Algemene doelstelling
Een sterker innovatievermogen van de Nederlandse economie
Het verslagjaar 2011 is een overgangsjaar geweest waarin, in samenspraak met het bedrijfsleven en de kennisinstellingen, een nieuwe beleidsfilosofie voor de versterking van het innovatievermogen van de Nederlandse economie is uitgewerkt. Die filosofie houdt in dat complexe specifieke subsidies worden vervangen door generieke fiscale Research and Development (R&D)-instrumenten en kredieten en dat met specifieke beleidsmaatregelen de topsectoren worden versterkt. Het laatste gebeurt onder andere door publieke kennis beter ten goede te laten komen aan innovatie in de topsectoren. In februari 2011 zijn de hoofdlijnen van het nieuwe beleid door het kabinet beschreven in de eerste bedrijfslevenbrief «Naar de top». Daarna zijn door de topteams van de topsectoren voorstellen gedaan, wat in september 2011 door het kabinet is beantwoord met de tweede bedrijfslevenbrief «Naar de top; het bedrijfslevenbeleid in actie(s)». Die tweede bedrijfslevenbrief vormde de opmaat voor het opstellen van innovatiecontracten door bedrijven en kennisinstellingen in de laatste maanden van 2011. In het voorjaar van 2012 zullen de innovatiecontracten worden getekend. Gedurende 2011 zijn verder de generieke instrumenten Innovatiefonds MKB+ en de nieuwe fiscale R&D-stimuleringsregeling Research & Development Afrek (RDA) ontwikkeld, om begin 2012 in werking te kunnen treden. Hiermee ligt het nieuwe bedrijfslevenbeleid op koers.
Nederland heeft veel sterke punten, onder andere excellente wetenschappelijke en technologische kennis en internationaal toonaangevende topsectoren. Het gaat er nu om dat dat zich vertaalt in een sterk innovatieve economie, met hoge investeringen in R&D en innovatie en hoge innovatieprestaties. Het Innovation Union Scoreboard, waarin Nederland in 2011 een 7e positie heeft binnen de EU-27-landen, leert dat Nederland vooral op die punten zwaktes kent. De resultaten van het nieuwe beleid zullen pas de komende jaren zichtbaar kunnen worden.
Externe factoren
De innovatieprestaties van de Nederlandse economie staan sterk onder invloed van externe factoren. De innovatiegraad van bedrijven en het succes van innovaties worden sterk bepaald door (internationale) marktontwikkelingen en strategische afwegingen die bedrijven daarbij maken. In de afgelopen jaren heeft de economische terugval als gevolg van de kredietcrisis een neerwaarts effect gehad op de investeringen in innovatie. Dat is zichtbaar bij de R&D-uitgaven van bedrijven. In 2010 liggen die (in absolute zin) nog 3% onder het niveau van 2008. Over 2011 zijn nog geen R&D-cijfers beschikbaar.
Kengetal | Realisatie 2006 | Realisatie 2007 | Realisatie 2008 | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 |
---|---|---|---|---|---|---|
1. Innovation Union Scoreboard | ||||||
Positie van Nederland binnen EU27-landen1 | 10e | 10e | 10e | 9e | 8e | 7e |
Bron: Europese Commissie, Innovation Union Scoreboard 2011, 2012 voor realisaties over de periode 2007–2011; Europese Commissie, Innovation Union Scoreboard 2010, 2011 voor realisatie over 2006. | ||||||
2. R&D-uitgaven private sector als % van het BBP 2 | ||||||
Nederland | 1,01 | 0,96 | 0,89 | 0,86 | 0,87 | nnb |
EU27-gemiddelde | 1,19 | 1,20 | 1,21 | 1,26 | 1,25 | nnb |
OESO-gemiddelde | 1,61 | 1,64 | 1,69 | 1,68 | nnb | nnb |
3. R&D-uitgaven publieke sector als % van het BBP2 | ||||||
Nederland | 0,87 | 0,85 | 0,88 | 0,96 | 0,96 | nnb |
EU27-gemiddelde | 0,65 | 0,66 | 0,68 | 0,75 | 0,76 | nnb |
OESO-gemiddelde | 0,65 | 0,65 | 0,65 | 0,72 | nnb | nnb |
Bron voor R&D-uitgaven private en publieke sector: R&D-statistieken van CBS, Eurostat en OECD. Cijfers voor Nederland: CBS, StatLine databank, 2012; cijfers voor EU27-gemiddelde: Eurostat, Statistics Database, 2012; cijfers voor OECD-gemiddelde: OECD, Main Science and Technology Indicators 2011/2, 2012. | ||||||
4. Aangevraagde Europese octrooien per miljoen personen van de beroepsbevolking3 | ||||||
Nederland | 855 | 808 | 827 | 756 | 666 | 632 |
EU27-gemiddelde | 249 | 257 | 267 | 252 | 271 | 261 |
Bron: European Patent Organisation, European patent applications filed with the EPO ( http://www.epo.org/about-us/statistics/patent-applications.html ) voor aantal aangevraagde Europese octrooien en AMECO database van Europese Commissie voor omvang van de beroepsbevolking. | ||||||
5. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB | ||||||
Nederland | 24% | – | 24% | – | nnb | – |
6. Aandeel innoverende bedrijven in het MKB dat (de laatste drie jaar) technologisch heeft samengewerkt met publieke en /of private partijen | ||||||
Nederland | 34% | – | 36% | – | nbb | – |
Bron voor kengetallen betrekking hebbend op innoverende bedrijven: innovatie-enquêtes van CBS; cijfers over 2010 verkregen van CBS, voor andere jaren te ontlenen aan StatLine-databank (de cijfers komen tweejaarlijks beschikbaar, over de even jaren). |
Het Innovation Union Scoreboard is de opvolger van het European Innovation Scoreboard. De methodiek daarin verschilt van de methodiek zoals die ten tijde van de begroting voor 2011 gold in het European Innovation Scoreboard, bij deze eerdere methodiek had Nederland in de jaren 2004–2009 een stabiele 11e positie.
Het betreft hier de sector van uitvoering van R&D en niet de sector van financiering van R&D. De cijfers over 2009 en 2010 zijn voorlopig. Bij het cijfer over 2010 geldt dat zowel de omvang van de R&D-uitgaven in de teller als de omvang van het bruto binnenlands product (BBP) in de noemer nog voorlopig is. Bij het cijfer over 2009 is alleen het BBP in de noemer nog voorlopig. In de begroting voor 2011 is voor de R&D-uitgaven in de private sector als % van het BBP het getal 0,88 opgenomen voor 2008. Het definitieve cijfer hiervoor komt uit op 0,89, vanwege een lichte neerwaartse bijstelling door het CBS van het BBP. Cijfers over 2011 voor Nederland en het EU27-gemiddelde komen beschikbaar in november 2012. Cijfers voor het OESO-gemiddelde kennen een grotere vertraging. In de zomer van 2012 (naar verwachting in juli) komt het OESO-gemiddelde over 2010 beschikbaar, een jaar later het OESO-gemiddelde over 2011
De hier weergegeven cijfers over 2006–2009 wijken in geringe mate af van de cijfers die eerder in de begroting voor 2011 zijn weergegeven. Zowel het aantal aangevraagde Europese octrooien in de teller als de omvang van de beroepsbevolking in de noemer is licht bijgesteld ten opzichte van de gegevens die beschikbaar waren ten tijde van de begroting voor 2011.
Toelichting
In het Innovation Union Scoreboard van de Europese Commissie zijn de innovatieprestaties van EU-landen gemeten aan de hand van 24 indicatoren. Een samengestelde indicator geeft de positie van een land weer bij het totaal van die indicatoren. Bij die samengestelde indicator is Nederland gestegen van een 9e positie in 2010 naar een 7e positie in 2011. Nederland scoort bovengemiddeld bij onder andere de publieke R&D-uitgaven, het aantal publiek-private co-publicaties, het aantal aangevraagde octrooien, de omvang van licentie- en patentopbrengsten uit het buitenland en het aantal geregistreerde handelsmerken. Nederland heeft een benedengemiddelde score bij onder andere de private R&D-uitgaven, het aantal (technologisch) innoverende MKB-bedrijven, het aantal bedrijven dat niet-technologische veranderingen heeft doorgevoerd en de omzet die bedrijven behalen met nieuwe en verbeterde producten.
De R&D-uitgaven in de private sector bedroegen volgens voorlopige cijfers van het CBS 0,87% van het BBP in 2010. Dat percentage is licht gestegen ten opzichte van 2009. In de private en publieke sector tezamen zijn de R&D-uitgaven gestegen van 1,82% naar 1,83% van het BBP. Dat percentage blijft nog sterk achter bij de doelstelling van 2,5% van het BBP die het kabinet hiervoor het afgelopen jaar heeft geformuleerd in het Nationaal Hervormingsprogramma (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 21 501-20, nr. 531).
De kengetallen brengen ook tot uitdrukking dat Nederland internationaal zeer hoog scoort bij het aantal aangevraagde Europese octrooien. De hoge score op Europese octrooien is mede het gevolg van de aanwezigheid in Nederland van de hoofdkantoren van enkele kennisintensieve bedrijven. De sterke positie van Nederland is de laatste jaren wel verzwakt. Voor de jaren 2009–2010 kan dat hoofdzakelijk worden toegeschreven aan een strategische verandering in de bedrijfsactiviteiten van Philips, dat voor een sterkere focus op medische apparatuur heeft gekozen. Hierdoor zijn er minder octrooien aangevraagd op het gebied van consumentenelektronica. In 2011 is het aantal aangevraagde octrooien bij Philips slechts licht gedaald. Er is nader onderzoek nodig voor een verklaring van de daling die zich in dat jaar bij andere bedrijven heeft voorgedaan. Dat zal in samenwerking met Octrooicentrum NL worden uitgevoerd.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | vastgestelde begroting 2011 | Verschil 2011 | ||||
---|---|---|---|---|---|---|
2008 | 2009 | 2010 | 2011 | |||
Verplichtingen | 580 719 | 955 149 | 784 322 | 969 465 | 890 520 | 78 945 |
Uitgaven | 552 026 | 673 344 | 728 971 | 878 128 | 809 210 | 68 918 |
programma | 488 653 | 603 668 | 647 654 | 796 086 | 736 915 | 59 171 |
OD 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten | 93 968 | 108 806 | 120 591 | 116 154 | 123 786 | – 7 632 |
– Innovatievouchers | 15 630 | 14 934 | 20 001 | 13 490 | 16 549 | – 3 059 |
– Innovatie Prestatie Contracten | 26 157 | 26 117 | 32 067 | 30 207 | 24 072 | 6 135 |
– Innovatiekredieten | 2 500 | 16 905 | 19 102 | 35 786 | 39 328 | – 3 542 |
– Syntens | 32 740 | 32 967 | 33 038 | 32 506 | 32 786 | – 280 |
– Eurostars | 558 | 1 298 | 2 243 | 4 165 | 6 100 | – 1 935 |
– Seed | 15 590 | 16 560 | 14 081 | 4 951 | – 4 951 | |
– SKB | 793 | 25 | 59 | |||
OD 2: Topprestaties op innovatiethema’s | 381 584 | 482 212 | 520 770 | 675 929 | 607 569 | 68 360 |
– Innovatieprogramma’s1 | 116 696 | 158 255 | 214 221 | 228 650 | 218 507 | 10 143 |
– Kenniswerkers/High Tech Topprojecten | 42 833 | 70 421 | 20 032 | 20 032 | ||
– Lucht- en ruimtevaart | 73 656 | 99 381 | 88 728 | 133 072 | 88 843 | 44 229 |
– Institutioneel onderzoek | 65 867 | 46 367 | 61 999 | 211 116 | 214 177 | – 3 061 |
– Internationaal innoveren | 54 086 | 33 958 | 22 099 | 12 467 | 3 964 | 8 503 |
– Overig2 | 71 279 | 101 418 | 63 302 | 70 592 | 82 078 | – 11 486 |
Algemeen | 13 101 | 12 650 | 6 293 | 4 003 | 5 560 | – 1 557 |
– Bijdragen aan diverse organisaties | 6 908 | 8 168 | 2 931 | 677 | 2 423 | – 1 746 |
– Onderzoek en Ontwikkeling | 6 193 | 4 482 | 3 362 | 3 326 | 3 137 | 189 |
Apparaat | 63 371 | 69 678 | 81 313 | 82 041 | 72 295 | 9 746 |
– Personeel Innovatie | 6 204 | 5 686 | 5 098 | 4 928 | 6 431 | – 1 503 |
– Bijdrage aan Agentschap NL | 57 167 | 63 992 | 76 215 | 77 113 | 65 864 | 11 249 |
Ontvangsten | 172 151 | 197 737 | 180 311 | 44 462 | 42 519 | 1 943 |
Ontvangsten Rijksoctrooiwet | 32 053 | 33 394 | 31 287 | 31 596 | 29 212 | 2 384 |
Ontvangsten innovatiekredieten | 469 | – 469 | ||||
Ontvangsten Eurostars | 443 | 1 060 | 1 250 | – 190 | ||
Ontvangsten TOP | 18 669 | 8 069 | 7 575 | 5 412 | 10 000 | – 4 588 |
Ontvangsten luchtvaartkredietregeling | 278 | 1 861 | 1 861 | |||
Diverse ontvangsten | 6 530 | 4 096 | 12 057 | 4 533 | 1 588 | 2 945 |
Ontvangsten uit het FES fonds | 114 899 | 152 178 | 128 672 |
Toelichting op de verplichtingen
De hogere verplichtingenrealisatie wordt voor het grootste gedeelte verklaard door:
-
– De ophoging voor nanotechnologie € 125 mln in verband met de vertraagde committering van NanonextNL (FES project High Tech Systemen en Materialen).
-
– Daarnaast is de verplichtingenruimte voor het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium opgehoogd, omdat in verband met de overgang van het penvoerderschap van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu naar het Ministerie van EL&I, het in 2010 niet meer is gelukt om de verplichting voor het jaar 2011 aan te gaan (€ 25 mln). Deze verplichting is daarom in 2011 aangegaan.
-
– Ook is € 23 mln budget overgekomen van het Ministerie van Veiligheid en Justitie voor de Maatschappelijke Innovatie Agenda-veiligheid.
-
– Tevens is het verplichtingenbudget voor het ruimtevaartproject Tropomi (€ 30 mln) opnieuw beschikbaar gesteld, omdat de start van de C/D fase een jaar vertraagd is doordat de onderhandelingen langer duurden.
Toelichting op de programma-uitgaven
Operationele doelstelling 1: Meer bedrijven die meer (technologische) kennis ontwikkelen en benutten
Innovatievouchers
De lagere realisatie met € 3 mln bij de subsidieregeling Innovatievouchers wordt veroorzaakt doordat deze regeling in 2011 is stopgezet vanwege het kabinetsbesluit om het aantal subsidieregelingen te verminderen. Er zijn in 2011 geen nieuwe vouchers uitgegeven. Het voor 2011 gereserveerde budget is toegevoegd aan het budget voor de Innovatie Prestatie Contracten waardoor die regeling verruimd kon worden. De vouchers uit 2010 konden tot midden 2011 ingewisseld worden. Er is om die reden geen realisatie 2011 opgenomen voor dit instrument.
Bron: Agentschap NL
Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s)
De hogere realisatie bij de Innovatie Prestatie Contracten (IPC’s) wordt onder andere veroorzaakt door het overgehevelde budget vanuit Innovatievouchers en doordat het ritme van uitfinancieren is gewijzigd in 2011. Voorheen werden subsidieverzoeken in 3 jaar uitbetaald, dat is gewijzigd naar volledige uitbetaling in het jaar waarin de aanvraag is toegekend.
In 2011 is het IPC verplichtingenbudget van € 26 mln verhoogd tot een totaal van € 30 mln. Er is in 2011 een tender uitgezet van € 15 mln. Hiermee werden 30 IPC-aanvragen met in totaal 454 MKB-bedrijven gehonoreerd. Verder zijn er 25 aanvragen voor Verkenning van samenwerking toegekend met een budget van € 0,7 mln en 6 Verkenningen Internationale samenwerking voor een totaalbedrag van eveneens € 0,7 mln. De streefwaarde voor 2011 van 150 bedrijven is daarmee ruimschoots bereikt en is in lijn met de verhoging van het budget.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal betrokken bedrijven bij IPC’s | 623 | 824 | 452 | 150 |
Bron: Agentschap NL
Seed
De verlaagde realisatie wordt veroorzaakt door het overhevelen van middelen naar artikel 3 waar de Seed-regeling nu wordt geraamd en verantwoord.
Innovatiekredieten
Bij het Innovatiekrediet wordt een indicator gebruikt die aangeeft hoeveel private R&D-uitgaven er worden ondersteund met innovatiekredieten. De streefwaarde hiervan voor 2011 is vastgesteld op € 137 mln. Op basis van de toegekende innovatiekredieten in 2011 is een indicator-waarde bereikt van € 144 mln. Door een grotere financiële bijdrage vanuit de ondernemingen dan de voorziene 35 % is deze streefwaarde overtroffen.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Omvang van de private R&D-uitgaven ondersteund met een innovatiekrediet | € 111 mln | € 144 mln | € 144 mln | € 137 mln |
Bron: EL&I
Syntens
Syntens is het landelijk netwerk dat tot doel heeft het Midden en Klein Bedrijf aan te zetten tot succesvol innoveren. Syntens geeft voorlichting, activeert en ondersteunt op het gebied van innovatie. Syntens had per ultimo september ruim 5 000 bedrijven geactiveerd en ruim 16 000 voorgelicht. Het percentage nieuwe klanten lag rond de 40%. In 2011 heeft Syntens een actieve rol gespeeld bij de IPC-regeling door ondersteuning van IPC-penvoerders en IPC-deelnemers. In 2011 is het besluit genomen om Syntens te fuseren met de Kamers van Koophandel en tot één ZBO Ondernemerspleinen te komen per januari 2014. De voorbereidingen voor deze fusie zijn in 2011 gestart. Innovatiestimulering zal een van de wettelijke taken van het nieuwe Zelfstandig Bestuursorgaan worden. Het klanttevredenheidscijfer voor Syntens is in 2011 uitgekomen op een 7,9. Dit is in overeenstemming met het streefcijfer voor 2011.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid Syntens | 7,9 | 8,0 | 7,9 | 8,0 |
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek Syntens, Jaarrapport 2011
Wet Bevordering Speur- en Ontwikkelingswerk (WBSO)
De WBSO is de verzamelnaam voor de faciliteit afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (S&O) in de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen en de aftrek speur- en ontwikkelingswerk in de Wet inkomstenbelasting. Het totale WBSO-budget bedroeg in 2011 € 878 mln. Daarvan was € 8 mln voor de aftrek voor zelfstandigen. Het budget voor de afdrachtvermindering is in 2011 structureel verhoogd met € 233 mln om het gestegen gebruik van de regeling te accommoderen. Daarnaast is er in 2011 incidenteel € 155 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 60 mln in het kader van lastenverlichting. Het incidentele budget is ingezet om alle parameters van de WBSO op het niveau van de crisismaatregelen in 2010 te handhaven. Het aantal participerende bedrijven in de WBSO is gegroeid van 19 450 in 2010 naar 20 507 in 2011. Daarbij is het aantal aanvragers dat gebruik maakt van de startersfaciliteit gedaald van 4 180 in 2010 naar 4 040 in 2011.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal aanvragers met toegekende WBSO | 16 620 | 19 450 | 20 507 | 16 620 |
Aantal aanvragers met toegekende WBSO dat van de startersfaciliteit gebruik maakt | 3 430 | 4 180 | 4 040 | 3 430 |
Bron: Agentschap NL
Operationele doelstelling 2: Topprestaties op innovatiethema’s
Topprestaties op innovatiethema’s
2011 heeft in het teken gestaan van de uitwerking van het nieuwe bedrijvenbeleid en de topsectorenaanpak. Voor de negen topsectoren, inclusief de doorsnijdende thema’s nanotechnologie, ICT en biobased economy, zijn lange termijn actie agenda’s opgesteld. Door middel van voorstellen voor innovatiecontracten (opgeleverd ultimo 2011) is op vraaggestuurde wijze (door topteams bestaande uit bedrijven, Midden- en Kleinbedrijf, kennisinstellingen en de overheid) een koers neergezet voor het vergroten van het innovatief vermogen. Een essentieel onderdeel hiervan wordt gevormd door de Topconsortia voor Kennis en Innovatie (TKI’s). Deze bouwen voort op succesvolle privaatpublieke samenwerkingsverbanden. In het voorjaar van 2012 zal besluitvorming plaatsvinden over de PPS-constructies in innovatiecontracten die daarmee worden verankerd in het bredere bedrijfslevenbeleid.
Instrumenten en activiteiten
Innovatieprogramma’s
Het nieuwe beleid betekent ondermeer minder subsidies en meer fiscale instrumenten, een ruimere toegang tot bedrijfsfinanciering en een betere benutting van de kennisinfrastructuur door het bedrijfsleven. Investeringen in innovatieprogramma's zijn in 2011 sterk afgebouwd. De netwerken uit de programma's komen terug in de innovatiecontracten van de topsectoren, die daarmee het belang van veel PPS-programma's onderstrepen.
Bron: Agentschap NL
Het aantal van 6 150 is een behoudende schatting van het aantal partijen dat betrokken is bij de innovatieprogramma’s, inclusief deelnemers aan workshops et cetera. Dit getal geeft een indicatie van de omvang van het totale netwerk dat met de innovatieprogramma’s wordt versterkt.
Dit betreft de totale R&D-investeringen in innovatieprogramma’s (de totale publieke en private investeringen in R&D in 2011 zoals zichtbaar binnen de regelingen (inclusief Technologische Topinstituten) van de innovatieprogramma’s. De streefwaarde voor 2011 is niet gehaald, omdat een belangrijk deel van de programmatische aanpak (de subsidietenders) in 2011 is stopgezet.
De overheid als opdrachtgever voor innovatie
In 2011 heeft de eerste meting van de rijksbrede prestatie-indicator voor de overheid als innovatiebevorderende klant plaatsgevonden. Hieruit kwamen precies 20 innovatiegerichte aanbestedingen conform de streefwaarde. Het kabinet heeft in 2011 besloten om zich vanaf 2012 te richten op het besteden van 2,5% van het totale inkoopbudget van rijks- en locale overheid aan innovatiegericht inkopen. Dit is een richtgetal en geen formele streefwaarde. De formele streefwaarde blijft 20 innovatiegerichte aanbestedingen. Het bereiken van de 2,5% wordt gestimuleerd via acht boegbeeldprogramma’s op inkoopthema’s, in relatie tot het topsectorenbeleid.
In 2011 zijn 2 Small Business Innovation Research (SBIR) programma’s gestart. Dat is minder dan in 2010. In dat jaar zijn vier departementale SBIR’s gestart en 10 haalbaarheidsstudies voor de Nederlandse Organisatie voor toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) SBIR. In deze kabinetsperiode zijn geen nieuwe gelden meer beschikbaar.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Aantal door de aanbestedende dienst uitgevoerde innovatie gerichte aanbestedingen | – | nnb | 26 | 20 |
Bron: PIANOo: Expertisecentrum aanbestedenI
Kenniswerkers/High Tech Topprojecten
Vanwege een langdurige staatssteunprocedure kon een High Tech Topproject niet meer in 2010 worden uitgefinancierd. In het kader van deze overlopende verplichting heeft de betaling in 2011 plaatsgevonden.
Lucht- en ruimtevaartbeleid
De hogere uitgaven worden veroorzaakt door een versnelling van € 14,8 mln in de kasuitgaven voor diverse lopende ruimtevaartposten (General Budget & Kourou en ARTES) op verzoek van European Space Agency (ESA) en € 9 mln voor de uitfinanciering van lopende verplichtingen van het voormalige Nederlands Instituut voor Vliegtuigontwikkeling en Ruimtevaart (NIVR), die door het Ministerie van EL&I zijn overgenomen. Tevens was de kasbehoefte voor de C/D fase van TROPOMI in 2011 hoger dan geraamd (€ 21 mln).
Het specifieke luchtvaartbeleid van de beleidsperiode (2006–2010) is niet gecontinueerd en ook de programma's zijn niet voortgezet. Luchtvaart wordt ondergebracht onder de topsector High Tech Systemen en Materialen. Echter voor een aantal Strategische Research Programma’s, de Subsidie Ontwikkeling Vliegtuigbouw en de Civiele Vliegtuig Ontwikkelings (CVO)-programma’s zijn er nog lopende projecten ondersteund. Via het CVO zijn (in verband met overloop vanuit 2010) 5 projecten gehonoreerd, met een totaal krediet van € 23,2 mln.
Wat betreft ruimtevaart zijn de relevante mutaties toegelicht in de programma uitgaven. De geo-return bedroeg in 2011 1,09.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Ruimtevaart geo-return | 1,15 | 1,09 | 1,09 | 1,15 |
Bron: ESA
Internationaal innoveren
Bij Eureka is er voor € 8,3 mln meer aan kasbetalingen verricht op verplichtingen die meerdere jaren waren aangegaan.
Overig
De verlaagde realisatie betreft met name de aanpassing van de kasraming voor Besluit Subsidie Investeringen Kennisinfrastructuur (€ 6,8 mln) waarop minder declaraties zijn ontvangen dan oorspronkelijk geraamd en het stopzetten van de Innovatie Samenwerking Kredietregeling (€ 3,7 mln).
Europees programma: 7e kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7)
In 2011 is onder het 7e kaderprogramma een groot aantal nieuwe oproepen voor projectvoorstellen voor excellent onderzoek en voor grensoverschrijdende onderzoekssamenwerking en technologische ontwikkeling geplaatst. Nederland heeft de relatief grote participatie in het kaderprogramma weten te behouden. Van 2007 tot en met 2011 hebben Nederlandse organisaties ongeveer € 1 600 mln aan subsidie toegezegd gekregen. Van het totale KP7-budget ging 6,7% naar Nederlandse onderzoekers. Dit is hoger dan op basis van de Nederlandse bijdrage aan de EU te verwachten is (5,0%). Dit komt neer op een retour van 6,7%. Van dit bedrag is circa € 900 mln gegaan naar toegepast onderzoek dat aansluit bij de topsectoren. Van het bedrag dat Nederland retour heeft ontvangen, ging 20% naar het Nederlandse bedrijfsleven (8% groot bedrijfsleven en 12% MKB). De deelname van het Nederlandse bedrijfsleven aan het kaderprogramma is daarmee gestegen ten opzichte van eerdere jaren. Deelname van het bedrijfsleven blijft echter een punt van aandacht, zowel in Nederland als binnen de gehele EU. Eind 2011 heeft de Commissie haar voorstel gepresenteerd voor het Europese programma voor de financiering van onderzoek en innovatie van 2014 tot en met 2020, genaamd «Horizon 2020: het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie». Dit programma zal zich richten op het versterken van de kennisbasis en de concurrentiekracht en het oplossen van grote maatschappelijke uitdagingen.
Bijdrage aan TNO/GTI’s (institutioneel onderzoek)
Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is als gevolg van het Regeerakkoord verantwoordelijk geworden voor TNO en de Grote Technologische Instituten (GTI's). Als gevolg hiervan zijn de middelen voor TNO, Deltares, Marin en NLR van OCW en I&M naar de begroting van EL&I overgebracht. Het jaar 2011 stond voor TNO en de GTI's in het teken van de vormgeving en invulling van de rol van het toegepaste onderzoek in het bedrijfslevenbeleid van dit kabinet en met name in het tot stand komen van de Innovatiecontracten voor de topsectoren. De reeds langer bestaande vraagsturing is in 2011 onderdeel hiervan geworden. Enkele meer specifieke punten zijn:
-
– TNO is betrokken bij alle topsectoren. Daarnaast heeft TNO zijn mondiale betrokkenheid vergroot door onder meer een vestiging in Quatar ten behoeve van technologische ondersteuning van de oliewinning en als bruggenhoofd voor samenwerking en export en de initiëring van een kenniscentrum voor duurzame energie op Aruba. Tevens is de impactmeting op het Strategisch Plan 2007–2011 gereed gekomen.
-
– NLR is, naast het werk voor Defensie, betrokken bij de topsectoren High Tech en Logistiek. Een grote investering in 2011 betrof de upgrading van de Nederlands-Duitse windtunnel in Marknesse.
-
– Marin heeft in 2010 vanuit het FES middelen toegezegd gekregen voor de upgrading van een grote onderzoeksfaciliteit. Hiervoor zijn in 2011 nog betalingen verricht. Deze faciliteit is inmiddels in gebruik genomen. Marin zet zich actief in voor de topsector water (i.c. innovatiecontract maritiem).
-
– Deltares is betrokken bij de topsector water. Deltares heeft in 2011 het Strategisch Plan voor de periode 2012–2015 geformuleerd, waarin wordt ingespeeld op de uitgangspunten van de topsectorenaanpak, bijvoorbeeld op terreinen zoals waterveiligheid en beschikbaarheid van water en grondstoffen.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid cofinanciers bij kennisontwikkeling TNO | 7,6 | 7,2 | nnb1 | 7,6 |
Bron: Klanttevredenheidsonderzoek TNO
Netwerk Innovatie Attachés (voormalig netwerk van Technisch Wetenschappelijk Attachés)
Het Netwerk Innovatie Attaché werkt aan het verbeteren van het innovatievermogen van Nederland door kennisintensieve samenwerking van Nederlandse bedrijven, kennisinstellingen en overheidsorganisaties met het buitenland te bevorderen. Daarbij concentreert het zich op de internationalisering van de innovatiecontracten van de topsectoren en speelt het in op nieuwe technologische ontwikkelingen die voor de Nederlandse kenniseconomie en de hele innovatieketen van belang zijn.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid IA Netwerk | – | 8,5 | 8,7 | 7,5 |
Bron: AgNL EVD Internationaal, Klanttevredenheidsonderzoek 3e kwartaal 2011
Kennisbescherming
Op initiatief van (onder meer) Nederland hebben Raad en Europees Parlement een besluit tot samenwerking op het terrein van het unitair octrooirecht vastgesteld. De besluitvorming over de daaruit voortvloeiende Verordening voor een unitair octrooi en een verdrag voor gemeenschappelijke octrooirechtspraak is inmiddels in een vergevorderd stadium.
Met het oog op de wijziging van de staatkundige inrichting van het koninkrijk is de octrooi- en merkenwetgeving aangepast en is de wet merken BES tot stand gekomen die van toepassing is in Caribisch Nederland. Het Beneluxbureau voor de Intellectuele Eigendom voert deze wet voor Nederland uit.
Toelichting op de apparaatsuitgaven
De mutatie in het kader van de baten-lastendiensten betreft het budget voor de kosten voor uitvoering van regelingen door Agentschap NL. Het gaat daarbij voornamelijk om de overheveling van de uitvoeringskosten vanuit de beleidsbudgetten voor Eureka, HTAS EVT en het Innovatiekrediet.
Toelichting op de ontvangsten
Ontvangsten technische ontwikkelingsprojecten (TOP)
De lagere ontvangstenrealisatie wordt veroorzaakt doordat er minder is terugbetaald op in het verleden verstrekte kredieten voor technische ontwikkelingsprojecten (TOP). De hoogte van deze ontvangsten is afhankelijk van het commerciële succes van de projecten en daarmee moeilijk te voorspellen.
Diverse ontvangsten
De hogere ontvangstenrealisatie wordt voor het grootste gedeelte veroorzaakt door terugontvangsten van Agentschap NL in verband met de eindafrekening 2010.
Prestatie-indicator | Realisatie 2009 | Realisatie 2010 | Realisatie 2011 | Streefwaarde 2011 |
---|---|---|---|---|
Klanttevredenheid NL-OC | 7,8 | 7,7 | 7,8 | 7,8 |
Bron: Marketresponse research & consultancy
Soort onderzoek | Onderzoek onderwerp | OD | Start | Afgerond | Vindplaats |
---|---|---|---|---|---|
Beleidsdoorlichting | Kennisbescherming: evaluatie IE-beleid | 2.2 | 2011 | 2012 | |
Effectenonderzoek ex post | WBSO | 2.1 | 2011 | 2012 | |
Innovatievouchers | 2.1 | – | – | ||
Actieprogramma Technopartner | 2.1 | 2012 | 2012 | ||
Innovatiekrediet | 2.1 | 2012 | 2012 | ||
Vraagsturing TNO/GTI’s | 2.2 | 2010 | 2011 | TK, 32 637 nr. 2 | |
Programmatische aanpak (Innovatieprogramma’s) | 2.2 | 2011 | 2012 | TK, 31 985 nr. 7 | |
Innovatieprogramma Food and Nutrition | 2.2 | 2011 | 2012 | TK, 31 985 nr. 7 | |
Innovatieprogramma Point One | 2.2 | 2011 | 2012 | TK, 31 985 nr. 7 | |
Stichting Technische Wetenschappen | 2.2 | 2011 | 2011 | TK, 33 000 nr. 167 | |
Syntens | 2.2 | 2012 | 2012 | ||
Overig evaluatieonderzoek | Launching Customer/ Innovatiegericht inkopen | 2.2 |
Toelichting
-
– Kennisbescherming: evaluatie IE-beleid. De opdracht voor de evaluatie is in 2011 verstrekt na het doorlopen van de Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege de complexiteit van het onderwerp was het rapport eind 2011 nog niet afgerond. Het eindrapport wordt in de eerste helft van 2012 verwacht.
-
– WBSO: de opdracht voor de evaluatie is in 2011 verstrekt na het doorlopen van de Europese aanbestedingsprocedure. Vanwege de complexiteit van het onderwerp was het eindrapport eind 2011 nog niet gereed. Het eindrapport is in de eerste helft van 2012 gereed.
-
– Innovatievouchers: aanvankelijk was het voornemen om de innovatievouchers te evalueren in 2011. Besloten is echter om dat niet te doen aangezien de regeling in 2011 is stopgezet.
-
– Technopartner: in 2010 hebben de laatste toekenningen plaatsgevonden onder de vlag van het Actieprogramma TechnoPartner. Om ook enige resultaten van die laatste toekenningen mee te kunnen nemen en daarmee de kwaliteit van de eindevaluatie te vergroten, is besloten de eindevaluatie van 2011 te verplaatsen naar 2012.
-
– Innovatiekrediet: beoogd was het onderzoek eind 2011 te starten. Er is besloten het onderzoek uit te stellen omdat er prioriteit is gegeven aan het opzetten van de nieuwe regeling innovatiefonds MKB+ die begin 2012 van start is gegaan. Onderzoek wordt gestart begin 2012 en zal naar verwachting in 2e helft van 2012 worden afgerond.
-
– Programmatische aanpak: er is een evaluatie uitgevoerd van de Programmatische aanpak (het geheel van de innovatieprogramma’s) en bovendien zijn twee programma’s afzonderlijk geëvalueerd; Food en Nutrition en Point One. De resultaten zijn meegenomen in de brief over de innovatiecontracten die 2 april naar de Kamer is gestuurd, TK, 32 637, nr. 32.
-
– Stichting Technische Wetenschappen (STW): conform de aankondiging in de EZ-begroting 2010 (TK, 32 123 XIII nr. 2, vergaderjaar 2009–2010) en de melding in het Jaarverslag EL&I 2010 (TK, 32 710 XIII nr. 1, vergaderjaar 2010–2011) is STW in 2011 geëvalueerd. In verband met de brede heroverwegingen is de start van dit onderzoek destijds uitgesteld.
-
– Syntens: de evaluatie van Syntens is uitgesteld tot 2012 in verband met het Kabinetsvoornemen om Syntens per 1 januari 2014 te fuseren met de Kamers van Koophandel tot één organisatie Ondernemerspleinen. De vorige evaluatie van Syntens vond plaats in 2007 en is in februari van 2008 aan de Tweede Kamer gemeld (TK, 31 200 XIII nr. 47).
-
– Launching Customer/Innovatiegericht inkopen: het aangekondigde onderzoek wordt niet meer uitgevoerd.