Overzicht niet-financiële informatie over inschakeling van externe adviseurs en tijdelijk personeel
Het kabinet heeft in 2009 besloten een sturingsinstrumentarium voor externe inhuur in te voeren. De kern hiervan is een norm voor de uitgaven externe inhuur als percentage van de totale personele uitgaven van 10%. De norm heeft het karakter van «comply-or-explain».
Programma- en apparaatskosten1 | |
1. Interim-management | 1.990 |
2. Organisatie- en Formatieadvies | 4.478 |
3. Beleidsadvies | 9.110 |
4. Communicatieadvisering | 1.837 |
Beleidsgevoelig (som 1 t/m 4) | 17.415 |
5. Juridisch Advies | 3.965 |
6. Advisering opdrachtgevers automatisering | 19.297 |
7. Accountancy, financiën en administratieve organisatie | 2.833 |
(Beleids)ondersteunend (som 5 t/m 7) | 26.095 |
8. Uitzendkrachten (formatie & piek)2 | 208.131 |
Ondersteuning bedrijfsvoering | 208.131 |
Totaal uitgaven inhuur externen | 251.642 |
Realisaties van Agentschappen zijn o.b.v. kosten en de realisaties van de Bestuurskern zijn o.b.v. werkelijke uitgaven.
Deze categorie bestaat uit drie posten. (1) De uitzendkrachten van het ministerie (€ 7,8 miljoen); (2) de uitgaven externe inhuur ten behoeve van het primaire proces van de uitvoeringsorganisatie RWS, die niet of niet gemakkelijk zijn onder te brengen onder de acht door BZK onderscheiden categorieën externe inhuur (€ 62,7 miljoen); (3) Inhuurcontracten voor dienstverlening die niet tot de kernactiviteiten van RWS behoren en naar aard van de activiteit de aanschaf van een product betreffen, maar onder de definitie van externe inhuur vallen (€ 137,6 miljoen).
Inhuur externen buiten raamovereenkomsten | 2016 |
---|---|
Aantal overschrijdingen maximumuurtarief | 0 |
Toelichting inhuurpercentage 2016
In 2016 gaf het Ministerie van Infrastructuur en Milieu € 252 miljoen aan externe inhuur uit. De uitgaven voor het ambtelijke personeel bedroegen € 1,039 miljard. Samen zijn de uitgaven € 1,291 miljard. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, komt in 2016 op een inhuurpercentage van totaal 19,5% en overschrijdt de norm van 10%. Het inhuurpercentage in 2016 zonder inhuur op niet-kerntaken is 9,9% en valt wel binnen de norm van 10%.
Van de € 252 miljoen die IenM in 2016 aan inhuur heeft uitgegeven, is € 218 miljoen aan Rijkswaterstaat toe te wijzen. De € 218 miljoen is 23,7% ten opzichte van het RWS-totaal en is als volgt verdeeld:
-
• ruim € 80 miljoen betreft inhuur op kerntaken
-
• bijna € 138 miljoen betreft inhuur op niet-kerntaken
De feitelijke realisatie in 2016 bij RWS laat een dalende trend zien ten opzichte van de realisatie 2015 (€ 221 miljoen). Deze daling is in 2016 echter lager dan aanvankelijk bij begroting 2016 ingeschat.
De hogere inhuurrealisatie op kerntaken bij RWS ten opzichte van de begroting wordt veroorzaakt door een snellere uitstroom dan noodzakelijk gezien de taakstelling waardoor vacatures zijn ontstaan. Deze vacatures konden door een krappe arbeidsmarkt niet snel worden ingevuld. Hierdoor was het noodzakelijk om ten behoeve van de productieopgave, tijdelijk externe inhuur in te zetten. Ondanks terughoudendheid met het aangaan van vervangende inhuur en inzet op werving ter opvulling van de vacatures, zijn de inhuurkosten hoger dan begroot.
RWS spant zich in om de inhuur op niet-kerntaken zoveel mogelijk om te zetten naar contracten op basis van productafspraken (uitbesteding). De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud in de staat van baten en lasten en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.
De oorzaak van de hogere kosten voor inhuur op niet kerntaken is gelegen in het feit dat er in 2016 nog steeds sprake is van een hoge productieopgave, waardoor de voorgenomen daling van de inhuurkosten minder snel gaat dan in de begroting ingeschat. Daarnaast vergt de voorgenomen omzetting naar productafspraken meer tijd dan ingeschat (aangezien dit pas na afloop van lopende inhuurcontracten kan gebeuren) en implementatie van een andere werkwijze binnen de organisatie.