De uitvoering van het voorgenomen beleid is in grote lijnen volgens plan verlopen. De crisis in Oekraïne en de toenemende destabilisatie in met name Syrië en Irak leidden tot veel extra onvoorziene werkzaamheden en inzet, en droegen ertoe bij dat de focus op veiligheidsgebied nog meer is komen te liggen op de schil van instabiliteit rond Europa.
Vanwege de crisis in Oekraïne spitste de discussie binnen de NAVO zich meer toe op de dreiging vanuit Rusland, en het belang van collectieve verdediging. Deze crisis heeft ook de relevantie van de OVSE weer doen toenemen. De focus van Buitenlandse Zaken, en van Nederland, is in 2014 sterk op politiek-militair terrein komen te liggen.
Vanwege deze verschuivingen op veiligheidsgebied heeft Nederland (vooraf onvoorziene) bijdragen moeten leveren aan de geruststellende maatregelen van de NAVO, de inspanningen van de OVSE en de strijd tegen ISIS. Ook bilateraal zijn extra inspanningen geleverd. De toename van internationale veiligheidsdreigingen vroeg veel van de relatief beperkte en in recente jaren teruggebrachte capaciteit van Buitenlandse Zaken, zowel op het departement als op de posten.
In 2014 bleek het Budget Internationale Veiligheid niet toereikend te zijn om, naast de lopende missies, ook een grote nieuwe missie te kunnen financieren. Voor de missie in Mali is daarom een bedrag van EUR 117,8 miljoen aan het BIV toegevoegd, bestaande uit de eindejaarsmarges van het Ministerie van Defensie (EUR 58,5 miljoen) en Buitenlandse Zaken (EUR 33,8 miljoen) en een kasschuif voor geraamde ontvangsten van de VN voor de bijdrage voor MINUSMA (EUR 25,5 miljoen).