Indicatoren uit begroting 2019
Indicator Private Sector Ontwikkeling (PSD): Aantal banen ondersteund door PSD programma’s (direct jobs supported naar internationaal geharmoniseerde definitie)
Ontwikkeling van de private sector bevordert inclusieve economische groei, zoals neergelegd in de Beleidsnota «Investeren in Perspectief». Door het ondernemingsklimaat te verbeteren en ondernemerschap te stimuleren groeit de bedrijvigheid en de werkgelegenheid in lage- en middeninkomenslanden. Met goede banen en stabiele inkomens wordt armoede verminderd. Werk en inkomen draagt ook bij aan het wegnemen van de grondoorzaken van conflict en irreguliere migratie.
In de verslagperiode werden 345.000 banen ondersteund door programma’s voor bedrijfsontwikkeling. Dit is aanzienlijk meer dan de vooraf gestelde streefwaarde van 250.000. De hogere realisatie weerspiegelt een toenemende benutting van het Dutch Good Growth Fund en een toename in programma’s die (mede) zijn gericht op werkgelegenheid. De lagere streefwaarde van 180.000 voor 2020 houdt rekening met een verwachte afname in de projectontwikkeling op het resultaatgebied van bedrijfsontwikkeling door verschuiving van de focus naar MENA, Sahel en Hoorn van Afrika.
Indicator Private Sector Ontwikkeling (PSD): Aantal bedrijven (Nederlandse en locale ondernemingen) met een ondersteund plan voor investering, handel of dienstverlening)
Ondernemerschap in lage- en middeninkomenslanden is nodig om de grondoorzaken van armoede, migratie en klimaatverandering aan te pakken. Nederland ondersteunt het opstarten en de groei van lokale ondernemingen met advies en financiële middelen. De voortgang van deze bedrijfsontwikkeling wordt gemeten aan de hand van het aantal plannen van ondernemers voor investering, handel of dienstverlening in lage- en middeninkomenslanden die zijn ondersteund door Nederlandse programma’s voor PSD. In de verslagperiode werden in totaal 12.660 plannen voor investering of handel in lage- en middeninkomenslanden ondersteund, waarmee de streefwaarde van 4.000 ruim werd overtroffen. Iets minder dan 10% hiervan betrof Nederlandse bedrijven, de rest lokale of andere bedrijven. De toename weerspiegelt dat met name het Dutch Good Growth Fund de investeringen in het midden- en kleinbedrijf aanzienlijk kon vergroten door betere bekendmaking van het fonds onder de doelgroep door de uitvoerders. Ook kon het Health Insurance Fund meer private klinieken ondersteunen.
Het tempo van de projectontwikkeling zal in de periode tot en met 2020 naar verwachting afnemen. Dit komt deels doordat in deze periode programma’s aflopen en nieuwe programma’s tijd nodig hebben om tot optimale resultaatbereiking te komen. Daarnaast betekent de verschuiving van de inzet naar de focusregio’s MENA, Sahel en Hoorn van Afrika dat er in complexere landen gewerkt moet worden. In die landen zal naar verwachting meer diepgaande en langere ondersteuning nodig zijn om haalbare ondernemingsplannen te ontwikkelen en werkgelegenheid te realiseren. Dit zal de kwantitatieve resultaten enigszins drukken.
Indicatoren voedselzekerheid: introductie
Sustainable Development Goal (SDG) 2 richt zich op het uitbannen van honger en ondervoeding, het verbeteren van productiviteit en inkomen van kleinschalige voedselproducenten, de verduurzaming van voedselproductiesystemen en het behoud van genetische bronnen voor de landbouw. De urgentie van dit doel is groot: na decennia van gestage afname neemt de honger in de wereld de laatste jaren weer toe. Nederland blijft daarom stevig inzetten op wereldwijde voedselzekerheid.
Die inzet werd het afgelopen jaar uiteengezet in de kamerbrief «Op weg naar een wereld zonder honger in 2030: de Nederlandse inzet». De doelen van SDG 2 blijven daarin leidend:
-
• Uitbannen van de huidige honger en ondervoeding (SDG 2.1 en 2.2), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen jonge kinderen over een periode van 2016–2030.
-
• Bevorderen van inclusieve en duurzame groei in de agrarische sector (SDG 2.3), met als streven een Nederlandse bijdrage aan een duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen voor 8 miljoen kleinschalige voedselproducenten over de periode van 2016–2030; en
-
• Realiseren van ecologisch houdbare voedselproductiesystemen (SDG 2.4 en 2.5), met als streven een Nederlandse bijdrage aan conversie naar ecologisch duurzaam gebruik van 8 miljoen hectare landbouwgrond over de periode 2016–2030.2
Indicator voedselzekerheid: aantal mensen met verbeterde inname van voedsel
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 20,8 miljoen mensen (met name jonge kinderen en hun moeders) direct bereikt met voedingsactiviteiten, zoals screening op ondervoeding, therapeutische voeding voor ernstige ondervoede kinderen, het voorzien van voedingssupplementen en extra vitaminen, ontwormingskuren en voedingsadvies en voorlichting over gezonde voeding. Binnen deze bereikte groep kon er voor 15,3 miljoen mensen een daadwerkelijk verbeterde voedselinname vastgesteld worden. Dit cijfer ligt zo'n 25% hoger dan de gerapporteerde cijfers van vorig jaar en is daarmee terug op het niveau van twee jaar geleden. Dit is onder andere te verklaren doordat een UNICEF programma dat vorig jaar is opgestart boven verwachting goed loopt. Daarnaast is er ten opzichte van vorig jaar ook een groter aantal programma’s vanuit ambassades dat een bijdrage levert aan deze voedings-indicator. De einddoelstelling, een duurzaam betere voedingssituatie voor 32 miljoen kinderen in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar.
Indicator voedselzekerheid: aantal boeren met toegenomen productiviteit en inkomen
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 19,2 miljoen kleinschalige voedselproducenten direct ondersteund met, onder meer, meteorologische informatie, agronomisch advies, verbeterd zaaigoed en meststoffen, financiële diensten en nieuwe of verbeterde toegang tot markten. Binnen de bereikte groep werd bij 6,6 miljoen kleinschalige voedselproducenten een daadwerkelijk toegenomen productiviteit en/of inkomen vastgesteld. Dit is een verdriedubbeling in vergelijking met afgelopen jaren, wat onder meer te danken is aan het feit dat een groot programma van het International Fund for Agricultural Development (IFAD) haar impact rapportage over de afgelopen drie jaar in het rapportagejaar heeft voltooid. De einddoelstelling, duurzame verdubbeling van productiviteit en inkomen van 8 miljoen boeren in 2030, is gezien deze tussenstand haalbaar.
Indicator voedselzekerheid: Aantal hectare landbouwgrond dat eco-efficiënter wordt gebruikt
Over de rapportageperiode van dit jaarverslag werden dankzij de Nederlandse inzet 678 duizend hectare landbouwgrond bereikt met duurzame praktijken zoals, onder meer, geïntegreerd bodemvruchtbaarheidsbeheer, agroforestry, gewasrotatie en beter watermanagement. Voor 612 duizend hectare kon een daadwerkelijk eco-efficiënter gebruik worden vastgesteld. Dit is een lichte daling ten opzichte van vorig jaar, onder andere omdat een groot programma in Ethiopië dit jaar wat minder heeft gerapporteerd, en nog steeds te weinig om de 2030 doelstelling van 8 miljoen hectare te kunnen halen. Recent is daarom een aantal programma’s gestart die expliciet gericht zijn op ecologisch duurzaam landgebruik, zoals een programma voor klimaat slimme landbouw- en ketenontwikkeling in Oost Afrika. Resultaten daarvan worden de komende jaren verwacht.
Indicatoren water en hygiëne: introductie
Toegang tot veilig drinkwater, verbeterde sanitaire voorzieningen, en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden is essentieel voor een gezond en menswaardig bestaan. Het draagt bij aan betere onderwijsparticipatie vooral van meisjes, verhoogde productiviteit en afname van kosten voor gezondheidszorg. In de beleidsnota «Investeren in Perspectief», committeert het kabinet zich om 30 miljoen mensen in de periode 2017–2030 van schoon drinkwater te voorzien en om 50 miljoen mensen toegang te geven tot sanitaire voorzieningen.
Indicator water: het aantal mensen met toegang tot een verbeterde waterbron
2,9 miljoen mensen kregen in de verslagperiode toegang tot een verbeterde waterbron. Dit is voor het tweede jaar op rij meer dan geraamd (1,6 miljoen). Veel van de resultaten dit jaar zijn behaald in bilaterale programma’s in de Palestijnse Gebieden, Benin, Bangladesh, Ghana, Jemen, Mozambique en Zuid Soedan. Dit is ook het eerste jaar dat het WaterWorx programma, een samenwerking van Nederlandse drinkwaterbedrijven en het Ministerie van Buitenlandse Zaken, mensen heeft bereikt met verbeterde toegang tot drinkwater.
Indicator water: Het aantal mensen met toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen en voorlichting over hygiënische leefomstandigheden
In deze verslagperiode kregen 5.3 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. Dit ligt, net als vorig jaar, ver boven de geraamde doelstelling van 2,3 miljoen mensen. Ter vergelijking: in 2018 kregen 3.6 miljoen mensen toegang tot verbeterde sanitaire voorzieningen. UNICEF en het Global Sanitation Fund van de Water Supply and Sanitation Collaboratieve Council (WSSCC) hebben dit jaar veel mensen bereikt met sanitatie. In beide programma’s staat inclusiviteit centraal, met een focus op meisjes en hygiëne rond de menstruatie. Het FINISH Mondial programma van WASTE heeft dit jaar meer mensen weten te bereiken dan verwacht doordat het opschalen en de hefboomwerking van de micro financieringsinstrumenten beter werkte dan gepland. Naast de centrale programma’s, is er ook via de bilaterale programma’s in o.a. Ghana, Bangladesh, Zuid-Soedan, Benin en Mozambique, Jemen en de Palestijnse Gebieden bijgedragen aan verbeterde toegang tot sanitaire voorzieningen.
Indicator water: Het aantal mensen dat voordeel ondervindt van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s
Water is essentieel voor het menselijk leven, de voedselproductie, en energievoorziening. Waterschaarste, overstromingen en slechte waterkwaliteit beïnvloeden sociale en economische ontwikkeling, en kunnen een belangrijke factor zijn voor armoede en conflicten. Door klimaatverandering neemt de frequentie en intensiteit van overstromingen en droogte toe. Bescherming van watervoorraden, efficiënt watergebruik en het verbeteren van (grensoverschrijdend) waterbeheer zijn essentieel om de beperkte watervoorraden eerlijk te verdelen tussen verschillende gebruikers, sectoren en landen.
Meer dan 670.000 mensen in Afrika en Azië hebben in de verslagperiode voordeel ondervonden van verbeterd stroomgebied beheer en veiligere delta’s in door Nederland gefinancierde projecten. Programma’s met de Wereldbank en de Asian Development Bank hebben bijgedragen aan dit resultaat. Dit geldt ook voor bilaterale programma’s in Bangladesh, Rwanda, Mozambique en Zuid-Soedan. Het behaalde resultaat is lager dan de streefwaarde van gemiddeld 3 miljoen mensen per jaar, maar valt binnen de verwachte bandbreedte van jaarlijkse variaties (in 2017 werden ruim 10 miljoen mensen bereikt). Die variatie wordt bepaald door vroege of late oplevering van specifieke programma’s, afbouw van langlopende programma’s zoals in Indonesië, en opbouw van nieuwe programma’s in de Sahel, aanpassingen in de toerekening, en water- en klimaat gerelateerde rampen die projectresultaten weer tenietdoen. Het is te verwachten dat de waarden voor 2019 en 2020 dichter bij de streefwaarden liggen. Er zijn dan ook geen wijzigingen in beleid en uitvoering.
Indicator klimaat: Aantal mensen met toegang tot hernieuwbare energie
Het SDG7 doel van universele toegang tot energie in 2030 blijft vooralsnog buiten bereik, nu nog steeds 840 miljoen mensen geen elektriciteit hebben en nog bijna drie miljard mensen koken op traditionele, vervuilende manier, met immense gevolgen voor de volksgezondheid (naar schatting van de WHO jaarlijks 4 miljoen doden) als ongewenst neveneffect. Volgens de huidige trends zouden in 2030 nog steeds 650 miljoen mensen geen elektriciteit hebben, vooral in sub-Sahara Afrika, en zouden nog 2,2 miljard mensen niet schoon koken.
Nederland geeft binnen het klimaatbeleid prioriteit aan investeringen in toegang tot hernieuwbare energie in lage inkomenslanden voor mensen die geen moderne energievoorziening hebben, met extra aandacht voor toegang tot schoon koken. Het doel is om in de periode 2016–2030 in totaal 50 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie te bieden. Deze doelstelling vraagt om een voortdurende versnelling van de jaarlijkse resultaten.
In deze verslagperiode heeft Nederland 2,5 miljoen mensen toegang geboden tot hernieuwbare energie. Het aantal mensen dat sinds 2016 is bereikt komt hiermee op 9,7 miljoen mensen. De bereikte resultaten komen overeen met de streefwaarde van 2,5 miljoen voor 2018 en lopen voor op het cumulatieve streefcijfer van 8,9 miljoen, vooral dankzij de goede resultaten van decentrale «off-grid» zonne-energie projecten.
Daarnaast financierde Nederland programma’s die indirect bijdragen aan toegang tot hernieuwbare energie, door overheden van ontwikkelingslanden te ondersteunen bij hun energiebeleid en publieke en private financieringen voor te bereiden. Hiermee kregen in de verslagperiode indirect nog eens 15,6 miljoen mensen toegang tot hernieuwbare energie.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal aantoonbare bijdragen door publieke instanties en bedrijven aan betere randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid
In totaal zijn 279 verbeteringen in de randvoorwaarden voor vrouwenrechten en gendergelijkheid gerealiseerd dankzij door Nederland gefinancierde programma’s. Hiermee is de streefwaarde van 200 behaald. Deze gefinancierde programma’s zijn gericht op vier thema’s, namelijk het tegengaan van geweld tegen vrouwen, het vergroten van de politieke deelname en leiderschap van vrouwen, het vergroten van de economische positie van vrouwen, en het vergroten van hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw.
Geweld tegen vrouwen en meisjes is een probleem dat op drie niveaus moet worden aangepakt: wetgeving en beleid, regelgeving en handhaving, en gemeenschappen en de samenleving als geheel waar normen en gebruiken dit sociale onrecht gedogen en in stand houden.
Indicator vrouwenrechten en gendergelijkheid: Aantal maatschappelijke organisaties met versterkte capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid
Mede dankzij door Nederland gefinancierde programma’s zijn 230 maatschappelijke organisaties versterkt in hun capaciteit voor de bevordering van vrouwenrechten en gendergelijkheid. Hiermee is de streefwaarde van 200 gehaald. Deze maatschappelijke organisaties beogen de politieke en economische zeggenschap van vrouwen te vergroten evenals hun rol in conflictoplossing en vredesopbouw, en daarnaast geweld tegen vrouwen tegen te gaan.
Op het gebied van geweld tegen vrouwen bieden de meeste organisaties niet alleen opvang aan slachtoffers, maar werken ze ook samen met de zorgsector en politie. Daarnaast werken veel maatschappelijke organisaties op lokaal gebied aan het verbeteren van de economische positie van vrouwen. Dit doen ze door met werkgevers de werkomstandigheden voor vrouwen te verbeteren, onder andere door ongewenste intimiteiten en geweld op de werkvloer te bestrijden. Ook de toegang tot markten en de vorming van verenigingen en coöperaties wordt gesteund. Politieke deelname en leiderschap van vrouwen kan enkel tot stand komen in een omgeving waarin mannen en vrouwen gelijkere kansen krijgen. Daarom richten sommige maatschappelijke organisaties zich op het geven van voorlichting aan vrouwen over hun rechten, terwijl anderen in gesprek gaan met mannen en jongens over waarden en normen.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Aantal vrouwen en meisjes dat toegang heeft tot moderne anticonceptie in 69 FamilyPlanning2020 focuslanden
Deze indicator beschrijft de toename aan van het aantal adolescente meisjes (15 tot 19 jaar) en vrouwen dat moderne anticonceptie gebruikt. Volgens FP2020 gebruiken in 2019 314 miljoen vrouwen en adolescente meisjes moderne anticonceptie, een toename van 53 miljoen ten opzichte van 2012. De Nederlandse financiële bijdrage vertegenwoordigd 5,18% van de totale uitgaven in de 69 FP2020 landen3. De Nederlandse bijdrage aan het aantal extra vrouwen en meisjes dat anticonceptie gebruikt in de 69 FP2020 landen komt daarmee op (53 miljoen x 5,18% =) 2,75 miljoen.
Het aantal extra adolescente meisjes en vrouwen met toegang tot moderne anticonceptie in de 69 FP2020 landen (53 miljoen), blijft achter bij de trend die nodig is om de doelstelling van 120 miljoen extra adolescente meisjes en vrouwen in 2020 te behalen. Omdat de berekening van deze begrotingsindicator en de bijbehorende streefwaarde zijn gebaseerd op de cijfers van FP2020, blijft de Nederlandse realisatie in 2019 (2.254.600) achter bij de streefwaarde (5.000.000).
Oorzaken voor het achterblijven van deze mondiale realisatie zijn zowel gerelateerd aan het aanbod (aantal en toegankelijkheid van distributiepunten, slecht functioneren van binnenlandse distributiekanalen), als de daadwerkelijke vraag naar anticonceptiemiddelen (sociaal-culturele aspecten, kindhuwelijken, gebrek aan acceptatie in de gemeenschap).
FP2020 verbetert continu de methodiek waarmee een inschatting wordt gemaakt van het gebruik en de kosten van moderne anticonceptie. Doordat er in 2012 bij de vaststelling van de doelstellingen van FP2020 onvoldoende zicht was op het reële gebruik van moderne anticonceptie en de kosten die daarmee gepaard gingen, kunnen vraagtekens worden geplaatst bij de haalbaarheid van de oorspronkelijke FP2020 doelstellingen, en daarmee ook de Nederlandse streefwaarden die op de FP 2020 doelstellingen zijn gebaseerd. In 2020 wordt de bruikbaarheid en kwaliteit van deze indicator nader geëvalueerd.
Indicator Seksuele en Reproductieve Gezondheid en Rechten (SRGR): Tevredenheid van de SRGR-partners over de mate waarin barrières in SRGR voor gediscrimineerde en kwetsbare groepen zijn afgenomen in hun focuslanden
Jaarlijks wordt aan vertegenwoordigers van door Nederland gesteunde partnerschappen gevraagd een oordeel te geven over SRGR-gerelateerde barrières voor kwetsbare groepen zoals jongeren, meisjes die als kind zijn getrouwd, vrouwen die een abortus willen of hebben gehad, druggebruikers, sekswerkers en mannen die seks hebben met mannen. Daarbij wordt specifiek ingegaan op barrières gerelateerd aan beleid/wetgeving, cultuur, toegang tot faciliteiten/dienstverlening en kennis/bewustzijn bij de doelgroep. Uit de enquête blijkt dat respondenten in 54% van de landen van uitvoering tevreden zijn over de vooruitgang in hun land. Dit percentage ligt iets hoger dan het percentage in 2018 (53%), maar nog altijd onder de streefwaarde van 80% in 2020.
De antwoorden op de enquête geven een sterk gevarieerd beeld: verschillende landen, doelgroepen en thema’s laten een uiteenlopende mate van vooruitgang zien. Er zijn positieve ontwikkelingen voor getrouwde vrouwen, mensen die met hiv leven en jongeren. Een betere interactie met gemeenschappen, evenals een verbeterde samenwerking met andere partnerschappen, overheden en het postennetwerk worden vaak als reden aangedragen. Bij jongeren speelt betere kennis als gevolg van comprehensive sexuality education en het gebruik van social media een rol. Daar waar sprake is van achteruitgang, kan dit vooral worden toegeschreven aan een groeiende invloed van conservatieve groepen en religieuze organisaties. De grootste knelpunten op het gebied van SRGR doen zich voor op het gebied van toegang tot veilige abortus en bij mensen met een beperking.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal mensen (man/vrouw) dat toegang heeft tot recht via een juridische instelling (formeel of informeel), om zo hun grondrechten te beschermen, strafbare feiten te laten berechten en geschillen te beslechten, waarvan de helft vrouwen
Het bevorderen van SDG 16.3 (access to justice) is een prioriteit voor Nederland. Het rapport Justice for All4 van de internationale Task Force on Justice geeft aan dat 1,5 miljard personen hun juridische problemen niet kunnen oplossen, en dat 253 miljoen personen leven in situaties waar ze geen beroep kunnen doen op de rechtstaat, zoals in conflictgebieden. Onopgeloste geschillen zijn een oorzaak van onveiligheid en conflict (VN/Wereldbank Pathways for Peace rapport, 20185). In de Nederlandse inzet voor toegang tot recht staan de wensen en noden van mensen centraal.
Het totale aantal personen dat in de verslagperiode toegang tot recht heeft verkregen via Nederlandse steun is 286.086. Dit is een verdubbeling ten opzichte van 2018 en 2017: er is sprake van een opwaartse trend. De voornaamste reden voor de verhoging van het resultaat is de verbetering in methodologie voor het berekenen van resultaten, met name bij het UNDP Global Programme on Rule of Law and Human Rights. Daarnaast zijn in de huidige rapportage ook mensen met toegang tot recht voor ernstige mensenrechten schendingen (transitional justice) meegerekend. Dit gaat om meer dan 15.000 personen6. Als onderdeel van het Nederlandse co-voorzitterschap van de Task Force on Justice heeft de Minister voor BHOS aangekondigd de target voor 2020 te verdubbelen. Dit aantal is in 2019 al ruimschoots behaald. De komende periode wordt gekeken of de target verder verhoogd kan worden.
Naast grote bijdrages van het Global Programme van UNDP en het International Center for Transitional Justice (ICTJ), komen andere bijdragen aan toegang tot recht uit landenprogramma’s in bijvoorbeeld Ethiopië, Kenia, de Palestijnse Gebieden en Oeganda. De meeste programma’s worden uitgevoerd in fragiele en door conflict getroffen landen en richten zich op de meest achtergestelde, zoals mensen in afgelegen gebieden, vrouwen of kinderen, ontheemden en vluchtelingen, en slachtoffers van ernstige mensenrechtenschendingen.
In de verslagperiode zijn er minstens 63.860 vrouwen (en 68.987 mannen) bereikt. Het daadwerkelijke aantal bereikte vrouwen is hoger, aangezien een aantal van 166.701 personen door overheden en partners niet naar man/vrouw is uitgesplitst. In de toekomst zal er meer op uitsplitsing worden aangedrongen en zal nog meer ingezet worden op het bereiken van meer vrouwen.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde: Aantal m2 land dat is ontmijnd
Nederland investeert in humanitaire ontmijning om de veiligheid van mensen in fragiele staten te verbeteren en daarmee grondoorzaken van instabiliteit aan te pakken. Dit draagt bij aan SDG doel 16.1 1 «Significantly reduce all forms of violence and related death rates everywhere». Nederland is de achtste donor wereldwijd en zet zich actief in om de internationaal overeengekomen doelstelling van een «mijnvrije wereld in 2025» te behalen. In 2018 waren 71% van de mijn-gerelateerde slachtoffers burgers, waarvan 54% kind.7 Een zorgwekkende stijging van 7% vergeleken met het voorgaande jaar. Humanitaire ontmijning vermindert de kans op slachtoffers door fysieke risico’s van (geïmproviseerde) landmijnen en explosieve oorlogsresten weg te nemen. Het zorgt dat mensen veilig terug kunnen naar huis en vergroot de toegang tot basisvoorzieningen en belangrijke inkomstenbronnen zoals land. Tenslotte draagt ontmijning bij aan betere toegang voor humanitaire hulporganisaties en vredesmissies.
Wereldwijd is er in de verslagperiode ruim 140 miljoen m2 land ontmijnd8 waarvan 10,8 miljoen m2 met behulp van Nederlandse financiële bijdragen aan de drie ngo-partners binnen het meerjarige Mine Action and Cluster Munitions (MACM) programma 2016–2020, de United Nations Mine Action Service (UNMAS), en aan een in Jemen gefinancierd project van United Nations Development Programme. Dit resultaat staat gelijk aan 155% procent ten opzichte van de streefwaarde (7 miljoen m2) die dus ruimschoots behaald is. De vermindering ten opzichte van vorig jaar ligt aan een combinatie van factoren. Slechte weersomstandigheden en complex terrein leidden tot lagere productiviteit in bepaalde landen. Partners ervaarden toegangsproblemen in Zuid-Soedan vanwege een verslechtering van de veiligheidssituatie en in Irak door de territoriale verschuivingen als gevolg van het Koerdisch referendum. Tenslotte moesten activiteiten in de Palestijnse Gebieden tijdelijk worden stilgelegd vanwege een financieringstekort voor technische kwaliteitscontrole van ontmijningsactiviteiten.9
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat formeel/informeel onderwijs en trainingen volgt
Deze indicator geeft inzicht in het aantal mensen dat, door middel van Nederlandse financiering, toegang tot onderwijs heeft verkregen. De indicator dekt alle soorten onderwijs: naast regulier onderwijs bijvoorbeeld ook naschoolse activiteiten, drop-out classes, catch-up classes, life skills trainingen, vakopleidingen en tertiair onderwijs.
Onderwijs en training zorgen voor perspectief en vormen een belangrijke prioriteit van de Nederlandse inspanningen op het gebied van opvang en bescherming in de regio. Als gevolg van crises hebben (vluchtelingen) kinderen en volwassenen geen toegang tot onderwijs en training en bestaat het risico dat er een verloren generatie ontstaat. Om dit te voorkomen draagt Nederland bij aan onderwijs projecten in Libanon, Jordanië, Irak, Egypte, Kenia, Soedan, Oeganda en Ethiopië. Naast het streven naar het vervullen van het recht op onderwijs, zijn veel van deze projecten tegelijkertijd gericht op het verbeteren van de bescherming van kinderen.
Dankzij de Nederlandse bijdrage hebben in de verslagperiode meer dan 240.000 personen toegang tot onderwijs en training gekregen. Dat betekent dat het aantal bereikte mensen ten opzichte van het jaar ervoor verdrievoudigd is. Een belangrijke reden hiervoor is de impact van een nieuw gestart programma met UNICEF in Irak. Dit programma heeft als doel om de veerkracht van onderwijssystemen te verbeteren, onder andere door scholen op te knappen en door «back to learning» campagnes op te zetten. Dankzij dit project profiteren ontheemden (IDP’s), Syrische vluchtelingen en kinderen van lokale gastgemeenschappen van veilige leeromgevingen en de mogelijkheden om te re-integreren in formele onderwijssystemen.
Indicator Veiligheid & Rechtsorde (opvang en bescherming in de regio): Het aantal mensen dat wordt ondersteund in het ontwikkelen van inkomsten genererende activiteiten
Deze indicator sluit aan bij de internationale indicator voor werkgelegenheid (het aantal direct ondersteunde banen) die onder artikel 1 van de BHOS-begroting wordt gebruikt. De nieuwe indicator omvat echter ook inkomsten genererende activiteiten zoals het opzetten van een eigen onderneming, seizoensarbeid en werk in de informele sector.
Naast onderwijs is werkgelegenheid essentieel voor het vergroten van perspectief en zelfredzaamheid van vluchtelingen. In de verslagperiode hebben dankzij de Nederlandse bijdrage meer dan 30.000 personen in acht landen in de Hoorn van Afrika en de Syrië regio ondersteuning gekregen in het ontwikkelen van inkomens generende activiteiten. Ten opzichte van het aantal bereikte mensen in de vorige verslagperiode (4.000 bereikte personen) is dit een enorme stijging. Deze resultaten zijn bijvoorbeeld bereikt door een programma van UNDP in Zuid-Soedan, waarbij meer dan 20.000 tijdelijke seizoensbanen in de landbouwsector zijn gecreëerd. In alle programma’s wordt speciale aandacht besteed aan de belemmeringen, risico’s en kansen voor vrouwen en jongeren op de arbeidsmarkt. Vrouwen en jongeren staan voor specifieke uitdagingen en door extra aandacht te besteden aan bijvoorbeeld additionele (taal)training, kinderopvang en veilig transport, kunnen deze barrières (gedeeltelijk) worden weggenomen.
Indicator Versterkte Nederlandse handels- en investeringspositie, bevorderen van internationaal ondernemerschap
In het referentiejaar 2015 hebben 1660 MKB-ondernemers gebruik gemaakt van ondersteuning door de overheid op een specifieke doelmarkt vanuit het handelsbevorderingsinstrumentarium. Dit ging in 415 gevallen gepaard met een toename van de export van die onderneming naar de doelmarkt. Deze cumulatieve exporttoename bedroeg over de jaren 2016–2018 EUR 166,8 miljoen. Hierbij is door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) de betreffende bilaterale export van een onderneming over de jaren 2016–2018 vergeleken met de hoogte van diens export naar de doelmarkt in de twee jaren voor de interventie (2013–2014). Deze indicator maakt vanaf 2019 deel uit van de BHOS-begroting. De Theory of Change en Methodologiebeschrijving zijn te vinden op de website van de rijksoverheid.
Indicator Duurzaam handels- en investeringssysteem incl. MVO, bevorderen van MVO onder het Nederlands bedrijfsleven: het aandeel grote bedrijven in Nederland dat de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten
Het bedrijfsleven is een onmisbare partner voor het realiseren van mondiale duurzame ontwikkeling. Bedrijven kunnen met investeringen en innovatieve oplossingen bijdragen aan het behalen van de SDG’s. Voor Nederlandse bedrijven bieden de SDG’s volop kansen. Hierbij is maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) een basisvoorwaarde. De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen (OESO-richtlijnen) vormen het normenkader voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen (IMVO). De Nederlandse Staat heeft zich gecommitteerd aan het naleven van de OESO-richtlijnen, maar de bedrijven moeten het doen. De Nederlandse overheid stimuleert IMVO en ketenverduurzaming. Het kabinet heeft de doelstelling geformuleerd dat 90% van de grote bedrijven in Nederland in 2023 de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen expliciet onderschrijft als referentiekader voor hun internationale activiteiten. Volgens de rapportage van de bedrijven over 2018 (tussenmeting uitgevoerd in 2019) ligt dit percentage op 35%. Zie verder Theory of Change en Methodologiebeschrijving zoals te vinden op de website van de rijksoverheid.