Base description which applies to whole site

2. LEESWIJZER

Opzet jaarverslag

In het jaarverslag 2017 wordt verantwoording afgelegd over de gerealiseerde uitgaven ten opzichte van de begroting 2017 (Kamerstuk 34 550 X). Het jaarverslag bestaat uit een deel algemeen (incl. de aanbieding en het verzoek tot dechargeverlening, de leeswijzer), het beleidsverslag (incl. de beleidsprioriteiten, de (niet-) beleidsartikelen, de bedrijfsvoeringsparagraaf), de jaarrekening (incl. departementale verantwoordingsstaat, samenvattende verantwoordingsstaat agentschappen, jaarverantwoording agentschappen per 31 december 2017, saldibalans en WNT-verantwoording 2017 Ministerie van Defensie) en een aantal bijlagen. In het jaarverslag wordt onderscheid gemaakt tussen financiële en niet-financiële informatie. De financiële informatie valt onder de reikwijdte van de door de Auditdienst Rijk afgegeven controleverklaring. De focusonderwerpen voor de verantwoording van het Rijk over 2017 zijn toetsbare beleidsplannen en verplichtingen: pijler van het budgetrecht. Aandacht aan toetsbare beleidsplannen (het moet duidelijk zijn welke doelen met het beleid worden nagestreefd, wat de financiële gevolgen zijn, en, waar mogelijk, welke doelmatigheid wordt verwacht) zal in de ontwerpbegroting 2019 en in bijlage 2: overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek worden besteed. Voor de verplichtingen wordt een casus (Chinook) uitgewerkt die in het Financieel jaarverslag van het Rijk 2017 zal terugkomen.

Beleidsprioriteiten

De kern van het jaarverslag wordt gevormd door het beleidsverslag (deel B).

Beleidsartikelen

Bij de beleidsartikelen zijn algemene doelstellingen geformuleerd en de financiële gevolgen van de beleidsmatige verschillen (grensbedrag van € 5 miljoen voor artikel 1, 2, 4, 5, 7 en € 10 miljoen voor de artikelen 3, 6, 8) worden per defensieonderdeel toegelicht bij de tabellen «Budgettaire gevolgen van beleid». Voor technische mutaties worden de grensbedragen verdubbeld. Daarnaast kunnen waar nodig (los van de grensbedragen) opmerkelijke verschillen nader zijn toegelicht.

Informatie over de inzetbaarheid en gereedheid van een krijgsmacht is operationeel gevoelig. Potentiële tegenstanders zijn actief op zoek naar dergelijke informatie en kunnen er misbruik van maken. Enige terughoudendheid is dus geboden. Dit mag echter geen belemmering vormen voor de informatiepositie van de Eerste en Tweede Kamer. Om die reden is de gevoelige informatie over inzetbaarheid en gereedheid gebundeld in een vertrouwelijke bijlage die tegelijkertijd met het jaarverslag aan de Kamer zal worden aangeboden.

Bij beleidsartikel 1 Inzet wordt de inzet voor de krijgsmacht verantwoord. Dit betreft de bijdragen van Defensie aan crisisbeheersingsoperaties, contributies aan common funded NAVO- en EU-operaties, inzet voor nationale en Koninkrijkstaken en overige inzet. Het artikel bevat ook een overzicht van de structurele inzet die in andere beleidsartikelen is verantwoord, bijvoorbeeld door de Koninklijke Marechaussee, de Explosieven Opruimingsdienst Defensie en de Kustwachten.

In de beleidsartikelen 2 tot en met 5 wordt de taakuitvoering verantwoord voor Zeestrijdkrachten, Landstrijdkrachten, Luchtstrijdkrachten, Marechaussee en de inzet waartoe zij gemandateerd zijn, voor zover deze niet valt onder artikel 1.

In beleidsartikel 6 zijn de investeringen verantwoord voor de krijgsmacht, te weten investeringen in materieel, infrastructuur en IT. Daarnaast zijn de verkoopopbrengsten van afstoting van materieel en infrastructuur bij dit beleidsartikel verantwoord.

Bij de beleidsartikelen 7 Ondersteuning door Defensie Materieel Organisatie en 8 Ondersteuning door Commando DienstenCentra zijn de uitgaven en verplichtingen verantwoord voor de ondersteunende en dienstverlenende defensieorganisaties.

Niet-beleidsartikelen

Bij de niet-beleidsartikelen worden de financiële gevolgen van de opmerkelijke verschillen (grensbedrag van € 2 miljoen voor artikel 9, van € 10 miljoen voor artikel 10) per niet-beleidsartikel toegelicht. Daarnaast kunnen waar nodig (los van de grensbedragen) opmerkelijke verschillen nader zijn toegelicht. Verschillen in niet-beleidsartikel 11 Geheime uitgaven worden aan de president van de Algemene Rekenkamer toegelicht. Niet-beleidsartikel 12 Nog onverdeeld wordt altijd toegelicht.

In het niet-beleidsartikel 9 Algemeen worden de niet specifiek aan een defensieonderdeel toe te wijzen programma-uitgaven opgenomen. In het niet-beleidsartikel 10 Apparaat Kerndepartement worden de uitgaven ten behoeve van het centrale apparaat van Defensie verantwoord. Hieronder vallen de uitgaven voor de Bestuursstaf, de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) en pensioenen en uitkeringen, wachtgelden, inactiviteitswedden en Sociaal Beleidskader (SBK)-gelden. Ten slotte worden in de niet-beleidsartikelen 11 en 12 de Geheime uitgaven en de verantwoording voor Nog onverdeeld opgenomen.

Bedrijfsvoeringparagraaf

De bedrijfsvoeringsparagraaf bestaat uit drie paragrafen, een uitzonderingsrapportage, rijksbrede bedrijfsvoeringsonderwerpen en belangrijke ontwikkelingen en verbeteringen in de bedrijfsvoering.

Jaarrekening

In dit hoofdstuk zijn opgenomen de verantwoordingsstaat en de saldibalans van het Ministerie van Defensie. Ook is de verantwoording van de agentschappen opgenomen. Tenslotte is de rapportage over de Wet Normering Topinkomens opgenomen als onderdeel van de Jaarrekening.

Bijlagen

Als bijlagen zijn opgenomen een overzicht met toezichtrelaties en ZBO’s en RWT’s (bijlage 1), een overzicht met afgerond evaluatie- en overig onderzoek (bijlage 2), een overzicht van inhuur externen (bijlage 3), een overzicht van het Budget Internationale Veiligheid (BIV) (bijlage 4), een overzicht van integriteitsmeldingen (bijlage 5), een rapportage burgerbrieven (bijlage 6) en een lijst met afkortingen (bijlage 7). De vertrouwelijke inzetbaarheidsrapportage wordt separaat aangeboden.

Groeiparagraaf

Voor het opstellen van het departementaal jaarverslag gelden de Rijksbegrotingsvoorschriften (RBV) van de Minister van Financiën. Als gevolg van wijzigingen in deze voorschriften en door ontwikkelingen bij Defensie zijn de volgende veranderingen doorgevoerd ten opzichte van het jaarverslag 2016:

  • De cirkeldiagrammen die inzicht bieden in de realisatie op artikelniveau zijn gewijzigd naar staafdiagrammen. Daarmee wordt visueel meer inzicht geboden in de uitgaven en ontvangsten per beleidsartikel, die daarmee onderling beter vergelijkbaar worden;

  • Art. 10 Centraal apparaat is conform RBV gewijzigd in art. 10 Apparaat Kerndepartement en art. 12 Nominaal en onvoorzien wordt art. 12 Nog onverdeeld;

  • Voor de verantwoording 2017 heeft de Tweede Kamer «toetsbare beleidsplannen» als focusonderwerp aangewezen. Gevolg hiervan is dat in de bijlage «Afgerond evaluatie en overig onderzoek» is aangegeven bij welke nieuwe beleidsplannen in 2017 op voorhand (ex ante) doelen en financiële consequenties helder waren en op voorhand inzicht bestond in doeltreffendheid en doelmatigheid. Met dit nieuwe focusonderwerp is het focusonderwerp «beleidsdoorlichtingen» van vorig jaar komen te vervallen. Belangrijkste gevolg is dat in de tabel «Realisatie beleidsdoorlichtingen» niet langer de geplande en behandelde beleidsdoorlichtingen worden opgenomen;

  • Op 1 juli 2017 is de Evaluatiewet WNT in werking getreden. De Evaluatiewet WNT regelt onder meer dat de openbaarmakingsverplichtingen niet langer bij wet, maar in de nieuwe artikelen 5, 5a en 5b van Uitvoeringsregeling WNT zijn geregeld (Staatscourant 2017, nr. 23427). De openbaarmakingsverplichtingen zijn daarbij op enkele onderdelen vereenvoudigd. Model 3.70 voor de WNT-verantwoording 2017 sluit aan bij de nieuwe verplichtingen en is daarom ten opzichte van de WNT-verantwoording 2016 op enkele onderdelen gewijzigd;

  • Commando DienstenCentra (CDC) is in 2017 veranderd in Defensie Ondersteuningscommando (DOSCO). Voor de leesbaarheid ten opzichte van de begroting 2017 wordt in het jaarverslag CDC aangehouden;

  • Op grond van het overgangsrecht in artikel 10.2 van de Comptabiliteitswet 2016 blijven voor de jaarverslagen en slotwetten over 2017 de bepalingen uit de Comptabiliteitswet 2001 en de daarop berustende bepalingen van toepassing, zoals deze golden voor de inwerkingtreding van de Comptabiliteitswet 2016 per 1 januari 2018. Om die reden moet telkens bij de verwijzingen naar de bepalingen van de Comptabiliteitswet 2016 worden gelezen de artikelen van de Comptabiliteitswet 2001 conform de transponeringstabel bij de Comptabiliteitswet 2016, Stb. 2017, 139. Het betreft met name de volgende artikelen:

    Artikelen in CW 2016 en CW 2001

    Art. in CW 2016

    Art. in CW 2001

    3.2 – 3.4

    19, eerste lid; 21, eerste en tweede lid

    3.5

    22, eerste lid; 26, eerste lid

    3.8

    58, eerste lid, onderdeel a, en derde lid; 61, derde lid

    3.9

    58, eerste lid, onderdeel b en c

    2.37

    60, tweede en derde lid; 63, eerste en vierde lid

    2.35

    61, tweede tot en met vierde lid

    2.40

    64

    7.12

    82, eerste lid; 83, eerste lid

    7.14

    82, vijfde lid; 83, tweede tot en met vierde lid

Licence