Base description which applies to whole site

3. Beleidsprioriteiten

Inleiding

Afgelopen jaar werkten we hard aan de uitvoering van het Regeerakkoord 'Vertrouwen in de toekomst'. Het bieden van gelijke kansen aan iedereen is daarbij voor ons van groot belang, of het nu gaat om onderwijs, wetenschap, cultuur, media of emancipatie. Iedereen moet zijn of haar talent ten volle kunnen ontplooien en zich kunnen ontwikkelen. Afkomst, geloof of geslacht mogen daarbij niet in de weg staan. Dat kunnen wij niet alleen bereiken, dat doen we samen met elkaar. In het onderwijs werken we samen met leraren en docenten, met leerlingen en studenten, met schoolleiders en bestuurders, met ouders en ondersteuningsprofessionals en met gemeenten. Leraren, docenten en ook schoolleiders zijn onmisbaar. Zij maken het iedere dag weer mogelijk dat kinderen en (jong)volwassenen worden uitgedaagd en kunnen groeien. Het toenemende lerarentekort en werkdruk in het funderend onderwijs hebben daarom volop onze aandacht. We stelden eerder al structureel € 270 miljoen beschikbaar voor de modernisering van de cao primair onderwijs. We investeren extra om het tekort en de werkdruk tegen te gaan. Maar ook in de andere onderwijssectoren investeren we in de professionalisering van docenten en ander personeel, en op teamontwikkeling. In het mbo is in 2019 de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken afgerond. Daarin is veel aandacht voor strategisch personeelsbeleid binnen de scholen, die zich steeds meer ontwikkelen tot lerende organisaties. Ook in het hoger onderwijs zijn kwaliteitsafspraken gemaakt. Instellingen nemen meer docenten aan, bevorderen de professionalisering van docenten en investeren in digitale leeromgevingen, studieplekken en ontmoetingsruimtes. Daarnaast hebben we de Strategische agenda hoger onderwijs en onderzoek «Houdbaar voor de toekomst» opgesteld (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 797, bijlage 913905).

Om je als individu en als samenleving te ontwikkelen, is niet alleen onderwijs van belang. Nederlandse wetenschappers zorgen voor nieuwe kennis en innovatie. Zo worden grote uitdagingen en transities ook kansen, zoals digitalisering en klimaatverandering. Erfgoed en cultuur laten ons zien waar we vandaan komen en prikkelen ons om anders tegen de toekomst aan te kijken. Kinderen hebben de mogelijkheid gekregen om tijdens schooltijd het Rijksmuseum te bezoeken. We vinden het belangrijk dat wie in de culturele sector werkt daarvoor een eerlijke beloning krijgt. En we investeren bij media in onderzoeksjournalistiek, voor meer talentontwikkeling en voor versterking van de positie van journalisten. Een belangrijke stap naar gelijkheid tussen mannen en vrouwen was het besluit om een ingroei-quotum in te voeren. Nederlandse beursgenoteerde bedrijven moeten toe naar minstens 30% vrouwen in de raden van commissarissen. Voor de gelijke behandeling van LHBTI-personen: vanaf 1 november 2019 zijn transgender en intersekse personen expliciet wettelijk (Algemene wet gelijke behandeling) beschermd tegen dicriminatie (Wet verduidelijking rechtspositie transgender personen en intersekse personen, Stb. 2019, 302).

Samen zorgen voor gelijke kansen en (talent)ontwikkeling; daarvoor hebben we belangrijke stappen gezet, en daar gaan we mee door. In dit beleidsverslag gaan we nader in op wat we hebben gedaan het afgelopen jaar en de daarbij behorende belangrijke beleidsontwikkelingen. We beginnen met het onderwijs en gaan daarna in op wetenschap, cultuur, media en emancipatie.

1. Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen

Tabel 1 Gelijke kansen creëren en talenten tot bloei brengen

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage gemeenten dat doelgroeppeuters 640 uur voorschoolse educatie per jaar aanbiedt1

    

2020

PO

   

100%

1

Deze indicator is in 2019 vervangen door de indicator "Percentage van de gemeenten die goab-middelen ontvangen, dat 960 uur voorschoolse educatie aanbiedt aan doelgroeppeuters tussen de 2,5 en 4 jaar". De basiswaarde voor deze nieuwe indicator (31 december 2019) is 42%. Er zijn nog geen realisatiecijfers beschikbaar aangezien deze wettelijke verplichting in werking treedt per 1 augustus 2020.

Wij vinden dat elk kind zijn talenten moet kunnen ontplooien, ongeacht afkomst en geloof. Daarom hebben we in 2019 voor het primair en voortgezet onderwijs (po en vo) met 30 gemeenten meerjarige samenwerkingsagenda’s opgesteld. Het gaat om interventies voor taalbevordering, soepele overgangen en ouderbetrokkenheid ter bevordering van gelijke kansen. Daarnaast is voor het Actieplan Gelijke Kansen (Kamerstukken II 2016/17, 34550 VIII, nr. 16) een tweede ronde opengesteld van de subsidieregeling Vrijroosteren leraren (Stcrt. 2019, 32395). Daarmee kunnen twintig schoolbesturen in het po en vo gedurende twee jaar leraren ‘vrijroosteren’ voor coachingsactiviteiten en intensieve begeleiding van leerlingen. Om de overgang van po naar vo te versoepelen voor leerlingen die thuis minder ondersteuning krijgen, hebben we doorstroomprogramma’s gesubsidieerd. In 2019 werd ook de pilot met 10-14-scholen (Kamerstukken II 2017/18, 31293, nr. 391) voortgezet. Inmiddels doen 12 scholen mee. De eindrapportage van de pilot wordt verwacht in het najaar van 2020. Verder hebben we uitbreiding van het aantal uren voor voorschoolse educatie en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker in de regelgeving opgenomen (Wijzigingsbesluit Stb. 2019, 315). De urenuitbreiding gaat in op 1 augustus 2020 en de inzet van een pedagogisch beleidsmedewerker op 1 januari 2022. Doelgroeppeuters krijgen daardoor meer en betere voorschoolse educatie, waarmee achterstanden vroegtijdig worden aangepakt.

In onze beleidsreactie Eindevaluatie Wet Eindtoetsing PO (Kamerstukken II 2018/19, 31293, nr. 471) reageerden wij op het evaluatierapport dat Oberon heeft geschreven op basis van vier jaar onderzoek naar de effecten van deze wet. In onze reactie doen wij voorstellen voor een ander toezicht op de kwaliteit van de eindtoetsen. De urgentie om als overheid zelf een eindtoets aan te bieden is afgenomen, terwijl de vraag om centrale aansturing op de kwaliteit toeneemt. We stellen voor dat alleen private partijen nog toetsen aanbieden. Het College voor Toetsen en Examens (CvTE) zal als onafhankelijk orgaan de kwaliteit van de toetsen bewaken, waarbij we opgedane kennis willen behouden.

Voorafgaande aan de evaluatie in 2020 van het passend onderwijs hebben we in 2019 uitgebreid gesproken met ouders, leerlingen, leraren, ondersteuningsprofessionals, schoolleiders, schoolbestuurders en bestuurders van samenwerkingsverbanden. We wilden weten welke mogelijkheden ze zien om passend onderwijs te verbeteren voor leerlingen met een ondersteuningsbehoefte. Het ging om concrete oplossingen voor de kortere termijn en zaken die bijdragen aan oplossingen voor de langere termijn. De samenwerking tussen onderwijs en (jeugd)zorg is verder versterkt. Het programma ‘Met andere ogen’ helpt gemeenten en het onderwijs de volgende betekenisvolle stappen in hun samenwerking te zetten en te onderzoeken wat echt werkt. Ook namen we maatregelen voor de doelmatige besteding van middelen voor ondersteuning en een betere verantwoording daarover door samenwerkingsverbanden. Zo wordt het interne toezicht onafhankelijker en ontwikkelt de Inspectie van het Onderwijs een methode om te signaleren wanneer de reserve van het samenwerkingsverband mogelijk te hoog is. Daarnaast is een website gelanceerd waarop samenwerkingsverbanden zich kunnen verantwoorden over passend onderwijs. Een volledig overzicht van de maatregelen is te vinden in Kamerstukken II 2018/19, 31497, nr. 310 en Kamerstukken II 2018/19, 31497, nr. 334.

Om geïsoleerde scholen hun onderwijsaanbod in stand te laten houden, zijn in het Regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld. Daarvoor zijn op basis van het advies van de commissie-Dijkgraaf (Kamerstukken II 2018/19, 31289, nr. 393, bijlage 875613) de contouren van een structurele maatwerkregeling ontworpen. Daarnaast werkten we aan een regeling waarmee regio’s middelen aan kunnen vragen voor de overgang naar een toekomstbestendig onderwijsaanbod. Tot slot onderzoeken we hoe we wettelijk kunnen regelen dat besturen een brede verantwoording hebben voor het onderwijsaanbod in hun regio.

Ook in het mbo is gewerkt aan gelijke onderwijskansen. Dat thema is één van de landelijke speerpunten waar mbo-instellingen aandacht aan moesten besteden in hun nieuwe kwaliteitsagenda’s. De stijging van de kwalificatiewinst, dat meer studenten met een diploma de opleiding verlaten óf als meer studenten van het mbo doorstromen naar het hbo, ontwikkelt zich naar verwachting (indicator Kwalificatiewinst). Mbo-studenten halen een steeds hoger diplomaniveau, ook kwamen steeds meer studenten het eerste jaar goed door (indicator Succes eerstejaars mbo). Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (vsv’ers) daalde sterk (indicator Aantal nieuwe vsv’ers). Maar beide indicatoren, die deels over hetzelfde gaan, laten de laatste jaren een verslechtering zien. Mogelijke oorzaken van de ontwikkeling van het aantal vsv-ers zijn toename van multiproblematiek en zogenaamde groenpluk (werkgevers nemen in een krappe arbeidsmarkt stagiairs in dienst die hun opleiding (nog) niet hebben afgemaakt). We hebben afgelopen jaar het CBS opdracht gegeven daar onderzoek naar te doen. Het is ook mogelijk dat hogere kwalificatiewinst en dus hogere plaatsing in beperkte mate tot meer ongediplomeerde uitval leidt. Het succes van doorstromers vanuit het mbo in het eerste jaar van het hbo is licht hoger dan in het basisjaar (indicator Succes doorstromers in eerste jaar hbo).

Per 2019 is de cascade in de mbo-bekostiging afgeschaft, de verblijfsduur van studenten in het mbo is niet langer bepalend voor het budget dat instellingen ontvangen. Verder hebben we met een wetswijziging (Kamerstukken II 2018/19, 35252, nr. 2) voorgesteld om een gelijkekansenfonds (voor studievertraging en schoolkosten) en zwangerschapsverlof voor mbo-studenten te introduceren. Met het programma «Sterk beroepsonderwijs» werkten we samen met de MBO Raad, de VO-raad en de Stichting Platforms VMBO (SPV) aan een betere aansluiting tussen vmbo en mbo. Tot slot zetten we in op het tegengaan van stagediscriminatie en het verhogen van de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs in het mbo. Zo werken we met veel partijen samen voor workshops en trainingen, bij het project LOB/Gelijke kansen, de pilot oriënterende bedrijfsbezoeken en de oprichting van het meldpunt stagediscriminatie. Verder startten we met het Ministerie van SZW een groot onderzoekstraject naar de overgang van onderwijs naar arbeidsmarkt, onder jongeren met een (niet-westerse) migratieachtergrond.

Voor het hoger onderwijs (ho) hebben we stappen ondernomen om de kennis te vergroten over het voorkomen van kansenongelijkheid. Instellingen voor hoger onderwijs zijn daarmee aan de slag, bijvoorbeeld binnen de «Learning Community» van de VSNU. Daarnaast hebben we afgelopen jaar besloten dat er een ‘Expertgroep Toegankelijkheid hoger onderwijs’ komt. Die moet eraan bijdragen dat het beleid voor toegankelijkheid gebaseerd is op de nieuwste inzichten. Er is ook aandacht voor het welzijn van alle studenten, dus ook van studenten die mantelzorger zijn of kampen met een functiebeperking of psychische problemen. Hiervoor werken we in de landelijke Werkgroep Studentenwelzijn samen met koepels, bonden en het Expertisecentrum inclusief onderwijs (ECIO). Verder halveerden we vanaf studiejaar 2018-2019 het collegegeld voor nieuwe eerstejaarsstudenten in het ho. Zij kregen een korting van ruim € 1.000 voor studiejaar 2018-2019. Voor studenten aan een lerarenopleiding geldt een extra jaar halvering.

2. Sterke docenten

Tabel 2 Sterke docenten

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage van besturen dat aangeeft dat er binnen het schoolteam een gesprek is gevoerd over de besteding van de werkdrukmiddelen1

  

2018

 

2020

PO

 

99,22%

 

n.v.t.

1

Bron: XBRL Onderwijsportaal, DUO. Er is geen basiswaarde omdat het om nieuw beleid gaat en de procesindicatoren nieuwe eisen betroffen waaraan schoolbesturen eerder niet hoefden te voldoen. Daarnaast is er in het werkdrukakkoord overeengekomen dat er voor deze procesindicatoren het principe van comply or explain geldt en is er geen streefwaarde afgesproken. De waardes over 2019 worden medio 2020 bekend.

Leraren zijn onmisbaar voor onze samenleving. Ze zorgen ervoor dat kinderen en (jong)volwassenen klaar zijn om de wereld in te gaan. Helaas kennen we momenteel een lerarentekort. Uit de ramingen blijkt dat de tekorten op langere termijn toenemen en in het voortgezet onderwijs (vo) lopen de tekorten in sommige vakken de komende jaren sneller op dan voorspeld. Daarom nemen we extra maatregelen, zoals een gerichte aanpak in de steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Almere) met de grootste tekorten in het primair onderwijs (po) en extra inzet op de tekortvakken in het vo en de regionale aanpak. De maatregelen die in gang zijn gezet hebben effect, maar er is meer nodig om te voorkomen dat de tekorten verder oplopen (Kamerstukken II 2019/20, 27923, nr. 387). Daarom is het goed dat het aantal aanvragen voor zij-instroom sterk is toegenomen, vooral in het po en mbo. In 2019 investeerden we twee keer zoveel in de zij-instroom als in 2018. Bovendien is er meer animo dan verwacht voor de regeling onderwijsassisten om zich te laten bijscholen naar leraren. Ook zijn 800 uitkeringsgerechtigden met onderwijsbevoegdheid die langer dan zes maanden in de WW zaten weer aan de slag gegaan in het po. Deze ontwikkelingen zorgen op den duur voor een toename van het aantal leraren.

Op 1 november sloten we het convenant ‘aanpak lerarentekort’ (Kamerstukken II 2019/20, 31293, nr. 488) met de sociale partners. Voor 2020 en 2021 zijn afspraken gemaakt om meer mensen op te leiden en te behouden voor het funderend onderwijs en om ervoor te zorgen dat leraren zich ontwikkelen en goed worden begeleid. De totale investering in dit convenant is € 460 miljoen. Daarvan wordt vanaf 2020 € 16,5 miljoen structureel geïnvesteerd in de verbetering van de beloning van leraren in het voortgezet speciaal onderwijs met uitstroomprofiel vervolgonderwijs. Volgens de OESO zijn de startsalarissen in het primair onderwijs goed, vrijwel op het EU-gemiddelde. Deze positie neemt echter af gedurende de loopbaan. In het (inmiddels bekrachtigde) onderhandelaarsakkoord van december 2019 voor de cao in het po is daarom een structurele loonsverhoging van 4,5% afgesproken. Leraren gaan er sinds september 2018, het begin van deze kabinetsperiode, structureel gemiddeld 14% in salaris op vooruit.

Uit mobiliteitscijfers van leraren blijkt dat weinig leraren overstappen van het po naar het vo of andersom. Relatief gezien gingen er in het schooljaar 2017-2018 meer leraren van het vo naar het po (0,5%) dan van het po naar het vo (0,3%). Na het werkdrukakkoord (voorjaar 2018) hebben schoolbesturen vorig jaar voor het eerst gerapporteerd over de besteding van de werkdrukmiddelen. Er loopt een kwalitatieve evaluatie over de effecten van de werkdrukmiddelen, die begin 2021 wordt opgeleverd. Door de extra middelen voor de bestrijding van de werkdruk in het po steeg de inzet van onderwijsondersteunend personeel met 18%. Besloten is om het geld voor het terugdringen van werkdruk eerder beschikbaar te stellen. Daardoor hebben scholen met ingang van schooljaar 2019-2020 € 333 miljoen ontvangen voor de aanpak van werkdruk, in plaats van € 237 miljoen (Kamerstukken II 2018/19, 31293, nr. 435). Voor de lerarenbeurs zijn er minder aanvragen binnengekomen in 2019. Ondanks deze dalende trend sinds 2016 zijn leraren en schoolleiders positief over de lerarenbeurs, blijkt uit evaluatieonderzoek.

Sinds de actualisatie van de sectorakkoorden in 2018 is er meer aandacht voor strategisch personeelsbeleid in het primair en voortgezet onderwijs. Voor zowel po en vo zijn in 2019 nulmetingen gedaan naar de stand van zaken. Ze laten zien dat het belang van goed (strategisch) personeelsbeleid breed wordt erkend. Positief is ook dat alle partijen het belang van een professionele dialoog in de school zien. Desondanks kunnen scholen in het po hun personeelsbeleid beter afstemmen op schooleigen doelen en opgaven, vooral door hun doelen concreter te formuleren. Ook in het vo is een beweging in gang is gezet, bij de implementatie van strategisch personeelsbeleid in de school is nog wel verbetering mogelijk. Verder worden stappen gezet in de richting van een duurzame set items voor verdere monitoring en verantwoording. Strategisch personeelsbeleid kent veel verschillende dimensies, wat maakt dat het niet in één enkele indicator te vangen is. Daarnaast bereiden we een wetsvoorstel voor wettelijke eisen voor strategisch personeelsbeleid voor.

Voor het mbo is in 2019 de eerste tranche van de kwaliteitsafspraken afgerond. Ze waren gericht op de professionalisering van individuele docenten en ander personeel (bijvoorbeeld via ‘peer-reviews’ en docentenstages) en op teamontwikkeling. Daarbij is er ook toenemende aandacht voor strategisch personeelsbeleid binnen de scholen, die zich steeds meer ontwikkelen tot lerende organisaties. Ook in het hoger onderwijs (ho) zijn kwaliteitsafspraken gemaakt, waarna alle instellingen met de medezeggenschap overlegden over de uitwerking ervan. De plannen van de instellingen beslaan de periode 2019 tot en met 2024, en hebben veel aandacht voor studentenwelzijn en studentsucces. Die aandacht krijgt vorm door het inzetten van tutoren en studentpsychologen, maar ook door een betere voorbereiding op de arbeidsmarkt. De instellingen nemen meer docenten aan, bevorderen de professionalisering van docenten en investeren in digitale leeromgevingen, studieplekken en ontmoetingsruimtes. Voor onderwijsdifferentiatie ontwikkelen hogescholen en universiteiten talentprogramma’s, verschillende (flexibele) leerroutes en associate degree- en masteropleidingen. De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft in 2019 een deel van de plannen positief beoordeeld. Deze instellingen gaan aan de slag met het uitvoeren van de plannen en daarmee de verbetering van hun onderwijskwaliteit, bijvoorbeeld op de punten onderwijsintensiteit en docentkwaliteit. Een aantal instellingen heeft in 2019 een negatief besluit ontvangen. Zij kunnen, conform de afspraken in de sectorakkoorden uit 2018, opnieuw een plan indienen. In november is in een Kamerbrief (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 792) een beeld geschetst waaraan de opbrengsten van het leenstelsel worden besteed, met een stand van zaken van de kwaliteitsafspraken. Alle kwaliteitsafspraken per instelling en het besluit zijn ook te raadplegen op de website van de rijksoverheid.

Verder zijn in het ho aanvullende bestuurlijke afspraken gemaakt met alle onderwijsraden over het traject 'Opleiden in de school', onder de noemer 'Samen Opleiden'. Schoolbesturen, scholen en lerarenopleidingen bundelen hun krachten bij de opleiding en professionalisering van leraren. Doel is dat alle studenten aan lerarenopleidingen in 2025 binnen «Samen Opleiden» vallen en dat de samenwerking wordt uitgebreid naar de begeleiding van startende leraren. In een nieuwe Regeling tegemoetkoming kosten opleidingsscholen (2019) staat dat er maximaal 18 nieuwe aspirant-opleidingsscholen bijkomen, als eerste stap in uitbreiding van het aantal opleidingsplekken en dat de kwaliteitszorg wordt herzien door invoering van een systeem van ‘peer review’. In 2019 is subsidie toegekend aan 16 nieuwe aspirant-opleidingsscholen en zijn de concepten voor het nieuwe kwaliteitskader en de organisatie van peer review opgeleverd. Deze concepten worden begin 2020 ter besluitvorming voorgelegd aan de vijf onderwijsraden.

3. Opleiden voor de samenleving van de toekomst

Tabel 3 Opleiden voor de samenleving van de toekomst

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Verhogen kwaliteit technisch vmbo1

    

2020

VO

    

Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met huidige functie voldoende/goed was5

 

2012-2013

2015-2016

2016-2017

2020

 

MBO

76%

77%

78%

Hoger t.o.v. basiswaarde

Percentage leerbedrijven dat over vakkennis oordeel (zeer) goed geeft6

 

2016

2018

2020

2020

MBO

77%

77%

71%

Vasthouden

1

Deze indicator is in 2019 vervangen door de indicator "Percentage leidinggevenden dat (zeer) tevreden is over de kwaliteit van het techniekonderwijs". De nieuwe metingen van deze nieuwe indicator zullen in 2020/2021 worden uitgevoerd.

5

ROA, BVE-Monitor.

6

Bron: Onderzoek SBB. De onderzoekspopulatie leerbedrijven in 2016 en 2018 verschillen licht van elkaar. De cijfers betreffen een tweejaarlijks onderzoek.

Gezien het tekort aan technische mensen stimuleren wij aankomende studenten om technische opleidingen te volgen. In 2019 was een stijgende lijn zichtbaar in het hoger onderwijs (indicator Aandeel afgestudeerden bètatechniek). Via het Techniekpact (Kamerstukken II 2012/13, 32637, nr. 57, bijlage 226777) werken we daarom met de Ministeries van EZK en SZW samen om de in- en doorstroom van leerlingen en studenten in de techniek te bevorderen. Vanuit het programma «Sterk Techniekonderwijs» in het vo is bijvoorbeeld veel aandacht voor doorstroom naar het mbo. Via het Regionaal investeringsfonds mbo (RIF) ontwikkelen scholen en bedrijfsleven gezamenlijk innovatief en daardoor aantrekkelijk onderwijs. Meer dan de helft van de RIF-projecten komt uit de techniek-sector. Voor de curriculumherziening van het po en vo zijn eind 2019 voorstellen opgeleverd door teams van leraren en schoolleiders. De voorstellen vormen een solide basis voor verdere uitwerking (Kamerstukken II 2019/20, 31293, nr. 495). De curriculumherziening moet ervoor zorgen dat we leerlingen nog beter voorbereiden op hun persoonlijke, maatschappelijke en werkende leven. Goed onderwijs voor de toekomst vraagt ook dat we alert zijn op de kwaliteit van ons onderwijs. In de Kamerbrief over de versterking van de examenorganisatie (Kamerstukken II 2019/20, 31289, nr. 408) kondigden we maatregelen aan om de (school)examens in het vo beter te organiseren. In 2019 is ook gewerkt aan de voltooiing van het wetsvoorstel voor de vereenvoudiging van de bekostiging van het voortgezet onderwijs. De scholen in Caribisch Nederland haalden in 2019 allemaal de basiskwaliteit. In de brief «Voortgang onderwijs Caribisch Nederland» (Kamerstukken II 2018/19, 35000 VIII, nr. 212) beschreven we de voortgang van de afspraken van de Tweede Onderwijsagenda (2017-2020) en namen maatregelen op die ervoor zorgen dat scholieren in Caribisch Nederland beter worden voorbereid op de toekomst.

De reserves van schoolbesturen stegen in 2018 weliswaar nog steeds, maar uit de begrotingen van besturen blijkt ook dat ze van plan zijn de komende jaren in te teren op hun reserves (Kamerstukken II 2019/20, 33495, nr. 116). Op basis van onderzoek van Oberon naar de financiële positie van onderwijsinstellingen hebben we verschillende acties aangekondigd om het aanhouden van onnodige reserves tegen te gaan (Kamerstukken II 2018/19, 35000 VIII, nr. 208). We hebben toegezegd een signaleringswaarde te ontwikkelen voor bovenmatige reserves van besturen. Die helpt ervoor te zorgen dat onnodige reserves naar het primaire proces van scholen kunnen gaan.

In mei 2019 adviseerde de Commissie Kwaliteitsafspraken MBO de kwaliteitsagenda’s van alle scholen als kwalitatief voldoende te beoordelen. Dit advies namen wij over (Kamerstukken II 2018/19, 31524, nr. 419), zodat mbo-instellingen € 1,3 miljard ontvangen voor hun kwaliteitsagenda’s. Daarin wordt veel aandacht besteed aan de invloed van technologische ontwikkelingen op beroepen. De kwaliteitsagenda’s vormen een goede basis waarmee het mbo en de regionale sectorale partners de komende jaren de kwaliteit van het onderwijs verder kunnen verbeteren. Doordat scholen zelf mogen kiezen welke thema’s en maatregelen ze uit de kwaliteitsagenda’s uitvoeren, kunnen ze beter inspelen op de vraagstukken van de regio. Hierbij speelt ook het Regionaal investeringsfonds mbo een belangrijke rol. Door deze inspanningen zien we de afgelopen jaren een verdere verbetering van de arbeidsmarktpositie van mbo-gediplomeerden. Zo steeg eind 2018 het aandeel gediplomeerden dat vindt dat hun opleiding voldoende tot goed aansluit op hun huidige functie naar 78% (indicator Percentage gediplomeerden dat aangaf dat de aansluiting van de opleiding met huidige functie voldoende/goed was). Ook zijn veel leerbedrijven positief over recent aangenomen mbo-ers (indicatoren Percentage leerbedrijven dat over vakkennis oordeel (zeer) goed geeft en Percentage leerbedrijven dat over beroepsvaardigheden oordeel (zeer) goed geeft). Wel is in de cijfers over 2020 een daling te zien, hetgeen mogelijk te maken heeft met ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Dit zullen we nader bekijken.

Voor Leven Lang Ontwikkelen is in 2019 de Subsidieregeling flexibel beroepsonderwijs derde leerweg (Stcrt. 2019, 51003) gepubliceerd. De subsidie stimuleert publieke en private mbo-instellingen om innovatieve en flexibele onderwijsprogramma’s in de derde leerweg te ontwikkelen. Het aantal 25- tot 64-jarigen dat deelneemt is 19% (indicator Percentage 25- tot 64-jarigen dat deelneemt aan leeractiviteit (LLL)). Daarnaast waren via de subsidieregeling praktijkleren middelen beschikbaar om werkgevers tegemoet te komen in de kosten voor de begeleiding van een student van de beroepsbegeleidende leerweg op een praktijkleerplaats. Wel staat het subsidiebedrag per praktijkleerplaats onder druk. Het aantal studenten in de beroepsbegeleidende leerweg is sinds 2015 met 35% toegenomen. Hoewel dit een positieve ontwikkeling is, leidt dit er bij een gelijkblijvend budgettair kader wel toe dat het subsidiebedrag per volledige praktijkleerplaats daalt: van het maximale subsidiebedrag van € 2700 in 2016 naar circa € 2200 in 2019. Een verdere daling wordt verwacht. In 2018 heeft de Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB) haar werkwijze doelmatigheid gepresenteerd. Ook zijn in 2019 de Wet en de beleidsregel macrodoelmatigheid mbo geëvalueerd. Uit de evaluatie blijkt onder andere dat de zelfregulering recent met de initiatieven van SBB op gang lijkt te komen. Verder reageerden we op het rapport van de Adviescommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 744). De veranderlijkheid van de arbeidsmarkt, maatschappij en wetenschap vraagt van instellingen dat zij op reguliere basis gezamenlijk en in dialoog met maatschappelijke partners kritisch blijven kijken hoe hun opleidingsaanbod inspeelt op veranderingen in de benodigde kennis en vaardigheden en de balans op de arbeidsmarkt. Daarnaast hebben we de Commissie Doelmatigheid Hoger Onderwijs (CDHO) gevraagd om de macrodoelmatigheid van bestaande opleidingen in het hoger onderwijs te analyseren. In eerste instantie gebeurt dat aan de hand van de criteria die ook in het mbo worden gebruikt. Bij de analyse zal de CDHO ook kijken naar arbeidsmarktprognoses. De CDHO-analyse is in het najaar van 2020 gereed. Als hier knelpunten uit naar voren komen, zullen we de sector vragen daarmee aan de slag te gaan.

In de kabinetsreactie op het IBO Internationalisering van het Hoger Onderwijs (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 782) en het wetsvoorstel Taal en toegankelijkheid (Kamerstukken II 2018/19, 35282, nr. 1) zijn maatregelen aangekondigd voor bewuster taalbeleid bij instellingen, een beheersbare instroom van internationale studenten, en meer kennis van internationalisering. In 2019 bracht de Adviescommissie Hoger Onderwijs en Onderzoek advies (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 726, bijlage 883303) uit over herziening van de bekostiging van het hoger onderwijs en onderzoek. Om de overmatige groeiprikkel op studentenaantallen terug te dringen en de bekostiging te stabiliseren, wordt vanaf 2020 het aandeel vaste bekostiging groter en de variabele bekostiging kleiner. Het doel is dat instellingen meer gaan samenwerken en minder concurreren. Door de herverdeling van middelen op basis van het aandeel studenten bètatechniek, krijgen de vier technische universiteiten meer middelen. Met hen is afgesproken dat zij het voortouw nemen om een sectorplan onderwijs voor bètatechniek op te stellen, samen met de algemene universiteiten, het hbo, het vo en werkgevers. Het sectorplan moet de opleidingscapaciteit vergroten, het studentsucces verhogen en de aansluiting op de arbeidsmarkt verbeteren. Het experiment met leeruitkomsten is geslaagd en we willen de ruimte voor flexibilisering in dit experiment structureel vastleggen in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Het experiment met vraagfinanciering in het hbo is niet verlengd gezien de uitkomsten van de tussenevaluatie (Kamerstukken II 2018/19, 31288, nr. 721, bijlage 880560) in het voorjaar van 2019. Studenten die voor september 2019 zijn ingestroomd, kunnen hun opleiding vervolgen met vouchers tot het einde van de looptijd van het experiment in 2024.

4. Onderzoek van wereldformaat

Tabel 4 Onderzoek van wereldformaat

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage open-access gepubliceerde artikelen1

 

2016

2017

2018

2020

OWB

42%

50%

54%

100%

1

Bron: VSNU. VSNU zal naar verwachting de cijfers over 2019 in de tweede helft van 2020 publiceren.

Nederlandse onderzoekers behoren tot de wereldtop. Om die toppositie te behouden, ondanks de hevige internationale concurrentie, is de Nationale Wetenschapsagenda opgesteld (Kamerstukken II 2015/16, 29338, nr. 149, bijlage 631503). Belangrijk kenmerk van de agenda is samenwerking, in onderzoek en met maatschappelijke organisaties. In 2019 heeft NWO de eerste onderzoeksvoorstellen van brede consortia gehonoreerd (Kamerstukken II 2018/19, 29338, nr. 207). Daarnaast heeft NWO in 2019 de tweede oproep voor subsidieaanvragen gepubliceerd en met departementen thematische oproepen. Voor ‘Horizon Europe’ zijn in 2019 deelakkoorden gesloten. Het belangrijkste punt voor Nederland was dat excellentie en impact de leidende criteria zouden blijven voor het toekennen van budgetten onder 'Horizon Europe'. In het akkoord zijn excellentie en impact geborgd. Nederland is tevreden met het akkoord en ziet het als een gebalanceerd compromis dat op de belangrijkste punten tegemoet komt aan het Nederlandse standpunt zoals uiteen gezet in het bnc-fiche (Kamerstukken II 2018/19, 22112, nr. 2791). De definitieve besluitvorming, inclusief de budgettaire en horizontale elementen (zoals synergie met andere EU-programma’s), maakt integraal onderdeel uit van de onderhandelingen over het Meerjarig Financieel Kader (MFK) voor 2021-2027. De onderhandelingen over het MFK worden naar verwachting in 2020 afgerond.

In 2019 hebben we extra geïnvesteerd in onderzoeksinfrastructuur (Kamerstukken II 2018/19, 29338, nr. 186). Die investering in de ‘Square Kilometer Array’ (SKA) is bedoeld voor de bouw van de grootse radiotelescoop ter wereld. Tevens investeren we, op basis van een advies en uitwerkingsplan van NWO, in digitale onderzoeksinfrastructuur (Kamerstukken II 2019/20, 29338, nr. 210). Die investeringen in digitalisering komen ten goede aan de basis van de wetenschap en dragen bij aan onze ambities voor ‘open science’. Op het terrein van ‘open access’ is 54% van de ‘peer-reviewed’ artikelen van 14 Nederlandse universiteiten over het jaar 2018 vrij toegankelijk (Kamerstukken II 2019/20, 31288, nr. 793). In 2016 (nulmeting) en 2017 lag dat percentage op respectievelijk 42% en 50% (indicator Percentage open-access gepubliceerde artikelen). Dat is een voortzetting van de stijgende lijn uit de voorgaande jaren, maar de groei lijkt enigszins af te vlakken. Daarom is in 2019 een aantal versnellingsacties ingezet om de groei een impuls te geven. 

In 2019 is aan het sectorplan bètatechniek € 47 miljoen en aan het sectorplan de sociale en geesteswetenschappen (SSH) € 8 miljoen toegekend via de eerste geldstroom. Binnen het sectorplan bèta en techniek worden 340 vaste wetenschappelijke posities gecreëerd. Hierdoor wordt de onderzoeksbasis versterkt en kan een aantal numerus fixus-opleidingen meer ruimte bieden aan studenten. Binnen het sectorplan SSH zal de basis van de rechtsgeleerdheid worden versterkt en zal een thematische versterking plaatsvinden van het onderzoek en de infrastructuur op het punt van de digitalisering. In 2019 is besloten om het deel van de sectorplanmiddelen dat oorspronkelijk via de tweede geldstroom zou lopen over te hevelen naar de eerste geldstroom (Kamerstukken II 2018/19, 29338, nr. 206).

5. Cultuur

Tabel 5 Cultuur

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Percentage scholen dat deelneemt aan het programma CMK1

 

2017

2018

 

2020

Cultuur

42%

55%

 

>50%

1

Bron: Cultuureducatie met Kwaliteit. De cijfers over 2019 worden verwacht medio 2020.

In juni 2019 hebben we de Uitgangspunten cultuurbeleid 2021-2024 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2018/19, 32820 nr. 290, bijlage 887202). In de culturele basisinfrastructuur maken we plek voor meer spelers en voor andere genres. Het subsidiebudget van de basisinfrastructuur is uitgebreid tot € 375 miljoen, met middelen uit het Regeerakkoord. Daarnaast is het belangrijk dat wie in de culturele sector werkt daarvoor een eerlijke beloning krijgt. In de komende periode moeten instellingen daarom de vorig jaar opgestelde ‘Fair Practice Code’ onderschrijven. Zij houden zich dan aan afspraken van de sector over eerlijk loon, zoals de cao en honoreringsrichtlijnen. Door het afgesloten convenant e-lending (Stcrt. 2018, 59302) ontvangen makers vanaf 2019 een faire vergoeding voor uitlening van hun e-books door openbare bibliotheken.

Monumenten vertellen de geschiedenis van ons land. We investeren de middelen uit het Regeerakkoord om ervoor te zorgen dat weer meer gebouwde rijksmonumenten in redelijke tot goede staat verkeren (indicator Percentage gebouwde rijksmonumenten in redelijke tot goede staat). Het effect van deze inzet zal op langere termijn zichtbaar worden. Ook bij grote monumenten is het van belang te investeren in instandhouding, duurzaamheid en toegankelijkheid. Daarom hebben we de Subsidieregeling restauratie rijksmonumenten 2019-2020 opgesteld. Verder hebben we middelen beschikbaar gesteld voor 12 Nederlandse iconen, waaronder de Sint-Janskathedraal in Den Bosch en Abdij Rolduc in Kerkrade. In de Erfgoed Deal hebben partijen afspraken gemaakt over behoud en gebruik van erfgoed bij grote ruimtelijke opgaven van dit moment zoals energietransitie, verduurzaming en stedelijke groei en krimp. Met het Regeerakkoord zijn daarvoor middelen beschikbaar gesteld.

We vinden het belangrijk om de Collectie Nederland goed te beschermen, met name van cultuurgoederen in particuliere bezit. In onze reactie op het rapport van de Adviescommissie Bescherming Cultuurgoederen gaan we in op de maatregelen voor een betere bescherming (Kamerstukken II 2018/19, 32820, nr. 332). Om dit doel te bereiken zal in 2020 ook een adviesaanvraag aan de Raad voor Cultuur worden gestuurd om een visie op de dynamische collectie Nederland te ontwikkelen en de lijst met beschermde cultuurgoederen te actualiseren. De uitvoering van deze maatregelen zijn onderdeel van de Erfgoedwet op het gebied van de bescherming van cultuurgoederen. Deze evaluatie dient voor juli 2021 te zijn afgerond. Verder herijkt een vorig jaar opgerichte onafhankelijke commissie de Canon van Nederland (Kamerstukken II 2018/19, 32820, nr. 289) en is in 2019 een commissie gestart die zal adviseren over de omgang met herkomst en restitutie van koloniaal erfgoed (Kamerstukken II 2019/20, 32820, nr. 319). Dat advies verschijnt voor 1 oktober 2020.

Meer scholen nemen deel aan het programma «Cultuureducatie met Kwaliteit» (indicator Percentage scholen dat deelneemt aan het programma CMK). De leesmotivatie en het leesplezier van leerlingen dalen echter, wat slecht is voor de leesvaardigheid. Daarom beginnen we een offensief (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 136) om (voor)lezen onder jongeren te stimuleren. Bibliotheken en onderwijs spelen bij deze aanpak een belangrijke rol.

In 2019 is het Beleidskader internationaal cultuurbeleid 2021-2024 verschenen (Kamerstukken II 2019/20, 31482, nr. 108). Het kader heeft drie doelstellingen. In de eerste plaats versterken we de positie van de Nederlandse culturele sector in het buitenland door zichtbaarheid, uitwisseling en duurzame samenwerking. In de tweede plaats ondersteunen we met Nederlandse cultuuruitingen de bilaterale relaties met andere landen. In de derde plaats benutten we de kracht van de culturele sector en creatieve industrie voor de 'Sustainable Development Goals'. De Tweede Kamer is in december 2019 geïnformeerd (Kamerstukken II 2019/20, 32820, nr. 330) over een nieuwe stimuleringsmaatregel om de positie van Nederlands cultureel audiovisueel aanbod te versterken met een investeringsverplichting voor een viertal typen exploitanten. Hierbij gaat het om speelfilms, dramaseries, creatieve documentaires, animaties en innovatieve mediaproducties.

6. Media

Tabel 6 Media

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Alle afspraken uit prestatieovereenkomst worden door NPO nagekomen1

 

2017

2018

 

2020

Media

33/342

33/342

 

34/34

1

Bron: Terugblik NPO; Verificatie Commissariaat voor de Media. De rapportage over 2019 wordt medio 2020 verwacht.

2

De niet-behaalde afspraak is ten dele gerealiseerd.

Een belangrijke stap in 2019 was de publicatie in juni van de visiebrief (Kamerstukken II 2018/19, 32827, nr. 157) waarin we uiteenzetten hoe we de publieke omroep toekomstbestendig willen maken. De publieke omroep moet geworteld zijn in de maatschappelijke pluriformiteit, iedereen kunnen bereiken, een stabiele financiering hebben, vernieuwend zijn en kunnen samenwerken. Dat willen we bereiken door het versterken van een pluriforme programmering, de financieringsbasis en de organisatie. En in de Kamerbrief over de mediabegroting van 2020 (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 106) beschreven we hoe we de maatregelen uit de visiebrief verder zullen uitwerken. Het Commissariaat voor de Media schreef in zijn jaarlijkse rapportage over de uitvoering van de Prestatieovereenkomst over 2018 dat de NPO niet geheel heeft voldaan aan afspraak 16. Die luidt dat de NPO jaarlijks minimaal twee Telescoopfilms zal coproduceren (indicator Alle afspraken uit prestatieovereenkomst worden door NPO nagekomen). De NPO heeft in 2018 slechts één Telescoopfilm gecoproduceerd, naar eigen zeggen omdat er niet genoeg kwaliteit was aangeleverd om een tweede film te coproduceren.

Ons doel is een stevige publieke omroep op alle schaalniveaus en een gezonde journalistieke sector. Daarom openden we in 2019 een subsidieregeling (Stcrt. 2019, 17117) voor regionale publieke omroepen. Deze regeling vervangt regeling B van de Frictiekostenregeling regionale publieke media-instellingen 2016-2019, die niet goed werkte. Verder is in 2019 de pilot met regionale vensterprogrammering uitgevoerd en geëvalueerd (Kamerstukken II 2019/20, 35300 VIII, nr. 106, p. 8). Ook stelden we in 2019 en 2020 incidenteel middelen beschikbaar voor pilots met lokale (streek)omroepen. Afgelopen jaar was de eerste subsidieronde en konden lokale (streek)omroepen aanvragen indienen bij het Stimuleringsfonds. In het najaar van 2019 leverden de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar bestuur een advies op over lokale omroepen (Kamerstukken II 2019/20, 32827, nr. 178).

Daarnaast investeerden we afgelopen jaar in onderzoeksjournalistiek, via het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Hierbij lag de focus op stimulering van (onderzoeks)journalistieke producties en de journalistieke infrastructuur, investeringen in talentontwikkeling en versterking van de positie van journalisten tegen bedreiging en geweld.

7. Emancipatie

Tabel 7 Emancipatie

Doelstelling/indicator

Sector

Basiswaarde

Realisatie

Realisatie

Streefwaarde

Acceptatie LHBTI1

 

2010

2016

2018

2020

Emancipatie

90%

93%

94%

≥ 90%

1

Bron: LHBT monitor (SCP). Deze monitor verschijnt tweejaarlijks. Nieuwe cijfers worden verwacht voorjaar 2020.

De uitvoering van de regenboogmaatregelen uit het Regeerakkoord om de gelijke behandeling te bevorderen van LHBTI-personen ligt op schema. We passen vooral wetgeving aan en werken aan LHBTI-acceptatie in het onderwijs. Zo is de Algemene wet gelijke behandeling (Awgb) aangescherpt om expliciet te maken dat het niet toestaan van ongeoorloofd onderscheid maken op grond van geslacht ook geldt voor transgender en intersekse personen. Verder is het wetsvoorstel Herwaardering strafbaarstelling actuele delictsvormen (Kamerstukken I 2018/19, 35080, A) aangenomen. In het voorstel worden de strafmaxima verhoogd voor het aanzetten tot geweld, haat en discriminatie (wijziging artikel 137d Sr). In het mbo zijn dit collegejaar de gewijzigde kwalificatie-eisen burgerschap (Stb. 2019, 163) ingegaan, die voorschrijven dat aandacht wordt besteed aan de acceptatie van etnische, religieuze, seksuele en genderdiversiteit. De acceptatie van LHBTI-personen is toegenomen (indicator Acceptatie LHBTI).

Op de arbeidsmarkt streven we naar een gelijk inkomen voor mannen en vrouwen en voldoende vrouwen in hoge functies. Omdat er te weinig vrouwen in hoge functies zijn (indicator Arbeidsmarktpositie van vrouwen in hoge functies), is vorig jaar besloten Nederlandse beursgenoteerde bedrijven met een ingroei-quotum te verplichten een vertegenwoordiging van mannen én vrouwen van ten minste 30% vrouwen in de raad van commissarissen te realiseren. Het quotum wordt in 2020 uitgewerkt in een wetsvoorstel. Verder is besloten dat grote nv’s en bv’s ambitieuze streefcijfers moeten opstellen voor de (sub)top van het bedrijfsleven en daar transparant over moeten zijn. Het kabinet wil verder dat meer vrouwen economisch zelfstandig en financieel onafhankelijk zijn. Met het kennisprogramma «Vakkundig aan het Werk» zetten we in op effectieve werkwijzen bij gemeenten om de economische zelfstandigheid van vrouwen met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten (Kamerstukken II 2019/20, 30420, nr. 334). Er is ook meer aandacht voor de preventie van geweld tegen vrouwen. In 2019 is besloten de aanpak voor Veilige Steden uit te breiden en met drie jaar te verlengen.

Om meer genderdiversiteit te bereiken, voerde de alliantie Werk.en.de.Toekomst in 2019 actie voor het doorbreken van stereotypering bij de overheid, in het onderwijs en in het bedrijfsleven. De alliantie organiseerde Girlsday en maakte een video over genderstereotypering. Internationaal streven we naar meer gendergelijkheid door het naleven van de Convention on the Elimination of All Forms of Discrimination against Women (CEDAW-verdrag) en de Beijing Platform for Action. Met ons emancipatiebeleid dragen we ook bij aan de uitvoering van internationale afspraken, zoals de duurzame ontwikkelingsdoelen (SDG’s) en het VN-Vrouwenrechtenverdrag.

Licence