Base description which applies to whole site

7.4 De balansen per 31 december 2015 van de agentschappen van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat

Gespecificeerde verantwoordingsstaat 2015 Bedragen in EUR 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Baten

       

Opbrengst moederdepartement

2.119.836

2.224.488

104.652

2.182.386

Opbrengst overige departementen

29.718

61.005

31.287

43.041

Opbrengst derden

136.886

159.464

22.578

167.632

Rentebaten

800

156

644-

600

Vrijval voorzieningen

21.880

21.880

3.087

Bijzondere baten

10.000

3.484

6.516-

3.503

Totaal baten

2.297.240

2.470.477

173.237

2.400.249

         

Lasten

       

Apparaatskosten

965.478

1.001.818

36.340

1.046.047

* personele kosten

725.185

775.035

49.850

773.169

– waarvan eigen personeel

673.243

701.290

28.047

684.794

– waarvan externe inhuur

51.942

73.745

21.803

88.375

– waarvan overige personele kosten

* materiële kosten

240.293

226.783

13.510-

272.878

– waarvan apparaat ICT

45.000

24.628

20.372-

34.181

– waarvan bijdrage aan SSO's

56.000

54.683

1.317-

65.510

– waarvan overige materiële kosten

139.293

147.471

8.178

173.187

Onderhoud

1.274.039

1.362.290

88.251

1.293.107

Afschrijvingskosten

39.975

34.811

5.164-

36.168

* materieel

38.000

33.769

4.231-

35.424

– waarvan apparaat ICT

6.000

3.856

2.144-

5.334

* immaterieel

1.975

1.042

933-

744

Rentelasten

8.748

4.562

4.186-

5.597

Overige Lasten

65.661

65.661

30.955

* Dotaties voorzieningen

64.310

64.310

17.456

* Bijzondere lasten

1.351

1.351

13.499

Totaal lasten

2.288.240

2.469.142

180.903

2.411.874

         

Saldo van baten en lasten

9.000

1.335

7.666-

11.625-

         

Dotatie aan reserve Rijksrederij

9.000

10.416

1.416

9.153

         

Nog te verdelen resultaat

9.081-

9.081-

20.778-

Toelichting op de verantwoordingsstaat

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de opbrengst voor werkzaamheden die Rijkswaterstaat verricht voor het moederdepartement. De opbrengst moederdepartement is een vergoeding voor:

  • o het beheer en onderhoud van de infrastructuur en verkeers- en watermanagement;

  • o de apparaatskosten (personeel en materieel) van Rijkswaterstaat die verband houden met de aanleg, beheer en onderhoud van infrastructuur;

  • o capaciteit die Rijkswaterstaat levert in het kader van kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van RWS Leefomgeving.

Specificatie opbrengst moederdepartement

Programma

IF/DF artikel

Begroting 2015

Realisatie 2015

Hoofdwatersystemen

DF + H12 leefomgeving

214.444

256.782

Hoofdwegen

Art. 12 IF

573.346

617.866

Hoofdvaarwegen

Art. 15 IF

286.212

328.891

Overig

 

67.836

8.198

subtotaal programma

 

1.141.838

1.211.737

Apparaat

     

Hoofdwatersystemen

Art. 5.01 DF en H12 leefomgeving

215.298

229.536

Hoofdwegen

Art. 12.06 IF

338.633

345.456

Hoofdvaarwegen

Art. 15.06 IF

223.769

225.493

Overig

 

200.298

212.266

subtotaal apparaat

 

977.998

1.012.751

Totaal

 

2.119.836

2.224.488

Opbrengst overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor activiteiten die voor die andere ministeries zijn uitgevoerd. Het belangrijkste deel betreft opbrengsten voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij en de opbrengsten voor WVO-vergunningen. Daarnaast maken net als voorgaande jaren de vergoedingen voor personeel dat gewerkt heeft voor andere departementen en bijdragen van andere departementen in projecten van RWS onderdeel uit van de post opbrengsten overige departementen

De hogere realisatie komt met name door de opbrengsten (€ 16,0 miljoen) in het kader van de Wet Verontreiniging Oppervlaktewateren (WVO), ontvangen via de Belastingdienst (Ministerie van Financiën). In 2014 is dit als Opbrengst derden verantwoord. Daarnaast zijn, net als voorgaande jaren, vergoedingen voor personeel dat voor andere departementen heeft gewerkt en bijdragen van andere departementen in projecten van RWS, in rekening gebracht.

Opbrengst overige departementen (x € 1.000)
 

2015

2014

Ministerie

   

Ministerie van Financiën

21,4

5,6

Ministerie van Defensie

16,7

16,1

Ministerie van Economische Zaken

11,1

13,9

Ministerie van Binnenlandse Zaken

5,4

1,1

Ministerie van Veiligheid en Justitie

2,1

4,7

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

1,4

1,5

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

0,2

 

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

0,2

 

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

0,1

 

Onderzoeksraad voor Veiligheid

0,1

 

Ministerie van Algemene zaken van Aruba

 

0,1

Overige opbrengsten Rijksrederij

1,5

 

Overige opbrengsten departementen

0,8

 
     

Totaal opbrengst overige departementen

61,0

43,0

Opbrengst derden

De Opbrengst derden voor een bedrag van € 159,5 miljoen bestaat uit:

  • € 37,2 miljoen voor vergoedingen voor schades veroorzaakt door (vaar)weggebruikers aan de (water)wegen

  • € 32,8 miljoen voor vergoedingen voor huren en pachten van kavels onder beheer van RWS via het Rijksvastgoedbedrijf conform het middelenbesluit

  • € 14,1 miljoen voor de opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst (NBd)

  • € 12,5 miljoen voor vergoedingen voor personeel dat voor derden heeft gewerkt

  • € 3,5 miljoen voor opbrengsten uit gladheidsbestrijding en verkoop van strooizout

  • € 59,4 miljoen voor overige opbrengsten, met name bijdragen van provincies, waterschappen en gemeenten voor diverse uitgevoerde werkzaamheden in het kader van beheer en onderhoud.

De afwijking ten opzichte van de begroting wordt onder meer veroorzaakt doordat er meer ontvangsten zijn geweest als gevolg van schaderijdingen/-varingen, opbrengsten voor gladheidsbestrijding en opbrengsten voor uitleen van personeel aan derden.

Rentebaten

Deze baten hebben voornamelijk betrekking op vergoedingen over de rekening courant en korte termijndeposito’s die door Rijkswaterstaat worden aangehouden. De lagere baten ten opzichte van de begroting worden verklaard door de lagere rentestanden gedurende 2015.

Vrijval voorzieningen

Onder vrijval voorzieningen valt de vrijval voorziening dubieuze debiteuren van € 0,2 miljoen en de vrijval uit de reorganisatievoorziening van € 6,9 miljoen.

Hier is tevens opgenomen de dekking uit de reorganisatievoorziening van € 14,7 miljoen betreffende:

€ 7,6 miljoen betaalde loonkosten VWNW-kandidaten

€ 4,9 miljoen kosten maatwerkpakketten

€ 2,2 miljoen betaalde wachtgeldregelingen aan medewerkers.

Bijzondere baten

De bijzondere baten bestaan grotendeels uit boekwinsten uit de verkoop van activa (€ 3,3 miljoen).

Lasten

Personele kosten (x 1.000)

Specificatie

Begroting 2015

Realisatie 2015

Aantal FTE

8.550

8.368

Eigen Personeelskosten

673.243

701.290

Kosten Inhuur

51.942

73.745

Totale kosten

725.185

775.035

Kosten eigen personeel

De hogere kosten zijn onder meer het gevolg van de verhoging van de ambtenarensalarissen als gevolg van het CAO-akkoord. Daarnaast is er sprake van hogere kosten als gevolg van de passivering van de verlofsaldi ultimo 2015 van de medewerkers.

 

Realisatie 2014

Begroting 2015

Realisatie 2015

% tov 2014

Inhuur apparaat

88.375

51.942

73.745

83%

Inhuur programma

131.013

79.000

146.983

112%

Totaal

219.388

130.942

220.728

 

Bron: Rijkswaterstaat, 2015

Inhuur apparaat (kerntaken)

RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.

De feitelijke realisatie in 2015 laat een dalende trend zien ten opzichte van de realisatie 2014 (88 mln) en 2013 (105 mln). Deze daling is in 2015 echter lager dan aanvankelijk bij begroting 2015 ingeschat. De hogere inhuurrealisatie wordt veroorzaakt door een snellere uitstroom dan noodzakelijk gezien de taakstelling waardoor vacatures zijn ontstaan die tijdelijk, noodzakelijk ten behoeve van de productieopgave, zijn opgevangen door externe inhuur. Ondanks terughoudendheid met het aangaan van vervangende inhuur zijn de inhuurkosten hoger dan begroot.

Inhuur programma (niet-kerntaken)

Voor inhuur op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten moet worden gedaan. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud in de staat van baten en lasten en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

De oorzaak van de hogere kosten voor inhuur op niet kerntaken is gelegen in het feit dat er in 2015 nog steeds sprake is van een hoge productieopgave, waardoor de voorgenomen daling van de inhuurkosten minder snel gaat dan in de begroting ingeschat. Daarnaast vergt de voorgenomen omzetting naar productafspraken meer tijd dan ingeschat (aangezien dit pas na afloop van een contract kan en rechtmatig dient te gebeuren) en een implementatie van een andere werkwijze vergt binnen de organisatie.

Afschrijvingskosten

Dit betreft de reguliere afschrijvingskosten van zowel materiële als immateriële vaste activa. De afschrijvingskosten zijn lager dan begroot, omdat in 2015 en eerdere jaren minder is geïnvesteerd dan van tevoren gepland. In 2015 is met name minder in gebouwen geïnvesteerd dan vooraf ingeschat.

Rentelasten

Dit betreft kosten van rentedragende leningen die bij het Ministerie van Financiën zijn afgesloten. De rentekosten zijn lager dan begroot, omdat in 2015 en eerdere jaren minder is geïnvesteerd dan van tevoren gepland en er sprake is van een lager rentepercentage.

Dotatie voorzieningen

Dit betreft een niet begrote toevoeging van € 47.4 miljoen aan de reorganisatievoorziening voor de kosten van verplichte Van-Werk-Naar-Werkkandidaten in 2015 en € 16,6 miljoen aan de voorziening milieusanering voor met name asbestdaken.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten betreffen grotendeels een boekverlies van € 0,9 miljoen op het afstoten van activa.

Dotatie Rijksrederij

Deze dotatie bestaat uit het verschil bij de Rijksrederij tussen afschrijvingen op vervangingswaarde (waarop de tarieven zijn gewaardeerd) en historische uitgaafprijs (waarop de vaartuigen worden gewaardeerd). Dit bedrag wordt toegevoegd aan de reserve Rijksrederij, waar dit gereserveerd wordt voor de aanschaf van nieuwe vaartuigen en levensduurverlengend onderhoud.

Nog te verdelen Resultaat

Het jaar 2015 is afgesloten met een negatief resultaat. Uit het saldo van baten en lasten van € 1,3 miljoen wordt € 10,4 miljoen gedoteerd aan de Reserve Rijksrederij, waarna een nog te verdelen resultaat van – € 9,1 miljoen resteert. Dit negatieve resultaat is hoofdzakelijk het gevolg van extra kosten in verband met de reorganisatievoorziening (€ 34,4 miljoen) en voorziening milieusanering (16,6 mln.).

Omdat incidentele kosten hoofdzakelijk het negatief resultaat in 2015 veroorzaken, worden er naast de interne sturing op het resultaat geen aanvullende structurele maatregelen getroffen om eventuele toekomstige verliezen te voorkomen. Het negatieve resultaat 2015 wordt gedekt uit de exploitatiereserve van RWS.

Balans per 31 december 2015 van Baten Lastendienst RWS

Bedragen in EUR 1.000

Balans per 31 december 2015 van Baten Lastendienst RWS Bedragen in EUR 1.000
   

Balans

 

Balans

   

2015

 

2014

Activa

       

Immateriële vaste activa

 

4.488

 

1.297

Materiële vaste activa

 

186.028

 

202.714

* grond en gebouwen

105.118

 

107.836

 

* installaties en inventarissen

9.673

 

10.856

 

* overige materiële vaste activa

71.237

 

84.022

 

Financiële vaste activa

 

63.000

 

78.800

Voorraden

       

Onderhanden werk

 

8.614.189

 

8.044.087

Debiteuren

 

47.179

 

28.694

Nog te ontvangen

 

37.394

 

32.912

Liquide middelen

 

462.945

 

481.795

Totaal activa

 

9.415.223

 

8.870.299

         

Passiva

       

Eigen Vermogen

 

87.604

 

102.613

* exploitatiereserve

96.685

 

123.391

 

* onverdeeld resultaat

9.081-

 

20.778-

 

Leningen bij het MvF

 

130.335

 

138.090

Voorzieningen

 

80.246

 

38.194

Op te leveren projecten

 

8.614.189

 

8.044.087

Crediteuren

 

41.745

 

73.171

Nog te betalen

 

461.104

 

474.144

Totaal passiva

 

9.415.223

 

8.870.299

Toelichting op de balans

Activa

Immateriële activa

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de bij derden bestede kosten, verminderd met de cumulatieve lineaire afschrijvingen. De stijging van de immateriële activa betreft met name activering van licenties voor software ten behoeve van smartphones.

Materiële vaste activa

De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde, verminderd met de cumulatieve lineaire afschrijvingen. Door terughoudendheid in het investeren in materiële vaste activa is de waarde van de materiele vaste activa gedaald.

Financiële vaste activa

Onder de financiële vaste activa is het langlopende deel van de vordering op het Ministerie van Infrastructuur en Milieu opgenomen, die ontstaan is bij de vorming van de Baten en Lastendienst in 2006. In 2008 zijn er afspraken gemaakt over de afwikkeling van deze vordering. Resultaat hiervan is dat het restant van de vordering ultimo 2008 in 15 jaar wordt afgebouwd. Het kortlopende deel van deze vordering (aflossing 2016) is opgenomen onder debiteuren.

Onderhanden werk

Onder de post onderhanden werk is de som van de uitgaven op lopende MIRT-projecten tot en met de balansdatum opgenomen. Hier tegenover staat aan passivazijde eveneens de post «op te leveren projecten» voor hetzelfde bedrag. Voor een specifieke toelichting van de infrastructurele aanlegprojecten van RWS, wordt verwezen naar de jaarverslagen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds.

Debiteuren

De waardering van de post debiteuren vindt plaats tegen nominale (factuur)waarde of lagere waarde als gevolg van mogelijke oninbaarheid. De openstaande bedragen ouder dan 2 jaar zijn 100% voorzien, tenzij aannemelijk is gemaakt dat een lagere voorziening volstaat. Het hogere debiteurensaldo wordt onder meer veroorzaakt doordat het kortlopende deel van de vordering moederdepartement hoger is dan in voorgaand jaar.

Nog te ontvangen

De post nog te ontvangen bestaat uit nog te ontvangen en vooruitbetaalde bedragen. Deze ontvangsten bestaan voor een belangrijk deel uit de nog te ontvangen bedragen als gevolg van schades en nog te ontvangen betalingen in het kader van beheeropbrengsten uit het areaal (onder meer huren, pachten)

Passiva

Eigen Vermogen

Het eigen vermogen bestaat naast een exploitatiereserve en een nog onverdeeld resultaat uit de bestemmingsreserve Rijksrederij. Deze bestemmingsreserve Rijksrederij wordt opgebouwd vanuit het tarief voor het gebruik van de schepen van de Rijksrederij, dat gebaseerd is op vervangingswaarde, en is bestemd voor de aanschaf van nieuwe vaartuigen en voor levensduurverlengend onderhoud.

 

Reserve Rijksrederij

Exploitatie-reserve

Nog te verdelen resultaat

Totaal eigen vermogen

Stand per 31/12/2014

45.119

78.272

– 20.778

102.613

         

Mutaties 2015

       

Toevoeging

10.416

0

20.778

31.194

Onttrekking

– 16.344

– 20.778

 

– 37.122

resultaat boekjaar

0

0

– 9.081

– 9.081

Totaal mutaties 2015

– 5.928

– 20.778

11.697

– 15.009

Stand per 31/12/2015

39.191

57.494

– 9.081

87.604

Bron: Rijkswaterstaat, 2015

Het Eigen Vermogen is gedaald tot € 88 miljoen, zijnde 3.6 % van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaren, waarmee het Eigen Vermogen onder het maximum van 5% van de gemiddelde opbrengst voor apparaatskosten en onderhoud van de afgelopen 3 jaar blijft.

De daling van het Eigen Vermogen wordt veroorzaakt door het negatieve saldo van baten en lasten in 2015 alsmede een onttrekking aan de bestemmingsreserve Rijksrederij ten behoeve van Levensduurverlengend onderhoud van vaartuigen.

Voorzieningen

Voorziening arbeidsvoorwaardenverschil

Bij de vorming van de Rijksrederij in 2009 is de voorziening arbeidsvoorwaarden-verschil ontstaan als gevolg van de arbeidsvoorwaardenverschillen voor het personeel dat naar Rijkswaterstaat is overgekomen. In 2015 is € 0,3 miljoen onttrokken. De looptijd van deze voorziening is uiterlijk tot 2023.

Reorganisatievoorziening

In 2012 is voor RWS een (nieuwe) reorganisatievoorziening getroffen. De basis voor het vormen van deze reorganisatievoorziening is de besluitvorming binnen RWS in het kader van het ondernemingsplan van RWS (OP 2015). Als gevolg van dit OP2015 zal de organisatie in de komende jaren met aanzienlijk minder medewerkers haar taken gaan vervullen. De reorganisatievoorziening valt uiteen in drie gedeelten.

Ultimo 2015 valt de reorganisatievoorziening uiteen in drie gedeelten:

  • Verwachte toekomstige wachtgeldkosten ad € 10 miljoen (verwachte looptijd tot 2027)

  • Verwachte toekomstige maatwerkkosten ad € 23,9 miljoen (verwachte looptijd tot 2018)

  • Verwachte toekomstige salariskosten VWNW-kandidaten ad € 29,2 miljoen (verwachte looptijd tot 2020)

Voorziening milieusanering

Vanaf 2024 zijn asbestdaken in Nederland verboden. Het verbod beschermt mens en milieu tegen de gevaren van blootstelling aan asbest. Dit is middels wetgeving in 2014 geregeld. RWS heeft een groot aantal gebouwen in eigendom welke nog niet aan deze strengere milieueisen voldoen. Tot 2024 zullen al deze daken fasegewijs gesaneerd moeten worden. De verwachte saneringskosten worden in 2015 gedoteerd aan de voorziening milieusanering. Uit een eerste inschatting van de kosten op basis van een beperkt aantal geinventariseerde panden wordt hiervoor een bedrag van € 16,6 miljoen toegevoegd aan de voorziening. Dit bedrag wordt jaarlijks herijkt. In 2016 wordt verder uitvoering gegeven aan een meer gedetailleerde inventarisatie voor het totale bestand aan panden als basis voor het opstellen van een saneringsprogramma en in lijn daarmee herijken van de voorziening.

 

Reorganisatievoorziening

Voorziening Arbeidsvoorwaardenverschil

Voorziening Milieusanering

Totaal

Stand per 31/12/2014

37.000

1.194

0

38.194

         

Mutaties 2015

       

Correctie per 1/1/2015 inz voorgaande boekjaren

20.500

   

20.500

Dotatie 2015

26.890

16.600

43.490

Onttrekking 2015

14.720-

278-

14.998-

Vrijval 2015

6.940-

6.940-

Totaal mutaties 2015

25.730

278-

16.600

42.052

Stand per 31/12/2015

62.730

916

16.600

80.246

Bron: Rijkswaterstaat, 2015

Op te leveren projecten

Voor een toelichting wordt verwezen naar de debet post «onderhanden werk».

Crediteuren

De daling bij de crediteuren wordt onder meer verklaard doordat Rijkswaterstaat in 2015 circa 97% van de facturen binnen de gestelde betaaltermijn heeft voldaan.

Nog te betalen

Onder «nog te betalen» zijn de nog uit te voeren werkzaamheden (€ 252 miljoen) en overige schulden en overlopende passiva (€ 208 miljoen) opgenomen. De «nog uit te voeren werkzaamheden» zijn op de balans gepassiveerd en zullen in 2016 worden uitgevoerd. De overige schulden en overlopende passiva betreffen onder meer de post Nog te ontvangen facturen en de passivering van de verlofsaldi van de medewerkers.

Tabel specificatie vorderingen en schulden

Specificatie vorderingen/schulden (*1.000)

RWS-IenM

overige departementen/agentschappen

Overige derden

Totaal

Debiteuren1

16.062

2.647

32.028

50.737

Nog te ontvangen bedragen

1.712

12.533

23.148

37.394

Liquide middelen

1

462.944

462.945

Crediteuren

1.325

985

39.435

41.745

Nog te betalen bedragen

6.414

31.860

170.335

208.609

1

exclusief de voorziening voor dubieuze debiteuren

Kasstroomoverzicht voor het jaar 2015 Bedragen in € x 1.000 Baten-lastendienst Rijkswaterstaat
   

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB + stand deposito-rekeningen 1 januari 2015

222.713

481.793

259.080

2a

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

2.418.350

 

2b

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

– 2.397.566

 

2.

Totaal operationele kasstroom

17.748

20.784

3.036

3a

Totaal investeringen (-/-)

– 50.500

– 23.750

26.750

3b

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

0

2.434

2.434

3.

Totaal investeringskasstroom

– 50.500

– 21.316

29.184

4a

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

4b

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

7.300

7.300

0

4c

Aflossingen op leningen (-/-)

– 40.000

– 42.117

– 2.117

4d

Beroep op leenfaciliteit (+)

50.500

16.500

– 34.000

4.

Totaal financieringskasstroom

17.800

– 18.317

– 36.117

5.

Rekening-courant RHB + stand depositorekeningen 31 december 2015 (=1+2+3+4)

207.761

462.944

255.183

 

(maximale roodstand 0,5 mln. euro)

     

Bron: Rijkswaterstaat, 2015

Toelichting op het Kasstroomoverzicht

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven gedurende 2015 uit de reguliere bedrijfsvoering. De hogere operationele kasstroom wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat een aantal dotaties aan voorzieningen binnen het resultaat, waar geen uitgaande kasstroom tegenover staat.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. Een belangrijk deel van deze investeringen had betrekking op personenauto’s, overige voertuigen (zoals sneeuwschuivers) en gebouwen. Vanwege de reorganisatie is terughoudend omgegaan met het aangaan van nieuwe investeringen. Hierdoor en door desinvesteringen is de investeringskasstroom lager dan begroot.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die te relateren zijn aan de financiering van het agentschap, te weten:

  • Aflossing langlopende vordering op moederdepartement € 7,3 miljoen.

  • Beroep op de leenfaciliteit € 16,5 miljoen.

  • Aflossingen op leningen € 42 miljoen.

Terughoudendheid in het doen van investeringen resulteerde in een lagere financieringskasstroom.

Doelmatigheidsindicatoren

Een doelstelling van de agentschapvorming van Rijkswaterstaat is het verhogen van de doelmatigheid. Om te kunnen beoordelen hoe de doelmatigheid zich ontwikkelt, wordt gebruik gemaakt van een aantal indicatoren.

Apparaatskosten per eenheid areaal
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

Hoofdwegennet

27,41

27,68

25,38

24,50

23,88

Hoofdvaarwegennet

25,39

27,44

25,74

24,56

24,40

Hoofdwatersystemen

1,16

1,14

1,06

1,05

1,01

% Apparaatskosten tov omzet
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

% Ik tov omzet

23%

23%

21%

21%

20%

Tarieven per FTE
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

Kosten per FTE

121.920

120.534

125.440

119.967

119.673

Met prijspeilcorrectie

119.374

116.967

121.987

116.283

Omzet BLD per product (x€ 1.000)

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

Hoofdwatersystemen

367.956

443.405

393.322

486.318

429.742

Hoofdwegen

1.003.693

1.028.266

974.671

963.322

911.979

Hoofdvaarwegen

555.948

539.986

560.165

554.384

509.981

Overig

302.766

258.385

254.228

220.464

268.134

TOTAAL

2.230.363

2.270.042

2.182.386

2.224.488

2.119.836

Bezetting
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

FTE formatie

9.068

9.278

8.672

8.679

8.550

FTE bezetting

8.640

8.506

8.430

8.368

% overhead

15,1%

*

*

14,8%

13%

* Dit percentage is door een nieuwe manier van administreren als gevolg van de reorganisatie niet meer vergelijkbaar meetbaar.

Exploitatiesaldo
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

Exploitatiesaldo

0,6%

– 0,1%

– 0,5%

0,1%

0%

Gebruikerstevredenheid
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

publieksgerichtheid

49%

44%

41%

38%

70%

gebruikerstevredenheid HWS

1

1

1

1

70%

gebruikerstevredenheid HWN

76%

79%

81%

80%

80%

gebruikerstevredenheid HVWN

63%

65%

72%

69%

75%

1

niet gemeten

Ontwikkeling pinwaarde
 

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

HWS

 

118

100

100

100

HWN

 

96

99

100

98

HVWN

 

100

99

100

100

Toelichting op het overzicht doelmatigheidsindicatoren

Apparaatskosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van Rijkswaterstaat maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

% Apparaatskosten tov omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale opbrengst (inclusief GVKA-gelden) van Rijkswaterstaat. Een daling van dit percentage is een indicatie van een toenemende efficiëntie van de organisatie.

Tarieven per FTE

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten, materiële kosten, rentekosten en afschrijvingskosten) per formatieve ambtelijke FTE. Het betreft daarbij zowel de werkelijke kosten per FTE als de kosten gecorrigeerd voor prijsstijgingen.

Opbrengst BLD per product

In de bovenstaande tabel is de Opbrengst Moederdepartement uitgesplitst naar de verschillende netwerken.

Bezetting

Deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van Rijkswaterstaat zich ontwikkelt. Op zichzelf zegt dit kengetal niets over de doelmatigheid van de organisatie, maar moet dit worden bezien in relatie tot de omvang van het werkpakket.

Het percentage overhead is hoger dan begroot. Dit wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt doordat de vacatures die RWS heeft met name buiten de bedrijfsvoering liggen. Daardoor zijn relatief gezien een groter deel van de bezetting werkzaam in de overhead.

Exploitatiesaldo (% van de opbrengst)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de opbrengst over de afgelopen 4 jaar. Een positief percentage duidt op een positief exploitatiesaldo.

Gebruikerstevredenheid

Jaarlijks laat Rijkswaterstaat de gebruikerstevredenheid toetsen bij gebruikers van de netwerken. De waardering van de gebruikers is opgenomen als een percentage van de ondervraagden dat tevreden is.

Het lage percentage voor de tevredenheid over publieksgerichtheid wordt volgens de ondervraagden met name veroorzaakt door de onbekendheid met Rijkswaterstaat en wat allemaal gebeurt op het gebied van publieksgerichtheid. De waardering is lager dan in 2012, wat waarschijnlijk samenhangt met verminderde externe communicatie vanuit RWS, wat onderdeel is van het programma «Versobering en Efficiëntie» van het beheer en onderhoud van de Rijksinfrastructuur.

De gebruikerstevredenheid is met name op het Hoofdvaarwegennet gedaaldRijkswaterstaat heeft een forse bezuinigingsopgave op de vaarwegen moeten uitvoeren. In de media is hier veel aandacht voor geweest en schippers merken direct de gevolgen van een aantal bezuinigingsmaatregelen. Mogelijk heeft dit bijgedragen aan een daling in de algehele tevredenheid.

Ontwikkeling PINwaarden

PINwaarden zijn een weergave van de serviceniveaus van Verkeersmanagement en Beheer en Onderhoud op de netwerken. Met ingang van 2013 zijn nieuwe prestatie indicatoren afgesproken, waardoor de mogelijkheid van vergelijking van prestaties met eerdere jaren is vervallen.

De realisatiecijfers voor de prestatie indicatoren per netwerk in 2013 en 2014 zijn uitgedrukt als index ten opzichte van de realisatiecijfers van 2015. Een score hoger dan 100 drukt uit dat er op een netwerk als geheel beter is gepresteerd dan in basisjaar 2015. Een score lager dan 100 drukt dan uit dat er op een netwerk als geheel minder goed is gepresteerd.

Agentschapsparagraaf Inspectie Leefomgeving en Transport

Staat van baten en lasten van de baten-lastenagentschap
Inspectie Leefomgeving en Transport over 2015
     

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2015

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

2014

Baten

       

Omzet IenM

126.047

132.694

6.647

132.137

Omzet overige departementen

6.527

460

– 6.067

7.760

Omzet derden

7.584

13.602

6.018

7.525

Rentebaten

50

60

10

95

Vrijval voorzieningen

247

247

3.291

Bijzondere baten

552

552

591

Totaal baten

140.208

147.615

7.407

151.400

Lasten

       

Apparaatskosten

138.008

141.572

3.564

147.499

 

personele kosten

111.241

104.190

– 7.051

107.614

   

waarvan eigen personeel

108.541

96.023

– 12.518

98.472

   

waarvan externe inhuur

2.700

8.167

5.467

9.143

waarvan overige personele kosten

 

materiële kosten

26.767

37.382

10.615

39.885

   

waarvan apparaat ICT

5.000

4.828

– 172

5.365

   

waarvan bijdrage aan SSO's

18.000

13.891

– 4.109

18.457

waarvan overige materiële kosten

3.767

18.663

14.896

16.063

Rentelasten

100

– 100

1

Afschrijvingskosten

2.100

2.620

520

2.060

 

immaterieel

 

materieel

2.100

2.620

520

2.060

   

waarvan apparaat ICT

430

Overige lasten

1.897

1.897

1.465

 

dotaties voorzieningen

1.455

1.455

1.431

 

bijzondere lasten

442

442

34

Totaal lasten

140.208

146.089

5.881

151.025

Saldo van baten en lasten

1.526

1.526

375

Baten

Opbrengst moederdepartement

De opbrengst moederdepartement betreft de omzet uit hoofde van activiteiten die de Inspectie Leefomgeving en Transport verricht voor het moederdepartement. De opbrengst moederdepartement is grotendeels een vergoeding voor het hoofdproduct Handhaving.

De gerealiseerde agentschapsbijdrage over 2015 wijkt af van de betaalde bijdrage (in kastermen) doordat er middelen, die in voorgaande jaren op de balans zijn gereserveerd, in 2015 zijn gerealiseerd. Tevens zijn er middelen ontvangen in 2015 waar de benodigde prestatie nog niet volledig van geleverd is en derhalve onder nog uit te voeren werkzaamheden zijn opgenomen. Daarnaast is sprake van mutaties die tijdens de verschillende begrotingsmomenten zijn doorgevoerd. De overdracht van de KFD aan de ANVS was de belangrijkste structurele begrotingsmutatie.

Opbrengst overige departementen

Betreft de bijdrage van BZK ter bekostiging van medewerkers in het kader van volkshuisvestelijk toezicht. Het verschil met de begroting is ontstaan doordat de taken van de KFD over zijn gegaan naar de ANVS en daarmee ook de bijdrage die van EZ werd ontvangen.

Opbrengst derden

De opbrengsten van derden hebben deels betrekking op de (vraaggestuurde) vergunningverlening op basis van in rekening gebrachte tarieven (€ 6,8 mln. realisatie versus € 7,6 mln.). Tevens is hier de opbrengst voor het toezicht op de woningcorporaties verantwoord. Deze opbrengst bestaat uit de geïnde heffing (€ 7,158 miljoen), voor de periode 1 juli 2015 – 31 december 2015, verminderd met het niet-bestede deel van deze heffing. Dit deel (€ 1,694 miljoen) wordt in 2016 verrekend in de heffing voor dat jaar.

Rentebaten

De rentebaten betreffen rentes over de uitstaande deposito’s bij de Rijkshoofdboekhouding. Door de lage rentestand zijn de rentebaten, in verhouding tot de liquiditeit, laag gebleven.

Vrijval voorzieningen

Zie hiervoor de toelichting op de balanspost voorzieningen.

Overige bijzondere baten

Deze post betreft deels de boekwinst (€ 37k) op de verkoop activa, zijnde de restwaarden van de vervangingen in het wagenpark (€ 199k minus € 62k) en een correctie over 2014 in verband met lager uitvallende transitoria (€ 339k).

Lasten

Personele kosten

De gerealiseerde kosten wijken aanzienlijk af van de begroting. Bij het opstellen van de begroting werd uitgegaan van een hogere bezetting vanwege anticiperend werven op vertrekkend personeel en een daling van ICT-inhuur. Ten einde binnen de formatie te blijven is echter gestopt met het (anticiperend) werven op vertrekkend personeel.

Hierdoor zijn de gerealiseerde personele kosten fors gedaald ten opzichte van de begroting. Daarnaast leiden de taaktechnische wijzigingen (vertrek Kernfysische Dienst en financiële administratie, en het ontstaan van de Autoriteit woningcorporaties) en de daaraan gekoppelde financiële mutaties tot verschillen ten opzichte van de begrote personele lasten. De externe inhuur is hoger dan begroot vanwege latere realisatie van ICT-programma’s dan gepland. Tevens is er ingehuurd voor de ontwikkeling van de nieuwe ICT-omgeving (NIO) waarvoor bij de 1e suppletoire begroting 2015 middelen zijn toegewezen.

Materiële kosten

De materiële kosten zijn hoger dan begroot. Dit heeft met name te maken met de toegenomen ICT-ontwikkelkosten (NIO) waarvoor bij de 1e suppletoire begroting 2015 middelen zijn toegekend en door vertraging in de realisatie van ICT-programma’s waardoor de kosten zich in 2015 voordoen. Belangrijkste onderdeel van de materiële kosten zijn de DVO-kosten waarin alle werkplekgerelateerde en ICT-kosten zijn opgenomen. De bijdragen aan rijksbrede SSO’s stegen door een hoger prijspeil en door meer afname, met name op ICT-gebied. Niet alle dienstverlening is echter al overgedragen aan de SSO’s, waardoor de realisatie achterblijft bij de begroting. De begrote besparingen op huisvesting zijn in 2015 nog niet gerealiseerd, waardoor de kosten hoger uitvallen.

Rentelasten

Deze lasten zijn lager dan begroot omdat er voor de begrote investeringen geen lening is afgesloten vanwege de goede liquiditeitspositie.

Afschrijvingskosten

De afschrijvingskosten hebben vooral betrekking op het wagenpark. Door extra inzet van auto’s, mede als gevolg van het anticiperende werven, liggen de afschrijvingskosten iets hoger dan begroot.

Dotaties voorzieningen

De dotaties voorzieningen worden toegelicht bij de balans.

Bijzondere lasten

De bijzondere lasten bestaan grotendeel deels uit de boekwaarde van de verschrootte vaste activa (€ 161k). Hier staat een opbrengst voor verkoop van € 199k tegenover.

De kosten van het tussentijds inleveren van leaseauto’s van medewerkers van de Autoriteit woningcorporaties (Aw) (€ 252k), afboeking van voorschotten personeel (€ 1k), deels uit een eenmalige correctie van EVOA, en een te laag opgenomen transitorische post vanuit 2014 maken ook deel uit van deze post. Daarnaast is er voor € 3k aan kosten gemaakt door koersverschillen.

Saldo van baten en lasten

Het positieve saldo van baten en lasten valt met name te verklaren door de dalende bezetting. Als gevolg van de ingeboekte taakstellingsreeks waren in 2015 nog wel middelen beschikbaar om het vertrek van medewerkers op te vangen. Doordat deze middelen er structureel echter niet zijn, is er niet overgegaan tot werving en is er een positief resultaat ontstaan.

Balans per 31 december 2015 bedragen x € 1.000
 

31-12-2015

31-12-2014

Activa

   

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

6.114

8.463

Grond en gebouwen

Installaties en inventarissen

0

6

Overige materiële vaste activa

6.114

8.208

Materiële vaste activa in aanbouw

248

Onderhanden werk

Debiteuren

316

868

Nog te ontvangen

1.200

1.145

Liquide middelen

40.672

39.749

Totaal activa

48.301

50.225

Passiva

   

Eigen vermogen

9.128

8.092

Exploitatiereserve

7.602

7.718

Onverdeeld resultaat

1.526

375

Voorzieningen

5.836

5.574

Leningen bij het MvF

Crediteuren

226

8.742

Nog te betalen

33.112

27.816

Totaal passiva

48.301

50.225

Activa

Materiële vaste activa

De investeringen betreffen met name vervoermiddelen en inbouwapparatuur. In 2015 zijn elf vervoersmiddelen (VW Transporters en Caddy’s) in gebruik genomen en zijn er twintig afgevoerd.

Debiteuren

De debiteurenstand is fors lager dan eind 2014 omdat zich toen onder de vordering op overige ministeries en agentschappen één grote post van € 432k bevond. De debiteurenstand en de bijbehorende voorziening is met name gedaald door de definitieve afboeking van een aantal oude vorderingen (zie verloopstaat onder voorzieningen). Onder de debiteuren is een bedrag van € 1k. opgenomen als vorderingen op overige ministeries en agentschappen.

Nog te ontvangen

Deze post betreft nog te factureren werkzaamheden vergunningverlening.

Liquide middelen

Van de ruim € 40 miljoen die per 31 december op de rekening-courant staat, is € 22,9 miljoen als deposito geplaatst bij de Rijkshoofdboekhouding. Tegenover de liquide middelen staan een aantal voorzieningen op de balans en heeft de ILT een aanzienlijk bedrag aan transitorische posten staan. De resterende van de subsidiemiddelen Boordcomputertaxi worden in 2016 afgedragen aan het moederdepartement.

Eigen vermogen

Door het positieve resultaat van € 1,5 miljoen over 2015 en een dalende gemiddelde omzet, overstijgt de inspectie het maximale eigen vermogen. Overeenkomstig de regeling Agentschappen zal bij de eerstvolgende suppletoire begrotingswet worden aangegeven hoe deze overschrijding wordt hersteld.

Verloopstaat eigen vermogen t/m 31 december 2015

Bedragen x € 1.000

Exploitatiereserve

Onverdeeld resultaat

Totale vermogen

Stand begin boekjaar

7.718

375

8.092

Resultaatverdeling

375

– 375

0

Afdracht overschot aan moederdep.

– 491

 

– 491

Resultaat boekjaar

 

1.526

1.526

Stand eind boekjaar

7.602

1.526

9.128

Voorzieningen

Voorziening functioneel leeftijdsontslag:

Voor werknemers die werkzaam zijn in een zogenoemde substantieel bezwarende functie is, op basis van de SBF/FLO-regeling, in het verleden een voorziening getroffen omdat deze werknemers recht hebben om vervroegd uit treden. De voorziening is gewaardeerd tegen contante waarde. Deze contante waarde is berekend met behulp van de 10 jaar depositorente bij de Rijkshoofdboekhouding. Deze rente is licht gestegen. Tegelijkertijd is een aantal rechthebbenden op de voorzienbare termijn gekomen waardoor hun recht toegevoegd is aan de voorziening. Per saldo leidt dit tot een dotatie van € 465k.

Reorganisatievoorziening:

Deze voorziening bestaat uit 3 delen:

  • 1. een in 2012 getroffen reorganisatievoorziening. Verloop bestaat voornamelijk uit onttrekkingen. De gerealiseerde opbrengsten door detachering oud-medewerkers valt in 2015 hoger uit dan begroot en enkele medewerkers zijn erin geslaagd een baan te vinden waardoor een vrijval op de voorziening ad € 178k is ontstaan.

Bij de overgang van het CFV naar ILT, per 01-07-2015, zijn er twee reorganisatievoorzieningsdelen overgekomen:

  • 2. Ontslagregeling CFV. Voor een aantal oud-medewerkers is in het verleden een ontslagregeling getroffen. Gedurende het jaar zijn er bedragen uitgekeerd die ten laste van de voorziening zijn gebracht.

  • 3. Transitiekosten CFV. Het huurcontract van het voormalig CFV in Baarn wordt naar verwachting in 2016 overgedragen aan het rijksvastgoedbedrijf. Alle lease-verplichtingen zijn per 1 juli 2015 overgedragen aan de ILT en gelijktijdig met het huurcontract naar verwachting per 31 december 2015 stopgezet. Voor de afkoop van het huurcontract en bovenstaande lease-contracten is op basis van een opgave van de verhuurder en overige resterende leaseverplichtingen per 31 december een voorziening gevormd van € 1,3 miljoen.

Voorziening claims derden:

Ultimo 2015 bestaat de voorziening uit één post waarvoor de rechtszaak nog loopt.

Verloopstaat voorzieningen t/m 31 december 2015

Bedragen x € 1.000

FLO

Randstad HR

CFV

Claims derden

Totaal

Dub. Deb.

Stand begin boekjaar

3.214

2.244

0

116

5.574

1.011

Dotatie ten laste van het resultaat

465

 

2.310

978

3.753

12

Vrijval ten gunste van het resultaat

 

178-

   

178-

69-

Onttrekking voorziening

912-

1.937-

119-

344-

3.312-

29-

Stand eind boekjaar

2.767

128

2.190

750

5.836

925

De balanswaarden van de voorzieningen, die per 1 juli 2015 naar de ILT geconverteerd zijn vanuit het CFV, worden in de verloopstaat onder dotaties gepresenteerd omdat deze per 31-12-2014 niet op de balans van de ILT voorkwamen.

Crediteuren

Het aantal openstaande crediteuren is licht gedaald. De crediteuren betreffen facturen uit de reguliere bedrijfsvoering. Onder de crediteuren is een bedrag van € 162k. opgenomen onder schulden op overige ministeries en agentschappen en € 64k. onder schulden aan derden. De stand is gedaald omdat, anders dan eind 2014, er geen grote crediteuren openstonden.

Nog te betalen

Hieronder vallen vele verschillende schuldposities van de inspectie.

Belangrijkste daarbij zijn de af te dragen BCT-middelen (€ 6,2 miljoen), verplichtingen aan het personeel (€ 6,4 miljoen) en transitorische posten (€ 8,9 miljoen). Het niet-bestede heffingsdeel van de Autoriteit woningcorporaties (€ 1,7 miljoen) dat in 2016 in mindering wordt gebracht op de heffing 2016, is ook verantwoord onder deze post.

Apart onder nog te betalen staat nog de projectsteun wijkenaanpak. In 2008 heeft CFV een taak gekregen in het innen en verstrekken van bijzondere projectsteun voor de 40 aandachtswijken van jaarlijks € 75 miljoen. Op grond van de eindverantwoordingen (tussenstand) over de verstrekte subsidies 2008 tot en met 2012 is tot en met 2015 € 3,5 miljoen teruggevorderd bij diverse corporaties. Naar verwachting vinden de laatste eindafrekening in 2019 plaats. Het uiteindelijke saldo staat ter beschikking aan de Minister voor WenR.

De verhoudingen vorderingen en schulden ten opzichte van het moederdepartement, overige departementen en agentschappen en derden zijn als volgt:

Specificatie vorderingen / schulden (x € 1.000)

Moederdepartement

Overige Ministeries en Agentschappen

Derden

Debiteuren1

 

1

1.240

Nog te onvangen bedragen

 

177

1.023

Liquide middelen

5

40.667

 

Crediteuren

 

– 162

– 64

Nog te betalen bedragen

– 6.395

– 13.034

– 13.683

1

exclusief de voorziening voor dubieuze debiteuren

Kasstroomoverzicht per 31-12-2015

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie t/m 31-12-2015

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

1.

Rekening-courant RHB

1 januari 2015

39.301

39.749

448

65.474

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom(+)

 

4.905

   
 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

– 3.220

   

2.

Totaal operationele kasstroom

– 6.000

1.685

7.685

– 10.352

 

Totaal investeringen (-/-)

– 2.000

– 432

1.568

– 3.737

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

161

161

36

3.

Totaal investeringskasstroom

– 2.000

– 271

1.729

– 3.701

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 491

– 491

– 11.614

 

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 58

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

   

 

4.

Totaal financieringskasstroom

– 491

– 491

– 11.672

5.

Rekening-courant RHB

31 december 2015

31.301

40.672

9.371

39.749

Toelichting op het kasstroomoverzicht

1. Rekening-courant RHB 1 januari 2015

De rekening-courant met de Rijkshoofdboekhouding stond per 1 januari 2015 op € 39,8 miljoen.

2. Totaal operationele kasstroom

De operationele kasstroom geeft de kasstromen weer die voortvloeien uit de bedrijfsvoering. De positieve operationele kasstroom over 2015 is vooral ontstaan door het positieve resultaat per 31 december (€ 1,5 miljoen).

3. Totaal investeringskasstroom

Er is geïnvesteerd in het wagenpark en in inspectie-ondersteunende apparatuur.

Ten opzichte van de begroting is er minder geïnvesteerd. Dit komt doordat er minder voertuigen zijn aangeschaft. Ook zijn er meer voertuigen uit bedrijf genomen en is ondersteunende apparatuur bij de overgang van KFD aan de ANVS verkocht.

4. Totaal financieringskasstroom

De financieringskasstroom bestond in 2015 uit de afdracht aan het moederdepartement van het overschot aan eigen vermogen. Voor de geactiveerde kosten over 2015 is geen lening aangevraagd gezien de huidige liquiditeitspositie.

5. Rekening-courant RHB per 31 december 2015

Van de ruim € 40 miljoen die per 31 december 2015 op de rekening-courant staat is € 22,9 miljoen als deposito geplaatst bij de Rijkshoofdboekhouding. Tegenover de beschikbare kasmiddelen staan verplichting in de vorm van voorzieningen, crediteuren, transitorische posten en het eigen vermogen van de inspectie. Ruim 6 miljoen aan BCT-middelen worden in 2016 afgedragen aan het moederdepartement.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015

Omschrijving Generiek Deel

t-3

t-2

t-1

t

Oorspronkelijke begroting t

1. Kostprijzen per product (groep)

         

– Handhaving

142.195

120.201

125.677

126.080

117.596

– Vergunningverlening

6.046

23.832

24.103

19.750

22.784

           

2. Tarieven/uur

         

– Handhaving

135

131,3

134,1

129,7

148,40

– Vergunningverlening

121

132,8

137,5

132,5

147,30

           

3. Omzet per produktgroep (pxq)

         

– Handhaving

149.170

143.309

139.898

133.154

117.596

– Vergunningverlening

8.141

8.810

7.525

6.881

22.784

           

4. FTE-totaal

1.120

1.119

1.171

1.135

1.141

(excl. externe inhuur)

         
           

5. Saldo van baten en lasten

3,96%

7,56%

0,25%

1,02%

 
           

6. Kwaliteitsindicator 1:doorlooptijd vergunningen

n.b.

85%

86%

90%

n.t.b.

7. Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum

   

13 sec.

21 sec.

<20 sec.

Kwaliteitsindicator 3: ziekteverzuim

5

5,2

5,4

5,3

<4,0

           

Omschrijving Specifiek Deel

         
           

8. Kostprijs/product:

         

(excl. buitengewone lasten en Caribische NL)

         

Inspectie

143.864

117.316

124.462

125.318

132.574

Vergunningverlening

7.206

23.832

23.876

19.628

7.584

Monsterafname

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

           

9. Kwaliteit Handhaving:

         

Klachten(bezwaar en beroep)

n.b.

700

1.484

1.4841

25

Gegrond verklaard (%)

n.b.

n.b.

n.b.

48%

95%

1

Het betreft hier enkel centrale JZ-gegevens. Individuele decentrale zaken zijn hier niet in opgenomen.

De kostprijzen en tarieven van de inspectie zijn gedaald.

Weliswaar stegen de centrale ict-kosten (beheer en inhuur) waardoor de overhead is gestegen. Maar door het grotendeels wegvallen van de dubbele bezetting als gevolg van het aflopen van de anticiperend werven en het instellen van een vacaturestop betekent dit uiteindelijk toch dat in het primaire proces de prijzen en uurtarieven geleidelijk dalen. Tevens is door de komst van de Autoriteit woningcorporaties de verhouding direct-indirect gunstig gewijzigd waardoor in de breedte de overheadopslag lager is. Het aantal directe kosten op Handhaving zijn door de komst van de Aw wel gestegen.

Het verschil tussen de omzet vergunningverlening en de kosten voor vergunningverlening wordt verklaard doordat de ILT (overwegend) niet-kostendekkende tarieven afgeeft. Daarnaast worden er niet-tarifeerbare producten afgegeven.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

Staat van baten en lasten

Staat van baten en lasten agenstchap KNMI voor het jaar 2015 (x € 1.000)
 

(1)

(2)

(3)=(2)–(1)

(2)

 

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Baten

       

Omzet IenM

43.346

46.668

3.322

39.587

Omzet overige departementen

2.329

1.744

– 585

1.677

Omzet derden

18.223

17.673

– 550

17.456

Rentebaten

95

25

– 70

110

Vrijval voorzieningen

 

632

632

225

Bijzondere baten

     

8

Totaal baten

63.993

66.742

2.749

59.062

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– Personele kosten

28.235

30.904

2.669

31.706

* waarvan eigen personeel

27.823

27.871

48

29.094

* waarvan externe inhuur

412

3.033

2.621

2.613

– Materiële kosten

15.073

19.472

4.399

15.680

* waarvan apparaat ICT

2.391

3.842

1.451

4.179

* waarvan bijdrage aan SSO's

3.005

2.617

– 388

2.996

Aardobservatie

17.001

13.050

– 3.951

9.846

Rentelasten

280

10

– 270

283

Afschrijvingskosten

       

– materieel

3.404

2.061

– 1.343

2.749

* waarvan apparaat ICT

1.986

1.400

– 586

2.065

– immaterieel

       

Overige Lasten

       

– Dotaties voorzieningen

 

642

642

0

– Bijzondere lasten

 

263

263

48

Totaal lasten

63.993

66.402

2.409

60.312

Saldo van baten en lasten

0

340

340

– 1.250

Toelichting Baten

Omzet moederdepartement
 

Begroot 2015

Realisatie 2015

Verschil

Realisatie 2014

Artikel 11 Waterkwantiteit

400

526

126

558

Artikel 16 Spoor

 

44

44

74

Artikel 17 Luchtvaart

 

23

23

23

Artikel 19 Klimaat

218

716

498

906

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

39.047

40.001

954

35.050

Inzet middelen Balans

1.142

1.402

260

– 402

Bijdrage ILT

313

313

0

313

Bijdrage RWS

2.226

2.909

683

3.065

Overig IenM

 

30

30

 

Overig

 

704

704

 

Totaal

43.346

46.668

3.322

39.587

waarvan programma

17.001

13.050

– 3.951

9.846

In bovenstaande tabel wordt de aansluiting weergegeven tussen de ontvangen middelen van het moederdepartement en de omzet welke in de administratie is verantwoord. In 2015 zijn bedragen ontvangen voor projecten waarvan de prestaties (kosten) niet in 2015 geleverd zijn. De ontvangsten waar nog geen prestaties (kosten) tegenover staan worden niet als opbrengst verantwoord, maar als vooruit ontvangen bedragen verantwoord ter dekking van toekomstige kosten. Zodra de prestaties (kosten) worden geleverd, worden de opbrengsten verantwoord en de vooruitontvangen bedragen verminderd. Hierbij gaat het om ontvangsten in het kader van Aardobservatie, Deltaplan, VDI, klimaatsheets, Space Weather, transitiekosten, Cabauw en de beleidsintensiveringen 2015. Een uitsplitsing van de vooruitontvangen positie volgt uit de onderstaande tabel.

Vooruit ontvangen omzet IenM
 

per 1-1-2015

Vooruitontvangen

per 31-12-2015

BIJ

AF

Aardobservatie

20.004

12.206

13.050

19.160

Deltaplan ICT

1.588

1.190

2.073

705

Security

125

   

125

Klimaatsheets

400

 

400

0

Transitiekosten

1.819

423

1.788

454

Cabauw

 

270

 

270

Beleidsintensiveringen 2015

 

1.845

 

1.845

Totaal vooruitontvangen Transitorische passiva

23.937

15.934

17.311

22.560

Omzet overige departementen
 

Begroot 2015

Realisatie 2015

Verschil

Realisatie 2014

RIVM

246

0

– 246

138

Defensie

933

991

58

950

EZ

950

716

– 234

590

Buitenlandse zaken

200

 

– 200

 

Overig

 

37

37

 

Totaal

2.329

1.744

– 585

1.677

Uit de bovenstaande tabel blijkt dat de opbrengsten vanuit overige departementen zijn gedaald ten opzichte van de begroting. De daling vond plaats bij RIVM, EZ en Buitenlandse zaken. Het RIVM en Buitenlandse zaken hebben geen diensten afgenomen. Bij EZ heeft de intensivering van dienstverlening voor de gasbevingen in Noord-Nederland in 2015 voornamelijk in het teken gestaan van voorbereidende werkzaamheden.

Omzet derden
 

Begroot 2015

Realisatie 2015

Verschil

Realisatie 2014

Luchtvaart

9.434

9.362

– 72

9.312

Projecten extern gefinancierd

7.534

6.270

– 1.262

6.914

Dataverstrekkingen en licenties

500

667

167

702

Overig

755

1.374

619

528

Totaal

18.223

17.673

– 550

17.456

De opbrengsten derden zijn € 2,0 miljoen hoger dan begroot. In 2015 is sprake van een toename van werkzaamheden voor extern gefinancierde projecten (bij voornamelijk Tropomi en Omi). Bij dataverstrekking en licenties ligt de realisatie € 0,2 miljoen hoger dan de begroot. Op overige opdrachtgevers is € 0,6 miljoen meer gerealiseerd waaronder € 0,1 miljoen voor het windsubsidieproject Stimulering Duurzame Energieproductie +.

Rentebaten

De rentebaten bestaan uit ontvangen rente over het saldo van deposito’s bij het Ministerie van Financiën en het saldo op de rekening courant. De realisatie is lager dan begroot door de lage rentestand in 2015.

Vrijval voorzieningen
 

Begroot 2015

Realisatie 2015

Verschil

Realisatie 2014

Bijzondere baten

0

632

632

233

Vrijval voorzieningen wachtgeld

 

629

629

89

Vrijval reorganisatievoorziening

 

0

0

39

Vrijval voorziening onderhanden werk

 

0

0

67

Vrijval voorziening dubieuze debiteuren

 

3

3

31

Diverse baten lopend boekjaar

 

0

0

8

De vrijval voorzieningen wordt toegelicht bij de balanspost Voorzieningen.

Toelichting Lasten

Personeel
 

Begroot 2015

Realisatie 2015

Verschil

Realisatie 2014

Personeel

28.235

30.904

2.669

31.706

Specificatie

       

Eigen personeelskosten

27.823

27.871

48

29.094

waarvan: Loonkosten

 

25.850

 

26.895

waarvan: Overige personeelskosten

 

2.021

 

2.199

Inhuur

412

3.033

2.621

2.613

         

Gemiddeld aantal fte

318,0

348,0

30,0

357,8

Mutatie fte t.o.v. voorgaand jaar

 

– 2,7%

 

0,0

Loonsom per medewerker

 

74,3

74,3

75,2

Daling salariskosten per medewerker

 

– 1,2%

 

– 2,6%

De bezetting per 31 december 2015 is 358 fte. De stijging van de realisatie van de personeelskosten wordt voor het grootste gedeelte verklaard door inhuur in het kader van de diverse projecten. Het gemiddelde ziekteverzuim (2%) is ruim beneden de norm (4%) gebleven in 2015.

Materieel
 

Begroot 2015

Realisatie 2015

Verschil

Realisatie 2014

Materieel

32.074

32.522

448

25.526

Contributie Bijdragen

 

16.121

 

12.582

waarvan aardobservatie

 

13.050

 

9.846

waarvan overig

 

3.071

 

2.736

Onderhoud en exploitatie

 

4.425

 

4.531

Huur en lease

 

2.845

 

3.240

Bureau, voorlichting en huisvesting

 

1.865

 

1.946

SWO

 

0

 

1.251

Uitbesteding

 

7.207

 

1.922

Overige kosten

 

59

 

53

Rentelasten, afschrijvingskosten en overige lasten

De rentelasten vallen lager uit dan begroot doordat eind 2014 de bestaande leningen versneld zijn afgelost. De afschrijvingskosten zijn in 2015 lager dan begroot doordat er in de laatste jaren (2013, 2014 en 2015) minder investeringen hebben plaatsgevonden. Daarnaast zijn de afschrijvingskosten lager door de overname van activa door SSC-Campus per 1 januari 2015.

De dotaties aan voorzieningen worden toegelicht bij de balanspost voorzieningen.

De bijzondere lasten bestaan tenslotte uit eenmalige kosten die SSC-Campus het KNMI in rekening heeft gebracht bij de overname van de ICT-activa.

Saldo van baten en lasten

Het resultaat over 2015 is € 0,34 miljoen positief. Voorgesteld wordt om het resultaat toe te voegen aan het eigen vermogen.

Balans per 31 december 2015 van KNMI (x € 1.000)
 

31-12-2015

31-12-2014

Activa

   

Imateriële vaste activa

   

Materiële vaste activa

   

* Grond en gebouwen

5.009

5.131

* Installaties en inventaris

698

3.020

* Overige activa

3.630

4.063

* In ontwikkeling

2.306

515

Onderhandenwerk

2.778

2.615

Debiteuren

4.727

2.429

Nog te ontvangen

752

1.391

Liquide middelen

22.333

20.400

Totaal activa

42.233

39.565

Passiva

   

Eigen vermogen

   

* Exploitatiereserve

1.783

3.033

* Onverdeeld resultaat

340

– 1.250

Lening bij Min. van Financiën

0

0

Voorzieningen

643

629

Vooruitontvangen projecten

4.451

4.048

Crediteuren

264

1.006

Nog te betalen

34.753

32.098

Totaal passiva

42.233

39.565

Toelichting Balans

Voorzieningen

Voorzieningen
 

Wachtgeld

Reorganisatievoorziening

Totaal

Saldo per 1 jan 2015

629

 

629

Bij:

     

dotatie

583

59

642

Af:

     

vrijval

629

 

629

mutaties

0

 

0

Totaal af

629

 

629

Saldo per 31 dec 2015

583

59

642

In 2012 is er een wachtgeldvoorziening gevormd voor één voormalige medewerker voor een periode van 9 jaren. Tot op heden is hier geen beroep op gedaan. De verwachting is dat ook in de toekomst geen gebruik van wordt gemaakt (vrijval k€ 629). Voor de rechten op wachtgeld voor een andere ex-medewerker is een nieuwe voorziening gevormd (dotatie k€ 583). Tevens is voor een Van-werk-naar-werk kandidaat een voorziening gevormd (dotatie k€ 59).

Nog te betalen

De vooruit ontvangen bedragen overheid hebben voornamelijk betrekking op de bijdragen voor aardobservatie (€ 19 miljoen). Deze bedragen zullen in komende jaren worden uitgegeven. De stijging van de realisatie van de Nog te betalen bedragen in 2015 ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door de nog niet ontvangen facturen van SSC-Campus (€ 5,2 miljoen).

Specificatie vorderingen/schulden
 

Debiteuren

Onderhanden projecten

Nog te ontvangen

Liquide middelen

Crediteuren

Vooruit ontvangen projecten

Nog te betalen

Moederdepartement

264

     

– 19

497

22.560

Overige ministeries en agentschappen

293

 

444

22.333

8

602

92

Derden

4.170

2.778

308

 

275

3.352

12.101

Totaal

4.728

2.778

752

22.333

264

4.451

34.752

Eigen Vermogen

Saldo Eigen vermogen per 31/12/2014

3.033

Af: Onverdeeld resultaat 2014

1.250

Saldo Eigen vermogen per 1/1/2015

1.783

Af: Eenmalige uitkering aan moederdepartement

 

Bij: Onverdeeld resultaat 2015

340

Saldo Eigen vermogen per 31/12/2015

2.123

Voorgesteld wordt om het onverdeelde resultaat van 2015 toe te voegen aan het eigen vermogen. Het eigen vermogen bedraagt na verwerking van de winst over 2015 € 2,1 miljoen. In de onderstaande tabel wordt de ontwikkeling van het eigen vermogen over de afgelopen jaren weergegeven.

Ontwikkeling Eigen Vermogen
 

2010

2011

2012

2013

realisatie 2014

begroot 2015

realisatie 2015

1. Eigen vermogen per 1/1

1.291

1.801

611

1.877

5.407

1.783

1.783

2. Saldo van baten en lasten

– 109

– 1.190

1.266

2.276

– 1.250

0

340

3a. uitkering aan moederdepartement

       

– 2.374

   

3b. bijdrage van moederdepartement

             

3c. overige mutaties

             

3. Totaal directe mutaties in EV

619

   

1.254

     

4. Eigen vermogen per 31/12

1.801

611

1.877

5.407

1.783

1.783

2.123

% gemiddelde omzet laatste 3 jaar

3,3%

1,1%

3,1%

8,9%

2,9%

 

3,5%

Kasstroomoverzicht

Kasstroomoverzicht over 2015 (x € 1.000)
   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

   

Vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen

23.373

20.400

– 2.973

 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

4.730

 
 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

– 1.821

 

2.

Totaal operationele kasstroom

3.048

2.908

– 140

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 6.783

– 2.918

3.865

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

 

1.943

1.943

3.

Totaal investeringskasstroom

– 6.783

– 975

5.808

4a.

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

 

0

 

4b.

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

     

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

– 1.375

0

1.375

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+)

4.100

0

– 4.100

4.

Totaal financieringskasstroom

2.725

0

– 2.725

5.

Rekening-courant RHB 31 december 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

22.363

22.333

– 30

Toelichting Operationele kasstroom

De operationele kasstroom wordt afgeleid uit (afgerond) het saldo van baten en lasten (€ 0,3 miljoen), dat is gecorrigeerd voor de afschrijvingskosten (€ 2,1 miljoen), toename onderhanden projecten (€ – 0,2 miljoen), toename kortlopende vorderingen (€ – 1,7 miljoen) en een toename van de schulden (€ 2,3 miljoen).

Investeringskasstroom

In 2015 is vooral geïnvesteerd in vervanging van waarneemapparatuur (radar € 1,8 miljoen, wolkenhoogtemeters € 0,4 miljoen, seismologische meters € 0,2 miljoen). De desinvestering is voornamelijk een gevolg van de overname van activa door SSC-Campus.

Financieringskasstroom

Er is in 2015 geen beroep op de leenfaciliteit gedaan. De activa zijn door het KNMI zelf gefinancierd.

Doelmatigheid

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015
   

2011

2012

2013

2014

2015

Begroting 2015

Kostprijs in € per eenheid product

           
 

– percentage overhead

   

33%

37%

33%

22%

 

– fte's indirect

130

111

121

115

97

70

               

Tarieven/uur

   

121

111

100

99

               

Omzet per productgroep

           
 

– meteorologie

47.542

50.423

46.254

47.121

50.946

52.124

 

– seismologie

1.999

3.686

2.690

1.753

2.089

2.077

 

– aardobservatie

9.127

10.110

8.468

9.846

13.050

12.206

               

FTE- per 31 december

393

383

358

354

358

318

               

Saldo van baten en lasten (%)

2%

2%

4%

– 2%

1%

0%

               

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           
 

– afwijking min temperatuur (°C)

– 0,33

– 0,17

– 0,01

– 0,18

0,45

ABS(<0,5)

 

– afwijking max temperatuur (°C)

– 0,06

– 0,32

– 0,25

– 0,52

– 0,31

ABS(<0,5)

 

– gem afwijking wind snelheid (m/s)

– 0,03

– 0,05

0,26

0

0

ABS(<1,0)

Maritieme verwachtingen

           
 

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99

98,4

99,3

99,9

99,5

>99

Kosten in € per eenheid product

In 2015 zijn de uitgangspunten voor bepaling van de overhead in het kostprijsmodel gewijzigd. Uit het oogpunt van vergelijkbaarheid zijn de waarden herrekend.

De overheadkosten kennen een dalende trend. Door wijzigingen in de totale kosten wordt dit niet altijd zichtbaar in het percentage overhead. Het aantal niet direct aan producten toe te wijzen fte’s daalt. Dit wordt vooral veroorzaakt door het beleid om activiteiten zoveel mogelijk direct aan producten te koppelen.

Aantal fte’s

Het aantal fte’s per 31 december is hoger dan begroot maar is gecompenseerd door extra opbrengsten.

Algemene weersverwachtingen en adviezen

Er zijn geen afwijkingen te melden. De gerealiseerde waarden vallen binnen de gestelde doelstellingen.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Introductie

De Nederlandse Emissieautoriteit heeft één opdrachtgever, de directie Klimaat, Lucht en Geluid (KLG), onderdeel van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. De eigenaar van de Nederlandse Emissieautoriteit is de Secretaris-generaal van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu.

Staat van baten – lastenagentschap Nederlandse Emissieautoriteit voor het jaar 2015 x € 1.000
 

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2015

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie 2014

Baten

       

Omzet IenM

7.183

7.622

439

7.063

Omzet overige departementen

0

0

0

 

Omzet derden

50

19

– 31

 

Rentebaten

0

0

0

3

Bijzondere baten

0

0

0

0

Totaal baten

7.233

7.641

408

7.066

         

Lasten

       

Apparaatskosten

       

– personele kosten

5.569

5.324

– 245

4.520

* waarvan eigen personeel

4.834

4.681

– 153

3.769

* waarvan externe inhuur

735

527

– 208

751

* waarvan overige personele kosten

 

116

116

 

– materiële kosten

1.006

1.761

755

1.210

* waarvan apparaat ICT

880

265

– 615

509

* waarvan bijdrage aan SSO's

 

501

501

 

* waarvan overige materiële kosten

126

995

869

 

Rentelasten

27

13

– 14

18

Afschrijvingskosten:

     

421

– materieel

 

2

2

 

waarvan apparaat ICT

 

2

2

 

– immaterieel

631

606

– 25

421

         

Totaal lasten

7.233

7.706

473

6.169

Saldo van baten en lasten

0

– 65

– 65

897

Toelichting op de baten en lasten

Baten

Omzet moederdepartement

De omzet moederdepartement betreft de omzet voor werkzaamheden die de NEa verricht voor het moederdepartement. De omzet moederdepartement is een vergoeding voor werkzaamheden op het gebied van:

  • Naleving ETS stationair

  • Naleving ETS luchtvaart

  • Hernieuwbare energie en brandstoffen

  • Nationale verplichtingen emissiehandel onder EU en VN

De realisatie van de omzet van het moederdepartement is hoger dan de oorspronkelijke begroting. Dit komt doordat de NEa voor 2015 een hogere opdracht heeft gekregen van de directie KLG (€ 7.929.884) dan oorspronkelijk was begroot.

Lasten

Personele kosten

De kosten van het van het eigen personeel zijn nagenoeg gelijk aan de kosten die zijn opgenomen in de oorspronkelijke begroting. In 2015 is door eigen personeel gewerkt aan het Register Energie voor Vervoer fase 1. De loonkosten die betrekking hadden op deze uren (€ 19.942) zijn geactiveerd op de balans en hebben de loonkosten verminderd. Ook de loonkosten voor fase 2 van dit Register (€ 34.309), dat in aanbouw is, zijn overgeboekt naar Zelfontwikkelde immateriële vaste activa in aanbouw.

De externe inhuur is € 0,2 miljoen lager geweest dan begroot.

Specificatie personele kosten

Begroting 2015

Realisatie 2015

Aantal FTE

54

48,5

Eigen personeelskosten

4.834

4.797

Kosten Inhuur

735

527

Totale personele kosten

5.569

5.324

Materiële kosten

De materiële kosten zijn € 0,8 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. Het verschil in materiële kosten kent een aantal oorzaken. De beheerkosten voor PAN en het Register Energie voor vervoer zijn hoger uitgevallen dan oorspronkelijk begroot. Ook de overige ICT kosten en kosten voor facility management zijn hoger dan oorspronkelijk begroot. Daarnaast zijn er in het secundaire proces in 2015 veel activiteiten (evaluatie houtskoolschets, evaluatie bestuur, digitalisering, contourenplan NEa, bedrijfsplan 2016–2020, het nieuwe O&F rapport, de evaluatie van het NEa bestuur en de voorbereiding van de overgang naar een ander pand in 2017) die uitbesteed zijn. Deze activiteiten waren op het moment van het opstellen van de oorspronkelijke begroting niet of nauwelijks in beeld.

Balans van baten-lastenagentschap Nederlandse Emissieautoriteit per 31 december 2015 (voor verwerking van het resultaat)

Balans per 31 december 2015 van de Nederlandse Emissieautoriteit x € 1.000
 

31 december 2015

31 december 2014

ACTIVA

   
     

Vaste activa

   

Immateriële vaste activa

2.316

1.990

Materiële vaste activa

   

– Overige materiële vaste activa

5

7

 

2.321

1.997

     

Vlottende activa

   

Debiteuren

0

1

Nog te ontvangen

277

47

 

277

48

     

Liquide middelen

581

1.480

     

TOTAAL ACTIVA

3.179

3.525

     

PASSIVA

   
     

Eigen vermogen

   

Exploitatiereserve

364

364

Onverdeeld resultaat

– 65

897

 

299

1.261

Langlopende schulden

   

Leenfaciliteit Ministerie van Financiën

760

600

     

Kortlopende schulden

   

Crediteuren

0

399

Nog te betalen

2.120

1.265

 

2.120

1.664

     

TOTAAL PASSIVA

3.179

3.525

Toelichting op de balans

Activa

Immateriële vaste activa

De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd tegen de historische kostprijs verminderd met de cumulatieve afschrijvingen. Onder de immateriële vaste activa valt het informatiesysteem PAN, het in mei 2015 in gebruik genomen Register Energie voor vervoer fase 1 en het in aanbouw zijnde Register Energie voor vervoer fase 2.

Nog te ontvangen

De post Nog te ontvangen bestaat voornamelijk uit een te ontvangen boete als gevolg van een opgelegd boetebesluit en vooruitbetaalde licentiekosten.

Liquide middelen

De post liquide middelen bestaat uit het saldo van de rekening courant RHB ten bedrage van € 0,6 miljoen zoals overeenkomt met het saldobiljet per 31 december 2015 en de waarde van de aanwezige VVV Cadeaubonnen.

Passiva

Eigen vermogen

Het eigen vermogen bestaat uit de exploitatiereserve en het nog onverdeelde resultaat van het afgesloten boekjaar. In de tabel is de ontwikkeling van het eigen vermogen opgenomen.

Ontwikkeling eigen vermogen

Stand per

31 december 2013

Stand per

31 december 2014

Stand per

31 december 2015

Eigen vermogen:

     

– exploitatiereserve

2.002

954

1.261

– directe mutatie eigen vermogen1

– 1.650

– 590

– 897

– onverdeeld resultaat

602

897

– 65

Totaal

954

1.261

299

1

In 2013 is € 1,65 miljoen, in 2014 € 0,59 miljoen en in 2015 is € 0,9 miljoen van het eigen vermogen afgedragen aan het moederdepartement vanwege de overschrijding van het plafond van maximaal 5% eigen vermogen van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie jaar.

Toelichting

Het Eigen Vermogen per 31 december 2015 (€ 0,3 miljoen) is lager dan het maximaal toegestane eigen vermogen (€ 0,4 miljoen).

Crediteuren

De post Crediteuren bestaat uit een aantal creditnota’s van derden. Het debetsaldo is gepresenteerd onder overige vorderingen.

Nog te betalen

De post Nog te betalen is onder te verdelen in € 0,8 miljoen voor «crediteuren ministerie IenM». Dit betreft de afrekening met de opdrachtgever over het jaar 2015 (€ 0,5 miljoen), vooruitontvangen bedragen van het moederdepartement (€ 0,2 miljoen), inbesteding van PBL (€ 0,1 miljoen). Vervolgens € 0,6 miljoen voor «crediteuren overige ministeries». Dit bedrag betreft het Ministerie van Financiën en bestaat uit het kortlopende deel van de leenfaciliteit (€ 0,54 miljoen), de nog te betalen rente leenfaciliteit (€ 3.131) en een vooruitontvangen bedrag (€ 20.000). En nog te betalen inbesteding van de Raad van State (€ 15.000).

Het restant van € 0,7 miljoen betreft «crediteuren derden» en bevat voornamelijk vooruitontvangen bedragen van derden (€ 0,4 miljoen), reserveringen voor vakantiegeld/-dagen en eindejaarsuitkeringen (€ 0,2 miljoen), kosten voor inhuur van personeel (€ 42.000) en uitbesteding voor beheerkosten voor het informatiesysteem PAN (€ 33.000).

Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 x € 1.000

   

(1)

(2)

(3)=(2)-(1)

 

Omschrijving

Oorspronkelijk vastgestelde begroting

Realisatie

Verschil realisatie en oorspronkelijk vastgestelde begroting

1.

Rekening-courant RHB 1 januari 2015

1.807

1.476

– 331

         

2a +/+

Totaal ontvangsten operationele kasstroom

7.864

7.949

85

2b -/-

Totaal uitgaven operationele kasstroom

– 7.233

– 7.318

– 85

2.

Totaal operationele kasstroom

631

631

0

         

3a -/-

Totaal investeringen

– 700

– 932

– 232

3b +/+

Totaal boekwaarde desinvesteringen

0

0

0

3.

Totaal investeringkasstroom

– 700

– 932

– 232

         

4a -/-

Eenmalige uitkering aan

0

– 897

– 897

 

moederdepartement

     

4b +/+

Eenmalige storting door

0

0

0

 

moederdepartement

     

4c -/-

Aflossingen op leningen

– 610

– 400

210

4d +/+

Beroep op leenfaciliteit

700

700

0

4.

Totaal financieringskasstroom

90

– 597

– 687

         

5.

Rekening courant RHB 31 december 2015

1.828

578

– 1.249

         
 

(=1+2+3+4)

     
 

(maximale roodstand 0,5 mln euro)

     

Investeringskasstroom

In 2015 is geïnvesteerd in het Register Energie voor Vervoer fase 1 (€ 0,4 miljoen) en in het Register Energie voor Vervoer fase 2 (€ 0,5 miljoen).

Financieringskasstroom

In 2015 is het eigen vermogen over 2014 afgeroomd en afgedragen aan de eigenaar (€ 0,9 miljoen).

Op de leenfaciliteit is in 2015 € 0,4 miljoen afgelost en is een beroep op de leenfaciliteit gedaan van € 0,7 miljoen.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren per 31 december 2015

Doelmatigheidsindicatoren1

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Oorspronkelijke begroting 2015

Kostprijzen per product (x € 1):

         

Vergunningaanvragen (per vergunning)

4.483

       

Onderhoud dossier (per dossier)

926

       

Audits (per audit)

5.879

       

Ad hoc onderzoek (per onderzoek)

6.404

       

Afsluiten handelsjaar (per emissiejaarverslag)

369

       

Infodesk (per vraag)

113

       

Registeradministratie (per gemiddelde rekening in beheer)

325

       

Onderhoud ETS (per bkg installatie)2

 

6.916

7.474

10.078

6.890

Communicatie en voorlichting (helpdeskvragen)2

 

131

106

 

105

Registeradministratie handelaren (per rekening)2

 

1.154

1.071

 

1.100

Nationale verplichtingen onder EU en VN

 

140

     

Tijdelijk regime Hernieuwbare energie en brandstoffen (per deelnemer)2

   

6.725

 

6.720

           

Tarieven per uur (x € 1):

         

Laag

84

83

75

75

75

Midden

94

95

95

94

94

Hoog

115

125

124

123

123

FTE totaal (excl. externe inhuur)

41,67

40,7

49,9

48,5

54

Omzet per productgroep (x € 1.000)

         

Vergunningaanvragen (p*q)

31

       

Onderhoud dossier (p*q)

426

       

Audits (p*q)

435

       

Ad hoc onderzoeken (p*q)

243

       

Diepte- en thema onderzoeken

18

       

Infodesk (p*q)

242

       

Registeradministratie (p*q)

309

       

Registeronderhoud

874

       

Rekeningbeheer overheid

99

       

Fraudebestrijding

165

       

Overige producten/diensten2

   

8

 

285

Naleving ETS stationair2

 

3.209

3.483

4.414

3.158

Naleving ETS luchtvaart

 

222

231

222

285

(Tijdelijk regime) Hernieuwbare energie en brandstoffen2

   

1.580

2.866

2.460

Communicatie en voorlichting (helpdesk en overig)

 

385

     

Infodesk NEa2

   

254

 

240

Registeradministratie handelaren2

 

256

179

 

215

Nationale verplichtingen onder EU en VN

 

91

119

120

120

NEa brede producten en diensten2

1.148

544

259

 

195

Projecten2

3.307

2.663

950

 

225

Overige

     

19

0

Totaal

7.299

7.370

7.063

7.641

7.183

Saldo van baten en lasten (%)

11,80%

8,90%

12,69%

– 0,85%

0%

1

Voor de opdracht 2014 is de producten- en dienstencatalogus van de NEa herzien, hierdoor komen minder/andere producten voor in de realisatie dan in de oorspronkelijke begroting.

2

Voor de offerte 2015 zijn diverse producten en diensten die in voorgaande jaren apart in de producten en dienstencatalogus werden genoemd samengevoegd en in de producten Naleving ETS en Hernieuwbare energie en brandstoffen opgenomen. Dit verklaart de stijging van de kostprijs en de omzet bij deze producten in 2015 ten opzichte van voorgaande jaren en verklaart het ontbreken van realisatiecijfers voor deze producten en diensten in 2015.

Kwaliteitsindicatoren1

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Oorspronkelijke begroting 2015

Naleving ETS stationair

         

% vergunningenaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

100%

100%

100%

100%

% meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

99%

95%

98%

96%

100%

% BKG's waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

   

14%

17%

20%

% Emissie ETS stationair waarvoor tijdig emissierechten zijn ingeleverd

   

100%

100%

100%

           

Naleving ETS luchtvaart

         

% Monitoringsplannen binnen gestelde termijn getoetst

     

100%

100%

% Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

   

100%

100%

100%

           

Tijdelijk regime hernieuwbare energie en brandstoffen

         

% aantal in te dienen biobrandstofbalansen dat tijdig is ingediend

   

95%

96%

90%

% deelnemers tijdelijk regime hernieuwbare energie en vervoer waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

   

13%

32%

20%

           

Infodesk Nea

         

% Van vragen binnen gestelde termijn afgerond

   

98%

96%

95%

           

NEa brede producten en diensten

         

# Gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist gehandeld heeft

   

0

0%

< 2

           

Project afbouw NOx emissiehandel2

         

% van tijd NOxregister online

100%

100%

100%

   
           

Algemeen

         

# Aantal formele klachten

0

0

0

0

< 4

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

66%

58%

67%

59%

> 66%

1

In de opdracht voor 2014 zijn nieuwe prestatie indicatoren opgenomen en zijn oude prestatie indicatoren vervallen. Vanaf 2014 zijn de indicatoren toegewezen aan thema’s. In dit overzicht zijn de nieuwe indicatoren opgenomen. Een aantal bestaande indicatoren is behouden en voor die indicatoren is er nog een vergelijking met voorgaande jaren mogelijk.

2

Dit betreffen gegevens over de eerste vier maanden van 2014. Vanwege de uitfasering van het systeem NOx-emissiehandel is het register per 1 mei 2014 uit bedrijf genomen.

De realisatie van de omzet van het moederdepartement is hoger dan de oorspronkelijke begroting. Dit komt doordat de NEa voor 2015 een hogere opdracht heeft gekregen van de directie KLG (€ 7.929.884) dan oorspronkelijk was begroot.

Het aandeel directe uren in 2015 is achtergebleven bij de verwachtingen. Reden hiervoor is dat de NEa relatief veel tijd heeft besteed aan de voorbereiding van de nieuwe organisatievorm en -inrichting die eind 2016 zijn beslag krijgt.

Licence