Base description which applies to whole site

3. De operationele doelstellingen

De bijdrage van de fondsbeheerders om te komen tot het bewerkstelligen dat de provincies via het provinciefonds de juiste middelen krijgen toebedeeld om hun taken naar behoren uit te voeren wordt geoperationaliseerd door twee doelstellingen:

  • De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken;

  • Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Operationele doelstelling 1: De provincies via het provinciefonds voorzien van voldoende financiële middelen voor het uitvoeren van hun taken.

Prestatie-indicator

De omvang van het provinciefonds wordt normaliter bepaald op basis van de normeringsystematiek. Dit is een bestuurlijke afspraak tussen Rijk en IPO, die inhoudt dat het provinciefonds evenredig meegroeit (of krimpt) met de netto gecorrigeerde Rijksuitgaven. Het uitgangspunt is «samen de trap op en samen de trap af». Onderdeel van de afspraak is tevens, dat de uitkomst van de normering in het voor- en het najaar bestuurlijk wordt gewogen. Die weging vindt plaats in het Bestuurlijk overleg financiële verhouding (Bofv). Wanneer één van de partijen (Rijk of VNG/IPO) de uitkomsten van de normeringsystematiek op enig moment onredelijk vindt, kan dit in het bestuurlijk overleg aan de orde worden gesteld.

Zoals eerder is gemeld, is voor de periode 2009–2011 de normeringssystematiek tijdelijk buiten werking gesteld. In plaats daarvan is met de gemeenten en provincies voor deze jaren een reeks van nominale uitkeringen voor het gemeentefonds en het provinciefonds overeengekomen. Op die manier wordt zekerheid geboden over de bedragen in onzekere tijden. Deze afspraken betreffen de gevolgen van de huidige economische situatie en het Aanvullend Beleidsakkoord.

Doelbereiking:

De werking van de normeringsystematiek

De normeringssystematiek betreft de afspraken over de ontwikkeling van het gemeente- en provinciefonds. Deze afspraken bestaan uit een rekenregel en uit de bestuurlijke weging van de uitkomst van die rekenregel. De rekenregel is uitgewerkt in de accresberekening die plaats vindt op basis van de jaar op jaar-mutatie van de netto gecorrigeerde rijksuitgaven. De bestuurlijke weging van de uitkomst (het accres) vindt twee maal per jaar plaats in het Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen. Daarnaast wordt één keer per vier jaar de normeringssystematiek geëvalueerd. Daarbij wordt niet alleen naar de uitkomsten gekeken, maar ook naar een afgesproken aantal toetsingscriteria.

Operationele doelstelling 2: Een verdeling van de beschikbare financiële middelen over provincies die elk van de provincies in staat stelt om hun inwoners een gelijkwaardig voorzieningenpakket tegen globaal gelijke lastendruk te kunnen leveren.

Prestatie-indicator

Voor wat betreft de verdeling van de beschikbare financiële middelen is het Periodiek onderhoudsrapport (POR) de belangrijkste indicator. Daarin wordt door de fondsbeheerders bijgehouden of de verdeling nog adequaat is, dat wil zeggen of deze, binnen bepaalde marges nog aansluit bij de daadwerkelijke uitgaven van de provincies zoals blijkt uit de begrotingen.

Doelbereiking:

Periodiek onderhoudsrapport (POR)

Omdat de financiële positie van provincies gunstig is en de provincies relatief veel vrijheid hebben bij de aanwending van middelen is in de prioriteitsstelling bij het Rijk er voor gekozen om het Periodiek onderhoudsrapport provinciefonds, dat als instrument kan worden gehanteerd bij het oordeel over de verdeling van het provinciefonds, niet uit te brengen.

Licence