Base description which applies to whole site

3.3 Economische ontwikkeling en koopkracht 2014

Begin 2013 waren de economische ontwikkelingen niet rooskleurig; de verwachtingen voor de economische groei werden fors neerwaarts bijgesteld. De jaren 2012 en 2013 waren jaren van een forse krimp. Bij het opstellen van de begroting voor 2014 werd voor het eerst weer uitgegaan van een voorzichtig herstel met een economische groei van ½%. De werkloosheid steeg van 4½% in 2011 naar 7% in 2013 en naar verwachting 7½% in 2014. Ook al was er vanaf begin 2014 sprake van een voorzichtig herstel, de werkloosheid bleef in de verwachtingen voor 2014 iets toenemen aangezien de werkloosheid vertraagd reageert. De werkloosheid bevindt zich op een hoog niveau en het streven naar het verminderen van de werkloosheid blijft een belangrijke opdracht van het kabinet. Het hebben van werk is voor mensen meer dan het hebben van een inkomen. Werk biedt immers ook een sociaal netwerk, zelfvertrouwen en mogelijkheden tot zelfontplooiing.

De economische ontwikkelingen en de werkgelegenheidsgroei vielen bij de uitvoering van de begroting 2014 mee. De economische groei werd opwaarts bijgesteld van ½% tot 0,8% en de werkgelegenheid werd opwaarts bijgesteld van een krimp van – ¾% naar een groei met 0,4%. De werkloosheid steeg minder dan bij de opstelling van de begroting was verwacht en werd neerwaarts bijgesteld tot 6,8%. Door de meevallende werkloosheid vielen ook de overheidsuitgaven aan de werkloosheid mee. Deze meevallers zijn verwerkt in een lager uitgavenkader sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA). Dit kader komt, na de opwaartse bijstelling van het kader van begin 2013, nu weer globaal overeen met de ramingen bij de start van het kabinet Rutte/Asscher (zie bijlage 1).

Bij de begrotingsvoorbereiding (MEV 2014) werd nog een daling van de mediane koopkracht verwacht van ½% in 2014. Dit werd indertijd verklaard doordat werkenden naar verwachting te maken zouden krijgen met een daling van het reële loon, omdat de contractloonstijging achter zou blijven bij de inflatie. Uiteindelijk zijn zowel de contractloonstijging als de inflatie neerwaarts bijgesteld met als uitkomst een neutrale reële loonontwikkeling. De uiteindelijke koopkrachtverbetering ten opzichte van 2013 is uitgekomen op 1,4%, mede door de afspraken uit het begrotingsakkoord 2014 (o.a. de tijdelijke verlaging van het tarief in de eerste schijf, een hogere kinderopvangtoeslag en het handhaven van de leeftijdsdifferentiatie in de kinderbijslag). Ten slotte is de koopkracht hoger uitgekomen dan verwacht door de lagere vaststelling van de nominale premies Zvw door de zorgverzekeraars.

Tabel 3.1 Kerncijfers 2014: raming MEV 2014 versus realisatie CEP 2015
 

Raming

MEV 2014

Realisatie

CEP 2015

Economische groei (in %)

0,5

0,8

     

Werkgelegenheid in arbeidsjaren, marktsector (mutatie in %)

– 0,75

0,4

Werkloosheid (*1.000, internationale definitie)

685

6091

Werkloosheid (in % van de beroepsbevolking, internationale definitie)

7,5

6,81

     

Contractloon marktsector (in %)

1,5

1,1

Consumentenprijsindex (in %)

2

0,3

Koopkracht, mediaan, alle huishoudens (in %)

– 0,5

1,4

     

EMU-saldo (in % bbp)

– 3,3

– 2,6

EMU-schuld (in % bbp)

76,3

69,0

1

Voor de vergelijkbaarheid met de raming uit de MEV 2014 exclusief de revisie van de uitvraagmethode EBB.

Licence