middelgrote gemeenten.Ja
• Verantwoording GSB III.Ja
• Structuurfondsen.Ja
• Facilitering en kennisuitwisseling over GSB in Nederland en Europa.Ja
• Doorzettingsmacht.Ja
• Sittard-Geleen.Ja

Tabel prestatiegegevens

IndicatorBasiswaardeStreefwaardeRealisatie
Uitvoering convenantenOndertekening van 30 prestatieconvenanten in 2005In 2010 hebben alle steden de prestaties gehaaldRapportage in 2010
BDU SIVwww.grotestedenbeleid.nlIn 2005 zijn de GSB-relevante geldstromen gebundeld in drie BDU’sIn 2006 zijn er geen nieuwe specifieke uitkeringen ontstaan met relevantie voor het grotestedenbeleidJa
Europees Kennisnetwerkwww.eukn.orgIn 2005 doen 12 lidstaten mee aan het kennisnetwerkEen operationeel kennisnetwerk dat EU-breed werktJa
DoorzettingsmachtEK 2005–2006, 30 091De Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek ligt op 1-5-2005 bij de Tweede KamerOp 1-1-2006 treedt de Wet in werkingJa

Operationele doelstelling 9.3: Krachtige steden faciliteren door het verstrekken van middelen in het kader van de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid

Doelbereiking

Om krachtige steden te worden en de prestatieafspraken met het Rijk te realiseren, hebben de steden van het Rijk middelen ontvangen uit hoofde van drie Brede Doeluitkeringen (BDU’s). BZK is verantwoordelijk voor de BDU Sociaal, Integratie en Veiligheid. Daarnaast zijn extra gelden beschikbaar gekomen voor onder andere inburgering, voorkomen van onderwijsachterstanden, voorkomen van een criminele loopbaan onder allochtone jongeren, sociale herovering en meedoen door allochtone jongeren aan sport. Deze zijn toegevoegd aan de Brede Doeluitkering Sociaal, Integratie en Veiligheid.

Activiteiten 2006Realisatie
• Interdepartementale financiële ontwikkelingen.Ja
• Jaarlijkse betalingen.Ja
• Nieuwe geldstromen.Ja
• Coördinatie financiële verantwoording.Ja

Tabel prestatiegegevens

IndicatorBasiswaardeStreefwaardeRealisatie
Uitvoering convenantenOndertekening van 30 prestatieconvenanten in 2005In 2010 hebben alle steden al hun prestaties gerealiseerdRapportage in 2010

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoekOnderwerpAD of ODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingToekomst grotestedenbeleid (ex ante)OD20062007 
      
Effecten van beleidEindevaluatie GSB II (stedelijke en rijkszijde)AD20052006TK 2005–2006, 30 128, nr. 9
      
Overige beleids-evaluatieEindevaluatie ExpertteamOD 2006TK 2005–2006, 30 128, nr. 9 en www.minbzk.nl

In 2006 is met de voorbereidingen voor de beleidsdoorlichting met betrekking tot de toekomst van het grotestedenbeleid gestart. Deze zal in 2007 worden afgerond en aan de Tweede Kamer worden gezonden.

KWALITEIT EN OPENBARE SECTOR

BELEIDSARTIKEL 7. INNOVATIE EN INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR

1. Algemene beleidsdoelstelling

Door de inzet van informatie- en communicatietechnologie (ICT) en innovatie van werkprocessen verbeteren van het presterend vermogen van de overheid.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Dit kabinet heeft de afgelopen periode invulling gegeven aan het verminderen van de administratieve lasten en het verbeteren van de dienstverlening. Voor de realisatie van deze doelen zijn verschillende basisvoorzieningen voor de e-overheid ontwikkeld, in de praktijk toegepast door overheden en uitvoeringsorganisaties én gebruikt door burgers en bedrijven. De laatste voortgangsrapportage1 geeft een beeld van de overheidsorganisaties die zijn aangesloten op de basisvoorzieningen en ervaring hebben met het toepassen hiervan. Ook is de reductie van administratieve lasten voor burgers zichtbaar geworden. Op grond hiervan kan worden geconcludeerd dat de algemene doelstelling is gerealiseerd.

2. Succesfactoren

Succesfactoren elektronische dienstverlening

Sinds 2003 is er een aanzienlijke vooruitgang geboekt in de ontwikkeling, implementatie en toepassing van de basisvoorzieningen voor de e-overheid. Dit is bereikt door het versterken van bestuurlijk en ambtelijk draagvlak hiervoor.

Succesfactoren administratieve lasten

De administratieve lasten zijn in 2006 per saldo met 7% in tijd en 16% in kosten gedaald ten opzichte van 2002. De administratieve lastenverlichting is onder meer bereikt door de wijziging van het stelsel van bouwvergunningen, de invoering van de elektronische aangifte inkomstenbelastingen en de mogelijkheid om elektronisch aangifte te doen van een strafbaar feit.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
7. Informatiebeleid Openbare SectorRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen109 299120 783115 941129 396244 274155 89988 375
        
Uitgaven93 61885 04196 96594 382130 025170 146– 40 121
7.1 Apparaat2 3732 4123 1693 9174 4474 36186
7.2 Publieke dienstverlening toegankelijkheid overheidsinformatie14 79515 04927 00630 40546 22119 47126 750
7.3 ICT-infrastructuur binnen de openbare sector29 43421 66215 81315 48925 91728 327– 2 410
7.4 Reisdocumenten en GBAstelsel47 01645 91850 97744 57153 440117 987– 64 547
        
Ontvangsten53 67142 34448 08641 87658 17360 212– 2 039

Financiële toelichting

Bij een vergelijking van de ontwerpbegroting met de uiteindelijke realisatie valt een wezenlijk verschil te constateren op artikel 7.2. De hogere uitgaven hangen o.a. samen met de bij de eerste suppletore begroting verkregen middelen voor de i-teams en de e-staatscourant. (samen voor 2007 € 8,1 mln). Daarnaast is er meer uitgegeven aan beleids- en ontwikkelactiviteiten op het vlak van Elektronische Gemeenten (EGEM), Stroomlijning Basisgegevens (SBG), Transparantie, Open Standaarden en Open Source Software (OSOSS) en Digid. De financiering van deze meeruitgaven is verkregen uit de middelen voor de uitvoering van het Programma Implementatie ICT-agenda (PRIMA) [voorheen; Nationaal Actieplan Elektronische Snelwegen (NAP)]. De verantwoording voor deze gelden geschiedt via de begroting van het ministerie van Economische Zaken. BZK ontving in 2006 in totaal ca. € 14,4 mln uit PRIMA. De bijstelling van de verplichtingen wordt naast de gemelde mutaties bij de eerste suppletore begroting met name veroorzaakt doordat in 2006 verplichtingen zijn vastgelegd die meerjarig zullen worden uitgefinancierd.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 7.2: De innovatie van werkprocessen binnen de overheid, het verbeteren van de publieke dienstverlening, het vergroten van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het verminderen van de administratieve lasten voor burgers en het daartoe bewerkstelligen van een adequate en betrouwbare ICT-infrastructuur voor de openbare sector

Regie over ontwikkeling van de basisvoorzieningen

• Experimenten met nieuwe zoektechnologieën hebben geleid tot de ingebruikname van een nieuwe zoekmachine die overheidsinformatie beter vindbaar maakt. De hiervoor vereiste Europese aanbesteding is door het ICTU samen met 8 ministeries uitgevoerd. Op 9 november jl. is de zoekmachine met het geheel vernieuwde portaal www.overheid.nl officieel in gebruik genomen. Het Ministerie van OC&W heeft eind 2006 de zoekdienst op haar publieke website gelanceerd.

• De authenticatievoorziening DigiD heeft in 2006 een sterke groei doorgemaakt. Eind 2006 telde DigiD al ruim twee miljoen geregistreerde gebruikers. Ook het aantal aangesloten instellingen die de voorziening gebruiken, is sterk gestegen. Begin november is de honderdste organisatie aangesloten. In 2006 is DigiD in technische zin uitgebreid met het hogere betrouwbaarheidsniveau «midden» waarbij gebruik wordt gemaakt van sms authenticatie, naast het reeds bestaande betrouwbaarheidsniveau op basis van gebruikersnaam en wachtwoord. Ook het aantal diensten dat aangesloten partijen via DigiD aanbieden groeit.

• De technische voorziening van het BSN, de centrale beheervoorziening BSN alsmede de publiekscampagne zijn gereed. Het wetsvoorstel is door de Tweede Kamer met algemene stemmen aangenomen1. Het (schriftelijk) overleg met de Eerste Kamer is eind 2006 van start gegaan.

• Naast de realisatie van de negen basisregistraties en het uitvoeren van een haalbaarheidsonderzoek van drie andere basisregistraties is middels een brief aan de Tweede Kamer2 het stelsel van basisregistraties onlangs uitgebreid met de basisregistratie Waardering Onroerende Zaken.

Het wetsvoorstel GBA is inmiddels zowel in de Tweede als Eerste Kamer aangenomen. Met deze wet zijn tevens de uitgangspunten van het stelsel aanvaard. Wetsvoorstellen met betrekking tot het Nieuwe Handelsregister, Kadaster en Topografie zijn in 2006 bij de Tweede Kamer ingediend.

• De eerste versie van de benodigdheden om de e-functionaliteit op de NIK te plaatsen is gereed gekomen. Het testen en de certificering hiervan is in 2006 gestart. Het conceptwetsvoorstel is in voorbereiding. De verwachtingen omtrent de juridische realisatie van de eNIK zoals weergegeven in de begroting 2006 zijn bijgesteld naar de eerste helft van 2007.

• Eind september 2006 is de eerste versie van de Nederlandse Overheid Referentie Architectuur (NORA) opgeleverd. In deze referentie architectuur is de samenhang tussen de verschillende onderdelen van de e-overheid in kaart gebracht. De NORA is een dynamisch document dat periodiek zal worden bijgesteld.

Regie over ontwikkelingen bij andere overheden

• De standaard die het mogelijk maakt om elke overheidsdienst vanuit een van de bestaande productencatalogi te vinden is in 2006 met gemeenten, provincies en waterschappen verder getest. Eind 2006 maakten 66 gemeenten en 3 provincies gebruik van deze samenwerkende catalogi standaard.

• Het belang van een goede dienstverlening en een vermindering van de administratieve lasten is door Rijk, VNG, IPO en de Unie van Waterschappen onderschreven in de Verklaring3. Deze verklaring vormt onder meer de basis voor de ondersteuning van de implementatie van de e-overheid door de i-teams. In 2006 hebben 283 gemeenten zich aangemeld voor de intake van i-teams en zijn 110 intakes bij gemeenten afgerond.

De Regiegroep ICT en Overheid is in 2006 uitgebreid met IPO, Unie van Waterschappen, AZ, EZ en VROM. Hierdoor is de regie op de e-overheid versterkt.

• De programma’s EGEM en e-Provincies hebben in 2006 weer bijgedragen aan de verbetering van de gemeentelijke en provinciale dienstverlening. Resultaten zijn onder andere de Routeplanner, thermometer, landkaart, referentiemodel gemeentelijke basisgegevens en generieke e-formulieren die door zeven gemeenten in gebruik zijn genomen. Er zijn eind 2006 800 opdrachten voor gemeentelijke formulieren bij de e-formulieren voorziening ontvangen.

• In 2006 heeft de Europese Commissie het actieplan «accelerating egovernment in Europe for the benefit of all» uitgebracht. Het huidige programma voor de elektronische overheid sluit aan bij de Europese doelstellingen.

Regie over administratieve lastenreductie

• In mei 2006 zijn de kabinetsplannen om te komen tot 25% minder administratieve lasten gepresenteerd1. Eind 2006 is hiervan 7% reductie in tijd en 16% in kosten gerealiseerd2.

Alle nieuwe en gewijzigde wet- en regelgeving wordt getoetst door het externe Adviescollege Toetsing Administratieve Lasten (Actal) voor behandeling in de ministerraad. De verplichting is ingevoerd dat ieder wetsvoorstel voorzien moet zijn van een analyse van administratieve lasten voor burgers.

In mei 2006 is voor elk departement een zogenaamd administratieve lastenplafond opgesteld. Een eventuele toename van administratieve lasten moet gecompenseerd worden met nieuwe reductievoorstellen.

• De aanpak van het programma Administratieve Lasten waarbij in ketens meerdere departementen betrokken zijn is steeds succesvoller. Een voorbeeld hiervan is de samenwerking tussen het ministerie van SZW en VWS die in het programma Stroomlijning Indicatieprocessen in de Zorg en de Sociale Zekerheid onderzoeken op welke wijze het aanvragen van voorzieningen efficiënter en sneller kan verlopen.

Daarnaast is samen met de rijkspartners (EZ, BZK, Financiën en Jus) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) een interbestuurlijke taskforce en uitvoeringsprogramma opgesteld om gemeenten te helpen bij deregulering en administratieve lastenvermindering.

Transparantie

• Het aantal gemeenten, provincies en waterschappen dat deelneemt aan projecten om regelgeving of bekendmakingen overeenkomstig vastgestelde standaarden op internet te publiceren bedraagt 88 resp. 154. De voltooide projecten (33 resp. 78) kunnen onder meer viawww.overheid.nlworden geraadpleegd.

Een wetsvoorstel dat officiële publicatie van wet- en regelgeving op internet mogelijk maakt en decentrale overheden verplicht alle regelgeving in geconsolideerde vorm op internet te publiceren is aan de Raad van State voorgelegd.

De doelstelling dat 8 provincies en 50 gemeenten ten minste één relevante categorie vergunningen integraal op internet ontsluiten is ruim gehaald. Ultimo 2006 is de stand: 9 provincies en 61 gemeenten.

Innovatie

• In 2006 zijn 23 experimenten uitgevoerd. Aan drie experimenten uit 2005 werd een innovatiepatent uitgereikt. Verbindingen tussen de 17 experimenten voor 2007 werden gelegd in november tijdens «Mooi Weer InAxis». Er is een netwerk gevormd van diverse innovatieaanjagers binnen de centrale en decentrale overheid. De«nationale innovatieweek» is gehouden met bustours door het land en het festival «Pinguïns kunnen vliegen» met 1200 deelnemers. Drie innovatieprojecten zijn voorgedragen voor, en begeleid naar de vierde Europese kwaliteitsconferentie in Finland. Ook zagen diverse publicaties over verspreiding en overname van innovatie het levenslicht. De methodiek van InAxis is in binnen- en buitenland uitgedragen. De community of practice rond Shared Services is doorgegroeid naar zo’n 1200 leden. Over burgerparticipatie is een leertraject voor overheden gestart. In april 2006 werd het Museum voor Overbodig Beleid geopend.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
Activiteiten 
Regie over ontwikkeling basisvoorzieningen 
• Experimenteren met nieuwe zoektechnologieën van het programma Adviesoverheid.nl.Ja
• Uitrol DigiD.Ja
• Invoering BSN.Nee
• Ontwikkeling stelsel basisregistraties.Ja
• Invoering eNIK.Nee
• Bouw ICT-architectuur.Ja
  
Regie over de ontwikkeling bij andere overheden 
• Uitrol architectuur productencatalogi.Ja
• Verbetering gemeentelijke en provinciale dienstverlening.Ja
• Afstemming ontwikkelingen in buitenland en Europa.Ja
  
Regie over administratieve lastenreductie 
• Monitoring administratieve lastenreductie.Ja
• Betrekken actoren bij ketenaanpak.Ja
  
Transparantie 
• Publicatie op internet van decentrale regelgeving, vergunningen en bekendmakingen.Ja
Innovatie 
• Subsidieregeling innovatieve experimenten.Ja

Toelichting instrumenten/activiteiten

Invoering BSN:

Het (schriftelijk) overleg met de Eerste Kamer is eind 2006 van start gegaan. Eind december 2006 is de memorie van antwoord naar de Eerste Kamer toegestuurd. De Eerste Kamer heeft besloten om aanvullende (schriftelijke) vragen te stellen.

Invoering eNIK:

De verwachtingen omtrent de realisatie van de eNIK zoals weergegeven in de begroting 2006 zijn bijgesteld. Er was meer tijd nodig voor afstemming over ontwerp- en afstemmingsvraagstukken en de daarmee samenhangende wetgeving1.

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
a. Percentage van de totale dienstverlening dat elektronisch uitvoerbaar is. 35%45%55%60%61%
b. Vermindering van de administratieve lastenStart programmaUitvoeren nulmeting25% eind 20077% reductie in tijd en 16% in kosten
c. Het aantal provincies/gemeenten dat ten minste een relevante categorie vergunningen integraal op internet ontsluit2/118/509/61

Toelichting

a. Zowel ambtelijk als bestuurlijk draagvlak voor de invoering van de basisvoorzieningen van de e-overheid dragen ertoe bij dat de doelstelling ruim is gehaald.

c. Wegens grote belangstelling van decentrale overheden zijn meer vergunningen via het internet ontsloten dan verwacht.

Operationele doelstelling 7.3: Het instandhouden en optimaliseren van bestaande overheidsbrede ICT-voorzieningen, alsmede de bevordering van het gebruik hiervan

In 2006 is een aantal programma’s gecontinueerd die van belang zijn voor de toegankelijkheid van overheidsinformatie, het uitwisselen van kennis, het waarborgen van de veiligheid en de burgergerichtheid van de overheid. Deze programma’s zijn ondergebracht bij de Stichting ICTU of bij GBO. Overheid. GBO.Overheid is op 1 april 2006 van start gegaan en in november formeel opgericht als projectdirectie bij het ministerie van BZK. In 2006 is gestart met een eerste ordening en integratie van de diensten die bij de aanvang bij GBO.Overheid zijn ondergebracht om te komen tot het ontsluiten van een samenhangend stelsel van generieke ICT voorzieningen. Door deze als gezamenlijke ICT-infrastructuur voor de gehele publieke sector te benaderen, kunnen afzonderlijke organisaties zich geheel toeleggen op hun eigenlijke kerntaken.

De betreffende programma’s die bij ICTU en GBO zijn;

• Overheid.nl (internetportaal)

• Kenniscentrum Elektronische Overheid (ELO)

• Burger@overheid

• Policy Authority PKI

• Computer Emergency Response Team (GOVCERT.nl)

• De websitewww.overheid.nl is geheel vernieuwd. De zoekfunctionaliteit en de beveiliging zijn verbeterd. Het onderdeelwww.wetten.nl is uitgebreid met de beleidsregels van de Belastingdienst en met verwijzingen naar regelgeving van de EU.

• Het Kenniscentrum e-overheid heeft gewerkt aan de verdere samenhangende ontsluiting van de informatie over de e-overheid initiatieven. Dit komt mede tot uiting in de vernieuwde website van het kenniscentrum. Tevens nam de uitrol van de communicatiestrategie e-overheid een belangrijke plaats in de uitvoering van het werkprogramma. Mede op basis van de evaluatie is besloten om met ingang van 1 november jl. een doorstart te maken, waarbij een aantal activiteiten van de programma’s architectuur en stroomlijning basisgegevens zijn geïntegreerd.

• Burgeroverheidheeft in 2006 de BurgerServiceCode neergezet als open standaard voor overheidsdienstverlening. De code komt terug in tal van rapporten, beleidskaders en verklaringen en onderdelen worden op enkele plekken al gebruikt. Verdere kernactiviteiten zijn geweest de onderzoeken van het burgerpanel en de uitreiking van de WebwijzerAward.

• Om de kwaliteit van de dienst PKIoverheid te waarborgen is onder de aangesloten certificatiedienstverleners een tevredenheidsonderzoek gehouden. Voor het vaststellen van de score op dit onderdeel is een korte vragenlijst ingevuld over de informatievoorziening, website en dienstverlening van PKIoverheid.

• GOVCERT.NL (het Computer Emergency Response Team van de overheid) heeft in 2006 10 nieuwe overheidsorganisaties als deelnemer aangesloten, waaronder 3 grote gemeenten en een provincie. Tevens heeft zij haar dienstverlening uitgebreid met de nieuwe dienst Monitoring. Inmiddels zijn er 14 deelnemers die gebruik (gaan) maken van het monitoringsysteem, dat met behulp van sensoren inzicht geeft in de actuele dreigingen vanaf het internet.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
Activiteiten 
• Continueren programma’s ter vergroting van de toegankelijkheid van overheidsinformatie, kennisuitwisseling en het waarborgen van de veiligheid van de basisvoorzieningen.Ja
• Oprichting Gemeenschappelijke Beheer Organisatie.Ja
• Uitvoeren kwaliteitsmeting Policy Authority PKI, Overheid.nl, kenniscentrum ELO en het Computer Emergency Response Team (GOVCERT.nl).Ja

Voor de genoemde programma’s is een kwaliteitsindex ontwikkeld waarbij ondermeer de klanttevredenheid wordt gemeten. Het streven is voor elk van deze voorzieningen een kwaliteitsniveau te bieden van minimaal een 7 op een schaal van 10.

Toelichting instrumenten/activiteiten

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Overheid.nl  6,16,777,2
Kenniscentrum ELO   7,777,6
GOVCERT.nl    79,1
Policy Authority PKI    77,1

Toelichting

Overheid.nl

De kwaliteitsindicatoren voorwww.overheid.nlm.b.t. 2006 zijn (tussen haakjes 2005):

1. Gebruik (aantal bezoekers)6,3 mln. (5,9 mln.)
2. Toegankelijkheid8,9(7,8)
3. Tevredenheid (internetenquête)6,1(-)
4. Actualiteit, juistheid, volledigheid6,6(5,5)
Gemiddeld eindcijfer 2 t/m 47,2(6,7)

Operationele doelstelling 7.4: Het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het stelsel van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA

Doelbereiking

Bij de modernisering van de GBA is de uitrol van de centrale gegevensverstrekking gestart. De database is inmiddels gevuld met de persoonsgegevens van alle Nederlanders en wordt dagelijks geactualiseerd. De eerste versie van de programmatuur van de online gegevensverstrekking is opgeleverd en uitgebreid getest door de beheerorganisatie, onder andere in een pilot met enkele afnemers. De verwachting is dat begin 2007 de gegevensverstrekking operationeel wordt. De GBA is per 1 januari 2007 aangewezen als basisregistratie. Het wetgevingstraject daarvoor is succesvol afgerond.

Op grond van de EU-verordening is op 26 augustus 2006 de generatie elektronische reisdocumenten (GeR) ingevoerd. Deze reisdocumenten bevatten een chip met daarop de gezichtsopname. Er is hiervoor een contract met de producent van de reisdocumenten afgesloten. Daarnaast zijn in 2006 de voorbereidingen gestart voor de invoering van de vingerafdrukken. In 2006 zijn ca. 121 000 gratis identiteitskaarten verstrekt aan 14-jarigen. De jongeren worden via een brief van de gemeente geïnformeerd over de mogelijkheid om een gratis NIK aan te vragen.

Instrumenten/activiteiten

In onderstaande tabel wordt aangegeven of de voorgenomen activiteiten in 2006 gerealiseerd zijn.

Jaar 2006Realisatie
• Uitrol van de centrale gegevensverstrekking (GBA-V, voorheen startpakket gegevensverstrekking SpG) vanaf eind 2006.Ja
• Voorbereiding aanwijzing GBA als basisregistratie per 1 januari 2007.Ja
• Invoering van de gezichtsopname op een chip op de reisdocumenten in 2006.Ja
• Ontwikkelen van een centrale reisdocumentenadministratie (CRA).Nee
• Vervangen van de infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten.Nee
• Afsluiten van het contract met de producent van de reisdocumenten per 1 oktober 2006.Ja
• Gratis NIK verstrekken aan 14-jarigen.Ja
• Beheer van de GBA en de reisdocumentenketen bij een kostendekkende exploitatie.Ja
• Uitvoeren van circa 150 GBA-audits bij de gemeenten.Nee

Toelichting instrumenten/activiteiten

De ontwikkeling van een centrale reisdocumentenadministratie waarin de vingerafdrukken zijn opgenomen, is niet gerealiseerd. Deze wordt later tegelijkertijd met de vingerafdruk ingevoerd. De invoering van de vingerscan en de reisdocumentenadministratie is voorzien aan het begin van 2009. Wel is de wetswijziging voorbereid die noodzakelijk is om de centrale reisdocumentenadministratie mogelijk te maken. Deze wetswijziging is in concept gereed en is aangeboden aan de adviesorganen. De planning is om de wetswijziging eind 2007 aan de Tweede Kamer aan te bieden.

De vervanging van de infrastructuur voor de aanvraag en uitgifte van reisdocumenten is ten dele gerealiseerd. De nieuwe reisdocumentenaanvraag- en -archiefstations (RAAS) zijn in 2006 aangeschaft, maar de uitrol is niet in 2006 gerealiseerd. Begin 2007 worden deze namelijk bij de gemeenten, buitenlandse posten, de marechaussee en de Nederlandse Antillen en Aruba in werking gesteld.

In 2006 is de GBA-audit niet uitgevoerd vanwege de gewijzigde opzet. In juli 2006 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de veranderingen van de auditopzet op korte en lange termijn. Het doel is de derde ronde audits op 1 april 2007 te starten.

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Percentage van de gemeenten dat in één keer slaagt voor GBA-audit34%33%33%61%40%
Invoeren gelaatscan op de reisdocumentenEr is een gelaatscanEr is een gelaatscan

Toelichting

In 2006 is de GBA-audit niet uitgevoerd. Er zijn daarom geen prestatiegegevens beschikbaar.

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

Soort onderzoekOnderwerpODStartAfgerondVindplaats
BeleidsdoorlichtingGeen    
      
Effectenonderzoek expost– Monitor elektronische dienstverleningOD2Oktober 2006Maart 2007www.adviesoverheid.nl
 – Monitor dienstverlening op basis van eenmalige gegevens verstrekkingOD2December 2006December 2006www.adviesoverheid.nlgegevensverstrekking
 – Voortgang reductie administratieve lastenOD2Eens per half jaar www.lastvandeoverheid.nl
 – ELO planningsoverzicht (voortgang basisvoorzieningen)OD2Eens per half jaar www.e-overheid.nl
      
Overig evaluatieonderzoek– Kwaliteitsmeting beheerprogramma’sOD3Jaarlijks www.overheid.nlwww.e-overheid.nl
      
Overig evaluatieonderzoekKwaliteit van de GBA-audit420062006TK, 2005–2006, 27 859, nr. 7
 Integratie beveiligingseisen gemeenten t.a.v. GBA en reisdocumenten420062007N.v.t.
 Praktijkproef biometrie op uitgifteproces420052005TK, 2004–2005,30 100, nr. 6)
 Evaluatie controle-instrumenten op gebruik GBA-gegevens door afnemers420052005n.v.t.

Het onderzoek naar de integratie van beveiligingseisen heeft niet plaatsgevonden. In 2007 wordt een integrale risicoanalyse gemaakte van de informatieketens voor GBA en de reisdocumenten. In het onderzoek gaat het om, gezien vanuit het oogpunt van identiteitsfraude, risico’s of zwakke plekken in de informatieketens binnen het GBA en het reisdocumentenstelsel aan te wijzen, waarvoor aanvullende maatregelen of voorzieningen moeten worden ontwikkeld.

Eind 2005 is een quick scan (zelfevaluatie) aangeboden aan afnemers voor een controle van het gebruik van GBA-gegevens binnen de eigen organisatie. Momenteel wordt in het kader van het wetsvoorstel tot wijziging van de GBA-wet onder meer dit onderwerp opgepakt.

BELEIDSARTIKEL 10. ARBEIDSZAKEN OVERHEID

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het bevorderen van de kwaliteit en legitimiteit van de openbare sector door er voor te zorgen dat er

a) voldoende gekwalificeerd en integer personeel werkzaam is binnen een verantwoorde kostenontwikkeling en er

b) in de bedrijfsvoering van overheidsinstellingen steeds meer transparantie en ontvankelijkheid voor leren en verbeteren ontstaat.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

BZK heeft in 2006 belangrijke voortgang geboekt bij het realiseren van de bovengenoemde doelstelling. T.a.v. de inzet van arbeid is inzicht verkregen in sectorspecifieke arbeidsmarktknelpunten en beleidsopties om deze te voorkomen. Dit heeft geleid tot een agenda voor de komende jaren.

Wat betreft de legitimiteit en publieke prestaties van overheidsorganisaties heeft het kabinet het programma Good Governance aangeboden aan de Tweede Kamer. Er is vooral vooruitgang geboekt met de bewustwording op sector- en organisatie-niveau van het belang van waarden als transparantie, klantbewustzijn, integriteit, leervermogen en efficiency in het publieke domein. Dit blijkt uit de toename van het aantal organisaties dat door BZK aangeboden methoden en instrumenten afneemt, zoals kwaliteitshandvesten, de internetspiegel en een samenhangend integriteitbeleid.

2. Succesfactoren

Regelmatig onderzoek onder stakeholders maakt deel uit van het structurele relatiebeheer. De uitkomsten tonen dat de omgevingsgerichtheid en professionaliteit van het ministerie in 2006 werden gewaardeerd. Vooral het door BZK geïnitieerde aanhalen van samenwerkingsverbanden (met andere ministeries en sectororganisaties) heeft in 2006 bijgedragen aan het behalen van de beleidsdoelstelling. In Nederland zijn de mogelijkheden van horizontaal toezicht nog niet zodanig dat al heeft geleid tot een afname van het verticale toezicht. Daarom is deze succesfactor (nog) niet van invloed is geweest op het beleid. Wel heeft de toename van de verantwoording en transparantie van overheidsorganisaties bijgedragen aan zelfdisciplinering van gedrag. Dit is een drijvende kracht achter verdere verbetering van de kwaliteit van dienstverlening en bedrijfsvoering. Dit wordt zichtbaar bij organisaties die een kwaliteitshandvest invoeren en/of benchmarken. Het gebruik van deze instrumenten leidt niet alleen tot een betere dienstverlening, maar ook tot een kritische evaluatie van de eigen processen en werkwijzen.

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
10. Arbeidszaken overheidRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen34 68527 38682 12962 97866 29560 4515 844
        
Uitgaven34 09025 22378 51862 20265 92860 4515 477
10.1 Apparaat23 57711 72711 33511 05911 92310 0631 860
10.2 Arbeidsmarkpositie collectieve sector2 8815 889     
        
10.3 Ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken6 7466 799     
        
10.4 Nederlandse Presentatie in organen van de EU886808     
10.5 Uitkeringsregelingen  54 33540 28044 28740 7933 494
10.6 Randvoorwaarden sectoren/overheid  12 84810 8639 7189 595123
        
Ontvangsten8 0744021 8971 5392 0876191 468

Financiële toelichting

Het verschil op artikel 10.5 tussen de begroting (€ 40,7 mln.) en de realisatie (€ 44,3 mln.) is veroorzaakt door het moeten betalen van een nagekomen belastingaanslag over de Rietkerk-uitkeringen over enkele voorbije jaren en door de uitkering van de loon- en prijsbijstelling.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 10.5: Uitvoeren van pensioenregelingen van Nederlandse ambtenaren uit de (voormalige)n overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen

Doelbereiking

De pensioenen van Nederlandse ambtenaren uit (voormalige) overzeese gebiedsdelen en hun nagelaten betrekkingen zijn tijdig en juist uitgekeerd door de hiervoor opgerichte Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP). De SAIP is inhoudelijk en beleidsmatig ondersteund en er zijn voldoende middelen beschikbaar gesteld.

De verantwoordingsstukken van de SAIP over 2005 zijn goedgekeurd.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Inhoudelijk en beleidsmatige ondersteuning van Stichting Administratie Indische Pensioenen (SAIP) t.b.v. een tijdige en juiste uitvoering van deze pensioenregelingen.ja
• Er zijn voldoende middelen beschikbaar gesteld voor het kunnen uitvoeren van de werkzaamheden ten behoeve van en voor het kunnen uitbetalen van de uitkeringen.ja

Operationele doelstelling 10.6: Het scheppen van randvoorwaarden (te weten kaderstellen, stimuleren en faciliteren) richting sectoren/overheidsinstelling en om de algemene beleidsdoelstelling in sfeer van arbeidszaken en «good governance» te kunnen realiseren.

Doelbereiking

Bevorderen van de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd personeel

In 2006 deden zich alleen specifieke en in omvang beperkte arbeidsmarktknelpunten voor in de overheidssectoren. Er is een onderzoek uitgevoerd naar de effecten van de aantrekkende economie in combinatie met de relatief grote uitstroom door vergrijzing in de periode tot 2013.

Eind december 2005 is advies gevraagd aan de SER over mogelijke maatregelen op het gebied van productiviteit, arbeidsvoorwaarden en scholing om arbeidsmarktknelpunten en opwaartse druk op de lonen door verhevigde concurrentie tussen de collectieve en de marktsector zoveel mogelijk te voorkomen. Daarnaast is de Raad voor het Overheidspersoneel (ROP) om advies gevraagd over de aanpak van de personeelstekorten in de afzonderlijke overheidssectoren. Beide adviezen zijn voor de zomer 2006 uitgebracht. De aanbevelingen aan de overheidswerkgevers zijn in het kabinet besproken. In de Trendnota Arbeidszaken Overheid 20071 is uitvoerig gerapporteerd over de arbeidsmarktpositie.

Bevorderen van kostenbeheersing/beperking

De gemiddelde contractloonmutatie bij de overheid bedroeg in 2006 op jaarbasis 1,7% (exclusief werkgeversbijdrage levensloop). Door de achterblijvende loonontwikkeling over de jaren 2004 en 2005 als gevolg van de toen geldende nullijn voor het overheidspersoneel, is dit hoger dan in de markt (1,4%) en in de zorg (1,0%) (bron: SZW, najaarsrapportage Cao-afspraken, november 2006).

Conform de WIA is de bovensectorale arbeidsongeschiktheidsregeling zo ingericht dat werken meer loont dan niet of minder werken. Er zijn afspraken gemaakt over het aan het werk houden of helpen van gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en m.b.t. inkomensverlies door ander of aangepast werk.

Ondanks de oproep van BZK hebben de meeste sectoren de bovenwettelijke werkloosheidsregelingen nog niet aangepast aan de recente wijzigingen in de WW. Het overleg met de vakbonden verliep stroef.

In 2006 kwam een einde aan enkele jaren van forse stijgingen van de Abp-pensioenpremies en is een periode van meer stabiliteit in de premiestelling ingetreden. Nauwlettend zijn de lange termijn ontwikkelingen gevolgd, die zouden kunnen leiden tot een opwaartse druk op de premie.

In de Trendnota Arbeidszaken Overheid 20071 is aangegeven hoe een verantwoord traject voor efficiencytaakstellingen kan worden gevolgd. Benchmarken door individuele organisaties is sterk gestimuleerd.

Bevorderen van integriteit binnen de Openbare Sector2

In 2006 zijn aangescherpte regels rond integriteit en een rechtsbeschermingbepaling voor klokkenluiders in de Ambtenarenwet (AW) vastgelegd3. Hiermee zijn alle overheidsorganisaties formeel zelf verantwoordelijk voor hun integriteitbeleid. Lagere regelgeving is aangepast in verband met integriteit, zoals openbaarmaking nevenfuncties, melding financiële belangen en het opstellen van een klokkenluiderregeling.

Gestart is met de evaluatie klokkenluiderregeling en het Project inrichting van een landelijk meldpunt voor integriteitaantastingen, ter vervanging van het huidige meldpunt bij de AIVD.

In maart 2006 startte het Bureau Integriteitbevordering Openbare Sector (BIOS)4 als onderdeel van het Good Governance-programmma. BIOS stimuleert en faciliteert overheidsorganisaties bij hun integriteitbeleid. In 2006 zijn o.a. de volgende integriteitinstrumenten bij het BIOS beschikbaar gekomen: het SelfAssessment INTegriteit (SAINT, een instrument voor risicoanalyse); de modelgedragscode Rijk; de Integriteitkubus (een multimediaal dilemmatrainingsinstrument) en de Integriteitinfrastructuur (een integraal integriteitmodel voor overheidsorganisaties).

De websitewww.integriteitoverheid.nlis verder ontwikkeld en had in 2006 gemiddeld 300 bezoekers per dag.

Een begin is gemaakt met een beperkte monitoring van het integriteitbeleid via de Integriteitsbelevings-meting in het Personeels- en mobiliteitsonderzoek 2005–2006 en via Flitspanelonderzoek.

Bevorderen van transparantie

Het gebruik van kwaliteitshandvesten (onderdeel van het Good Governance-programma5 is gestimuleerd via het organiseren van seminars, het individueel begeleiden van organisaties bij het opstellen van handvesten en via de landelijke website (www.kwaliteitshandvesten.nl). Er zijn nu 67 handvesten aangemeld. Op grond van de Wet Openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT)6, moeten de daaronder vallende organisaties de gegevens openbaar maken van functionarissen met een beloning boven het gemiddelde ministersalaris (2005 –€ 158 000,–), zowel via het jaarverslag als via de website van BZK. Van de aangeschreven organisaties hebben er 2705 gereageerd; een respons van 93%. Het overzicht 2005 is op 1 december 2006 naar de Tweede Kamer gestuurd.

De «Adviescommissie rechtspositie politieke ambtsdragers» (Cie.-Dijkstal) werkte in 2006 aan een advies (voorjaar 2007 verwacht) over de normering van topinkomens in de semi-publieke sector. Het betreft o.a. de definitie van semi-publieke sector en de (juridische) gronden voor het zich kunnen bemoeien met de bezoldiging bij verzelfstandigde/geprivatiseerde sectoren/instellingen binnen de semi-publieke sector.

N.a.v. het IBO «Normalisatie rechtspositie overheidspersoneel»7 heeft de Raad voor het overheidspersoneelsbeleid (ROP) advies uitgebracht. Er is een enquête gehouden en een kosten-batenanalyse uitgevoerd.

De rijksbrede «Benchmark overhead departementen» heeft ondoelmatigheden binnen de rijksoverheid inzichtelijk gemaakt. Dit biedt de deelnemers een vergrote transparantie en zo de mogelijkheid om binnen de eigen organisatie tot verbeteringen te komen.

Bevorderen van de ontvankelijkheid voor leren

Het bevorderen van de ontvankelijkheid voor leren is de derde pijler in het programma Good Governance1. Op dit moment maken 150 organisaties gebruik van de mogelijkheid voor on-line medewerkerstevredenheidsonderzoek. Het on-line klanttevreden-heidsonderzoek en het stakeholdersonderzoek zijn ontwikkeld en modules over o.a. ethiek/integriteit en ziekteverzuim zijn in ontwikkeling.

Benchmarken wordt gestimuleerd via workshops waarbij organisaties worden getraind in het uitvoeren van een benchmark. Viawww.benchmarkenindepubliekesector.nlen «leerplatforms» kunnen organisaties die willen benchmarken met elkaar in contact komen. Centraal staat het uitwisselen van praktijkervaringen.

Via de website en via een gids is een overzicht beschikbaar van lopende benchmarks bij de overheid.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
Bevorderen van de aanwezigheid van voldoende gekwalificeerd personeel en het bevorderen van kostenbeheersing en -beperking. 
• Signaleren van specifieke knelpunten op de arbeidsmarkt.ja
• Stimuleren tot het maken van een aantrekkelijk/prikkelend arbeidsvoorwaardenpakket.ja
• Stimuleren tegengaan arbeidsuitval.ja
• Stimuleren verhoging arbeidsproductiviteit.ja
• Bevorderen van een verantwoorde loonkostenontwikkeling.ja
• Bevorderen betaalbaarheid pensioenen.ja
• Bevorderen beperking arbeidsuitval door vermindering ziekteverzuim, arbeidsongeschiktheid en vervroegde uittreding.ja
• Bevorderen van de reductie van ondoelmatigheid (bijv. overhead binnen de openbare sector).ja
• Sturen op ruimte voor de arbeidsvoorwaarden.ja
• Formuleren van speerpunten/prioriteiten.ja
• Overreding via bestuurlijk overleg.ja
• Waarneming bij cao-overleggen.ja
• Bevordering van afstemming tussen sectoren (subsidiëring VSO).ja
• In stand houden van een adequaat overlegstelsel, o.a. via subsidiëring SVO en CAOP.ja
• Ontwikkelingen in de openbare sector inzichtelijk maken op sectoraal niveau.ja
• Signalering ondoelmatigheden.ja
Bevorderen van integriteit binnen de openbare sector 
• Vastleggen regels integriteit in ambtenarenwet.ja
• Beschikbaar stellen van integriteitsinstrumenten.ja
• Monitoring integriteitsbeleid openbare sector. O.m. via BIOS.ja
Bevorderen van transparantie 
• Bevorderen gebruik kwaliteitshandvesten.ja
• Nadere regels openbaarmaking topinkomens.ja
• Vervolg aan uitkomsten IBO«Normalisatie rechtspositie overheidspersoneel».ja
• Inzichtelijk maken ondoelmatigheid binnen de openbare sector.ja
Bevorderen van de ontvankelijkheid voor leren 
• Stimuleren van het gebruik van klanttevredenheidsonderzoek.ja
• Stimuleren van het gebruik van medewerkerstevredenheidsonderzoek.ja
• Stimuleren van het gebruik van Stakeholderstevredenheidsonderzoek.ja
• Stimuleren van benchmarken door het creëren van een platform.ja
• Stimuleren van benchmarken door het beschikbaar stellen van databestanden ter vergelijking.ja
• Stimuleren van benchmarken door het geven van ondersteuning bij rijksbrede benchmarks.ja
• Samenwerking met koepels en met andere bedrijfsvoeringsministeries entameren om tot een meer integrale verbeteraanpak te komen.ja

Tabel prestatiegegevens

Indicator20042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Waardering bij experts en/of betrokken actoren over de wijze waarop BZK regie voert op arbeidsvoorwaarden in het krachtenveld tussen Financiën en sectoren. Op het terrein van:    
• Resultaatgerichtheid 6,06,16,5
• Omgevingsgerichtheid 6.26.36,3
Bron: Stakeholdersonderzoek BZK 2006    
Waardering bij experts en/of betrokken actoren over de wijze waarop BZK zich in beleidsmatige zin manifesteert p.m*77
Bron: Stakeholdersonderzoek BZK 2006    
Percentage overheidsorganisaties met burgercontacten dat beschikt over een kwaliteitshandvest p.m*100% in 20071%.1
Bron: website Kwaliteitshandvesten    
Oordeel doelgroep over de wijze waarop BZK zich hierin (kwaliteitshandvesten) manifesteert p.m.*78
Bron: Evaluatie onder deelnemers    
Aantal organisaties dat haar prestaties vergelijkt (benchmarken) 4045Minimaal 802
Bron:Handboek prestatievergelijking 2006.    
Oordeel doelgroep over de wijze waarop BZK hen faciliteert en stimuleert bij de totstandkoming van een samenhangend integriteitsbeleid in hun organisatie p.m.*7Nog niet bekend3
Aantal overheidsorganisaties dat de internetspiegel gebruikt voor medewerkers-, klant- of stakeholdersonderzoek 155001504
Bron. Internetspiegel zelf, waarin het gebruik wordt gemonitoord.    
Percentage Nederlanders dat met goed gevolg deelneemt aan EU concoursen afgezet tegen het totale aantal dat met goed gevolg heeft deelgenomen 3,5%5–6%4– 5%5

p.m.* Omdat in 2006 voor het eerst op deze specifieke punten een meting is uitgevoerd ontbreken basiswaarden in de kolom 2005. Het rapportcijfer 7 is de streefwaarde voor 2006.

Toelichting

1 Medio 2006 werd duidelijk dat 100% in 2007 veel te ambitieus is. In de ontwerp-begroting 2007 is de reeks daarom bijgesteld tot: 2006 – 1%; 2007 – 6%; 2008 11%; 2009 – 16%; 2010 – 26% en in 2011 41%.

2 Het werkelijke aantal ligt hoger dan 80, maar de inventarisatie er van is nog niet afgerond.

3 Gelet op de formele start van BIOS (15–3-2006) en de gemaakte prioritering wordt pas in 2007 het oordeel van de doelgroep gevraagd over de wijze waarop BZK faciliteert en stimuleert bij de totstandkoming van een samenhangend integriteitsbeleid in hun organisatie.

4 Duidelijk is dat voor 2006 een te ambitieuze doelstelling is gekozen. Het gebruik van de internetspiegel groeide van 40 naar 150 organisaties. In de begroting 2007 wordt uitgegaan van een meer reëel beeld.

5 De streefwaarde is als gevolg van de uitbreiding van de Unie bijgesteld tot 4 à 5%. De definitieve scores zijn nog niet bekend, maar door BuiZa verstrekte informatie toont aan dat 4–5% haalbaar is. Het budget voor deze activiteiten is in 2006 overgegaan naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken, dat werkt aan een verdere de stroomlijning van opleiding en voorlichtingsprocessen.

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

Er hebben in 2006 geen evaluatieonderzoeken op artikel 10 plaatsgevonden.

BELEIDSARTIKEL 11. KWALITEIT RIJKSDIENST

1. Algemene beleidsdoelstelling

Het verbeteren van het presterend vermogen van het Rijk, door het zorgdragen voor een optimale inrichting en werking van de Rijksoverheid als geheel.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Onder de noemer «Concern Rijk» zijn in 2006 onder meer tot stand gekomen: het afsluiten van een CAO voor de sector Rijk, de invoering van de kaderwet ZBO’s, en de verdere uitbouw van interdepartementale samenwerking op het vlak van bedrijfsvoering, zoals Rijksweb en P-direKt.

Het management van de Rijksoverheid is een belangrijke schakel om vorm en inhoud te geven aan een gewenste flexibele en daadkrachtigere overheid die adequaat reageert op problemen in de samenleving. Ook in 2006 lag er een forse opgave voor de leidinggevenden om richting te geven aan de uitvoering van politiek-maatschappelijke opdrachten. Gerichte aandacht voor het Management Development (MD) – de strategische inzet en ontwikkeling van leidinggevenden – is daarom een bepalende factor voor de kwaliteit van het Rijk. In 2006 zijn nieuwe stappen gezet in de richting van het benutten van MD als strategisch middel in dienst van het concern Rijk. Belangrijke winst is dat in toenemende mate vrij van organisatiegrenzen gekwalificeerde leidinggevenden voor opdrachten worden ingezet. Daarbij wordt de balans tussen continuïteit en flexibiliteit op alle onderdelen van het Rijk centraal bewaakt. De voorgenomen MD-activiteiten voor 2006 zijn gerealiseerd.

2. Succesfactoren

Het behalen van de doelstellingen hangt af van het draagvlak bij het management en bij de medewerkers van de Rijksoverheid én de steun en instemming van de centrales van overheidspersoneel voor het personeelsbeleid.

• Van af het begin heeft de interdepartementale benadering gebaseerd op de concern-gedachte van het Rijk centraal gestaan bij de opzet van de arbeidsmarktcommunicatie en de werving vanuit het Expertisecentrum Arbeidsmarktcommunicatie Rijk (EC-AMC)

• Met de centrales van overheidspersoneel is een CAO voor de sector Rijk afgesloten.

• Op het gebied van diversiteit en Arbo en Gezondheid is intensief samengewerkt met de departementen.

• De kaderwet ZBO is tot stand gekomen.

• Bij de departementen is draagvlak gecreëerd voor de nieuwe opzet van P-direkt

3. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
11. Kwaliteit rijksdienstRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen76 72978 07774 030113 438124 452108 92415 528
waarvan garantieverplichtingen    712  
        
Uitgaven71 17576 22669 617102 796122 209108 92413 285
11.1 Apparaat9 66010 95411 97314 07513 50312 622881
11.2 Topmanagers rijksdienst1 1162 1043 0223 52611 0754 9756 100
11.3 Conc. arbeidsvoorwaarden sector rijk34 85435 270     
        
11.4 Samenst. en effectieve org. Rijksector25 54527 898     
        
11.6 Professionele en goede medewerkers  43 25647 37876 25168 6597 592
11.7 Functionerende organisatie  3324212 5355631 972
11.8 Functionerende bedrijfsvoering  11 03437 39618 84522 105– 3 260
        
Ontvangsten1 5951 2723 3891 64719 151019 151

Financiële toelichting

Bij een vergelijking van de ontwerpbegroting met de uiteindelijke realisatie 2007 valt een verschil te constateren op artikel 11.6. De hogere uitgaven hangen hoofdzakelijk samen met de ZVR-regeling (tegemoetkoming ziektekosten). In 2006 kon voor het laatst een beroep worden gedaan op deze regeling en daarom is bij eerste de eerste suppletore begroting hiervoor een omvangrijk bedrag toegevoegd ad. € 64 mln. Uiteindelijk is ruim € 27 mln. minder uitgeven dan geraamd. Daarnaast is er voor het CAO akkoord 2005–2006 een bedrag van € 30 mln. uitgedeeld aan de ministeries. Hiermee ontstaat een verschil van circa € 7 mln.

Bij artikel 11.8 is er per saldo door vertraging een onderschrijding opgetreden binnen het P-Direkt budget ter hoogte van € 2,1 mln.

4. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 11.2: Het Rijk beschikt nu en in de toekomst over professioneel topmanagement, dat vorm en inhoud geeft aan de invulling van de taken waar het Rijk voor staat

Het management van de Rijksoverheid is een belangrijke schakel om vorm en inhoud te geven aan een gewenste flexibele en daadkrachtigere overheid die adequaat reageert op problemen in de samenleving. Ook in 2006 lag er een forse opgave voor de leidinggevenden om richting te geven aan de uitvoering van politiek-maatschappelijke opdrachten. Er is gerichte aandacht gegeven aan het Management Development (MD) – de strategische inzet en ontwikkeling van leidinggevenden – een bepalende factor voor de kwaliteit van het Rijk.

MD inspanningen

In 2006 zijn nieuwe stappen gezet in de richting van het benutten van MD als strategisch middel in dienst van het Rijk. Belangrijke winst is dat in toenemende mate vrij van organisatiegrenzen gekwalificeerde leidinggevenden voor opdrachten zijn ingezet. Daarbij is de balans tussen continuïteit en flexibiliteit op alle onderdelen van het Rijk centraal bewaakt. De ABD-schouw, het jaarlijkse ijkpunt voor MD-activiteiten is uitgevoerd. Ontwikkelingen van organisaties en hun omgeving en het beschikbare potentieel aan leidinggevenden worden daarin door de departementale leiding vanuit concernperspectief uitgewisseld en geoperationaliseerd.

In 2006 waren er 89 benoemingen in de Algemene Bestuursdienst (ABD). Het betrof 50 managers die al een ABD-functie bekleedden, 28 managers die zijn doorgegroeid naar een ABD-functie en 11 managers van buiten de overheid. De nagestreefde norm voor de verhouding tussen de mobiliteit binnen de ABD, groei van talent vanuit het Rijk naar de ABD en instroom van buiten het Rijk (6:3:1) is daarmee grotendeels gehaald.

In april 2006 zijn, op basis van eerdere besluitvorming in het kabinet, de ruim zestig leden van de topmanagementgroep (TMG) in dienst gekomen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Deze groep wordt gevormd door de secretarissen-generaal, directeuren-generaal, inspecteurs-generaal en enkele hoofden van dienst. De uitvoering van de werkgeverstaken is bij Bureau ABD ondergebracht. Het voor deze werkgeverstaken relevante kabinetsstandpunt over het rapport van de commissie-Dijkstal aangaande de beloningsstructuur voor de ambtelijke en politieke top is in 2006 nog niet door de Tweede Kamer in behandeling genomen. In 2006 hebben zeven TMGleden het Rijk verlaten en zijn vijf nieuwe benoemingen gerealiseerd.

Het streefcijfer voor het aantal vrouwen in de top van het Rijk is 25% in 2010. In 2006 werd in 25% van de benoemingen een vrouw benoemd. Het totaal aantal vrouwen in de ABD is gestegen van 16,5% naar 17%. Op het niveau onder de ABD wordt gewerkt aan goede doorstroming. Zo is het aantal vrouwelijke deelnemers aan de vijfde jaargang van het ABD-kandidatenprogramma 59%. Het aantal mensen met dubbele culturele achtergrond in de ABD is nog beperkt. Er is beleid ontwikkeld om mensen met dubbele culturele bagage te laten doorstromen naar ABD-functies. Daarnaast is beleid ontwikkeld om ervaren, oudere managers voor de publieke zaak te behouden, door flexibilisering van type opdracht, werkomgeving en arbeidsvoorwaarden.

In 2006 is zowel de vraag naar als het aanbod aan ABD-interimmanagers toegenomen. 50 opdrachten werden met succes bemiddeld. Inmiddels is een start gemaakt met een vaste pool van interimmanagers. De inzet van ABD-interimmanagers heeft het Rijk een besparing op externe inhuur opgeleverd van circa 5 miljoen euro.

De vijfde jaargang van het ABD-kandidatenprogramma is in 2006 gestart. Het programma van de eerste jaargang is na vier jaar volledig afgerond. Van deze deelnemers is 93% van baan veranderd, waarvan 35% een ABD-functie bekleden.

In 2006 is de beleidsevaluatie uitgevoerd. Algemene conclusie is dat Bureau ABD effectief MD-beleid heeft en zijn zaken op orde heeft. Er is een actieplan opgesteld om het effect van de uitvoering van MD-beleid te vergroten. Een kwantitatieve beleidsevaluatie is uitgevoerd en aan de Tweede Kamer toegezonden als ABD-jaarverslag 2005 (TK 30 550 VII, nr. 5).

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
Instrumenten activiteiten 2006 
• Realiseren van de ABD-schouw 2006.ja
• Professionaliseren van MD op centraal en decentraal niveau binnen de rijksdienst.ja
• Organiseren van de rol van werkgever voor de topmanagementgroep.ja
• Adviseren in vacaturevervulling van ABD-functies.ja
• Realiseren van ABD-interim opdrachten door ABD-leden.ja
• Coördineren en bevorderen van plaatsing van Nederlanders in EU-instellingen.ja
• Adviseren in het kader van individuele ontwikkeling.ja
• Organiseren van bijeenkomsten tbv individuele ontwikkeling en interdepartementale samenwerking.ja
• Uitvoeren van het Kandidatenprogramma.ja

Tabel prestatiegegevens

Prestatie-indicatorenBasiswaarde 2002Streefwaarde 2006Gerealiseerd per 31-12-2006
Herkomst benoemingen: verhouding ABD/overig rijk/markt6:3:16:3:1Ja

Operationele doelstelling 11.5: Garantieregelingen

In 2006 is het aantal Hypotheekgaranties verminderd van 25 naar 21. Het theoretische risico is mede hierdoor verlaagd van € 0,903 mln. Naar € 0, 712 mln. Het maximale garantieplafond bedraagt € 1,884 mln.

Operationele doelstelling 11.6: Goed functionerend personeel

Doelbereiking

Arbeidsvoorwaarden: De onderhandelingen voor een nieuwe CAO zijn eind 2005 afgerond. Begin 2006 is de cao gesloten. Over onder meer de gevolgen voor de arbeidsvoorwaarden van de wijziging van de fiscale regelgeving over vervroegd uittreden en van de invoering van het nieuwe zorgstelsel zijn afspraken gemaakt.

Deregulering en harmonisatie in arbeidsvoorwaardenregelingen: In 2006 is een begin gemaakt met het overleg met de bonden over de voorstellen tot harmonisatie van de Arbeidsvoorwaarden van het Rijkspersoneel (HARP).

Topbeloningen: Het kabinetsbesluit over de voorstellen van de commissie Dijkstal voor de TopManagementGroep (TMG) is uitgewerkt. Implementatie is niet gevolgd omdat het onderwerp nog niet in het parlement is afgehandeld.

Arbeidskwaliteit: het concept van een arbeidsmarktconvenant is gereed en naar verwachting kan dit in 2007 met de bonden worden afgesloten.

Integriteit

  In lijn met de resultaten van het onderzoek van de Algemene Rekenkamer «Zorg voor integriteit» heeft het Ontwikkelcentrum een registratiesysteem voor (vermoedens van) integriteitsschendingen ontwikkeld. In de laatste maanden van 2006 zijn de ministeries aan de slag gegaan met de implementatie van dit systeem op het eigen ministerie.

Het gehouden Congres «Integriteit anders bekeken» was gebaseerd op de gedachte dat ministeries inmiddels in voldoende mate beschikken over procedures en regelgeving en dat de tijd is aangebroken om de aandacht te verleggen naar het cultuuraspect van integriteit.

Externe inhuur

  In het verslagjaar heeft het ministerie van Financiën een evaluatie uitgevoerd van de maatregelen «Meer Focus op Externe Inhuur». De onderzoekers concluderen dat circa twee jaar na het van kracht worden van de maatregelen uit het actieprogramma «Meer Focus op Externe Inhuur» de problematiek rondom de beleidsgevoelige externe inhuur nog niet wordt beheerst. Er zijn belangrijke stappen gezet. Kortweg kan gesteld worden dat de ministeries een start hebben gemaakt met de implementatie van de maatregelen, maar dat deze implementatie nog niet is afgerond.

Diversiteit In 2006 is een integrale aanpak van het diversiteitsbeleid geformuleerd en Rijksbreed vastgesteld. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd per brief d.d. 5 december 2006.

• Arbeid en Gezondheid

  Het preventie-, Arbo-en re-integratiebeleid bij het Rijk hebben gezorgd voor een lage instroom van werknemers in de WAO/WIA en voor een gering beroep op specifieke voorzieningen voor arbeidsgehandicapten.

In november 2006 is de eerste bijeenkomst in een serie van regiobijeenkomsten voor lijnmanagers en staffunctionarissen van het Rijk en vertegenwoordigers van SW-bedrijven (Sociale Werkplaatsen) georganiseerd. Deze bijeenkomsten maken deel uit van een aanpak om het aantal werkzame SW’ers bij het Rijk te verhogen.

Mede als gevolg van het 400 banenplan zijn er binnen de sector Rijk zijn voor de nog in dienst zijnde (herkeurde) WAO’ers 165 re-integratietrajecten gestart. Het Rijk heeft het initiatief genomen om te komen tot een integrale re-integratieaanpak. Daartoe is een pilot opgezet, die zich naast de doelgroep van het 400 banenplan – herkeurde WAO’ers – ook richt op andere gedeeltelijk arbeidgeschikten, (dreigend) werklozen, en SW’ers.(Zie ook brief TK 2006–2007, 30 801, nr. 6).

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• CAO.Ja
• Nieuw beloningsstel TMG.Nee
• Oprichten EC AMC.Ja

Toelichting instrumenten/activiteiten

Implementatie van het nieuwe beloningstelsel is niet gevolgd omdat het onderwerp nog niet in het parlement is behandeld.

Tabel prestatiegegevens

Indicator2002200320042005Streefwaarde 2006Realisatie 2006
Percentage allochtonen8,1%8,4%8,4%9,3%9,0%SJV
       
Ziekteverzuim:      
1. Gemiddelde verzuimduur17,3 dagen (2002)   13,8 dagenSJV
2. verzuim > 1 jaar1,2%   0,9%SJV
WAO-instroom 8,1%    <0,5%SJV

Toelichting

De gegevens komen beschikbaar bij de totstandkoming van het Sociaal Jaarverslag van het Rijk.

Operationele doelstelling 11.7: Een goed functionerende organisatie

Doelbereiking

De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft in zijn notitie «Het resultaat is de maat; een beter presterende rijksdienst» (TK 2006–2007, 29 362, nr. 109) voorstellen gedaan voor een duidelijke verantwoordelijkheids- en bevoegdheidsverdeling.

De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties heeft ten aanzien van de politieke aansturing in het veiligheidsdomein het scharnierrapport van de commissie-Brinkman, «De organisatie van de veiligheid op rijksniveau nader bezien» (TK 2006–2007, 29 362, nr. 108) aan de Tweede Kamer gezonden.

Het kabinet heeft een bijdrage geleverd aan het verminderen van toezichtlast voor bedrijven door een intensievere samenwerking tussen rijksinspecties. Op een groot aantal domeinen zijn front-offices gerealiseerd.

De Eerste Kamer heeft de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) aanvaard. De Kaderwet zorgt voor een duidelijker stelsel voor deze organisaties, door in één wet vast te leggen wat nu nog in vele afzonderlijke wetten is vastgelegd. De Kaderwet bevat een minimumpakket aan bevoegdheden van een minister ten opzichte van een ZBO.

Wat betreft de adviescolleges heeft het kabinet een pakket voorstellen gedaan om het huidige stelsel beter te laten werken, en een grotere transparantie bereikt via de websites van de ministeries om beter gebruik te maken van de kennis van de colleges.

Ten behoeve van de inrichting van de (departementale) topstructuren is een beleidskader ontwikkeld. Binnen de randvoorwaarden van dit kader hebben de ministeries de ruimte zelf de topformatie aan te passen aan de eigen behoeften.

De Shared Service Organisatie «Werkmaatschappij voor rijksbrede bedrijfsvoering» is in 2006 ingericht en operationeel geworden.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Een goede organisatorische en bestuurlijke inrichting van de toezichtfunctie binnen de rijksoverheid.ja
• Aanscherping van de organisatorische en bestuurlijke inrichting van de publieke taken van ministeries. De Eerste Kamer heeft de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) aanvaard.ja
• De zorg voor een sober en doeltreffend adviesstelsel.ja
• Een goede organisatorische en bestuurlijke inrichting van de topstructuur van de ministeries.ja
• Zorg voor een zo efficiënt mogelijke interdepartementale bedrijfsvoering door bedrijfsvoeringstaken, daar waar mogelijk, te bundelen en rijksbreed uit te voeren.ja
• De uitkomsten van de takenanalyse geven mede richting aan het programma van eisen voor het herontwerp van de rijksdienst.ja

Operationele doelstelling 11.8: Een goed functionerende informatievoorziening en een goed functionerende HRM-functie

Actieplan Burgerbrieven

De departementen hebben in 2006 intensief samengewerkt aan de verbetering in de afhandeling van burgercorrespondentie. Er is een «Menukaart Bezwaarschriften» opgesteld met daarin best practises voor een betere behandeling van bezwaren. Er is een rijksbrede cursus burgercorrespondentie ontwikkeld. Er is een start gemaakt met de stroomlijning van de digitale informatievoorziening via een uniforme procesbeschrijving burgerbrieven en er is een start gemaakt met de ontwikkeling van een rijksbrede applicatie voor tracking en tracing waarmee burgers zelf digitale statusinformatie kunnen opvragen via het Internet. Er is in 2006 geen interne rijksbrede effectmeting uitgevoerd.

Archiefbeheer

Het project, gericht op wegwerken achterstanden in bewerking van archieven van vóór 1975 (PWAA), draait nu één jaar en ligt op schema. Een inventarisatie van de archieven na 1975 is afgerond. Scenario’s voor de aanpak van deze werkvoorraden worden voorbereid. De omvang van de problematiek wordt nu ruwweg op € 100 miljoen geschat. In juni 2006 heeft het kabinet zijn visie op de (digitale) informatiehuishouding bij de Rijksoverheid via de nota «Informatie op Orde» (Tweede Kamer 29 363, nr. 101) aan de Tweede Kamer aangeboden. De uitvoering van deze nota is inmiddels gestart.

P-direkt

De ministerraad heeft op 8 december 2006 ingestemd met de nieuwe aanpak voor het realiseren van P-Direkt. Het belangrijkste verschil is dat de realisatie veel meer geleidelijk plaatsvindt. Om de complexiteit te beperken en de beheersbaarheid te vergroten is gekozen voor een aanpak in twee fasen. Doel van fase 1 is het komen tot één ICT-standaard voor de salarisadministratie.

De procesinrichting en automatiseringselementen daarvoor worden in 2007 opgeleverd.

De activiteiten voor kwaliteitsverbetering HRM die in de periode 2006–2007 zijn ontwikkeld worden (verder) geïmplementeerd. Fase 2 betreft de vorming van één HR-administratie en één HR-contactcenter voor de rijksdienst. Naar verwachting vindt in 2008 nadere besluitvorming hierover plaats.

Instrumenten/activiteiten

Jaar 2006Realisatie
• Uitvoering actieplan Burgerbrieven.ja
• Verbeteracties Bezwaar- en klaagschriften.ja
• Kabinetsstand punt archieven in de Tweede Kamer.ja
• Oprichten PWAA.ja
• Modernisering van het rijksintranet.ja
• Oprichting P-Direkt.ja
• Benchmark HRM.nee
• Oprichting OC-EC.ja

Toelichting

Het onderzoek Benchmark HRM is een eenmalige pilot geweest in 2004. Na de pilot is in interdepartementaal overleg voorgesteld om de bestaande onderzoeken zoveel mogelijk te integreren en om een benchmark bedrijfsvoering in te richten.

Meetbare gegevens/Kengetallen

Meetbare gegevens/Kengetallen2005200620072008200920102011
1. Vereenvoudigde en geuniformeerde P&S processenBasiswaarde : 2005, 00012    
2. SAP Portal/ZelfbedieningBasiswaarde : 2005, 00041012  
3. CRMABasiswaarde : 2005, 0001112   
4. Aansluiting SAP Payroll (FSC)Basiswaarde : 2005, 4 ministeriesBron : Gegevens aan te leveren door de deelnemende ministeries44101012  
5. Tevredenheid Managers met HRM-ondersteuningBasiswaarde : 50% (2004)Bron : Tweejaarlijkse Monitor Personeels en Mobiliteitsonoderzoek  60%    

Voor de indicatoren 1 t/m 4 gaat het om de aansluiting of implementatie van procesinrichting en automatiseringselementen op de ministeries. De «N» is hier het aantal ministeries dat in totaal is aangesloten.

5. Overzicht afgeronde onderzoeken

 Onderzoek onderwerpAD of ODStartAfgerondVindplaats
Overig evaluatie-onderzoekDoorlichting ZBO’sOD 11.72006September 2007 
 Samenwerking door en met de overheid in privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtsvormenOD 11.720062006Onderzoeksbank BZK; ISBN-10: 90–5414–105–0
      
Overig evaluatie-onderzoek1. Pretest campagne-uitingenOD 11.62005Februari 2006 
 2. 0-meting 2006Maart 2006 
 3. pretest clusteruitingen 2006Juni 2006 
 4. 1-meting 2006September 2006 
 Arbeidsmarktmonitor RijkDe positie van het Rijk op de arbeidsmarkt 2006Publicatie 2007 
 Evaluatie actieprogramma externe inhuur 2006Januari 2007 

De onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van en in samenwerking tussen BZK en de RVD; de onderzoeken zijn uitgevoerd door TNS/NIPO.

B.3 NIET-BELEIDSARTIKELEN

NIET-BELEIDSARTIKEL 12. ALGEMEEN

1. Algemene beleidsdoelstelling

Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de ondersteuning van het BZK-beleid. Met ondersteuning worden alle beheersmatige taken binnen BZK bedoeld. In de ondersteuning wordt voorzien door de stafdiensten. Tevens wordt op dit artikel de bijdrage van BZK aan de functionele kosten Koninklijk Huis verantwoord.

Aan dit begrotingsartikel zijn geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld.

2. Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
12. AlgemeenRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen362 119159 98890 19595 57193 71087 1566 554
        
Uitgaven172 712174 76586 11491 83692 85087 1565 694
12.1 Apparaat73 61978 12575 16179 63482 19876 3185 880
12.2 bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis99 09396 64010 95312 20210 65210 838– 186
        
Ontvangsten9 76513 5474 7812 2164 5459833 562

Financiële toelichting

De overschrijding wordt veroorzaakt door noodzakelijke meerkosten in de beveiliging en door onvoorziene externe inhuur bij het wegwerken van het papieren archief met het oog op digitalisering. Daarnaast zijn er extra onderhoudswerkzaamheden uitgevoerd in verband met het uitstel van de nieuwbouw. Door dienstverlening aan derden zijn de ontvangsten groter dan geraamd.

3. Nader geoperationaliseerde doelstellingen

Operationele doelstelling 12.1: Apparaat

De stafdiensten hebben op professionele wijze diensten verleend aan de bewindspersonen en de organisatie. Deze dienstverlening kenmerkt zich door een integrale, grotendeels vraaggerichte, aanpak waarbij resultaatgericht en kostenbewust opereren centraal staat

Naast deze dagelijkse dienstverlening is een aantal speerpunten in 2006 verwezenlijkt:

1. Integraal en vraaggericht werken is verder geoptimaliseerd.

2. Om het primair proces zo optimaal mogelijk te ondersteunen is de doelmatige en efficiënte inzet van digitaliseringmiddelen verder verbeterd.

Operationele doelstelling 12.2: Bijdrage functionele kosten Koninklijk Huis

Op de grond van de Wet 10 december 1970 Stb. 573, houdende herziening van het financieel statuut voor het Koninklijk Huis, is een aantal uitgaven van H.M. de Koningin ten laste van de BZK-begroting gebracht. Het betrof een bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis en een subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam.

De totale bijdrage in de functionele kosten Koninklijk Huis bedroeg in 2005 € 10,652 mln. De subsidie aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam bedroeg € 0,184 mln.

De overige uitgaven die gerelateerd zijn aan het Koninklijk Huis voor de beveiliging (DKDB) bedroegen in 2006 € 12,959 mln. Deze uitgaven worden gedaan binnen artkelonderdeel 2.3.

NIET-BELEIDSARTIKEL 13. NOMINAAL EN ONVOORZIEN

Budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000)
13. Nominaal en onvoorzienRealisatieVastgestelde begrotingVerschil
 2002200320042005200620062006
Verplichtingen00– 1 22602 000 00014 0311 985 9 69
        
Uitgaven00– 1 2260014 031– 14 031
13.1 loonbijstelling0020000
13.2 prijsbijstelling00– 380000
13.3 onvoorzien00– 1 1900014 031– 14 031
        
Ontvangsten0000000

Financiële toelichting

Als uitvloeisel van het VPL-akkoord heeft de Staat in 2006 een leenovereenkomst van € 2 mld. afgesloten met het VUT-fonds. De hierbij behorende verplichtingen heeft het parlement in 2006 geautoriseerd. Om administratief-technische redenen is deze verplichtingenautorisatie geboekt op artikel 13. Vanaf de begroting 2007 staan de bijbehorende uitgaven geboekt op een nieuw artikel.

B.4. BEDRIJFSVOERINGSPARAGRAAF

Inleiding

In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt verslag gedaan van relevante kwaliteitsverbeteringen en aandachtspunten in de bedrijfsvoering van BZK. De bedrijfsvoeringparagraaf heeft conform de Comptabiliteitswet het karakter van een uitzonderingenrapportage.

Met ingang van het verslagjaar 2006 kent de bedrijfsvoeringparagraaf twee nieuwe, verplichte elementen, te weten rechtmatigheid en de totstandkoming van de niet-financiële beleidsinformatie. Voor rechtmatigheid geldt dat wordt vermeld of en bij welk beleidsartikel de tolerantiegrens voor verplichtingen, uitgaven en ontvangsten is overschreden en wat daarvan de oorzaak was. Ten aanzien van de niet-financiële informatie is aangegeven op welke manier aandacht is besteed aan de totstandkoming daarvan.

Er wordt achtereenvolgens aandacht besteed aan de volgende punten:

• de ontwikkeling van het Management Control Systeem (MCS) en het kwaliteitstraject financiële kolom;

• informatiebeveiliging;

• de aansturing van agentschappen en nieuwe satellieten;

• financieel en materieel beheer;

• rechtmatigheid;

• niet-financiële informatie.

Management control

Management control systeem

Het management control systeem (MCS) heeft in 2006 verder vorm gekregen. Zo heeft BZK – in navolging van het IBO Regeldruk en Controletoren – gekozen voor de invoering van het management statement In deze verklaring geeft de SG richting de minister van BZK aan hoe het is gesteld met de bedrijfsvoering binnen BZK. Ook de rechtmatigheid komt hierin aan bod. Met het management statement wordt de verantwoordelijkheid van de manager voor de bedrijfsvoering duidelijker zichtbaar. Het managementstatement vormt tegelijkertijd de basis voor de bedrijfsvoeringparagraaf.

Uit het management statement 2006 blijkt dat de bedrijfsvoering binnen BZK eind 2006 in hoofdlijnen op orde is ofwel dat BZK «in control» is. Dit wordt ondersteund door het rapport inzake de controle 2006 van de Auditdienst. Wel zijn er aandachtspunten en die komen in deze bedrijfsvoeringparagraaf aan de orde.

De werkafspraken tussen secretaris-generaal (SG) en directeuren-generaal (DG’n) en andere managementinformatiesystemen vormen de aangrijpingspunten voor het management statement. Mede daarom zijn de werkafspraken meer risicogeoriënteerd én is bij de afronding van de werkafspraken 2006 expliciet aandacht besteed aan rechtmatigheid en de «in control» vraag.

Ook verbeteringen in de kwaliteit van de beheerrapportages helpen de manager in het uitoefenen van zijn verantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering. De beheerrapportage verschijnt vier keer per jaar en biedt inzicht in ontwikkelingen op de PIOFACH gebieden. De rapportage verschijnt zowel op directieniveau als op directoraat-generaal- en concernniveau (BZK breed).

Bij het jaarverslag 2005 constateerde de Algemene Rekenkamer nog een onvolkomenheid ten aanzien van het management control systeem van BZK. Het ging hierbij vooral om de positionering van de directie Financieel-Economische Zaken (FEZ) en de samenwerking in de financiële kolom. Het daarop gestarte Kwaliteitstraject financiële kolom heeft in 2006 tot sterke verbeteringen geleid. FEZ is gereorganiseerd, kwantitatief en kwalitatief gegroeid en daardoor beter in staat haar rol als concerncontroller in te vullen. De rollen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de diverse spelers in de financiële kolom zijn bezien in het kader van de doorlichting van financiële processen. Ook is ingezet op verdere verbetering van de samenwerkingscultuur, onder andere door het organiseren van thematische werkbijeenkomsten en uitwisselingsstages. In 2007 wordt het kwaliteitstraject vervolgd en afgerond.

Informatiebeveiliging

In de tweede helft van 2006 is informatiebeveiliging stevig opgepakt. Informatiebeveiliging, fysieke beveiliging en integriteit vormen de drie pijlers van het overkoepelend programma Integrale Beveiliging 2007–2008, dat in 2006 is opgesteld. In dit programma is ook de toepassing van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR) en het VIR-Bijzondere Informatie (VIR-BI) opgenomen.

Aansturing agentschappen en toezicht ZBO’s

Bij de reorganisatie van FEZ, is de nieuwe afdeling Centrale eenheid Zelfstandige Organisaties (CZO) opgericht. Deze afdeling houdt zich bezig met de kwaliteit van de aansturing van agentschappen en het toezicht op zelfstandige organisaties van BZK.

Een aandachtspunt is de toename van (nieuwe) organisaties, zoals de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland, maar ook P-direkt en de Werkmaatschappij. Deze laatste zijn complexe organisatiestructuren, waarbij het van groot belang is dat de aansturing en het opdrachtgever- en opdrachtnemerschap helder geregeld zijn.

Financieel en materieel beheer

Financiële processen ondersteunen de begrotingsuitvoering en zorgen ervoor dat dit volgens de spelregels gebeurt. Periodieke doorlichting waarborgt de werking en de actualiteit van financiële processen binnen BZK. In de tweede helft van 2006 is een aantal processen onder de loep genomen, waaronder inkoop, contractbeheer, tussenrekeningen, materieel beheer, verplichtingen en subsidies/bijdragen (die resulteren in het verstrekken van voorschotten). Dit mondde uit in een aantal verbeterpunten. Het (her)ontwerpen van de processen is inmiddels gestart. Het implementeren van de bijgestelde processen gebeurt in de eerste helft van 2007.

Rechtmatigheid

In 2006 was er geen sprake van overschrijdingen van de tolerantiegrens voor rechtmatigheid.

Niet financiële informatie

In de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek en beleidsinformatie 2006 (RPE 2006) worden eisen gesteld aan de totstandkoming van niet-financiële informatie (NFI) in begroting en jaarverslag. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om prestatie-indicatoren en evaluatieonderzoek. In het kader van verantwoording is het immers belangrijk dat dit soort informatie voor derden controleerbaar is. Bij het jaarverslag 2005 heeft BZK de totstandkoming van de NFI expliciet getoetst. Niettemin constateerden de Algemene Rekenkamer en de departementale Auditdienst dat de informatieopbouw voor de meeste artikelen nog tekortschoot, met name door het ontbreken van een toets op de juistheid. Ook bij het opstellen van het jaarverslag 2006 is gebleken dat de dossiervorming rond de totstandkoming van NFI, het opnemen van bronvermelding voor gerealiseerde prestatiegegevens en vermelding van de vindplaats van uitgevoerde evaluatieonderzoeken nog niet optimaal is. Daarom wordt in 2007 binnen BZK extra aandacht besteed aan de eisen die worden gesteld aan (de totstandkoming van) NFI. Hiertoe is onder andere in de interne handreiking VBTB een apart onderdeel over de totstandkoming van NFI opgenomen.

C JAARREKENING

C.1. Departementale Verantwoordingsstaat 2006

Departementale verantwoordingsstaat 2006 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
  (1)  (2)  (3)=(2)-(1)  
 OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatie  Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
  VerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangstenVerplichtingenUitgavenOntvangsten
 Totaal5 136 7975 477 370486 8068 086 3205 809 601564 5942 949 523332 23177 788
 Beleidsartikelen         
1Grondwet en democratie11 87811 878027 12526 0223015 24714 14430
2Politie4 264 9614 248 581209 9764 778 7394 292 55726 974513 77843 976– 183 002
4Partners in veiligheid71 59871 5980154 818142 5488 37783 22070 9508 377
5Nationale Veiligheid126 080126 08091128 746133 5803962 6667 500305
6Functioneren Openbaar Bestuur39 29939 29915941 51035 9731 6412 211– 3 3261 482
7Informatiebeleid Openbare Sector155 899170 14660 212244 274130 02558 17388 375–  40 121– 2 039
9Grotensteden beleid10 857351 171214 516212 773566 042436 833201 916214 871222 317
10Arbeidszaken overheid60 45160 45161966 29565 9282 0875 8445 4771 468
11Kwaliteit Rijksdienst108 924108 9240124 452122 20919 15115 52813 28519 151
14Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid12 87212 872015 10515 159512 2332 28751
15Crisis- en Rampbeheersing32 71535 079052 74542 19999820 0307 120998
16Brandweer en GHOR140 076140 104250146 028144 5095 3385 9524 4055 088
           
 Niet-Beleidsartikelen         
12Algemeen87 15687 15698393 71092 8504 5456 5545 6943 562
13Nominaal en onvoorzien14 03114 03102000 000001 985 969– 14 0310

C.1. Verantwoordingsstaat Baten-Lastendiensten 2006

Samenvattende verantwoordingsstaat 2006 inzake baten-lastendiensten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Agentschap ITO   
Totale baten37 71834 991– 2 727
Totale lasten37 78235 490– 2 292
Saldo van baten en lasten– 64– 499– 435
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven200423223
    
Agentschap CAS   
Totale baten7 4067 607201
Totale lasten7 4067 43327
Saldo van baten en lasten0174174
    
Totale kapitaalontvangsten000
Totale kapitaaluitgaven353811458
    
Agentschap P-Direkt   
Totale baten2 7524 5151 763
Totale lasten10 9456 038– 4 907
Saldo van baten en lasten– 8 193– 1 5236 670
    
Totale kapitaalontvangsten29 30014 624– 14 676
Totale kapitaaluitgaven22 477138– 22 339
    
Agentschap BPR   
Totale baten133 80883 908– 49 900
Totale lasten133 80881 013– 52 795
Saldo van baten en lasten02 8952 895
    
Totale kapitaalontvangsten39 4009 788– 29 612
Totale kapitaaluitgaven49 5588 630– 40 928
    
Agentschap KLPD   
Totale baten459 315501 83742 522
Totale lasten462 616500 24837 632
Saldo van baten en lasten– 3 3011 5894 890
    
Totale kapitaalontvangsten11 7482 897– 8 851
Totale kapitaaluitgaven42 28244 9492 667

C.2. SALDIBALANS PER 31 DECEMBER 2006

Saldibalans per 31 december 2006 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII)
1)Uitgaven 20065 809 594 544 2)Ontvangsten 2006564 591 782
       
3)Liquide middelen159 146    
       
4)Rekening-courant RHB  4a)Rekening-courant RHB5 225 399 135
       
5)Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)6 832 812 6)Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)26 595 585
       
7)Openstaande rechten  7a)Tegenrekening openstaande rechten 
       
8)Extra-comptabele vorderingen6 787 805 8a)Tegenrekening extra-comptabele vorderingen6 787 805
       
9a)Tegenrekening extra-  9)Extra-comptabele schulden 
 comptabele schulden     
       
10)Voorschotten5 983 439 890 10a)Tegenrekening voorschotten5 983 439 890
       
11a)Tegenrekening garantie-577 658 911 11)Garantieverplichtingen577 658 911
 verplichtingen     
       
12a)Tegenrekening open-7 339 894 970 12)Openstaande verplichtingen7 339 894 970
 staande verplichtingen     
       
13)Deelnemingen  13a)Tegenrekening deelnemingen 
       
 TOTAAL19 724 368 078  TOTAAL19 724 368 078

TOELICHTING OP DE SALDIBALANS

Ad 1 en 2. Uitgaven en ontvangsten 2006

Bij de begrotingsuitgaven en -ontvangsten zijn de gerealiseerde uitgaven en ontvangsten opgenomen met betrekking tot het jaar waarvoor de Rijksrekening nog niet door de Tweede Kamer is goedgekeurd.

Ad 3. Liquide middelen

De post liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. Het totaalbedrag van € 159 146 is als volgt opgebouwd:

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst159 146
Totaal159 146

Ad 4. Rekening-courant RHB

Op de Rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding is de financiële verhouding met het ministerie van Financiën weergegeven. Opgenomen is het bedrag overeenkomstig het laatste dagafschrift van genoemd departement.

Ad 5. Uitgaven buiten begrotingsverband (intra-comptabele vorderingen)

Het bedrag van € 6 832 812 aan uitgaven buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten:AIVD430 623
b. Te vorderen van ministeries en derden1 210 770
c. Intra-comptabele voorschotten1 355 159
d. Intra-comptabele debiteuren3 836 260
Totaal6 832 812

Ad a. Vorderingen kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van € 0,4 mln. van de AIVD bestaat voornamelijk uit in het jaar 2006 op derden ontstane vorderingen die in 2007 geïnd gaan worden.

Ad b. Te vorderen van ministeries en derden

Het saldo van € 0,5 mln. van P&O heeft voornamelijk betrekking op derden (o.a. UWV). Voorts is er een vordering van € 0,5 mln. op BZK – Hoofdstuk IV, betreffende salariskosten december. Deze wordt in januari 2007 verrekend.

Ad c. Intra-comptabele voorschotten

De intra-comptabele voorschotten bestaan voor € 0,4 mln. uit verstrekte voorschotten vervoersplan en voor € 0,8 mln. uit voorschotten aan Loyalis. De voorschotten vervoersplan worden in de eerste helft van 2007 verrekend met buitendiensten, HTM en NS en met de salarissen van het personeel. De voorschotten Loyalis worden in januari 2007 verrekend.

Ad d. Intra-comptabele debiteuren

Het te vorderen bedrag van DGV heeft voor € 1,8 mln. betrekking op de afrekening van projecten. Voor loonkosten in het kader van interim – functievervulling dient een bedrag van € 0,2 mln. te worden ontvangen. De afwikkeling van deze posten zal in 2007 plaatsvinden. Een bedrag van € 0,2 mln. van DGMOS heeft betrekking op vorderingen op diverse ministeries in verband met project- en programma uitgaven en voor € 0,3 mln. betrekking op loonkosten. De vorderingen van de GD, met een saldo van € 1,0 mln., hebben voor € 0,2 mln. betrekking op betaalde kosten voor Emplaza. De kosten van Emplaza bestaan uit inhuur van externen, welke aan diverse ministeries zijn doorbelast. Voorts heeft € 0,1 mln. betrekking op loonkosten en € 0,2 mln. betrekking op Interlab. Het restant bestaat uit een aantal kleinere betaalde kosten. De vorderingen zullen in 2007 afgewikkeld worden. Het bedrag van DGKB heeft voor € 0,1 mln. betrekking op loonkosten interim functievervulling en voor € 0,1 mln. op een vordering aan BPR betreffende doorbelasting diverse betalingen.

Ad 6. Ontvangsten buiten begrotingsverband (intra-comptabele schulden)

Het bedrag van € 26 595 585 aan ontvangsten buiten begrotingsverband is als volgt opgebouwd:

a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten:AIVD2 810 863
b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies6 177 245
c. Overige intra-comptabele schulden17 607 477
Totaal26 595 585

Ad a. Schulden kasbeheerders Rijksdiensten

Het saldo van € 2,8 mln. van de AIVD bestaat voornamelijk uit in het jaar 2006 op derden ontstane vorderingen die in 2007 en volgende jaren zullen worden geïnd.

Ad b. Nog af te dragen loonheffing en sociale premies

Het saldo van € 6,1 mln. wordt in 2007 afgedragen aan de betreffende instanties, zoals ABP, GVP en Belastingdienst.

Ad c. Overige intra-comptabele schulden

Het saldo van DGKB bestaat onder andere uit een schuld van € 12,2 mln. Dit bedrag is op 28 december 2006 ontvangen vanuit de EU. Dit zijn gelden voor diverse gemeenten die deze subsidies hebben aangevraagd en welke ook zijn gehonoreerd. BZK fungeert hierbij als doorgeefluik. De schuld van € 0,2 mln. aan nog uit te keren WOZ-kosten, zijn gelden die zijn gestort door de Belastingsdienst en de Waterschappen. Deze gelden komen ten gunste van de gemeenten. Bepaalde gemeenten hebben nog niet voldaan aan de gestelde eisen en krijgen daardoor nog geen geld overgemaakt. Wanneer zij aan deze eisen voldoen dan worden de gelden alsnog overgemaakt. BZK fungeert hierin wederom als doorgeefluik. Het saldo van € 0,6 mln. van de GD bestaat uit € 0,1 mln. aan kosten met betrekking tot Interlab, € 0,3 mln. aan kosten met betrekking tot Rijkswerkplekken en € 0,1 mln. aan kosten met betrekking tot Emplaza en diversen te verrekenen met derden. Het saldo van DGV van € 3,0 mln. betreft o.a. een schuld van € 2,4 mln. aan het Ministerie van Justitie en een schuld van € 0,6 mln. betreffende een onterechte ontvangst van de Vts. PN (Voorziening tot samenwerking Politie Nederland).

Ad 8. Extra-comptabele vorderingen

Ad 8a. Tegenrekening extra-comptabele vorderingen

Het saldo per 31 december 2006 wordt hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

(x € 1)Gemeenschappelijke DienstenDirectoraat-generaal Koninkrijkrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m 2002  664 431 
2003 40 31034 062 
200411 626 57 786557 758
2005166 296107 6467 7161 020 736
20061 050 08624 2862 770 502274 564
Totaal1 228 008172 2423 534 4971 853 058

Gemeenschappelijke diensten (incl. AIVD)

Het saldo bestaat voornamelijk uit diverse vorderingen met betrekking tot ABD-interim (0,3 mln.) en beveiligingskosten (€ 0,7 mln.).

Directoraat-generaal Koninkrijkrelaties en Bestuur

De vorderingen ontstaan in de jaren 2003, 2005 en 2006 worden (wederom) gerappelleerd.

Directoraat-generaal Management Openbare Sector

Het saldo tot en met 2002 bestaat uit een vordering op NWO (€ 0,7 mln.), inzake de afwikkeling OOW/USZO. Deze vordering zal in 2007 worden afgehandeld. De vorderingen ontstaan in 2003 tot en met 2006 (€ 2,8 mln.) bestaan onder andere uit vorderingen op andere ministeries.

Directoraat-generaal Veiligheid (incl. C2000, DGVP en LFR)

De vordering uit 2004 betreft een vordering aan de gemeente Lingewaard betreffende de bommenregeling. De gemeente Lingewaard heeft bezwaar gemaakt tegen deze vordering. Het saldo van 2005 betreft voornamelijk een vordering op de gemeente Zuid Limburg (€ 1,0 mln.) inzake kosten Regionale Brandweer. Het saldo van 2006 betreft o.a. een vordering op ITO (€ 0,2 mln.).

Ad. 10. Openstaande voorschotten

Ad. 10a. Tegenrekening openstaande voorschotten

De saldi van de per 31 december 2006 openstaande voorschotten en van de in 2006 afgerekende voorschotten worden hieronder per departementsonderdeel per jaar gespecificeerd:

Stand openstaande voorschotten per 31 december 2006
(x € 1)Gemeenschappelijke DienstenDirectoraat-generaal Koninkrijkrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m 2002500 40652 196 6867 730 80166 953 481
20031 234 7137 597 0886 559 33146 195 183
20041 371 0614 865 25229 030 871122 858 537
20051 239 727417 876 149121 738 951340 819 756
200617 082 784568 958 485176 464 9933 992 165.635
Totaal21 428 6911 051 493 660341 524 9474 568 992 592
Overzicht afgerekende voorschotten in 2006
(x € 1)Gemeenschappelijke DienstenDirectoraat-generaal Koninkrijkrelaties en BestuurDirectoraat-generaal Management Openbare SectorDirectoraat-generaal Veiligheid
t/m 2002638 55252 269 871960 11931 181 571
2003410 07929 878 0494 392 67585 503 509
20041 089 26719 994 96615 626 126364 674 002
200514 063 85021 255 97010 378 3833 359 331.774
2006208 490378 6891 029 56117 728 319
Totaal16 410 238123 777 54532 386 8643 858 419 175

Algemeen

Een groot deel van de openstaande voorschotten zullen worden afgerekend op basis van verantwoordingen, goedkeurende accountantsverklaringen of wanneer een dossieronderzoek is afgerond.

In 2006 is geïnventariseerd welke oude openstaande voorschotten ten onrechte nog openstaan en dus moeten worden afgewikkeld. Dit heeft geleid tot een grote opschoningactie in 2006 die zich vooral richtte op DGKB en DGV. Deze opschoningactie heeft al geleid tot een afwikkeling van een groot aantal ten onrechte nog openstaande voorschotten en zal worden gecontinueerd in 2007.

Gemeenschappelijke diensten (incl. AIVD)

Het bedrag vermeld tot en met 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ISEO marketing en Erasmus Universiteit0,1
Kidsconcern 20020,3
FLO uitkeringslasten0,1
Totaal0,5

Het bedrag vermeld voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Kidsconcern 20030,8
USZO december 20020,4
Totaal1,2

Het bedrag vermeld voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Kidsconcern 20041,0
IPP subsidie 20050,3
Totaal1,3

Het bedrag vermeld voor 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Koninklijk Huis 20051,3
Totaal1,3

Het bedrag vermeld voor 2006 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Koninklijk Huis 200610,6
ICTU-programma KOA 2006 & 20072,3
IPP subsidie 20060,8
Totaal13,7

Directoraat-generaal Koninkrijkrelaties en Bestuur

Het bedrag vermeld tot en met 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls22,4
Urban27,2
Totaal49,6

Het bedrag vermeld voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls2,0
Leefbaarheid/Soc. Integratie0,2
Kenniscentrum GSB3,4
Totaal5,6

Het bedrag vermeld voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Leefbaarheid/Soc. Integratie0,2
Werkgelegenheidsimpuls2,7
Kenniscentrum GSB1,0
Totaal3,9

Het bedrag vermeld voor 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Leefbaarheid/Soc. Integratie413,9
Totaal413,9

Het bedrag vermeld voor 2006 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

Werkgelegenheidsimpuls2,7
Leefbaarheid/Soc. Integratie542,6
Totaal545,3

Directoraat-generaal Management Openbare Sector

Het bedrag vermeld tot en met 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

SVO2,1
Toekomst IVOP5,0
Totaal7,1

Het bedrag vermeld voor 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU1,2
APPA3,2
SVO2,1
Totaal6,5

Het bedrag vermeld voor 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU22,7
APPA3,4
SVO1,9
Totaal28,0

Het bedrag vermeld voor 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU37,1
ZVR30,1
SAIP40,1
Totaal107,3

Het bedrag vermeld voor 2006 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

ICTU59,9
ZVR46,2
SAIP42,6
Totaal148,7

Directoraat-generaal Veiligheid (incl. C2000, DGVP en LFR)

Het bedrag vermeld tot en met 2002 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

BRW&GHOR/Bommenregeling44,6
CRISISBEHEERSING/Laser/NIBRA/NIVU NBC Terrorisme0,5
POL/Rijksbijdrage aan politieregio’s5,3
POL/Rijksbijdrage aan het KLPD0,3
POL/Rijksbijdrage aan de politieacademie0,3
POL/Rijksbijdrage aan VTS Politie Nederlandse Politieacademie4,7
Totaal55,7

Het bedrag vermeld in 2003 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

BRW&GHOR/Bommenregeling25,6
BRW&GHOR/Bijdrage aan het NIBRA0,7
CRISISB/CRN Voorschot1,2
CRISISB/RIVM0,3
CRISISB/NIBRA0,3
CRISISB/NVBR0,2
STRAT/Diversen0,4
STRAT/Omscholing C20000,3
POL/Rijksbijdrage aan politieregio’s4,6
POL/Rijksbijdrage aan het KLPD0,2
POL/Rijksbijdrage aan de Politieacademie4,1
POL/Stichting CAOP4,0
POL/Rijksbijdrage aan VTS Politie Nederlandse Politieacademie1,8
Totaal43,7

Het bedrag vermeld in 2004 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

BRW&GHOR/Bommenregeling25,7
BRW&GHOR/Bijdrage aan het NIBRA1,0
CRISISB/Edam-Volendam1,2
CRISISB/Laser6,1
CRISISB/RIVM0,6
CRISISB/NIBRA0,3
STRAT/ITO (CIP)1,6
STRAT/Regieraad ICTPolitie8,8
STRAT/ISC Migratie2,5
POL/Rijksbijdrage aan politieregio’s50,5
POL/Rijksbijdrage aan het KLPD1,0
POL/Rijksbijdrage aan de Politieacademie8,6
POL/Stichting CAOP0,4
POL/Rijksbijdrage aan VTS Politie Nederlands/CIP2,6
Totaal110,9

Het bedrag vermeld in 2005 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

BRW&GHOR/Bommenregeling26,8
BRW&GHOR/Bijdrage aan het NIBRA4,5
CRISISB/Vorming veiligheids regio’s3,8
CRISISB/Multidiscipline oefening2,6
CRISISB/Railplan deelproject1,7
CRISISB/Edam-Volendam1,0
CRISISB/Laser2,1
CRISISB/St. Consument & Veiligheid0,3
STRAT/Regieraad ICTPolitie28,3
POL/Rijksbijdrage aan politieregio’s108,1
POL/Rijksbijdrage aan het KLPD18,2
POL/Rijksbijdrage aan de Politieacademie120,4
POL/Stichting CAOP4,0
POL/Rijksbijdrage aan VTS Politie Nederlands/CIP2,8
Totaal324,6

Het bedrag vermeld in 2006 bestaat voornamelijk uit voorschotten in het kader van:

BRW&GHOR/Bommenregeling26,5
BRW&GHOR/Bijdrage aan het NIBRA11,2
BRW&GHOR/Bijdrage aan regionale brandweren ihkv Stimuleringsbijdragen NIBRA4,0 
BRW&GHOR/Bijdrage aan diverse organisaties/subsidies8,8
BRW&GHOR/Bijdrage aan het Rode Kruis1,0
CRISISB/Laser2,7
CRISISB/Multidiscipline oefening1,6
CRISISB/Afwikkeling Bijlmerramp1,0
CRISISB/Edam-Volendam1,0
CRISISB/KLPD0,7
STRAT/C200067,3
POL/Rijksbijdrage aan politieregio’s3 528,3
POL/Rijksbijdrage aan het KLPD141,5
POL/Rijksbijdrage aan de Politieacademie119,9
POL/Stichting CAOP4,0
POL/Rijksbijdrage aan VTS Politie Nederlands/CIP7,2
Totaal3 926,7

Directie Brandweer

De openstaande voorschotten kunnen grofweg in de volgende categorieën worden ingedeeld:

1. Bommenregeling (vanaf 2000)

2. Nederlands instituut fysieke veiligheid NIBRA (Ivf, voorheen NIBRA)

3. Overig

Ad. 1. Bommenregeling

In mei 2006 is de uitvoering van de Bommenregeling en de afwikkeling van de oude voorschotten, met een totaalbedrag van € 131,0 mln., overgedragen aan Dienst regelingen (DDR, ministerie van LNV). De DR heeft in 2006 een begin gemaakt met de afwikkeling van deze voorschotten. Gestreefd wordt om het merendeel van de voorschotten in 2007 af te wikkelen zodat deze in 2008, na goedkeuring van de jaarrekening van Dienst Regelingen, afgeboekt kunnen worden.

Ad. 2. Nederlands instituut fysieke veiligheid NIBRA

Het merendeel van de voorschotten aan het NIFV bestaat onder andere uit de reguliere, meerjarige bijdragen in de kosten van de officiersopleiding.

Ad. 3. Overig

In 2006 heeft een inhaalslag ten aanzien van het afwikkelen van de oude voorschotten plaatsgevonden. De resterende oude voorschotten uit de jaren 2001 tot 2004 zijn onder andere verstrekt aan de Raad van Regionaal Geneeskundige Functionarissen en het Nederlands Instituut voor urgentiegeneeskunde. Deze worden in 2007 afgewikkeld.

Directie Strategie

De openstaande voorschotten kunnen grofweg in de volgende categorieën worden ingedeeld:

1. Regieraad ICT, CIP en ISC

2. C2000

3. Overig

Ad. 1. Regieraad ICT, CIP en ISC

De uitvoering van het ICT Bestek politie berust bij de coöperaties CIP en ISC, die onder toezicht staan van de Bestuursraad ICT Politie (voorheen Regieraad ICT Politie). De bijdragen aan de Regieraad ICT, het CIP en ISC 2005 zijn als voorschot verstrekt en deels afgerekend bij brief van 1 september 2006 (2006/0000228531). De definitieve vaststelling van de restwaarde voorschotten zal in 2007 plaatsvinden.

Ad. 2. C2000

De bijdragen (kwartaalbetalingen) aan Vts PN voor het gebruik van het communicatiesysteem C2000 door de hulpverleningsdiensten zijn als voorschot verstrekt. De afwikkeling van de verstrekte voorschotten zal in 2007 plaatsvinden.

Ad. 3. Overig

In 2002 zijn enkele subsidies verstrekt, aan 1) Senter, 2) Stichting Maatschappij Veiligheid en Politie (SMVP) en 3) de brandweer Dordrecht. 1) Betreft congres Technologie en Veiligheid, deze zal in 2007 worden afgerond. 2) Project van SMVP loopt nog en zodra deze is afgerond wordt het voorschot afgerekend. 3) Subsidie aan de Brandweer Dordrecht in het kader van de Veiligheids Effect Rapportage (VER). Dit is de laatst lopende subsidie en deze wordt in 2007 afgerekend.

Overigens zijn alle voorschotten uit de jaren 2000 en 2001 in het kader van Jeugd en Veiligheid in 2006 afgerekend.

Directie Politie

De gedane voorschotbetalingen worden na ontvangst van accountantsverklaringen afgewikkeld.

Ad 11. Openstaande garantieverplichtingen

Ad 11a. Tegenrekening openstaande garantieverplichtingen

Het bedrag van € 577 658 911 aan garanties is als volgt opgebouwd:

Garanties 1 januari 2006368 270 995 
Verleende garanties in 2006214 500 000
 582 770 995 
    
Vervallen garanties in 20065 112 084–/-
Totaal openstaande garanties per 31 december 2006577 658 911 

De garanties betreffen:

Middelenbeheer. In 2006 hebben meer regiokorpsen gebruik gemaakt van de mogelijkheden van geïntegreerd middelenbeheer dan in 2005. Ultimo 2006 is ten behoeve van de politieregio’s door BZK een bedrag aan garanties afgegeven ter grootte van € 575,8 mln. Volgens opgave door het ministerie van Financiën (kenmerk FM 2007–00468 M, d.d. 20 februari 2007) staat ultimo 2006 een bedrag van € 117,5 mln. daadwerkelijk open aan leningen aan de regio’s.

Hypotheekgaranties. Bij beschikking van 23 augustus 1974, nr. AB74/U1271, van de Minister van Binnenlandse Zaken, is de mogelijkheid geschapen om onder bepaalde voorwaarden een hypotheek-garantie te verlenen voor tijdige betaling van rente en aflossing op een hypothecaire geldlening, die in verband met de aankoop van een woning is afgesloten. Per 31 december 2006 was de stand € 1,9 mln.

Ad 12. Openstaande verplichtingen

Ad 12a. Tegenrekening openstaande verplichtingen

Het bedrag van € 7 339 894 970 aan openstaande verplichtingen is als volgt opgebouwd:

Verplichtingen 1 januari 2006  5 527 781 850 
Aangegane verplichtingen in 2006  7 871 819 679
   13 399 601 529 
      
Tot betaling gekomen in 20065 809 594 544   
Negatieve bijstellingen verplichtingen uit eerdere begrotingsjaren250 112 015   
   6 059 706 559–/-
      
Totaal openstaande verplichtingen per 31 december 2006  7 339 894 970 

C.3. INFORMATIE EN COMMUNICATIETECHNOLOGIE ORGANISATIE (ITO)

ALGEMEEN

Op 1 juli 2006 is de Voorziening tot Samenwerking Politie Nederland [VtsPN] opgericht, waarin de coöperaties ISC en CIP, de stichting NPI en de baten-lastendienst ITO per die datum zouden opgaan. De daadwerkelijke overgang is op 1 augustus 2006 gerealiseerd. De activiteiten van de baten-lastendienst ITO zijn per 1 augustus 2006 overgegaan naar de VtsPN met alle lusten en lasten. Dit houdt in dat, naast het volledige personeel, de activa en passiva, alle overeenkomsten met derden en alle aangegane contractuele rechten en verplichtingen, alsook de voor een continue bedrijfsvoering aan te houden buffer in de vorm van het eigen vermogen in de VtsPN overgaat, voor zover het eigen vermogen de 5% norm voor de baten-lastendiensten niet overschrijdt. Deze norm is per 31 juli 2006 niet overschreden.

De slotverantwoording van ITO per 31 juli 2006 is op going-concern basis opgesteld uitgaande van de bestaande waardering- en resultaatbepalingsgrondslagen. Als overdrachtsbalans van de activiteiten van ITO naar de VtsPN geldt de bijgaande balans per 31 juli 2006. De auditdienst van BZK heeft in dit kader op 9 maart 2007 de slotverantwoording van ITO per 31 juli 2006 gecertificeerd.

De eind juli 2006 onder «nog te betalen» opgenomen schuld inzake de Rijkshoofdboekhouding is in november 2006 inclusief rente verschuldigd tot en met juli 2006 volledig afgewikkeld door tussenkomst van BZK.

 31-12-200631-07-200631-12-2005
Activa   
Materiele activa02 5303 302
* grond en gebouwen   
* installaties en inventarissen   
* overige materiele vaste activa   
Debiteuren07 3973 729
Nog te ontvangen019 76817 738
Liquide middelen036 460
Totaal activa032 29631 229
    
Passiva   
Eigen Vermogen05 0455 544
* exploitatiereserve05 0455 639
* onverdeeld resultaat0 – 95
    
Voorzieningen05551 429
    
Langlopende schulden0520801
* leningen bij het MvF0 100
* overige langlopende schulden0520701
    
Crediteuren01 6163 220
Nog te betalen023 15410 058
Vooruit ontvangen onderhanden werk01 40610 177
Totaal passiva032 29631 229

C.3. CENTRALE ARCHIEF SELECTIEDIENST (CAS)

Algemeen

De Centrale Archief Selectiedienst (CAS) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, te Winschoten, is de belangrijkste archiefbewerker voor de rijksoverheid en heeft als taak om in opdracht van de zorgdragers werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking (KB CAS 12 december 1996).

Als facilitaire dienst (lees: Shared Services Organisatie) op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket diensten en producten, waarmee een belangrijke rol wordt vervuld bij het komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van de inzichtelijkheid van zowel recht- en doelmatig bestuur en bedrijfsmatige processen, alsook de verantwoording hiervan aan de burger.

De kerntaken van de CAS zijn:

A. Het bewerken en beheren van archieven van de rijksoverheid.

B. Het beschikbaar stellen van archieven van de rijksoverheid.

Bedrijfsvoering

De missie van de CAS luidt: Het als facilitair bedrijf binnen de Rijksoverheid optimaal uitvoeren van de kerntaak: het leveren van diensten op het terrein van archiefbewerking conform de eisen van de Archiefwet in zowel een papieren als digitale omgeving, merendeels op basis van raamconvenanten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat.

Voor het jaar 2006 werden bijna 125 000 uur (2005: 128 000 uur) ingezet voor de uitvoering van door de opdrachtgevers aangedragen projecten. De belangrijkste oorzaak van de minder beschikbare uren ligt in het tijdelijk minder beschikbaar hebben van personeel, incl. inhuur. Het ziekteverzuim kon verder worden teruggedrongen van 5% in 2005 naar 4,5% in 2006.

In het kader van de eerdergenoemde dienstverlening, vallend onder de werking van de Raamconvenanten, werden in het begrotingsjaar bijna 90 000 uur ingezet. Voor dienstverlening, niet vallend onder de werking van de Raamconvenanten, werden bijna 35 000 uur ingezet, waarvan ruim 16 000 uur ten behoeve van beheersactiviteiten.

Weerstandsvermogen

 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)129%100%89%181%142%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)55%45%22%22%16%
Verloop voorzieningen(bedragen x € 1 mln.)n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.n.v.t.

De CAS werkt op basis van doorberekening van tarieven tegen integrale kostprijs en zonder winstoogmerk. In 2006 is sprake van een positief exploitatieresultaat door o.a. kostenbesparingen en enkele niet begrote baten, waardoor het Eigen vermogen boven de 100% stijgt.

De investeringen betreffen merendeels vervangingsinvesteringen. De vaste activa worden hierdoor grotendeels gefinancierd uit de vrijkomende afschrijvingen en verder uit het opgebouwde eigen vermogen.

Liquiditeit

De quick ratio is het afgelopen jaar afgenomen. De debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn in verhouding tot de crediteuren en nog te betalen bedragen afgenomen.

 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Quick ratio0,880,990,750,910,81

Exploitatie toelichting

Ad A. Bewerken en beheren van archieven:

In het kader van de afgesloten Raamconvenanten was voor 2006 voor de uitvoering van de convenantverplichtingen € 4,794 mln beschikbaar. De realisatie bedroeg € 4,68 mln. Dit heeft een opdrukkend effect op het saldo aan verplichtingen t/m 2006 van € 1,9 mln. Er was € 1,486 mln begroot voor projecten die onder niet-convenantwerkzaamheden vielen, terwijl € 1,499 mln is gerealiseerd.

Ad B. Het tijdelijk beschikbaar stellen van archiefruimte:

De CAS wil op het terrein van beheren en beschikbaar stellen van archieven voor zorgdragers, de natuurlijke partner voor de convenantpartners zijn en blijven, ook als het gaat om opslagcapaciteit ter beschikking te stellen voor archieven voorafgaand aan bewerking door de CAS. Bovendien wil ze voor cliënten van de rijksoverheid logistieke oplossingen aanbieden op het terrein van intensief dossierverkeer.

Er was € 0,878 mln begroot voor de omzet van de opslaghal; er is een omzet van € 0,938 mln gerealiseerd.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (x € 1000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement4 7944 680– 114
Opbrengst overige departementen2 3642 43773
Opbrengst derden000
Rentebaten01313
Buitengewone baten0229229
Exploitatiebijdrage2482480
Totaal baten7 4067 607201
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personele kosten4 9024 885– 17
– materiële kosten2 0272 0281
Rentelasten990
Afschrijvingskosten   
– materieel46851143
– immaterieel000
Overige lasten   
– dotaties voorzieningen000
– buitengewone lasten000
Totaal lasten7 4067 43327
    
Saldo van baten en lasten0174174
Balans per 31 december 2006 (x € 1000)
 Balans 31-12-2006Balans 31-12-2005
Activa  
Immateriële activa00
Materiële activa1 1761 078
– grond en gebouwen144176
– installaties en inventarissen563280
– overige materiële vaste activa469622
Voorraden00
Debiteuren166100
Nog te ontvangen9551 013
Liquide middelen1 0101 404
Totaal activa:3 3073 595
   
Passiva  
Eigen Vermogen507600
– exploitatiereserve359332
– verplichte reserve00
– onverdeeld resultaat148268
Leningen bij het MvF183242
Voorzieningen00
Crediteuren261311
Nog te betalen2 3562 442
Totaal passiva3 3073 595

In de «overige materiële vaste activa» is in 2006 de post «zuurvrije archiefdozen» vroegtijdig geheel afgeschreven. Dit gaf een extra afschrijving van € 0,062 mln in het jaar 2006.

Van het eigen vermogen ad € 0,507 mln mag € 0,359 mln als exploitatiereserve behouden blijven. Het overige, € 0,148 mln, zal in overleg met het moederdepartement worden verrekend.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006 (x € 1000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting (1)Realisatie (2)Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20065721 403831
    
2. Totaal operationele kasstroom26417391
  Totaal investeringen (-/-)– 295– 610– 315
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)000
3. Totaal investeringskasstroom– 295– 610– 315
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0– 142– 142
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 58– 59– 1
  Beroep op leenfaciliteit (+)000
4. Totaal financieringskasstroom– 58– 201– 143
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)2451 009764

Er is extra geïnvesteerd in noodzakelijke ruimte voor opslag en beheeractiviteiten (Europese aanbesteding). Dit bracht een meerinvestering mee van € 0,2 mln.

Aan het moederministerie is € 0,142 mln teruggestort als afroming van het te hoge eigen vermogen ultimo 2005.

Doelmatigheid

De verhouding overhead : productief personeel voor 2006 bedroeg 17 : 83. Het gemiddelde voor baten-lastendiensten bedraagt 23 : 77 (Berenschot).

De begrote productie werd in 2006 exact gehaald (100,2%), waarvan ruim 85% door eigen personeel en ruim 14% door inhuurkrachten. De gemiddelde productiviteit van het eigen personeel lag op 1 415 uur per fte (begroot: 1 409 uur).

De convenantsverplichting 2006 werd voor 97,7% gerealiseerd, waardoor omgerekend het moederdepartement nog ruim 2000 uur bewerkingscapaciteit tegoed heeft.

De risicodekking voor voorzieningen op projecten en projecten voor rekening CAS werd in 2006 met ruim € 300 000 overschreden, hetgeen echter ruimschoots werd gecompenseerd door efficiencywinsten op afgesloten projecten en kostenbesparingen.

Het ziektepercentage voor 2006 bedroeg 4,5% (2005: 5%).

C.3. TIJDELIJKE BATEN-LASTEN DIENST P-DIREKT

Algemeen

P-Direkt is op 1 januari 2006 van start gegaan als tijdelijke baten-lastendienst van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, onder het eigenaarschap van de directeur-generaal Management Openbare Sector. De toekenning van de tijdelijke status op 9 september 2006 is voorafgegaan door de besluitvorming in het pSG-beraad over het plan Nieuwe Aanpak P-Direkt. De ontwikkeling van de dienstverlening van P-Direkt is door de beëindiging van de samenwerking met IBM op 13 oktober 2005 gewijzigd en aanleiding geweest een Nieuwe Aanpak P-Direkt te ontwikkelen. De uitvoering van deze aanpak leidt P-Direkt naar het oorspronkelijke doel om als professioneel dienstverlener de gemeenschappelijke ICT basisvoorzieningen op het gebied van HRM te onderhouden en door te ontwikkelen, zodanig dat deze efficiënt en effectief kunnen worden gebruikt door organisaties in het publieke domein bij hun dienstverlening aan hun medewerkers.

De uitgangssituaties en de behoeftes van de ministeries staan daarbij centraal en de invoering gebeurt nu geleidelijker en wel in twee fasen. In de eerste fase worden de HRM-processen vereenvoudigd en geüniformeerd en wordt een zelfbedieningsportaal ingevoerd. De P-dossiers worden centraal opgeslagen en alle departementen stappen over naar SAP voor hun HR-administratie. Tevens vindt voor de salarisverwerking aansluiting plaats op het Facilitair Salaris Centrum (FSC). P-Direkt is operationeel opdrachtgever voor deze ontwikkelingen. Fase twee voorziet in één HR-administratie en één HR-contactcenter voor de hele rijksoverheid.

In aanloop hiertoe is P-Direkt in 2006 gestart met het functioneel beheren van werkende HRM-oplossingen die in de tijdelijke baten-lastendienst zijn ondergebracht te weten,

• de salarisverwerking voor een cluster van ministeries (IPA);

• de decentrale oplossing voor digitale personeelsdossiers (DRMA) en

• een geautomatiseerde ondersteuning van zelfbediening (Emplaza).

Op termijn zal vanuit deze systemen migratie plaatsvinden naar de nieuwe dienstverlening.

Bedrijfsvoering

De organisatievorm «baten-lastendienst» is de aangewezen vorm om kwaliteitsverbetering en efficiencyvergroting te bevorderen. De resultaatgerichte sturing, ondersteund door een baten-lastenadministratie, bevordert de transparantie door de toerekening van kosten aan geïdentificeerde producten waardoor sturing op kwantiteit, kostprijs en kwaliteit beter mogelijk is.

Tabel weerstandsvermogen

 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)nvtnvtnvtnvt98,2
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)nvtnvtnvtnvt99,0
Verloop voorzieningen(bedragen x € 1 mln.)nvtnvtnvtnvt0

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeeld resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100

Om eventuele risico’s uit de normale bedrijfsuitoefening op te kunnen vangen wordt weerstandsvermogen opgebouwd. Vanaf 2008, wanneer de nieuwe dienstverlening grotendeels is ontwikkeld en vanaf wanneer departementen gefaseerd gaan afnemen, wordt middels een risico-opslag op de tarieven een exploitatiebuffer opgebouwd tot de toegestane maximale omvang, te bereiken in 2011.

Tabel Liquiditeit

 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Quick rationvtnvtnvtnvt0,94

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen

Exploitatie toelichting

Normaliter wordt de realisatie vergeleken met de oorspronkelijke begroting. Voor 2006 wordt van deze regel afgeweken en wordt de realisatie vergeleken met de 2e suppletore begroting. De oorspronkelijk vastgestelde begroting is namelijk gebaseerd op de situatie waarbij P-Direkt de ICT architectuur van IBM afneemt. Aangezien door de beëindiging van de samenwerking tussen P-Direkt en IBM de situatie drastisch is veranderd, is de begroting bij tweede suppletore begroting 2006 aangepast aan de Nieuwe Aanpak P-Direkt. Hierbij is het exploitatietekort gewijzigd van € 8,2 mln naar € 2,6 mln (weergegeven als exploitatiebijdrage BZK). Het begrote exploitatietekort ontstaat omdat P-Direkt een organisatie in opbouw is waarbij de geleidelijk oplopende baten uit de dienstverlening de sneller naar het structurele niveau oplopende apparaatskosten niet volledig kunnen dekken.

Het tekort wordt gecompenseerd door een eenmalige bijdrage van het moederdepartement1. De realisatie laat een exploitatietekort zien van € 1,5 mln. Het verschil ten opzichte van de bij najaarsnota aangepaste begroting wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat de helft van de materiële en een deel van de personele apparaatskosten aan de projectorganisatie toegerekend worden. De projectorganisatie (in 2003 opgericht ter opbouw van P-Direkt) wordt gefinancierd met het projectbudget van DGMOS. Een andere oorzaak is de hogere realisatie van de baten ten opzichte van de begroting. In de begroting zijn, wegens het ontbreken van nieuwe tariefafspraken met de ministeries, voor de doorberekening van de dienstverlening slechts de inkoopkosten geraamd. Na vaststelling van de tarieven met de ministeries zijn de tarieven opgehoogd met de directe apparaatskosten van P-Direkt. Na bijdrage van het moederdepartement van € 1,302 mln blijft nog een eigen vermogen over van – € 0,221 mln hetgeen in 2007 eveneens door het moederdepartement zal worden aangezuiverd.

De post buitengewone baten en buitengewone lasten in de suppletore begroting betreft de afkoop van de aangegane huisvestingsverplichtingen die de projectorganisatie P-Direkt is aangegaan. De financiering hiervan geschiedt vanuit het resterende projectbudget P-Direkt van het moederdepartement. De afwikkeling vindt plaats in 2007.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (x € 1000)
  1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgest.begr.2e suppl begrotingRealisatieVerschil realisatie en 2e suppl begroting
Baten    
Opbrengst moederdepartement182579397
Opbrengst overige departementen2 7522 6433 9351 292
Exploitatiebijdrage BZK 2 604 – 2 604
Rentebaten  11
Buitengewone baten 7 364 – 7 364
Totaal baten2 75212 7934 515– 8 278
     
Lasten    
Inkoop ICT3 3242 0584 0742 016
Apparaatskosten5 9862 8571 526– 1 330
– personele kosten1 4811 7591 049– 710
– materiële kosten4 5051 098477– 621
Rentelasten258514438– 76
Afschrijvingskosten1 377 00
– materieel1 377 00
– immaterieel    
Overige lasten    
– dotaties voorzieningen    
– buitengewone lasten 7 364 – 7 364
Totaal lasten10 94512 7936 038– 6 755
     
Saldo van baten en lasten– 8 1930– 1 523– 1 523
Balans per 31 december 2006 (x € 1000)
 Balans 31-12-06Openingsbalans 1-1-06
Activa  
Immateriële activa  
Materiële activa  
– grond en gebouwen  
– installaties, inventarissen, hard-software1380
– overige materiële vaste activa13 32213 322
Voorraden  
Debiteuren7090
Nog te ontvangen05 273
Overlopende activa2800
Liquide middelen4 4810
Totaal activa18 93018 595
   
Passiva  
Eigen Vermogen– 2210
– exploitatiereserve1 3020
– verplichte reserve  
– onverdeeld resultaat– 1 5230
Langlopende leningen bij het MvF11 9900
Voorzieningen  
Crediteuren2850
Nog te betalen4 57918 595
Kortlopende leningen bij het MvF1 332 
Overlopende passiva965 
Totaal passiva18 93018 595

Activa

In 2006 is aan materiele activa is voor € 0,138 mln aan hard- en software aangeschaft ten behoeve van de uitbreiding van het aantal werkplekken en een nieuwe software omgeving. De overige materiële activa betreffen voornamelijk de licenties van SAP en de Applicatie- en configuratiedocumentatie die BZK van IBM heeft overgenomen. Deze zullen worden aangewend voor de te ontwikkelen dienstverlening van P-Direkt. Deze investering is gefinancierd door middel van de leenfaciliteit van het ministerie van Financiën.

Debiteuren, Nog te ontvangen en Overlopende activa

Het Nog te ontvangen bedrag op de openingsbalans betreffende het saldobudget van de projectorganisatie is begin 2006 door IVOP overgemaakt aan P-Direkt.

Naast de nog te ontvangen bedragen van debiteuren bestaat de activa uit in 2006 vooruit betaalde bedragen die toerekenbaar zijn aan 2007. Deze bedragen zullen in de volgende perioden aan de resultatenrekening worden toegerekend.

Liquide middelen

Alle tegoeden van P-Direkt worden aangehouden bij de Rijkshoofdboekhouding. Tevens beheert P-Direkt de tegoeden van de projectorganisatie P-Direkt waarvoor P-Direkt de administratie voert. Het saldo op 31 december 2006 van € 4,481 mln behoort voor het merendeel toe aan de projectorganisatie. Aan de passivazijde van de balans staat daartegenover de schuld aan de projectorganisatie ondergebracht in de post «Nog te betalen».

Eigen vermogen

Op 31 december 2006 heeft P-Direkt een tekort op de exploitatie van € 1,523 mln. Dit tekort wordt aangevuld door een bijdrage van het moederdepartementnaar van € 1,302 mln. Hiermee komt (na de mutatie in) het eigen vermogen van P-Direkt uit op € – 0,221 mln. Dit negatief eigen vermogen wordt in 2007 aangezuiverd.

Leningen, Nog te betalen en Overlopende passiva

Op 1 januari bestond de post Nog te betalen enerzijds uit de schuld die P-Direkt had aan de projectorganisatie P-Direkt en anderzijds uit de schuld die P-Direkt had aan BZK voor de door BZK overgenomen licenties van SAP en de Applicatie- en configuratiedocumentatie. Na de toekenning van de status tijdelijke baten lastendienst door het ministerie van Financiën (MvF) op 11 september met terugwerkende kracht tot 1 januari 2006, is de conversielening ter financiering van de licenties en applicatie- en configuratiedocumentatie uitgegeven. Hiermee is de schuld die P-Direkt heeft aan BZK ingelost. De aflossing van het deel van de conversielening voor het jaar 2007 is als kortlopende lening MvF opgenomen op de balans.

De post Nog te betalen ultimo 2006 betreft het saldobedrag dat P-Direkt aan de projectorganisatie verschuldigd is. De overlopende passiva betreffen de nog te ontvangen facturen, vooruitontvangen termijnen en budgetten van klanten.

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006 (x € 1000)
OmschrijvingOorspr. vastgest. begr.2e suppl begr (1)Realisatie (2)Verschil realisatie en 2e suppl begr (3)=(2)-(1)
1. Rekening-courant RHB (1 januari 2006)4 0005 2730– 5 273
     
2. Totaal operationele kasstroom– 10 815– 11 632– 10 0051 627
  Totaal investeringen (-/-)– 21 100– 21 267– 13821 129
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)    
3. Totaal investeringskasstroom– 21 100– 21 267– 13821 129
  Eenmalige uitkering aan het moederdepartement (-/-)    
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)8 2006 3591 302– 5 057
  Aflossingen op leningen (-/-)– 1 37700 
  Beroep op leenfaciliteit (+)21 10021 26713 322– 7 945
4. Totaal financieringskasstroom27 92327 62614 624– 13 002
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)804 4814 481

De beginstand van de rekeningcourant is in de 2e suppletore begroting geraamd op € 5,3 mln. Dit bedrag dat bestemd was voor de financiering van de projectorganisatie waar de P-Direkt de administratie voor voert is pas in februari aan P-Direkt overgemaakt. Het eindsaldo van de rekening courant bestaat uit het restbudget van de projectorganisatie en is ontstaan doordat werkzaamheden en betalingen van de projectorganisatie zijn uitgesteld naar 2007.

Van de begrote investeringen is € 13,3 mln licenties van SAP en de Applicatie- en configuratiedocumentatie opgenomen in de openingsbalans van P-Direkt. Deze zijn door BZK voorgefinancierd eind 2005 waardoor ze in de realisatiekolom van het kasstroomoverzicht niet meer voorkomen. De betaling van deze investeringen aan BZK vond plaats in 2006 uit de leenfaciliteit. De overige investeringen van € 7,9 mln zijn uitgesteld en geformuleerd vanuit de Nieuwe Aanpak P-Direkt voor het jaar 2007 en 2008.

Doelmatigheid

P-Direkt is opgericht om de doelmatigheid in de HR-kolom te verbeteren waarbij een bijdrage wordt geleverd aan het slagvaardiger maken van de rijksdienst. Deze «macro-»doelmatigheid is van een andere orde dan de «micro-»doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering.

De doelmatigheid van de eigen bedrijfsvoering werd in 2006 vooral vorm gegeven langs twee lijnen.

1. Voor de toekomstige doelmatigheid geldt dat bij de ontwikkeltrajecten al rekening wordt gehouden met de beheerfase. In die beheerfase gaat P-Direkt op een gestandaardiseerde wijze beheer voeren. Daar worden nu de fundamenten voor gelegd. Door deze standaardisatieslag wordt straks doelmatigheid gerealiseerd.

2. Met betrekking tot de bestaande dienstverlening geldt dat P-Direkt deze heeft overgenomen met alle lusten en lasten, dus ook met bestaande contracten. Dat beperkt de sturing op doelmatigheid. Eenheid in beheer wordt hier ook bemoeilijkt. Enerzijds om dat dit afspraken met onderaannemers vereist en die zijn contractueel al – zoals gesteld – vastgelegd. Anderzijds omdat investeren in standaardisatie gezien de beperkte doorlooptijd van de dienstverlening slechts beperkt rendeert. Binnen dit kader gaf P-Direkt in 2006 uitvoering aan de doelmatigheidseis door bij een kwalitatief goede dienstverlening:

• te sturen op een optimaal contractmanagement binnen de dienstverlening met leveranciers en afnemers;

• binnen een in opbouw zijnde organisatie een efficiënte inzet van personeel te realiseren om hiermee de overhead op een laag niveau te houden;

• te sturen op het niveau van kostprijzen om inzichtelijkheid te bieden in het kostenverloop en de resultaten van de dienstverlening.

Daarnaast participeert P-Direkt in het benchmarkonderzoek voor baten-lastendiensten die de overheadcijfers van de baten-lastendiensten binnen het rijk in kaart moet brengen en vergelijken. Het jaar 2007 is het eerste jaar dat P-Direkt met de P&C-cyclus, startend met een jaarplan, is gestart. Het jaarplan omvat een goede basis om op kostprijs de doelmatigheid verder te sturen.

C.3. BASISADMINISTRATIE PERSOONSGEGEVENS EN REISDOCUMENTEN (BPR)

Algemeen

BPR is de spil in de identiteitsinfrastructuur voor het vastleggen, beheren, verstrekken en gebruiken van persoonsgegevens voor burgers en instanties met een publieke taak. Belangrijkste taak is het in stand houden en ontwikkelen van het GBA-stelsel (Gemeentelijke Basisadministratie) en de reisdocumentenketen. De kosten van het GBA-stelsel worden doorberekend aan de gebruikers (gemeenten en afnemers) in de vorm van een kostendekkend tarief per bericht. De kosten voor het beheren van de reisdocumentenketen worden gedekt uit het tarief dat BPR in rekening brengt bij de uitgevende instanties voor het paspoort en de identiteitskaart. Daarnaast voert BPR in opdracht projecten uit zoals de modernisering van de GBA en het reisdocumentenprogramma (waaronder het opnemen van biometrische kenmerken op de reisdocumenten). De projecten worden betaald uit de begroting van de opdrachtgever en uit een lening bij het ministerie van Financiën.

Bedrijfsvoering

In 2006 is de reorganisatie bij BPR afgerond. De structuur is aangepast en de formatie uitgebreid met als doel om de organisatie voor de toekomst voldoende toe te rusten om haar taken en verantwoordelijkheden in een veranderende omgeving waar te maken. Daarnaast is in 2006 bij BPR het beheer ingericht voor het Burgerservicenummer (BSN) waarvoor het wetsvoorstel op dit moment nog bij de Eerste Kamer ligt.

Weerstandsvermogen

Het eigen vermogen bedraagt – gecorrigeerd voor het onverdeelde resultaat – 85% van de gemaximeerde omvang ultimo 2006. Het agentschap BPR heeft geen voorzieningen opgenomen op de balans. De materiële vaste activa die zijn aangeschaft voor het uitgifteproces van de reisdocumenten, zijn gefinancierd met een lening bij het ministerie van Financiën. De overige materiële vaste activa worden uit de eigen middelen gefinancierd. Voor de financiering van de modernisering van de GBA is in 2006 een lening aangegaan. De enige eenmalige uitkering aan het ministerie van BZK betreft de uitkering van het resultaat 2005 (€ 1,1 mln). Het restant van het resultaat is door het moederdepartement binnen BPR bestemd en deels ten gunste gebracht van het door de gebruiker opgebouwde tegoed.

 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Eigen vermogen t.o.v. gemaximeerde omvang (%)881011019685
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)82
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)

Niet uit de balans blijkende verplichtingen

Eind 2005 is met SDU Identification een overeenkomst bereikt over de verlenging van het contract voor de productie en distributie van de reisdocumenten. Uit deze overeenkomst vloeien voor de periode 2006–2011 verplichtingen voort voor het ministerie van BZK, die niet op de balans van het agentschap BPR zijn opgenomen.

Liquiditeit

De quick ratio is het afgelopen jaar afgenomen. De debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn in verhouding tot de crediteuren en nog te betalen bedragen afgenomen.

Quick ratio

 Realisatie 2002Realisatie 2003Realisatie 2004Realisatie 2005Realisatie 2006
Quick ratio1,512,001,682,321,65

Exploitatie toelichting

In 2006 is in totaal een positief saldo van baten en lasten gerealiseerd van € 2,9 mln. Een groter gebruik van de GBA (€ 1,1 mln) en de LRD (€ 1,8 mln) en een hogere opbrengst spoedleges reisdocumenten (€ 1,3 mln) zijn de belangrijkste oorzaken van het positieve saldo.

Bij de modernisering van de GBA is volgens de gemaakte afspraken over de financiering van het programma, het tekort van € 2,2 mln ten laste gebracht van het door de gebruiker opgebouwde tegoed. Bij het reisdocumentenprogramma is er een positief saldo van € 0,6 mln doordat de projectkosten lager zijn uitgevallen dan geraamd. De kosten voor het in beheer nemen van BSN bij BPR zijn door de opdrachtgever bij BZK vergoed. Deze vergoeding is opgenomen als opbrengst van overige departementen. Het resultaat op de overige activiteiten bedraagt € 0,3 mln. Het totale resultaat wordt in 2007 volgens de bestaande afspraken verdeeld.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006

De opbrengst van het moederdepartement en de materiële kosten zijn beide lager uitgevallen dan geraamd. De aanschaf van de aanvraagstations en de vingerscanapparatuur was voorzien in 2006, maar zal in 2007 plaatsvinden. De vergoeding van de opdrachtgever wordt ook pas in 2007 uitgekeerd. Daarnaast zijn er minder gratis identiteitskaarten verstrekt aan 14-jarigen dan geraamd. De bevriezing van de prijs van de identiteitskaart op het niveau van 2005 heeft minder gekost dan geraamd. De opbrengst van overige departementen betreft de vergoeding van de kosten voor het in beheer nemen van BSN. De opbrengst derden is lager omdat de prijs van de reisdocumenten minder is gestegen dan begroot door de invoering van de gelaatsopname.

De rentelasten en afschrijvingskosten zijn lager uitgevallen dan geraamd doordat er geen beroep is gedaan op de leenfaciliteit voor de ontwikkeling van de online raadpleegbare reisdocumentenadministratie (ORRA, voorheen CRA). De personele kosten zijn hoger uitgevallen doordat de inzet van medewerkers voor onder andere het in beheer nemen van BSN niet voorzien was in de ontwerp-begroting 2006.

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (x € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement57 78715 229– 42 558
Opbrengst overige departementen 4 4644 464
Opbrengst derden76 02163 705– 12 316
Rentebaten 510510
Buitengewone baten 00
Totaal baten133 80883 908– 49 900
    
Lasten   
Apparaatskosten   
– personele kosten5 7557 5371 782
– materiële kosten116 31872 388– 43 930
Rentelasten1 57797– 1 480
Afschrijvingskosten   
– materieel400756356
– immaterieel9 758235– 9 523
Overige lasten   
– dotaties voorzieningen00 
– buitengewone lasten00 
Totaal lasten133 80881 013– 52 795
    
Saldo van baten en lasten02 8952 895
Balans per 31 december 2006 (x € 1 000)
 Balans 31-12-2006Balans 31-12-2005
Activa  
Immateriële activa4 3871 369
Materiële activa3 613612
– grond en gebouwen00
– installaties en inventarissen666612
– overige materiële vaste activa2 9470
Voorraden00
Debiteuren4 7984 656
Nog te ontvangen233672
Liquide middelen26 12619 694
Totaal activa39 15727 003
   
Passiva  
Eigen Vermogen5 95311 061
– exploitatiereserve3 0583 058
– verplichte reserve00
– onverdeeld resultaat2 8958 003
Leningen bij het MvF10 7701 642
Voorzieningen00
Crediteuren8 3553 366
Nog te betalen14 07910 934
Totaal passiva39 15727 003

Het plafond bedraagt voor BPR € 3,585 mln op basis van de gemiddelde baten in de afgelopen drie jaar. Het eigen vermogen (excl. onverdeeld resultaat) bedraagt ultimo 2006 85% van het plafond. Inclusief onverdeeld resultaat komt het eigen vermogen boven het maximaal toegestane eigen vermogen uit. Het onverdeeld resultaat wordt in 2007 volgens de bestaande afspraken verrekend met de opdrachtgevers. De post Nog te betalen ultimo 2006 omvat het door de gebruikers opgebouwde tegoed (€ 8,4 mln).

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2006 (x € 1 000)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begroting (1)Realisatie (2)Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting (3)=(2)-(1)
1. Rekening-courant RHB 1 januari 20069 29019 81810 528
    
2. Totaal operationele kasstroom10 1585 359– 4 799
  Totaal investeringen (-/-)– 39 800– 7 01032 790
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)09898
3. Totaal investeringskasstroom– 39 800– 6 91232 888
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)0– 1 058– 1 058
  Eenmalige storting door het moederdepartement (+)000
  Aflossingen op leningen (-/-)– 9 758– 5629 196
  Beroep op leenfaciliteit (+)39 4009 690– 29 710
4. Totaal financieringskasstroom29 6428 070– 21 572
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006 (=1+2+3+4)9 29026 33517 045

BPR heeft in 2006 geen gebruik gemaakt van het beschikbare budget (€ 31,5 mln) voor de aanschaf van de aanvraagstations en de vingerscanapparatuur. Er is geen beroep gedaan op de leenfaciliteit voor de ontwikkeling van de ORRA. Deze investeringen worden doorgeschoven naar 2007 en latere jaren.

Doelmatigheid

De omvang van het berichtenverkeer van de GBA is in 2006 fors toegenomen van 104 miljoen berichten naar 140 miljoen. De kosten van de GBA zijn veel minder sterk toegenomen. In 2006 is het tarief zelfs met 1 cent verlaagd naar 14 cent.

Bij de reisdocumenten is in 2006 het aantal uitgegeven paspoorten gelijk gebleven ten opzichte van 2005 (1,8 mln). Het aantal uitgegeven identiteitskaarten is gedaald van 1,6 mln naar 1,3 mln. De kostprijs van de reisdocumenten (excl. gemeentelijke leges) is in 2006 gelijk gebleven ten opzichte van 2005. De invoering van de biometrie op de reisdocumenten heeft tot een geringere prijsverhoging geleid dan geraamd, onder andere door een korting op de basisprijs van de reisdocumenten.

C.3. KORPS LANDELIJKE POLITIEDIENSTEN (KLPD)

Algemeen

Dit document bevat de financiële verantwoording van het Korps landelijke politiediensten over het jaar 2006. De bereikte resultaten en effecten worden opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse Politie 2006.

Kenmerkend voor 2006 zijn de gedurende het jaar toegevoegde nieuwe taken zoals de samenvoeging van de Dienst Internationale Netwerken met het Nationale Centrum voor Internationale Politiesamenwerking en de samenvoeging van het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties met het Bureau ter ondersteuning van de Landelijke Officier betreffende MOT-meldingen tot de Financial Intelligence Unit Nederland. Daarnaast heeft onder andere de oprichting plaatsgevonden van de Dienst Speciale Interventies, de Groep Opsporing Onttrekkingen en het team High Tech Crime.

Bedrijfsvoering

De doelstellingen voor het jaar 2006, zoals afgesproken in het convenant van de korpsbeheerder met de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Justitie, zijn voor het overgrote deel behaald. De doelstelling voor wat betreft de indicator verdachten OM is niet behaald. Het realiseren van de sterktedoelstelling is behaald. Ook andere doelstellingen op personeelsgebied, zoals Regeling Toetsing Geweldbeheersing Politie en ziekteverzuim zijn behaald.

Weerstandsvermogen

 realisatie 2004realisatie 2005realisatie 2006
Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang (%)43%43%48%
Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen (%)48%51%39%
Verloop voorzieningen (bedragen x € 1 mln.)32,812,310,5

Eigen vermogen tov gemaximeerde omvang: [exploitatiereserve + onverdeelde resultaat/5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste 3 jaar] * 100.

Percentage materiële vaste activa gefinancierd met leningen: [Leningen bij het MVF/boekwaarde MVA] * 100.

Eigen Vermogen

Het resultaat 2006 is vooruitlopend op definitieve besluitvorming onder het eigen vermogen gepresenteerd.

De maximumomvang van het totaal van de exploitatiereserve en het onverdeeld resultaat gezamenlijk is gemaximaliseerd op 5% van de gemiddelde jaaromzet, berekend over de laatste drie jaar, conform artikel 4, lid 3 Regeling Vermogensvoorschriften Baten en Lastendiensten 2001. Dit betekent dat maximaal € 22,9 mln aan eigen vermogen mag zijn gevormd. De realisatie ultimo 2006 betreft € 10,9 mln.

De toename van het eigen vermogen zal in het jaar 2007 benodigd zijn voor de invoering van Herziening Uniform Nederlandse Politie binnen het eigen korps alsook de verplichting om voor bepaalde kledingstukken over te gaan op opvallende gele kleding als gevolg van Ministeriële regelgeving. Dit zal een financieel effect van € 1,9 miljoen hebben op het resultaat van het korps.

Voorzieningen

Gedurende het jaar is een bedrag van € 9,6 mln onttrokken aan de voorzieningen. Het betreft met name een onttrekking aan de reorganisatievoorziening Dienst Nationale Recherche (€ 3,7 mln) en afwikkeling van schadeclaims/verplichtingen (€ 5,3 mln). Hiertegenover staat een dotatie van € 7,7 mln die grotendeels betrekking heeft op de voorziening voor de migratiekosten van de ICT organisatie.

Verder is nog een aantal risico’s te onderkennen welke van invloed kunnen zijn op het vermogen:

Ontwikkeling ICT-kosten: De verwachting is dat voor de toekomst rekening dient te worden gehouden met een aanzienlijke stijging van de ICT-kosten, die hoger zullen uitkomen dan de 13%-norm.

Verwerving nieuwe luchtvloot: In 2006 is een nieuwe Europese aanbesteding voor helikopters gestart. Uitgangspunt is dat deze vanaf 2008 zullen worden geleverd. De volledige luchtvloot zal in het jaar 2009 in gebruik zijn en zal leiden tot aanzienlijke structurele meerkosten.

Vaartuigen: Voorafgaand aan de vervanging is vastgesteld dat aanzienlijke prijsstijgingen hebben plaatsgevonden in de aanschafwaarde van de vaartuigen. De stijging van de prijzen is enerzijds het gevolg van hogere staalprijzen en anderzijds door de invoering van het 19% btw-tarief voor zeewaardige vaartuigen (voorheen 0%). Dit zal leiden tot structureel hogere kapitaallasten.

Liquiditeit

 realisatie 2004realisatie 2005realisatie 2006
Quick ratio0,760,870,76

«Quick ratio»: debiteuren + nog te ontvangen + liquide middelen/crediteuren + nog te betalen.

Langlopende schulden

De afname van de langlopende schulden wordt enerzijds veroorzaakt door de aflossing van € 9,6 mln op de leenfaciliteit Ministerie van Financiën en anderzijds door de afname (€ 6,9 mln) van de schuld verbandhoudend met de Tijdelijke ouderenregeling.

Kortlopende schulden

De kortlopende schulden zijn opgenomen tegen nominale waarde. Hierin is een aantal schulden opgenomen die niet direct opgevraagd zullen worden (verlof- en overwerkuren en nog te besteden bijdragen).

Exploitatie

Ten opzichte van de ontwerpbegroting is sprake van een aanzienlijke stijging van zowel de baten als de lasten. Dit wordt ondermeer veroorzaakt door loon- en prijsbijstellingen en toegewezen budget voor de oprichting van de Dienst Speciale Interventies. Diverse ontwikkelingen hebben geleid tot een enigszins afwijkend verloop van de baten en lasten dan geraamd.

Het KLPD maakt als politiekorps onderdeel uit van de Nederlandse Politie. Voor de regionale politiekorpsen zijn de afschrijvingstermijnen vastgelegd in Regeling Harmonisatie Afschrijving Politie (HAP). Deze afschrijvingstermijnen wijken slechts op onderdelen af op de afschrijvingstermijnen geldend voor een agentschap

Categorie levensduur in jarenAgentschapHAP
instructiemiddelen10
huisvesting8,2010,15
voertuigen4,5,103,5,10
vliegtuigen10
vaartuigen7,104,10,20
verbindingsmiddelen4,5,105,7,10
automatisering3,53,5,10
wapens & uitrusting5,10
operationele middelen5,10

Doelmatigheid

De Minister van BZK en de Minister van Justitie hebben afspraken gemaakt met de Nederlandse politie. Per politiekorps is een meerjarig (2003–2006) convenant opgesteld over de te behalen resultaten. In het KLPD convenant is opgenomen dat een doelmatigheid in deze jaren moet zijn bereikt van 5% ten behoeve van het primaire proces. Ook het terugdringen van het ziekteverzuim maakt onderdeel uit van het convenant.

Balans per 31 december 2006

Baten-lastendienst KlpdBalans per 31 december 2006 (in € 1 000)
 31-12-200631-12-2005
Activa  
Financiële vaste activa859
Materiële activa97 72593 698
* grond en gebouwen
* installaties en inventarissen19 17819 414
* overige materiële vaste activa78 54774 284
Voorraden8 6608 096
Debiteuren22 77615 154
Nog te ontvangen
Liquide middelen90 05386 597
Totaal activa219 214204 404
   
Passiva  
Eigen Vermogen10 8949 305
* exploitatiereserve9 3057 850
* verplichte reserves
* onverdeeld resultaat1 5891 455
Leningen bij het MvF/RGD40 16549 730
Voorzieningen10 46812 342
TOR – langlopend deel9 02515 934
Crediteuren148 662117 093
Nog te betalen
Totaal passiva219 214204 404

Verantwoording van baten en lasten 2006

Baten-lastendienst KLPDGespecificeerde verantwoordingsstaat 2006 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
Baten   
Opbrengst moederdepartement435 759463 02227 265
Opbrengst overige departementen18 33222 0993 765
Opbrengst derden4 92412 9868 062
Rentebaten1 3871 387
Buitengewone baten2 3432 343
Exploitatiebijdrage300– 300
Totaal baten459 315501 83742 522
    
Lasten   
Apparaatskosten   
* personele kosten293 207334 75741 550
* materiële kosten141 758126 613– 15 145
Rentelasten1 9701 872– 98
Afschrijvingskosten   
* materieel25 68127 8742 193
* immaterieel
Dotaties voorzieningen7 6617 661
Buitengewone lasten1 4711 471
Totaal lasten462 616500 24837 632
    
Saldo van baten en lasten– 3 3011 5894 890

Kasstroomoverzicht 2006

Baten-lastendienst KlpdKasstroomoverzicht voor het jaar 2006 (in € 1 000)
 (1)(2)(3)=(2)-(1)
OmschrijvingOorspronkelijk vastgestelde begrotingRealisatieVerschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting
1. Rekening-courant RHB 1 januari 200646 25486 70240 448
    
2. Totaal operationele kasstroom18 67346 52127 848
    
  Totaal investeringen (-/-)– 33 287– 35 565– 2 278
  Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) 2 8972 897
3. Totaal investeringskasstroom– 33 287– 32 668619
    
  Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)
  Eenmalige storting door moederdepartement (+)
  Aflossingen op leningen (-/-)– 8 995– 9 384– 389
  Beroep op leenfaciliteit (+)11 748– 11 748
4. Totaal financieringskasstroom2 753– 9 384– 12 137
    
5. Rekening-courant RHB 31 december 2006(=1+2+3+4)34 39391 17156 778
  (maximale roodstand 0,5 mln. euro)   

C.4. PERSONELE TOPINKOMENS

Op grond van artikel 6 van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Stb. 2006, 95) is een overzicht opgenomen van medewerkers die in het verslagjaar meer verdiend hebben dan het gemiddelde belastbare loon van de ministers. Dit gemiddelde belastbare jaarloon is voor 2006 vastgesteld op € 171 000 Voor dit departement heeft de publicatieplicht betrekking op de navolgende functionarissen.

FunctieBelastbaar jaarloon 2005Pensioen- afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2005*Totaal 2005Belastbaar jaarloon 2006Pensioen- afdrachten en overige voorzieningen betaalbaar op termijn 2006OntslagvergoedingTotaal 2006MotiveringOpmerkingen
SG Min Defensie149 85234 066183 918139 69732 912 172 60940-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min VWS149 79344 937194 730150 63436 872 187 50640-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min Financiën141 35742 736184 093139 26433 793 173 05738-urige werkweek en variabele beloning 
beleidsmedewerker     75 00075 000schadeloosstellingDe totale ontslag-vergoeding is € 280 143 Hiervan betaald in 2006: € 75 000 in 2007: € 150 000 in 2008: € 55 143
SG Min BZK126 30847 621173 929132 72238 966 171 68840-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min LNV144 54939 478184 027148 16833 472 181 64040-urige werkweek en variabele beloning 
DG Rijkswaterstaat141 29337 736179 028142 19631 768 173 96338-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min AZ156 73345 993202 726152 93639 037 191 973variabele beloning en IKAP-regeling uitbetaling meeruren en verlof 
coördinator Beveiliging, tevens plv. Beveiligings-ambtenaar64 85216 04480 89766 24013 937176 408256 585aanvulling FPU 
SG Min V&W153 62244 219197 841154 71135 006 189 71639-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min EZ141 07038 591179 660158 27848 195 206 473variabele beloning, storting afkoop verlof in pensioen en een nabetaling van een toelage waar hij uit hoofde van zijn functie recht op had, maar die hij niet of deels (fout berekend) heeft gehad. 
DG Gezondheidszorg128 09434 323162 417139 62632 265 171 89040-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min VROM133 81847 493181 312141 59034 629 176 21940-urige werkweek en variabele beloning 
SG Min OCW124 73753 917178 654131 44551 231 182 67640-urige werkweek en variabele beloning 
Burgemeester71 96016 95888 91815 2162 748199 830217 794Ontslaguitkering: eenmalig stamrecht als aanvulling op de FPUDienstverband bij gemeente tot 1 maart 2006
DG RVD135 58341 434177 018139 95549 944 189 89940-urige werkweek, variabele beloning en storting afkoop verlof in levensloop 

* Per abuis is vorig jaar het werknemersdeel in de pensioenafdracht niet opgenomen. Om een volledig beeld te kunnen bieden is in deze rapportage wel de totale pensioenafdracht gemeld, inclusief het werknemersdeel. Daardoor kunnen de bedragen gemeld bij het jaar 2005 in deze rapportage verschillen van de bedragen gemeld bij het jaar 2005 in de rapportage van vorig jaar.

D. BIJLAGEN

D.1. EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID

bedragen x € 1 000
     20052006Toelichting
Categorie A: gebundelde geldstromen t.b.v. de convenantafspraken
        
TOTAAL BREDE DOELUITKERINGEN GSB (BDU ECONOMIE + SOCIAAL INTEGRATIE EN VEILIGHEID + FYSIEK)626 222750 689Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en)De derde convenantsperiode Grotestedenbeleid beslaat de periode 2005–2009 (zie kader). De afzonderlijke regelingen die opgenomen zijn in de brede doeluitkeringen, kennen een langere looptijd.Het betreft veelal structureel geld.
        
I BDU ECONOMIEtotaal BDU G3129 02132 109 
        
EZart. 3.10 Stadseconomietotaal beleidsterreinG3129 02129 02132 10932 109Bedragen G30 excl. een bedrag gereserveerd voor onvoorziene kansen en bedreigingen (zie cat B).
        
II BDU SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEIDtotaal BDU G31413 958540 606Niet alle onderliggende budgetten zijn voor alle jaren bekend (zie p.m.-en)
        
VWSart. 34 Maatschappelijke opvang, Vrouwenopvang en Verslavingszorgtotaal beleidsterreinG31228 100190 088232 278193 500De verdeelsleutel van de RFV wordt jaarlijks geactualiseerd
       Bedragen voor 2006 zijn op basis van geactualiseerde percentages van de RFV en inclusief de loonbij-stelling (OVA) voor 2006. De bedragen van 2007 t/m 2011 zijn voorlopige bedragen.
        
VWSart. 34 Gezond in de stadtotaal beleidsterreinG315 0005 0005 0005 000Eén van de doelstellingen van de tweede convenantperiode van het Beleidskader grotestedenbeleid
       2005–2009 is het inlopen van de gezondheidsachterstanden bij mensen met een lage opleiding en eenlaag inkomen (€ 5,0 miljoen). Hierin krijgt de bestrijding van overgewicht extra aandacht. Van ditbedrag staat jaarlijks € 23 000 op de begroting van BZK voor Sittard-Geleen.
OCWart. 4.3 Voortijdig schoolverlatentotaal beleidsterreinG3121 78021 78022 15722 157Van dit bedrag staat jaarlijks € 377 000 op de begroting van BZK voor Sittard-Geleen.
        
        
OCWart. 1.1 Voor- en vroegschoolse educatie en schakelklassentotaal beleidsterreinG31––72 67350 579De middelen GOA zullen per 1 augustus 2006 opgenomen worden in de BDU. Tot 1/8/2006 geldt het (uit GOA-budget)
       landelijk beleidskader GOA 2002–2006. Het aandeel van de G31 bedraagt ca. 70% van het totale bedrag aan GOA. De uiteindelijke verdeling van de middelen per augustus 2006 wordt gebaseerd op de definitieve telgegevens van 1 oktober 2004.
        
OCWart. 4.2 Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterreinG31––––De middelen Volwasseneneducatie zullen naar verwachting per 1 januari 2007 uit het WEB-budget
       worden gehaald, en in de BDU opgenomenIn de reeks «totaal beleidsterrein is een bedrag van € 57,3 mln opgenomen dat nog naar VenI moet worden overgeheveld.
        
BZKart. 9.3 Veiligheid, Sociale integratie en Leefbaarheidtotaal beleidsterreinG3178 73578 73597 33097 330 
        
BZKart. 9.3 Sociale heroveringtotaal beleidsterrein10 000 
    G3110 000 
        
JUSart. 16.1 Inburgering Oudkomers en Nieuwkomerstotaal beleidsterreinG31201 477118 355267 736136 437Het precieze deel voor de G31 zal bepaald worden a.d.v. de hoogte van de ambities van de gemeenten
        
        
JUSart. 16.1 Aanvullende middelen inburgering allochtone vrouwentotaal beleidsterreinG31––45 00018 933Het precieze deel voor de G31 zal bepaald worden aan de hand van de hoogte van de ambities van deze gemeenten.
        
        
JUSart.p.m.Middelen voor het terugdringen van de oververtegenwoordiging vantotaal beleidsterreinG31––4 6004 600Deze middelen zijn bestemd voor de G4
   Marokkaanse jongeren in de criminaliteitscijfers   
VWSart. 35 Programma meedoen allochtone jongeren (sport)totaal beleidsterreinG31––2 0702 070Deze middelen zijn bestemd voor de 11 gemeenten die deelnemen aan het programma.
        
        
III BDU FYSIEKtotaal BDU G31183 243177 974Het ISV kent een uitfinanciering in 2010
        
VROMart. 2 ISV IItotaal beleidsterreinG31259 102183 243253 155177 974ISV II betreft het gehele budget, incl. Groen en Cultuur, zoals in de VROM-administratie is opgenomen
       plus begroting/verantwoording.– de extrapolatie 2010 bevat een technisch deel en de kleine VINAC middelen 2010.– de middelen van LNV en OCW zijn naar de VROM begroting overgeboekt.
        
LNVart. U01142005Grootschalig Groentotaal beleidsterreinG31––––Het betreft hier voor de G30 een bijdrage van LNV aan VROM ten behoeve van ISV II. De middelen van
 art. U24132006    LNV zijn overgeboekt naar de VROM-begroting.
        
OCWart. 14.04 Cultuurimpulstotaal beleidsterreinG314 0002 6044 0002 604Het betreft hier voor de G30 een bijdrage van OCW aan VROM ten behoeve van ISV II. De middelen van
       OCW zijn overgeboekt naar de VROM-begroting.
        
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB
        
I ECONOMIE
        
EZ03.10 100 Topprojecten herstructurering bedrijventerreinen (TOPPER)totaal beleidsterreinG3117 58512 43017 84213 715Dit is het totaal TOPPER-budget (verplichtingen). 33 van de 50 projecten vallen binnen G30, klein deel
       budget (2 mln.) is getemporiseerd. 0,6 mln overgeheveld naar reg. Innovatie.
        
EZ03.10 210 Kansenzone (Doorzettingsmacht Rotterdam)totaal beleidsterreinKas24 0001 000Betreft verplichtingenbedrag.
       Betreft kasraming; afhankelijk van tempo uitvoering door Rotterdam.
EZ03.10 510 Reservering voor onvoorziene kansen en bedreigingen BDU Economietotaal beleidsterreinHet betreft hier een knelpuntenbudget dat jaarlijks in het kader van de BDU Economie verdeeld zal
   G31 worden over de steden. In 2005 en 2006 is 1mln hiervan overgeheveld naar Kansenzone Rotterdam.
        
V&Wart. 19.02 Voorstel tot Wet Brede Doeluitkering Verkeer en VervoerKenniscentrumFietsberaadKaartautomaattotaal beleidsterrein1 468 6771 469 353161453796Samenvoeging van de budgetten uit de artikelen 05.01, 06.01, 07.01 en IF01.03 t.b.v. exploitatie openbaar vervoer en regionaal spoorvervoer, sociale veilig heid, GDU+, duurzaam veilig, het
   ChipcardDecentralisatie spoorlijnenProject Mediapark HilversumFietsenstallingenAfrekening GDU  2 1938 740kenniscentrum verkeer en vervoer en vervoersmanagement.Gelden worden uitgekeerd aan de provincies en kaderwetgebieden, splitsing naar de G30 is niet mogelijk.
   Loonbijstelling  5 717 
   Prijsbijstelling  9 073 
   Decentraliseren Lijnen    
   Toegankelijkheid haltes Stad en Streek    
   Kasschuif BDU    
   Voorfinanciering chipkaart    
   Overheveling BTW OV    
   Chipkaartmiddelen naar BDU    
   BTW 2005  9 620 
   Lagere bijdrage  699–De oorzaak voor de lagere uitgaven is nog niet bekend.
        
SZWart. 2 Wet Werk en Bijstand (FWI/Flexibel reïntegratiebudget)totaal beleidsterreinG311 612 2951 078 1451 629 2701 083 837
II SOCIAAL, INTEGRATIE EN VEILIGHEID
        
DIVERSE MINISTERIESVeiligheidsprogramma «Naar een veiliger samenleving»   Uitgaande van de in het GSB-beleids- kader opgenomen outputdoelstellingen veiligheid en de onder «overige inzet Rijk» opgenomen maatregelen, ontstaat het volgende overzicht, waarbij inpassende gevallen ook de inzet van andere departementen betrokken is (schuin gedrukt)Bron: Nota Krachtige stad: Aanhangsel 1
        
JUSJUSart. 14.1.4Overig (nog niet bestemde middelen Jeugd Terecht) 7 000v.a. 2007 taakstellend € 5 miljoen per jaar afgeroomd
  art. 14.2.2art. 14.2.3art. 14.2.4RvdK taakstraffenHaltJeugdbescherming 27 87711 23337 67230 82211 76149 691Begunstigde: RvdK (NB: is dus exclusief overige strafzaken (basis- en vervolgonderzoeken) op 14.2.2
       Begunstigde: Bureaus HALT
       Begunstigde: Bureaus Jeugdzorg
        
 JUSart. 13.4.3art. 13.4.4Reclassering/MSTTaakstraffentotaal beleidsterreintotaal beleidsterrein118 35433 812122 51041 105Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
       Begunstigde: Reclassering
        
 JUSart. 13.4.1.art. 13.4.2Capaciteitsuitbreiding DJI-GWCapaciteitsuitbreiding DJI-TBStotaal beleidsterreintotaal beleidsterrein1 041 598103 4211 060 487130 894Er is geen uitsplitsing naar de G30 mogelijk.
       Begunstigde: Justitiële inrichtingen
        
 JUSart. 14.1.4Huiselijk geweldtotaal beleidsterrein1 4422000Een gedeelte hiervan gaat naar de VNG, maar er worden ook middelen ingezet voor de Rechtsbijstand,de Rechterlijke organisatie etc.
        
 JUSart. 13.3.1Justitie in de Buurttotaal beleidsterrein5 546Begunstigde: OM
  art. 13.3.2Justitie in de Buurttotaal beleidsterrein5 059Voorheen stonden deze budgetten op art. 3.3.3.Met ingang van 2005 is de begrotingsstructuur van Justitie aangepast (3.3.3. bestaat derhalve niet meer).Met ingang van 2006 zijn de budgetten overgeboekt van 13.3.1 (RH) naar 13.3.2 (OM)
        
 JUSart. 13.1.2Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein10 34112 557De gezamenlijke subsidie aan het CCV (JUS en BZK) bedraagt jaarlijks maximaal € 5 mln. Daarnaast
BZKBZKart. 4.2Centrum Criminaliteitspreventie en Veiligheidtotaal beleidsterrein1 5532 244subsidieert Justitie keurmerken (bv Keurmerk Veilig Ondernemen). Vanaf 2007 neemt BZK de subsidiëringvan het Keurmerk Veilig Ondernemen over van Justitie.
        
OCWart. 4.2 Rijksbijdrage Volwasseneneducatie (WEB)totaal beleidsterreinG31258 70073 700244 61673 700Vanaf 2007 wordt dit deel van de Educatiemiddelen ingezet in de
       BDU Sociaal Integratie en Veiligheid.Bij het budget voor «totaal beleidsterrein is een bedrag van € 57,3 mln. opgenomen dat nog naar VenI moetworden overgeheveld.
        
VWSart. 46 BOS-regeling (buurt, onderwijs en sport)Totaal beleidsterrein4 49417 234 
        
Categorie B: Overige rijksinzet ondersteunend aan GSB
        
III FYSIEK
        
LNVart. p.m. Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG)/Groen in en om de stadtotaal beleidsterreinprovincies met G3147 31747 31749 71449 714Het Rijk zal in het kader van de midterm review GSB III in 2007 extra middelen voor de prioriteit
       «Groen in de stad» beschikbaar stellen, indien de financiële ruimte daarvoor mogelijkheid biedt.(conform Nota Samenwerken aan de Krachtige stad)
        
VROMart. 2 Impulsbudgettotaal beleidsterreinG3122 75022 75042 62112 371Impuls (€ 110 mln.) ter versnelling van proces stedelijke vernieuwing en om knelpunten te
       kunnen opheffen tijdens GSB III; trekkingsrecht G4 € 70 mln., G26€ 20 mln. niet-G30 € 10 mln. Resterende € 10 mln. voor Rijk ten behoeve van gerichtestimulerende maatregelen.Afhankelijk van de verdere uitwerking van de inpulsregeling kan het kasritme nog wijzigen.Over de hoogte van het budget in 2010 heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden.
VROMFES Beleidsregeling Subsidies Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteittotaal beleidsterreinG3170 08665 74221 2237 796 
   (BIRK)    
VROMart. 7 Bodemsanering (WBB)totaal beleidsterreinG31152 11457 441148 21541 473Bedragen opgenomen op basis van realisatiecijfers (excl. ISV)
    provincies met G31142 443127 509Alle subsidies bodemsanering Wbb (excl. ISV); 2010 nog pm i.v.m. nieuwe periode MJP Wbb (2010–2014)
       Alle subsidies bodemsanering Wbb (excl. ISV); 2010 nog pm i.v.m. nieuwe periode MJP Wbb (2010–2014)Het jaar 2011 is geëxtrapoleerd, maar er bestaan onzekerheden door ontwikkelingen rondom ILGen Wbb (Wet bodenbescherming). Bovendien zijn de VINAC-middelen die in het ISV II budget (28 127 mln) waren opgenomen, van- wege de afloop van de ISV II periode omwille van de zuiverheidweer bij de bodemsaneringsmiddelen geplaatst. De beslissing omtrent de aanwending van dezemiddelen moet nog genomen worden. Ook kan het budget in 2011 nog veranderen omdat de afloopvan de investeringsimpuls enige invloed heeft op het beschikbare bodemsaneringsbudget.
        
VROMart. 2 Besluit Locatiegebonden Subsidies (BLS)/Woningbouwafsprakentotaal beleidsterrein72 088106 054Begunstigden: provincies/kaderwet- gebiedenHet kasritme is aangepast uitgaande van een jaarlijkse bevoorschotting van 65%en een nabetaling van 35% als de afgesproken aantallen woningen zijn gerealiseerd.De budgetten voor bodemsanering Vinac (€ 28 mln.) per jaar zijn overgeboekt naar ISV (2 BDU FYSIEK)

D.2. BURGEMEESTERSBENOEMINGEN

Periode 1 januari 2006 tot en met 31 december 2006.

Overzicht burgemeestersbenoemingen
Totaal aantal benoemingen in 2006:43
Aantal benoemingen waarbij de minister in zijn voordracht de aanbeveling van de Raad volgde:43

In twee procedures waren er te weinig benoembare kandidaten. In beide gevallen is de Commissaris van de Koningin (CdK) in overleg met de vertrouwenscommissie tot de conclusie gekomen dat de Raad niet in staat zal zijn tot een (wettelijk vereiste) meervoudige aanbeveling te komen. De CdK stelde in beide gevallen voor de procedure opnieuw te starten. De ene vacature is in oktober 2006 vervuld, de andere vacature wordt medio 2007 vervuld.

Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 1 januari 2006:81
Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op:0
Vrouwelijke burgemeester volgt een man op:10
Vrouwelijke burgemeester benoemd na herindeling:0
Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man:5
Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester:3
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 31 december 2006:76
Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur
PartijenPosten%Inwoners%MV% TK ’06
CDA13633,7%4 416 54229,1%1171926,5
PVDA11027,2%5 141 98133,9%832721,2
VVD10826,7%4 222 21127,8%842414,7
D66286,9%950 3946,3%2262,0
ChristenUnie71,7%150 2021,0%74,0
Groen Links71,7%130 4400,9%344,6
SGP51,2%125 5800,8%51,6
Lokaal30,7%34 9500,2%3n.v.t
 404 15 172 300 32480 

D.3. TOEZICHTRELATIES EN ZBO’S/RWT’S

Deze bijlage bevat een overzicht van de zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s) en de rechtspersonen met een wettelijke taak (RWT’s) als bedoeld in artikel 44a van de Comptabiliteitswet 2001. In de bedrijfsvoeringparagraaf wordt ingegaan op toezicht bij BZK. Hieronder is een overzicht opgenomen van de realisatie van de ramingen in de begroting 2006.

Tabel 1: Overzicht ZBO’s/RWT’s (bedragen x € mln.)

ZBO’s/RWT’sBeleidsartikelRaming 2006Realisatie 2006Verschil
Kiesraad*1. Grondwet en democratie0,350,80,45
Commissie beheer DGVP2. Politie
Raad voor het KLPD2. Politie00
Politieregio’s****2. Politie3 296,23 530,0233,8
Politieacademie (PA)2. Politie113,3119,86,5
Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP)**10. Arbeidszaken overheid40,544,33,8
Stichting VUT-fonds10. Arbeidszaken overheidgeengeen
Onderzoeksraad voor Veiligheid***14. Toezicht en onderzoek openbare orde en veiligheid8,310,82,5
Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid (voorheen Nibra)3. Rampenbeheersing & Brandweer6,77,91,2
Nederlands Bureau Brandweerexamens (Nbbe)3. Rampenbeheersing & Brandweernvtgeen

* Binnen BZK is het secretariaat (= de ambtelijke ondersteuning) van de Kiesraad verzelfstandigd. Bij ontwerp-begroting 2006 was daartoe al een deel van het budget naar de Kiesraad overgeheveld (ad € 0,35 mln); bij eerste suppletore begroting 2006 is het restant (ad € 0,4 mln) overgekomen.

** Het verschil wordt veroorzaakt door het betalen van een extra belastingaanslag over oude jaren en door de uitkering van de loon- en prijsbijstelling.

*** In 2006 heeft de afdeling Crisisbeheersing nog een additionele bijdrage geleverd van ca € 0,9 mln.

**** Bij 1e en 2e suppletore begroting zijn gelden toegevoegd voor o.a. het budgetverdeelsysteem, het verbeterprogramma opsporing en vervolging, asiel politie en de ondersteuning regiokorpsen.

D.4. AANBEVELINGEN ALGEMENE REKENKAMER

Jaar constateringAandachtspuntenStand van ZakenConclusieAanbevelingOntwikkelingen/toezegging minister
(Ernstige) onvolkomenheden financieel beheer en materieelbeheer
      
2001InformatiebeveiligingBij een aantal onderzochte projecten kon nog in onvoldoende mate een adequaat niveau van beveiliging aangetoond worden. Ook het toepassen van het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst en Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst-Bijzondere Informatie verliep moeizaam.De informatiebeveiliging van het departement kent nog onvolkomenheden.De implementatie van het nieuw ontwikkelde beleid in 2006 met kracht ter hand te nemen.In 2006 is een programma-aanpak Integrale Beveiliging opgesteld, met daarin informatiebeveiliging, fysieke beveiliging, en integriteit. De eerste fase hiervan nadert thans afronding. Ook de implementatie van het VIR en VIR-BI zijn daar onderdeel van. Zie ook bedrijfsvoeringparagraaf.
      
2001OverdrachtsuitgavenEr is nog steeds geen sprake van een tijdige, juiste en rechtmatige afwikkeling van voorschotten de Bommenregeling. Het betreft onjuistheden in afrekeningen en het ten onrechte niet afrekenen van voorschotten. De onvolkomenheid van het BDUR is opgelost.Door verschillende tekortkomingen bij de uitvoering van de Bommenregeling is er nog steeds sprake van een onvolkomenheid in de bedrijfsvoering van de Directie Brandweer en Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen.Dat het ministerie in 2006 zorgt voor een goede afwikkeling van oude bijdragen op grond van de Bommenregeling.De uitvoering is per 1/5/06 overgedragen aan de Dienst Regelingen (DR) van het ministerie van LNV. Deze dienst wordt ook belast met de afwikkeling van de oude bijdragen. Tevens is afgesproken dat de DR per kalenderjaar een begroting indient die leidt tot een regelingenafspraak voor het daaropvolgende jaar. De bommenregeling zal in 2007 worden afgewikkeld.
      
2001ContractbeheerIn opzet zijn de verbeteringen van het Verbeterplan Inkoop bijna allemaal gerealiseerd. De inkoopbehoefte wordt echter niet gestructureerd in beeld gebracht. Bij de uitvoering is een aantal fouten geconstateerd.In de werking van het contractbeheer zijn onvolkomenheden geconstateerd.– De inkoopbehoefte gestructureerder in kaart brengen;– extra aandacht geven aan de naleving van de regelgeving bij de dienstonderdelen. In januari 2007 is voor het eerst een inkoopoverzicht gereed gekomen. Opzet inkoopoverzicht zal dit jaar verder ontwikkeld worden. In de tweede helft van 2006 is het inkoop- en verplichtingenproces doorgelicht. In de eerste helft van 2007 wordt het herziene proces geïmplementeerd. Zie ook bedrijfsvoeringparagraaf.
      
2001Voorschotten en verplichtingenDe inspanningen om het voorschottenbeheer in 2005 weer op orde te krijgen hebben weliswaar tot verbeteringen geleid, maar daar- mee zijn de in 2004 geconstateerde onvolkomenheden nog niet weggenomen. De procesmatige beheersing van de tijdige afwikkeling van voorschotten is nog steeds beperkt; het aantal oude voorschotten is nog steeds hoog.Er zijn nog steeds onvolkomenheden in het voorschottenbeheer, zowel ten aanzien van het parkeren van begrotingsgelden, de tijdige afwikkeling van voorschotten als de verankering van het voorschottenbeheer in de bedrijfsvoering.De beheersing van het proces te versterken en voldoende prioriteit te geven aan de afwikkeling van voorschotten.BZK heeft in 2006 extra capaciteit ingezet voor de afwikkeling van openstaande voorschotten van 2004 en eerder. Het grootste deel van deze voorschotten is ook daadwerkelijk afgewikkeld.
      
2004Management Control SysteemFEZC was in 2005 onvoldoende in staat om volledig invulling te geven aan haar functie van concerncontrol- ler. Daarnaast werkten de verschillende organisatie-onderdelen nog steeds onvoldoende samen. De nieuwe instrumenten van het MCS zijn een versterking, maar moeten nog bijgesteld worden.Er is prake van een onvolkomenheid.– FEZC in 2006 weer leidend wordt in het uitzetten van verantwoordingslijnen en prioriteiten;– de dienstonderdelen daadwerkelijk complementair gaan werken;– instrumenten verder worden ontwikkeld.De directie FEZ is per 1 juli 2006 georganiseerd en kwantitatief en kwalitatief gegroeid. Er is een kwaliteitstraject F-kolom waarin aandacht wordt besteed aan samenwerking tussen de verschillende onderdelen in de F-kolom. Het gaat daarbij zowel om helderheid over rollen, taken en verantwoordelijkheden, als over samenwerkingscultuur. De kwalitatieve versterking wordt verder ondersteund d.m.v. een opleidingsplan. De instrumenten van het MCS zijn verder ontwikkeld. Zo zijn bijvoorbeeld de werkafspraken meer risicogeoriënteerd en is het management statement geïntroduceerd. Zie ook bedrijfsvoeringparagraaf.
      
 ITO-ISCDe door de ITO/ISC uit te voeren actiepunten zijn op nagenoeg alle onderdelen goed opgepakt. Wel zijn er nog enkele verbeteringen mogelijk en noodzakelijk.In 2006 is hard gewerkt aan de verbetering van de bedrijfsvoering van ITO/ISC. Er is daarom geen onvolkomenheid meer in de bedrijfsvoering van ITO.Extra aandacht geven aan het waarborgen dat de geëffectueerde verbeteringen behouden blijven, ook bij de overgang naar de voorziening tot samenwerking.Draaiboek is in 2006 opgesteld t.b.v. de jaarafsluiting.
      
2005Baten-lastendienst LFREen belangrijk knelpunt voor het werken als agentschap vormt de financiering van de activiteiten van de LFR.De gevoerde baten- en lastenadministratie voldoet nog niet aan de daaraan te stellen eisen.Bij alle betrokken partijen op aandringen dat expliciete afspraken worden gemaakt over de dekking en vereffening van alle kosten die samenhangen met de activiteiten van de LFR.In de tweede helft van 2006 zijn alle afspraken gemaakt.

D.5. AFKORTINGENLIJST EN TREFWOORDENREGISTER

Afkortingenlijst

ACIRAdviescommissie ICT Rampenbestrijding
ActalAdviescollege Toetsing Administratieve Lasten
ADRAlgemene Doorlichting Rampenbestrijding
AIArbeidsinspectie
AIVDDe Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst
AVRArbo, Verzuim en Reïntegratie
AWAmbtenarenwet
BDUBrede Doel Uitkeringen
BDURBesluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen
BFRPBesluit Financiën Regionale Politiekorpsen
BIOSBureau Integriteitbevordering
BKREBijdragebesluit Kosten Ruiming Explosieven Tweede Wereldoorlog
BPRBasisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten
BRTBovenregionale Teams
BVSBudget Verdeel Systeem
BZKBinnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
CAOCollectieve Arbeidsovereenkomst
CCVCentrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid
CRIBCrisisregistratie en informatiebureau
DCCDepartementaal Crisis Centrum
DKDBDienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging
DSIDienst Special Interventie
EC-AMCExpertisecentrum Arbeidsmarktcommunicatie
ECDEconomische Controledienst
EGEMElektrische Gemeenten
EGTSEuropese groepering voor territoriale samenwerking
ELOElektrische Overheid
EPCIPEuropees programma bescherming vitale infrastructuur
ERC Expertisecentrum voor Risico en Crisiscommunicatie
FDOForum voor Democratische Ontwikkeling
FIODFiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst
FOGFinancieel Overzicht Gemeenten
GBAGemeentelijke Basisadministratie
GBAGemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens
G-BIVGeneeskundige -bestuurlijke informatie voorziening
GBOGrootschalig en Bijzonder Optreden
GHORGeneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen
GMSGeïntegreerd Meldkamer Systeem
GOVCERTComputer Emergency Response Team
GROSGrensoverschrijdende samenwerking
GVPGeneeskundige Verzorging Politie
IBOInterdepartementaal Beleidsonderzoek
IBVBasisvoorziening Veiligheid
ICCInternational Criminal Court
ICMSIntensiveringCiviel Militaire Samenwerking
ICMSIntensiveringciviel-militaire samenwerking
ICTInformatie en Communicatietechnologie
ICTYInternational Criminal Tribunal for the former Yugoslavia
IFTInterregionale Fraude Teams
IGZInspectie voor de Gezondheidszorg
IJZInspectie Jeugdzorg
INDImmigratie- en Naturalisatiedienst
IPPInstituut voor Publiek en Politiek
IvhOInspectie voor het Onderwijs
KLPDKorps Landelijke Politie Diensten
KMarKoninklijke Marechaussee
KVOKeurmerk Veilig Ondernemen
LBCB Landelijk Beraad Crisisbeheersing
LECDLandelijk Expertise Centrum Diversiteit
LFRLandelijke Faciliteit Rampenstrijding
LOCCLandelijk Operationeel Coördinatiecentrum
LSOPLandelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie
LTPLandelijk Telefoonnummer Politie
MDManagement Developement
MIVMultidisciplinaire Informatievoorziening
MIVDMilitaire inlichtingen- en Veiligheidsdienst
NAPNationaal Actieplan
NAVINationaal Adviescentrum Vitale Infrastructuur
NBBENederlands Bureau voor Brandweerexamens
NBCNucleair Biologische Chemisch
NCCNationaal coördinatiecentrum
NCTbNationaal Coördinator Terrorismebestrijding
NHMNational Historische Museum
NIBRANederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding
NIKNationaal Informatieknooppunt
NORANederlandse Overheid Referentie Architectuur
NPINationaal Politie Instituut
NRNationale Recherche
NRBCNucleair, Radiologisch, Biologisch, Chemisch
NSOn Nationale Stafoefening nucleair
NVBRNederlandse Vereniging voor Brandweer en Rampenbestrijding
OMOpenbaar Ministerie
OMOpenbare Ministerie
OSOSSOpen Standaarden en Open Source Software
OSUOverzicht specifieke Uitkeringen
OVDOfficier van Dienst
OvvOnderzoeksraad voor Veiligheid
PAPolitieacademie
PCCProject-en Programmacoördinatie
PMBPolitie Monitor bevolking
PORPeriodiek Onderhoudsrapport
RAASReisdocumenten aanvraag- en -archiefstations
RGFRegionaal Geneeskunidg Functionaris
RIDRegionale Inlichtingendiensten
RIKRegionale Informatieknooppunt
ROPRaad voor het Overheidspersoneel
SAIPStichting Administratie Indische Pensioenen
SpAStartpakket Actualisering
SpGStartpakket Gegevensverstrekking
SSCB Shared Service Crisisbeheersing
TMGTopmanagementgroep
UAVUrgent aanpak veiligheid
UCTAUnit Contra Terrorisme en Activisme
VDAVeiligheidsdienst Aruba
VNAVeiligheidsdienst Nederlandse Antillen
VorampVoorlichting Rampen
VPLVutPrepensioenLevensloop
VROM-InspectieInspectie Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
WASWaarschuwingstelsel
WIVWet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten
WTSWet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen
WVOWet Veiligheidsonderzoeken
ZBOZelfstandige bestuursorganen

Trefwoordenregister

ACIR 40, 41, 44, 46, 47, 55, 56

AI 34

AIVD 14, 15, 16, 17, 24, 25, 26, 27, 95, 117, 118, 119, 120

Arbeidsvoorwaarden 33, 34, 71, 94, 97, 98, 100, 101, 102

BDUR 46, 159

Besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen 46

Biometrie 22

Bovenregionale en landelijke politiezorg 32

BPR 5, 12, 115, 117, 139, 140, 142

BVS 31

BZK 147

CAO 97, 99, 100, 102, 103, 124, 125

CCV 52, 54, 55, 155

Convenanten 19, 28, 34, 54, 78, 79, 80, 81, 129, 130

COT 53

Criminaliteitsbestrijding 57

DKDB 32, 109

ECD 16

ERC  37, 42, 43

FIOD 16

GBA-audit 90, 91

GBA 83, 84, 89, 90, 91, 139, 140, 142

GBO 87

Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen 44, 159

Geneeskundige verzorging politie 29, 30

GHOR 5, 22, 42, 44, 45, 46, 48, 49, 50, 59, 61, 114, 123, 124, 125

GMS 52

GVP 35, 118, 119, 123, 158

IBO 95, 97, 111

ICT 21, 40, 43, 48, 52, 55, 56, 58, 82, 83, 84, 86, 87, 105, 124, 125, 126, 133, 134, 135, 144

IGZ 60

IND 16, 24

Innovatie 21, 22, 32, 82, 83, 85, 86, 152

Integraal veiligheidsbeleid 15, 53, 54

Internationale samenwerking 16, 24, 52, 53

KLPD 5, 12, 14, 16, 28, 29, 30, 32, 33, 57, 60, 115, 123, 124, 125, 143, 145, 146, 158

KMar 56

LECD 33

LFR 45, 49, 50, 119, 123, 160

LOCC  37, 42, 43

LTP 28

MIVD 16, 24

NCC  37, 42, 43

NIBRA 123, 124, 125

NIK 32, 84, 89, 90

NR 32

OM 16, 29, 143, 147, 148, 154

Ovv 59, 60

PA 158

Politiesterkte 30, 31

Rampenbestrijding 17, 39, 41, 44, 47, 55, 59, 60, 61, 62

Reisdocument 16, 17, 83, 89, 90, 91, 139, 140, 142

RID 16

SpG 90

Terrorisme 14, 15, 16, 22, 24, 26, 28, 30, 31, 32, 40, 43, 123, 162

UCTA 32

Veiligheidsbewustzijn 38, 39, 43

Veiligheidsregio’s 14, 17, 37, 39, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, 50, 51, 55

WTS 22, 37

Licence