Artikel
Algemene doelstelling
Het stelsel van studiefinanciering biedt studenten in het hoger onderwijs en deelnemers in de beroepsopleidende leerweg (vanaf 18 jaar) de financiële mogelijkheden om in Nederland en daarbuiten onderwijs te kunnen volgen.
Rol en verantwoordelijkheid
De Minister is verantwoordelijk voor de doeltreffende en doelmatige werking van het stelsel van studiefinanciering, zoals geregeld in de Wet studiefinanciering 2000.
Financieren: De Minister financiert het stelsel waarbij de financiële toegankelijkheid is gewaarborgd: er zijn geen onoverkomelijke financiële belemmeringen om te gaan studeren. Tegelijkertijd wordt recht gedaan aan het principe dat studeren ook een investering door de student zelf is. Tevens wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders daaraan kunnen leveren.
Indicatoren/kengetallen
Voor indicatoren over studiefinanciering wordt verwezen naar Trends in Beeld.
Beleidsconclusies
Zie ook het beleidsverslag 2015.
In januari 2015 is de Wet studievoorschot hoger onderwijs aangenomen door de Eerste Kamer; deze trad vervolgens per 1 september 2015 in werking. Vanaf dat moment hebben nieuwe studenten in het hoger onderwijs niet langer recht op een basisbeurs, maar kunnen zij gebruik maken van het studievoorschot: een lening bij de overheid onder sociale voorwaarden en een lage rente. Terugbetalen mag in 35 jaar, en oud-studenten hoeven slechts 4% van hun inkomen boven het minimumloon in te zetten voor aflossing. Bij een inkomen onder het wettelijk minimumloon, hoeft de oud-student niet af te lossen.
Het studentenreisproduct, de eenoudertoeslag en de aanvullende beurs voor studenten van minder draagkrachtige ouders blijven wel bestaan. De aanvullende beurs wordt daarbij verhoogd met € 130 maximaal per maand. Zo is verzekerd dat iedereen die wil studeren, ook in staat is om te studeren.
Door deze maatregelen komt er geld vrij op de begroting om te investeren in de toegankelijkheid en kwaliteit van het hoger onderwijs en aan hoger onderwijs gerelateerd onderzoek.
Afgesproken is dat vanaf 1 januari 2017 ook minderjarige deelnemers aan het mbo recht krijgen op de OV-studentenreisvoorziening.
Het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) omvat de integrale vernieuwing van de uitvoering van de studiefinanciering bij de Dienst Uitvoering Onderwijs en zorgt voor een toekomstvaste en efficiëntere uitvoering. PVS is begin 2015, vanwege de invoering van de Wet studievoorschot hoger onderwijs, herijkt zodat het programma ook kan voorzien in de structurele uitvoering van deze wet. De kosten en looptijd van PVS zijn hierdoor gewijzigd en PVS is naar verwachting eind 2016/begin 2017 afgerond. In 2015 heeft PVS belangrijke mijlpalen bereikt, inclusief de livegang van een aantal nieuwe ICT-systemen.
In lijn met de rijksbrede aanpak van fraude zijn voor enkele specifieke onderdelen van de studiefinanciering aanvullende maatregelen getroffen om fraude en misbruik krachtig tegen te gaan. De handhaving is met name versterkt ten aanzien van buitenlandse studenten die in Nederland komen studeren en Nederlandse (ex-)studenten die naar het buitenland vertrekken en studenten met een eenoudertoeslag. Het betreft verbetering van de voorlichting, een investering in fraudedetectie en uitbreiding van al bestaande maatregelen (controles en invordering).
Op grond van de Wet studiefinanciering 2000 komen studerenden in aanmerking voor een extra beurs in geval ze uitwonend zijn. Met de invoering van het studievoorschot geldt dit vanaf 1 september 2015 niet meer voor nieuwe ingeschrevenen in het hoger onderwijs.
Om misbruik met de uitwonendenbeurs te voorkómen en straffer aan te pakken, worden sinds 2012 extra preventieve en repressieve maatregelen genomen. In 2015 zijn circa 3.000 uitwonende studenten met een hoog misbruikrisico op het BRP-adres gecontroleerd. In bijna de helft van de geselecteerde gevallen – 48%, ongeveer gelijk aan de bevindingen uit 2014 – is vastgesteld (voor bezwaar en beroep) dat de studerende niet op het in de BRP geregistreerde adres woonachtig was. Het resterende misbruikrisico uitwonendenbeurs wordt geschat op een jaarlijks bedrag tussen de € 12 en € 22 miljoen (in 2010 nog tussen de € 40 en € 55 miljoen). Het gevoerde beleid is daarmee zeer succesvol. De verwachting is dat het risico de komende jaren nog verder zal afnemen als gevolg van de voortzetting van de controles en mede door het vervallen van het onderscheid tussen uit- en thuiswonenden onder het studievoorschot.
In 2015 is de integrale controle afgerond op de studerenden, die in 2014 een toekenning eenoudertoeslag hebben gehad. Het beleid is succesvol geweest: de onterechte toekenningen zijn inmiddels stopgezet en zoveel als mogelijk met terugwerkende kracht gecorrigeerd. In totaal is voor € 7,3 miljoen aan toekenningen teruggevorderd en ontvangen, waarvan € 5 miljoen in 2015.
Budgettaire gevolgen van beleid
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |||
Verplichtingen | 4.131.887 | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.367.687 | 4.246.402 | 121.285 | ||
Uitgaven | 4.131.887 | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.367.687 | 4.246.402 | 121.285 | ||
Inkomensoverdracht | 2.688.924 | 2.270.346 | 2.446.647 | 3.011.892 | 2.261.813 | 2.214.066 | 47.747 | ||
• | Basisbeurs | 1.041.952 | 1.176.404 | 1.226.945 | 1.363.422 | 1.307.103 | 1.224.947 | 82.156 | |
– | Gift (R) | 873.052 | 915.853 | 1.001.245 | 989.938 | 1.045.073 | 1.053.070 | – 7.997 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 168.900 | 260.551 | 225.700 | 373.484 | 262.030 | 171.877 | 90.153 | |
• | Aanvullende beurs | 583.500 | 612.222 | 616.913 | 683.797 | 736.390 | 690.044 | 46.346 | |
– | Gift (R) | 489.800 | 499.865 | 528.140 | 537.091 | 579.340 | 579.416 | – 76 | |
– | Prestatiebeurs (NR) | 93.700 | 112.357 | 88.774 | 146.706 | 157.051 | 110.628 | 46.423 | |
• | Reisvoorziening | 803.237 | 292.937 | 450.303 | 819.053 | 167.521 | 135.506 | 32.015 | |
– | Bijdrage aan vervoersbedrijven (R) | 996.331 | 539.319 | 681.165 | 1.124.222 | 384.717 | 414.922 | – 30.205 | |
– | Gift (R) | 463.234 | 497.253 | 541.148 | 521.861 | 594.044 | 577.661 | 16.383 | |
– | Prestatiebeurs (R) | – 656.328 | – 743.635 | – 772.010 | – 827.030 | – 811.239 | – 857.077 | 45.838 | |
• | Overige uitgaven | 260.235 | 188.783 | 152.485 | 145.620 | 50.798 | 163.569 | – 112.771 | |
– | Overige uitgaven relevant (R) | 69.108 | 96.589 | 100.891 | 170.521 | 97.552 | 115.113 | – 17.561 | |
– | Caribisch Nederland (R) | 1.340 | 1.868 | 2.809 | 2.129 | 3.013 | 2.129 | 884 | |
– | Overige uitgaven niet-relevant (NR) | 189.787 | 90.326 | 48.785 | – 27.030 | – 49.767 | 46.327 | – 96.094 | |
Leningen | 1.354.449 | 1.423.416 | 1.576.661 | 1.713.785 | 1.974.217 | 1.913.040 | 61.176 | ||
– | Rentedragende lening (NR) | 1.252.579 | 1.300.675 | 1.434.492 | 1.551.003 | 1.771.421 | 1.723.876 | 47.545 | |
– | Collegegeldkrediet (NR) | 101.870 | 122.741 | 142.169 | 162.782 | 202.796 | 189.164 | 13.632 | |
Bijdrage aan agentschappen | 88.514 | 113.293 | 127.043 | 120.668 | 131.657 | 119.296 | 12.361 | ||
– | Dienst Uitvoering Onderwijs (R) | 88.514 | 113.293 | 127.043 | 120.668 | 131.657 | 119.296 | 12.361 | |
Ontvangsten | 662.979 | 694.980 | 737.384 | 751.400 | 764.976 | 804.481 | – 39.505 | ||
– | Ontvangen rente en relevante hoofdsom (R) | 240.832 | 234.426 | 213.912 | 186.151 | 154.920 | 236.592 | – 81.672 | |
– | Kortlopende vorderingen (R) | 61.536 | 76.206 | 105.077 | 96.423 | 92.801 | 88.329 | 4.472 | |
– | Terugontvangen hoofdsom (NR) | 360.611 | 384.348 | 418.395 | 468.826 | 517.254 | 479.560 | 37.694 |
N.B.: Verschillen in de optellingen van (sub)totalen worden veroorzaakt door afrondingsverschillen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
Totaal programma-uitgaven | 4.131.887 | 3.807.055 | 4.150.351 | 4.846.345 | 4.367.687 | 4.246.402 | 121.285 |
Relevante uitgaven: | 2.325.051 | 1.920.405 | 2.210.431 | 2.639.400 | 2.024.156 | 2.004.530 | 19.626 |
Niet-relevante uitgaven: | 1.806.836 | 1.886.650 | 1.939.920 | 2.206.945 | 2.343.531 | 2.241.872 | 101.659 |
Totaal ontvangsten | 662.979 | 694.980 | 737.384 | 751.400 | 764.976 | 804.481 | – 39.506 |
Relevante ontvangsten: | 302.368 | 310.632 | 318.989 | 282.574 | 247.722 | 324.921 | – 77.199 |
Niet-relevante ontvangsten: | 360.611 | 384.348 | 418.395 | 468.826 | 517.254 | 479.560 | 37.694 |
Toelichting op de financiële instrumenten
Zowel voor de uitgaven als de ontvangsten wordt een onderscheid gemaakt tussen relevant en niet-relevant. Relevant betekent: relevant voor het EMU-saldo en daarmee relevant voor het uitgavenkader. De relevante uitgaven worden hoofdzakelijk gevormd door de studiefinanciering die meteen als gift wordt toegekend en uitgekeerde prestatiebeurs die wordt omgezet in een gift (na behalen diploma binnen tien jaar). Onder de niet-relevante uitgaven vallen vooral de prestatiebeurs (zolang die nog niet is omgezet in een gift) en de rentedragende leningen. Deze uitgaven zijn niet-relevant voor het uitgavenkader, maar worden wel meegerekend in de EMU-schuld.
De relevante ontvangsten worden vooral gevormd door de ontvangen rente op leningen. De niet-relevante ontvangsten betreffen hoofdzakelijk aflossingen op de hoofdsom van de rentedragende leningen.
Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de uitgavenrealisatie in 2015 is € 121,3 miljoen, waarvan € 19,6 miljoen relevant en € 101,7 miljoen niet-relevant.
Het verschil tussen de oorspronkelijke begroting en de ontvangstenrealisatie in 2015 is – € 39,5 miljoen, waarvan – € 77,2 miljoen relevant en € 37,7 miljoen niet-relevant.
De verschillen tussen de begrotingsramingen en de realisaties 2015 worden hierna bij de instrumenten toegelicht.
Inkomensoverdrachten
Basisbeurs
Een basisbeurs is een algemene voorziening die er toe bijdraagt dat studenten in het hoger onderwijs (ho) en deelnemers van 18 jaar en ouder in de beroepsopleidende leerweg (bol) financieel in staat worden gesteld om onderwijs te volgen in Nederland en daarbuiten.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
Studerenden met een basisbeurs | 618.730 | 629.184 | 645.065 | 665.088 | 630.872 | 647.900 | – 17.028 |
bol | 220.271 | 223.172 | 229.484 | 237.993 | 238.947 | 247.000 | – 8.053 |
hbo | 266.876 | 271.003 | 277.294 | 283.878 | 265.655 | 274.000 | – 8.345 |
wo | 131.583 | 135.009 | 138.287 | 143.217 | 126.270 | 126.900 | – 630 |
Alleen (nul)lening | 99.020 | 101.745 | 104.322 | 109.981 | 153.663 | 140.900 | 12.763 |
bol | 2.146 | 4.632 | 5.409 | 6.235 | 6.975 | 5.800 | 1.175 |
hbo | 43.151 | 44.706 | 48.277 | 52.994 | 75.663 | 69.300 | 6.363 |
wo | 53.723 | 52.407 | 50.636 | 50.752 | 71.025 | 65.800 | 5.225 |
Totaal | 717.750 | 730.929 | 749.387 | 775.069 | 784.535 | 788.800 | – 4.265 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Uit de realisatiecijfers blijkt dat het totaal aantal studerenden met studiefinanciering in 2015 iets lager is dan geraamd, namelijk 4.265 studenten. In de tabel zijn studenten die te maken hebben met het studievoorschot opgenomen in de categorie «alleen (nul)lening», omdat zij geen basisbeurs ontvangen. Deze categorie bevat ook studerenden die hun recht op basisbeurs reeds hebben verbruikt. Het totaal aantal studenten bij de bol is lager dan was geraamd. Bij het hbo is in de realisatie ten opzichte van de raming vooral een schuif zichtbaar van aantallen met basisbeurs naar aantallen met alleen een (nul)lening en is het totale aantal iets lager. Bij het wo is het totaal aantal studerenden wat hoger, wat zich vooral uit in het aantal met (nul)lening.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
bol direct gift (bol 1/2 en 3/4 met diploma) | 112,5 | 107,0 | 110,6 | 115,6 | 103,2 | 129,3 | – 26,1 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 159,2 | 173,8 | 187,2 | 201,3 | 209,5 | 207,4 | 2,1 |
ho direct gift (ho met diploma) | 3,5 | 4,9 | 2,9 | 2,7 | 2,4 | 5,0 | – 2,6 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 597,8 | 630,1 | 700,5 | 670,3 | 730,0 | 711,4 | 18,6 |
Totaal | 873,1 | 915,9 | 1.001,2 | 989,9 | 1.045,1 | 1.053,1 | – 8,0 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
bol toekenningen | 222,0 | 222,5 | 234,2 | 251,8 | 256,7 | 261,0 | – 4,3 |
bol omzettingen | – 158,5 | – 173,0 | – 187,2 | – 200,1 | – 208,0 | – 226,9 | 18,9 |
ho toekenningen | 873,0 | 884,5 | 925,6 | 977,9 | 933,7 | 932,1 | 1,6 |
ho omzettingen | – 767,7 | – 673,5 | – 746,9 | – 656,1 | – 720,4 | – 794,3 | 73,9 |
Totaal | 168,9 | 260,6 | 225,7 | 373,5 | 262,0 | 171,9 | 90,1 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
In de beroepsopleidende leerweg (bol) is in 2015 per saldo € 30,4 miljoen (€ 26,1 miljoen en € 4,3 miljoen) minder aan basisbeurs uitbetaald dan geraamd. De € 26,1 miljoen lagere uitgaven worden voornamelijk veroorzaakt door het lagere studentenaantal bol niveau 1/2. Ook is het aantal eenoudertoeslagen, die qua bedrag ook onder basisbeursbedragen vallen, voor deze groep wat lager dan geraamd. Er is € 4,3 miljoen minder aan basisbeurs als prestatiebeurs in de bol toegekend dan geraamd.
In 2015 is per saldo € 2,1 miljoen meer basisbeurs prestatiebeurs bol in gift of definitieve lening omgezet dan geraamd.
In het ho is ten opzichte van de raming € 18,6 miljoen meer basisbeurs omgezet in gift, waarvan € 14,6 miljoen bij het hbo.
De toekenningen als gift van basisbeurzen aan ho-studenten die al een diploma hebben zijn € 2,6 miljoen lager dan geraamd.
In 2014 is DUO een andere boekingsmethode gaan hanteren bij het registreren van omzettingen van prestatiebeurs naar gift en rentedragende leningen. Deze andere boekingsmethode resulteert op deze post, namelijk de omzettingen prestatiebeurs ho, in hogere niet-relevante uitgaven van € 73,9 miljoen. Deze gewijzigde boekingsmethode was nog niet verwerkt in de begrotingsraming 2015. Dit boekhoudkundige effect treedt ook elders op, zie de tabellen 11.8 en 11.11.
Aanvullende beurs
In de studiefinanciering wordt recht gedaan aan de bijdrage die ouders kunnen leveren aan de investering in hun kinderen. Daarom wordt rekening gehouden met een zogenoemde veronderstelde ouderlijke bijdrage. In het geval dat ouders onvoldoende inkomen hebben om die bijdrage te leveren, hebben studerenden een extra financiële belemmering te overwinnen. Om deze belemmering weg te nemen wordt aan hen een aanvullende beurs verstrekt die afhankelijk is van het ouderlijk inkomen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
bol | 102.301 | 103.469 | 106.760 | 112.519 | 115.390 | 114.500 | 890 |
hbo | 81.252 | 81.821 | 82.873 | 85.600 | 88.881 | 87.400 | 1.481 |
wo | 25.785 | 26.133 | 26.765 | 28.077 | 29.202 | 27.300 | 1.902 |
Totaal | 209.338 | 211.423 | 216.398 | 226.196 | 233.473 | 229.200 | 4.273 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal verstrekte aanvullende beurzen is in 2015, met name bij het hoger onderwijs, wat hoger uitgekomen dan geraamd.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
bol direct gift | 113,6 | 117,0 | 219,1 | 232,4 | 239,8 | 247,6 | – 7,8 |
bol omzettingen prestatiebeurs in gift | 198,7 | 209,2 | 121,2 | 130,9 | 135,4 | 130,6 | 4,8 |
ho direct gift | 36,8 | 35,0 | 34,7 | 36,5 | 48,1 | 52,3 | – 4,2 |
ho omzettingen prestatiebeurs in gift | 140,7 | 138,6 | 153,1 | 137,3 | 156,0 | 149,0 | 7,1 |
Totaal | 489,8 | 499,9 | 528,1 | 537,1 | 579,3 | 579,4 | – 0,1 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
bol toekenningen | 137,7 | 145,5 | 146,7 | 158,2 | 167,7 | 163,7 | 4,0 |
bol omzettingen | – 103,2 | – 110,9 | – 121,2 | – 128,2 | – 132,8 | – 141,0 | 8,2 |
ho toekenningen | 217,4 | 233,1 | 234,3 | 250,3 | 275,7 | 257,0 | 18,7 |
ho omzettingen | – 158,2 | – 155,3 | – 171,0 | – 133,6 | – 153,6 | – 169,1 | 15,5 |
Totaal | 93,7 | 112,4 | 88,8 | 146,7 | 157,0 | 110,6 | 46,4 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
De toekenningen van aanvullende beurzen in de bol zijn in 2015 per saldo € 3,8 miljoen lager uitgekomen. Dit betreft voor – € 7,8 miljoen direct gift, wat voornamelijk veroorzaakt wordt door een lager aantal studenten bol niveau 1/2. Daarnaast is € 4,0 miljoen meer toegekend aan prestatiebeurs aanvullende beurs bol dan begroot.
De omzettingen van prestatiebeurs bol naar gift zijn € 4,8 miljoen hoger dan geraamd.
De toekenningen als gift van aanvullende beurzen aan ho-studenten zijn € 4,2 miljoen lager dan geraamd. Dit komt voornamelijk door een lagere instroom in het ho. Bij de toekenningen aanvullende beurs als prestatiebeurs in het ho is het verschil ten opzichte van de raming € 18,7 miljoen. Bij de uitgaven omzettingen van aanvullende beurzen in gift bij het ho is het verschil € 7,1 miljoen. Zie voor de wijzigingen van boekingen van omzettingen ook de toelichting bij tabel 11.5.
Reisvoorziening
Als onderdeel van het stelsel van studiefinanciering, draagt een reisvoorziening bij aan de toegankelijkheid van het onderwijs. Meer in het bijzonder is het doel van de reisvoorziening om studenten te faciliteren in het reizen van huis naar de onderwijsinstelling en van huis naar de stageplaatsen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
Aantal gebruikers van het reisrecht | 644.700 | 656.510 | 642.618 | 657.972 | 668.303 | 670.300 | – 1.997 |
bol | 192.548 | 194.599 | 204.514 | 210.984 | 215.151 | 217.200 | – 2.049 |
ho | 452.152 | 461.911 | 438.104 | 446.988 | 453.152 | 453.100 | 52 |
Aantal RBS | 17.828 | 18.964 | 17.688 | 19.345 | 20.614 | 18.400 | 2.214 |
bol | 2.418 | 2.609 | 2.553 | 2.809 | 2.978 | 2.700 | 278 |
ho | 15.410 | 16.355 | 15.135 | 16.536 | 17.636 | 15.700 | 1.936 |
Totaal | 662.528 | 675.474 | 660.306 | 677.317 | 688.917 | 688.700 | 217 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het aantal studenten dat gebruik maakt van de reisvoorziening is in 2015 per saldo iets hoger (totaal 217) dan begroot.
In de bol zijn ten opzichte van de raming 2.049 minder OV-kaarthouders, in het ho ligt het aantal OV-kaarthouders ten opzichte van de raming 52 hoger.
Het aantal studenten dat in 2015 een financiële vergoeding voor studeren in het buitenland ontving is 2.214 hoger dan geraamd, voornamelijk bij het ho.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
Betaling aan vervoersbedrijven | 996,3 | 539,3 | 681,2 | 1.124,2 | 384,7 | 414,9 | – 30,2 |
bol prestatiebeurs | – 174,3 | – 200,4 | – 222,7 | – 242,2 | – 238,9 | – 252,3 | 13,3 |
bol omzettingen | 118,0 | 129,7 | 145,0 | 159,4 | 181,5 | 171,2 | 10,3 |
ho prestatiebeurs | – 482,0 | – 543,3 | – 549,3 | – 584,8 | – 572,3 | – 604,8 | 32,5 |
ho omzettingen | 325,7 | 343,9 | 370,3 | 335,6 | 385,7 | 378,3 | 7,4 |
RBS en overig | 19,5 | 23,7 | 25,9 | 26,9 | 26,9 | 28,1 | – 1,3 |
Totaal | 803,2 | 292,9 | 450,3 | 819,1 | 167,5 | 135,5 | 32,0 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
De realisatie 2015 van de uitgaven reisvoorziening is totaal € 32,0 miljoen hoger dan geraamd.
Bij de betaling aan vervoersbedrijven is het verschil tussen begroting en realisatie in 2015 per saldo – € 30,2 miljoen. De vergoeding aan de vervoersbedrijven is in 2015 € 19,9 miljoen lager uitgevallen dan geraamd. Daarnaast was de afrekening met de vervoersbedrijven over 2014 € 10,3 miljoen lager dan geraamd. Beide verlagingen worden veroorzaakt door een lagere gemiddelde kaartprijs dan waar aanvankelijk mee was gerekend.
De reisvoorziening is voor de meeste studerenden onderdeel van de prestatiebeurs. Deze prestatiebeurzen worden relevant negatief geboekt als tegenhanger van de betaling aan de vervoersbedrijven. De verlaging van de gemiddelde prijs zorgt hier voor een lager negatief bedrag, waardoor het een stijgend effect op de uitgaven heeft. Het gaat om € 45,8 miljoen hogere uitgaven reisvoorziening als prestatiebeurs (bol € 13,3 miljoen, ho € 32,5 miljoen).
De omzettingen van prestatiebeurs naar gift in 2015 zijn € 17,7 miljoen hoger dan de raming voor 2015 (bol € 10,3 miljoen, ho € 7,4 miljoen).
Het verschil tussen begroting en realisatie 2015 bij de reisvergoeding aan studerenden in het buitenland is – € 1,3 miljoen. De realisatie van dit aantal studerenden is hoger dan geraamd. In 2015 zijn de gemiddelde maandvergoedingen aan studerenden in het buitenland lager uitgevallen.
Overige uitgaven
De overige uitgaven omvatten voornamelijk technische boekingen, waaronder achterstallige rechten, omzettingen van prestatiebeurzen in gift of naar rentedragende lening en overige technische correcties tussen relevante- en niet-relevante uitgaven. Daarnaast komen ten laste van dit artikelonderdeel ook uitgaven gedaan aan Caribisch Nederland, EG-studerenden, voorschotten en handbetalingen. Tot slot worden ook niet-relevante uitgaven aan de reisvoorziening hieronder geschaard. Het totale verschil tussen raming en realisatie 2015 bij overige uitgaven bedraagt – € 112,8 miljoen, waar van – € 17,6 miljoen relevant en – € 96,1 miljoen niet-relevant.
Leningen
De leenmogelijkheden in de studiefinanciering stellen studerenden in staat om hun eigen bijdrage tegen relatief gunstige voorwaarden via de rijksoverheid te financieren.
Naast een rentedragende lening voor levensonderhoud kunnen studenten in het hoger onderwijs gebruik maken van het collegegeldkrediet.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
rentedragende lening | 1.169,1 | 1.212,8 | 1.343,5 | 1.567,1 | 1.780,9 | 1.580,2 | 200,7 |
omzettingen prestatiebeurs naar rentedragende lening | 83,4 | 87,9 | 91,0 | – 16,1 | – 9,5 | 143,7 | – 153,2 |
collegegeldkrediet | 101,9 | 122,7 | 142,2 | 162,8 | 202,8 | 189,2 | 13,6 |
Totaal | 1.354,4 | 1.423,4 | 1.576,7 | 1.713,8 | 1.974,2 | 1.913,0 | 61,2 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Per saldo zijn in 2015 de niet-relevante uitgaven aan de leenfaciliteit € 61,2 miljoen hoger dan geraamd. De uitgaven aan de rentedragende lening zijn in 2015 per saldo € 200,7 miljoen hoger dan geraamd. Dit bedrag bestaat voor € 139,4 miljoen uit werkelijk hogere uitgaven aan de lening en voor € 61,3 miljoen uit meer technische bijstellingen, zoals prestatiebeursuitgaven die verschuiven naar een lening en omzettingen van achterstallig lagere rechten in langlopende vorderingen. In heel 2015 zijn meer studenten gaan lenen dan aanvankelijk was geraamd. Vanaf 1 september 2015 is het leenvolume ook gestegen als gevolg van de invoering van het studievoorschot.
De omzettingen van prestatiebeurzen in een rentedragende lening zijn in 2015 € 153,2 miljoen minder dan geraamd. Dit houdt verband met de gewijzigde boekingssystematiek door DUO in 2014. Zie ook de toelichting onder tabel 11.5.
Er is in 2015 € 13,6 miljoen meer aan collegegeldkrediet verstrekt dan geraamd.
Bijdrage aan agentschappen
De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor dit begrotingsartikel.
Het verschil tussen raming en realisatie 2015 bedraagt € 12,4 miljoen. Dit is onder meer het gevolg van een overboeking van € 3,0 miljoen van 2014 naar 2015 en voor € 7,7 miljoen extra kosten voor het Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS). Het resterend verschil tussen raming en realisatie ontstaat voornamelijk door de terugboeking van een niet doorgegaan dereguleringsvoorstel, een compensatie voor de ondernemingsraad van DUO en kosten van de bovensectorale loonruimteafspraak.
Ontvangsten
Het terugbetalingssysteem van leningen is naar draagkracht. Wie gelet op zijn of haar inkomen niet kan terugbetalen, hoeft niet terug te betalen. Voor wie bewust leent, is de studielening hiermee een veilig instrument voor de financiering van onderwijs.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
Hoofdsom (NR) | 360,6 | 384,3 | 418,4 | 468,8 | 517,3 | 479,6 | 37,7 |
relevante rentedragende lening | 8,5 | 5,5 | 3,7 | 2,4 | 2,2 | 2,3 | – 0,1 |
rente-ontvangsten | 227,5 | 223,8 | 204,9 | 177,7 | 146,5 | 229,1 | – 82,6 |
renteloos voorschot | 4,9 | 5,1 | 5,3 | 6,1 | 6,2 | 5,2 | 1,0 |
Totaal | 601,4 | 618,8 | 632,3 | 655,0 | 672,2 | 716,2 | – 44,0 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
In vergelijking met de raming terugbetaling studieleningen is er in 2015 per saldo € 44,0 miljoen minder terugbetaald. Dit saldo wordt voornamelijk gevormd door € 37,7 miljoen meer niet-relevante ontvangsten hoofdsom studielening en € 82,6 miljoen minder relevante rente-ontvangsten als gevolg van een lagere gemiddelde rente dan waarmee in de raming rekening werd gehouden.
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | |
---|---|---|---|---|---|
renteloze voorschotten t/m 1986 | 28,2 | 27,5 | 27,3 | 28,8 | 25,5 |
rentedragende leningen verstrekt voor 1992 | 33,1 | 25,7 | 21,2 | 15,5 | 13,1 |
rentedragende leningen verstrekt na 1992 | 10.645,4 | 11.598,0 | 12.637,1 | 13.759,0 | 15.044,4 |
collegegeldkrediet | 296,7 | 397,7 | 488,1 | 583,3 | 699,9 |
Totaal | 11.003,4 | 12.048,9 | 13.173,7 | 14.386,6 | 15.782,9 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Tabel 11.13 geeft de vorderingstanden aan het einde van het jaar. Het betreft de vorderingen op oud-studenten en op actieve studenten, exclusief de uitgaven aan prestatiebeursleningen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2011 | 2012 | 2013 | 2014 | 2015 | 2015 | 2015 | |
achterstallig lager recht (ALR) | 45,2 | 48,1 | 48,7 | 50,8 | 47,6 | 48,7 | – 1,1 |
reisvoorziening | 16,1 | 16,9 | 46,7 | 35,1 | 35,2 | 30,9 | 4,3 |
overig | 0,2 | 11,2 | 9,7 | 10,5 | 10,0 | 8,8 | 1,2 |
Totaal | 61,5 | 76,2 | 105,1 | 96,4 | 92,8 | 88,3 | 4,5 |
Bron: realisatiegegevens DUO
Toelichting:
Het verschil tussen realisatie en raming 2015 bij de ontvangsten op kortlopende vorderingen bedraagt totaal € 4,5 miljoen, voornamelijk meer-ontvangsten reisvoorziening door opbrengsten incasso OV-kaart.
Artikel