Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil (3) = (2) - (1) | Realisatie 2021 (4) | |
---|---|---|---|---|
Baten | ||||
- Omzet | 841.437 | 989.924 | 148.487 | 972.370 |
waarvan omzet moederdepartement | 413.763 | 524.926 | 111.163 | 531.193 |
waarvan omzet overige departementen | 394.382 | 432.835 | 38.453 | 409.275 |
waarvan omzet derden | 33.292 | 32.163 | ‒ 1.129 | 31.902 |
Rentebaten | 0 | 1.007 | 1.007 | 44 |
Vrijval voorzieningen | 0 | 7 | 7 | 180 |
Bijzondere baten | 0 | 13 | 13 | 972 |
Totaal baten | 841.437 | 990.951 | 149.514 | 973.566 |
Lasten | ||||
Apparaatskosten | 831.337 | 999.584 | 168.247 | 939.450 |
- Personele kosten | 461.393 | 622.193 | 160.800 | 526.671 |
waarvan eigen personeel | 361.805 | 422.617 | 60.812 | 375.997 |
waarvan inhuur externen | 85.672 | 179.009 | 93.337 | 137.384 |
waarvan overige personele kosten | 13.916 | 20.567 | 6.651 | 13.290 |
- Materiële kosten | 369.944 | 377.391 | 7.447 | 412.779 |
waarvan apparaat ICT | 5.609 | 3.229 | ‒ 2.380 | 3.461 |
waarvan bijdrage aan SSO's | 169.752 | 195.983 | 26.231 | 188.503 |
waarvan overige materiële kosten | 194.583 | 178.179 | ‒ 16.404 | 220.815 |
Rentelasten | 0 | 238 | 238 | 254 |
Afschrijvingskosten | 10.100 | 12.876 | 2.776 | 9.478 |
- Materieel | 100 | 144 | 44 | 613 |
waarvan apparaat ICT | 0 | 0 | 0 | 0 |
waarvan overige materiële afschrijvingskosten | 100 | 144 | 44 | 613 |
- Immaterieel | 10.000 | 12.732 | 2.732 | 8.865 |
Overige lasten | 0 | 5.189 | 5.189 | 1.608 |
waarvan dotaties voorzieningen | 0 | 0 | 0 | 2 |
waarvan bijzondere lasten | 0 | 5.189 | 5.189 | 1.606 |
Totaal lasten | 841.437 | 1.017.887 | 176.450 | 950.790 |
Saldo van baten en lasten gewone bedrijfsuitoefening | 0 | ‒ 26.936 | ‒ 26.936 | 22.776 |
Agentschapsdeel Vpb-lasten | 0 | 0 | 0 | 0 |
Saldo van baten en lasten | 0 | ‒ 26.936 | ‒ 26.936 | 22.776 |
Mutatie POK/WaU gelden | 0 | 7.298 | 7.298 | 0 |
Saldo van baten en lasten na resultaatbestemming | 0 | ‒ 19.638 | ‒ 19.638 | 22.776 |
Toelichting op de baten
Algemeen
De baten zijn ten opzichte van de begroting met 17,8% gestegen. Hieronder worden de baten toegelicht.
Omzet moederdepartement
De gerealiseerde omzet van het moederdepartement is ten opzichte van de oorspronkelijke begroting 26,9% hoger uitgevallen, wat grotendeels verklaard wordt door een hogere opdracht van het DG Bedrijfsleven en Innovatie.
De omzet voor het DG Bedrijfsleven en Innovatie (B&I) is in 2022 uitgekomen op € 182,4 mln, dit is per saldo € 82,0 mln hoger dan begroot. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door de COVID-19 regelingen die dit jaar aan de B&I opdracht zijn toegevoegd dan wel zijn opgehoogd. Hieronder vallen onder meer: Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL), Garantie Ondernemingsfinanciering (GO-c), Borgstelling MKB-Kredieten (BMKB-c), Baangerelateerde Investeringskorting (BIK), Kleine Kredieten Corona garantieregeling (KKC), Tijdelijke Subsidie Regeling Evenementen Covid (TRSEC), Subsidieregeling Evenementengaranties (SEG) en Omscholing naar Kansrijke Beroepen in de Techniek en ICT. Het totaal van deze COVID-19 regelingen betreft grofweg 31% van de totale omzet van B&I. Daarnaast zijn in de loop van het jaar nog grote aanvullende opdrachten verstrekt voor Netherlands Foreign Investment Agency (NFIA, € 2,3 mln), Brexit Adjustment Reserve (BAR, € 2,8 mln), Maatwerkafspraken (€ 1,6 mln) en Dcypher (€ 1,3 mln).
De omzet vanuit het DG Klimaat en Energie (K&E) is € 28,9 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename komt voornamelijk door intensivering bij Investeringssubsidie Duurzame Energie en Energiebesparing (ISDE), Waterstof, Bureau Energieprojecten en Commissie mijnbouwschade. Daarnaast zijn Adviescollege Veiligheid Groningen (ACVG) en Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) overgeheveld naar K&E. Verder heeft K&E een opdracht gekregen voor Programma Energiesysteem (PES).
De gerealiseerde omzet op de opdracht van het DG Groningen Bovengronds is uitgekomen op € 223,7 mln, dat is € 12,3 mln lager dan begroot. Dit is met name het gevolg dat de schadeafhandelingen via maatwerk aanpak dan wel via een forfaitaire afhandeling (Vaste Eenmalige Schadevergoeding) plaatsvindt. Vanaf het jaar 2022 is de Immateriële schadevergoeding voor volwassenen van start gegaan, nadat in het jaar 2021 een pilot had plaatsgevonden. Daarnaast is in 2022 middels een pilot ingezet op duurzaam herstel en op de aanvullende compensatie waardedaling NAM, die op 5 december 2022 van start is gegaan.
De toename van € 3,7 mln van de opdracht Chief Economist komt voornamelijk door de aanvullende opdrachten Beter Aanbesteden en het Nationaal Groeifonds.
De omzet Overig is € 12,5 mln hoger dan begroot. Deze omzet bestaat voornamelijk uit de opdracht voor het Inkoop Uitvoeringscentrum, de opdracht Unit omgevingskennis en Concordaat/END.
Vastgestelde begroting 2022 | Realisatie 2022 | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | Realisatie 2021 | |
---|---|---|---|---|
DG Bedrijfsleven en Innovatie | 100.387 | 182.387 | 82.000 | 164.609 |
DG Klimaat en Energie | 56.401 | 85.296 | 28.895 | 74.050 |
DG Groningen Bovengronds | 236.000 | 223.721 | ‒ 12.279 | 257.229 |
DG Groningen Bovengronds kosten commissie | 5.000 | 1.416 | ‒ 3.584 | 3.492 |
Chief Economist | 10.326 | 14.007 | 3.681 | 12.103 |
Overig | 5.649 | 18.099 | 12.450 | 19.710 |
Totaal | 413.763 | 524.926 | 111.163 | 531.193 |
Omzet overige departementen
De omzet overige departementen betreft de uitvoering van opdrachten voor diverse ministeries, waarvan 58,4% afkomstig is van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).
De omzet vanuit het Ministerie van LNV is € 252,9 mln, dit is een stijging van € 27,9 mln ten opzichte van de begroting van 2022. Dit is voornamelijk te verklaren door een hogere definitieve opdracht dan was begroot. Daarnaast is sprake van meerwerk en minderwerk op verschillende opdrachten. De voornaamste aanvullende opdrachten zijn Implementatie Programma GLB23; uitbreiding SABE regeling en Landelijke beëindigingsregeling Veehouderijlocaties.
De omzet vanuit het Ministerie van Buitenlandse Zaken valt in 2022 € 2,0 mln lager uit dan begroot. Dit wordt onder meer veroorzaakt door lagere kosten bij het Centrum ter Bevordering van Import uit ontwikkelingslanden (CBI).
De omzet van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is € 34,0 mln, dit is € 1,7 mln lager dan was begroot. Door beperking in capaciteit is een lagere omzet gerealiseerd.
De omzet vanuit Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is € 6,9 mln hoger dan de ontwerpbegroting. De toename wordt met name veroorzaakt doordat in 2022 circa € 1,7 mln aan aanvullende opdrachten zijn verstrekt bovenop het jaarwerkplan 2022, waardoor meer inzet van RVO is gevraagd. Hierbij is € 0,6 mln voor DG Milieu en Internationaal (DGMI), € 0,1 mln voor DG Water en Bodem (DGWB), € 0,4 mln voor DG Mobiliteit (DGMO) en € 0,6 mln voor DG Luchtvaart en Maritieme Zaken (DGLM) aan aanvullende opdrachten verstrekt.
Het definitieve opdrachtenpakket van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) is € 1,3 mln hoger dan begroot. De grootste opdracht van het ministerie van OCW is de opdracht Praktijkleren OCW.
Het definitieve opdrachtenpakket van het Ministerie van Sociale zaken en Werkgelegenheid (SZW) is € 0,5 mln hoger dan begroot door onder andere de opdracht Praktijkleren SZW.
Het definitieve opdrachtenpakket van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) is € 4,2 mln hoger dan begroot door onder andere de opdracht Waterschade Limburg.
Het definitieve opdrachtenpakket van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) is € 1,4 mln hoger dan begroot door onder andere de Subsidieregeling Ondersteuning Wijkverpleging.
Vastgestelde begroting 2022 | Realisatie 2022 | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | Realisatie 2021 | |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit | 225.000 | 252.863 | 27.863 | 232.120 |
Ministerie van Buitenlandse Zaken | 98.699 | 96.742 | ‒ 1.957 | 100.446 |
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | 35.764 | 34.030 | ‒ 1.734 | 34.879 |
Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat | 25.332 | 32.262 | 6.930 | 27.007 |
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | 3.408 | 4.665 | 1.257 | 3.828 |
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid | 112 | 569 | 457 | 365 |
Ministerie van Justitie en Veiligheid | 933 | 5.122 | 4.189 | 4.213 |
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport | 4.377 | 5.821 | 1.444 | 5.444 |
Overig | 757 | 761 | 4 | 973 |
Totaal | 394.382 | 432.835 | 38.453 | 409.275 |
Vastgestelde begroting 2022 | Realisatie 2022 | Verschil realisatie en vastgestelde begroting | Realisatie 2021 | |
---|---|---|---|---|
Europese Unie | 3.703 | 4.157 | 454 | 3.298 |
Provincies | 24.288 | 24.760 | 472 | 25.274 |
Overig | 5.301 | 3.246 | ‒ 2.055 | 3.330 |
Totaal | 33.292 | 32.163 | ‒ 1.129 | 31.902 |
Omzet derden
De omzet Derden heeft betrekking op opdrachten voor met name de Europese Unie en de provincies. Van de totale omzet derden heeft 77,0% betrekking op de opdrachten van provincies. De lagere omzet van overig derden heeft voornamelijk betrekking op het Diergezondheidsfonds
Vrijval voorzieningen
De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op in 2022 alsnog ontvangen bedragen, welke in 2021 (gedeeltelijk) waren voorzien.
Toelichting op de lasten
Algemeen
De lasten zijn ten opzichte van de begroting met 21,0% gestegen. Hieronder worden de lasten toegelicht.
Personele kosten
De personele kosten vallen € 160,8 mln hoger uit dan begroot, wat neerkomt op een stijging van 34,9%. Dit is met name te verklaren door een hogere instroom van externe inhuur als gevolg van een snel stijgend opdrachtenpakket.
De begrote bezetting voor 2022 is 5.185 fte, waarvan 4.200 fte ambtelijk personeel en 985 fte externe inhuur. De gemiddelde bezetting was in 2022 5.934 fte, waarvan 4.820 fte in ambtelijke dienst en 1.114 fte externe inhuur. Per ultimo december 2022 was de bezetting 6.221 fte, waarvan 5.022 fte in ambtelijke dienst en 1.199 fte externe inhuur.
De kosten voor eigen personeel zijn € 60,8 mln hoger dan geraamd, als gevolg van een groter opdrachtenpakket. Daarnaast is doelbewust ingezet op verambtelijking van het personeel. De gemiddelde loonkosten per fte ambtelijk zijn door CAO afspraken gestegenvan € 86.735 naar € 87.680.
De kosten van externe inhuur zijn € 93,3 mln hoger dan begroot. Dit is voornamelijk te verklaren door een stijging van het opdrachtenpakket. Daarnaast zijn ook de gemiddelde kosten per fte externe inhuur gestegen van € 141.633 naar € 160.690 per jaar.
Materiële kosten
De materiële kosten zijn hoger uitgevallen dan begroot, wat neerkomt op een stijging van 2%. De stijging wordt veroorzaakt door hogere bijdrage van € 26,2 mln aan Shared Service Organisaties. De overige materiële kosten en apparaat ICT zijn lager dan begroot
Afschrijvingskosten
De afschrijvingskosten zijn € 2,8 mln hoger uitgevallen dan begroot. Dit ligt in lijn met de relatief hogere investeringen van voorgaande jaren.
Dotaties voorzieningen
Dit jaar heeft geen dotatie plaatsgevonden.
Bijzondere lasten
De bijzondere lasten bedragen € 5,2 mln en bestaan voor 99,8% uit de Desinvestering Vangstregistratie en Integrale kostensystematiek (IKS). Desinvestering Vangstregistratie betreft hier een activa in aanbouw project (IMVA) dat vroegtijdig is gestopt. Hierdoor zijn de initieel geplande resultaten niet behaald. De totale projectkosten zijn € 4,7 mln. Dit project maakt gebruikt van een EFMZV subsidie voor een bedrag van € 1,0 mln. Doordat het project vroegtijdig is gestopt, en dus het beoogde resultaat niet is behaald of herbruikbaar is, wordt het project niet geactiveerd. De kosten ad € 3,7 mln zijn opgenomen onder de bijzondere lasten. IKS betreft een storting aan het ministerie van LNV in de apurementsreserve van € 1,5 mln. Uit deze reserve, die in totaal € 3,0 mln betreft, zal LNV de IKS claims betalen. Deze claims vloeien voort uit in het verleden verstrekte subsidieverplichtingen door RVO.
Saldo van baten en lasten
Het onverdeeld resultaat over het boekjaar bedraagt € 26,9 mln negatief. De benutting van WaU en POK/Woo gelden is € 7,3 mln. Hierna resteert een onverdeeld resultaat van € 19,6 mln negatief. Na vaststelling van de jaarrekening ligt het besluit bij het moederdepartement EZK of het resterende bedrag van het onverdeeld resultaat over het boekjaar wordt toegevoegd aan de exploitatiereserve.
Balans 2022 | Balans 2021 | |
---|---|---|
Activa | ||
Vaste activa | 61.936 | 51.971 |
Immateriële vaste activa | 61.876 | 51.764 |
Materiële vaste activa | 60 | 207 |
waarvan grond en gebouwen | 39 | 132 |
waarvan installaties en inventarissen | 19 | 68 |
waarvan projecten in uitvoering | 0 | 0 |
waarvan overige materiële vaste activa | 2 | 7 |
Vlottende activa | 212.728 | 213.737 |
Voorraden en onderhanden projecten | 0 | 0 |
Debiteuren | 5.011 | 1.774 |
Overige vorderingen en overlopende activa | 23.238 | 17.315 |
Liquide middelen | 184.479 | 194.648 |
Totaal activa | 274.664 | 265.708 |
Passiva | ||
Eigen Vermogen | 26.055 | 48.309 |
Exploitatiereserve | 41.773 | 25.533 |
Bestemmingsreserve | 3.920 | 0 |
Onverdeeld resultaat | ‒ 19.638 | 22.776 |
Voorzieningen | 0 | 0 |
Langlopende schulden | 41.820 | 32.680 |
Leningen bij het Ministerie van Financiën | 41.820 | 32.680 |
Kortlopende schulden | 206.789 | 184.719 |
Crediteuren | 11.990 | 13.745 |
Belastingen en premies sociale lasten | 283 | 657 |
Kortlopend deel leningen bij het Ministerie van Financiën | 15.160 | 10.300 |
Overige schulden en overlopende passiva | 179.356 | 160.017 |
Totaal passiva | 274.664 | 265.708 |
Toelichting op de balans
Onder de debiteuren en nog te ontvangen bedragen zijn ontvangsten van het moederdeaprtement, overige departementen en derden opgenomen.
Eigen vermogen
Het Eigen vermogen einde boekjaar is het totaal van de exploitatiereserve, bestemmingsreserve en het onverdeeld resultaat over het boekjaar. Het Eigen vermogen einde boekjaar bedraagt € 26,1 mln inclusief de bestemmingsreserve en € 22,1 mln exclusief de bestemmingsreserve. Het eigen vermogen exclusief de bestemmingsreserve (vrij besteedbaar) is 2,38% van de gemiddelde jaaromzet over de laatste drie jaar, waar maximaal 5% is toegestaan.
Onder de directe mutaties in het Eigen vermogen is de uitbetaling van het surplus van € 6,6 mln. over het jaar 2021 als uitkering aan het moederdepartement EZK verantwoord.
Onder de crediteuren en nog te betalen bedragen zijn schulden aan het moederdepartement, overige departmenten en derden opgenomen.
Verloop en stand van de voorzieningen
De vrijval van de voorziening dubieuze debiteuren heeft voornamelijk betrekking op in 2022 alsnog ontvangen bedragen, welke in 2021 (gedeeltelijk) waren voorzien.
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | |
---|---|---|---|---|
1. Eigen vermogen per 1/1 | 26.367 | 28.299 | 55.594 | 48.309 |
Bestemmingsreserve | 0 | 0 | 0 | 3.920 |
2. Saldo van baten en lasten | 421 | 26.735 | 22.776 | ‒ 19.638 |
3. Directe mutaties in het eigen vermogen | ||||
‒ 3a uitkering aan moederdepartement | 0 | 0 | ‒ 30.223 | ‒ 6.600 |
‒ 3b bijdrage moederdepartement ter versterking eigen vermogen | 1.511 | 560 | 162 | 64 |
‒ 3c overige mutaties | 0 | 0 | 0 | 0 |
4. Eigen vermogen per 31/12 | 28.299 | 55.594 | 48.309 | 26.055 |
Vastgestelde begroting (1) | Realisatie (2) | Verschil realisatie en vastgestelde begroting (3)=(2)-(1) | ||
---|---|---|---|---|
1. | Rekening-courant RHB 1 januari 2022 + stand depositorekeningen | 111.896 | 194.648 | 82.752 |
Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+) | 841.437 | 981.784 | 140.347 | |
Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-) | ‒ 831.337 | ‒ 987.794 | ‒ 156.457 | |
2. | Totaal operationele kasstroom | 10.100 | ‒ 6.010 | ‒ 16.110 |
Totaal investeringen (-/-) | ‒ 25.900 | ‒ 26.531 | ‒ 631 | |
Totaal boekwaarde desinvesteringen (+) | 0 | 3.690 | 3.690 | |
3. | Totaal investeringskasstroom | ‒ 25.900 | ‒ 22.841 | 3.059 |
Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-) | 0 | ‒ 6.600 | ‒ 6.600 | |
Eenmalige storting door het moederdepartement (+) | 0 | 11.282 | 11.282 | |
Aflossingen op leningen (-/-) | ‒ 22.660 | ‒ 10.300 | 12.360 | |
Beroep op leenfaciliteit (+) | 25.900 | 24.300 | ‒ 1.600 | |
4. | Totaal financieringskasstroom | 3.240 | 18.682 | 15.442 |
5. | Rekening-courant RHB 31 december 2022 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) | 99.336 | 184.479 | 85.143 |
Toelichting kasstroomoverzicht
De geldmiddelen in het kasstroomoverzicht worden gevormd door de rekening-courant met het Ministerie van Financiën (Rijkshoofdboekhouding). Ontvangsten en uitgaven uit hoofde van interest zijn opgenomen onder de operationele kasstroom.
De gerealiseerde operationele kasstroom is per saldo € 16,1 mln lager dan begroot. Dit komt met name door een toename van de personele kosten en een afname van de omzet en kosten bij de opdrachten van IMG.
De gerealiseerde investeringskasstroom is € 3,0 mln lager dan verwacht. In 2022 is geïnvesteerd in immateriële vaste activa, dit betreft software en licenties (€ 21,7 mln) en activa in aanbouw (€ 22,8 mln). In materiële activa is niet geïnvesteerd.
Het verschil tussen de begrote en gerealiseerde financieringsstroom van € 15,4 mln betreft met name de ontvangen middelen voor POK-, WaU- en WOO-middelen. Het beroep op de leenfaciliteit is € 1,6 mln lager dan begroot als gevolg van een lager investeringsniveau.
Realisatie | Vastgestelde begroting | ||||
---|---|---|---|---|---|
2019 | 2020 | 2021 | 2022 | 2022 | |
Omschrijving generiek deel | |||||
Inputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Verhouding direct/indirect personeel | 83% | 83% | 83% | 81% | 84% |
Outputindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Tariefindex in reële termen | 100,1% | 103,3% | 102,4% | 97,3% | 100,0% |
Totaal aantal ambtelijk fte werkzaam excl. externe inhuur | 3.906 | 4.084 | 4.574 | 5.022 | 4.200 |
Saldo baten en lasten | 0,1% | 3,3% | 2,4% | ‒ 2,7% | 0,0% |
Kwaliteitsindicatoren | |||||
Kernindicatoren | |||||
Klanttevredenheid | 7,4 | 7,5 | 7,7 | 7,5 | 7,3 |
Gehonoreerde bezwaarschriften | 36% | 41% | 44% | 35% | 25% |
Toelichting
Inputindicatoren
De verhouding van de gerealiseerde inzet van direct en indirect personeel (81%/19%) wijkt 3% af ten opzichte van de begroting (84%/16%).
Outputindicatoren
Het aantal ambtelijke fte ultimo 2022 is 5.022 fte, dit is 822 fte hoger dan begroot. De bezetting is hoger dan begroot vanwege de toename van het opdrachtenpakket van RVO. Dit is onder andere te verklaren door meerwerk aan opdrachten vanwege de COVID-19 pandemie.
Kwaliteitsindicatoren
De klanttevredenheid wordt jaarlijks gemeten en is met een voorlopige score van 7,5 hoger dan de begroting 2022.
Het percentage gehonoreerde bezwaarschriften is dit jaar beduidend hoger (35%) dan de begroting 2022 (25%). In totaal zijn in 2022, 23.198 bezwaarschriften afgehandeld, waarvan 8.107 bezwaren gegrond zijn verklaard, 35 %. Dit percentage is lager dan in 2021 (44%).
Debet aan het percentage gegronde bezwaren is net als vorig jaar met name de TVL regeling met ruim 14.000 afgehandelde bezwaren waarvan 42% gegrond is verklaard. Op de tweede plaats heeft vooral de ISDE hieraan bijgedragen met 2.350 bezwaren waarvan 38% gegrond is verklaard. Op de derde plaats staat de Bedrijfsbetalingsregeling met 739 bezwaren waarvan 48% gegrond is verklaard. Hier staat tegenover dat een groep van ruim 2.000 Visserij/Brexit bezwaren vrijwel in zijn geheel is ingetrokken of niet ontvankelijk is verklaard. Zonder deze groep zou het percentage gegronde bezwaren op 39% zijn uitgekomen.