Base description which applies to whole site

9.1 Agentschap SZW (AGSZW)

Algemeen

Het Agentschap SZW voert (Europese) subsidieregelingen en overige complexe opdrachten uit voor opdrachtgevers en aanvragers. Bij de uitvoering van de subsidieregelingen ligt de nadruk op het waarborgen van de rechtmatigheid en de doelmatigheid.

Per 1 januari 2018 is het baten-lastenagentschap Agentschap SZW omgevormd tot een directie binnen de pSG-kolom. De opheffing van het agentschap wordt in 2018 formeel vastgelegd in een opheffingsbesluit waarover de Tweede Kamer wordt geïnformeerd en dat uiteindelijk wordt gepubliceerd in de Staatscourant.

Nu de programmaperiode ESF 2007–2013 is afgerond, is een afname van de orderportefeuille voorzien. Uitbreiding van de orderportefeuille wordt met name gezocht in een bredere ondersteuning van de directies binnen SZW. De agentschapstatus is daardoor minder passend.

De apparaatskosten van de directie worden vanaf de begroting voor 2018 opgenomen op artikel 96.

In het SZW-jaarverslag over 2017 wordt voor de laatste keer de jaarverantwoording van het AGSZW opgenomen. Hierin worden de baten en lasten 2017 en de balanspositie per 31 december 2017 gepresenteerd. Conform artikel 8 van de Regeling agentschappen, worden de vorderingen en schulden verrekend met het Ministerie van SZW.

Hieronder staat een opsomming van de subsidieregelingen die het AGSZW in 2017 heeft uitgevoerd.

Het Europees Sociaal Fonds (ESF) verbetert de kansen van mensen op de arbeidsmarkt. Opdrachtgever is het Ministerie van SZW. De eindafrekening van de vorige ESF-programmaperiode 2007–2013 is in het eerste kwartaal van 2017 aan de Europese Commissie gezonden. In 2014 zijn de eerste tijdvakken van de huidige ESF-programmaperiode 2014–2020 opengesteld. De uitvoering van de huidige periode loopt in ieder geval tot en met 2022. Uit het ESF worden vanaf 2015 ook projecten gefinancierd uit het Europees Fonds voor Meest Behoeftigen (EFMB). De regeling EFMB wordt ingezet om de sociale participatie van kwetsbare ouderen (met een laag besteedbaar inkomen) te stimuleren.

Het Europees Globalisatiefonds (EGF) is een andere Europese subsidieregeling die het AGSZW uitvoert voor het Ministerie van SZW. Bedrijven en sectoren die zijn getroffen door grote veranderingen in de wereldhandelspatronen of door de wereldwijde economische financiële crisis, kunnen bij massaontslag gebruikmaken van geld uit het EGF.

In opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid voert het AGSZW met ingang van 2014 de subsidieregelingen van de Europese Migratie- en VeiligheidsFondsen (EMVF) uit. Deze fondsen zijn bedoeld om projecten te subsidiëren waarmee migratie- en integratieprocessen binnen de EU worden verbeterd. Net als bij het ESF is de uitvoering opgedeeld in programmaperioden en is de verwachte looptijd van deze activiteiten tot en met 2022. De lopende programmaperiode 2014–2020, die in 2015 is gestart, bestaat uit het Asiel-, Migratie- en IntegratieFonds en het fonds voor de Interne Veiligheid.

Daarnaast voerde het AGSZW in 2017 enkele Nationale Regelingen uit:

  • Regeling Cofinanciering Sectorplannen (RCSP) voor het Ministerie van SZW. Looptijd: 2013 tot en met 2019. Werkgevers- en werknemersorganisaties krijgen een financiële bijdrage van de overheid als zij gezamenlijk plannen maken om mensen aan het werk te krijgen en te houden. Een betere werking van de arbeidsmarkt, het bieden van werkzekerheid en het voorkomen van werkloosheid staan centraal;

  • Tijdelijke Regeling Cofinanciering Projecten Dienstverlening Werkzoekenden en Projecten Samenwerking en Regie Arbeidsmarkt (DWSRA). Deze regeling is een spinoff van de RCSP en wordt voor het Ministerie van SZW uitgevoerd. Het doel van deze regeling is het voorkomen van werkloosheid en het bevorderen van de overgang van werk naar werk. Er kan subsidie worden aangevraagd voor projecten op het gebied van dienstverlening aan werkzoekenden en op het gebied van samenwerking in de arbeidsmarktregio’s. Looptijd: 2016 tot en met 2019.

  • Kinderopvang Versterking Taal- en Interactievaardigheden (KO-Taal) voor het Ministerie van SZW. Looptijd: eind 2014 tot en met 2018. Deze regeling heeft ten doel om de taal- en interactieve vaardigheden te verbeteren van gastouders en medewerkers in de kinderopvang.

  • Regeling Claims Vakantiedagen (RCV). Tot 1 januari 2012 was in het Burgerlijk Wetboek (BW) geregeld dat een zieke werknemer alleen vakantiedagen opbouwde gedurende de laatste zes maanden van ziekte. Dit bleek in strijd met de Europese Arbeidstijdenrichtlijn. De Hoge Raad heeft op 18 september 2015 geoordeeld dat de Nederlandse Staat aansprakelijk is voor de schade die werknemers (vóór 1 januari 2012) hebben geleden doordat zij bij ontslag na langdurige ziekte te weinig vakantiedagen uitbetaald hebben gekregen. In opdracht van het Ministerie van SZW beoordeelt het AGSZW de schadeclaims die tot 23 november 2016 konden worden ingediend. Looptijd: 1 mei 2016 met doorloop tot in het eerste halfjaar van 2017.

  • Samenwerking AMR/GGZ. In opdracht van het Ministerie van SZW is het AGSZW betrokken geweest bij een onderzoek naar stimuleringsmogelijkheden om personen met psychische stoornissen meer kansen op de arbeidsmarkt te bieden. Als uitvloeisel van dit onderzoek is een subsidieregeling opgezet. Het AGSZW heeft de binnengekomen aanvragen op enkele aspecten beoordeeld. Looptijd: 2e helft 2017.

  • Caribisch Nederland. In opdracht van het Ministerie van SZW voert het AGSZW de Subsidieregeling kansen voor alle kinderen uit. Subsidie kan worden aangevraagd ter financiering van activiteiten die een duurzame bijdrage leveren aan het tegengaan van armoedeproblematiek van kinderen voor elk van de drie openbare lichamen van Caribisch Nederland. Het doel van deze subsidieregeling is om meer kinderen te bereiken die in een huishouden met een laag inkomen opgroeien en kansen te bieden om mee te doen. De looptijd van de Subsidieregeling kansen voor alle kinderen is van 2017 tot en met 2021.

  • Tijdelijke Subsidieregeling Ontwikkeladvies Vijfenveertigplussers (TSOV). In 2017 zijn de voorbereidingen gestart voor deze nieuwe regeling die in opdracht van het Ministerie van SZW wordt uitgevoerd als onderdeel van het Actieplan Perspectief voor Vijftigplussers. Op basis van deze regeling kan door loopbaanadviseurs subsidie worden aangevraagd voor het geven van een Ontwikkeladvies aan werkende vijfenveertigplussers in enkele geselecteerde beroepsgroepen. Tevens kan subsidie worden aangevraagd voor het geven van een individuele of groepstraining ontwikkeladvies voor leidinggevenden. Looptijd van deze regeling is vanaf 1 april 2018 tot en met 2019. De voorregistratie is per 1 januari 2018 begonnen.

Waarderingsgrondslagen

Het AGSZW volgt bij de opstelling van de financiële verantwoordingen de waarderingsgrondslagen zoals die zijn opgenomen in de Comptabiliteitswet 2016 en daarmee samenhangende regelingen, waaronder de Regeling agentschappen. Deze regeling geeft aan dat (met enkele uitzonderingen) de jaarrekening moet zijn gebaseerd op titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving.

Per 1 januari 2018 is het baten-lastenagentschap Agentschap SZW opgeheven en zijn de resterende activa, passiva, rechten en verplichtingen overgegaan naar het Ministerie van SZW. In verband met deze overgang is voor de waarderingen uitgegaan van continuïteit.

De waardering van de activa en passiva is tegen nominale waarden, tenzij anders vermeld.

  • De materiële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde minus de desbetreffende afschrijvingen (lineair). De afschrijvingstermijn is afhankelijk van de economische levensduur van de activa en is conform de Regeling agentschappen.

  • De immateriële vaste activa zijn gewaardeerd op aanschafwaarde minus de desbetreffende afschrijvingen (lineair). De investeringen worden in drie jaar afgeschreven, in overeenstemming met de Regeling agentschappen. De investeringen die voor specifieke regelingen worden gedaan, worden eveneens geactiveerd en in drie jaar afgeschreven. Deze afschrijvingskosten worden als out-of-pocketkosten (OOP) rechtstreeks in rekening gebracht bij de opdrachtgever.

  • Het eigen vermogen dat wordt aangehouden stoelt op de Regeling agentschappen (maximaal 5% van de gemiddelde omzet over de afgelopen drie boekjaren).

  • AGSZW heeft geen voorziening opgenomen voor jubileumuitkeringen vanwege een onevenredige beheerslast.

  • Voorzieningen voor benoemde risico’s komen in overleg met de eigenaar en directie FEZ tot stand.

  • Er is een reorganisatievoorziening gevormd voor de financiële gevolgen van de reorganisatie, die op 1 maart 2013 is gerealiseerd. De hoogte van de reorganisatievoorziening wordt jaarlijks geactualiseerd.

  • In de schulden is een post voor nog op te nemen vakantiedagen begrepen. De nog op te nemen verlofuren zijn gewaardeerd tegen de werkelijke loonkosten per uur.

  • De omzet is gewaardeerd tegen opbrengstwaarde (aantal producten x productprijs of uren x tarief) en wordt als gerealiseerd beschouwd in de periode waarin de diensten zijn verricht en/of de producten zijn geleverd. AGSZW stuurt op volledige uitvoering van uitgebrachte offertes en/of afgesproken producten (kalenderjaar gebonden). Hierdoor is waardering van een post onderhanden werk niet/nauwelijks aan de orde. Het financiële belang van afwijkingen in de uitvoering is gering. In de jaarrekening is dan ook geen post onderhanden werk opgenomen.

  • Lasten en overige baten worden toegerekend aan de periode waarop deze betrekking hebben.

Staat van baten en lasten

Tabel 9.1 Staat van baten en lasten AGSZW 2017 (bedragen x € 1.000)
 

(1) Vastgestelde begroting 2017

(2) Realisatie 2017

(3)=(2)-(1) Verschil 2017

(4) Realisatie 2016

Baten

       

Opbrengst moederdepartement1

15.600

15.331

– 269

16.497

Opbrengst overige departementen

1.200

1.180

– 20

922

Opbrengst derden

Rentebaten

Vrijval voorzieningen

Bijzondere baten

Totaal baten

16.800

16.511

– 289

17.419

             

Lasten

       
 

Personele kosten

       
   

waarvan eigen personeel

9.100

9.639

539

9.211

   

waarvan externe inhuur

2.000

1.207

– 793

2.391

   

waarvan overige personele kosten

650

693

43

670

 

Materiële kosten

       
   

waarvan apparaat ICT

1.660

1.728

68

1.627

   

waarvan bijdrage aan SSO's

1.422

1.249

– 173

1.076

   

waarvan overige materiële kosten

608

816

208

1.131

Rentelasten

   

Afschrijvingskosten

       
 

materieel

1

1

1

   

waarvan apparaat ICT

 

immaterieel

1.360

1.749

389

1.027

Overige lasten

       
 

dotaties voorzieningen

 

bijzondere lasten

Totaal lasten

16.800

17.082

282

17.134

             

Saldo van baten en lasten

0

– 571

– 571

285

1

Het verschil met de in tabel 98.1 genoemde Bijdrage aan AGSZW wordt hoofdzakelijk veroorzaakt doordat in die tabel de bijdragen op rekeningen buiten begrotingsverband, ter cofinanciering van de uitvoeringskosten van Europese regelingen, niet zijn opgenomen.

Opbrengst moederdepartement en overige departementen

De realisatie van de opbrengst is ten opzichte van de begroting per saldo € 0,29 miljoen lager (-1,7%). De grootste afwijkingen tussen de realisatie en de begroting zijn:

  • ESF 2014–2020 (– € 0,19 miljoen): een deel van de controles AMR/VSO die voor 2017 waren begroot, zijn doorgeschoven naar 2018;

  • RCSP (– € 0,21 miljoen): bij het opstellen van de begroting was de inschatting van de in 2017 te verrichten werkzaamheden te hoog;

  • EGF (– € 0,12 miljoen): er zijn minder aanvragen voor EGF-bijstand binnengekomen dan was begroot;

  • KO-Taal (– € 0,10 miljoen): het aantal aanvragen en einddeclaraties dat in 2017 is ontvangen, is kleiner dan waarmee in de begroting rekening was gehouden;

  • RCV (+ € 0,18 miljoen): extra werkzaamheden RCV in verband met de beoordeling van aanvankelijk aangehouden claims waarvan de claimer nog in dienst is of een zogenoemd slapend dienstverband heeft;

  • Nieuwe regelingen (+ € 0,18 miljoen): de omzet 2017 van de nieuwe regelingen (Samenwerking AMR/GGZ, Caribisch Nederland en TSOV) was nog niet bekend ten tijde van het opstellen van de begroting.

Personele kosten

In 2017 bedroeg de gemiddelde bezetting 121,8 fte (vaste medewerkers, contractanten en IF-inleen) – tegen 114,4 fte in 2016 – en is gemiddeld 16,4 fte (2016: 27,5 fte) aan externe medewerkers ingehuurd. De realisatie van de totale personele kosten is € 0,21 miljoen lager dan begroot (-1,8%).

Er is een verschuiving van kosten externe inhuur (– € 0,79 miljoen) naar kosten ambtelijk personeel. In 2017 was het personeelsbeleid erop gericht de kosten van externe inhuur te verminderen. In perioden van piekdrukte zijn contractanten aangesteld in plaats van uitzendkrachten in te huren.

Door deze verschuiving in combinatie met een vrijval ad € 0,10 miljoen van de op de balans opgenomen schuld inzake de nog op te nemen vakantiedagen, zijn de kosten van ambtelijk personeel met € 0,54 miljoen gestegen.

Het Agentschap SZW neemt (verplicht) deel aan de pensioenregeling bij het ABP. De pensioenregeling is een middelloonstelsel. Indexatie van opgebouwde pensioenaanspraken vindt plaats voor zover de dekkingsgraad van het ABP dit toestaat. In het geval van een te lage dekkingsgraad heeft het Agentschap SZW geen verplichting tot het voldoen van aanvullende bijdragen aan het pensioenfonds anders dan hogere toekomstige premies.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten huisvestings-, kantoor-, communicatie-, ICT-, advies- en onderzoekskosten. De realisatie van de totale materiële kosten is in totaal € 0,10 miljoen hoger dan begroot (+2,8%). De huisvestingskosten (begrepen in bijdragen aan SSO’s) zijn € 0,08 miljoen hoger dan begroot vanwege de kosten van extra werkplekken voor tijdelijke medewerkers die in de piekdrukte zijn ingehuurd. Tevens zijn de automatiseringskosten € 0,07 miljoen hoger dan begroot doordat de projecten upgrade Filenet (DIANE) en nieuw e-portaal later zijn opgeleverd dan was voorzien.

Afschrijvingskosten (im-)materiële vaste activa

De afschrijvingskosten hebben betrekking op investeringen in het ontwikkelen van software en aanschaffingen van hard- en software. In de immateriële afschrijvingskosten zijn begrepen de afschrijvingen op de investeringen in de ontwikkeling van het casemanagementsystem van het subsidieverleningsproces (DIANE) en het e-portaal. De afschrijvingskosten zijn € 0,39 miljoen hoger dan oorspronkelijk begroot. Door tegenslagen bij de bouw van het nieuwe e-portaal, is hierin vanaf het tweede halfjaar 2016 veel meer geïnvesteerd dan was begroot. Dit was bij het opstellen van de vastgestelde begroting nog niet bekend.

Saldo van baten en lasten

Bij de tariefsberekening is de integrale kostprijs het uitgangspunt. Dit resulteert jaarlijks in een sluitende begroting; dit geldt ook voor 2017. Eind 2017 resteert een negatief saldo van baten en lasten van € 0,571 miljoen (2016: € 0,285 miljoen positief). Het negatieve resultaat 2017 wordt in mindering gebracht op het eigen vermogen.

Balans

Tabel 9.2 Balans AGSZW per 31 december 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Balans 2017

Balans 2016

Activa

   

Immateriële vaste activa

3.791

2.920

Materiële vaste activa

1

Vlottende activa

   
 

Debiteuren

26

 

Overige vorderingen en overlopende activa

55

801

 

Liquide middelen

539

Totaal activa

3.846

4.287

       

Passiva

   

Eigen vermogen

   
 

Exploitatiereserve

3.357

781

 

Onverdeeld resultaat

– 571

285

Voorzieningen

9

Kortlopende schulden

   
 

Crediteuren

83

249

 

Overige verplichtingen en overlopende passiva

977

2.963

Totaal passiva

3.846

4.287

(Im-)materiële vaste activa

De immateriële vaste activa bestaan hoofdzakelijk uit investeringen in DIANE en het bijbehorende e-portaal. De toename in 2017 is het gevolg van investeringen die gedaan zijn voor de noodzakelijke upgrade van DIANE en de bouw van een nieuw e-portaal. Ook investeringen in immateriële activa voor specifieke regelingen worden vanaf 2015 geactiveerd en afgeschreven.

Tabel 9.3 Verloopstaat vaste activa (bedragen x € 1.000)
 

Immateriële vaste activa

Materiële vaste activa

Boekwaarde 1 januari 2017

2.920

1

Bij: aanschaffingen 2017

2.620

Af: afschrijvingen 2017

– 1.749

– 1

Boekwaarde 31 december 2017

3.791

Overige vorderingen en overlopende activa

Van de overige vorderingen en overlopende activa heeft een bedrag van € 0,02 miljoen betrekking op het Ministerie van SZW en € 0,03 miljoen op derden.

Eigen vermogen

Het eigen vermogen na verwerking van het onverdeeld resultaat 2017, bedraagt € 2,786 miljoen. De agentschapstatus van het Agentschap SZW is per 1 januari 2018 opgeheven en de organisatie is omgezet naar een directie. Bij de formele vastlegging van de opheffing vindt verrekening met het Ministerie van SZW plaats van het eigen vermogen, de vaste activa en de vorderingen en schulden op de slotbalans.

In de loop van 2017 zijn er enkele vermogensmutaties geweest:

  • de eigenaar heeft naar aanleiding van de 1e suppletoire begroting 2017 een bedrag ad € 0,18 miljoen van het eigen vermogen afgeroomd omdat per 31 december 2016 het eigen vermogen hoger was dan het in de Regeling agentschappen vastgestelde maximum;

  • hetzelfde bedrag (€ 0,18 miljoen) is door de eigenaar teruggestort ter dekking van de kosten van de overgang van agentschap naar directie per 1 januari 2018;

  • in het vierde kwartaal van 2017 heeft de eigenaar een bedrag van € 2,29 miljoen gestort om te voorkomen dat het negatief saldo van de rekening-courant bij het Ministerie van Financiën op balansdatum boven het in de Regeling agentschappen vastgestelde maximum van € 0,5 miljoen zou komen. Uiteindelijk is het saldo van de rekening-courant uitgekomen op € 0,05 miljoen negatief. Dit saldo is begrepen in de overige verplichtingen en overlopende passiva.

Tabel 9.4 Verloopstaat exploitatiereserve (bedragen x € 1.000)
 

Exploitatiereserve

Stand 31 december 2016

781

Bij: resultaatsbestemming 2016

285

Af: afroming surplus 31-dec-16 door eigenaar

– 176

Bij: storting eigenaar ter dekking van de transitiekosten

176

Bij: storting eigenaar ter aanvulling liquide middelen

2.291

Stand 31 december 2017

3.357

Voorzieningen

Ultimo 2012 is een reorganisatievoorziening getroffen in het kader van de reorganisatie in 2013. Deze voorziening betreft de geschatte kosten inzake medewerkers die naar ander werk worden begeleid. Per 1 januari 2016 zijn alle herplaatsings-kandidaten elders tewerkgesteld. In 2017 is voor € 5.000 aan betaalde loonsuppletie ten laste van de voorziening geboekt. Het saldo per 31 december 2017 ad € 5.000 is bij de overige verplichtingen en overlopende passiva ondergebracht vanwege het kortlopende karakter van deze post.

Kortlopende schulden

In de overige verplichtingen en overlopende passiva is begrepen het negatieve saldo ad € 0,05 miljoen op de rekening-courant die bij het Ministerie van Financiën wordt aangehouden.

Van de overige kortlopende schulden heeft in totaal € 0,03 miljoen betrekking op het Ministerie van SZW, € 0,01 miljoen op andere departementen en € 0,97 miljoen op derden.

Niet uit de balans blijkende verplichting

In 2017 heeft een onderzoek plaatsgevonden naar het gebruik van bepaalde ICT-licenties door de rijksoverheid. De conclusie van dit onderzoek is dat door het AGSZW niet is voldaan aan de voorwaarden voor het gebruik van de licenties. Dit zou kunnen leiden tot een boete voor het Ministerie van SZW. Mogelijk zullen ook kosten gemaakt moeten worden om alsnog compliant te raken aan de voorwaarden die de leverancier stelt. De omvang van deze kosten is nog onzeker.

Kasstroomoverzicht

Tabel 9.5 Kasstroomoverzicht AGSZW (bedragen x € 1.000)
   

(1) Vastgestelde begroting 2017

(2) Realisatie 2017

(3)=(2)-(1) Verschil realisatie en vastgestelde begroting

1

Rekening-courant RHB 1 januari 2017

2.001

539

– 1.462

         
 

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

16.800

16.199

– 601

 

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 15.440

– 16.456

– 1.016

2

Totaal operationele kasstroom

1.360

– 257

– 1.617

         
 

Totaal investeringen (-/-)

– 1.150

– 2.620

– 1.470

 

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+)

3

Totaal investeringskasstroom

– 1.150

– 2.620

– 1.470

         
 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 176

– 176

 

Eenmalige storting door moederdepartement (+)

2.467

2.467

 

Aflossingen op leningen (-/-)

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

4

Totaal financieringskasstroom

0

2.291

2.291

         

5=1+2+3+4

Rekening-courant RHB 31 december 2017

2.211

– 47

– 2.258

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het saldo van baten en lasten, gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in het werkkapitaal (mutaties in vlottende debetposten en kortlopende creditposten op de balans).

De voornaamste reden voor het grote verschil tussen de geschatte en de gerealiseerde operationele kasstromen in 2017 is dat er, vanwege de overgang van baten-lasten naar kas-verplichtingenstelsel, naar gestreefd is om zoveel mogelijk de kosten die betrekking hebben op 2017 ook in 2017 te betalen. De balansposities van vlottende debet- en creditposten zijn hierdoor ultimo 2017 laag.

Investeringskasstroom

De investeringskasstroom is het totaal van de investeringen en de boekwaarde van de desinvesteringen. Met investeringen worden uitgaven voor de aanschaf van vaste activa bedoeld. De investeringen in 2017 betreffen de update en verbetering van DIANE en het e-portaal.

De investeringen in 2017 zijn groter dan begroot vanwege de tegenslagen bij de bouw van het nieuwe e-portaal.

Financieringskasstroom

De totale financieringskasstroom is het saldo van de posten eenmalige uitkering aan het moederdepartement, eenmalige storting door het moederdepartement, aflossingen op leningen en beroep op leenfaciliteit.

De eenmalige uitkering aan het moederdepartemen en stortingen door het moederdepartement die in 2017 hebben plaatsgevonden, konden bij het opstellen van de begroting niet worden voorzien.

Doelmatigheidsindicatoren

Het streven naar grotere doelmatigheid is de hoofddoelstelling van elke baten-lastendienst. Voor het AGSZW betekent dit het streven naar betere prestaties, bij optimaal gebruik van de ingezette middelen.

Tabel 9.6 Overzicht doelmatigheidsindicatoren AGSZW
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Generieke doelmatigheidsindicatoren

           
             

Uurtarieven

           

Integraal kostentarief p.uur (voorcalculatorisch) (€)

89,58

90,93

98,68

110,41

114,36

107,8

Index reëel uurtarief (gecorrigeerd voor inflatie, 2011=100)

95,6

96,1

103,6

115,6

118,1

108,9

Omzet per fte (€)

           

Totale omzet in € 1.000

20.529

19.458

16.543

17.419

16.511

16.800

fte-totaal

133,1

152,0

147,8

141,9

138,2

137,0

Omzet per fte (€)

154.284

127.979

111.928

122.755

119.454

122.628

Saldo van baten en lasten

           

Saldo van baten en lasten in € 1.000

– 86

– 690

– 236

285

– 571

0

% van de totale lasten

– 0,4

– 3,4

– 1,4

1,7

– 3,3

0

Productiviteit:

           

Declarabiliteit (facturabele/beschikbare uren) (%)

70,9

70,4

65,5

67,0

63,2

70,6

Ziekteverzuim (totaal incl.langdurig) (%)

3,8

3,2

3,0

3,7

4,2

2,5

             

Kwalitatieve indicatoren

           
             

Klanttevredenheid: algemeen oordeel enquête

nb

nb

7,1

7,5

Beroepsprocedures

           

% beschikkingen die leiden tot beroepsprocedure

0,3

1,5

0,6

0,3

0,3

0,5

% beroepsprocedures geheel of deels gegrond

11

13

22

17

19

15

Tijdigheid beschikken en betalen

           

% tijdige beschikkingen

89

82

91

97

99

90

% tijdige betalingen

99

98

99,5

98,3

99,8

99

             

Specifieke indicatoren

           
             

Kosten subsidieproces in % vd subsidie/subsidiabele kosten per project

           

Europese subsidieregelingen

1,8

1,5

1,7

3,4

1,7

1,5

Nationale subsidieregelingen

           

RUS-variant 1a: One Touch (direct vaststellen)

14,1

11,3

nvt

nvt

nvt

RUS-variant 1b: One Touch (ambtshalve vaststellen)

nb

nb

7,4

5,1

6,1

17,5

RUS-variant 3: Presteren en inzicht in kosten

nb

0,1

0,2

0,2

0,1

0,2

  • Uurtarieven:

    De voorcalculatorische uurtarieven zijn integrale kostenprijzen (alle kosten / facturabele uren). In de berekening van de reële indexcijfers van de uurtarieven is het effect van de jaarlijkse prijsstijgingen geëlimineerd. De stijging van het reële uurtarief van 2017 ten opzichte van 2016 wordt met name veroorzaakt doordat de begrote directe uren (omzet) 10% lager waren. Dit heeft tot gevolg dat de (vaste) overheadkosten door minder directe uren moet worden gedekt, hetgeen leidt tot hogere uurtarieven.

  • Productiviteit:

    De productiviteit is ten opzichte van 2016 gedaald. Dit wordt met name veroorzaakt doordat in 2017 veel uren besteed zijn aan indirecte werkzaamheden; met name aan de transitie van baten-lasten-agentschap naar een directie van SZW.

  • Klanttevredenheid:

    In 2015 is het laatste klanttevredenheidsonderzoek onder opdrachtgevers en aanvragers uitgevoerd. De aanvragers waardeerden de dienstverlening van het AGSZW met een gemiddeld cijfer van 7,1. In 2017 zou een nieuw klanttevredenheidsonderzoek plaatsvinden, maar dit is uitgesteld.

  • Tijdigheid beschikken en betalen:

    Door gerichte maatregelen is het AGSZW erin geslaagd om de tijdigheid van beschikken en betalen te verbeteren.

  • Kosten subsidieproces:

    De uitvoeringskosten per project in verhouding tot de gemiddelde projectomvang wordt, vanwege de grote verschillen in de uitvoering, afzonderlijk berekend voor Europese en nationale subsidieregelingen. De niet aan afzonderlijke projecten toe te rekenen activiteiten en out-of-pocketkosten worden in deze berekening niet meegenomen.

Toelichting

De indicator van de Europese subsidieregelingen betreft een gewogen gemiddelde van de uitvoeringskosten van ESF en EMVF. Ten opzichte van 2016 is deze indicator afgenomen van 3,4% naar 1,7%. Dit komt met name doordat de gemiddelde tijdsbesteding per controle is afgenomen en de gemiddelde projectomvang is toegenomen.

Voor de Nationale subsidieregelingen die het Agentschap SZW uitvoert, worden de uitvoeringskosten inzichtelijk gemaakt per uitvoeringsvariant die in het Rijksbreed geldende Raamwerk voor Uitvoering van Subsidies (RUS) wordt onderscheiden.

RUS 1b betreft de regeling KO-Taal. De indicator voor de uitvoeringskosten per project is in 2017 toegenomen van 5,1% naar 6,1%. Dit is met name veroorzaakt doordat voor veel aanvragen vragenbrieven moesten worden verzonden en de antwoorden hierop moesten worden verwerkt.

RUS 3 betreft de regelingen RCSP en DWSRA. De gewogen gemiddelde indicator van deze regelingen is afgenomen van 0,2% naar 0,13%. Dit wordt met name veroorzaakt doordat er voor RCSP vanaf 2017 geen aanvragen meer binnenkomen.

Licence