Base description which applies to whole site

41 Inkomensbeleid

Artikel

Zorgdragen voor een activerende en evenwichtige inkomensontwikkeling

Algemene doelstelling

Motivering

Om financiële prikkels voor werkaanvaarding in stand te houden en te verbeteren en tegelijkertijd een evenwichtige inkomensontwikkeling te bereiken.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

De inkomensontwikkeling is over de hele linie negatiever dan oorspronkelijk is geraamd in de begroting 2012. Dit wordt voor het grootste deel verklaard door een hogere inflatie en een lagere loonontwikkeling. Ook de nominale premie voor de zorgverzekeringswet is hoger uitgevallen dan waar ten tijde van de begroting mee werd gerekend. De financiële prikkels voor werkaanvaarding zijn nagenoeg gelijk aan de in de begroting geraamde ontwikkeling.

Externe factoren

Behalen van deze doelstelling hangt af van:

  • De financieel-economische situatie en daarmee de mogelijkheden om negatieve effecten te compenseren;

  • Algemene factoren zoals loon- en prijsontwikkeling.

Realisatie meetbare gegevens

Voor de algemene doelstelling zijn geen afzonderlijke prestatie-indicatoren geformuleerd, omdat op dit aggregatieniveau onvoldoende concrete doelstellingen geformuleerd kunnen worden. Verwezen wordt naar de indicatoren voor de operationele doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 41.1 Begrotingsuitgaven artikel 41 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen

283

715

123

129

90

772

– 682

Uitgaven

169

352

321

205

194

822

– 628

               

Programma uitgaven

169

352

321

205

194

822

– 628

               

Operationele Doelstelling 2

             

Subsidies

12

40

40

9.041

0

5

– 5

Overig

157

312

281

304

194

817

– 623

               

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Toelichting

De gerealiseerde uitgaven op dit artikel zijn € 0,6 miljoen lager dan in de begroting 2012 is vastgelegd. Deze lagere uitgaven zijn veroorzaakt doordat:

  • De bijdrage van SZW aan het nationaal panel chronisch zieken en gehandicapten (€ 0,25 miljoen) is overgeboekt naar het ministerie van VWS en niet meer op de begroting van SZW wordt verantwoord;

  • De voorziene bijdrage van SZW aan het interdepartementale beleidsonderzoek «Ouderen» van het ministerie van Financiën (€ 0,05 miljoen) niet heeft plaatsgevonden;

  • Er een bedrag aan onderzoekgelden (€ 0,3 miljoen) onbenut is gebleven.

1 Het bereiken van een zo evenwichtig mogelijk over de verschillende inkomensgroepen gespreide inkomensontwikkeling

Operationele doelstelling

Motivering

Om te komen tot een evenwichtige inkomensverdeling en bescherming van de inkomenspositie van groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Doelbereiking

De inkomensontwikkeling is over de hele linie negatiever dan in de begroting 2012 geraamd.

  • Generiek koopkrachtbeeld in de vorm van een standaard koopkrachtoverzicht;

  • Specifieke inkomenseffecten van afzonderlijke maatregelen die niet in het generieke koopkrachtbeeld tot uitdrukking komen.

Instrumenten

Activiteiten

In de begroting 2012 zijn de beleidsmaatregelen voor 2012 opgenomen. Na publicatie van de begroting is het bedrag van het kindgebonden budget voor het eerste kind bij nota van wijziging lager (€ 44 per jaar) vastgesteld dan waar tijdens het opstellen van de begroting mee is gerekend. Deze verlaging was nodig om voor het derde kind een bedrag van € 183 per jaar en voor het vierde kind en volgende kinderen een bedrag van € 106 per jaar in te voeren. Hierdoor wordt in het kindgebonden budget ook rekening gehouden met grote gezinnen, conform het amendement van de heer Dijkgraaf5.

Doelgroepen

De verschillende inkomensgroepen met bijzondere aandacht voor groepen zonder perspectief op de arbeidsmarkt, huishoudens met kinderen en de middeninkomens.

Realisatie meetbare gegevens

De inkomensontwikkeling van burgers wordt gevolgd door middel van standaard koopkrachtcijfers zoals gepresenteerd in tabel 41.2. Deze cijfers laten voor een aantal standaardhuishoudens de inkomensontwikkeling zien als gevolg van de gemiddelde loon- en prijsontwikkeling en als gevolg van generieke maatregelen, zoals aanpassingen in belastingen, (ziektekosten-)premies en kinderbijslag.

De standaardgroepen zijn er in 2012 tussen de ¾% en de 3% op achteruit gegaan. Dit is tussen – ½ en – 1¼ procentpunt negatiever dan verwacht bij het opstellen van de begroting.

Deze verslechtering wordt voor het grootste deel verklaard door een hogere inflatie (2½% in plaats van 2% waarmee werd gerekend) en een lagere loonontwikkeling (1¾% in plaats van 2% waarmee werd gerekend). Andere factoren zijn onder meer het lager dan geraamde bedrag van het kindgebonden budget voor het eerste kind, de hogere nominale premie voor de zorgverzekeringswet en de lagere pensioenpremie.

Tabel 41.2 Indicatoren operationele doelstelling 1: koopkrachteffecten (in %)

Actieven

Realisatie 2012

Raming 2012

Alleenverdiener met kinderen

   

modaal

– 2 ½

– 1 ½

2 x modaal

– 3

– 2

Tweeverdieners

   

modaal + ½ x modaal met kinderen

– 1

0

2 x modaal + ½ x modaal met kinderen

– 1 ¾

– ¾

modaal + modaal zonder kinderen

– 1

0

2 x modaal + modaal zonder kinderen

– 2

– 1

Alleenstaande

   

minimumloon

– 1 ¼

– ½

modaal

– 1 ¼

– ¼

2 x modaal

– 2 ½

– 1 ½

Alleenstaande ouder

   

minimumloon

– 1 ¾

– 1

modaal

– 1 ¼

– ¼

Inactieven

Realisatie 2012

Raming 2012

Sociale minima

   

paar met kinderen

– 2 ½

– 1 ½

alleenstaande

– 1 ¾

– 1 ¼

alleenstaande ouder

– 2

– 1 ¼

AOW (alleenstaand)

   

(alleen) AOW

– 1 ¼

– ½

AOW + € 10.000

– 1 ¼

– ¾

AOW (paar)

   

(alleen) AOW

– 1 ¾

– 1

AOW + € 10.000

– 1 ¾

– 1

Bron: SZW-berekeningen

2 In stand houden en verbeteren van financiële prikkels voor werkaanvaarding

Operationele doelstelling

Motivering

Bijdragen aan een activerend inkomensbeleid.

Doelbereiking

De realisatie van de armoedeval komt nagenoeg overeen met de geraamde cijfers.

Instrumenten

Zie de instrumenten die genoemd worden onder doelstelling 1.

Activiteiten

In de begroting voor 2012 zijn de beleidsmaatregelen voor 2012 opgenomen die invloed hebben op de financiële prikkels voor werkaanvaarding. Zie verder de beschrijving van de activiteiten die genoemd worden onder doelstelling 1.

Doelgroepen

Huishoudens die door een hogere arbeidsparticipatie hun inkomen kunnen verbeteren.

Realisatie meetbare gegevens

Tabel 41.3 presenteert indicatoren voor de ontwikkeling van de werkloosheidsval, de herintredersval en de deeltijdval. De werkloosheidsval geeft de inkomensvooruitgang aan bij het aanvaarden van werk vanuit een bijstandsuitkering. De herintredersval is de inkomensvooruitgang bij het aanvaarden van werk door de niet-werkende partner. De deeltijdval wordt gemeten als de inkomensvooruitgang bij één dag extra werken door de minstverdienende partner.

Tabel 41.3 Indicatoren operationele doelstelling 2 (in %)
 

Realisatie 2012

Raming 2012

Verschil

Werkloosheidsval

     

(inkomensvooruitgang bij aanvaarden werk in plaats van bijstand) 1

     

Aanvaarden werk op minimumloonniveau

     

Alleenverdiener met kinderen

3

3

0

Alleenstaande

14

14

0

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

– 5

– 5

0

Aanvaarden werk op 120% minimumloonniveau

     

Alleenverdiener met kinderen

4

4

0

Alleenstaande

22

22

0

Alleenstaande ouder (gaat 4 dagen werken)

3

4

– 1

Herintredersval

     

(inkomensvooruitgang bij 2½ dag werken door niet-werkende partner) 2

     

Hoofd minimumloon, partner minimumloonniveau

9

9

0

Hoofd 120% minimumloon, partner 120% minimumloonniveau

18

18

0

Deeltijdval minstverdienende partner

     

(inkomensvooruitgang bij 1 dag extra werken) 2

     

Hoofd minimumloon

     

Partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)

6

6

0

Partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)

5

5

0

Hoofd modaal

     

Partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (minimumloonniveau)

7

8

– 1

Partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (minimumloonniveau)

5

5

0

Partner gaat van 2 naar 3 dagen werk

(120% minimumloonniveau)

7

7

0

partner gaat van 3 naar 4 dagen werk

(120% minimumloonniveau)

6

7

– 1

partner gaat van 2 naar 3 dagen werk (modaal niveau)

11

11

0

partner gaat van 3 naar 4 dagen werk (modaal niveau)

6

7

– 1

Bron: SZW-berekeningen

1

Er wordt uitgegaan van een voltijdbaan (5 dagen), tenzij anders vermeld.

2

Er wordt uitgegaan van een huishouden met 2 kinderen tussen 6 en 11 jaar.

5

Tweede Kamer, 32 798, nr. 6.

Licence