De EMU-schuld (overheidsschuld) is de uitstaande schuld van de hele collectieve sector en is eind 2019 uitgekomen op € 394,6mld. De staatsschuld is onderdeel van de EMU-schuld en betreft de schuld van de Rijksoverheid. Dit is de schuld die door het Agentschap wordt gefinancierd. De staatsschuld bedroeg ultimo 2019 € 318,0 mld., dat is € 10,0 mld. lager dan geraamd in de begroting. De belangrijkste oorzaak van deze daling is dat de kasoverschotten van 2018 en 2019, beide nog onbekend tijdens het opstellen van de begroting, hoger zijn uitgevallen.
Realisatie | Vastgestelde begroting | Verschil | |
Stand schuld (ultimo 2019) | |||
EMU-schuld | 394,6 | 403,5 | ‒ 8,9 |
Staatsschuld | 318,0 | 328,0 | ‒ 10,0 |
Schuldverhouding met ABN AMRO | ‒ 0,8 | ‒ 0,8 | 0 |
Interne schuldverhouding | 9,1 | 9,0 | 0,1 |
Rentelasten relevant voor het EMU-saldo | |||
Rentelasten vaste en vlottende schuld (art. 11) | 5,5 | 5,6 | ‒ 0,1 |
Rentelasten interne schuldverhouding (art. 12) | ‒ 0,1 | ‒ 0,1 | 0 |
Totaal | 5,4 | 5,5 | ‒ 0,1 |
Niet relevant voor het EMU-saldo | |||
Rentelasten derivaten | ‒ 1,1 | ‒ 1,4 | 0,3 |
Totaal | ‒ 1,1 | ‒ 1,4 | 0,3 |
De Nederlandse Staat heeft eind 2019 nog een vordering op ABN AMRO van € 0,8 mld. De rente die op deze vordering van ABN AMRO is ontvangen is meegeteld in de € 5,5 mld. aan netto rentelasten van artikel 11 en bedraagt € 34 mln.
De Staat heeft ook een schuldverhouding met de publieke instellingen die deelnemen aan het schatkistbankieren. De volgende groepen doen mee aan schatkistbankieren: ministeries, de sociale fondsen, agentschappen, RWT’s, decentrale overheden en een aantal derden (veelal instellingen met een publieke taak of instellingen die publieke middelen beheren). Deelnemers hebben vorderingen (via rekening-couranttegoeden en deposito’s) en schulden bij de Staat (via leningen en roodstand op de rekening-courant). Het saldo van de vorderingen en schulden wordt de interne schuldverhouding genoemd. De interne schuldverhouding is ultimo 2019 € 9,1 mld. positief. Dit houdt in dat de Staat per saldo een schuld heeft aan de deelnemers van het schatkistbankieren. In 2019 is de interne schuldverhouding met € 9,4 mld. toegenomen (€ 0,1 mld. meer dan begroot), met name veroorzaakt door een afname van de roodstand op de rekeningen-courant van de sociale fondsen.
De voor het EMU-saldo relevante rentelasten voor de financiering van de staatsschuld zijn uitgekomen op € 5,4 mld. Het betreft het saldo van de rentelasten en -baten op de vaste en de vlottende schuld (artikel 11 Financiering staatsschuld) en de interne schuldverhouding (artikel 12 Kasbeheer). De rentelasten zijn lager dan in de begroting 2019 werd geraamd. De belangrijkste oorzaak hiervoor is dat de rentepercentages in 2019 lager waren dan de rentepercentages waarmee in de begroting 2019 rekening is gehouden.
De rentebaten op derivaten zijn met € 0,3 mld. gedaald ten opzichte van de begroting (negatieve rentelasten van ‒ € 1,1 mld. in plaats van ‒ € 1,4 mld.). Deze daling is veroorzaakt doordat eind 2018 na het opstellen van de miljoenennota nog rentederivaten voortijdig zijn beëindigd. Deze voortijdige beëindigingen hebben plaatsgevonden om de gemiddelde looptijd van de schuldportefeuille te verhogen en om het gemiddelde Renterisicobedrag (RRB) onder de 18% te houden, hetgeen in lijn is met het renterisicokader 2016-2019. Bij de voortijdige beëindiging van rentederivaten wordt de netto contante waarde van de toekomstige rentestromen in één keer ontvangen. Als gevolg hiervan dalen de rentebaten op derivaten in latere jaren.
Financieringsbehoefte
Realisatie1 | |
Financieringsbehoefte | |
Aflossingen kapitaalmarkt in 2019 | 30,1 |
Geldmarkt ultimo 2018 incl. uitzettingen | 20,2 |
Mutatie onderpand in contanten 2019 | ‒ 1,3 |
Kassaldo Rijk 2019 (-/- is kasoverschot) | ‒ 12,5 |
Totaal | 36,4 |
Dekking | |
Kapitaalmarktuitgifte 2019 (op kasbasis2) | 22,1 |
Geldmarkt ultimo 2019 incl. uitzettingen | 14,3 |
Totaal | 36,4 |
De kapitaalmarktuitgifte is in deze tabel weergegeven op kasbasis. De nominale waarde van de uitgifte op de kapitaalmarkt was € 21,1 mld. Daarnaast is bij de uitgifte van de leningen € 1,0 mld. aan agio ontvangen. Agio is het bedrag dat een belegger boven de nominale waarde op een lening stort wanneer de prijs van de aangeboden obligatie hoger was dan de nominale waarde. In de verantwoordingsstaten wordt het agio gedurende de looptijd van de lening als rentebaten evenredig toegerekend aan de netto rentelasten van de lening (op transactiebasis). In de tabel budgettaire gevolgen van beleid wordt het agio meegenomen in de netto rentelasten vaste schuld die eveneens op transactiebasis worden weergegeven.
De financieringsbehoefte in 2019 bedroeg € 36,4 mld. en bestond voor het grootste deel uit het herfinancieren van leningen die werden afgelost. Deze aflossingen bestaan uit de leningen die gedurende het jaar aflopen plus de vervroegde aflossingen, en uit de omvang van de geldmarkt eind 2018 inclusief uitzettingen. Leningen op de geldmarkt lopen per definitie korter dan een jaar en worden dus allemaal afgelost in het volgende jaar. De financieringsbehoefte hangt ook af van de verandering in het onderpand in contanten in 2019. Onderpand betreft kasgeld dat banken bij de Staat plaatsen wanneer swapcontracten een positieve marktwaarde hebben voor de Staat. Hiermee wordt het kredietrisico, het risico dat de tegenpartij niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, ondervangen. De omvang van het onderpand is afhankelijk van de marktwaarde van de swapcontracten. Het onderpand in contanten is in 2019 met € 1,3 mld. toegenomen, met name doordat de rente lager is geworden. Door de toename van het onderpand nam de financieringsbehoefte af. Het kassaldo van het Rijk was positief en droeg voor € 12,5 mld. het meest bij aan de verlaging van de financieringsbehoefte. In bovenstaande tabel is te zien dat de financieringsbehoefte is gedekt met de uitgifte van nieuwe langlopende leningen op de kapitaalmarkt en nieuwe kortlopende leningen op de geldmarkt.