Activa | Passiva | ||||
---|---|---|---|---|---|
2014 | 2013 | 2014 | 2013 | ||
Uitgaven ten laste van de begroting | 35.994.887 | 35.160.647 | Ontvangsten ten gunste van de begroting | 1.254.494 | 1.256.012 |
Liquide middelen | 336 | 333 | |||
Rekening-courant RHB | Rekening courant RHB | 34.739.984 | 33.907.202 | ||
Te verrekenen extern museaal aankoopfonds | 34.409 | 33.917 | Begrotingsreserve museaal aankoopfonds | 34.409 | 33.917 |
Rekening-courant risicopremie garantstelling | 5.876 | 5.876 | Reserve risicopremie garantstelling | 5.876 | 5.876 |
Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen) | 3.787 | 3.597 | Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intracomptabele schulden) | 4.532 | 1.363 |
Subtotaal | 36.039.295 | 35.204.370 | Subtotaal | 36.039.295 | 35.204.370 |
Openstaande rechten | 208.994 | 178.436 | Tegenrekening openstaande rechten | 208.994 | 178.436 |
Extra comptabele vorderingen | 23.010.522 | 21.313.716 | Tegenrekening extra comptabele vorderingen | 23.010.522 | 21.313.716 |
Tegenrekening extra comptabele schulden | Extra comptabele schulden | ||||
Voorschotten | 6.961.025 | 5.963.909 | Tegenrekening voorschotten | 6.961.025 | 5.963.909 |
Tegenrekening garantieverplichtingen | 2.639.134 | 2.575.680 | Garantieverplichtingen | 2.639.134 | 2.575.680 |
Tegenrekening openstaande verplichtingen | 26.074.954 | 25.753.393 | Openstaande verplichtingen | 26.074.954 | 25.753.393 |
Deelnemingen | Tegenrekening deelnemingen | ||||
Totaal | 94.933.924 | 90.989.504 | Totaal | 94.933.924 | 90.989.504 |
Toelichting:
Uitgaven/ontvangsten 2014
De uitgaven over 2014 zijn uitgekomen op € 35.994.887.272,88 en de ontvangsten op € 1.254.494.259,43. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 35.994.893.000,00 en de ontvangsten op € 1.254.495.000,00.
Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2014 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.
Liquide middelen
De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. De samenstelling is als volgt:
Openstaand per 31-12-2014 | Openstaand per 31-12-2013 | |
---|---|---|
Cultuurinstellingen | 336 | 333 |
Totaal | 336 | 333 |
Rekening-Courant RHB
Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.
Begrotingsreserve museaal aankoopfonds
In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.
In 2014 zijn er geen aankopen geweest.
Saldo 1 januari 2014 | 33.917 |
---|---|
Rentebijschrijving 2014 | 492 |
Bijdrage aankoop 2014 | 0 |
Saldo per 31 december 2014 | 34.409 |
Rekening-Courant museaal aankoopfonds
Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.
Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen
In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1%-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25%-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.
Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.
In 2014 is geen risicopremie ontvangen over het jaar 2014. Deze wordt pas in de loop van 2015 bijgeschreven.
Rekening courant risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen
Voor de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.
Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)
Openstaand per 31-12-2014 | |
---|---|
Te verrekenen personeel en voormalig personeel | 109 |
Dienst Uitvoering Onderwijs | 3.152 |
Overig | 526 |
Totaal | 3.787 |
De post uitgaven buiten begrotingsverband DUO bestaat voor € 3,1 miljoen uit deurwaarderskosten. Voor het overige gaat het om diverse andere posten als excasso’s OV-kaart, ten onrechte ontvangen middelen en dergelijke. Deze moeten nog verrekend worden met andere administraties of derden. De post overig bestaat voor € 0,4 miljoen uit nog te ontvangen Huurvergoedingen DUO en voor € 0,1 miljoen uit ten onrechte door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in rekening gebrachte ambassadekosten.
Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)
Openstaand per 31-12-2014 | |
---|---|
Codart | 3.531 |
Overig | 1.001 |
Totaal | 4.532 |
De post Codart betreft een door het Waarborgfonds gestort bedrag als zekerheid voor de aan Codarts verstrekte lening. Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU projecten (0,2 miljoen), legaten, fondsen (0,4 miljoen) en overige derden (0,4 miljoen).
Openstaande rechten
Openstaand per 31-12-2014 | |
---|---|
Lesgelden | 208.994 |
Totaal | 208.994 |
Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.
Extra comptabele vorderingen
De stand van de debiteuren per 31-12-2014 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:
Openstaand per 31-12-2014 | Openstaand per 31-12-2013 | ||
---|---|---|---|
01 | Primair onderwijs | 610 | 3.920 |
03 | Voortgezet onderwijs | 410 | 809 |
04 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 2.651 | 2.869 |
06 | Hoger beroepsonderwijs | 55 | 55 |
07 | Wetenschappelijk onderwijs | 0 | 53 |
08 | Internationaal beleid | 0 | 0 |
09 | Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 1.576 | 950 |
11 | Studiefinanciering | 22.977.401 | 21.274.011 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 5.939 | 7.563 |
13 | Lesgelden | 0 | 0 |
14 | Cultuur | 19.535 | 21.706 |
15 | Media | 0 | 0 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 58 | 0 |
25 | Emancipatie | 374 | 167 |
95 | Bestuursdepartement | 1.178 | 878 |
Lening Bonaire | 735 | 735 | |
Totaal | 23.010.522 | 21.313.716 |
De openstaande vorderingen studiefinanciering (beleidsartikel 11) betreffen de door de productgroep Studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs verstrekte leningen en voorschotten aan studenten ingevolge de oude regeling studiefinanciering en de nieuwe Wet studiefinanciering.
De verstrekte leningen en voorschotten aan studenten kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Openstaand per 31-12-2014 | Openstaand per 31-12-2013 | |
---|---|---|
Rentedragende leningen | 22.808.702 | 21.142.946 |
Renteloze voorschotten | 28.774 | 27.264 |
Overige vorderingen | 139.925 | 103.801 |
Totaal | 22.977.401 | 21.274.011 |
De specificatie van het verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten is als volgt:
Rentedragende Leningen | Openstaande Voorschotten | |
---|---|---|
Openstaande bedragen per 01-01-2014 | 21.142.946 | 27.264 |
Nieuw verstrekt, waaronder omzettingen | 2.610.435 | 8.143 |
Afgelost | – 638.884 | – 6.081 |
Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding | – 295.791 | – 542 |
Verrekeningen | – 10.004 | – 10 |
Totaal | 22.808.702 | 28.774 |
Voor de bedragen voor rentedragende leningen en renteloze voorschotten geldt de nominale waarde. De werkelijke waarde (uiteindelijk inbaar) hiervan wordt grotendeels beïnvloed door:
-
• de mate waarin de als voorlopige rentedragende leningen uitgekeerde studiefinanciering (prestatiebeurs) zullen worden omgezet in beurzen, vanwege het voldoen aan de eerstejaars prestatienorm en /of diploma norm;
-
• het sociaal risico bij (aflosbaar gestelde) langlopende leningen en renteloze voorschotten in verband met de wettelijk beperkte aflossingstermijnen;
-
• de mate waarin de achterstallige vorderingen studiefinanciering (achterstallig lager recht en aflosbaar gestelde leningen en voorschotten) uit het deurwaarderstraject geïnd kunnen worden.
De overige openstaande vorderingen (€ 33.121) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.
Voorschotten
De stand van de voorschotten per 31-12-2014 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:
Openstaand per 31-12-2014 | Openstaand per 31-12-2013 | ||
---|---|---|---|
01 | Primair onderwijs | 1.608.599 | 1.307.199 |
03 | Voortgezet onderwijs | 257.374 | 252.502 |
04 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 1.095.533 | 1.106.383 |
06 | Hoger beroepsonderwijs | 65.201 | 210.039 |
07 | Wetenschappelijk onderwijs | 134.421 | 124.414 |
08 | Internationaal beleid | 8.893 | 10.970 |
09 | Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 475.878 | 450.182 |
11 | Studiefinanciering | 1.225.200 | 916.000 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | ||
13 | Lesgelden | ||
14 | Cultuur | 897.617 | 545.006 |
15 | Media | 277.045 | 170.092 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 844.403 | 824.511 |
25 | Emancipatie | 24.088 | 21.759 |
95 | Bestuursdepartement | 46.773 | 24.852 |
Permanente voorschotten | |||
Totaal | 6.961.025 | 5.963.909 |
Het bedrag openstaande voorschotten bij Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoedingen 2014 en 2015 aan de OV-bedrijven.
De stand van de voorschotten per 31-12-2014 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:
Stand per 01-01-2014 | Verstrekt 2014 | Afgerekend 2014 | Stand per 31-12-2014 | |
---|---|---|---|---|
2001 | ||||
2002 | ||||
2003 | 1.340 | 1.340 | ||
2004 | 8.442 | 8.442 | ||
2005 | 19.414 | 2.969 | 16.445 | |
2006 | 91.846 | 24.999 | 66.847 | |
2007 | 205.076 | 27.816 | 177.260 | |
2008 | 184.732 | 39.613 | 145.119 | |
2009 | 360.274 | 138.815 | 221.459 | |
2010 | 563.510 | 263.504 | 300.006 | |
2011 | 787.984 | 212.123 | 575.861 | |
2012 | 1.343.585 | 398.978 | 944.607 | |
2013 | 2.397.706 | 811.529 | 1.586.177 | |
2014 | 0 | 2.917.462 | 2.917.462 | |
Totaal | 5.963.909 | 2.917.462 | 1.920.346 | 6.961.025 |
De forse stijging van de voorschotten (bijna 1 mrd) wordt veroorzaakt door de voorschotbetalingen uit hoofde van de regeling Onderwijsachterstandenbeleid; de voorschotten Cultuurnota en het fors hogere bedrag 1e voorschot 2015 aan de OV-bedrijven.
Van een achterstand in de afrekening van de oude jaargangen voorschotten is geen sprake, omdat deze vooral betrekking hebben op langlopende projecten op de verschillende beleidsterreinen. In 2014 is een gerichte actie uitgevoerd om openstaande voorschotten af te wikkelen.
Garantieverplichtingen
In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2014 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2013:
Openstaand per 31-12-2014 | Openstaand per 31-12-2013 | |
---|---|---|
Bouwleningen aan academische ziekenhuizen | 239.716 | 253.390 |
Bouwleningen aan scholen en instellingen vo | 0 | 30 |
Garanties Cultuur | 602.398 | 512.945 |
Garantie Vervangingsfonds | 23.000 | 23.000 |
Garantie Participatiefonds | 7.000 | 7.000 |
Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid | 26.803 | 27.569 |
Garanties Wetenschappelijk Onderwijs | 263.579 | 273.852 |
Garanties Hoger beroepsonderwijs | 614.510 | 609.958 |
Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 544.355 | 550.529 |
Garanties Voortgezet onderwijs | 242.422 | 242.707 |
Garanties Primair onderwijs | 75.351 | 74.700 |
Totaal | 2.639.134 | 2.575.680 |
Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.
De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 602,4 miljoen. Hiervan is € 247,9 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 351,0 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling (inclusief 4-maandsrisico). Voorts is er een kredietgarantie verleend ad € 3,5 miljoen aan de Stichting Nederlands Letterenfonds.
De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.
De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 26,8 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.
De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneductie (€ 544,4 miljoen), het hoger beroepsonderwijs (€ 614,5 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 242,4 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 263,6) en het Primair Onderwijs (€ 75,4 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.
De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:
Stand 1 januari 2014 | 2.575.680 |
---|---|
Bij: Aangegane verplichtingen 2014 | 567.284 |
Af: Afgelopen garantie 2014 | 475.839 |
Af: Verrichte betalingen 2014 | 0 |
Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2014 | 27.991 |
Stand 31 december 2014 | 2.639.134 |
Openstaande verplichtingen
De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:
Stand 1 januari 2014 | 25.753.393 |
---|---|
Bij: correcties op de beginstand | |
Gecorrigeerde stand 1 januari 2014 | 25.753.393 |
Bij: aangegaan in 2014 | 36.883.732 |
Waarvan garantieverplichtingen | 567.284 |
Totaal aangegaan in 2014 | 36.316.448 |
Af: Tot betaling gekomen in 2014 | 35.994.887 |
Stand 31 december 2014 | 26.074.954 |
De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2014 is hieronder opgenomen.
01 | Primair onderwijs | 5.423.277 |
03 | Voortgezet onderwijs | 6.740.162 |
04 | Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie | 3.486.605 |
06 | Hoger beroepsonderwijs | 2.731.203 |
07 | Wetenschappelijk onderwijs | 4.173.517 |
08 | Internationaal beleid | 5.726 |
09 | Arbeidsmarkt en personeelsbeleid | 93.277 |
11 | Studiefinanciering | 0 |
12 | Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten | 0 |
13 | Lesgelden | |
14 | Cultuur | 1.331.168 |
15 | Media | 816.784 |
16 | Onderzoek en wetenschapsbeleid | 1.259.945 |
25 | Emancipatie | 13.290 |
95 | Bestuursdepartement | 0 |
Totaal | 26.074.954 |
Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen
Op 3 november 2012 is voor de jaren 2013 tot en met 2016 de prestatiebekostiging voor de hogescholen en universiteiten toegekend. Naar de stand ultimo 2014 zijn de verplichtingen tot en met 2015 vastgelegd. Die voor het jaar 2016 nog niet, de totale verplichting voor de prestatiebekostiging voor dat jaar bedraagt voor de hogescholen € 184 miljoen en voor de universiteiten € 141 miljoen.
Op 13 mei 2013 is het Techniekpact 2020 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs en het bedrijfsleven. Onderdeel van het techniekpact is het regionale investeringsfonds mbo. Hiermee is totaal een bedrag beschikbaar van € 100 miljoen voor de jaren 2014 t/m 2017. Van dit bedrag is ultimo 2014 voor het jaar 2014 al een bedrag van € 25 miljoen juridisch verplicht, voor de jaren 2015 t/m 2017 moet nog een bedrag van € 75 miljoen juridisch verplicht worden.
Op 19 september 2013 is een Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) gesloten met de partijen in de Stichting van het Onderwijs. Aan deze verplichtingen zitten condities vast zoals het afsluiten van sectorakkoorden en cao’s met de verschillende onderwijssectoren.
Op 17 april 2014 is het Sectorakkoord VO 2014 – 2017 met de VO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2015 een bedrag van € 238 miljoen voor het voortgezet onderwijs beschikbaar, oplopend tot structureel € 369 miljoen in 2018 en volgende jaren. Deze bedragen waren ultimo 2014 nog niet juridisch verplicht, en zijn daarmee niet in de saldibalans opgenomen.
Op 11 juli 2014 is het Bestuursakkoord MBO 2015–2019 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs. Dit bestuursakkoord bouwt voort op verschillende akkoorden namelijk het Regeerakkoord «Bruggen Slaan», het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015», het Nationale Onderwijsakkoord, bestuursakkoord Professionalisering mbo (2011) en addendum (2012), Lerarenagenda 2013–2020 en het Nationaal Techniekpact 2020. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de regeling kwaliteitsafspraken. Hiermee is een bedrag beschikbaar van € 231 miljoen in 2015, € 322 miljoen in 2016 en € 400 miljoen vanaf 2017. Dit betekent totaal € 1,353 miljard in de jaren 2015–2018.
Van dit bedrag is ultimo 2014 voor de jaren 2015 t/m 2017 al een bedrag van € 118 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 1,235 miljard is in de jaren 2015–2018 bestuurlijk verplicht.
Op 26 november 2014 is het Bestuursakkoord PO 2014 – 2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2015 een extra bedrag van € 141 miljoen voor het primair onderwijs beschikbaar, oplopend tot structureel € 286 miljoen in 2018 en volgende jaren. Deze bedragen waren ultimo 2014 nog niet juridisch verplicht, en zijn daarmee niet in de saldibalans opgenomen.