Programmaperiode 2014–2020
Voor de programmaperiode 2014–2020 ontvangt Nederland middelen uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO): € 507 mln voor de vier landsdelige programma’s en € 389 mln voor de Interreg (A,B en C) programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (bedragen in lopende prijzen). Deze Europese middelen worden nationaal gecofinancierd. EZ stelt in totaal € 91 mln aan Rijkscofinanciering beschikbaar voor de landsdelige en € 49 mln voor de grensoverschrijdende programma’s (Interreg A). Deze middelen worden ingezet in aansluiting op beleidsprioriteiten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat. Ook decentrale overheden en private partijen dragen bij aan cofinanciering van EFRO-projecten.
In 2017 is het voortgangsverslag over de uitvoering van de Partnerschapsovereenkomst naar de Europese Commissie gestuurd. Naar aanleiding hiervan werd in november 2017 de voortgang van de zeven operationele programma’s met de Europese Commissie en vertegenwoordigers van alle vier ESI-fondsen besproken. Daarbij werd ook aandacht besteed aan uitvoeringaspecten, synergie tussen de ESI-fondsen en werd vooruitgeblikt op de periode na 2020. In de Partnerschapsovereenkomst geeft Nederland haar integrale visie op de uitdagingen, kansen en beleidsinzet van de ESI-fondsen t.b.v. realisatie van Europa 2020 doelen. Met de Partnerschapsovereenkomst wordt tevens beoogd om samenhang en complementariteit te stimuleren, zowel tussen de fondsen als met ander Europees en nationaal beleid. In 2019 volgt een tweede voortgangsverslag.
Landsdelige programma’s
De vier landsdelige programma’s kennen allemaal twee hoofddoelen:
-
• versterking van technologische ontwikkeling en innovatie;
-
• overgang naar een koolstofarme economie.
Een belangrijkrijke doelgroep is het MKB. MKB-bedrijven zijn door hun flexibiliteit in staat om nieuwe kennis snel te benutten, niches te vinden, innovaties naar de markt te brengen en daarmee economische groei te stimuleren. De uitvoerende organisaties voor EFRO, de managementautoriteiten, geven voorlichting en ondersteuning aan het MKB over deelname aan het EFRO-programma. Waar mogelijk wordt regelgeving vereenvoudigd of verbeterd met het oog op deelname van het MKB. Op Europees niveau heeft de High Level Group on simplification daarvoor voorstellen gedaan voor de lopende en post 2020 periode. Daarnaast hebben de autoriteiten die in Nederland betrokken zijn bij de uitvoering van EFRO gezamenlijk verder uitwerking gegeven aan het opgestelde kader voor de EFRO-controlepraktijk, met als doel de controledruk voor ondernemers te verlagen.
Bij de inzet van de EFRO middelen wordt aangesloten bij sterke sectoren en speerpunten in het betreffende gebied. Voor elk landsdeel zijn hiervoor zogenaamde «Slimme Specialisatie Strategieën» opgesteld, waarin de volgende sterke sectoren en speerpunten naar voren komen (inclusief EFRO-budget per landsdeel):
-
• Noord (€ 103 mln): energie, watertechnologie, healthy ageing, agribusiness, slimme (sensor)systemen en materialen en accent op maatschappelijke opgaven.
-
• Oost (€ 100 mln): agri&food, health, High Tech Systemen en Materialen (HTSM), energie & milieutechnologie (EMT).
-
• Zuid (€ 114 mln): agri&food, HTSM, chemie en nadruk op cross-overs.
-
• West (€ 190 mln): alle topsectoren, nadruk op cross-overs, duurzaamheid, biobased en ICT.
Vanuit de landsdelige programma’s werd in 2017 een divers pakket aan regelingen opengesteld voor innovatiestimulering (onder andere valorisatie, proeftuinen, R&D samenwerking en clustervorming) en het realiseren van een koolstofarme economie. Aan het einde van het derde kwartaal van 2017 was gemiddeld over de landsdelen 43% van het budget gecommitteerd voor innovatiestimulering en 35% van het budget voor de prioriteit koolstofarme economie. Net als in de periode 2007–2013 worden met de EFRO-subsidies in ruime mate private investeringen uitgelokt. Selectie van ingediende projecten vindt plaats door commissies van onafhankelijke deskundigen. Voor de beoordeling van de projecten geldt een uniform toetsingskader voor alle landsdelen waarbij kwaliteit van de businesscase en de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling onder meer criteria zijn.
Rijkscofinanciering wordt ingezet voor projecten die bijdragen aan het realiseren van nationale beleidsdoelen op het gebied van innovatie en energie (Kamerstuk, 21 501-08, nr. 489). In dit verband is aan een aantal fieldlabs van de Actieagenda Smart Industry EFRO-subsidie en Rijkscofinanciering toegekend (Kamerstuk, 29 697, nr. 23) en dat geldt ook voor diverse grote publiek-private R&D samenwerkingsverbanden en projecten in of rond innovatieve clusters.
Programma’s voor grensoverschrijdende samenwerking (Interreg A)
Er zijn vier Interreg A programma’s: Duitsland-Nederland, Vlaanderen-Nederland, Twee-Zeeën, en Euregio Maas-Rijn. Op basis van door de Europese Commissie goedgekeurde programma’s kunnen bedrijven, kennisinstellingen en andere partijen projecten indienen.
Voor de programma’s gezamenlijk is aan projecten tot en met 2017 al voor ruim 60% van het Europese budget gecommitteerd. Meerdere projecten ontvangen Rijkscofinanciering.
Bij Duitsland-Nederland gaat het met name om projecten op het gebied van HTSM, energie efficiency en health & life sciences. Een voorbeeld is het project MariGreen waarin 59 Duitse en Nederlandse maritieme MKB ondernemingen en kennisinstellingen innovaties doen gericht op vergroening van de scheepvaart. Een ander voorbeeldproject is ROCKET dat de samenwerking tussen wetenschap en bedrijfsleven in het Duits-Nederlandse grensgebied versterkt voor vijf belangrijke sleuteltechnologieën.
Bij Vlaanderen-Nederland betreft het vooral projecten op het gebied van innovatie, duurzame energie, energie-efficiency en bio-based economy.
Bij Twee-Zeeën ging het grootste gedeelte van het budget naar projecten op het gebied van technologische innovatie, koolstofarme technologieën en klimaatverandering.
Bij Euregio Maas-Rijn zijn diverse projecten goedgekeurd, met name op het gebied van innovatie en territoriale ontwikkeling.
De uitputting van de Rijkscofinanciering houdt globaal gelijke tred met de committering van de Europese middelen. Dit geldt voor de landsdelige en grensoverschrijdende programma’s.
Communicatie over de resultaten
Voor verspreiding van projectresultaten is veel aandacht. Dit loopt primair via de communicatiekanalen van de operationele programma’s. Daarnaast zijn sinds 2017 monitoringsgegevens over landsdelige en grensoverschrijdende programma’s beschikbaar op de website van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat over de voortgang van het bedrijvenbeleid (www.bedrijvenbeleidinbeeld.nl). Tevens is actuele informatie over de programma’s te vinden via de website van de Europese Commissie http://ec.europa.eu/regional_policy/en/atlas/netherlands.
Wat betreft communicatie richting het brede publiek trekken de landsdelige-, Interregprogramma’s, ESF, EFMZV, POP, het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat en vertegenwoordiging van de EC in Nederland gezamenlijk op. Via www.europaomdehoek.nl loopt een campagne waarin voortdurend aandacht wordt besteed aan de resultaten van Europese investeringen in Nederland. Daaraan worden ook andere campagnes zoals de EU-Invest campagne van de Europese Commissie gelinkt. Als gevolg van een succesvolle pilot in 2017, worden de jaarlijkse Europaomdehoek Kijkdagen in 2018 niet als apart evenement georganiseerd, maar geïntegreerd in andere publieksevenementen zoals het Weekend van de Wetenschap.
Programmaperiode 2007–2013
Voor de programmaperiode 2007–2013 is in totaal € 1,1 mld Europees budget beschikbaar gesteld. Inmiddels is die programmaperiode nagenoeg afgesloten. Begin 2018 vinden de laatste afsluitende werkzaamheden plaats. Algemeen beeld is dat de programma’s succesvol zijn geweest onder andere wat betreft het hefboomeffect van EFRO voor het aantrekken van private financiering.