Base description which applies to whole site

7. Caribisch Nederland

Onderwijskwaliteit

In 2015 is ingezet op de verdere uitvoering van de Onderwijsagenda voor Caribisch Nederland. We hebben de scholen en de Expertisecentra voor Onderwijszorg (EOZ’s) op Bonaire, Sint Eustatius en Saba daarbij ondersteund. De Inspectie van het Onderwijs heeft vastgesteld dat steeds meer onderwijsinstellingen op de eilanden basiskwaliteit realiseren. Dit geldt inmiddels voor 9 van de 12 scholen in het po, 1 van de 3 scholen in het vo (met uitzondering van de afdeling voor middelbaar beroepsonderwijs), 2 van de 3 EOZ’s en 2 van de 3 instellingen voor sociale kanstrajecten jongeren. Het realiseren van basiskwaliteit is een doelstelling van de Onderwijsagenda van Caribisch Nederland voor de periode 2011–2016.

Scholengemeenschap Bonaire

In 2015 is veel aandacht gegaan naar overleg met de Scholengemeenschap Bonaire (SGB). De Inspectie van het Onderwijs heeft in oktober 2014 onderzoek gedaan naar het bestuurlijk handelen van de SGB en geconcludeerd dat het bestuur niet «in control» was en onvoldoende zicht had op de kwaliteit van het onderwijs en op de financiële situatie. In augustus 2015 is een nieuw bestuur aangetreden, de Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.

Leeswijzer indicatorentabel

In de beleidsagenda 2015 waren de ambities voorzien van cijfermatige doelen en streefwaarden. Deze zijn samengevoegd in een bij de beleidsagenda behorende indicatorentabel. Onderstaande tabel toont per indicator de voortgang op basis van de laatst gerealiseerde waarde. Normaliter zijn, met het oog op een consistente monitoring, de indicatoren in het beleidsverslag identiek aan de indicatoren in de beleidsagenda. Meer algemeen streven we ernaar voor de duur van het regeerakkoord te werken met een vaste set indicatoren en streefdoelen. Dit geldt echter niet voor het begrotingsjaar 2015. Omdat in de begroting 2016 een aantal indicatoren, basiswaarden en streefwaarden flink zijn veranderd, wijzigt ook de verslaglegging en de voortgang op betreffende indicatoren over het begrotingsjaar 2015. De veranderingen zijn om de volgende redenen noodzakelijk:

  • In 2015 zijn de bestuurs- en sectorakkoorden po/vo nader vormgegeven. Waar nodig zijn de indicatoren voor de begroting 2016 in lijn gebracht met de specifieke doelen en ambities uit deze akkoorden. Het beleidsverslag 2015 toont voor deze indicatoren nu de eerst beschikbare meting, en laat niet de voortgang op de oude en minder relevante indicatoren zien.

  • Door verbeteringen in 2015 van de data-bron en/of de meetmethode zijn de basis- en streefwaarde van enkele indicatoren gewijzigd. De wijzigingen worden per indicator in een voetnoot toegelicht.

  • Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) werken we aan een herziening van de indicatoren voor artikel 15. Hierbij sluiten we aan op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2016–2020. Terugblikken op de «oude indicator» uit de begroting 2015 is hierdoor minder relevant.

De tabel «Verschillen DJV 2015 ten opzichte van begroting 2015» geeft per indicator een uitgebreidere toelichting.

Aanvullend op de doelen en ambities in het jaarverslag presenteert de Minister van OCW vanuit haar stelselverantwoordelijkheid nu ook een brede stelselmonitor op de website www.trendsinbeeldocw.nl. Voor onderwijs bevat deze monitor een dashboard van output- en outcome indicatoren aangevuld met een wegwijzer naar actuele beleidsinformatie over het onderwijsproces. Het is ontwikkeld naar aanleiding van de moties (Klaver c.s. en Straus/Ypma) om meer inzicht te geven in outcome-criteria voor onderwijskwaliteit. De wegwijzer leidt u naar belangrijke beleids- en verantwoordingsinformatie over wat er in de diverse sectoren gebeurt om de kwaliteit van onderwijs verder te verbeteren. Zo hopen wij u een beter overzicht te geven van de ontwikkelingen in het brede onderwijsstelsel en op die manier de transparantie te bevorderen.

Tabel Indicatoren

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde (jaartal)

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Streefwaarde (jaartal)

Art.nr.

1

Bron

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

             

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

               
 

Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten2

po

47% (2015)

n.v.t.

47%

100% (2020)

1

SA

Enquêtes Bestuursakkoord PO Regioplan

 

Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest2

vo

56% (2014)

n.v.t

24%

<25% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2016

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s2

vo

82% (2015)

82%

100% (2018)

3

SA

Toptalenten in het onderwijs, 2016

 

Percentage studenten in het mbo dat zich uitgedaagd voelt

mbo

34% (2010–2011)

36% (2013/2014)

34% (2014/2015)

Verbetering

4

C

ROA

 

Percentage studenten dat tevreden is over uitdagend onderwijs

ho

(2011)

(2014)

(2015)3

4

6/7

C

Studentenmonitor Hoger Onderwijs

hbo: 59%

hbo: 54%

hbo: 54%

wo: 69%

wo: 65%

wo: 66%

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod2

 

(2014–2015)

 

(2014–2015)

(2020)

   

Leerplichttelling 2014–2015

po5

0,07%

0,07%

0%

1

SA

vo5

0,17%

0,17%

0%

3

SA

b)

Vergroten studiesucces

               
 

Aandeel zittenblijvers

 

2012–2013

2013–2014

2014–2015

(2020)

   

DUO

po

2,2%2

2,0%

1,9%

1,5%2

1

SA

vo

5,9%

5,6%6

5,5%6

3,9%

3

SA

 

Percentage mbo-deelnemers per niveau dat met diploma de instelling verlaat, jaarresultaat per niveau

mbo

(2008)

(2014)

(2015)

(2015)

4

 

MBO-raad

Niveau 1: 66%

73%

– (juli 2016)

72%

Niveau 2: 62%

78%

– (juli 2016)

70%

Niveau 3: 63%

73%

– (juli 2016)

70%

Niveau 4: 65%

72%

– (juli 2016)

71%

Totaal: 64%

73%

– (juli 2016)

70%

 

Bachelor studiesucces (n+1) van herinschrijvers na het eerste jaar

ho

(2011)

(2014)

(2015)

7

6/7

 

DUO

hbo: 65,7%

hbo: 60,4%

hbo: 60,5%

wo: 60,9%

wo: 70,4%

wo: 72,8%

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

             

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

               
 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde en benoembare leraren2

vo

83,5% (2011)

84,1% (2013)

t.t.v het maken van het jaarverslag was deze waarde nog niet beschikbaar

100% (2017)

3

SA

IPTO

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding8

po

20% (2013)

21% (2014)

8

30% (2020)

1

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en DUO

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding8

vo

33% (2013)

33% (2014)

8

50% (2020)

3

SA, LA

Onderwijs werkt!; Regioplan en IPTO

Bovenbouw vwo

53% (2013)

54% (2014)

8

80–85% (2020)

3

SA, LA

Onderwijs Werkt!; Regioplan en IPTO

hbo

66,2% (2011)

72,2% (2013)

8

80% (2016)

6/7

 

POMO

 

Aandeel leraren dat de algemeen didactische vaardigheden beheerst9

 

(2013)

(2014)

(2015)

(2020)

   

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

po

85%

83%

84%

100%

1

SA, LA

vo

74%

72%

67%

100%

3

SA, LA

 

Aandeel leraren dat de differentiatie vaardigheden beheerst10

 

(2013)

(2014)

(2015)

(2020)

   

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

po

58%

62%

58%

100%

1

SA, LA

vo

32%

34%

33%

100%

3

SA, LA

b)

Verbetercultuur

               
 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

   

(2014)

(2015)

(2020)

 

LA, T

Onderwijs werkt!; Regioplan

po

62% (2014)

62%

57%

100%

1

vo

63% (2014)

63%

63%

100%

3

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister11

po

31% (2015)

17%

31%

100% (2018)

1

SA

Schoolleiders-register po

c)

Veilig leerklimaat

               
 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

 

(2012)

(2014)

(2015)

(2020)2

 

T

ITS monitor naar sociale veiligheid

po

95%

97%

– (2016)

Stabiel of hoger

1

vo

93%

94%

– (2016)

Stabiel of hoger

3

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

             
 

Aandeel scholen dat op alle indicatoren van kwaliteitszorg voldoende scoort12

po

38% (2012–2013)

44% (2013–2014)

41% (2014–2015)

Hoger (2020)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt13

vo

47% (2013)

65% (2014)

61% (2015)

100% (2020)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

 

Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert

po

27% (2012–2013)

22% (2013–2014)

100% (2017–2018)

1

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert2

vo

72% (2012–2013)

74% (2013–2014)

100% (2017–2018)

3

SA

Onderwijsverslag; Inspectie van het Onderwijs

Oordeel ouders over betrokkenheid

po

Cijfer 7 (2012)

Cijfer 7 (2014)

– (2016)

Hoger

1

T

Monitor Ouder-betrokkenheid

 

Aantal voortijdig schoolverlaters

vo/mbo

41.800 (2009)

25.622 (2013/2014)

24.451 (2014/2015)

25.000 (2014/2015 en 2015/2016)

3 en 4

 

DUO

 

Studenten-tevredenheid

mbo

(Rapportcijfer 2014)

(2014)

(2015)

(2020)

4

C

JOB-monitor

Opleiding

7,0

7,0

– (juni 2016)

7,5

Instelling

6,5

6,5

– (juni 2016)

7,0

% tevreden over school en studie2

49%

49%

– (juni 2016)

55% (2020)

 

Studenten-tevredenheid

ho

(2011)

(2014)

(2015)

14

6/7

 

Nationale Studenten Enquête

hbo: 65,6%

hbo: 69,9%

hbo: 73,3%

wo: 80,1%

wo: 81,4%

wo: 83,9%

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

             
 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek15

vo

23% (2012)

27% (2014)

27% (2015)

30% (2017)

3

 

DUO

 

Aandeel mbo-studenten techniek

mbo

28% (2011)

27,4% (2014)

28,0% (2015)

30% (2016)

4

 

DUO

 

Aandeel afgestudeerden bètatechniek incl. snijvlakopleidingen

ho

(2012)

(2014)

(2015)

(2016)

6/7

 

DUO

hbo: 18%

hbo: 19%16

hbo: 18%

hbo: 19%

wo:21%

wo: 22%

wo: 23%

wo: 22%

5

Behoud van kwaliteit wetenschap en wetenschappelijk talent en versterken impact wetenschap

             
 

Mondiale top-5 positie op basis van citatiescores

owb

2e plaats (2008–2011) 1,52

2e plaats

(2009–2012)

1,52

2e plaats

(2010–2013)

1,53

kleiner of gelijk 5 (2010–2013)

16

 

WT12

6

Een sterke cultuursector, die ondernemend en innovatief is en goed zorgt voor ons erfgoed

               

a)

Eigen inkomsten

               
 

Percentage cultuurproducerende instellingen in de BIS (musea en presentatie-instellingen beeldende kunst) dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 21,5%

cultuur

76% (2010–2011)

100%

17

100% (2016)

14

C

Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW

 

Percentage podiumkunstinstelling en filmfestivals in de BIS dat voldoet aan de eigen inkomstennorm van minimaal 25,5%

cultuur

69% (2010–2011)

90%

17

100% (2016)

14

C

Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW

b)

Aantal bezoeken

               
 

Aantal bezoeken gesubsidieerde podiumkunsten (inclusief buitenland) voor 2014

cultuur

2,6 miljoen (2009)

2,4 miljoen

17

2,2 miljoen (2016)

14

C

Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW

 

Aantal bezoekers gesubsidieerde musea

cultuur

5,7 miljoen (2009)

9 miljoen

17

7,5 miljoen (2016)

14

C

Opgave van gesubsidieerde instellingen aan OCW

8

Het bevorderen van emancipatie18

               
 

Sociale acceptatie homoseksualiteit onder de bevolking

emancipatie

90% (2010)

92%

≥90%

25

 

Homo emancipatie-monitor

1

SA = Sectorakkoorden, LA = Lerarenagenda, T = Toezegging Minister & Staatssecretaris, C = Opgenomen in verband met consistentie.

2

Zie de tabel «Verschillen DJV2015 t.o.v. begroting 2015» voor wijzigingen.

3

In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025 «De waarde(n) van meten», die in juli 2015 is gepresenteerd, wordt expliciet aandacht besteed aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en aan uitdagend onderwijs voor studenten. Met de sector wordt in gesprek gegaan over de manier waarop hier verdere invulling aan gegeven kan worden, opdat studenten verbetering gaan ervaren.

4

Aan deze indicator is geen landelijk streefdoel verbonden.

5

Het percentage betreft de po leerlingen incl. vso leerlingen. Het percentage betreft de vo leerlingen excl. vso leerlingen.

6

Eerder is in de voortgangsrapportage sectorakkoorden funderend onderwijs het zittenblijfpercentage van 5,8% voor 2014 gerapporteerd. Door een meer nauwkeurige berekening is het definitieve percentage uitgekomen op 5,6%. Het zittenblijfpercentage voor 2015 is een voorlopig percentage.

7

Hier geen landelijk streefdoel omdat er prestatieafspraken per instelling zijn gemaakt. Zie verder de brief van 21 april 2015 over de voortgang van de prestatieafspraken.

8

De oorspronkelijke in begroting 2015 opgenomen basiswaarde is gewijzigd op basis van een nauwkeuriger meetmethode. De hier opgenomen realisaties kennen dezelfde gewijzigde meetmethode. Voor de bovenbouw vwo betreft dit het aandeel leraren met een wo-masteropleiding. Voor het hbo betreft dit het aandeel docenten met een afgeronde master- of PhD-opleiding. De indicator is gebaseerd op een enquête die maar eenmaal in de twee jaar wordt gehouden. De waare voor de enquête van 2015 zal begin 2017 beschikbaar zijn.

9

Basiswaarde en realisaties betreft alle leraren; streefwaarde betreft de leraren met ten minste 3 jaar ervaring.

10

Basiswaarde en realisaties betreft alle leraren; streefwaarde betreft de leraren met ruime ervaring (in overleg met de Inspectie van het Onderwijs nader te operationaliseren).

11

De oorspronkelijke in begroting 2015 opgenomen basiswaarde is gewijzigd. Niet langer is het aandeel ingeschreven schoolleiders, maar het aandeel geregistreerde schoolleiders opgenomen. Zie de tabel Verschillen DJV2015 t.o.v. begroting 2015». De opgenomen basiswaarde kent als peildatum medio 2015. Ultimo 2015 is het aandeel geregistreerde schoolleiders 36% (en het aandeel ingeschreven schoolleiders 81%).

12

Onder andere regelmatige evaluatie, planmatig werken aan verbetering, kwaliteitsborging. Vooralsnog alleen aandele bij basisscholen opgenomen. Deze indicator is nog in ontwikkeling.

13

De basiswaarde is gewijzigd. De realisaties kennen een gewijzigde normering ten opzichte van de oorspronkelijke basiswaarde.

14

Hier geen landelijk streefdoel omdat niet met alle instellingen over deze indicator prestatieafspraken zijn gemaakt en bovendien deze afspraken per instelling zijn gemaakt.

15

De indicator is gewijzigd op basis van een nauwkeuriger meetmethode, zie de tabel «Verschillen DJV2015 t.o.v. begroting 2015. Bij deze indicator wordt er naar de leerlingen in de basis,- en kaderberoepsgerichte leerweg gekeken die kiezen voor techniek.

16

Vanwege een update van diplomagegevens is het percentage met terugwerkende kracht gewijzigd.

17

Realisatie 2015 is nog niet bekend omdat de culturele instellingen in 2016 realisatiecijfers over het jaar 2015 verantwoorden bij het Ministerie. In Cultuur in Beeld 2016 zullen de realisatiecijfers 2015 worden gepubliceerd.

18

De ontwikkeling van de economische zelfstandigheid van vrouwen wordt gemonitord op de website OCW in Cijfers.

Verschillen DJV2015 ten opzichte van begroting 2015

Doelstelling/indicator

Sector

Reden

1

Ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt

a)

Alle leerlingen en studenten worden uitgedaagd

 

Aandeel leraren dat vindt dat de school hen voldoende faciliteiten en ondersteuning biedt om uitdagend onderwijs te kunnen bieden aan toptalenten

po

De indicator komt niet meer terug in het DJV2015. De nieuwe indicator «Aandeel scholen dat leerlingen begeleidt in het ontdekken en ontwikkelen van hun talenten» sluit beter aan op de afspraken in het bestuursakkoord voor de sector po.

 

Aandeel leerlingen dat zich uitgedaagd voelt in het onderwijs

vo

De indicator komt niet meer terug in het DJV2015. De nieuwe indicator «Aandeel toptalentleerlingen dat zich vaak of bijna altijd verveelt omdat de lesstof te makkelijk is of omdat hij/zij eerder klaar is dan de rest» sluit beter aan bij de vraagstelling uit de peiling in 2014.

 

Aandeel scholen dat aandacht heeft voor toptalenten in de vorm van uitdagend aanbod of talentprogramma’s

vo

De basiswaarde van 68% (2012) wordt niet meer gehanteerd in de begroting. Dit percentage was het resultaat van een meting onder scholen gericht op het aanbod voor hoogbegaafde – en excellente leerlingen in het VWO; het beleid uit het (oude) bestuursakkoord VO. Het toptalentenbeleid, zoals opgenomen in het sectorakkoord po en vo, is verbreed. De nieuwe meetmethode is nog in ontwikkeling.

 

Aandeel thuiszittende leerlingen dat drie of meer maanden thuis zit zonder passend onderwijsaanbod

po/vo

De indicator «Aandeel thuiszittende leerlingen dat binnen drie maanden weer een plek op school heeft» is gewijzigd op basis van het gesloten sectorakkoord po en vo.

b)

Vergroten studiesucces

 

Aandeel zittenblijvers

po

De basiswaarde uit de begroting is gecorrigeerd naar 2,2% (was 3%) t.g.v. een andere meetmethode. Samenhangend daarmee is de streefwaarde gewijzigd in 1,5% (was 2%).

 

Aandeel zittenblijvers

vo

De basiswaarde uit de begroting 2015 is gecorrigeerd naar 5,9 procent i.v.m. een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de streefwaarde gewijzigd naar 3,9 procent.

2

Scholen en instellingen werken met goed opgeleide en professionele leraren en schoolleiders die samen zorgen voor een veilig en ambitieus leerklimaat

a)

Vergroten kwaliteit leraren en schoolleiders

 

Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde leraren

vo

De indicator «Aandeel lessen dat wordt gegeven door daartoe bevoegde leraren» uit de begroting 2015 is gewijzigd om eenduidigheid te creëren tussen de afspraken in het sectorakkoord vo en de begroting. De waardes zijn gelijk gebleven aan de voorgaande begroting.

 

Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor of hbo-/wo masteropleiding

po

De indicator «Aandeel leraren met een afgeronde wo-bachelor-, master- of PhD-opleiding» uit de begroting 2015 is gewijzigd op basis van een nieuwe bron met een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de basiswaarde van deze indicator gewijzigd.

 

Aandeel leraren met een afgeronde hbo of wo masteropleiding

vo

De indicator «Aandeel leraren met een afgeronde master- of PhD-opleiding» uit de begroting 2015 is gewijzigd op basis van een nieuwe bron met een nauwkeuriger meetmethode. Hiermee is de basiswaarde van deze indicator gewijzigd.

b)

Verbetercultuur

 

Aandeel leraren dat deelneemt aan peer review

po/vo

De streefwaarde is gewijzigd naar 100 procent in 2020 conform afspraak met de Tweede Kamer.

 

Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het schoolleidersregister

po

De basiswaarde is in de begroting 2016 gewijzigd naar het aandeel geregistreerde schoolleiders in het schoolleidersregister i.p.v. het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register. Het aandeel ingeschreven schoolleiders in het register stijgt en staat inmiddels op 81% (ultimo 2015).

c)

Veilig leerklimaat

 

Aandeel leerlingen dat zich veilig voelt

po/vo

De streefwaardes zijn gewijzigd ten opzichte van de begroting 2015 om een realistischer beeld te geven i.v.m. haalbaarheid van de doelstelling.

3

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties

 

Aandeel scholen dat opbrengstgericht werkt

vo

De Inspectie heeft in haar toezichtkader de normering voor het opbrengstgericht werken gewijzigd. De basiswaarde is met ingang van de begroting 2016 gewijzigd naar 47% (2012/2013). Dit betreft het aandeel afdelingen dat adequaat fase 1 doorloopt (meten en analyseren van behaalde resultaten van leerlingen).

 

Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert

vo

Deze indicator is gewijzigd in de indicator: «Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert». Hiermee is het een samengevoegde indicator geworden met de indicator: «Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert». Op deze manier kunnen «cohorten» zwakke en zeer zwakke afdelingen vergeleken worden. Hiermee wordt afgeweken van de meetmethode in het Onderwijsverslag van de Inspectie. Bij de meetmethode van de Inspectie is immers het risico dat de uitkomsten teveel door toeval beïnvloed worden.

 

Aandeel zeer zwakke afdelingen dat zich binnen één jaar verbetert

vo

Deze indicator is gewijzigd in de indicator: «Aandeel (zeer) zwakke afdelingen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert». Hiermee is het een samengevoegde indicator geworden met de indicator: «Aandeel zwakke afdelingen dat zich binnen twee jaar verbetert». Op deze manier kunnen «cohorten» zwakke en zeer zwakke afdelingen vergeleken worden. Hiermee wordt afgeweken van de meetmethode in het Onderwijsverslag van de Inspectie. Bij de meetmethode van de Inspectie is immers het risico dat de uitkomsten teveel door toeval beïnvloed worden.

 

Studenten-tevredenheid

mbo

De basis- en streefwaarde zijn met ingang van de begroting 2016 gewijzigd. In het (openbare) rapport JOB-monitor 2014 wordt in tabel op blz. 135 alleen het percentage opgenomen van tevreden studenten over school en studie.

4

Aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt verbeteren

 

Aandeel leerlingen in de beroepsgerichte leerweg van het vmbo dat kiest voor techniek

vo

De indicator is gewijzigd op basis van een nauwkeuriger meetmethode van DUO-data in plaats van het Platform Bèta en Techniek. De basiswaarde is niet gewijzigd. Voor de basiswaarde is er verantwoord over de leerlingen in de basis,- en kaderberoepsgerichte leerweg die volledig gekozen hebben voor techniek. Voor de daarop volgende jaren is besloten ook te naar de leerlingen te kijken in de basis,- en kaderberoepsgerichte leerweg die een combinatieprofiel hebben waar techniek onderdeel van is.

7

Het waarborgen van een onafhankelijk, gevarieerd en kwalitatief hoogstaand media-aanbod dat toegankelijk is voor alle lagen van de bevolking

 

De uitzendingen van de publieke omroep onderscheiden zich van die van de commerciële omroepen door een blijvend hogere kwalitatieve waardering door de Nederlandse bevolking

media

De indicator komt niet meer terug in het DJV 2015. Naar aanleiding van de beleidsdoorlichting Media (2014) worden de indicatoren voor artikel 15 herzien. Hierbij wordt aangesloten op de prestatieafspraken met de NPO voor de periode 2016–2020, die dit jaar worden afgesloten. Met ingang van de rijksbegroting 2016 worden de indicatoren geactualiseerd.

Investeringen in sector-/bestuursakkoorden

In de begroting 2015 was bij artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid een overzichtsconstructie van de investeringen onderwijs. Deze tabel is hieronder wederom opgenomen. Over deze investeringen zijn in het sectorakkoord VO respectievelijk de bestuursakkoorden PO en MBO afspraken gemaakt. Het betreft onder andere middelen uit de Regeerakkoorden Rutte I en II, het Begrotingsakkoord 2013 en de Begrotingsafspraken 2014. Om een volledig beeld te schetsen, is er voor gekozen om ook de oploop in de desbetreffende investeringen op te nemen, ook al komen deze tranchegewijs beschikbaar op de begroting van OCW.

Tabel Investeringen in sector-/bestuursakkoorden (bedragen x € 1 miljoen)
 

2015

2016

2017

2018

Investeringen in het primair onderwijs

       
         

Prestatiebox

128

151

223

263

professionalisering/ leraren schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten en bewegingsonderwijs

       

duurzame kwaliteitsverbetering

       

brede vorming (cultuur, wetenschap en techniek)

       

Lumpsum

138

138

142

142

cao afspraak begeleiding startende leraar

       

cao afspraak professionele ontwikkeling leraren

       

werkdrukvermindering door conciërges en klassenassistenten

       

verminderen zittenblijven

       

Subsidie

33

35

39

39

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

Implementatie, ICT, verbeterscholen

       

Totaal PO

299

324

404

444

Investeringen in het voortgezet onderwijs

       
         

Prestatiebox

177

203

274

302

professionalisering leraren, schoolleiders en bestuurders

       

aanpak toptalenten

       

opbrengstgericht werken

       

cofinanciering aanpak continu verbeteren

       

meer masters voor de klas

       

Lumpsum

25

29

29

29

werkdrukvermindering door inzet klassenassistenten

       

(academische)opleidingsscholen

       

Subsidie

36

43

36

38

verhoging budget lerarenbeurs en extra vervangingsvergoeding

       

verminderen zittenblijven

       

implementatie en ICT-ondersteuning

       

Totaal VO

238

275

339

369

Investeringen in het middelbaar en beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

         

Investeringsdeel kwaliteitsafspraken MBO

195

187

190

190

Professionalisering leraren en schoolleiders

       

taal en rekenen

       

professionalisering examenfunctionarissen

       

excellentie

       

Resultaatafhankelijk deel kwaliteitsafspraken

37

136

211

211

studiesucces

       

beroepspraktijkvorming

       

voortijdig schoolverlaten

       

Totaal MBO

231

322

400

400

Totaal investeringen

768

921

1.143

1.213

Wat is bereikt met de investeringen in sector-/bestuursakkoorden uit de begroting 2015?

Onderwijsmonitor

De Algemene Rekenkamer constateerde in hun rapport «Onderwijsmonitor (d.d. 5 juni 2015)» dat de informatie over de beleidsdoelen de Tweede Kamer versnipperd bereikt: via begroting en jaarverslag, het onderwijsverslag, voortgangrapportages en andere (onderzoek)rapportages. Om dit te stroomlijnen en de Tweede Kamer aldus beter te kunnen informeren adviseerde de Algemene Rekenkamer o.a. om een dashboard te ontwikkelen. Een dashboard dat op macroniveau inzicht geeft in de voorwaarden voor goed onderwijs met de daarbij behorende beleidsinstrumenten, en de behaalde onderwijsresultaten. OCW heeft in reactie op dit advies een brede onderwijsmonitor ontwikkeld en gepubliceerd op http://www.trendsinbeeldocw.nl/ocw-stelsels-in-beeld/onderwijs. De monitor bestaat uit een dashboard van output- en outcome-indicatoren die de resultaten van het onderwijs weergeven, aangevuld met een wegwijzer naar actuele beleidsinformatie over het onderwijsproces. De in de monitor gepresenteerde output en outcome zijn mede te danken aan de in tabel genoemde investeringen, maar een directe relatie leggen is niet mogelijk.

Vrijheid in besteding

Instellingen zijn vrij om te bepalen voor welke doelen zij de middelen inzetten. Zij worden wel gestimuleerd om binnen de kaders van de bestuurs- en sectorakkoorden te blijven, maar zij zijn niet beperkt tot de in tabel genoemde doelen. In de reguliere jaarverslaglegging leggen zij verantwoording af. De voortgang op de belangrijkste ambities waarvoor de investeringen uit tabel zijn ingezet komen beknopt aan de orde in het beleidsverslag en worden waar mogelijk ondersteund door een selectie kwantitatieve indicatoren en streefwaarden. Hieronder lopen we de bij de investeringen horende beleidsambities uit tabel thematisch langs, en lichten toe waar in het jaarverslag relevante verantwoordingsinformatie is gepresenteerd.

Voortgang op thema’s uit tabel Investeringen in sector-/bestuursakkoorden

Professionalisering leraren in po, vo en mbo; meer masters voor de klas; begeleiding startende leraar, werkdruk, opleidingsscholen, lerarenbeurs.

In de lerarenagenda en sectorakkoorden zijn over deze thema’s afspraken gemaakt met de sectoren. Op 16 oktober heeft de Tweede Kamer de voortgangsrapportage over de sectorakkoorden funderend onderwijs ontvangen en op 4 november de voortgang op de lerarenagenda. De belangrijkste indicatoren en streefdoelen hieruit zijn opgenomen in bovenstaande indicatorentabel. Het betreft de indicatoren onder doelstelling 2. Deze hebben betrekking op het vergroten van de kwaliteit van leraren en schoolleiders, de verbetercultuur en het zorgdragen voor een veilig leerklimaat. Zie het onderdeel beleidsprioriteiten voor de verantwoording over de doelen en ambities.

Aanpak toptalenten en bewegingsonderwijs; Brede vorming die recht doet aan de diverse talenten

In de sectorakkoorden in het po en vo zijn hierover met de sectorraden afspraken gemaakt binnen het thema «talentontwikkeling door uitdagend onderwijs» (po) en «toekomstbestendig en uitdagend onderwijs» (vo). De belangrijkste streefdoelen uit de akkoorden zijn opgenomen in de beleidsagenda en de beleidsprioriteiten. Zij hebben betrekking op het aandeel leerlingen en studenten dat wordt uitgedaagd. In par 1.1 van het beleidsverslag wordt bij de doelstelling «ambitieus onderwijs dat alle leerlingen en studenten uitdaagt» de inzet en voortgang besproken. De meest recente realisatiewaarden bevinden zich in bovenstaande indicatorentabel. In par 1.2 komt het bewegingsonderwijs aan bod.

Opbrengstgericht werken; Duurzame kwaliteitsverbetering

In de sectorakkoorden in het po en vo zijn met de sectorraden hierover afspraken gemaakt binnen het thema «een brede aanpak voor duurzame onderwijsverbetering» (po) en «de school als lerende organisatie» (vo). De belangrijkste streefdoelen uit de akkoorden zijn ook opgenomen in de beleidsagenda en de beleidsprioriteiten. Zij hebben betrekking op doelstelling 3 «Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties». Paragraaf 1.3 van het beleidsverslag beschrijft de inzet en voortgang bij deze doelstelling en de behaalde voortgang op de indicatoren.

Verminderen zittenblijven, studiesucces en voortijdig schoolverlaten

De indicatorentabel in de beleidsagenda bevat concrete streefdoelen bij deze thema’s en toont de voortgang. In het dashboard en de voortgangsrapportage van de sectorakkoorden is de ontwikkeling van deze indicatoren uitgebreider beschreven samen met de ondernomen acties.

Implementatie en ICT

In de sectorakkoorden in het po en vo zijn met de sectorraden binnen het thema »talentontwikkeling door uitdagend onderwijs» (po) en «professionele leraren» (vo) ook afspraken gemaakt over de implementatie en het gebruik van ICT. In de voortgangsrapportage van de sectorakkoorden worden een aantal doelen en indicatoren gemonitord, waaronder het aandeel besturen met een implementatie- en investeringsplan voor onderwijs en ICT, het gebruik van digitaal leermateriaal in de les en het aandeel leraren met voldoende ICT vaardigheden. Hierover is de Tweede Kamer op 16 oktober 2015 geïnformeerd.

Kwaliteitsafspraken mbo

Onder doelstelling 2 van het beleidsverslag wordt over dit thema verantwoording afgelegd. Aan de orde komen zowel de professionele ontwikkeling van het personeel als ook excellent vakmanschap, het ontwikkelen van expertise op het gebied van examinering, het taal- en rekenonderwijs en de begeleiding van startende docenten.

Beroepspraktijkvorming

Onder doelstelling 4 van het beleidsverslag («aansluiting van het onderwijs op de behoefte van de arbeidsmarkt») wordt over dit thema verantwoording afgelegd.

Realisatie beleidsdoorlichtingen

Tabel Realisatie beleidsdoorlichtingen

Artikel

Realisatie

Geheel artikel

Toelichting

 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

   

1. Primair onderwijs

                 

Onderwijsachterstandenbeleid

             

Kamerstuk 31 511, nr. 3

Kwaliteitszorg, innovatie en schoolontwikkeling in het primair onderwijs

             

Kamerstuk 31 511, nr. 3

Brede scholen

         

   

Deze doorlichting is onderdeel van de beleidsdoorlichting «Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat», in relatie met Kamerstuk 31 293, nr. 207

1, 3, 4, 6, 7 en 9 Onderwijs

                 

Prestaties van leerlingen en studenten omhoog1

           

 

Kamerstuk 31 511, nr. 20

Doelmatigheid en focus op het onderwijs1

Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders1

1, 3, 4, 6 en 7 Onderwijs

                 

Scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk

         

   

Kamerstuk 31 511, nr. 12

Scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

         

   

Kamerstuk 31 511, nr. 12

                   

4. Beroepsonderwijs en volwasseneducatie

                 

Leren & Werken

   

         

Kamerstuk 30 012, nr. 36

                   

6 en 7. Hoger onderwijs

                 

Kennisfunctie Hoger beroepsonderwijs

 

           

Kamerstuk 31 511, nr. 5

                   

9. Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid

                 

Actieplan Leerkracht

       

     

Kamerstuk 27 923, nr. 45

                   

14. Cultuur

                 

Waarborgen aanbod en participatie cultuur

   

         

Kamerstuk 31 511, nr. 8

Cultuur 2009–2014

           

 

Kamerstuk 31 511, nr. 19

                   

15. Media

                 

Mediabeleid 2004–2009

 

           

Kamerstuk 31 511, nr. 7

Mediabeleid 2010–2013

         

   

Kamerstuk 31 511, nr. 11

                   

16. Onderzoek en wetenschapsbeleid

                 

IBO wetenschappelijk onderzoek

         

   

Kamerstuk 29 338, nr. 136

                   

25. Emancipatie

                 

Emancipatie 2011–2014

         

   

Kamerstuk 30 420, nr. 211

1

De overkoepelende doorlichting Prestaties leerlingen en studenten omhoog is uitgevoerd met daarin duidelijk herkenbaar de door te lichten beleidsdoelstellingen Doelmatigheid en focus op het onderwijs en Goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders.

Toelichting:

OCW heeft in 2015 twee beleidsdoorlichtingen aan de Tweede Kamer gestuurd, te weten:

  • Cultuur 2009–2014 (toegelicht op artikel 14) en

  • Prestaties van leerlingen en studenten omhoog 2010–2014.

De beleidsdoorlichting «Prestaties van leerlingen en studenten omhoog 2010–2014» heeft betrekking op de vijf centrale onderwijsdoelstellingen uit de beleidsagenda 2012:

  • 1. prestaties van leerlingen en studenten omhoog

  • 2. scholen en instellingen met een ambitieus leerklimaat

  • 3. goed opgeleide en professionele leraren, docenten en schoolleiders

  • 4. scholen en instellingen maken resultaten inzichtelijk en worden aangesproken op hun prestaties, waarvoor door de overheid heldere normen zijn geformuleerd

  • 5. doelmatigheid en focus op het onderwijs zelf

De beleidsdoorlichting is gericht op de volgende artikelen uit de begroting Onderwijs, Cultuur en Wetenschap: artikel 1 Primair Onderwijs, artikel 3 Voortgezet Onderwijs, artikel 4 Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie, artikelen 6 en 7 Hoger Onderwijs en artikel 9 Arbeidsmarkt- en personeelsbeleid. De beleidsdoorlichting focust alleen op het nieuwe beleid zoals verwoord in de beleidsagenda 2012. Tevens zijn conform de door de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE) gestelde eisen, een aantal besparingsopties geformuleerd.

De beleidsdoorlichting is door de ADR uitgevoerd en opgesteld, in afstemming met een begeleidingscommissie die uit vertegenwoordigers van de betrokken beleidsdirecties bestond evenals enkele stafdirecties en het Ministerie van Financiën. Daarnaast had een onafhankelijk deskundige vanuit het Sociaal Cultureel Planbureau zitting in de begeleidingscommissie van de beleidsdoorlichting.

Op hoofdlijnen concludeert de ADR dat de implementatie van beleid goed op streek is, maar dat doorwerking tot op het niveau van de klas een zaak van langere adem is. Ten tweede dat veel prestaties een stijgende lijn vertonen, maar dat de prestaties op bepaalde onderdelen achterblijven. Ten derde dat er indicaties zijn dat het onderwijs in de afgelopen jaren een doelmatigheidsslag heeft gemaakt, maar dat het lastig is om doelmatigheid daadwerkelijk vast te stellen.

In de Kabinetsreactie en antwoorden op de Kamervragen over de beleidsdoorlichting is uitgebreid ingegaan op de conclusies van ADR en de genomen maatregelen. Zoals de ADR aangeeft moet, gezien de ontwikkelfase van het Nederlandse onderwijssysteem, verbetering in belangrijke mate vanuit de onderwijsinstellingen zelf komen. Bij de implementatie van beleid worden daarom leraren, schoolleiders, studenten en docenten intensiever betrokken bij de beleidsvorming. Zo komt het advies van Platform Onderwijs2032 over het onderwijs van de toekomst tot stand na een brede maatschappelijke dialoog. Ook de Strategische Agenda Hoger Onderwijs en Onderzoek 2015–2025 is opgesteld na gesprekken met studenten, docenten en bestuurders in de vorm van een tour langs hogescholen en universiteiten.

Overzicht van Risicoregelingen

Tabel 1 Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2014

Verleend 2015

Vervallen 2015

Uitstaande garanties 2015

Garantieplafond

Totaal plafond

Totaal stand begrotingsreserve

14

Indemniteitsregeling

351.000

381.000

455.000

277.000

 

300.000

15.000

 

Bouwleningen aan Academische Ziekenhuizen

239.716

0

37.667

202.049

     

De Indemniteitsregeling heeft tot doel een bijdrage te leveren aan het realiseren van tentoonstellingen van bijzonder belang of het tentoonstellen van bijzondere bruiklenen in Nederland door het beperken van de verzekeringskosten van musea. De garantstelling van het Rijk voor schade of verlies tot de eerste 30 procent van de verzekerde waarde (indemniteitsgarantie) van kunstwerken, verlaagt de verzekeringskosten van musea. Het risico is ook te verzekeren op de markt, maar de kosten zijn dan hoger, waardoor er minder budget voor tentoonstellingen overblijft. Daarnaast blijkt dat een indemniteitsgarantie ook als internationaal keurmerk fungeert: buitenlandse publieke en private eigenaren van museale objecten hechten aan de garantstelling vanuit het Rijk. Risicobeheersende maatregelen betreffen onder meer dat alleen erkende musea een aanvraag mogen doen op de indemniteitsregeling bij de Rijksdienst Cultureel Erfgoed die deze aanvraag, mede op de aanwezigheid van een risico-inventarisatie en -analyse, toetst. Een bedrag van € 15 miljoen dient als begrotingsreserve voor de indemniteitsregeling waaruit eventuele schadevergoedingen betaald kunnen worden.

Voor de Academische Ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

Tabel 2 Overzicht achterborgstellingen (bedragen x € 1.000.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2014

Uitstaande garanties 2015

14

Achterborgovereenkomst NRF

247,9

278,7

Het NRF verstrekt hypothecaire leningen aan monumenteigenaren van rijksmonumenten om restauraties uit te voeren. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen laagrentende hypothecaire leningen uit het revolving fund en aanvullende financieringen om de gehele restauratieopgave gefinancierd te krijgen. De achterborgovereenkomst NRF, en de garantie van het Ministerie van OCW, zien alleen toe op de aanvullende financiering. Door deze garantie kan het NRF financiering tegen een lagere rente aantrekken. Deze lagere rente wordt doorgerekend aan de monumenteigenaren zodat deze eigenaren gestimuleerd worden hun monument te restaureren.

Aangezien er een algemeen belang is (gebouwen van nationaal belang) waar een individu lasten van ervaart (hoge onderhoudskosten, beperkte mogelijkheden tot modernisering, dure oplossingen voor bijvoorbeeld energiebesparende maatregelen), wordt gebruik gemaakt van ondersteunende maatregelen. Door middel van deze regeling wordt cultureel erfgoed in stand gehouden en wordt tegelijkertijd minder gebruik gemaakt van de subsidie die het NRF ook uitbetaalt.

De achterborg kan in werking treden en tot daadwerkelijke kasverplichtingen komen, wanneer de eigenaren van Rijksmonumenten op grote schaal niet meer in staat zijn aan de rente- en aflossingsverplichtingen te voldoen en het eigen vermogen van het Nationaal Restauratiefonds is uitgeput. Dit eigen vermogen (voornamelijk vanuit Revolverende Fondsen) is momenteel beduidend hoger dan de uitstaande leningen onder de achterborg.

Licence