Base description which applies to whole site

1.2 Budgettaire gevolgen

Grondwettelijke uitkering aan de leden van het Koninklijk Huis (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

Verplichtingen

7.208

7.463

7.592

7.741

7.871

7.804

67

Uitgaven

7.208

7.463

7.592

7.741

7.871

7.804

67

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

De grondwettelijke uitkeringen zijn opgebouwd uit twee componenten: een A-component, die het inkomensbestanddeel vormt, en een B-component, die betrekking heeft op personele en materiële uitgaven. De personele uitgaven hebben betrekking op de personeelsleden die hun instructie rechtstreeks van de Koning, de echtgenote van de Koning of de Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap ontvangen en/of in de onmiddellijke omgeving van hen verkeren en voor wie het dienstverband zich grotendeels in de familiesfeer voltrekt.

Het inkomen van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis volgt het netto-inkomen van de vicepresident van de Raad van State. Dat inkomen volgt de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Zowel het inkomensbestanddeel van de uitkeringsgerechtigde leden van het Koninklijk Huis als de salarissen van de hofhouding volgen de salarisontwikkeling van de rijksambtenaren. Voor het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component geldt een indexatie aan de consumentenprijsindex die in de WFSKH is vastgelegd.

De verplichtingen en de uitgaven in dit begrotingsartikel betreffen de definitieve bedragen.

Grondwettelijke uitkering aan: (bedragen x € 1.000)
 

A

B

Totaal

De Koning

872

4.582

5.454

De echtgenote van de Koning

345

596

941

De Koning die afstand heeft gedaan van het koningschap

492

984

1.476

Totaal

1.709

6.162

7.871

Het verschil ten opzichte van de raming wordt verklaard door de doorwerking van de cao voor de sector Rijk naar de grondwettelijke uitkeringen. Per saldo leidt dit tot hogere uitgaven.

Zoals aangekondigd in de ontwerpbegroting van de Koning 2016 (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 I, nr. 1 en 2) werd, naar aanleiding van het loslaten van de nullijn voor ambtenarensalarissen, rekening gehouden met een stijging van de grondwettelijke uitkeringen in 2016. Voor de technische indexering is gebruik gemaakt van de veronderstelde contractloonstijging zoals opgenomen in het Centraal Economisch Plan 2015. De feitelijke ontwikkeling is gebaseerd op de bezoldiging van de vicepresident van de Raad van State, waarin de exacte uitwerking van de cao voor de sector Rijk is verwerkt. Dit werkt ook door naar de personele uitgaven binnen de B-component, op basis van de ontwikkeling in de bezoldiging van het burgerlijk rijkspersoneel. Tot slot is een lagere consumentenprijsindex van toepassing bij de indexering van het gedeelte voor de materiële uitgaven in de B-component. Deze ontwikkelingen leiden per saldo tot een opwaartse bijstelling van € 67.000 ten opzichte van het bij de ontwerpbegroting van de Koning 2016 geautoriseerde bedrag.

Licence