In dit beleidsverslag worden de vier doelstellingen uit de beleidsagenda besproken:
-
1. Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt;
-
2. Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat;
-
3. Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties;
-
4. Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt.
1.1 Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt
Flexibiliteit vergroot
Vorig jaar zijn concrete stappen gezet om meer ruimte te creëren voor variatie en differentiatie in het onderwijsaanbod. Voor scholen in het primair onderwijs (po) wordt het vanaf augustus 2016 gemakkelijker om vakdocenten uit het voortgezet onderwijs (vo) in te zetten. In het vo zorgt de nieuwe wet Modernisering onderwijstijd ervoor dat vanaf schooljaar 2015–2016 meer maatwerk mogelijk is. Ook kunnen scholen op basis van de beleidsregel Versneld en/of verrijkt vwo een vijfjarige vwo-opleiding aanbieden aan een groep getalenteerde vwo-leerlingen. Uitblinkers krijgen voortaan een vermelding cum laude op hun diploma bij een gemiddeld eindcijfer van acht of hoger. In het vo zijn er dit jaar minder toptalentleerlingen die zich vervelen in de klas (zie tabel Indicatoren).
Minder zittenblijvers
In december 2015 verscheen de kabinetsreactie op het IBO-onderzoek «Effectieve leerroutes in het funderend onderwijs». Belangrijkste conclusie van het onderzoek was dat zittenblijven voor kinderen met een achterstand demotiverend is en weinig oplevert. Het kabinet wil daarom met leraren en schoolleiders effectieve alternatieven vinden in de omgang met verschillen in leergroei en -snelheid tussen leerlingen. Daarbij moet ook versnelling en verrijking mogelijk zijn voor leerlingen die dat aankunnen. In het po is het doel om het percentage zittenblijvers te verlagen van 2,2% in 2012/2013 naar 1,5% in 2020. In 2015 is het aantal zittenblijvers met 0,1%-punt gedaald, waarmee de daling op koers ligt om het doel te behalen, temeer omdat de extra middelen voor het terugdringen van zittenblijven pas met ingang van 2015 zijn verstrekt. In het vo moet het percentage zittenblijvers zakken naar 3,9% in 2020 (circa 35.000 leerlingen). In 2013 was het aandeel zittenblijvers 5,9% (zo’n 53.000 leerlingen). Scholen nemen diverse maatregelen, zoals extra lesuren, intensieve huiswerkbegeleiding en deelname van leerlingen aan zomerscholen. Dankzij deze maatregelen is het percentage zittenblijvers in 2015 gedaald tot 5,5%.
Een toekomstgericht en uitdagend curriculum
Begin 2015 is het platform Onderwijs 2032 ingericht om een advies te schrijven over de kennis en vaardigheden die leerlingen nodig hebben om volwaardig in onze (toekomstige) samenleving te participeren. Na een brede maatschappelijke dialoog heeft het platform in 2015 een hoofdlijnenadvies opgesteld. In januari 2016 is het definitieve advies met onze beleidsreactie naar de Tweede Kamer gestuurd. Het platform stelt in beide adviezen voor om tot een kerncurriculum te komen dat een vaste basis van essentiële kennis en vaardigheden biedt. Er is een beter evenwicht nodig tussen de drie doelen van het onderwijs: kennisontwikkeling, persoonsvorming en maatschappelijke toerusting. Door de kern duidelijker af te bakenen ontstaat in het onderwijsaanbod naast het kerncurriculum meer ruimte voor verdieping en verbreding. De volgende uitdaging is om deze visie te vertalen naar concrete onderwijsdoelen. Deze stap moet ook samen met leraren, schoolleiders en met nauwe betrokkenheid van het vervolgonderwijs worden gezet.
Digitale leermiddelen
In 2015 sloten de PO-Raad, de VO-raad en ICT-aanbieders het convenant Digitale Onderwijsmiddelen en Privacy, dat de privacy van leerlingen moet beschermen. Dat is van belang door het toenemende gebruik van digitale leermiddelen. Verder kreeg het Doorbraakproject Onderwijs & ICT (DBP) een kennisfunctie die schoolbesturen ondersteunt bij een verantwoorde en doelmatige inzet van ICT voor onderwijs. Scholen gaan gezamenlijk naar aanbieders om massa te creëren aan de vraagzijde. In het po zijn in 2015 meer dan 10 zogeheten «versnellingsvragen» behandeld. Dit zijn vragen die schoolbesturen hebben bij de ontwikkeling of implementatie van ICT in het onderwijs. In het vo zijn inmiddels 60 scholen in Leerlabs aan de slag gegaan om oplossingen te vinden voor hun vragen over gepersonaliseerd leren en differentiëren met ICT.
Vrijheid van onderwijs
Artikel 23 van de Grondwet verankert de vrijheid van onderwijs. In de praktijk is echter weinig ruimte om een nieuwe school te beginnen. De regering heeft zich bij het advies van de Onderwijsraad aangesloten om dit eenvoudiger te maken. In de brief «Meer ruimte voor nieuwe scholen: naar een moderne interpretatie van artikel 23» zijn de plannen verder uitgewerkt. Op basis van een uitgebreide consultatie is een conceptwetsvoorstel voorbereid, dat de procedure wijzigt voor het starten van een school op basis van vernieuwende onderwijsconcepten en relatief nieuwe levensbeschouwingen.
Kwaliteitsafspraken mbo
In vervolg op het actieplan Focus op Vakmanschap en het Bestuursakkoord mbo hebben alle mbo-instellingen plannen gemaakt voor verbetering van de onderwijskwaliteit. Een belangrijk aandachtspunt is de professionele ontwikkeling van het personeel. Bijna alle instellingen hebben ook een plan ingediend voor excellent vakmanschap dat positief is beoordeeld door MBO in Bedrijf. In september 2015 is besloten de experimenten met doorlopende leerlijnen vmbo-mbo uit te breiden. Hierdoor kunnen mbo-instellingen een doorlopende leerroute van vmbo naar mbo-niveau 2, 3 en 4 inrichten onder de noemers vakmanschaproute en beroepsroute. Op de herziening van de kwalificatiestructuur komen we in paragraaf 1.4 terug.
Resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde
De doelstelling van het aantal voortijdig schoolverlaters is voor het schooljaar 2014–2015 gehaald, minder dan 25.000 schoolverlaters werden geregistreerd. Met de aanvullende bekostiging voor goede resultaten voor voortijdig schoolverlaten (vsv) wordt de uitval van studenten zonder startkwalificatie bestreden. Deze aanpak is effectief gebleken, daarom is het lopende arrangement met een jaar verlengd tot en met schooljaar 2015–2016. Vanaf schooljaar 2016–2017 gelden nieuwe afspraken. Onderdeel daarvan is opnieuw het verstrekken van aanvullende bekostiging voor instellingen die goed presteren. De voorgestelde systematiek is voor twee jaar vormgegeven in verband met de resterende looptijd van de kwaliteitsafspraken, daarna wordt de wijze van bekostigen opnieuw bezien. Daarnaast hebben we in nauw overleg met het mbo-veld een regeling uitgewerkt om resultaatafhankelijke beloning van studiewaarde mogelijk te maken. Daarmee belonen we mbo-instellingen die uitdagend en kwalitatief hoogstaand onderwijs bieden en studenten stimuleren het beste uit zichzelf te halen. Een instelling krijgt vanaf 2016 een extra beloning als zij meer studenten dan voorheen begeleiden naar een diploma van een hoger niveau, dan men zou verwachten op basis van hun vooropleiding.
Strategische Agenda hoger onderwijs
Op 7 juli 2015 is de Strategische Agenda hoger onderwijs en onderzoek «De waarde(n) van weten» gelanceerd. Hierin presenteren we de beleidsontwikkelingen voor de komende tien jaar. De bijbehorende investeringsagenda koppelt de middelen voortkomend uit de invoering van het studievoorschot aan de doelstellingen van de agenda. Deze investeringen worden mogelijk vanaf 2018. Daarop vooruitlopend realiseren de instellingen in de jaren 2015, 2016 en 2017 zelf een jaarlijkse gezamenlijke kwaliteitsimpuls van € 200 miljoen. De belangrijkste prioriteiten uit de strategische agenda zijn:
-
• De onderwijskwaliteit verder verhogen onder andere door méér docenten en tutoren aan te stellen. Zo wordt het onderwijs kleinschaliger en intensiever;
-
• De toegankelijkheid en doorstroom in het hoger onderwijs bevorderen onder andere door samenwerking in de onderwijsketen en differentiatie in het onderwijsaanbod;
-
• De duurzame regionale samenwerking stimuleren onder meer door veelbelovende regionale samenwerkingsverbanden (publiek-privaat) te ondersteunen.
Open en online hoger onderwijs
Afgelopen jaar heeft de eerste tranche van de Stimuleringsregeling open en online hoger onderwijs plaatsgevonden. Deze regeling biedt instellingen de mogelijkheid zelf te experimenteren met open en online onderwijs. Parallel is onderzoek uitgezet om meer inzicht te krijgen in hoeverre open en online onderwijs kan bijdragen aan verbetering en vernieuwing van het hoger onderwijs.
Holland Scholarship
Om in het hbo en wo de uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten te stimuleren, is het Holland Scholarship gelanceerd. Daarmee krijgen jaarlijks 768 Nederlandse studenten de mogelijkheid om minimaal 3 maanden een studie, stage of onderzoek te doen in een land buiten de Europese Economische Ruimte (EER). Evenveel getalenteerde internationale studenten krijgen de kans om in Nederland een volledige bachelor of master te volgen.
Vernieuwing toezicht
De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2015 gewerkt aan de vernieuwing van het toezicht. Ook de Tweede Kamer had dit onderwerp hoog op de agenda staan. Met het initiatiefwetsvoorstel van de Kamerleden Bisschop, Van Meenen en Rog zijn belangrijke stappen gezet. De kern van het vernieuwde toezicht is aansluiting op de praktijk en de verwachtingen die leerlingen, ouders en maatschappij van het onderwijs hebben. Dialoog en maatwerk zijn daarbij centrale begrippen. Uiteraard blijft de Inspectie van het Onderwijs waarborgen dat alle leerlingen in Nederland onderwijs krijgen dat van voldoende kwaliteit is. Afgelopen jaar werkte de Inspectie van het Onderwijs aan een nieuw toezicht- en waarderingskader, mede op basis van pilots met gedifferentieerd toezicht. Eind 2015 is gestart met een tweede serie pilots, ditmaal met bestuursgericht toezicht.
1.2 Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en vakkundige leraren, docenten en schoolleiders, die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat
Lerarenopleidingen
In de zomer van 2015 hebben we een rondgang langs de lerarenopleidingen gemaakt. De opbrengst daarvan is meegenomen in de jaarlijkse voortgangsrapportage van de lerarenagenda. De verkenning van de PO-Raad en de VSNU naar de wenselijkheid van een universitaire lerarenopleiding in het basisonderwijs was positief. Op basis daarvan wordt een nieuwe bacheloropleiding ontwikkeld gericht op het behalen van een bevoegdheid voor het po. Hogescholen, lerarenopleidingen, de MBO Raad en de VO-raad hebben samengewerkt aan een betere aansluiting tussen de lerarenopleidingen en het beroepsonderwijs. De mbo-instellingen hebben een uniform kwaliteitskader zij-instroom ontworpen dat sectorbreed van toepassing is. Daarnaast is door de lerarenopleidingen het Landelijke raamwerk pedagogisch-didactisch getuigschrift uitgewerkt en ingevoerd. In 2015 is het makkelijker gemaakt voor pas afgestudeerden om een master te volgen en het aantal bekostigde opleidingsscholen is toegenomen met zeven. Doel is dit aantal in de periode van 2015–2020 uit te breiden van 55 naar ongeveer 85 opleidingsscholen.
Acht hogescholen bieden aan studenten in vakbacheloropleidingen de mogelijkheid te verkennen of het leraarschap in het (v)mbo voor hen een aantrekkelijk beroepsperspectief is. Na het behalen van het bachelorgetuigschrift kan de afgestudeerde in korte tijd (in een kopopleiding of als zij-instromer) zijn onderwijsbevoegdheid behalen. De VSNU heeft in december 2015 plannen aangeboden ter vergroting van maatwerk en flexibiliteit in het aanbod van lerarenopleidingen. Dit is een verdere uitwerking van het Actieplan Leraren uit 2013. Drie elementen staan daarin centraal: de inzet op tweejarige educatieve masteropleidingen, de introductie van academische postgraduate lerarenopleidingen en de mogelijkheid om ook na het behalen van het bachelorgetuigschrift een educatieve module te volgen gericht op het behalen van een beperkte tweedegraads bevoegdheid.
Startende leraren
In het bestuursakkoord po en het sectorakkoord vo zijn afspraken gemaakt over de begeleiding van startende leraren. Het landelijk project «Begeleiding startende leraren in het VO» ondersteunt scholen met een subsidie voor deelname aan een (wetenschappelijk onderbouwd) begeleidingstraject. Hiervoor is veel belangstelling onder scholen. In 2015 namen al meer scholen deel dan was voorzien (34% in plaats van 30%). Ruim 1.000 startende leraren zijn door deze scholen aangemeld voor begeleiding. Ook mbo-instellingen hebben in 2015 gewerkt aan de verdere professionalisering van personeel. Dit bleek onder meer uit de kwaliteitsplannen en de rapportage van MBO in bedrijf. Hierbij stond centraal het ontwikkelen van expertise op het gebied van examinering en taal- en rekenonderwijs en de begeleiding van startende docenten.
Goede leraren
In de hierboven genoemde akkoorden zetten we ook in op de verbetering van de kwaliteit van het onderwijspersoneel. Het doel is om breed samengestelde teams te vormen, door meer leraren met een wo-bachelor of hbo/wo-master voor de klas te krijgen. Meer leraren hebben gebruik gemaakt van de beschikbaar gestelde regelingen Lerarenbeurs en Vierslagleren, maar de deelnamestijging is nog minimaal. Het in 2020 te bereiken streefdoel voor het aandeel masters is ambitieus, maar we staan nog maar aan het begin van het traject. De Lerarenbeurs is in 2015 opengesteld voor leraren in het po die hun lesbevoegdheid bewegingsonderwijs willen halen. Eén van de streefdoelen is namelijk dat scholen in het po twee of drie lesuren bewegingsonderwijs aanbieden, gegeven door een daartoe bevoegde leraar. Er was daarvoor veel belangstelling: het in 2015 gereserveerde budget is volledig uitgeput. Daarnaast zetten we in op het verhogen van de algemeen didactische vaardigheden en de differentiatievaardigheden van onderwijsgevenden. Uit de cijfers (zie tabel Indicatoren) blijkt dat de investeringen in de leraren momenteel nog niet meetbaar zijn in de praktijk. Verwacht wordt dat deze in 2018 zullen stijgen. Bij steeds meer schoolbesturen komt dit punt op de agenda en zij investeren in het gebruik van een (observatie)instrument om een beeld te krijgen van de competenties van leerkrachten.
Leraren- en schoolleidersregister
Om de professionele ontwikkeling van leraren te stimuleren is het Lerarenregister opgericht. Het aantal inschrijvingen is in 2015 met ruim 15.000 toegenomen, waardoor het totaal op bijna 37.000 leraren staat. Het wetsvoorstel Lerarenregister is in september aangeboden aan de Raad van State voor advies. Het is belangrijk dat niet alleen leraren maar ook schoolleiders permanent werken aan hun bekwaamheid en professionele ontwikkeling. De registratie van schoolleiders draagt hieraan bij en heeft in 2015 positieve resultaten opgeleverd (van 17% registraties in 2014 naar 31% per 1 augustus 2015). Van de circa 9.000 schoolleiders in het po hebben eind 2015 ruim 7.000 zich ingeschreven en ruim 3.000 zich geregistreerd in het Schoolleidersregister PO. De geregistreerde schoolleiders zijn gestart met verdere professionalisering door (in)formeel leren en/of het volgen van een gecertificeerde masteropleiding. In 2015 is gestart met de ontwikkeling van het Schoolleidersregister VO, zodat ook de schoolleiders in deze sector zich spoedig kunnen registreren.
Menselijke maat in het mbo
Op 26 november 2015 is een brief naar de Tweede Kamer gestuurd over de menselijke maat in het mbo. De voorstellen geven invulling aan twee afspraken uit het Regeerakkoord: er komen normen om de menselijke maat te garanderen en in krimpgebieden worden alle vormen van samenwerking mogelijk. Het is belangrijk dat scholen niet te grootschalig zijn zodat studenten, ouders, docenten en bedrijfsleven zich herkend en erkend voelen. Door samenwerkingscolleges kan het opleidingsaanbod in de regio’s breed, toegankelijk en herkenbaar blijven. Daarnaast zijn binnen het mbo in 2015 diverse maatregelen genomen om de regeldruk en administratieve lasten voor scholen, docenten en studenten terug te dringen.
Leren in een veilige omgeving po en vo
Veiligheid op school is van belang voor leerlingen en leraren. Op 1 augustus 2015 is de Wet veiligheid op school aangenomen. Alle scholen zijn nu wettelijk verplicht om zich in te spannen voor een sociaal veilige schoolomgeving voor alle leerlingen. Via het Actieplan sociale veiligheid op school ondersteunen de sectorraden samen met Stichting School en Veiligheid scholen bij de implementatie van de wettelijke randvoorwaarden.
1.3 Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties
Slecht presterende scholen
De kwaliteit van zeer zwakke en zwakke scholen moet zo snel mogelijk weer voldoende worden. In het po heeft 22% van de scholen die in het schooljaar 2013–2014 (zeer) zwak werden zich in één jaar verbeterd. In 2012–2013 was dit percentage 27%. Alle zeer zwakke scholen maken op dit moment gebruik van het ondersteuningsaanbod vanuit de PO-Raad, gericht op verbetering binnen één jaar (Goed Worden, Goed Blijven). Het aanbod voor zwakke scholen binnen dit programma wordt verder uitgebreid. Zwakke scholen die hier niet aan deelnemen, laten aan de PO-Raad weten op welke manier zij dan wel werken aan verbetering. Om ervoor te zorgen dat ze haast maken met het verbetertraject, is er voor scholen die zeer zwak zijn geworden een wettelijk verplichte verbetertermijn van 12 maanden vastgelegd. In het vo maakten alle zeer zwakke scholen gebruik van het programma «Leren Verbeteren» van de VO-raad. Ook veel zwakke scholen namen deel. De overige zwakke scholen werkten veelal zelf aan verbetering. Uit de resultaten van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat het aantal zwakke scholen verder daalt.
Onderwijskwaliteit
Het aandeel basisscholen dat voldoende kwaliteit laat zien en daarmee onder het basistoezicht valt, was ook in 2015 ongewijzigd hoog. Wel daalde het aantal basisscholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort van 44% in het schooljaar 2013–2014 naar 41% in 2014–2015. Vaak ontbreekt een systematiek waarmee alle belangrijke onderdelen van het onderwijsleerproces regelmatig en betrouwbaar worden geëvalueerd. Ook de borging van bereikte kwaliteit is een relatief zwak punt. Eind 2015 is gestart met een actieagenda voor transparanter onderwijs. Hierin werken we samen met sectorraden, LAKS en de landelijke ouderorganisatie aan het verder verbeteren van de gebruiksvriendelijkheid en toegankelijkheid van «Vensters».
Vereenvoudiging wetgeving en bekostiging vo
Schoolbesturen willen we ondersteunen door vereenvoudiging van het bekostigingsmodel en modernisering van de wetgeving. De Wet op het voortgezet onderwijs (WVO) gaat alweer bijna vijftig jaar mee. In die periode is de WVO meer dan 200 keer gewijzigd, waardoor de wet heeft ingeboet aan samenhang en leesbaarheid. Het wetsvoorstel is eind 2015 vrijgegeven voor internetconsultatie. Door de vereenvoudiging van de bekostiging wordt deze transparanter en bevat minder ongewenste prikkels. De nieuwe systematiek zal werken met twee leerlinggebonden bedragen en een vast bedrag per vestiging. Ook is er aandacht voor een goede verantwoording van de middelen. Het wetstraject vereenvoudiging bekostiging is gecombineerd met het wetstraject modernisering WVO.
Regelluwe scholen
In 2015 zijn de voorbereidingen gestart voor het experiment regelluwe scholen. In het experiment krijgen scholen met goede onderwijskwaliteit meer ruimte. Scholen mogen in het experiment afwijken van onderdelen van de sectorwetten (WPO en WVO). Het gaat bijvoorbeeld om opleidingsduur, onderwijstijd, curriculum, toetsen en examinering. Vanaf 1 januari 2016 mogen scholen daadwerkelijk afwijken van deze regels. Onderzocht wordt of dit leidt tot innovaties (verbetering van de kwaliteit of doelmatigheid).
Arbeidsmarktperspectief mbo-opleidingen
De studiebijsluiter mbo «studie in cijfers» biedt informatie over het arbeidsmarktperspectief van mbo-opleidingen. Inmiddels maken 35 mbo-scholen gebruik van deze informatie in hun voorlichting aan aanstaande studenten. Ongeveer 20 mbo-scholen bereiden zich voor op het benutten van «studie in cijfers» in hun studievoorlichting. Een aantal scholen (vooral vakinstellingen) herkent zich onvoldoende in de informatie over het arbeidsmarktperspectief. Mede daarom gaat de SBB (Stichting Beroepsonderwijs & bedrijfsleven) de indicator «kans op werk» opnieuw bepalen.
Nieuw accreditatiestelsel
Voor het doorontwikkelen van het accreditatiestelsel heeft een brede stuurgroep geadviseerd over de contouren van een nieuw stelsel, mede op basis van een onderzoek naar stelsels in andere landen (motie-Rog). Op 1 juni 2015 is naar de Tweede Kamer een brief gestuurd waarin we de doorontwikkeling van het accreditatiestelsel schetsten. Daarbij is het van belang de krachtige elementen uit het huidige stelsel te behouden, zoals de stimulans tot kwaliteitscultuur en de waarborgen voor kwaliteit. Naar aanleiding van het debat in de Tweede Kamer hebben we een vervolgbrief verstuurd. Op 14 januari 2016 is met de Tweede Kamer overeenstemming bereikt over de pilot instellingsaccreditatie naar aanleiding van de motie-Rog.
1.4 Aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt
Aansluiting op de arbeidsmarkt
In 2015 is een aantal wetsvoorstellen en regelingen tot stand gekomen om de aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt te verbeteren. Zo is in november het wetsvoorstel voor invoering van profielen in het vmbo aanvaard in de Tweede Kamer. De beroepsgerichte examenprogramma’s zijn inhoudelijk geactualiseerd voor een betere aansluiting op het vervolgonderwijs en de beroepspraktijk. Een vernieuwd, overzichtelijk en herkenbaar aanbod van tien bredere beroepsgerichte profielvakken per leerweg, vervangt de circa 35 bestaande afdelingsvakken en intra- en intersectorale programma’s per leerweg. Dit moet scholen helpen om hun onderwijsaanbod organiseerbaar te houden. Tevens wordt hiermee de aansluiting van het vmbo op het mbo en de (regionale) arbeidsmarkt verbeterd. Vooruitlopend op de invoering zijn vmbo-scholen gestart met het vormgeven van een doorlopende leerlijn loopbaan oriëntatie begeleiding (lob). Elke leerling werkt aan een eigen lob-dossier. Sinds augustus 2015 is de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) aangepast en hebben we een commissie ingesteld om ons te adviseren over de arbeidsmarktrelevantie en doelmatigheid van mbo-opleidingen. In dit kader is het wetsvoorstel macrodoelmatigheid door beide Kamers aangenomen. Als een beroepsopleiding niet (meer) voldoet, schrijft de beleidsregel marcodoelmatigheid voor hoe de rechten van de opleiding kunnen worden ontnomen.
De WEB is ook aangepast vanwege de herziening van de kwalificatiestructuur. Zo willen we komen tot doelmatiger, transparanter en innovatiever onderwijs. Het introduceren van keuzedelen draagt voor studenten bij aan de verbreding en verdieping van hun opleiding. Daarnaast zorgt de aanpassing van de wet ook voor verbetering van de doorstroom naar het hbo. In november 2015 is de Regeling regionaal investeringsfonds mbo op enkele punten aangepast en uitgebreid. Er is extra ruimte voor innovatie, publiek-private samenwerking en doelmatige spreiding van het opleidingsaanbod. Daarnaast is het vanaf nu mogelijk om twee keer per jaar een aanvraag in te dienen. Op basis van het besluit Experiment beroepsopleiding gecombineerde leerwegen bol-bbl zijn 22 opleidingen in het schooljaar 2015–2016 gestart volgens de nieuwe leerroute.
Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB)
Per 1 augustus 2015 zijn de wettelijke taken van de kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven (kbb’s) overgegaan naar de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). De SBB is nu samen met studenten en bedrijfsleven verantwoordelijk voor de beschikbaarheid van een toereikend aantal bedrijven en organisaties van voldoende kwaliteit die de beroepspraktijkvorming verzorgen. Deze overdracht is soepel verlopen. In de eerste maanden heeft de SBB zich met name gericht op de samenvoeging van het publieke deel van de 17 kenniscentra. Vanaf 2016 gaat de aandacht uit naar een goede uitvoering van de wettelijke taken binnen de nieuwe organisatie en de vernieuwde werkwijze.
Flexibel hoger onderwijs voor volwassenen
Het advies van de commissie Rinnooy Kan over flexibel hoger onderwijs voor volwassenen is afgelopen jaar overgenomen. We hebben voorbereidingen getroffen om met ingang van 2016 te starten met experimenten met vraagfinanciering en pilots met flexibilisering. Doel is de deelname en diplomering in het deeltijdonderwijs een impuls te geven door ruimte te bieden voor maatwerk en vraaggerichtheid. Om de effectiviteit te vergroten wordt de samenwerking tussen werkgevers en hogescholen versterkt. Voor de experimenten vraagfinanciering is voorlopig gekozen voor opleidingen in de sector Techniek & ICT. In deze branche hebben werkgevers grote behoefte aan opscholing van werkenden naar hbo-niveau. Het experiment gaat van start met zeven bekostigde en vijf niet-bekostigde hogescholen. Bij de pilots met flexibilisering geven we subsidie om de deeltijdopleidingen flexibeler in te richten. Van de 32 subsidieaanvragen zijn er 20 voldoende beoordeeld en is aan 14 aanvragen subsidie toegekend.