Base description which applies to whole site

52 Kinderopvang

Artikel

Kinderopvang zorgt ervoor dat ouders arbeid en zorg beter kunnen combineren en draagt er samen met peuterspeelzaalwerk aan bij dat kinderen zich goed kunnen ontwikkelen, waardoor ze beter toegerust zijn op het primair onderwijs

Algemene doelstelling

Motivering

Ouders kunnen gebruik maken van dagopvang, buitenschoolse opvang of gastouderopvang. Om de financiële toegankelijkheid van de kinderopvang te garanderen geeft de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wet kinderopvang, WKO) werkende ouders recht op een inkomensafhankelijke bijdrage: de kinderopvangtoeslag. Daarnaast is goede kwaliteit van kinderopvang van belang, zodat ouders hun kind met een gerust hart naar de kinderopvang kunnen laten gaan. De Wet kinderopvang legt de voorwaarden voor een goed kwaliteitsniveau vast. Kwalitatief goede kinderopvang zorgt er voor dat kinderen in hun ontwikkeling worden gestimuleerd.

Doelbereik en maatschappelijke effecten

Kinderopvang voorziet in een behoefte en ondersteunt ouders bij de combinatie van arbeid en zorg.

In 2012 is de evaluatie kinderopvang gepubliceerd37. Uit deze evaluatie blijkt dat op basis van cijfers tot en met 2011 de financiële toegankelijkheid door de jaren heen is gewaarborgd. Ook passen volgens de evaluatie steeds meer vrouwen na het krijgen van hun eerste kind hun arbeidspatroon niet aan.

In 2012 is door betrokkenen in de kinderopvangsector een gezamenlijke kwaliteitsagenda opgesteld met onder andere als doel de taal- en interactievaardigheden bij de zittende medewerkers te versterken. Hiervoor is voor de komende jaren budget beschikbaar gesteld. Deze kwaliteitsagenda is in maart 2012 aan de Tweede Kamer gestuurd.

Het gebruik van kinderopvangtoeslag is in 2012 afgenomen. Het aantal gebruikte uren is meer afgenomen dan het aantal kinderen. De arbeidsparticipatie van moeders en vaders met jonge kinderen is over het geheel genomen ten opzichte van 2011 stabiel gebleven.

Externe factoren

Naast andere oorzaken heeft de economische crisis waarschijnlijk bijgedragen aan de daling in het gebruik van kinderopvang. De keuzemogelijkheid voor ouders is verbeterd o.a. doordat vraag en aanbod in de dagopvang en buitenschoolse opvang naar elkaar toe zijn gegroeid. De vraag is in 2012 gedaald, terwijl het aanbod in de dagopvang en buitenschoolse opvang nog is gestegen.

Realisatie meetbare gegevens

Tabel 52.1 Indicatoren algemene doelstelling
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Streven 2012

Percentage huishoudens, waarvan het jongste kind in de leeftijd van 0 tot 4 jaar is, waarbij beide ouders werken (ten minste 12 uur per week, inclusief eenoudergezinnen)

69

70

69

69

Percentage huishoudens, waarvan het jongste kind in de leeftijd van 4 tot 12 jaar is, waarbij beide ouders werken (ten minste 12 uur per week, inclusief eenoudergezinnen)

67

67

68

66

Bron: SZW-berekeningen op basis van CBS, EBB kernprogramma

Het percentage kinderen tot 4 jaar met kinderopvangtoeslag is in 2012 met 4 procentpunt gedaald ten opzichte van 2011. Hieraan kunnen meerdere oorzaken ten grondslag liggen, zoals ook beschreven bij externe factoren. Het percentage kinderen in de basisschoolleeftijd met kinderopvangtoeslag is in 2012 ongeveer gelijk gebleven ten opzichte van 2011.

Tabel 52.2 Kengetallen algemene doelstelling
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Percentage kinderen 0–4 jaar met kinderopvangtoeslag

52

52

48

Percentage kinderen 4–12 jaar met kinderopvangtoeslag

21

23

23

Bron: SZW-berekeningen op basis van informatie van CBS en Belastingdienst

Tabel 52.3 Kengetallen algemene doelstelling
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Gemiddelde wachttijden bij plaatsing dagopvang in dagen

106

49

Gemiddelde wachttijden bij plaatsing buitenschoolse opvang in dagen

76

44

Bron: ITS, Wachtlijsten en wachttijden kinderdagverblijven en buitenschoolse opvang

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 52.4 Begrotingsuitgaven artikel 52 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Begroting 2012

Verschil 2012

Verplichtingen

0

0

0

3.200.737

2.719.210

2.954.658

– 235.448

Uitgaven

0

0

0

3.208.977

2.723.087

2.961.078

– 237.991

               

Programma uitgaven

0

0

0

3.208.977

2.723.087

2.961.078

– 237.991

               

Operationele Doelstelling 1

             

Kinderopvangtoeslag

0

0

0

3.178.720

2.706.733

2.939.055

– 232.322

               

Operationele Doelstelling 2

             

Kinderopvang subsidies

0

0

0

15.881

8.492

12.940

– 4.448

Overig beleidsondersteunend

0

0

0

14.376

7.862

9.083

– 1.221

               

Ontvangsten

0

0

0

1.116.597

1.419.269

1.399.036

20.233

Ontvangsten algemeen

0

0

0

407.866

400.749

352.736

48.013

Werkgeversbijdrage kinderopvang

0

0

0

708.731

1.018.520

1.046.300

– 27.780

De uitgaven en ontvangsten Kinderopvang waren tot en met 2010 op de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap opgenomen.

Kinderopvangtoeslag

Toelichting

De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag zijn in 2012 € 232 miljoen lager uitgekomen dan in de begroting 2012 was voorzien. Hiervan is ca. € 222 miljoen te verklaren doordat het gebruik in 2012 fors lager is dan bij begroting 2012 geraamd. Mogelijke oorzaken van deze daling zijn een sneller optredend en/of hoger gedragseffect en de economische situatie in 2012. Hiernaast is de raming in 2012 al eerder op basis van realisatiegegevens in 2011 met € 8 miljoen naar beneden bijgesteld. Ten slotte is er € 1,6 miljoen naar de Belastingdienst overgeboekt voor een aanvulling op de uitvoeringskosten.

Subsidies

Het grootste deel van het budget voor subsidies is ingezet voor kwaliteitsverbetering van de kinderopvang. Daarvoor is in 2012 onder andere subsidie naar Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK) gegaan. Deze subsidie loopt van 2009 tot en met 2012. In 2012 zijn vier nieuwe subsidies verstrekt. Er is subsidie naar GGD Nederland gegaan in het kader van het landelijk coördinatiecentrum toezicht kwaliteit kinderopvang. GGD Nederland heeft een verbindende functie tussen het landelijk beleid en de lokale uitvoering van het toezicht op de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen conform de Wet kinderopvang. De Brancheorganisatie Kinderopvang heeft subsidie gekregen in het kader van het traject Transparantie in de kinderopvang. Er is in 2012 een meerjarige subsidie aan BOinK verleend voor de jaren 2012–2014. BOinK ondersteunt en versterkt de positie van ouders in de kinderopvang en voert in het kader daarvan diverse activiteiten uit. Ten slotte is in het jaar 2012 subsidie verstrekt aan de Nederlandse vereniging van toezichthouders in de kinderopvang voor de Implementatie van de governance code.

Vooruitlopend op het naar beneden bijgestelde budget in 2013, zijn de uitgaven in 2012 al naar een lager niveau gebracht. De uitgaven aan subsidies zijn € 4,4 miljoen lager dan bij begroting 2012 geraamd. Hiervan is 2,5 miljoen te verklaren door een budgettair neutrale schuif van subsidies naar beleidsondersteunende uitgaven. De lagere uitgaven van € 2 miljoen zijn gebleken uit uitvoeringsgegevens over 2012. Dit heeft onder andere te maken met een niet bestede reservering, die was opgenomen voor een subsidie naar aanleiding van de kwaliteitsagenda voor BKK. Hiernaast is er nog een wat kleinere mutatie als gevolg van een overboeking van € 0,4 miljoen naar het ministerie van OCW voor het Landelijk Steunpunt Brede Scholen en Kinderopvang.

Overig beleidsondersteunend

De uitgaven voor overige beleidsondersteunende activiteiten zijn € 1,2 miljoen lager dan bij de begroting 2012 werd verwacht. Ook hiervoor geldt dat de uitgaven naar beneden zijn bijgesteld, vooruitlopend op dat het totale budget in 2013 lager is dan in 2012. Aan het budget voor overig beleidsondersteunende uitgaven is € 2,5 miljoen toegevoegd door een budgettair neutrale schuif tussen subsidies en overig beleidsondersteunende uitgaven. Daar tegenover staat dat de uitgaven aan overige beleidsondersteunende activiteiten op basis van uitvoeringsgegevens over 2012 € 3 miljoen lager zijn dan geraamd. Dit heeft onder andere te maken met minder uitgaven in verband met de bouw van het landelijk register kinderopvang en peuterspeelzalen, het later uitvoeren van een aantal activiteiten ten behoeve van continue screening, minder uitgaven aan onderzoeken en het niet uitgeven van een aantal reserveringen voor diverse beleidsonderwerpen. De kosten van de wijziging van registratie van inhuur van externen zijn € 0,6 miljoen lager uitgevallen dan geraamd.

Ontvangsten

De ontvangsten algemeen zijn € 20 miljoen hoger dan geraamd. Dit komt voornamelijk door de doorwerking van de in 2011 hogere ontvangsten dan geraamd.

1 Kinderopvang is financieel toegankelijk voor werkende ouders

Operationele doelstelling

Motivering

Voor het verhogen van de arbeidsparticipatie is het van belang dat ouders geen onoverkomelijke financiële belemmeringen ervaren om gebruik te maken van kinderopvang.

Doelbereiking

De gemiddelde ouderbijdrage aan de kinderopvang was in 2012 33% (tot de maximum uurprijs). Deze bijdrage is sterk inkomensafhankelijk: lage inkomens dragen minder bij dan hogere inkomens, zodat kinderopvang voor iedereen financieel toegankelijk is.

Instrumenten

Kinderopvangtoeslag.

Activiteiten

Vanwege de structurele overschrijdingen op de kinderopvangtoeslag in de jaren voor 2011 zijn maatregelen getroffen om de kinderopvang financieel beheersbaar te houden:

  • De eerste en tweede kindtabel zijn in 2012 neerwaarts aangepast;

  • Ook is het recht op het aantal uren kinderopvangtoeslag voor werkenden gekoppeld aan het aantal gewerkte uren van de minst werkende ouder;

  • Hiernaast is de maximum uurprijs in 2012 niet geïndexeerd;

  • In de WKO is een evenredige tripartiete financiering van de kinderopvang beoogd. In 2012 is de premieopslag voor werkgevers daarom verhoogd naar 0,50% om werkgevers evenredig te laten bijdragen.

  • Ouders die beiden werken;

  • Alleenstaande ouders die werken;

  • Doelgroepouders, bijvoorbeeld ouders die studeren of deelnemen aan een traject om weer aan het werk te komen.

Doelgroepen

Realisatie meetbare gegevens

Deze operationele doelstelling kent geen indicator. Het beleid is erop gericht om ouders, die arbeid met zorg voor jonge kinderen willen combineren, te ondersteunen door de kinderopvang financieel toegankelijk te houden. Toegankelijkheid laat zich moeilijk kwantificeren. Daarnaast is de keuze voor de combinatie van arbeid en zorg ook afhankelijk van andere factoren.

Het totaal aantal huishoudens met kinderopvangtoeslag is in 2012 met 17.000 huishoudens (4%) gedaald. Bij huishoudens met een inkomen tot anderhalf maal modaal is sprake van een daling met 5.000 huishoudens (3%). Deze daling betreft voornamelijk het gebruik van dagopvang. De ouderbijdrage per kind is omhoog gegaan, vooral voor het tweede kind.

Tabel 52.5 Kengetallen operationele doelstelling 1
 

Realisatie 2010

Realisatie

2011

Realisatie 2012

Aantal huishoudens dat gebruik maakt van kinderopvang (x 1.000)

461

475

458

Aantal huishoudens tot anderhalf modaal dat gebruik maakt van kinderopvang (x 1.000)

188

186

181

Ouderbijdrage eerste kind (0–3 jaar) in € per uur voor gezinsinkomen:1

     

130% WML

0,45

0,71

0,82

1 1/2 x modaal

1,26

1,65

1,91

3 x modaal

3,38

4,13

4,24

Ouderbijdrage volgend kind (0–3 jaar) in € per uur voor gezinsinkomen:

     

130% WML

0,23

0,26

0,45

1 1/2 x modaal

0,33

0,39

0,78

3 x modaal

0,54

0,63

1,42

Bron: SZW-berekeningen op basis van gegevens Belastingdienst

1

Kosten van kinderopvang voor ouders tegen de maximum uurprijs en gegeven de toeslag die ouders ontvangen. De inkomensposities (130% WML, 1½ x modaal, 3 x modaal) zijn gebaseerd op de situatie in 2010. Voor de vergelijkbaarheid zijn de berekeningen voor 2011 en 2012 gebaseerd op dezelfde positie in de toeslagtabel.

2 Kinderopvang en peuterspeelzaalwerk zijn van goede kwaliteit, passend bij de leeftijd, mogelijkheden en behoeften van kinderen en ouders

Operationele doelstelling

Motivering

De kwaliteit van kinderopvang is van groot belang: ouders moeten hun kind met een gerust hart naar de kinderopvang laten gaan. Ondernemers zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de geboden kinderopvang. Deze moet verantwoord zijn en bijdragen aan de ontwikkeling van het kind. De minister is verantwoordelijk voor het gehele stelsel van de kinderopvang. In overleg met gemeenten worden afspraken gemaakt over toezicht en handhaving.

Doelbereiking

In 2012 is het stelsel verder verbeterd door uitbreiding van het Landelijk Register Kinderopvang met de registratie van peuterspeelzalen en verankering van de kwaliteitseisen in een algemene maatregel van bestuur en ministeriële regeling. Het toezicht op de kwaliteit is verbeterd door meer risicogestuurd toezicht, onaangekondigde inspecties en focus op de praktijk en pedagogische kwaliteit.

  • Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;

  • Regeling wet kinderopvang;

  • Besluit tegemoetkoming kosten kinderopvang;

  • Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

  • Beleidsregels werkwijze toezichthouder;

  • Model inspectierapporten (Toetsingskaders);

  • Besluit Registratie Kinderopvang;

  • Subsidieregelingen (o.a. Werken aan een excellente kinderopvang 2008–2012).

Instrumenten

Toezicht en Handhaving

Activiteiten

Het risicogestuurde toezicht wordt momenteel gemonitord en geëvalueerd en wordt op basis daarvan doorontwikkeld. Voor het toezicht op de pedagogische praktijk gebruiken inspecteurs sinds januari 2012 een nieuw observatie-instrument met een grotere focus op de pedagogische praktijk. Op de website van de Inspectie van het Onderwijs blijft een dynamische actuele lijst van gemeenten staan die hun wettelijke minimumeisen toezicht en handhaving kinderopvang voldoende dan wel onvoldoende naleven. Het Landelijk expertisecentrum bij de VNG is inmiddels operationeel en ondersteunt gemeenten juridisch in hun toezicht- en handhavingstaak.

Evaluatie Wet kinderopvang

De Evaluatie van de Wet kinderopvang is in het tweede kwartaal 2012 naar de Tweede Kamer gestuurd38. Deze evaluatie kijkt naar de effecten van de Wet kinderopvang over de periode 2005–2011. Voor deze evaluatie is gebruik gemaakt van al beschikbare gegevens en onderzoeken. Daarnaast is op een aantal punten specifiek onderzoek verricht ten behoeve van deze evaluatie, het gaat dan om onderzoeken op het vlak van toezicht en handhaving, ontwikkelingen in het peuterspeelzaalwerk en de gastouderopvang en het CPB-onderzoek naar het participatie-effect.

Kwaliteitsagenda kinderopvang

In 2012 hebben betrokkenen uit de kinderopvangsector een gezamenlijke kwaliteitsagenda opgesteld en naar de Tweede Kamer gestuurd39. De agenda bestaat uit verschillende acties die zijn belegd bij ondermeer de Brancheorganisatie kinderopvang, BOinK, GGD Nederland en Calibris. Het is de ambitie van alle betrokken partijen om met deze agenda de pedagogische kwaliteit op een hoger plan te brengen.

Dagarrangementen

In 2012 is de regeling «Experiment integraal dagarrangement» opengesteld. Drie samenwerkingsverbanden (onderwijs – opvang) hebben een aanvraag ingediend. Vanwege een te korte aanmeldingstijd konden de aanvragen niet voldoen aan de gestelde voorwaarden uit de regeling. De aanvragen zijn daarom afgewezen.

Bureau Kwaliteit Kinderopvang

In 2012 is via het programma «Excellente kinderopvang» van het Bureau Kwaliteit Kinderopvang de kwaliteit van medewerkers in de kinderopvang verbeterd. BKK ontving voor de jaren 2009 tot en met 2012 in totaal € 40 miljoen subsidie om gericht te werken aan verbetering van de vaardigheden van de pedagogisch medewerkers.

  • Ouders met kinderen in de opvang;

  • Gemeenten;

  • Kinderopvang- en peuterspeelzaalinstellingen.

Doelgroepen

Realisatie meetbare gegevens

Er zijn geen indicatoren op het vlak van kwaliteit, omdat het beleid gericht is op het gehele stelsel en het vormgeven van toezicht en handhaving, terwijl de inhoudelijke kwaliteit voornamelijk door de sector wordt bepaald. Omdat de kwaliteit van essentieel belang is voor ouders om hun kind met een gerust hart naar de kinderopvang te kunnen laten gaan, wordt de kwaliteit gevolgd met kengetallen.

Tabel 52.6 Kengetallen operationele doelstelling 2
 

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Oudertevredenheid met de algemene kwaliteit van kinderopvang1

7,9

8,0

Oudertevredenheid met de pedagogische kwaliteit van kinderopvang1

7,6

7,7

Pedagogische kwaliteit van de kinderopvang voor 0–4 jarigen2

Percentage nieuwe en jaarlijkse meldingsonderzoeken kinderopvang (toezicht) bij:3

       

• dagopvang

80

86

• buitenschoolse opvang

78

84

• gastouderopvang

76

Percentage peuterspeelzalen met minstens een op MBO-niveau geschoolde pedagogisch medewerker per groep4

Bronnen:

1 CBS, Monitor kinderopvang. De informatie komt tweejaarlijks beschikbaar.

2 Over dit kengetal zijn geen gegevens bekend.

3 Inspectie van het Onderwijs. Gegevens over 2011 zijn niet vergelijkbaar met de voorgaande jaren. Over 2012 zijn geen gegevens beschikbaar.

4 Regioplan, regelgeving en financiering kinderopvang en peuterspeelzalen; Sardes, Trends in en rondom het peuterspeelzaalwerk. Dit percentage lag in 2008 op 98%. Recentere gegevens zijn niet beschikbaar.

Tabel 52.7 Kengetallen operationele doelstelling 2
 

Realisatie 2007

Realisatie 2012

Pedagogisch medewerker/kind-ratio peuterspeelzalen

1 op 9,2

Bron: Regioplan, regelgeving en financiering kinderopvang en peuterspeelzalen. Realisatiecijfers zijn na 2007 niet meer gemeten. Dit kengetal wordt herzien om beter aan te sluiten bij de kengetallen over de kwaliteit van dagopvang en buitenschoolse opvang.

37

Tweede Kamer, 33 275, nr. 1.

38

Tweede Kamer, 33 275, nr. 1.

39

Tweede Kamer, 31 322, nr. 173.

Licence