Base description which applies to whole site

2. Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet

Artikel

Algemene doelstelling

De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.

Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaalzekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.

Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid er naar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.

De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratieinspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert hij de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.

De Minister is verantwoordelijk voor:

  • De vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;

  • De vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandniveaus;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor startende zelfstandigen;

  • Het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;

  • Het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt en of, en zo ja, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;

  • De budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van het in de integratie-uitkering sociaal domein opgenomen SZW-aandeel en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;

  • Het terugvorderen van onrechtmatig bestede middelen van het participatiebudget en het terugvorderen van middelen van niet-gerealiseerde plekken in de Wsw over de uitvoeringsjaren tot en met 2014;

  • De sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en het UWV (TW);

  • De organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).

Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget voor de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstanduitkeringen te betalen. Dit budget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren over de gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en doeltreffendheid van de uitvoering, dat een louter gemeentelijke aangelegenheid is.

Sectorplannen en Scholingsvouchers richting een «kansberoep»

Beleidsconclusies

De eerste evaluatie van de sectorplannen in 2017 bestaat uit een analyse van de arbeidsmarktgegevens van alle deelnemers aan de op dat moment afgeronde sectorplannen, aangevuld met interviews en enquêtes (Tweede Kamer, 2017–2018, 33 566, nr. 101). Tijdens de crisis was er gebrek aan financiering bij sectorfondsen, werkgevers en werknemers voor maatregelen (waaronder met name scholing) die de arbeidsproductiviteit verhogen. Zonder overheidssubsidie hadden deze maatregelen niet bestaan of waren op kleinere schaal uitgevoerd. De tot dan toe 38 afgeronde sectorplannen bereiken met de subsidie bijna 91.000 deelnemers met scholing en bijna 24.000 deelnemers met een leerwerkplek. Uit de tussenevaluatie blijkt verder dat door de sectorplannen de arbeidsmarktstructuren zijn versterkt. Er is nu meer kennis over knelpunten en potentiële oplossingen op de arbeidsmarkt. Duurzame inzetbaarheid en arbeidsmobiliteit krijgen nu meer aandacht en er is een betere samenwerking tussen sociale partners.

De scholingvouchers voor scholing richting een zogenoemd «kansberoep» vergroten naar verwachting de baankansen van werkzoekenden. UWV heeft een onderzoek gedaan naar de besteding van de scholingsvouchers door middel van een steekproef. Van 10% van de steekproef is met zekerheid te stellen dat niet aan de voorwaarden is voldaan. Dit heeft aanleiding gegeven de steekproef uit te breiden. Het onderzoek moet beter inzicht geven in de besteding van de scholingsvouchers. In het voorjaar van 2018 zijn de resultaten bekend, waarna de Tweede Kamer over de uitkomsten wordt geïnformeerd.

Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten

De resultaten van de tweemeting banenafspraak laten zien dat de werkgevers eind 2016 in totaal 22.554 banen ten opzichte van de nulmeting hebben gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking (Tweede Kamer, 2016–2017, 33 981, nr. J). Met dit resultaat is voldaan aan de doelstelling dat werkgevers eind 2016 in totaal 20.500 banen realiseren. Het gaat om 18.957 banen bij de sector markt en 3.597 banen bij de sector overheid. Werkgevers in de sector markt voldoen hiermee aan de doelstelling van 14.000 banen, maar dit geldt niet voor de sector overheid (6.500 banen). Vanwege dit resultaat heeft het kabinet besloten tot activering van de quotumregeling voor de sector overheid. Eén van de afspraken uit het Sociaal Akkoord is dat vóór het kabinet een besluit neemt om de quotumregeling te activeren, eerst gesproken wordt met sociale partners en gemeenten. Naar aanleiding van dit overleg in 2017 is besloten om te voorzien in een bepaling die het mogelijk maakt het quotum weer te deactiveren als blijkt dat de banenafspraak alsnog wordt gehaald. Ook is in 2017 besloten om overheidswerkgevers de tijd te geven een inhaalslag te realiseren en de daadwerkelijke heffing één jaar uit te stellen. Wel worden de resultaten over 2018 gemonitord. Tevens is toen geregeld dat de registratie in het doelgroepregister van mensen niet langer eindigt op 31 december van het tweede kalenderjaar, volgend op de datum waarop deze niet meer aan de doelgroepcriteria voldoen, de zogenaamde de t+2-regel. Deze periode is hiermee verlengd. Hierdoor blijven deze mensen in het doelgroepregister staan, waardoor de banen waarop zij werken langer meetellen voor de banenafspraak/quotumregeling. Het kabinet heeft ook aangekondigd om in 2018 met een definitieve aanpassing te komen. Aanvullend wordt door de overheidswerkgevers een plan van aanpak opgesteld en is afgesproken dat specifieke onderdelen in het veiligheidsdomein van de overheid worden uitgezonderd van de quotumregeling. Tot slot zal nader onderzoek plaatsvinden naar de regionale verschillen, de toereikendheid van de omvang van de doelgroep, en wordt in een breed onderzoek gemonitord hoe de quotumregeling uitpakt bij verschillende overheidssectoren (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 352, nr. 65).

Wetsvoorstel vereenvoudiging en stroomlijning Participatiewet en structurele no-risk polis

Sinds de invoering van de Participatiewet en de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten is veel in gang gezet door werkgevers, gemeenten, UWV en scholen om de inclusieve arbeidsmarkt dichterbij te brengen. Ook zijn er met brede maatschappelijke en parlementaire steun vereenvoudigingen doorgevoerd. Zo is het wetsvoorstel vereenvoudiging en stroomlijning Participatiewet in 2017 in werking getreden (Stb. 2016, nr. 444). Verder is de no-riskpolis voor de doelgroep banenafspraak en beschut werk vanaf 2021 structureel gemaakt (Tweede Kamer, 2016–2017, 34 514, nr. 8). Dit moet de aarzeling wegnemen bij werkgevers om duurzame dienstverbanden aan te gaan.

Wetsvoorstel Praktijkroute en verplichtstelling beschut werk

In 2017 is de Praktijkroute in werking getreden. Dit betekent dat als de gemeente via een gevalideerde loonwaardemethodiek heeft vastgesteld dat iemand op een concrete werkplek niet het wettelijk minimumloon kan verdienen, deze persoon tot de doelgroep van de banenafspraak behoort en opgenomen wordt in het doelgroepregister. Voor mensen die niet terecht kunnen bij een reguliere werkgever is er beschut werk. Sinds 2017 zijn gemeenten wettelijk verplicht om werkplekken te realiseren voor mensen met een advies beschut werk (Stb. 2016, nr. 519). Om gemeenten daarbij tegemoet te komen, kregen ze ook in 2017 een bonus per gerealiseerde beschutte werkplek. Eind 2017 waren er 2.155 positieve adviezen beschut werk afgegeven en eind september waren er ruim 800 mensen daadwerkelijk aan het werk. Dit is minder dan het beoogde aantal van 2.600 plekken eind 2017.

Experimenten Participatiewet

Vanaf april 2017 kunnen gemeenten een aanvraag indienen om, binnen een periode van drie jaar, te mogen experimenteren bij de uitvoering van de Participatiewet (Stb. 2017, 69; Stcrt. 2017, 10 881). De gemeenten Groningen in samenwerking met Ten Boer, Deventer, Nijmegen, Tilburg en Wageningen zijn aangewezen om hieraan deel te nemen. De experimenten van deze gemeenten zijn na de zomer 2017 van start gegaan en duren twee jaar. Eind 2017 is ook Utrecht aangewezen om te mogen experimenteren. Het doel van de experimenten is om te onderzoeken wat het beste werkt om mensen vanuit de bijstand naar werk te leiden.

Kansrijk opgroeien

Het beleid is uitgevoerd zoals is aangegeven in de begroting 2017. De middelen zijn als volgt bestemd. € 85 miljoen is met een decentralisatieuitkering via gemeenten bestemd voor kinderen in armoede. Over de besteding van deze middelen en de samenwerking met andere (landelijke) partijen hebben SZW en VNG bestuurlijke afspraken gemaakt. € 10 miljoen gaat naar landelijke partijen (Jeugdsportfonds/Jeugdcultuurfonds, en de stichtingen Leergeld, Jarige Job en Kinderhulp). Verder is € 5 miljoen voor de subsidieregeling Kansen voor alle kinderen, waarvan € 1 miljoen voor arme kinderen in Caribisch Nederland. De middelen dienen in natura aan de kinderen te worden aangeboden (bijv. zwemles, schoolspullen etc.).

Invoering Breed Wettelijk Moratorium

Het Besluit breed moratorium is in combinatie met artikel 5 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening op 1 april 2017 in werking getreden (Stb. 2017, 83). In het Besluit is een nadere invulling gegeven aan de voorwaarden waaronder een Breed Moratorium – een periode van maximaal 6 maanden waarin verhaals- en executiehandelingen richting de schuldenaar worden opgeschort – door de rechter kan worden verleend.

Vereenvoudiging beslagvrije voet

Op 8 maart 2017 is de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet gepubliceerd (Stb. 2017, 110). Zoals in de begroting van 2017 is aangegeven, is het noodzakelijke implementatietraject gestart. In 2017 is tevens invulling gegeven aan de noodzakelijke lagere regelgeving. De conceptregelgeving is eind 2017 in (internet)consultatie gegeven en voor uitvoeringstoetsen aan verschillende partijen voorgelegd. Aan de hand van de ontvangen reacties en adviezen zal in overleg met de betrokken partijen een definitieve datum van inwerkingtreding worden bepaald.

Jeugdwerkloosheid

De jeugdwerkloosheid daalt. De ambitie om in twee jaar 23.000 jongeren met een uitkering te matchen op werk, hebben gemeenten en UWV na een eerste geslaagd uitvoeringsjaar opgehoogd met 5.500 tot in totaal 28.500 jongeren. Uit de in 2017 uitgekomen tweede monitor Matchen op werk (MoW) van Regioplan blijkt dat de door de regio’s gestelde ambities in de meeste gevallen zijn behaald of dat men op koers lag om de ambities te gaan realiseren (Tweede Kamer, 2016–2017, 29 544, nr. 787). Ook is in de monitor te lezen dat de gezamenlijk ondertekende intentieverklaring MoW, de coördinatiegelden, de aanvullende bestuurlijke afspraken en de gezamenlijk ontwikkelde producten en werkwijzen vanuit de Aanpak Jeugdwerkloosheid hieraan hebben bijgedragen. Daarnaast zijn in de City Deal kansrijke oplossingen in beeld gebracht en op kleine schaal toegepast in 12 steden samen met 20 vmbo-scholen, 15 mbo-scholen, 5 hogescholen en 3 universiteiten om al in het onderwijs meer kansen te creëren voor jongeren met een migratieachtergrond. De resultaten van de pilots zijn in het voorjaar van 2018 bekend.

Regio’s vinden dat met een landelijke aanpak de focus op jongeren in een kwetsbare positie behouden blijft. Jongeren zonder startkwalificatie of met een beperking behoeven specifieke ondersteuning bij arbeidstoeleiding. Dit vormde onder meer aanleiding voor de bestuurlijke Jongvolwassenentop van 27 november 2017, waar besloten is om de komende 4 jaar te zoeken naar hoe ervaren knelpunten integraal en op diverse manieren aan te pakken in de praktijk. Daarnaast richt het programma «Verdere integratie op de arbeidsmarkt» zich meerjarig op verbetering van de positie op de arbeidsmarkt van (jonge) Nederlanders met een migratieachtergrond.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 4.2.1 Begrotingsgefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 2 (x € 1.000)

Artikelonderdeel

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Verplichtingen

10.660.968

6.333.698

913.002

6.543.926

6.751.201

6.697.493

53.708

waarvan garantieverplichtingen

– 125

– 617

– 338

– 170

– 55

   

Uitgaven

9.751.058

9.732.855

6.506.062

6.626.117

6.809.474

6.796.544

12.930

               

Inkomensoverdrachten

9.741.716

9.653.128

6.427.252

6.530.514

6.673.695

6.642.731

30.964

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

5.667.195

5.736.429

5.623.935

5.711.137

5.900.666

5.897.767

2.899

Participatiebudget

865.936

694.832

1.394

459

1.800

0

1.800

WSW

2.381.490

2.389.997

17.459

17.447

0

0

0

TW

540.135

555.000

484.700

496.400

456.000

470.329

– 14.329

AIO

213.450

208.000

234.062

245.067

268.134

232.254

35.880

Bijstand zelfstandigen

70.952

66.216

62.311

56.427

42.866

35.857

7.009

Bijstand overig

1.600

1.405

1.513

1.500

1.500

1.600

– 100

Onderstand en re-integratie (Caribisch Nederland)

958

1.249

1.878

2.077

2.729

4.924

– 2.195

               

Garanties

928

0

221

41

5

50

– 45

               

Subsidies

4.408

77.047

76.890

92.361

132.858

134.848

– 1.990

               

Opdrachten

3.702

2.376

1.238

2.183

1.553

17.710

– 16.157

               

Bekostiging

304

304

354

782

1.064

992

72

Nibud

304

304

304

304

0

0

0

ZonMw

0

0

50

478

1.064

992

72

               

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

0

0

107

236

299

213

86

ZonMw

0

0

107

236

299

213

86

               

Ontvangsten

111.947

106.277

62.676

55.901

48.492

2.572

45.920

A. Inkomensoverdrachten

Toelichting financiële instrumenten

A1. Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

Tabel 4.2.2 Extracomptabel overzicht macrobudget participatiewetuitkeringen (x € 1.000)
 

Realisatie 20131

Realisatie 20141

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming

     

5.711.137

5.900.666

5.897.767

2.899

               

Macrobudget participatiewetuitkeringen2

5.667.195

5.736.429

5.623.935

5.691.569

5.889.610

5.807.767

81.844

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

5.425.510

5.468.713

5.276.957

5.304.066

5.497.394

5.432.590

64.804

IOAW

189.116

212.997

258.906

326.349

361.723

344.893

16.830

IOAZ

24.168

25.201

27.784

28.830

30.493

30.283

210

Bbz-levensonderhoud (startende ondernemers)

28.400

29.518

31.513

32.324

     

Correctie verdeelmodel

   

28.774

Intertemporele tegemoetkoming3

   

– 

19.568

11.056

90.000

78.944

1

Voor de jaren 2013 en 2014 zijn de verantwoorde middelen het Wwb-inkomensdeel.

3

SZW, financiële administratie.

Algemene bijstand en loonkostensubsidies

De Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien. Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstanduitkeringen en loonkostensubsidies, waaronder de middelen voor bijstanduitkeringen aan startende ondernemers. Dit budget wordt samen met de middelen voor IOAW en IOAZ over de gemeenten verdeeld. Bijstand voor levensonderhoud van startende ondernemers bedraagt in 2017 € 30,9 miljoen en maakt onderdeel uit van het Macrobudget participatiewetuitkeringen. In tabel 4.2.2 zijn deze middelen voor 2017 onder algemene bijstand en loonkostensubsidie begrepen.

Budgettaire ontwikkelingen

Het macrobudget participatiewetuitkeringen en de intertemporele tegemoetkoming samen vallen in 2017 € 3 miljoen hoger uit dan begroot. Hieronder volgt een toelichting op de bijstellingen voor de algemene bijstand en loonkostensubsidies en de intertemporele tegemoetkoming. De toelichting voor de IOAW, IOAZ en Bbz levensonderhoud startende ondernemers volgen verderop in het artikel.

In 2017 zijn de gerealiseerde uitgaven aan gemeenten voor algemene bijstand en loonkostensubsidies per saldo ca. € 65 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. Dit is met name het gevolg van de doorwerking van hoger uitgevallen realisaties in 2016 (€ 156 miljoen). Meer mensen bleken in 2016 recht te hebben op een uitkering. Via de reguliere systematiek van het macrobudget werken realisaties in 2016 volledig door in het budget van het uitvoeringsjaar 2017. De uitgaven zijn voorts hoger uitgevallen vanwege de doorwerking van de gestegen lonen en prijzen (€ 49 miljoen) in de uitkeringen. Tegenover deze verhogingen staat een neerwaarts effect van € 139 miljoen. De meevallende economische ontwikkeling ten opzichte van de verwachting ten tijde van de begrotingsopstelling heeft namelijk geleid tot minder bijstandsuitkeringen. De overige € 1,4 miljoen is een neerwaartse bijstelling van de bijstand voor levensonderhoud startende ondernemers.

Daarnaast is in het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom een intertemporele tegemoetkoming van € 90 miljoen voor 2017 afgesproken. Dit is bedoeld om de feitelijke kosten voor gemeenten door de verhoogde asielinstroom te dekken. De gerealiseerde uitgaven aan gemeenten in 2017 zijn circa € 11 miljoen. De verrekening van de intertemporele tegemoetkoming met het Macrobudget participatiewetuitkeringen vindt op gemeenteniveau plaats vanaf 2019.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het volume van de Participatiewet is als gevolg van de verhoogde asielinstroom en de hogere realisaties in 2016 per saldo hoger dan het ten tijde van de opstelling van de begroting 2017 verwachte volume.

Tabel 4.2.3 Kerncijfers Wwb/Participatiewet1
   

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 20172

Begroting 2017

Verschil

2017

Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

347

371

383

395

399

396

3

Volume Participatiewet (x 1.000 huishoudens, ultimo)

359

377

387

399

394

3

 

waarvan verblijfsduur minder dan 1 jaar

98

96

95

92

80

3

 

waarvan verblijfsduur 1 tot 5 jaar

150

162

168

168

163

3

 

waarvan verblijfsduur 5 jaar of meer

111

118

125

139

151

3

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2017 zijn geraamd.

3

Dit cijfer wordt niet geraamd.

Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)

De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandniveau voor oudere werkloze werknemers. Vermogen, zoals in een eigen huis of spaargeld, blijft buiten beschouwing. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.

De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven aan de IOAW en de IOAZ zijn samen € 17 miljoen hoger uitgekomen dan begroot. De ontwikkeling van de werkloosheid werkt met meer vertraging door in de uitgaven aan de IOAW dan bij de begrotingsopstelling is geraamd. Hierdoor krijgen meer voormalig WW-gerechtigden een IOAW-uitkering dan in de begroting 2017 is geraamd.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.4 Kerncijfers IOAW en IOAZ1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

13

16

19

22

24

24

0

Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

1,5

1,7

1,7

1,8

1,9

1,8

0,1

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

Banenafspraak

De resultaten van de tweemeting banenafspraak laten zien dat de werkgevers eind 2016 in totaal 22.554 banen ten opzichte van de nulmeting hebben gerealiseerd voor mensen met een arbeidsbeperking (Tweede Kamer, 2016–2017, 33 981, nr. J). Met dit resultaat is voldaan aan de doelstelling dat werkgevers eind 2016 in totaal 20.500 banen realiseren. Het gaat om 18.957 banen bij de sector markt en 3.597 banen bij de sector overheid. Werkgevers in de sector markt voldoen hiermee aan de doelstelling van 14.000 banen, maar dit geldt niet voor de sector overheid (6.500 banen). Vanwege dit resultaat heeft het kabinet besloten tot activering van de quotumregeling voor de sector overheid.

Tabel 4.2.5 Indicatoren banenafspraak
 

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 20171

Streefwaarde begroting 20172

Verschil

2017

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

15.604

18.957

23.000

Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheid t.o.v. nulmeting op 1-1-2013

5.453

3.597

10.000

1

Realisatiecijfers komen in juni 2018 beschikbaar en worden opgenomen in de begroting van 2019.

2

Streefwaarden afkomstig uit memorie van toelichting bij de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten, Tweede Kamer, 33 981, nr. 3, blz. 6, tabel: aantal te realiseren banen voor beoordeling activering quotumheffing.

Handhaving

De kerncijfers handhaving tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren.

Tabel 4.2.6 Kerncijfers Wwb/Participatiewet (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Preventie1

         

Gepercipieerde detectiekans (%)

2

80

82

77

75

Kennis van de verplichtingen (%)

2

88

90

88

88

           

Opsporing3

         

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

4,9

11

11

12

11

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

20

62

66

71

69

           

Terugvordering3

         

Incassoratio 2013 (%)

16

28

37

43

47

Incassoratio 2014 (%)

4

13

22

28

33

Incassoratio 2015 (%)

4

4

14

25

31

Incassoratio 2016 (%)

4

4

4

16

26

Incassoratio 2017 (%)

4

4

4

4

14

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2017».

2

Deze cijfers zijn niet beschikbaar.

3

SZW-berekeningen op basis van CBS, bijstandsdebiteuren- en fraudestatistiek.

4

Deze cijfers komenlogischerwijs niet voor.

A2. Participatiebudget

Het Participatiebudget is vanaf 2015 onderdeel van de Integratie-uitkering sociaal domein. De uitgaven van € 1,8 miljoen hebben betrekking op een verloren beroepszaak over de periode daarvoor. Deze uitgaven worden niet geraamd.

A3. Toeslagenwet (TW)

De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven zijn vrijwel gelijk aan de begrote uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het aantal TW-uitkeringsjaren is 11.000 lager uitgevallen dan bij de opstelling van de begroting werd verwacht. De gemiddelde TW-toeslag is juist hoger uitgevallen dan verwacht (€ 309).

Tabel 4.2.7 Kerncijfers TW1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Gemiddeld jaarvolume TW (x 1.000 uitkeringsjaren)

200

205

198

155

103

114

– 11

Gemiddelde toeslag per jaar (x € 1)

2.700

2.707

2.448

3.203

4.385

4.076

309

1

UWV, jaarverslag.

Handhaving

De kerncijfers op het gebied van handhaving vertonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren.

Tabel 4.2.8 Kerncijfers TW (fraude en handhaving)1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Opsporing

         

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

2,5

2,6

1,9

1,3

1,3

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

9,1

7,2

5,8

5,6

6,7

           

Terugvordering

         

Incassoratio 2013 (%)

16

35

47

54

61

Incassoratio 2014 (%)

2

15

39

48

56

Incassoratio 2015 (%)

2

2

18

40

51

Incassoratio 2016 (%)

2

2

2

17

33

Incassoratio 2017 (%)

2

2

2

2

16

1

UWV, jaarverslag.

2

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

A4. Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)

Ouderen met een onvolledig AOW-pensioen kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitkeringslasten AIO zijn € 36 miljoen hoger uitgevallen dan ten tijde van het opstellen van de begroting geraamd. Zowel het aantal AIO-gerechtigden als de hoogte van de gemiddelde uitkering is ten tijde van het opstellen van de begroting onderschat. Tevens heeft er in 2017 een nabetaling van circa € 6 miljoen plaatsgevonden aan de SVB over 2016. Het aantal AIO-gerechtigden valt met name hoger uit door een kleinere uitstroom in 2016 en 2017 dan geraamd. Ook heeft een groter aantal personen in 2016 en 2017 een AIO uitkering aangevraagd dan waar in de begroting rekening mee werd gehouden.

Beleidsrelevante kerncijfers

Het gemiddeld aantal AIO-huishoudens is in 2017 hoger uitgevallen dan ten tijde van het opstellen van de begroting werd geraamd.

Tabel 4.2.9 Kerncijfers AIO1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde)

39

40

41

42

442

42

2

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2017 zijn geraamd.

Handhaving

De kerncijfers handhaving tonen een stabiel beeld vergeleken met voorgaande jaren.

Tabel 4.2.10 Kerncijfers AIO (fraude en handhaving)
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Preventie1

         

Gepercipieerde detectiekans (%)

2

73

75

77

77

Kennis van de verplichtingen (%)

2

84

87

88

89

           

Opsporing2

         

Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)

0,2

0,3

0,5

0,4

0,4

Totaal benadelingbedrag (x € 1 mln)

1,9

1,7

2,2

2,0

2,3

           

Terugvordering2

         

Incassoratio 2013 (%)

12

42

49

53

56

Incassoratio 2014 (%)

3

9

19

27

31

Incassoratio 2015 (%)

3

3

14

31

38

Incassoratio 2016 (%)

3

3

3

12

22

Incassoratio 2017 (%)

3

3

3

3

6

1

Ipsos «Kennis der verplichtingen en detectiekans 2017».

2

SVB, jaarverslag.

3

Deze cijfers komen logischerwijs niet voor.

A5. Bijstand zelfstandigen (Bbz 2004)

Startende ondernemers en gevestigde zelfstandigen kunnen onder voorwaarden voor financiële ondersteuning een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steuntje in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor gevestigde ondernemers of in bedrijfskredieten (starters en gevestigde ondernemers).

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven zijn € 7 miljoen hoger dan begroot. De bijstandsuitgaven kunnen per gemeente van jaar op jaar sterk wisselen. Gevolg daarvan is dat een aantal gemeenten te weinig voorschot ontvangt en een ander aantal te veel en dat leidt tot nabetalingen respectievelijk terugontvangsten; zie ook onder onderdeel Ontvangsten. Hiermee rekening houdend is per saldo aan de gemeenten samen ongeveer € 8 miljoen minder aan bijstand voor zelfstandigen uitgegeven dan begroot.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.11 Kerncijfers Bbz1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde)

4,1

4,1

3,9

3,8

3,82

3,9

– 0,1

1

CBS, bijstandsuitkeringenstatistiek.

2

Betreft voorlopige cijfers. De cijfers van oktober tot en met december 2017 zijn ramingen.

A6. Bijstand overig

Bijstand overig bestaat vrijwel volledig uit bijstand buitenland. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer bijgekomen. Daarnaast zijn onder Bijstand overig de uitgaven aan de repatriëringregeling opgenomen.

Budgettaire ontwikkelingen

De gerealiseerde uitgaven zijn € 0,1 miljoen lager dan de begrote uitgaven.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.12 Kerncijfers Bijstand Buitenland1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo)

0,2

0,2

0,2

0,2

0,1

0,2

– 0,1

1

SVB, jaarverslag.

A7. Onderstand en re-integratie Caribisch Nederland

De overheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand en waar nodig ook re-integratieondersteuning.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven zijn per saldo € 2,2 miljoen lager dan begroot. Dit wordt grotendeels verklaard doordat budget is overgeheveld naar het Ministerie van BZK voor armoedeprojecten in Caribisch Nederland. In de periode 2016–2019 stelt SZW hiervoor jaarlijks een bedrag van € 2,3 miljoen beschikbaar. Deze uitgaven worden verantwoord in het BZK-jaarverslag.

De realisatie van de uitgaven aan de Onderstand in Caribisch Nederland komt nagenoeg overeen met de begrote uitgaven. Het beroep op de Onderstand is wat groter dan verwacht. Dit wordt grotendeels gecompenseerd door een gunstigere koers van de euro ten opzichte van de dollar dan waar rekening mee was gehouden bij het opstellen van de begroting.

Beleidsrelevante kerncijfers

Tabel 4.2.13 Kerncijfers Onderstand (Caribisch Nederland)1
 

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Begroting 2017

Verschil

2017

Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo)

0,3

0,4

0,5

0,5

0,6

0,5

0,1

1

SZW-unit RCN.

B. Garanties

Dit betreft de garantstelling voor de borgstellingsregeling (pilot zelfstandigenbeleid). De toegang tot deze regeling is sinds 2011 beëindigd. De uitgaven hebben betrekking op de afwikkeling van garantieclaims en zijn € 45.000 lager dan begroot doordat er minder claims zijn ingediend.

C. Subsidies

Er is per saldo € 2 miljoen minder aan subsidies uitgegeven dan begroot. Van de bijna € 133 miljoen uitgaven aan subsidies heeft € 72,3 miljoen betrekking op de sectorplannen, € 34,6 miljoen op de scholingsvouchers voor het verwerven van een baan in een kansberoep en € 4,7 miljoen voor de Tijdelijke regeling cofinanciering projecten dienstverlening werkzoekenden en projecten samenwerking en regie arbeidsmarkt (DWSRA), € 6,4 miljoen via de landelijke fondsen voor Alle kinderen doen mee, € 1,6 miljoen voor de regionale initiatieven om kinderarmoede tegen te gaan en € 4,2 miljoen voor de Subsidieregeling armoede en schulden. Verder is er € 2,9 miljoen uitgegeven aan de SBCM (het A&O-fonds voor de sociale werkvoorziening) en bijna € 6 miljoen voor overige (incidentele) subsidies, waaronder het NIBUD.

D. Opdrachten

Ten opzichte van de begroting (€ 17,7 miljoen) is € 16,2 miljoen minder uitgegeven. Dat hangt samen met budgettair neutrale herschikkingen binnen de SZW-begroting (€ 10,8 miljoen), waarvan die naar subsidies de grootste is (€ 6,2 miljoen). Verder hebben er diverse overboekingen naar andere departementen plaatsgevonden (€ 3,6 miljoen). Voor € 1,8 miljoen is sprake van onderuitputting.

De overboekingen naar andere departementen hadden o.a. betrekking op bijdragen aan de City Deals van BZK, extra impuls Kinderopvang en arbeidsbemiddeling Caribisch Nederland via BZK en via BZK beschikbaar stellen van middelen aan de centrumgemeenten voor projecten op het terrein van samenwerking GGZ-instellingen met gemeentelijke afdelingen Werk & Inkomen en «Wijzer in geldzaken» van het Ministerie van Financiën. De herschikkingen binnen de SZW-begroting hadden o.a. betrekking op (financiële) ondersteuning in het kader van de implementatie en uitvoering van de Participatiewet en de Wet bevordering arbeidsinschakeling arbeidsbeperkten, een aantal specifieke projecten rond gegevensuitwisseling waar het Inlichtingenbureau bij betrokken was, bijdrages onderzoeken en statistieken en bekostiging van een aantal voorlichtingsactiviteiten.

De uitgaven/aanbestedingen (€ 1,5 miljoen) hadden o.a. betrekking op de beleidsterreinen armoede en schulden (concretisering Rijksincassovisie, aanpak armoede onder kinderen), aanpak jeugdwerkloosheid (€ 0,6 miljoen; leercirkels, oriëntatie op werk, ouderenbetrokkenheid, overbruggen discriminatie) en bevordering arbeidsinschakeling (€ 0,6 miljoen; diverse projecten rond matchen op werk, projecten op terrein van personen met psychosociale beperkingen, bijdragen projecten sociaal domein).

E. Bekostiging

Aan het meerjarige kennisprogramma, dat door ZonMw wordt uitgevoerd, is in 2017 € 0,07 miljoen meer uitgegeven dan aanvankelijk geraamd.

F. Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Voor de meerjarige uitvoering van het kennisprogramma door ZonMw is in 2017 € 0,09 miljoen meer uitgegeven dan aanvankelijk geraamd.

G. Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten zijn bijna € 46 miljoen hoger dan begroot. De hogere ontvangsten hebben betrekking op terugvorderingen in verband met onderrealisatie dan wel onrechtmatigheid bij de Wsw (€ 23 miljoen), terugbetaling van te hoge voorschotten inzake Rijksvergoedingen, zoals Bijstand zelfstandigen (€ 15 miljoen) en TW (€ 4 miljoen) en overige ontvangsten (€ 4 miljoen).

Licence