Base description which applies to whole site

2. Bijstand, Toeslagenwet en Sociale Werkvoorziening

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat echt nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaalzekerheidsstelsel dat mensen enerzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is, en dat hen anderzijds prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie te bieden. Ook faciliteert de overheid via de sociale werkvoorziening de arbeidsparticipatie van mensen die uitsluitend onder aangepaste omstandigheden tot regelmatige arbeid in staat zijn. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er in de vormgeving naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister stimuleert het vinden van werk met het verstrekken van het participatiebudget aan gemeenten (vanaf 2015 onderdeel van de integratie-uitkering Gemeentefonds). De Minister financiert de inkomensondersteuning met uitkeringsregelingen. De Minister14 is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening vanuit de WWB, IOAW, IOAZ en Bbz;

  • Het houden van systeemtoezicht;

  • Het verdelen van een taakstellend aantal Wsw-arbeidsplaatsen en bijbehorende middelen onder gemeenten voor de uitvoering van de Wsw en het bevorderen van uitstroom naar werk;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen over gemeenten voor de Wet participatiebudget;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet gerealiseerde plekken in de Wsw;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaats vindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget vast om de WWB-uitkeringen te betalen. Dit budget wordt in 2014, evenals het participatiebudget en het Wsw-budget, zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld. Het Rijk houdt systeemtoezicht. Bij ernstige tekortkomingen in de gemeentelijke uitvoering van de WWB kan het Rijk aanwijzingen geven aan gemeenten over de uitvoering van de WWB of ingrijpen in de uitvoeringsorganisatie.

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de WWB, de Wet participatiebudget, de Wsw en aan genoemde wetten verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn daarnaast verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving door personen die een beroep doen op deze wetten.

Beleidsconclusies

Het in de begroting 2014 voorgenomen beleid voor 2014 is gerealiseerd of ligt op schema (waaronder de Participatiewet 15). Het kabinet heeft uitvoering gegeven aan een belangrijk deel van de afspraken uit het regeerakkoord en uit het sociaal akkoord van 2013. In 2014 is het onderzoek «De doorwerking van de financiële prikkel van de WWB binnen gemeenten» afgerond en zijn de resultaten aan de Tweede Kamer aangeboden16. Geconcludeerd wordt dat een effectieve doorwerking van de prikkels afhankelijk is van de interne organisatie van de gemeente en de keuzes die aldus worden gemaakt. De gemeente heeft meer aandacht voor de uitvoering als er een tekort ontstaat op de uitgaven aan bijstand. Het kabinet heeft afgezien van het aanpassen van de alimentatieregels en heeft de verbetering van de prikkelwerking van de WWB uitgesteld tot 2016. Dit is reeds toegelicht in de SZW-begroting 2015.

Ten opzichte van de begroting 2014 zijn de gerealiseerde uitgaven aan de Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorziening Gemeenten € 490 miljoen en aan de subsidies € 207 miljoen lager uitgekomen. Zie voor een toelichting op de budgettaire ontwikkeling van deze instrumenten de onderdelen A1 en C.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

artikelonderdeel

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Verplichtingen

10.660.968

6.333.698

10.578.380

– 4.244.682

waarvan garantieverplichtingen

– 125

– 617

Uitgaven

9.272.242

8.983.232

9.146.831

9.751.058

9.732.855

10.578.354

– 845.499

               

Inkomensoverdrachten

9.219.279

8.931.026

9.137.711

9.741.716

9.653.128

10.194.899

– 541.771

Bundeling Uitkeringen

4.103.795

4.093.690

4.981.875

5.667.195

5.736.429

6.226.760

– 490.331

Inkomensvoorzieningen

             

Gemeenten (BUIG)

             

Bijstand zelfstandigen

117.471

145.448

90.886

70.952

66.216

51.362

14.854

Participatiebudget

1.895.596

1.698.565

994.553

865.936

694.832

689.425

5.407

WSW

2.476.792

2.341.807

2.371.638

2.381.490

2.389.997

2.382.220

7.777

TW

418.894

425.875

482.882

540.135

555.000

542.526

12.474

AIO

205.231

222.916

213.000

213.450

208.000

229.547

– 21.547

Bijstand buitenland

1.500

1.657

1.723

1.600

1.400

1.600

– 200

Eenmalige uitkering koopkrachtpakket

0

70.000

– 70.000

Repatriëringsregeling

5

0

5

Onderstand (Caribisch Nederland)

0

819

743

958

1.249

999

250

Re-integratie (Caribisch Nederland)

0

249

411

0

0

460

– 460

               

Garanties

197

387

1.005

928

0

480

– 480

Garanties

197

387

1.005

928

0

480

– 480

               

Subsidies

0

0

0

4.408

77.047

283.900

– 206.853

Subsidies

0

0

0

4.408

77.047

283.900

– 206.853

               

Opdrachten

52.464

51.515

7.811

3.702

2.376

98.771

– 96.395

Opdrachten

52.464

51.515

7.811

3.702

2.376

98.771

– 96.395

               

Bekostiging

302

304

304

304

304

304

0

Bekostiging

302

304

304

304

304

304

0

               

Ontvangsten

1.088.423

1.035.542

337.745

111.947

106.277

53.853

52.424

Tot en met 2012 was sprake van een andere begrotingsstructuur. De toenmalige post «Bijstand overig» is nu opgenomen in het WWB-inkomensdeel, omdat deze post in de nieuwe begrotingsstructuur niet bestaat.

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten (BUIG)

Tabel 2.2 Extracomptabel overzicht BUIG (x € 1.000)
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

BUIG

4.964.814 1

5.667.195

5.736.429

6.226.760

– 490.331

           

WWB-inkomensdeel

4.770.157

5.425.510

5.468.713

5.969.081

– 500.368

IOAW

143.199

189.116

212.997

204.707

8.290

IOAZ

22.932

24.168

25.201

24.572

629

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

28.526

28.400

29.518

28.400

1.118

1

Tot en met 2012 was sprake van een andere begrotingsstructuur. De uitgaven WWIK in 2012 van ruim € 17 miljoen zijn in tabel 2.1 in 2012 opgenomen als onderdeel van uitgaven BUIG. De WWIK is per 1 januari 2012 afgeschaft. De uitgaven WWIK in 2012 betroffen een overgangsregeling en zijn niet in tabel 2.2 opgenomen.

Wet werk en bijstand (WWB)

De WWB voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. De WWB bestond in 2014 uit een inkomensdeel en een werkdeel. Het inkomensdeel maakt onderdeel uit van het gebundelde budget BUIG (zie tabel 2.2). Hieruit worden de bijstanduitkeringen betaald. Het werkdeel maakt onderdeel uit van het participatiebudget (zie tabel 2.7). Hieruit wordt de re-integratieondersteuning betaald.

Budgettaire ontwikkelingen

Ten opzichte van de begroting 2014 zijn de gerealiseerde uitgaven aan het WWB-inkomensdeel € 500 miljoen lager uitgekomen. De belangrijkste oorzaak is de meevallende economische ontwikkeling ten opzichte van de eerdere verwachting, welke heeft geleid tot minder bijstandsuitkeringen (€ 531 miljoen). Daarnaast zijn de uitgaven opwaarts aangepast voor de doorwerking van de gestegen lonen en pijzen (€ 13 miljoen) en voor rijksbeleid (€ 17 miljoen), met name door aanpassingen van het inmiddels aangenomen wetsvoorstel Wet maatregelen Wet werk en bijstand en enkele andere wetten. Op basis van nieuwe inzichten in de toe- en afgewezen verzoeken om aanvullende uitkering is, in plaats van de in de begroting opgenomen uitname van € 28 miljoen, uiteindelijk € 27 miljoen van het macrobudget gebruikt voor de in 2014 uitgekeerde meerjarige en incidentele aanvullende uitkeringen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de WWB is onder invloed van meevallende economische ontwikkeling ten opzichte van de eerdere verwachting gedaald.

Tabel 2.3 Kerncijfers WWB1
 

Realisatie 20122

Realisatie 2013

Realisatie 20143

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume WWB (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

319

347

371

393

– 23

Volume WWB (x 1.000 huishoudens, ultimo)

325

359

377

4

• waarvan verblijfsduur <1 jaar

70

98

98

4

• waarvan verblijfsduur 1–5 jaar

138

150

162

4

• waarvan verblijfsduur >5 jaar

118

111

117

4

Instroom WWB (x 1.000 huishoudens) 5

112

143

1396

4

Uitstroom WWB (x 1.000 huishoudens)5

97

111

1206

4

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

De volumestatistieken tot en met 2012 wijken af van latere jaren. Dit komt doordat het CBS de volumestatistieken niet meer op registratiebasis publiceert, maar op transactiebasis.

3

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2014 zijn geraamde transactiescijfers.

4

Dit cijfer wordt niet geraamd.

5

Cijfers realisatie 2012 en 2013 zijn aangepast en zijn nu exclusief AIO.

6

4e kwartaal betreft raming CBS.

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is verdubbeld, het gemiddelde benadelingsbedrag is met 35% toegenomen tot ruim € 5.600.

Tabel 2.4 Kerncijfers WWB (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

71

2

80

Kennis van de verplichtingen (%)

90

2

88

Opsporing3

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

16

4,9

11

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

66

20

62

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014».

2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

3

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek. Vanwege de inwerkingtreding van de Fraudewet is de wijze van meten van deze kerncijfers met ingang van 2013 gewijzigd.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Werkloze ouderen, die vaak spaargeld en/of vermogen in een eigen huis hebben, hoeven hierdoor geen beroep te doen op de WWB en dus ook hun eigen vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige omdat de inkomsten daaruit onvoldoende zijn. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en IOAZ zijn samen € 9 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in de begroting nog onvoldoende rekening gehouden was met de oplopende werkloosheid en het daaruit volgende toegenomen beroep op deze wetten (€ 8 miljoen). De uitgaven zijn ook hoger door de aanpassing van de uitkeringen aan de loon- en prijsstijging (€ 1 miljoen).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.5 Kerncijfers IOAW en IOAZ 1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 20142

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

10

13

16

14

1

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,4

1,5

1,7

1,5

0,2

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2014 zijn geraamde transactiescijfers.

A2. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen – onder voorwaarden – voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden te starten dan wel voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt als krediet voor bedrijfskapitaal of voor gevestigde ondernemers om te voorzien in de kosten van levensonderhoud.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn € 15 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De bijstanduitgaven aan zelfstandigen kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. De ene gemeente krijgt daardoor te veel bevoorschot en de ander te weinig; zie ook onder F. Ontvangsten. Per saldo is door de gemeenten samen ongeveer het begrote bedrag uitgegeven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.6 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 20142

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

3,6

4,1

4,1

3,6

0,5

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2014 zijn geraamde transactiescijfers.

A3. Participatiebudget

In het participatiebudget voor 2014 zijn het re-integratiebudget (Ministerie van SZW) en het budget voor volwasseneneducatie (Ministerie van OCW) samengevoegd. Met de overkomst van de inburgeringsmiddelen van het Ministerie van BZK naar SZW per 2013 zijn deze middelen als SZW-middelen in onderstaande tabel opgenomen. 2013 is tevens het laatste jaar waarvoor inburgeringmiddelen zijn toegekend. Het participatiebudget wordt jaarlijks volgens een objectieve verdeelsystematiek over de gemeenten verdeeld. 2014 is het laatste jaar dat het participatiebudget is verdeeld. Vanaf 2015 zijn de SZW-middelen uit het participatiebudget opgenomen in een integratie-uitkering Gemeentefonds in het kader van de decentralisaties sociaal domein.

Tabel 2.7 Extracomptabel overzicht participatiebudget (x € 1.000)
 

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Participatiebudget

1.895.596

1.698.565

994.553

865.936

694.832

689.425

5.407

Re-integratie SZW

1.442.555

1.335.901

722.944

812.583

640.948

636.072

4.876

BZK

302.608

246.813

160.005

0

0

0

0

OCW

150.433

115.851

111.604

53.353

53.884

53.353

531

Budgettaire ontwikkelingen

De verschillen tussen de begrote en de gerealiseerde uitgaven vloeien voort uit aanpassing voor gestegen lonen en prijzen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.8 Kerncijfers re-integratie 1 , 2
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

20143

Aantal door bijstandsontvangers/niet-uitkeringsgerechtigden gestarte banen na re-integratie (x 1.000)

62

56

25

1

CBS, uitstroom na re-integratie.

2

Met ingang van 2014 zijn de reeksen «Trajecten beëindigd in verslagperiode» en «Trajecten lopend aan einde verslagperiode» beëindigd, omdat gemeenten vanaf 2013 voorzieningen registreren in plaats van trajecten. Deze reeksen zijn daarom niet opgenomen in tabel 2.8.

3

Het cijfer van 2014 is niet goed vergelijkbaar met eerdere jaren. Het cijfer betreft de 1e twee kwartalen van 2014 en de populatieafbakening is gewijzigd.

A4. Wet sociale werkvoorziening (Wsw)

De Wsw heeft tot doel het scheppen van aangepaste werkgelegenheid voor personen die wel graag willen werken, maar dit niet onder normale arbeidsomstandigheden kunnen doen. De Wsw biedt zowel de mogelijkheid tot werken in een beschutte omgeving als tot begeleid werken bij reguliere werkgevers.

Budgettaire ontwikkelingen

Het verschil tussen de begrote en de gerealiseerde uitgaven vloeit voort uit aanpassing voor gestegen lonen en prijzen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Er zijn geen opmerkelijke ontwikkelingen behoudens een verdere afname van de wachtlijst. Reden hiervoor is dat er vooruitlopend op de Participatiewet steeds minder nieuwe indicaties afgegeven worden.

Tabel 2.9 Kerncijfers Wsw1
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

20142

Werknemersbestand (x 1.000 personen, per ultimo)

102

102

103

Wachtlijst (x 1.000 personen, per ultimo)

16

13

11

Gemiddelde verblijfsduur op de wachtlijst ultimo kalenderjaar (maanden)

23

24

23

Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

27

30

30

Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen (%)

6,2

6,2

6,4

1

Research voor Beleid, Wsw-statistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers.

A5. Toeslagenwet (TW)

De TW vult sociale verzekeringsuitkeringen aan tot het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (excl. TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven is in overeenstemming met de begroting. Het verschil vloeit voort uit aanpassing voor gestegen lonen en prijzen.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddeld jaarvolume van de TW is in 2014 met 6.000 uitkeringsjaren gestegen. De toename is het gevolg van de stijging in het uitkeringsvolume WIA en WW en de doorwerking hiervan op het volume van de TW. De gemiddelde toeslag is in 2014 ten opzichte van 2013 vrijwel gelijk gebleven.

Het jaarvolume 2014 wijkt nauwelijks af van de raming in de begroting. De gemiddelde toeslag ligt ongeveer 5% hoger dan bij de begroting geraamd. Dit verschil wordt deels veroorzaakt door compensatie voor gestegen lonen en prijzen. Daarnaast wordt het verschil veroorzaakt door een groter aandeel in de TW-uitkeringen dan geraamd van de duurdere WIA-uitkeringen.

Tabel 2.10 Kerncijfers TW1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

189

200

206

203

3

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.560

2.700

2.694

2.557

137

1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

Omdat de TW een aantal sociale uitkeringen aanvult tot het relevante sociaal minimum kent deze wet geen specifieke verplichtingen. De verplichtingen waaraan uitkeringsgerechtigden zich dienen te houden zijn opgenomen in de moederwetten.

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is met circa 100 toegenomen, terwijl het gemiddelde benadelingsbedrag is afgenomen tot € 2.800.

Tabel 2.11 Kerncijfers TW (fraude en handhaving) 1
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Opsporing

     

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,0

2,5

2,6

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

4,8

9,1

7,2

1

UWV, jaarverslag.

A6. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op bijstand. Deze aanvullende bijstand heet AIO en kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven voor de AIO zijn € 21,5 miljoen lager dan begroot. Dit wordt ten eerste verklaard doordat de maatregel «MKOB uit de middelentoets AIO» met een half jaar is uitgesteld tot 1 januari 2015. De uitgaven in 2014 zijn hierdoor € 8 miljoen lager uitgekomen. Daarnaast is zowel het volume als de gemiddelde hoogte van de AIO lager uitgekomen dan verwacht. Verder is € 4 miljoen aan de SVB verstrekt in het kader van de eenmalige uitkering koopkrachtpakket (zie ook onder A8 van dit artikel).

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.12 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 20142

Begroting 2014

Verschil 2014

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

40

39

40

46

– 6

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2014 zijn geraamde transactiescijfers.

Handhaving

Het aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling is met circa 100 toegenomen, terwijl het gemiddelde benadelingsbedrag is afgenomen tot € 6.800.

Tabel 2.13 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie

2012

Realisatie

2013

Realisatie

2014

Preventie1

     

Gepercipieerde detectiekans (%)

57

2

73

Kennis van de verplichtingen (%)

92

2

84

Opsporing3

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

<0,1

0,2

0,3

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

1,4

1,9

1,7

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2014».

2

Cijfers voor 2013 zijn niet beschikbaar.

3

SVB, jaarverslag.

A7. Bijstand Buitenland

Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe rechthebbenden.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie van de uitgaven is € 200.000 lager dan begroot als gevolg van een lager voorschot aan de uitvoerders.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.14 Kerncijfers Bijstand Buitenland 1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,2

0,2

0

1

SVB, jaarverslag.

A8. Eenmalige uitkering koopkrachtpakket

In 2014 werd € 70 miljoen ingezet voor een eenmalige uitkering voor mensen met een inkomen tot 110% sociaal minimum, dit is inclusief uitvoeringskosten. De regeling werd uitgevoerd door gemeenten en de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven op de SZW-begroting zijn nihil, omdat voor de uitvoering door gemeenten een bedrag van € 66 miljoen is overgeheveld naar het Gemeentefonds en voor de uitvoering door de SVB een bedrag van € 4 miljoen is overgeheveld naar het onderdeel A6 Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen van dit artikel.

A9. Repatriëringsregelingen

Aan de repatriëring van Nederlanders uit Zuid Soedan is in 2014 ongeveer € 5.000 besteed. Dit instrument was niet opgenomen in de begroting 2014.

A10. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning op grond van de Onderstand en waar nodig re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De realisatie onderstand is € 0,25 miljoen hoger dan begroot. Dit hangt samen met een hoger uitkeringsvolume dan geraamd en is een gevolg van het langer doorlopen van de uitkeringen door de verhoging van de AOV-gerechtigde leeftijd en door armoedebestrijding gericht op het tegengaan van niet-gebruik. Het voor re-integratie begrote bedrag van € 0,46 miljoen is overgeheveld naar het Ministerie van BZK als SZW-bijdrage in de totale kosten van het project Integrale aanpak Caribisch Nederland.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 2.15 Kerncijfers Caribisch Nederland 1
 

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Begroting 2014

Verschil 2014

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,3

0,3

0,4

0,3

0,1

1

SZW-unit RCN.

B. Garanties

Dit betreft de garantstelling voor de borgstellingsregeling (pilot zelfstandigenbeleid), waarvan de toegang al jaren geleden is gesloten. In 2014 zijn hiervoor geen uitgaven gedaan.

C. Subsidies

Er is ongeveer € 207 miljoen minder uitgegeven dan begroot. Via de 1e suppletoire begrotingswet 2014 is € 10 miljoen voor sectorplannen toegevoegd. Om aan te sluiten bij het ritme van de financiering van de sectorplannen is bij de 2e suppletoire begroting een budgettair neutrale kasschuif naar latere jaren verwerkt van € 176 miljoen. De onderuitputting ten opzichte van de 2e suppletoire begroting 2014 bedraagt ongeveer € 44 miljoen. Dit komt doordat een deel van de verplichtingen aan het eind van het jaar is vastgelegd en nog niet tot een eerste voorschot heeft kunnen leiden. Daarnaast heeft een aantal aanvragers, tegen de verwachting in, afgezien van een eerste voorschot. Ten slotte is aan een aantal aanvragers, vanwege vertragingen in de uitvoering, nog geen eerste of tweede voorschot verstrekt.

Ook zijn er uitgaven gedaan voor armoede- en schuldenbeleid, waarvan het budget is overgeheveld uit Opdrachten (zie ook onder D).

D. Opdrachten

Er is ruim € 96 miljoen minder uitgegeven dan begroot. De belangrijkste oorzaak betreft de overheveling naar het Gemeentefonds van € 70 miljoen voor intensivering armoede- en schuldenbeleid. Voorts hebben voor een bedrag van € 17 miljoen budgettair neutrale herschikkingen (waaronder voor armoede- en schuldenbeleid) binnen de SZW-begroting plaatsgevonden. Voor € 3 miljoen hebben diverse overboekingen plaatsgevonden, waaronder naar het Ministerie van OCW voor het Jeugdcultuurfonds, en is ruim € 5 miljoen niet tot besteding gekomen vanwege onder meer vertraging in projecten.

E. Bekostiging

De realisatie van de uitgaven is in overeenstemming met de begroting.

F. Ontvangsten

De ontvangsten zijn ruim € 52 miljoen hoger dan begroot. Dit heeft enerzijds betrekking op terugbetalingen van te hoge voorschotten inzake rijksvergoedingen Bijstand zelfstandigen (€ 17 miljoen), TW (€ 7,3 miljoen) en AIO (€ 8 miljoen). Anderzijds gaat het om ontvangsten uit terugvorderingen, Wsw (€ 10,7 miljoen) en de Wet participatiebudget (€ 9,1 miljoen) uit hoofde van onderrealisatie dan wel onrechtmatigheid.

14

Voor een toelichting wordt verwezen naar de leeswijzer.

16

Tweede Kamer, 30 545, nr. 136.

Licence