Inhoudsopgave | Blz. | |
A. | Artikelsgewijze toelichting bij het wetsvoorstel | 2 |
B. | Begrotingstoelichting | 4 |
1. | Leeswijzer | 4 |
2. | Beleidsagenda | 7 |
3. | Beleidsartikelen | 15 |
3.1 | Belastingen | 15 |
3.2 | Financiële markten | 29 |
3.3 | Financieringsactiviteiten publiek-private sector | 41 |
3.4 | Internationale financiële betrekkingen | 48 |
3.5 | Exportkredietverzekering en investeringsgaranties | 58 |
3.6 | Staatsloterij | 64 |
3.7 | Beheer materiële activa | 66 |
3.8 | Financieel-economisch beleid van de overheid | 74 |
4. | Niet-beleidsartikelen | 83 |
4.1 | Algemeen | 83 |
4.2 | Nominaal en onvoorzien | 84 |
5. | Bedrijfsvoeringsparagraaf | 85 |
6. | Verdiepingsbijlage | 87 |
7. | Was-wordt-tabel | 121 |
8. | Moties en toezeggingen | 135 |
9. | Lijst met afkortingen | 166 |
10. | Begrippenlijst | 169 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het ministerie van Financiën voor het jaar 2002 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2002. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2002.
Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
De bepalingen, opgenomen in de wetsartikelen 3 en 4 zijn noodzakelijk, omdat de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) nog niet in werking is getreden. Deze wet, die de huidige Comptabiliteitswet zal gaan vervangen, is op 5 juli 2001 bij de Tweede Kamer ingediend (Kamerstukken II, 2000/01, 27 849). In de CW 2001 zijn bepalingen opgenomen die ertoe moeten leiden dat de begrotingen een meer beleidsmatig karakter krijgen. Die bepalingen bevatten de kern uit het gedachtegoed van de Nota VBTB1 (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording). De begrotingen worden daartoe opgebouwd uit voornamelijk beleidsartikelen. Om meer inzicht te geven in het beleid dat met de uitgetrokken gelden wordt nagestreefd, moet de toelichting bij de beleidsartikelen antwoord kunnen geven op de www-vragen: Wat wil de regering bereiken (doelstellingen), wat gaat zij daarvoor doen (inzet van instrumenten en te verrichten activiteiten/prestaties) en wat mag dat beleid kosten (zowel in termen van verplichtingen als van programma- en apparaatsuitgaven)?
Na overleg met de Tweede Kamer is besloten dat voor het eerst voor het begrotingsjaar 2002 de departementale begrotingen op deze nieuwe leest zouden worden geschoeid. Gelijktijdig zouden daartoe de noodzakelijke bepalingen van de CW gewijzigd worden. Het wetgevende proces om die wijzigingen door te voeren, neemt meer tijd in beslag dan was voorzien. Bij de begrotingsvoorbereiding 2002 is door alle departementen al van de VBTB-bepalingen uit de ontwerp-CW 2001 uitgegaan. Teneinde geen onduidelijkheid te laten bestaan over de juridische basis van de begrotingsopzet 2002 wordt er thans voor gekozen om bij deze begrotingswet voor het jaar 2002 vooruit te lopen op de noodzakelijke wijzigingen in de CW. Daartoe worden in wetsartikel 3 een aantal bepalingen uit de huidige CW niet (meer) van toepassing verklaard op de begroting van het Ministerie van Financiën. In wetsartikel 4 worden vervolgens ter vervanging de relevante VBTB-bepalingen uit de CW 2001 opgenomen.
De bepalingen die op grond van wetsartikel 3 uit de huidige CW die komen te vervallen, luiden:
Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid.
1. De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven enerzijds en die van de ontvangsten anderzijds worden opgenomen in afzonderlijke begrotingsartikelen.
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten die op grond van het bepaalde in artikel 23, vierde lid, in mindering zullen worden gebracht op ontvangsten, onderscheidenlijk op uitgaven.
6. Een begroting kan een begrotingsartikel «onvoorzien» en een begrotingsartikel «geheim» bevatten.
9. Ten behoeve van de verwerking van de gevolgen van de loon- en van de prijsontwikkeling bevat een begroting een administratief begrotingsartikel «loonbijstelling» en een administratief begrotingsartikel «prijsbijstelling».
De bepalingen in de leden 1 t/m 10 van wetsartikel 4 corresponderen met de volgende artikel(leden) uit de CW 2001. Voor een inhoudelijke toelichting bij de verschillende onderdelen wordt verwezen naar Kamerstukken II 2000/01, nr. 27 849, nr. 3.
Lid 1 = Artikel 2, lid 2.
Lid 2 = Artikel 4, lid 1.
Lid 3 = Artikel 5, lid 1.
Lid 4 = Artikel 5, lid 2.
Lid 5 = Artikel 5, lid 3.
Lid 6 = Artikel 6, lid 1.
Lid 7 = Artikel 6, lid 2.
Lid 8 = Artikel 6, lid 3.
Lid 9 = Artikel 6, lid 4.
Lid 10 = Artikel 6, lid 5.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
Hoe hoog zijn de belastingontvangsten volgend jaar? Welke beleidsdoelstellingen worden nagestreefd op gebied van de fiscaliteit, de financiële markten, de beheersing van de collectieve uitgaven? Hoe gaat de Staat om met roerende en onroerende zaken? Wat is het aandeel van de Staat in de internationale instellingen?
In de begroting IX-B wordt antwoord gegeven op deze en vele andere vragen. De begroting IX-B is opgebouwd uit acht beleidsartikelen met uiteenlopende beleidsterreinen en twee niet-beleidsartikelen (algemeen en nominaal/onvoorzien). Deze beleidsartikelen weerspiegelen bijna het gehele werkterrein van het ministerie van Financiën; voor het beheer van de staatsschuld en het kasbeleid is een aparte begroting, namelijk begroting IX-A.
De beleidsartikelen zijn:
1. Belastingen
2. Financiële markten
3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector
4. Internationale financiële betrekkingen
5. Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
6. Staatsloterij
7. Beheer materiële activa
8. Financieel-economisch beleid van de overheid
Alhoewel de inhoud van elk beleidsartikel verschillend is, is de opbouw die wordt gevolgd bij elk artikel gelijk. Elk beleidsartikel beoogt immers antwoord te geven op de drie W-vragen: «Wat willen we bereiken», «Wat gaan we daarvoor doen» en «Wat mag het kosten». Op deze wijze wordt de begroting zo toegankelijk mogelijk gemaakt.
Elk beleidsartikel bevat een algemene beleidsdoelstelling die weergeeft waarnaar wordt gestreefd voor het desbetreffend beleidsterrein. Bij de algemene beleidsdoelstelling wordt een toelichting gegeven, waarin onder meer wordt ingegaan op de vraag of er sprake is van systeem- of resultaatverantwoordelijkheid. Voorts worden toekomstige acties beschreven die zullen worden ondernomen om het beleidsartikel nog meer in overeenstemming te brengen met de VBTB-uitgangspunten. Dit betreft de zogenaamde VBTB-groeiparagraaf. Zeven beleidsartikelen worden vervolgens geoperationaliseerd door het benoemen van operationele doelstellingen. In de toelichting op de operationele doelstellingen wordt beschreven hoe de operationele doelstellingen worden bereikt, door het inzetten van welke instrumenten, de uitvoering van wetten of door uitvoering van concrete activiteiten. In de toelichting wordt ook ingegaan op de vraag hoe in de toekomst kan worden vastgesteld of de doelstelling ook is bereikt. Per beleidsartikel wordt daartoe een totaaloverzicht geboden van de prestatiegegevens en geplande evaluatieonderzoeken. De vraag wat het beleid mag kosten of wat het beleid opbrengt komt aan de orde in de tabel budgettaire gevolgen van beleid, het derde onderdeel van elke beleidsartikel. Apparaatsuitgaven worden als totaal per beleidsartikel opgenomen. De programma-uitgaven worden zoveel mogelijk gekoppeld aan één of meer operationele doelstellingen, waaraan wordt bijgedragen. De budgettaire gevolgen worden vervolgens toegelicht en onderbouwd. In de verdiepingsbijlage wordt per beleidsartikel de aansluiting gepresenteerd tussen de begroting 2001 en de begroting 2002. Dit gebeurt door het zichtbaar maken van de mutaties die gedurende de tussenliggende periode zijn opgetreden. Voor beleidsartikelen 1, 2, 4, 7 en 8 wordt nog extra informatie gegeven, door uitgaven of ontvangsten nader onder te verdelen.
Als gevolg van de nieuwe artikelindeling in het kader van VBTB zijn ter wille van de vergelijkbaarheid in de tabellen bij de beleidsartikelen inzake Budgettaire gevolgen van beleid en in de Verdiepingsbijlage de cijfers voor de jaren 2000 en 2001 herrekend naar de nieuwe artikelindeling. Bij de herrekening zijn op ervaringsgegevens gebaseerde verdeelsleutels gebruikt. De herrekening is derhalve niet 100% exact. Voor de aansluiting met de oude artikelindeling wordt verwezen naar de conversietabel («was-wordt» tabel) in paragraaf 7.
De budgetflexibiliteit per beleidsartikel betreft de voorgestelde mutaties voor nieuw beleid en voorts het nog niet verplichte deel van budget voor bestaand beleid. In de beleidsartikelen 3 tot en met 5, waar de programma-verplichtingen afwijken van de uitgaven, zijn beiden opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen en is de budgetflexibiliteit in een aparte paragraaf toegelicht. Voor de apparaatsuitgaven en voor artikelen 1, 2 en 6 tot en met 10 geldt (de fictie van) verplichtingen = kas. Een groot deel van het apparaatsbudget betreft personele uitgaven. Deze zijn naar hun aard op korte termijn weinig flexibel. Voor de materiële uitgaven geldt voor een groot deel dat deze zijn gekoppeld aan de personele uitgaven en daarmee ook moeilijk alternatief aanwendbaar zijn.
Veronderstellingen in effectbereiking, doelmatigheid en raming
Per beleidsartikel wordt in het onderdeel «toelichting op de budgettaire gevolgen van beleid» aandacht besteed aan de ramingsveronderstellingen. Met veronderstellingen in effectbereiking is wisselend omgegaan. Soms zijn deze verwerkt in de toelichting op de te bereiken doelstellingen of in een aparte subparagraaf.
Alle bedragen in deze begroting luiden in duizenden of miljoenen euro's. De autorisatie vindt plaats op basis van de eurobedragen uit de begrotingsstaat. In de tabellen met budgettaire gevolgen en de verdiepingsbijlage van de afzonderlijke artikelen zijn deze bedragen in deelbedragen uitgesplitst. Conform een interdepartementale richtlijn zijn alle bedragen in de tabellen één op één naar euro's geconverteerd. Hierdoor kunnen de totaalbedragen enigszins afwijken van de som van de deelbedragen.
De vraag hoe de bedrijfsvoering wordt gemonitord en welke projecten op gebied van de bedrijfsvoering worden ondernomen, wordt beantwoord in de bedrijfsvoeringsparagraaf. In de financiële verantwoording over 2002 zal vervolgens hierop worden teruggeblikt.
Begroting 2002 en verder ten opzichte van voorbeeldbegroting 1999: VBTB-groeiproces
De gedachte dat de invoering van VBTB een groeiproces is, wordt geïllustreerd door de vergelijking van de voorbeeldbegroting IXB-1999 en de eerste onderhavige officiële VBTB-begroting IXB. De indeling van de beleidsartikelen is herzien en ook alle doelstellingen zijn opnieuw geformuleerd. Voorts is veel aandacht besteed aan de uitwerking van prestatiegegevens of het programmeren van beleidsevaluatieonderzoek. Dit betekent niet dat nu al het eindstation is bereikt. In de groeiparagrafen bij de beleidsartikelen wordt uiteengezet welke acties in ieder geval zullen worden ondernomen om de beleidsartikelen (nog) meer in overeenstemming te brengen met de VBTB-beginselen. In het kader van de invoering Regeling Prestatiegegevens en Evaluatieonderzoek Rijksoverheid zal tijdig voor de ontwerpbegroting 2003 de volledigheid van de monitoring van de beleidsartikelen door prestatiegegevens en evaluatieonderzoek worden doorgelicht. Tevens wordt voorzien dat als gevolg van voortschrijdend inzicht, onder andere samenhangend met voornoemde regeling en nadere inzichten over streefwaarden, nieuwe aanvullende acties kunnen worden toegevoegd aan de groeiparagrafen of opgenomen doelstellingen nader kunnen worden geconcretiseerd. De voornoemde acties die hun weerslag, waar mogelijk, zullen vinden in begroting 2003, laten onverlet dat onderhavige begroting de Staten-Generaal een goed beeld geeft wat het ministerie van Financiën in 2002 wil bereiken, wat zij daarvoor gaat doen en wat dat mag kosten.
2.1 Het werkterrein van het ministerie van Financiën op hoofdlijnen
Het ministerie van Financiën draagt de verantwoordelijkheid voor de voorbereiding en uitvoering van onder meer:
a. het algemeen financieel-economische en (internationale) monetaire beleid;
b. het begrotingsbeleid en doelmatig beheer van 's Rijks financiën;
c. het beheer van materiële eigendommen van het Rijk;
d. het heffen, controleren en innen van de belastingen;
e. het vormgeven van het fiscale beleid en
f. het financieringsbeleid.
Voor de toelichting op het financieringsbeleid wordt verwezen naar de IX-A begroting Nationale Schuld. Het begrotingsbeleid wordt toegelicht in de Miljoenennota, maar komt in tegenstelling tot voorgaande jaren vanwege de invoering van VBTB beknopt aan de orde in de IX-B begroting. Voor het algemeen financieel-economische beleid geldt eveneens dat een groot deel in de Miljoenennota wordt toegelicht. De financiën van decentrale overheden, waarvoor de minister van Financiën medeverantwoordelijk is, komen aan de orde in de Miljoenennota en in de begrotingen van het Gemeente- en Provinciefonds. Het beleid ter zake wordt wel kort toegelicht in de begroting IX-B.
In deze paragraaf worden de beleidsprioriteiten en de daarvoor te ondernemen activiteiten beschreven die van belang zijn om de geformuleerde beleidsdoelstellingen bij de beleidsartikelen te realiseren. Deze prioriteiten zijn over het algemeen niet gekoppeld aan de inzet of uitgave van programmagelden, omdat veel werkzaamheden van het ministerie van Financiën liggen op het gebied van ontwikkeling van regelgeving en wetten, coördinatie en uitvoering. Hiermee is met name de inzet van het apparaat gemoeid, namelijk 82% van de geraamde uitgaven voor 2002 op de IXB-begroting.
Met ingang van 1 januari 2001 is een nieuw belastingstelsel, waarvan de Wet Inkomstenbelasting 2001 de kern vormt, van kracht geworden. De Verkenning belastingen premieheffing bevat als vervolg op de invoering van deze belastingherziening een analyse van de wijze waarop de structuur van het nieuwe belastingstelsel verder kan worden benut om een bijdrage te leveren aan de oplossing van maatschappelijke vraagstukken. In relatie tot de fiscaliteit zijn de volgende thema's uitgewerkt: «arbeidsmarkt en armoedeval», «inkomenspolitiek» en «grondslagverbreding- en verschuiving». In het rapport van de Studiegroep vennootschapsbelasting in internationaal perspectief dat in juni 2001 is uitgebracht staat de vraag centraal of Nederland op het gebied van de vennootschapsbelasting Europees gezien nog in de pas loopt of dat er aanleiding is tot bijsturing. De werkgroep Vergroening van het fiscale stelsel II heeft onder meer het licht laten schijnen op het invoeren van een energiebelasting voor het grootverbruik, het belasten van het parkeren en nieuw in te voeren maatregelen op het terrein van de bestelwagen, drankverpakkingen en geluidsoverlast.
In het kader van het fiscale beleids- en wetgevende programma voor 2002 zullen de activiteiten op het gebied van de directe belastingen, naast de hiervoor genoemde onderwerpen rond de Verkenning belasting- en premieheffing en de Studiegroep vennootschapsbelasting, in het teken staan van een forse beleidsinzet op het gebied van het formele fiscale recht. Ook het tweede deel van de integrale herziening van de successiewetgeving, fiscale wetgeving rond de uniformering van het loonbegrip en de afronding van diverse wijzigingen in de vennootschapsbelasting in het belang van het Nederlandse vestigingsklimaat staan centraal in het wetgevend programma. Ten slotte zal ook de verdere vervolmaking van de Belastingherziening 2001 nog de nodige aandacht vragen in 2002.
Wat betreft de verbruiksbelastingen zullen de activiteiten in 2002 op milieugebied onder andere zien op de inbedding van het groencertificatensysteem in de Wet belastingen op milieugrondslag in het kader van de liberalisering van de markt voor groene stroom. Ten aanzien van het mobiliteitsbeleid zullen de werkzaamheden in het bijzonder zijn gericht op de wetgeving inzake de kilometerheffing en de daaraan te verbinden verlaging van de indirecte belastingen zoals bijvoorbeeld de motorrijtuigenbelasting.
Met betrekking tot de BTW zal in EU-verband aandacht worden besteed aan een aantal voorstellen tot wijziging van de zogenoemde 6e BTW-richtlijn. Daarnaast zal de huidige tijdelijke regeling voor het verlaagde BTW-tarief voor arbeidsintensieve diensten worden geëvalueerd om in EU-verband te kunnen beslissen over het al dan niet voortzetten van de regeling.
Op douanegebied zal in 2002 een belangrijke rol zijn weggelegd voor de aanpassing van de Europese wetgeving aan de uitbreiding van Europa. Enerzijds zal de rol van de Europese Commissie door middel van specifieke wetgeving en maatregelen worden verduidelijkt en versterkt opdat zij ook in het grotere Europa haar verantwoordelijkheid als beheerder van de buitengrenzen kan dragen. Anderzijds zal in de Raad een besluit voor een nieuw actieprogramma tot stand moeten worden gebracht dat zal dienen als leidraad en communautair kader voor het beleid van de lidstaten voor de jaren 2002 tot 2007.
In internationale kaders zal een aantal verdragen inzake bestuurlijke bijstand tussen douane-administraties onderling en tussen de EU en derde landen tot stand worden gebracht. Tevens zal in dit kader worden gewerkt aan een wereldomvattend verdrag voor bestuurlijke bijstand dat in de loop van 2002 zal worden uit onderhandeld in het kader van de Wereld Douane Organisatie. Mede naar aanleiding van bovengenoemde ontwikkelingen zal tevens een aantal nationale wettelijke aanpassingen plaatsvinden.
Ten slotte zal in 2002 op internationaal gebied worden gewerkt aan de verdere uitbreiding van het netwerk van belastingverdragen en een actieve participatie in OESO- en EU-verband. Belangrijk onderdeel van de werkzaamheden in 2002 zal zijn de herziening van het belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk, de gedeeltelijke herziening van het belastingverdrag met de Verenigde Staten van Amerika en de uitdrukkelijke parlementaire goedkeuringsprocedure van het belastingverdrag met België. Voorts zal een verdere verdieping van de fiscale relatie met de Nederlandse Antillen (BRK) plaatsvinden en in OESO-verband de discussie inzake schadelijke belastingconcurrentie worden voortgezet.
2.2.2 Dienstverlening Belastingdienst
Het verbeteren van de bereikbaarheid heeft prioriteit bij de inrichting van de organisatie van de Belastingdienst. De één-loketgedachte vormt hierbij één van de uitgangspunten. Streven is dat de klant die naar de Belastingdienst belt, voor zijn gevoel in 95% van de gevallen zonder omwegen iemand aan de lijn krijgt die daadwerkelijk zijn probleem oplost. Voorts wordt voorzien dat steeds meer vragen via andere communicatiekanalen zoals email, afgehandeld zullen worden. Ten slotte wordt het gebruik van internet aangemoedigd, doordat het mogelijk wordt alle transacties (aangiften, verzoeken, bezwaren, vergunningen en betalingen) via internet te doen. De uitgaven worden zichtbaar gemaakt bij operationele doelstelling 3 van het beleidsartikel Belastingen.
Om een soepele overgang van de Nederlandse samenleving op de euro te bevorderen worden diverse activiteiten ondernomen. Gestreefd wordt om de omschakeling begin 2002 binnen twee weken goeddeels te laten plaatsvinden. Hiervoor wordt gewerkt aan de uitwerking en uitvoering van een scenario voor een adequate distributie van euromunten en -biljetten naar bedrijfsleven en publiek, alsmede voor het uit roulatie nemen van guldenmunten en -biljetten. Guldens dienen zoveel mogelijk vóór 1-1-2002 te worden afgestort bij de banken (of anders na 28-1-2002) en banken en toonbankinstellingen dienen te worden voorzien van voldoende euromunten en -biljetten. Dit moet er toe leiden dat in de winkels vanaf 1-1-2002 zo snel mogelijk met euro's wordt betaald en alleen euro's als wisselgeld worden gegeven. Ter gewenning zullen alle Nederlandse ingezetenen van zes jaar en ouder aan het einde van 2001 op vertoon van een eerder opgestuurde afhaalcoupon een gratis eurokit kunnen afhalen met daarin van alle euromunten een exemplaar. Tevens biedt dit de mogelijkheid om de aandacht te vestigen op de bij de eurokit meegeleverde schriftelijke informatie over de euro.
Het toezicht op de financiële markten is thans verdeeld over De Nederlandsche Bank, de Stichting Toezicht Effectenverkeer en de Pensioen- en Verzekeringskamer. De dynamische financiële markt en het voorkomen van overlap en lacunes in het toezicht alsmede toezichtsarbitrage stellen een continue aandacht voor een slagvaardig en effectief toezichtsmodel voor de financiële markt centraal. De toegenomen vervlechting van financiële instellingen en hun producten en diensten hebben het noodzakelijk gemaakt de institutionele vormgeving van het toezicht aan te passen. In juli 1999 is daartoe de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT) opgericht als samenwerkingsverband voor de verschillende toezichthouders. Prioriteit is thans om het toezicht gelijkvormiger te maken waardoor lacunes en overlap worden voorkomen. Activiteiten hiervoor zijn een evaluatie van de RFT en implementatie van het wetsvoorstel tot introductie van een niet-sectorspecifieke toezichtsdimensie in de financiële toezichtswetgeving.
2.2.5 Publiek-private samenwerking
Begin 1999 is het Kenniscentrum PPS opgericht met als doel publiek private samenwerkingsverbanden te initiëren en stimuleren. Begonnen is met onderzoek of pps-projecten gerealiseerd konden worden in de «harde» infrastructuur. Dit heeft er onder meer toe geleid dat in juni 2001 het definitieve pps-contract met de HSL-infraprovider is getekend en naar verwachting worden ook binnen afzienbare tijd de eerste pps-contracten voor één of meer wegen getekend. In 2001 is besloten te proberen pps te verbreden naar andere sectoren en is begonnen met onder andere de groene infrastructuur en de nutssector. Voorts zal waarschijnlijk in de loop van 2001 een aanvang worden gemaakt met proefprojecten in de sectoren zorg en overheidsgebouwen. Wat betreft de rol van het kenniscentrum is ervoor gekozen het kenniscentrum niet langer alleen als adviseur te betrekken bij rijksprojecten, maar ook als adviseur van de opdrachtgevende overheid. Dit betekent dat het kenniscentrum ook kan optreden als adviseur van gemeentes, provincies en andere overheden.
Om als Rijk versneld grond aan te kunnen kopen en tegen zo laag mogelijke kosten vastgoed beschikbaar te hebben voor het realiseren van publieke doelstellingen is het beleid gericht op het mogelijk maken van anticiperende aankopen. Het Rijk neemt hierbij een risico want de latere locatiebeslissing kan anders uitvallen. In 2002 zal aan de Tweede Kamer een beleidsbrief worden aangeboden waarin de kaders voor het programma van anticiperende aankopen worden geschetst. Daarbij zal ook worden ingegaan op de wijze waarop de Tweede Kamer wordt geïnformeerd en de verdeling van de verantwoordelijkheden voor anticiperende aankopen tussen de vakministers en de minister van Financiën. Voor de uitvoering van het anticiperend aankopen zal een interdepartementaal systeem worden opgezet. De in 2001 ingestelde Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR), gaat als een vorm van interdepartementale bestuursraad functioneren voor de vastgoedorganisaties binnen het Rijk, namelijk die van Financiën, VROM, VenW, LNV en Defensie.
Een aantal jaren geleden werd geconstateerd dat de Nederlandse benzinemarkt niet goed functioneert, onder andere omdat de toetredingsmogelijkheden beperkt zijn en er niet voldoende op prijs wordt geconcurreerd. Het kabinet heeft naar aanleiding daarvan besloten maatregelen te treffen om prijsconcurrentie te bevorderen en toetredingsmogelijkheden voor nieuwkomers te stimuleren. Een daaropvolgend MDW-traject leverde een aantal aanbevelingen op, zowel ten aanzien van het voorzieningenbeleid als ten aanzien van het uitgiftebeleid, om te komen tot een herordening van de benzinemarkt. Deze aanbevelingen leidden tot grote weerstand bij de zittende partijen. Er bleken echter wel mogelijkheden aanwezig om langs een alternatief onderhandelingstraject de beoogde doelstellingen te realiseren. De Tweede Kamer heeft met het ingaan van dit traject ingestemd.
Voor wat betreft het hoofdwegennet wordt beoogd meer prijsconcurrentie en betere toetredingsmogelijkheden te realiseren langs de hierna volgende lijnen van het uitgiftebeleid.
Alle langs het hoofdwegennet door de Staat uitgegeven locaties voor benzinestations worden in een periode van 21 jaar geveild. Daarbij worden contracten voor een bepaalde duur, zijnde 15 jaar, afgesloten. Alle huidige contracten worden op minnelijke wijze beëindigd. In ruil voor een minnelijke beëindiging krijgen de zittende partijen de eerste veilingopbrengst. Om op korte termijn tot een herschikking van een deel van de markt te komen vindt inlevering plaats van 50 stations («vlaggen») door de grote maatschappijen in drie jaar. Over de wijze waarop met exploitanten wordt omgegaan, worden specifieke afspraken gemaakt. Eenieder kan in principe toetreden tot de veiling, ook de zittende partijen. Om te voorkomen dat de zittende partij voordeel zou hebben (aangezien zij de eerste veilingopbrengst ontvangt), wordt een specifieke bepaling ontworpen. Dit is de zogenaamde topdeelbepaling, die alleen in werking treedt als de zittende partij de hoogste bieder is. Ten slotte wordt de vergoeding voor het gebruik van staatsgrond op een meer marktconforme wijze vastgesteld.
Naar verwachting wordt de voorbereiding voor de uitvoering in 2001 afgerond. Het beleid zal uiteindelijk in wetgeving worden verankerd.
In het jaar 2002 is de eerste veiling voorzien. Gemiddeld zullen 10 stations per jaar worden geveild.
De nieuwe vergoedingsystematiek zal worden ingevoerd met ingang van 2002.
2.2.8 Invoering baten-lastenstelsel
Op 24 juli jl. is het rapport Eigentijds Begroten, van de beleidsgroep Begrotingsstelsel aan de Tweede Kamer gezonden. Deze beleidsgroep diende het kabinetsbesluit – uit de Miljoenennota 2001 – om op termijn integraal over te stappen op een baten-lastenstelsel nader uit te werken. Doel, het verbeteren van de besluitvorming over de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de overheidsuitgaven, het verbeteren van de allocatie en een duurzame en eenduidige begrotingsnormering. In het rapport wordt geschetst hoe een baten-lastenstelsel bij het Rijk, waaronder zeker ook de gevolgen voor het budgetrecht van de Staten-Generaal, vormgegeven zou kunnen worden. Tegelijkertijd met de ontwerp-begrotingen ontvangt de Tweede Kamer het kabinetsstandpunt over betreffend rapport. De invoering van het baten-lastenstelsel vergt voor alle departementen een omvangrijk veranderproces, onder regie van het ministerie van Financiën. Dit najaar zal een meer diepgaande inventarisatie van de te ondernemen activiteiten en de kosten worden gemaakt. Het nieuw ontworpen begrotingsstelsel zal in de volgende kabinetsperiode worden ingevoerd. Hiervoor zal in 2002 al veel werk moeten worden verricht. Belangrijk aandachtspunt daarbij is zeker ook de samenhang (zowel inhoudelijk als capacitair) met de verdere invoering van de operatie Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording, die zowel op de vakdepartementen als op het ministerie van Financiën – nog de nodige inzet vergt.
2.3 De begroting op hoofdlijnen
In deze paragraaf wordt op hoofdlijnen een inzicht gegeven in de samenstelling en ontwikkeling van de uitgaven, niet-belastingontvangsten en belastingontvangsten op de IXB-begroting. Voorts wordt stilgestaan bij de belangrijkste wijzigingen (kasuitgaven en ontvangsten) die verwerkt zijn in de begroting 2002 ten opzichte van de begroting 2001.
De ontwikkeling van de uitgaven en een uitsplitsing naar een viertal categorieën, wordt in navolgende grafiek gepresenteerd.
Grafiek 2.1. Ontwikkeling uitgaven 1999–2006
De apparaatsuitgaven in grafiek 2.1 zijn voor 2002 geraamd op 2,5 mld euro. De verwachting is dat deze uitgaven zich stabiel zullen ontwikkelen in de daarop volgende jaren.
De programma-uitgaven zullen in 2002 in totaal naar verwachting 533 mln euro bedragen. Voor de periode 2003 tot 2006 wordt een daling van de programma-uitgaven verwacht. Deze daling hangt samen met incidenteel in 2002 geraamde uitgaven voor eurovoorlichting (EUR 33 mln), publiekssets euromunten (EUR 44 mln) en de uitgaven aan anticiperende aankopen (EUR 34 mln). Zie voor nadere toelichting van deze posten beleidsartikel 2 respectievelijk 7.
Grafiek 2.2. Ontwikkeling niet-belastingontvangsten 1996–2006
De ontvangsten uit heffings- en invorderingsrente in grafiek 2.2 zijn hoger geraamd vanwege een hogere rentestand, alsmede door een toename in de omvang van de voorlopige en definitieve positieve aanslagen vennootschapsbelasting. De apparaatsontvangsten dalen door overboeking van de bijdrage EU inningskosten douane naar de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken. De winstuitkering DNB bedraagt in 2002 EUR 1,0 mld.
Grafiek 2.3. Ontwikkeling belastingontvangsten 1996–2002
De belastingontvangsten (na aftrek van invoerrechten) zijn voor 2002 geraamd op 109,1 mld euro. Als gevolg van de sterke stijging van de particuliere consumptie is de omzetbelasting de laatse jaren relatief sterk toegenomen, hetgeen in 2001 wordt versterkt door de belasingherziening. Tevens blijkt dat de lasten op arbeid de afgelopen jaren zijn gedaald door de lastenverlichting in de loon- en inkomstenbelasting.
Onderstaande tabellen bevatten de belangrijkste wijzigingen (kasuitgaven en niet-belastingontvangsten) die verwerkt zijn in de begroting 2002 ten opzichte van de begroting 2001. Een volledig overzicht van de mutaties is opgenomen in de verdiepingsbijlage. Overigens is een aantal mutaties al in de 1e suppletore begroting 2001 verwerkt.
Tabel 1: Overzicht belangrijkste uitgavenmutaties begroting 2002 (x EUR1000) Uitgaven | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | artnr. | |
Stand ontwerpbegroting 2001 | 3 130 709 | 3 033 820 | 2 994 905 | 2 985 596 | 2 946 555 | |||
Beleidsmatige mutaties | ||||||||
Bereikbaarheid Belastingdienst | 6 716 | 13 296 | 13 976 | 14 430 | 1 | |||
Uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen | 38 412 | 13 341 | 14 975 | 14 975 | 14 975 | 1 | ||
Anticiperende aankopen | 18 151 | 34 034 | 34 034 | 7 | ||||
Overige mutaties | ||||||||
Heffings- en invorderingsrente | 54 454 | 54 454 | 54 454 | 54 454 | 54 454 | 1 | ||
Loon- en prijsbijstelling | 112 945 | 112 501 | 108 522 | 107 920 | 107 755 | 1 t/m 10 | ||
Overig | 151 599 | 139 512 | 151 187 | 138 835 | 158 676 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 3 674 061 | 3 506 270 | 3 394 377 | 3 371 372 | 3 315 755 | 3 296 845 | 3 271 641 |
In paragraaf 3.1.2.3 is de intensivering Bereikbaarheid Belastingdienst nader toegelicht. De geraamde uitgaven hebben tot doel de bereikbaarheid van de Belastingdienst te verbeteren. De verhoging van de uitvoeringskosten fiscale wetsvoorstellen is bestemd voor de uitvoering van het Belastingplan 2001, de Uitvoeringswet aanpassingskosten 2001 en de kinderkorting 12 tot 16-jarigen. De ramingsbijstelling voor anticiperende aankopen heeft betrekking op de continuering van de voorfinancieringsfaciliteit voor anticiperende aankopen en het in portefeuille houden van vastgoed (zie ook paragraaf 2.2.6). Deze mutatie is ook bij de ontvangsten verwerkt. De overige mutaties betreffen ramingsbijstellingen bij onder meer loon- en prijsbijstelling en heffings- en invorderingsrente.
Tabel 2: Overzicht belangrijkste niet-belastingontvangsten mutaties begroting 2002 (x EUR1000) Niet-belastingontvangsten | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | artnr. | |
Stand ontwerpbegroting 2001 | 2 609 774 | 2 806 802 | 2 480 883 | 2 545 540 | 2 574 404 | |||
Verkopen Domeinen | 94 976 | – 15 882 | 1 815 | 29 042 | 1 815 | 7 | ||
Staatsloterij | 24 050 | 27 227 | 30 857 | 34 487 | 38 118 | 6 | ||
Exportkredietverzekering | 120 252 | 0 | 0 | 0 | 0 | 5 | ||
Ontvangsten muntwezen | 24 958 | 28 361 | 2 | |||||
Anticiperende aankopen | 18 151 | 34 034 | 34 034 | 7 | ||||
Winst DNB | 309 932 | 276 806 | 32 672 | 63 529 | 1 362 | 2 | ||
Heffings- en invorderingsrente | 68 067 | 68 067 | 68 067 | 68 067 | 68 067 | |||
Inningskosten douane naar BuZa | – 753 979 | – 493 146 | – 505 057 | – 517 536 | 1 | |||
Overige mutaties | 239 859 | 188 957 | 182 630 | 182 671 | 183 170 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 2 509 597 | 3 485 061 | 2 656 990 | 2 366 174 | 2 418 279 | 2 349 398 | 2 353 882 |
De mutaties verkopen Domeinen hebben betrekking op de verkoop van door departementen overgedragen roerende en onroerende zaken, de verkoop van inbeslaggenomen zaken welke verbeurd zijn verklaard alsmede de verkoop van agrarische domeinen. De negatieve mutatie voor 2002 is het gevolg van een verlaging van de raming van de middelenafspraak met het ministerie van Defensie. De ramingsbijstelling van de afdracht staatsloterij is een gevolg van een door de Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij gerapporteerde omzetontwikkeling over 2001. De exportkredietverzekering heeft hogere ontvangsten onder meer door het bereiken van een akkoord in de Club van Parijs, waardoor uit Nigeria een groter dan verwacht bedrag aan provenu's is ontvangen. De wijziging van de raming ontvangsten muntwezen heeft betrekking op de opbrengsten van de verschrotting van munten. Mutaties van de heffings- en invorderingsrente en van de winstuitkering DNB zijn een gevolg van ramingsbijstellingen. Ten slotte is de bijdrage van de EU in de inningskosten douane overgeheveld naar de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken.
3.1.1 Algemene beleidsdoelstelling
De hoofddoelstelling van de fiscale activiteiten op het ministerie van Financiën is:
Het zo optimaal mogelijk vorm en uitvoering geven aan de fiscale politiek van de regering.
Binnen het ministerie van Financiën is Fiscale Zaken verantwoordelijk voor het fiscale wetgevingsproces en geeft adviezen over het algemeen fiscaal- en douanebeleid. Verder vervult Fiscale Zaken een centrale rol in de bepaling van het standpunt dat Nederland inneemt over voorstellen tot belastingharmonisatie binnen de Europese Unie.
De Belastingdienst is binnen het ministerie van Financiën verantwoordelijk voor het uitvoeringsaspect van deze doelstelling. Dit betekent dat de Belastingdienst verantwoordelijk is voor de heffing, controle en inning van rijksbelastingen. Daarnaast voert de Belastingdienst ook niet-fiscale taken uit zoals de controle op invoer, doorvoer en uitvoer van goederen, de premieheffing volksverzekeringen en handhavingstaken op het terrein van economische ordening en financiële integriteit.
Vanuit zijn taak als rechtshandhavingorganisatie heeft de Belastingdienst zijn strategische doelstelling geformuleerd:
Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van hun wettelijke verplichtingen (compliance).
De Belastingdienst denkt deze doelstelling te realiseren door elke belastingplichtige de aandacht te geven die hij op grond van zijn nalevinggedrag verdient. Een dienstverlenende attitude van de Belastingdienst onderhoudt of versterkt de bereidheid van de belastingplichtige tot het voldoen van zijn verplichtingen. Door een effectief toezicht en intensieve opsporing van fraude wordt non-compliance gedrag tegengegaan. Dit alles wordt ondersteund door een doelmatige bedrijfsvoering. De basisgedachte is dus, dat – gegeven de fiscale wetgeving – de opbrengsten uit rijksbelastingen worden geoptimaliseerd als de compliance van de belastingplichtigen wordt bevorderd en de non-compliance (pro-)actief wordt tegengegaan.
Verantwoordelijkheid | Resultaatverantwoordelijk |
VBTB Groeiparagraaf | In de begroting 2003 wordt een verdere invulling gegeven aan de operationalisering van de doelstellingen van de Belastingdienst (doelstelling 3, 4 en 5) door een aantal productclusters te definiëren waarbij voor elk productcluster gekwantificeerde producten worden aangegeven. In de begroting 2003 worden ook de apparaatsuitgaven toegerekend aan deze productclusters. |
Wettelijke grondslag | Aan de Belastingdienst zijn ingevolge verschillende heffingswetten taken opgedragen met betrekking tot de heffing, inning en controle van belastingen, premies volksverzekeringen, premies voor sociale verzekeringen en rechten. De belangrijkste zijn de Algemene wet inzake rijksbelastingen; Invorderingswet 1990 en de Douanewet. |
3.1.2 Operationele doelstellingen
3.1.2.1 Operationele doelstelling 1 Financieringsfunctie en instrumentale inzet van de belastingheffing
Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsuitgaven en het bijdragen aan de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van overheidsbeleid.
Hoofddoelstelling van de belastingheffing vormt het voortbrengen van inkomsten voor de financiering van de overheidsuitgaven. Daarnaast heeft de belastingheffing een instrumentele functie. Dit houdt in dat het fiscale instrument, in de vorm van fiscale stimuleringsregelingen (belastinguitgaven) en regulerende heffingen, kan worden ingezet voor de realisatie van niet-fiscale doelstellingen van overheidsbeleid. Deze niet-fiscale doelstellingen liggen vaak mede op het beleidsterrein van andere departementen. In bijlage 3 van de Miljoenennota wordt een overzicht gegeven van de ramingen en realisaties van het met de belastinguitgaven gemoeide budgettaire beslag. Dit zijn de prestatiegegevens inzake de budgettaire effecten(output). De prestatiegegevens inzake de maatschappelijke en economische effecten (outcome) worden vermeld in de begrotingen van de vakdepartementen, voor zover sprake is van een directe relatie tussen belastinguitgaven en in die begrotingen opgenomen beleidsartikelen. Voorts geldt uiteraard als algemeen uitgangspunt dat het fiscale beleid als geheel zal moeten voldoen aan eisen van rechtvaardigheid en doelmatigheid.
3.1.2.2 Operationele doelstelling 2 Terugkoppeling
Het tijdig signaleren en oplossen van knelpunten in de uitvoering van fiscale wetgeving.
Een belangrijke voorwaarde voor adequate fiscale wet- en regelgeving is dat mogelijke knelpunten in de uitvoering ervan tijdig worden gesignaleerd en opgelost.
Fiscale wet- en regelgeving die inhoud geeft aan de algemene en specifieke doelstellingen van het fiscale beleid, kan niet zonder een adequate uitvoering. De voorgenomen fiscale wet- en regelgeving wordt in de ontwerpfase dan ook getoetst op kwaliteit en op uitvoeringsaspecten. Bij de uitvoeringstoets wordt onder meer gekeken naar de eenvoud en begrijpelijkheid van de wet- en regelgeving, alsmede naar de controleerbaarheid. Tevens moet nieuwe fiscale wet- en regelgeving zodanig worden vormgegeven dat misbruik en oneigenlijk gebruik zo veel mogelijk worden voorkomen en dat daarnaast zo min mogelijk administratieve lasten ontstaan. Uitgangspunt bij nieuwe fiscale wet- en regelgeving is dat de Belastingdienst en indien mogelijk ook maatschappelijke organisaties al in de ontwerpfase bij het wetgevingstraject worden betrokken teneinde knelpunten in de sfeer van de uitvoeringspraktijk zoveel mogelijk voor te zijn. Een voorbeeld van overleg met de werknemers- en ondernemingsorganisaties is het permanent overlegplatform vermindering administratieve lasten bedrijfsleven (Commissie Van Lunteren) dat zich richt op een beperking van administratieve lasten voor bedrijven en burgers.
Ondanks overleg met de Belastingdienst en die sectoren uit de maatschappij die met de nieuwe fiscale wet- en regelgeving van doen krijgen, kunnen na de invoering van fiscale regelgeving toch onvoorziene knelpunten opkomen.
Het signaleren van dergelijke knelpunten vormt voor een deel een spontaan proces, waarbij in de praktijk geconstateerde knelpunten met betrekking tot de vormgeving van de regelgeving – doorgaans via zogenoemde kennisgroepen van de Belastingdienst – worden gemeld aan de voor de desbetreffende regelgeving verantwoordelijke beleidsdirecties van het ministerie. Voor grote projecten wordt het signaleren van knelpunten vaak meer geformaliseerd. Een recent voorbeeld daarvan is de instelling van de Commissie voor de invoerings- en uitvoeringsaspecten van de belastingherziening 2001 (Commissie Thunnissen-De Waard). Voor de signalering van knelpunten anders dan voor grote projecten is geen vast stramien voorzien. Uit een oogpunt van stroomlijning en verbetering zal het signaleringsproces nader worden ingevuld en vormgegeven.
De bestaande fiscale regelgeving wordt periodiek getoetst op de waarborging van kwaliteitskenmerken. Dit vindt plaats door middel van wetsevaluaties en signaaltoetsen.
De regelmatige evaluatie van nieuwe en onlangs gewijzigde wetten en belangrijke onderdelen daarvan heeft tot doel het parlement inzicht te geven in de vraag of beoogde effecten en doelen van de wetgeving (nog steeds) worden gerealiseerd. Daarnaast wordt inzicht gegeven in de uitvoeringsaspecten, te weten de rechtstoepassing, de uitvoeringsprocessen en -organisatie alsmede de financiële gevolgen. Voor zover evaluaties aanleiding geven tot wijziging van de wet- en regelgeving zullen voorstellen tot wijziging worden opgesteld. Wetsevaluaties vloeien enerzijds voort uit een specifieke wettelijke evaluatieverplichting of een toezegging aan het parlement. Evaluaties van de eerste categorie zijn de Evaluatie Vermogensrendementsheffing en de Evaluatie Belastingherziening 2001 die in 2003, respectievelijk 2005 zullen plaatsvinden. De Evaluatie Wet BTW op beleggingsgoud en de Evaluatie Aandelenoptieregeling die in 2002, respectievelijk 2004 zullen plaatsvinden vloeien rechtstreeks voort uit een toezegging aan het parlement.
Anderzijds worden evaluaties van wet- en regelgeving uitgevoerd naar aanleiding van signalen (vooraf of achteraf) over knelpunten uit de eigen uitvoeringsorganisatie. Er wordt naar gestreefd om te komen tot een periodieke toetsing van het uitvoeringstraject op de wenselijkheid van evaluatie. De insteek is derhalve te komen tot een zodanige programmering van evaluatieonderzoeken, dat de risico's in het uitvoeringstraject daarmee voldoende worden afgedekt.
3.1.2.3 Operationele doelstelling 3 Dienstverlening
De dienstverlening van de Belastingdienst is er op gericht het voor de belastingplichtigen zo gemakkelijk en transparant mogelijk te maken om aan hun fiscale verplichtingen te voldoen. De dienstverlening kenmerkt zich door bereikbaarheid, snelheid en klantgerichtheid.
Bij de dienstverlening van de Belastingdienst kan worden gedacht aan voorlichting en informatieverstrekking, maar bijvoorbeeld ook aan het mogelijk maken van elektronische aangiften en van een snelle teruggaaf van te veel betaalde of te veel ingehouden belasting. Dienstverlening levert daarmee een bijdrage aan de compliancedoelstelling van de Belastingdienst. Hierna worden enkele speerpunten op dit gebied voor de komende periode weergegeven.
Communicatie met de Belastingdienst is op een aantal manieren mogelijk. Voor eenvoudige vragen en het zoeken van informatie kan 24 uur per dag de website van de Belastingdienst worden geraadpleegd. Voor complexere vragen is er de mogelijkheid tot telefonisch contact. Daarnaast voorzien de klantendiensten in het persoonlijke contact. Bereikbaarheid voor de klant vormt het uitgangspunt. Het streven is één loket per communicatiekanaal. Voor de balie en het internet is dit bijna gerealiseerd. Dit betekent voor belastingplichtigen dat zij met hun vragen op terrein van particulieren, ondernemingen en douane aan één balie terechtkunnen. Ook voor internet geldt één adres (www.belastingdienst.nl). De inrichting van één landelijk telefonisch toegangsnummer wordt in 2003 voltooid. Het streven hierbij is dat de klant die naar de Belastingdienst belt, beleeft dat hij in 95% van de gevallen zonder omwegen iemand aan de lijn krijgt die daadwerkelijk zijn probleem oplost.
Verbeteren van de telefonische dienstverlening
De belastingplichtige kan zich tot de Belastingdienst wenden via het communicatiekanaal dat hem het beste uitkomt. Steeds meer belastingplichtigen zullen voor de beantwoording van hun vragen gebruik maken van internet of e-mail. Door het aanbieden van deze «dienstverlening op afstand», hebben belastingplichtigen minder behoefte aan baliefaciliteiten. Om die reden worden op termijn alleen nog in grote steden balies beschikbaar gesteld. Het gebruik van internet en e-mail leidt niet tot een vermindering van het telefoonverkeer. Integendeel ook hier wordt een aanzienlijke groei verwacht.
Tabel 1: Telefonische klantcontacten en e-mailcontacten | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Telefonische klantcontacten | 5 700 000 | 7 000 000 | 9 000 000 | 7 200 000 | 7 500 000 | 7 700 000 | 7 900 000 |
E-mailcontacten | 50 000 | 100 000 | 250 000 | 500 000 | 550 000 | 600 000 | 650 000 |
Deze groei kent twee oorzaken. Ten eerste wordt door de invoering van het nieuwe belastingstelsel een permanente groei voorzien in het aantal belastingplichtigen en daarom in het aantal klantcontacten. Ten tweede is het een maatschappelijke tendens dat de burgers de weg naar de overheid, en dus ook de Belastingdienst, gemakkelijker weten te vinden. Daarom is uitbreiding van de Belastingtelefoon en telefonische dienstverlening noodzakelijk. Deze conclusie wordt onderstreept door de Fiscale Monitor 2000, waaruit naar voren kwam dat de belastingtelefoon de voorgaande vier jaar matig functioneerde. Op den duur zullen telefonische vragen van belastingplichtigen waar mogelijk zonder menselijke tussenkomst worden afgehandeld.
Uitbreiding e-mail- en internetfunctie
De Belastingdienst wil e-mail en internet uitbouwen tot volwaardige communicatiekanalen. De mogelijkheden om via e-mail met de Belastingdienst te communiceren worden uitgebreid. Ook de afhandelingstijd van het e-mail verkeer zal worden verkort. Doel hierbij is dat de Belastingdienst binnen twee jaar in 80% van de gevallen reageert binnen twee keer 24 uur (inhoudelijk) en in de andere gevallen binnen vijf keer 24 uur. De Douane reageert binnen 30 minuten daar waar de e-mail het huidige faxverkeer vervangt.
Daarnaast wordt het gebruik van informatiediensten via het internet verder gestimuleerd. Om deze vorm van dienstverlening op niveau te houden en uit te breiden, wordt de website van de Belastingdienst zowel inhoudelijk als communicatief verbeterd. Het informatieaanbod op de website wordt zodanig uitgebreid dat de belastingplichtige het antwoord op zijn vraag zelf kan vinden als deze niet al te specialistisch is. Van de belastingplichtigen met een internetaansluiting gebruikt in 2003 75% de website voor het zelf beantwoorden van niet-persoonsgebonden vragen. Hierbij wordt in 80% van de gevallen het antwoord gevonden.
De Belastingdienst streeft ernaar waar mogelijk zichtbaar te maken over welke informatie hij beschikt. Er worden voorzieningen ontwikkeld waarmee het voor de belastingplichtigen mogelijk wordt zelf toegang te krijgen tot gegevens en informatie van de Belastingdienst. De belastingplichtige krijgt elektronisch toegang tot zijn dossier met uitzondering van gegevens relevant voor de te kiezen behandelingsstrategie.
Het wordt mogelijk alle transacties (aangiften, verzoeken, bezwaren, vergunningen en betalingen) via internet te doen. De belastingplichtige krijgt daarbij de zekerheid dat dit op een veilige en juridisch juiste wijze gebeurt.
Om de hiervoor genoemde activiteiten te realiseren is extra personeel en zijn extra investeringen noodzakelijk. In 2001 wordt een uitbreiding voorzien van 100 fte. In 2002 zal door extra vragen vanwege de belastingherziening het aantal contacten, en daardoor het aantal benodigde fte tijdelijk toenemen tot 335. Vanaf 2003 wordt een structurele uitbreiding voorzien van 195 fte. Naast deze uitbreiding wordt geïnvesteerd in het verbeteren van de technische infrastructuur (telefooncentrales). In onderstaand overzicht zijn de extra uitgaven voor dienstverlening weergegeven.
Tabel 2: Extra uitgaven voor verbetering dienstverlening (x EUR 1 mln) | |||||
2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
27 | 34 | 22 | 22 | 22 | 22 |
De hiervoor genoemde activiteiten moeten leiden tot een betere en snellere dienstverlening. De kerncijfers dienstverlening schetsen een beeld van de prestaties van de Belastingdienst op dit terrein. De zes kerncijfers (zie tabel 2) zijn geïndexeerd, waarbij 1995 het basisjaar vormt. De index dienstverlening is opgebouwd uit het gewogen gemiddelde van de zes kerncijfers. De index dienstverlening stijgt in 2001 en 2002 met circa 1%.
Tabel 3: Index dienstverlening | |||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
100 | 101 | 99 | 96 | 107 | 106 | 107 | 108 |
Onderstaande figuur geeft een overzicht van de onderliggende kerncijfers voor dienstverlening.
Figuur 1: Kerncijfers dienstverlening1
Vooral de hiervoor omschreven doelstellingen voor e-mail en internetdiensten moeten in 2002 leiden tot een verbetering van de kerncijfers ervaren snelheid en bereikbaarheid. Door investeringen in de telefonische dienstverlening zal het kerncijfer % afgehandelde telefoongesprekken zich herstellen. Duidelijke correspondentie moet ertoe leiden dat de beleving van het nakomen van afspraken bij belastingplichtigen weer op het oude niveau komt en blijft.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verloop van de kerncijfers vanaf 1995.
Tabel 4: Kerncijfers dienstverlening | ||||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Duidelijkheid correspondentie | 100 | 106 | 107 | 98 | 108 | 106 | 107 | 108 |
Ervaren snelheid | 100 | 109 | 117 | 125 | 130 | 131 | 133 | 134 |
Ervaren bereikbaarheid | 100 | 104 | 107 | 101 | 106 | 99 | 103 | 103 |
Nakomen afspraken | 100 | 108 | 108 | 109 | 109 | 105 | 109 | 107 |
% afgehandelde telefoongesprekken | 100 | 76 | 47 | 33 | 79 | 85 | 82 | 88 |
Tijdigheid afdoen aangiften en bezwaar | 100 | 102 | 107 | 111 | 111 | 111 | 110 | 111 |
3.1.2.4 Operationele doelstelling 4 Intensief toezicht en opsporing (ITO)
Het toezicht van de Belastingdienst is er op gericht op een zo doelmatig mogelijke wijze burgers en ondernemers aan hun fiscale verplichtingen te laten voldoen.
De toezichts- en opsporingsfunctie van de belastingdienst zijn gericht op de feitelijke handhaving van de belastingwetgeving volgens het rechtsgelijkheidsbeginsel. Daarbij worden drie speerpunten onderscheiden:
a. Het zo veel mogelijk werken in de actualiteit
b. Een zo effectief en doelgericht mogelijk toezicht
c. Een intensieve en effectieve strafrechtelijke fraudebestrijding
Ad a. Het zo veel mogelijk werken in de actualiteit
Het toezicht richt zich erop alle fiscaal relevante feiten tijdig en op de juiste wijze in de behandeling te betrekken. Het risico van non-compliance wordt beperkt wanneer het toezicht zoveel mogelijk aansluit bij het moment waarop deze fiscale feiten zich voordoen. Toezicht vindt dus steeds meer in de actualiteit plaats. Het werken in de actualiteit wordt onder meer bevorderd door een geautomatiseerde ondersteuning van het toezichtproces. Door een goede risicoselectie kan een groot deel van de aangiften geautomatiseerd en daarmee snel worden afgedaan. Daarnaast wordt het klantbehandelingsproces steeds meer pro-actief van karakter. Er wordt nadrukkelijker aandacht besteed aan de voorlopige aangifte, aan het maken van afspraken vooraf en aan het verzamelen van informatie over de financiële situatie van belastingplichtigen. Naar aanleiding van de Evaluatie proces oninbaarlijden is besloten om de bestuurlijke aandacht voor het proces van oninbaarlijden te intensiveren, onder meer door het hanteren van meer toegespitste doelstellingen en prestatie-indicatoren in de planning- en controlcyclus. Het verbeteren van het zicht op de registratie van aanslagen die 9 jaar na het belastingjaar nog openstaan en op de redenen en achtergronden van oninbaarheid, zal in samenhang met de afgesproken ontwikkelactiviteiten voor het proces van de invordering geschieden. Uiteindelijk moet het werken in de actualiteit onder meer leiden tot een optimalisatie van de kasstromen. Het «pay as you earn»-principe houdt in dat belastingheffing, toezicht en inning zo goed mogelijk aansluiten bij het moment waarop het geld wordt verdiend.
Ad b. Een zo doelmatig mogelijk toezicht
Het uitoefenen van toezicht vindt plaats vanuit het zicht op de klant, het zicht op de doelgroep en het zicht op specifieke risico's. Binnen de kaders van rechtsgelijkheid en rechtszekerheid vormen de specifieke situatie van de belastingplichtige en het daarmee verbonden fiscale belang en financiële risico de basis voor de behandelaanpak. Door de aandacht, via weging en selectie, vooral te richten op de meest risicovolle posten wordt de effectiviteit vergroot. De selectie vindt steeds meer geautomatiseerd plaats aan de hand van vooraf vastgestelde criteria, zoals het correctiepotentieel1, het fiscaal en financieel belang, de aandachtscategorie, maar ook de uitstraling en de beeldvorming (bijvoorbeeld brancheacties). Onderdeel hiervan is ook het bepalen van een minimum aandachtsniveau; een percentage of aantal posten uit een doelgroep dat ten minste behandeld moet worden om invulling te geven aan preventie. Ook evenwichtige aandacht over de middelen is een onderdeel van de afweging.
Als de selectiecriteria zijn vastgesteld, dan worden de binnengekomen aangiften «gewogen». De weging leidt in essentie tot de conclusie «automatisch afdoen» (via het massaal proces; zie paragraaf 3.1.2.5) of tot de conclusie «aanbieden aan de lokale eenheid voor het toezichtsproces». Elk signaal dat wordt doorgestuurd naar een lokale eenheid wordt voorzien van een aanbevolen behandelprogramma als hulpmiddel voor de behandelaar.
De kwaliteit van de toepassing van wet- en regelgeving bij de belangrijkste middelen (IB/LB, OB, Vpb en accijnzen) wordt jaarlijks gemeten door middel van de Fiscale kwaliteitsindex (FIX).Het indexcijfer steeg van 100 in 1999 naar 102 in 2000. Uit het onderzoek kwam naar voren dat blijvende aandacht voor de verslaglegging van de fiscaal-technische besluiten geboden is. Besloten is dit onderwerp in de planning- en controlcyclus op te nemen. In aanvulling op de bestuurlijke informatie en de lokaal getroffen maatregelen, vinden periodieke landelijke onderzoeken plaats naar de kwaliteit van de toepassing van wet- en regelgeving voor de overige (130) middelen (o.a. dividendbelasting, motorrijtuigenbelasting en belastingen op milieugrondslag).
Ad c. Een intensieve en effectieve strafrechtelijke fraudebestrijding
De opsporingsactiviteiten, die binnen de Belastingdienst door de FIOD/ECD worden uitgevoerd, vormen het sluitstuk van het toezicht. Tegen belastingplichtigen die de meest vergaande vorm van non-compliance – fraude – vertonen, wordt repressief opgetreden. Repressief optreden corrigeert allereerst het non-compliance gedrag, maar werkt tevens preventief ter bevordering van compliance in het algemeen.
In de fraudebestrijding worden steeds meer op een gestructureerde wijze (fraude)thema's en fraudemethodieken in beeld gebracht. Aan de hand hiervan worden door de FIOD/ECD fraudeprofielen ontwikkeld en worden risico's tijdig gesignaleerd. Deze kennis wordt weer gebruikt in de controleprogramma's.
Daarnaast is het evaluatieonderzoek Inzicht in de opsporing en vervolging van fraude gepland dat begin 2002 zal worden afgerond. Dit om het inzicht in de fiscale resultaten en bestuurlijke boeten van de afdoening van aangiften (die zijn onderzocht in opsporingsonderzoeken en niet hebben geleid tot een dagvaarding) en in de invorderingsresulaten van opgelegde belastingaanslagen in het strafrechtelijke traject te vergroten.
Kerncijfers Intensief Toezicht en Opsporing
Hieronder worden de resultaten van het primair proces intensief toezicht en opsporing toegelicht.
Tabel 5: Index toezicht en opsporing | |||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
100 | 97 | 102 | 109 | 101 | 104 | 104 | 107 |
Het onderstaande figuur geeft inzicht in de ontwikkeling van de inspanningen en effecten op het gebied van toezicht en opsporing in de periode 1995–2002. Het basisjaar (1995) heeft de indexwaarde 100.
Figuur 2: Toezicht en opsporing
Uitgesplitst naar jaar is de ontwikkeling als volgt:
Tabel 6: Kerncijfers intensief toezicht en opsporing | ||||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Aantal correcties Inkomensheffing (excl. Ambtshalve aanslagen) | 100 | 77 | 81 | 84 | 77 | 93 | 95 | 107 |
Totaal gecorrigeerd belastingbedrag (IB, VpB, LB en OB) | 100 | 90 | 93 | 110 | 111 | 145 | 146 | 146 |
Aantal bekeuringen Douane | 100 | 99 | 145 | 171 | 196 | 176 | 175 | 175 |
Aantal processen-verbaal FIOD* | 100 | 86 | 75 | 109 | 77 | 83 | 82 | 82 |
Invordering | 100 | 104 | 103 | 110 | 100 | 76 | 70 | 64 |
Aantal definitieve aanslagen Inkomensheffing | 100 | 98 | 105 | 108 | 102 | 117 | 119 | 122 |
Aantal veldtoetsingen | 100 | 84 | 79 | 75 | 73 | 68 | 68 | 68 |
Aantal fysieke en scancontroles bij invoer en uitvoer** | 100 | 108 | 105 | 106 | 71 | 76 | 90 | 99 |
Aantal administratieve controles Douane | 100 | 123 | 127 | 117 | 101 | 101 | 95 | 101 |
Aantal verwerkte renterenseignementen Inkomensheffing | 100 | 100 | 104 | 104 | 100 | 104 | 104 | 104 |
Index | 100 | 97 | 102 | 109 | 101 | 104 | 104 | 107 |
* In 2000 is het opgespoord bedrag vervangen door het aantal processen-verbaal. Dit cijfer wordt minder beïnvloed door incidentele factoren. De reeks (en de index) zijn voor de vergelijkbaarheid met terugwerkende kracht herrekend.
** Vanaf 1999 inclusief controles met de containerscanners.
Hieronder worden de majeure wijzigingen in 2002 ten opzichte van 2000 toegelicht. De totaalindex loopt op van 104 in 2000 naar 107 in 2002. Het kerncijfer invordering loopt terug. Stijgingen doen zich vooral voor bij het aantal correcties IH en bij de resultaten van de Douane.
Het kerncijfer voor de invordering vertoont een dalende lijn. Dit betekent dat een groter deel van de aanslagen later wordt geïnd. Deze ontwikkeling doet zich vooral voor bij de vennootschapsbelasting. Een belangrijke rol speelt het uitstel van betaling dat verleend wordt indien een bezwaarschrift wordt ingediend. Voor de inkomensheffing wordt er rekening mee gehouden dat – naast de groei van het aantal aangiften – ook de wijziging in de belastingwetgeving in de aanloopfase aanleiding kan geven tot een hoger aantal correcties. Verwacht wordt dat dit laatste effect na gewenning wegebt. Voor de Douane zijn in 2000 maatregelen getroffen om het toezicht te verbeteren. De effecten daarvan worden zichtbaar in de resultaten van de daaropvolgende jaren.
3.1.2.5 Operationele doelstelling 5 Massale (bedrijfs)processen
De massale processen ondersteunen de dienstverlening en de toezichts- en opsporingsfunctie van de Belastingdienst door het snel afwikkelen van gegevens- en documentstromen.
Bij massale processen gaat het vooral om snelheid (doorlooptijden), continuïteit en kostenefficiëntie. Dat betekent onder meer dat alle binnenkomende informatie op een efficiënte wijze moet worden verwerkt. Dit gebeurt door de informatie met minimale menselijke inzet digitaal beschikbaar te maken. Vervolgens wordt deze informatie toegevoegd aan de gegevenshuishouding van de Belastingdienst. Deze gegevenshuishouding moet logisch worden ingericht. De volgende processtappen in de heffing en invordering moeten immers optimaal gebruik kunnen maken van de gegevenshuishouding.
De volgende processtap na de invoering van aangiftegegevens is het geautomatiseerd toetsen van de aangiftegegevens. De renseigneringsinformatie uit de gegevenshuishouding speelt daarbij een belangrijke rol. Voor een deel van de aangiftes is het niet nodig dat er nog medewerkers naar kijken. Geautomatiseerde selectie leidt hier tot geautomatiseerde afhandeling van aangiftes. Ook het opmaken van aanslagen en verwerken van uitgaande berichten wordt tot de massale processen gerekend en gebeurt geautomatiseerd.
Grofweg worden alle processen in de organisatie waarin substantiële informatiestromen verwerkt worden, behalve daar waar fiscale kennis nodig is om het nodige te doen met de informatiestroom, tot de massale processen gerekend. Door een efficiënte verwerking en selectie van informatie in de massale processen ontstaat meer ruimte voor gericht toezicht en een goede dienstverlening. De massale processen leveren een belangrijke bijdrage aan de operationele doelstellingen dienstverlening en intensief toezicht en opsporing. In het algemeen kan gesteld worden dat de massale processen de snelheid en de doelmatigheid van het gehele primaire proces van de Belastingdienst verhogen.
De minister van Verkeer en Waterstaat heeft onderzoek laten verrichten naar de technische haalbaarheid van een versnelde invoering van kilometerheffing in 2006. Naar aanleiding van dit onderzoek wordt bezien hoe een kilometerheffing vorm gegeven kan worden en wat de rol van de Belastingdienst hierbij is. Van de invoering van het spitstarief wordt afgezien. De voorbereidingen voor het uitvoeren van het spitstarief en het betaalstrooktarief door de Belastingdienst zijn dan ook gestaakt. Voor de uitvoering van het betaalstrooktarief zal door het ministerie van Verkeer en Waterstaat een separaat systeem worden ontwikkeld.
Kerncijfers massale (bedrijfs)processen
Hieronder wordt een beeld geschetst van de prestaties van de Belastingdienst op het gebied van de (massale) bedrijfsprocessen. Het geïndexeerd kengetal voor bedrijfsprocessen daalt in 2001 ten opzichte van 2000 van 110 naar 108, met name als gevolg van een dalende volumeproductiviteit en een daling van het tempo kasstroom. In 2002 blijft het kengetal gelijk (zie figuur 4 verderop). Onderstaande tabel laat de geïndexeerde ontwikkeling zien vanaf 1995.
Tabel 7: Index bedrijfsprocessen | |||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 |
100 | 100 | 103 | 102 | 106 | 110 | 108 | 108 |
Het kengetal is opgebouwd uit vier kerncijfers, te weten de volumeproductiviteit (inclusief en exclusief mutaties1), de arbeidsproductiviteit en het tempo kasstroom. In de onderstaande figuur worden deze aspecten grafisch weergegeven. De bijbehorende tabel geeft de ontwikkeling van de aspecten vanaf 1995 weer.
De arbeidsproductiviteit geeft de relatie weer tussen het productievolume en de personele formatie van de Belastingdienst. Het productievolume omvat onder meer de voorlopige en definitieve aanslagen, naheffingsaanslagen en dwangbevelen. Door een verdergaande automatisering stijgt de arbeidsproductiviteit per medewerker.
In het aspect volumeproductiviteit wordt gemeten hoe het productievolume en de apparaatsuitgaven zich tot elkaar verhouden. De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst zijn in de afgelopen jaren harder gestegen dan het productievolume, met name door extra investeringen ten behoeve van verdere intensivering van de fraudebestrijding en een verdere verbetering van de dienstverlening aan belastingplichtigen. De resultaten van deze investeringen worden echter niet meegeteld binnen de definitie van productievolume. Hierdoor nemen de kosten per eenheid product toe, hetgeen zich vertaalt in een lagere volumeproductiviteit.
Tabel 8: Kerncijfers bedrijfsprocessen | ||||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Arbeidsproductiviteit | 100 | 102 | 108 | 108 | 116 | 124 | 124 | 127 |
Volumeproductiviteit | 100 | 96 | 94 | 89 | 92 | 91 | 90 | 87 |
Volumeproductiviteit excl. mutaties | 100 | 100 | 103 | 104 | 112 | 117 | 113 | 106 |
Tempo kasstroom | 100 | 100 | 102 | 103 | 100 | 102 | 99 | 101 |
Index | 100 | 100 | 103 | 102 | 106 | 110 | 108 | 108 |
Het productievolume omvat onder meer de voorlopige en definitieve aanslagen, naheffingsaanslagen en dwangbevelen. In de afgelopen jaren hebben een sterke stijging van het aantal (volgende) voorlopige aanslagen en de invoering van de voorlopige teruggaaf geleid tot een sterke stijging van het productievolume. Voor de jaren 2001 en 2002 wordt een stijging verwacht die meer rechtevenredig is met de groei van het aantal belastingplichtigen.
3.1.2.6 Samenvatting prestatiegegevens
Onderstaand figuur geeft het verloop weer van de verschillende kengetallen. De cijfers zijn geïndexeerd, waarbij 1995 het basisjaar is. De verwachtingen voor 2001 en 2002 zijn eveneens meegenomen in de grafiek.
Figuur 4: Strategische kengetallen
Uit de grafiek blijkt dat de strategische kengetallen ten opzichte van het basisjaar 1995 zijn gestegen. In 2001 en 2002 zullen de kengetallen dienstverlening en toezicht en opsporing verder stijgen. De stijging van het kengetal dienstverlening is vooral het gevolg van het beleid om de snelheid, bereikbaarheid en afhandeling van telefoongesprekken te verbeteren. Het kengetal toezicht en opsporing stijgt door een hoger aantal definitieve aanslagen en zodoende een hoger aantal correcties. Een tweede oorzaak van de stijging ligt in de extra investeringen in de Douane waardoor het aantal fysieke en administratieve controles toeneemt.
Investeringen in dienstverlening en toezicht komen echter niet tot uitdrukking in een hogere productie. De volumeproductiviteit (en zodoende het kengetal bedrijfsprocessen) zal daarom licht dalen. Een nadere onderbouwing van de ontwikkeling van de drie strategische kengetallen wordt in de paragrafen 3.1.2.3 t/m 3.1.2.5 gegeven.
Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek van de doelstellingen | |||||
Algemene beleidsdoelstelling Belastingen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
• Operationele doelstelling 1 | |||||
• Overzicht ramingen en realisaties belastingontvangsten | • | • | • | • | • |
• Overzicht ramingen en realisaties belastinguitgaven | • | • | • | • | • |
• Operationele doelstelling 2 | |||||
• Evaluatie Vermogensrendementsheffing | • | ||||
• Evaluatie Belastingherziening 2001 | • | ||||
• Aandelenoptieregeling | • | ||||
• Wet BTW op beleggingsgoud | • | ||||
• Operationele doelstelling 3 | |||||
• Operationele doelstelling 4 | |||||
• Audits kleine middelen | • | • | • | • | • |
• Evaluatie inzicht in de opsporing van fraude | • |
3.1.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 2 814 605 | 2 804 555 | 2 754 234 | 2 761 006 | 2 760 380 | 2 757 749 | 2 758 152 |
Uitgaven | 2 750 418 | 2 804 330 | 2 754 166 | 2 760 938 | 2 760 311 | 2 757 680 | 2 758 084 |
Programma-uitgaven | 463 518 | 427 572 | 431 228 | 430 320 | 431 548 | 432 909 | 432 909 |
doelst. 4 Intensief en effectief toezicht en opsporing | |||||||
Programma | 45 601 | 44 128 | 47 784 | 46 876 | 48 104 | 49 465 | 49 465 |
doelst. 5 Optimalisatie bedrijfsprocessen | |||||||
Heffing- en invorderingsrente | 271 179 | 383 444 | 383 444 | 383 444 | 383 444 | 383 444 | 383 444 |
Overige programma uitgaven | 146 738 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 2 286 900 | 2 376 757 | 2 322 938 | 2 330 618 | 2 328 763 | 2 324 771 | 2 325 175 |
Ontvangsten | 79 340 844 | 85 754 939 | 95 329 110 | 97 793 967 | 100 748 822 | 104 749 822 | 108 196 822 |
Programma-ontvangsten | 79 297 466 | 85 711 408 | 95 305 129 | 97 775 401 | 100 730 139 | 104 731 390 | 108 178 401 |
Algemene doelstelling | |||||||
Belastingontvangsten | 78 444 144 | 84 749 000 | 94 519 000 | 96 989 000 | 99 944 000 | 103 945 000 | 107 392 000 |
doelst. 4 Intensief en effectief toezicht en opsporing | |||||||
Programma | 363 583 | 372 327 | 196 215 | 196 487 | 196 487 | 196 487 | 196 487 |
doelst. 5 Optimalisatie bedrijfsprocessen | |||||||
Heffing- en invorderingsrente | 433 985 | 589 914 | 589 914 | 589 914 | 589 914 | 589 914 | 589 914 |
Overige programma ontvangsten | 55 754 | 167 | |||||
Apparaatsontvangsten | 43 378 | 43 531 | 23 981 | 18 566 | 18 421 | 18 421 | 18 421 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
De programma-uitgaven onder doelstelling 4 omvatten vooral waarderingskosten op grond van de Wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) en daarnaast vergoeding proceskosten en garantie procesrisico's.
De WOZ geeft algemene regels voor de waardering van onroerende zaken ten behoeve van verschillende belastingen. De kosten van de waardering van het onroerende goed door de gemeenten worden deels gedragen door de gemeenten zelf en deels door de waterschappen en de Belastingdienst. Voor 2002 is het aandeel van de Belastingdienst eenmalig verhoogd naar 44%. Vanaf 2003 wordt het aandeel van de Belastingdienst in de uitvoeringskosten van de wet WOZ structureel verhoogd naar 40% (was 30%). Uitgaande van 8 miljoen objecten en rekening houdend met een normbedrag van EUR 13 per object zal de bijdrage van de Belastingdienst aan de gemeenten in 2003 EUR 42 mln bedragen. In de periode daarna zal de bijdrage van de Belastingdienst licht toenemen door een stijgend normbedrag per object.
De uitgaven voor heffing- en invorderingsrente betreffen de rentebetalingen aan belastingplichtigen bij belastingteruggaven of -vermindering.
De apparaatsuitgaven van de Belastingdienst blijven de komende jaren op een vrijwel gelijk niveau. Binnen het artikel zullen de nodige mutaties plaatsvinden. Het beleid van de Belastingdienst is gericht op het versterken van de rechtshandhaving, het verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening en het vergroten van de doelmatigheid. De intensiveringen op deze terreinen leiden tot aanvullende innovatieve investeringen. Daarnaast gaat de Belastingdienst zijn dienstverlening verbeteren (zie paragraaf 3.1.2.3).
De overige programma-uitgaven en -ontvangsten in 2000 houden verband met de integratie van de Dienst Omroepbijdragen binnen de Belastingdienst.
De belastingontvangsten in de tabel budgettaire gevolgen zijn netto-ontvangsten, na aftrek van invoerrechten en afdracht van omzetbelasting aan de EU, die niet op IX-B worden verantwoord, en na aftrek van de ontvangsten die ten behoeve van het gemeentefonds en provinciefonds worden afgezonderd op basis van de Financiële-verhoudingswet (Fvw). De belastingontvangsten in de tabellen 1 en 2 van deze verdiepingsbijlage zijn na aftrek van invoerrechten, maar vóór aftrek van de afdracht van omzetbelasting aan de EU en vóór de afzondering ten behoeve van het gemeente- en provinciefonds.
In onderstaande tabel wordt dit toegelicht.
Opbouw belastingontvangsten (x 1 mln EURO) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Belastingontvangsten IXB | 78 444 | 84 749 | 94 519 | 96 989 | 99 944 | 103 945 | 107 392 |
Invoerrechten | 1 691 | 1 768 | 1 821 | 1 875 | 1 923 | 1 970 | 2 018 |
Aandeel EU in de omzetbelasting | 1 961 | 2 190 | 1 289 | 1 358 | 856 | 881 | 903 |
Gemeente- en Provinciefonds | 12 483 | 13 107 | 13 296 | 13 422 | 13 429 | 13 491 | 13 486 |
Miljoenennota 2002 | 94 575 | 101 815 | 110 925 | 113 644 | 116 151 | 120 287 | 123 799 |
De nadere toelichting op de belastingontvangsten staat inclusief de uitsplitsing naar de diverse belastingmiddelen in de verdiepingsbijlage.
De programma-ontvangsten onder doelstelling 4 betreffen opbrengsten uit administratieve boeten en schikkingen en doorberekende kosten vervolging. Met ingang van 2002 is de EU-bijdrage in de inningskosten douane naar de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken overgeheveld.
De ontvangen heffing- en invorderingsrente betreffen de aan de belastingplichtigen in rekening gebrachte rente bij betaling na afloop van de betalingstermijn en bij aanslagen die worden opgelegd na afloop van het jaar waarop de aanslag betrekking heeft.
De apparaatsontvangsten hebben betrekking op uitkeringen ingevolge de AAW, ouderbijdragen, kinderopvang, subsidies en diverse andere aan de bedrijfsvoering gerelateerde ontvangsten. De raming in 2002 is lager dan voorgaande jaren, omdat naar verwachting de kosten voor ziekteverzuim met ingang van 2002 geheel voor rekening van de werkgever komen.
Mede als gevolg van de invoering van het Belastingplan 2001 zal het aantal belastingplichtigen in de komende jaren toenemen. In onderstaande tabel is deze groei te zien.
Tabel 9 Geïndexeerde ontwikkeling aantal belastingplichtigen | ||||||||
1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Belastingplichtigen | 100 | 107 | 112 | 114 | 114 | 119 | 122 | 125 |
w.v. Particulieren | 100 | 107 | 112 | 112 | 111 | 116 | 119 | 122 |
w.v. Ondernemingen | 100 | 106 | 111 | 115 | 120 | 124 | 127 | 129 |
3.2.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het bijdragen aan condities voor goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten.
De dynamiek in de financiële sector vergt een alerte houding van de overheid. Primaire drijfveer van het overheidsbeleid is het bevorderen van goed functionerende en internationaal concurrerende financiële markten en van het vertrouwen in het financiële stelsel. Kernelementen zijn het bevorderen van de stabiliteit van het financiële stelsel en van financiële instellingen, goede werking van effectenmarkten, marktwerking, goed gedrag van financiële marktpartijen ten opzichte van de consument, een adequate muntcirculatie, een soepel betalingsverkeer en integriteit van het financiële systeem.
Verantwoordelijkheid | Systeemverantwoordelijkheid voor wat betreft het bijdragen aan de condities van financiële markten zoals genoemd bij de operationele doelstellingen die verband houden met het toezicht op de financiële sector en integriteit. Resultaatverantwoordelijkheid voor de operationele doelstellingen die verband houden met het muntwezen en de invoering van de euro, rekening houdend met de daarbij genoemde voorwaarden. |
---|---|
VBTB Groeiparagraaf | In 2002 gegevens ontwikkelen opdat de prestatiemeting (door middel van het formuleren van streefwaarden) en eventueel de prestatiegegevens in de komende jaren kunnen worden verbeterd. In de toelichting op de beleidsdoelstellingen zoveel mogelijk streefwaarden, tijdshorizon en concrete resultaten opnemen, rekening houdend met de genoemde voorwaarden. |
Wettelijke grondslag | Wet toezicht kredietwezen, Wet toezicht verzekeringsbedrijf, Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf, Wet toezicht effectenverkeer, Wet toezicht beleggingsinstellingen, Wet inzake de Wisselkantoren, Wet melding zeggenschap, Wet giraal effectenverkeer, Wet Consumentenkrediet, Muntwet, Wet identificatie bij financiële dienstverlening, Wet melding ongebruikelijke transacties, Wet assurantiebemiddelingsbedrijf, Wet aansprakelijksverzekering motorrijtuigen, Bankwet, Wet aansprakelijkheid kernongevallen, Wet financiering decentrale overheden. |
3.2.2 Operationele doelstellingen
3.2.2.1 Operationele doelstelling 1 Vormgeving toezicht op de financiële sector
Het creëren van een slagvaardige en effectieve institutionele vormgeving van het toezicht op de financiële markten.
De dynamische financiële markt en het beleidsuitgangspunt tot het voorkomen van overlap en lacunes in het toezicht alsmede toezichtsarbitrage stellen een continue aandacht voor een slagvaardig en effectief toezichtsmodel voor de financiële markt centraal. Relevante beoordelingscriteria voor het functioneren van het toezichtmodel zijn: slagkracht, effectiviteit en de invloed van het toezicht op het gelijke speelveld en de concurrentiekracht van de financiële sector.
De toegenomen vervlechting van financiële instellingen en hun producten en diensten hebben het noodzakelijk gemaakt de institutionele vormgeving van het toezicht aan te passen. Op 7 juli 1999 is de Raad van Financiële Toezichthouders (RFT) ingesteld. De RFT houdt zich bezig met toezichtsaspecten op niet-sectorspecifiek terrein. Het daarbij voorkomen van lacunes en overlap vormt een centraal staand belang. In 2002 zal het functioneren en het werk van de RFT worden geëvalueerd mede aan de hand van de bovengenoemde beoordelingscriteria voor het functioneren van het toezichtmodel.
De belangrijkste activiteiten voor 2002 zijn onderstaand weergegeven:
• Verwerken van de kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen (ZBO) in de institutionele vormgeving van het toezicht, inclusief de evaluatie van de financiële ZBO's.
• Implementatie van het wetsvoorstel tot introductie van een niet-sectorspecifieke toezichtsdimensie in de financiële toezichtswetgeving.
• De evaluatie van het functioneren en van de werkwijze van de RFT.
De jaarlijkse monitoring van de beleidsdoelstelling zal plaatsvinden door middel van regulier overleg met de financiële toezichthouders en het Jaarverslag van de RFT. De evaluatie van de beleidsdoelstelling zal worden gekoppeld aan de evaluatie van de RFT in 2002.
3.2.2.2 Operationele doelstelling 2 Goed functionerende markt voor financiële diensten
Het realiseren van randvoorwaarden voor een goed functionerende markt voor financiële diensten en het bevorderen van een goede positie van de consument door middel van het stellen van eisen aan het gedrag van financiële instellingen en andere marktpartijen.
De focus is de relatie tussen financiële marktpartijen onderling en de relatie van deze partijen met de consument. Belangrijk uitgangspunt is dat marktpartijen daarbij echter ook een eigen verantwoordelijkheid hebben. Via publieke en private instrumenten wordt het functioneren van de financiële markt bevorderd, ook op het raakvlak van de collectieve sector met de financiële markten. Onderstaand volgen enkele belangrijke aandachtsgebieden.
Markttransparantie en marktwerking
• Met het oog op het bevorderen van een efficiënt en veilig betalingsverkeer in Nederland worden op meerdere terreinen beleidsimpulsen gegeven. Het gaat daarbij onder meer om de verwerkingsduur van overboekingen en de transparantie van kosten van overboekingen, de toegang tot betaalrekeningen, de efficiëntie en de marktwerking op de betaalmarkt, de mobiliteit van consumenten en het grensoverschrijdend betalingsverkeer. Deze beleidsimpulsen zijn in de Tweede Kamernota Betalingsverkeer (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 863, nr. 1) verwoord en zullen in belangrijke mate reeds in 2002 leiden tot een efficiënter en sneller betalingsverkeer. De betrokkenheid van de overheid verschilt daarbij per maatregel. Dit kan in aflopende mate van betrokkenheid een leidende, stimulerende of faciliterende rol zijn. Tegen deze achtergrond is verder een opdracht verstrekt aan De Nederlandsche Bank om een onderzoek te doen naar de tariefstructuren en de infrastructuur in het betalingsverkeer.
• Het bevorderen van een goede positie van de consument op de financiële markten door onder andere verbetering van de informatieverstrekking aan cliënten over financiële producten voortvloeiend uit de nota «Informatieverstrekking aan de consument van financiële diensten» en vergroting van de zichtbaarheid van de toezichthouders. Het gaat hierbij onder meer om het vormgeven van het kernpuntendocument, waarmee de consument van een (complex) financiële product over de belangrijkste kenmerken van dat product wordt geïnformeerd. Belangrijk speerpunt daarbij is ook de bewustwording en ontwikkeling van de consument en bekendheid met de relevante financiële instituties.
Bemiddeling in financiële diensten
• Het sectoroverstijgend en distributieconsistent vormgeven van een kader voor bemiddeling in financiële diensten. Onder andere aan de hand van de reacties op de consultatienota «Bemiddeling in financiële diensten» zullen rond de jaarwisseling aan de Tweede Kamer concrete beleidsvoornemens worden voorgelegd. Hierbij zal tevens een wisselwerking plaats vinden met de in Brussel lopende onderhandelingen over een richtlijn assurantietussenpersonen.
• Op basis van de uitkomsten van het onderzoek naar marktwerking en concurrentie in het assurantietussenpersonenkanaal en naar de effecten van de afschaffing van het begunstigingsverbod op de gehele verzekeringsmarkt wordt bezien of het inwerkingtredingsbesluit van wetsvoorstel Wet assurantiebemiddelingsbedrijf (Wabb II), voor zo ver het de beloningsregels betreft, per voorhangprocedure aan de Tweede Kamer zal worden voorgelegd ten behoeve van invoering per 1 januari 2002.
• Voortvloeiend uit het rapport «Opvangregeling Schadeverzekeringen» van het Verbond van Verzekeraars en de Pensioen- en Verzekeringskamer worden de mogelijkheden van vangnetconstructies als garantieregelingen voor schadeverzekeringen uitgewerkt.
• Verbeteren van de informatieverstrekking aan de consument en aanscherpen van het toezicht, door stroomlijning van de Wet consumentenkrediet (Wck) met de overige financiële regelgeving. Hiertoe is de Wck overgeheveld van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Financiën en is de uitvoering van het toezicht aan De Nederlandsche Bank gedelegeerd.
De jaarlijkse monitoring zal plaatsvinden op basis van de prestatie-indicatoren (zie tabel met prestatie-indicatoren) en rapportages van de klachteninstituten voor financiële diensten. De evaluatie van de hele beleidsdoelstelling zal zich richten op markttransparantie en de bewustwording van de consument. Daartoe wordt deze evaluatie gekoppeld aan de evaluatie van het kernpuntendocument in 2003.
3.2.3.3 Operationele doelstelling 3 Bevorderen goede werking van effectenmarkten
Het bevorderen van een goede werking van effectenmarkten waarbij de kernelementen zijn toezicht op de infrastructuur, regels omtrent transparantie en gedrag van marktpartijen, en adequate zeggenschapsstructuren binnen (beursgenoteerde) vennootschappen.
Het doel is het vanuit effectentypische invalshoek bevorderen van de transparante en integere werking van effectenmarkten, en het versterken van de positie van de beleggers vis-à-vis uitgevende instellingen, andere beleggers en de bewaarders van effecten. Een belangrijk oogmerk is om beleggers in staat te stellen – vanuit hun eigen verantwoordelijkheid – geïnformeerd beleggingsbeslissingen te nemen. Het doel wordt mede bereikt door het bevorderen van adequate zeggenschapsstructuren binnen vennootschappen, in het bijzonder vanuit de optiek van de werking van effectenmarkten («corporate governance»). Onderstaand zijn enkele belangrijke onderwerpen weergegeven.
• In het kader van het EU Actieplan Financiële Diensten zijn nieuwe richtlijnen voorzien met betrekking tot onder meer het prospectus, voorwetenschap/koersmanipulatie en toezicht op effecteninstellingen en effectenbeurzen. Vanwege het toenemend belang van de grensoverschrijdende dimensie en de nu nog relatief geringe harmonisatie, zullen deze richtlijnen belangrijke impulsen geven aan het Nederlandse effectenrecht en toezicht. In 2002 zal het zwaartepunt van de onderhandelingen in Brussel liggen, met als complement het parallel voorbereiden van aanpassingen in wet-regelgeving.
• Met betrekking tot Euronext zal in 2002 de focus zich gaan richten op het inventariseren en met de betrokken landen bespreken van verschillen in wet- en regelgeving. Het oogmerk daarbij is de integratie binnen Euronext en de samenwerking tussen toezichthoudende autoriteiten verder te faciliteren.
• De versterking en modernisering van de wet- en regelgeving ten behoeve van het effectenverkeer zal in 2002 onder meer gestalte krijgen door:
• De Wet openbare bieding op effecten krijgt in 2002 een vervolg met een tweede fase. Rond de jaarwisseling is een consultatiedocument voorzien waarin onder meer de volgende aspecten aan bod zullen komen: reikwijdte, inhoud biedingsbericht, verplicht bod en billijke prijs, relatie tot voorwetenschap.
• De Wet giraal effectenverkeer zal zoals eerder aangekondigd (Kamerstukken II, 27 164) integraal worden herzien. Focus ligt daarbij op het inspelen op het toenemende grensoverschrijdende effectenverkeer als ook op het faciliteren van proxy voting en sollicitation.
• De Wet melding zeggenschap in beursgenoteerde vennootschappen zal ook integraal worden herzien, teneinde een volledig geautomatiseerd informatie- en meldingssysteem mogelijk te maken dat administratieve lasten verlicht en de informatiewaarde verhoogt.
• Op basis van de bevindingen uit de consultatie «Introductie toezicht op verslaggeving van beursgenoteerde ondernemingen» zal dit najaar een kabinetsstandpunt worden geformuleerd. In de eerste helft van 2002 kan vervolgens een wetsvoorstel tegemoet worden gezien; streven is om het te introduceren toezicht nog op de verslaggeving over het boekjaar 2002 van toepassing te laten zijn.
• In de sfeer van «corporate governance» lopen thans diverse wetgevingstrajecten om de transparantie en de zeggenschap van aandeelhouders te vergroten. De meeste trajecten zullen in de loop van 2002 de volle aandacht vergen, zodat zij tijdig hun beslag kunnen krijgen. In 2002 zullen verder samenhangende initiatieven worden ontplooid met het oog op een adequaat werkend systeem van proxy voting en sollicitation, mede voortbouwend op de rapportage door de Werkgroep effecten aan toonder.
De jaarlijkse monitoring van de beleidsdoelstelling zal plaatsvinden aan de hand van de mate waarin de beoogde versterking, modernisering en toepassing van het wettelijk kader wordt gerealiseerd. Specifiek aandachtspunt vormt de tijdige implementatie van EU-richtlijnen met het oog op de totstandkoming van de geïntegreerde Europese effectenmarkt én de positie van Nederlandse instellingen daarop. De monitoring/evaluatie van ontwikkelingen in corporate governance zal geschieden op voet van de methodiek van het rapport «Monitoring Corporate Governance in Nederland» uit 1998.
3.2.2.4 Operationele doelstelling 4 Bevorderen van een stabiel financieel stelsel
Het bevorderen van een stabiel financieel stelsel door de soliditeit en continuïteit van afzonderlijke instellingen te bevorderen, primair gericht op de interne bedrijfsvoering en de solvabiliteit van financiële instellingen.
Randvoorwaarden zijn effectiviteit en (kosten-)efficiëntie. Vanuit deze optiek worden beleid en regelgeving ten aanzien van het bedrijfseconomische toezicht op financiële instellingen geformuleerd, binnen Nederland en internationaal. Voorts wordt bijgedragen aan een solide kader voor de financiële bedrijfsvoering in de (semi-) publieke sector. Onderstaand zijn de belangrijkste onderwerpen voor het komende jaar weergegeven.
• In de nota Toezicht op financiële conglomeraten is aangegeven dat een op risico gebaseerd toezicht effectiever is dan een per sector verschillend toezicht. De huidige implementatie van toezichtsinstrumenten is echter nog per sector verschillend, waardoor financiële stabiliteit en marktwerking nadelig beïnvloed kunnen worden. Doelstelling is om het komende jaar de omslag naar een risico-georiënteerd toezicht gestalte te geven.
• Het komende jaar zal in Brussel worden onderhandeld over EU-richtlijnen voor nieuwe solvabiliteitseisen voor het bank- (uitwerking van de zogenaamde Bazel II kapitaalseisen) en verzekeringswezen (Solvency II).
• Implementatie van beleidsvoornemens en aanpassing van de wetgeving inzake het aanvullend groepstoezicht op financiële conglomeraten voortvloeiend uit de nota Toezicht op financiële conglomeraten. Voorts worden in Brussel de onderhandelingen voor een EU-richtlijn inzake toezicht op financiële conglomeraten komend jaar voortgezet.
• Implementatie van de aanbevelingen van de deskundigengroep Traas door aanpassing van wet- en regelgeving. De deskundigengroep Traas heeft onderzocht hoe de vergelijkbaarheid van de verslaggeving van verzekeraars kan worden verbeterd ten behoeve van het toezicht en de financiële markten.
• Ontwikkelen van een beleidslijn ten aanzien van het bedrijfseconomische toezicht in Europa.
• Implementatie van de EU-richtlijn inzake een toezichtskader voor de uitgifte van elektronisch geld.
Systeemstabiliteit en noodmaatregelen
• Wettelijke inkadering van het toezicht op betaal- en afwikkelsystemen met het oog op explicitering van de taken en bevoegdheden van De Nederlandsche Bank en de Stichting toezicht effectenverkeer.
• Aanscherpen van een beleidskader voor het voorkomen en beheersen van financiële crises.
• Implementatie van de EU-richtlijnen inzake liquidatie en sanering van kredietinstellingen en van verzekeraars in respectievelijk de Wet toezicht kredietwezen en de Wet toezicht verzekeringsbedrijf.
Jaarlijks wordt de operationele doelstelling gemonitord aan de hand van de mate van realisatie van de omslag naar risico-georiënteerd toezicht voortvloeiend uit Nota toezicht op financiële conglomeraten. De evaluatie van de doelstelling zal als volgt plaatsvinden. Eind 2001 zal een nulmeting worden gehouden en in 2004/2005 zal een nieuwe meting plaatsvinden. Onderstaand de kernvragen bij deze metingen.
• Wordt voor verschillende bedrijfsonderdelen van een financieel conglomeraat naar gelijksoortige risico's gekeken? Hoe worden deze gemeten en hoe zwaar worden deze gewogen?
• Worden risicomodellen gebruikt voor de berekening van het benodigde kapitaal?
3.2.2.5 Operationele doelstelling 5 Integriteit
Het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel door het stellen van randvoorwaarden voor onder meer anti-witwasweten regelgeving en voor het toezicht op de financiële sector.
Bij het bevorderen van de integriteit van het financiële stelsel ligt de nadruk met name op het tegengaan van witwaspraktijken (ook in internationaal verband), fraude (in samenwerking met de Fiscale Inlichtingen en Opsporingsdienst en het ministerie van Justitie) en het ontwikkelen van gedragscodes voor bestuurders en werknemers.
Naast de lopende activiteiten zoals de begeleidingscommissie Melding ongebruikelijke transacties (BC MOT) en de Wet identificatie bij financiële dienstverlening (Wif) zijn de belangrijkste activiteiten voor 2002:
• Afronding van de Wet op de geldtransactiekantoren met het doel om met name money transfer kantoren onder de reikwijdte van het toezicht te brengen.
• Versterking van de handhavingsketen toezicht – opsporing – vervolging; vervolganalyse mede naar aanleiding van de voornemens uit de Nota Integriteit van de financiële sector.
• Implementatie van de EU-richtlijn witwassen met uitbreiding van de meldingsplicht voor onder meer advocaten en notarissen.
• Voorbereidingen treffen voor de Financial Action Task Force on money laundering (FATF) – mutual evaluation in 2002, waarbij de FATF-landen de Nederlandse anti-witwaswetgeving, het anti-witwasbeleid en de uitvoering van beide zullen toetsen aan de 40 aanbevelingen die in gezamenlijk FATF verband zijn opgesteld. Nederland bevordert daarnaast actief dat deze ook in de rest van de wereld worden geïmplementeerd.
Aan de hand van de mate van realisatie van versterking van de handhavingsketen toezicht-opsporing-vervolging zal deze doelstelling jaarlijks worden gemonitord. In 2002 zal hiervoor als input de FATF-evaluatie kunnen worden gebruikt. In 2003 zal door middel van de evaluatie Boetes en dwangsommen de doelstelling gedeeltelijk worden geëvalueerd.
3.2.2.6 Operationele doelstelling 6 Muntwezen
Het zorgdragen voor een goed functionerend chartaal betalingsverkeer via een ongestoorde muntvoorziening van voldoende munten met als randvoorwaarde kostenefficiëntie.
Op grond van de Muntwet 2002 worden uitsluitend in opdracht van de Staat munten vervaardigd en uitgegeven. Op grond van een muntcontract worden de munten door De Koninklijke Nederlandse Munt N.V. (KNM) vervaardigd. De Nederlandsche Bank N.V. (DNB) verzorgt de distributie van de munten.
Met ingang van 1 januari 2002 zullen euromunten in omloop worden gebracht in de aan de EMU-deelnemende landen. Afgezien van de goedkeuring van de hoeveelheid uit te geven munten door de Europese Centrale Bank en overige harmonisatieregels waartoe de Raad op grond van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschappen kan besluiten, zijn de overige nationale bevoegdheden omtrent de uitgifte van munten in de Muntwet 1987 geregeld. Per 1 januari 2002 treedt de Muntwet 2002 in werking onder partiële intrekking van de Muntwet 1987.
Een afgeleide taak van het uitgeven van munten betreft de analyse van vermoedelijk valse munten. In dit verband is relevant dat het ministerie van Financiën deze analysetaak heeft neergelegd bij het in 2001 op te richten Nationaal Analysecentrum voor Valse Munten (NAVM), dat zal worden gehuisvest bij KNM.
De onderwerpen voor het komende jaar zijn:
• Monitoring van de muntproductie door middel van controle op de naleving door KNM van het huidige muntcontract (de looptijd van het huidige muntcontract is tot 1 januari 2003).
• Het opstellen en afsluiten van een nieuw muntcontract ten behoeve van de levering van euromunten in de periode 2003 en verder.
• Het opstellen van een nieuw memorandum tussen DNB en Financiën voor de distributiesystematiek van euromunten, waarbij wordt gestreefd naar grotere marktwerking voor muntverwerkers en muntdistributeurs.
• Het faciliteren van een inwisselpunt voor bijzondere euromunten afkomstig uit andere eurolanden.
• Het ontwaarden c.q. buiten roulatie brengen/houden van de huidige guldenmunten op een veilige wijze en tegen zo laag mogelijke kosten.
Jaarlijks zal de doelstelling worden gemonitord aan de hand van drie prestatie-indicatoren:
a. Muntvoorziening ten opzichte van de marktvraag;
b. Werkelijke ten opzichte van de geplande productie;
c. Kosten van de muntvoorziening. Voorts is eind 2004/begin 2005 een evaluatie van de hele beleidsdoelstelling gepland.
Productie euromunten 1999–2002 (aantallen x 1000) | ||||
1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
2 euro | 9 900 | 24 500 | 125 600 | 45 000 |
1 euro | 63 500 | 62 900 | 63 600 | 45 000 |
50 eurocent | 99 600 | 87 000 | 93 400 | 80 000 |
20 eurocent | 86 500 | 67 500 | 96 000 | 70 000 |
10 eurocent | 149 700 | 156 700 | 193 600 | 40 000 |
5 eurocent | 213 100 | 184 100 | 202 800 | 50 000 |
2 eurocent | 109 000 | 122000 | 169 000 | 40 000 |
1 eurocent | 47 800 | 276 800 | 175 400 | 50 000 |
Totaal | 779 100 | 981 500 | 1 119 400 | 420 000 |
Voorraden euromunten Muntdepot 1999–2001 (jaarultimo; aantallen x 1000) | |||
1999 | 2000 | 2001 | |
2 euro | 9 900 | 34 400 | 160 000 |
1 euro | 63 500 | 126 400 | 190 000 |
50 eurocent | 99 600 | 186 600 | 280 000 |
20 eurocent | 86 500 | 154 000 | 250 000 |
10 eurocent | 149 700 | 306 400 | 500 000 |
5 eurocent | 213 100 | 397 200 | 600 000 |
2 eurocent | 109 000 | 231 000 | 400 000 |
1 eurocent | 47 800 | 324 600 | 500 000 |
Totaal | 779 100 | 1 760 600 | 2 880 000 |
3.2.2.7 Operationele doelstelling 7 Invoering van de euro
Het bevorderen van een soepele overgang van de Nederlandse samenleving op de euro, met als randvoorwaarden tijdigheid en zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. Gestreefd wordt om de omschakeling begin 2002 binnen twee weken goeddeels te laten plaatsvinden.
Deze doelstelling valt uiteen in een aantal subdoelstellingen:
• Het verzorgen van coördinatie en afstemming tussen de verschillende maatschappelijke geledingen. Het beoogde resultaat is de tijdige en adequate voorbereiding van de maatschappij op de euro, zodat de invoering soepel verloopt. Tijdig betekent in ieder geval dat de voorbereidingen vóór 1-1-2002 zijn afgerond. Adequaat houdt in dat de maatschappelijke kosten zo gering mogelijk zijn, dat wil zeggen dat het publiek zo min mogelijk hinder ondervindt van de omschakeling.
• Het afstemmen van de wijze waarop (mede-)overheden op de euro omschakelen alsmede het bewaken van de voortgang van het omschakelingsproces bij (mede-)overheden. Het beoogde resultaat is de tijdige omschakeling van overheden tegen zo laag mogelijke kosten.
• De uitwerking en uitvoering van een scenario voor een adequate distributie van euromunten en -biljetten naar bedrijfsleven en publiek, alsmede voor het uit roulatie nemen van guldenmunten en -biljetten. Het beoogde resultaat is een geordende overgang van het chartale verkeer tegen zo laag mogelijke kosten, met een evenwichtige spreiding van de lasten van de omschakeling tussen banken, detailhandel en consument. Guldens dienen zoveel mogelijk vóór 1-1-2002 te worden afgestort bij de banken (of anders na 28-1-2002) en banken en toonbankinstellingen dienen te worden voorzien van voldoende euromunten- en biljetten. Dit moet er toe leiden dat in de winkels vanaf 1-1-2002 zo snel mogelijk met euro's wordt betaald en alleen euro's als wisselgeld worden gegeven. De bedoeling is dat als gevolg hiervan de feitelijke omschakeling één à twee weken duurt.
• Alle Nederlandse ingezetenen van zes jaar en ouder zullen aan het einde van 2001 op vertoon van een eerder opgestuurde afhaalcoupon een gratis eurokit kunnen afhalen met daarin van alle euromunten een exemplaar. Doelstelling van de eurokit is om het publiek te laten wennen aan de euromunten en de aandacht te vestigen op de bij de eurokit meegeleverde schriftelijke informatie over de euro.
Na de invoering van de euro op 1-1-2002 zal een evaluatie plaatsvinden, mede op basis van de in onderstaande tabel genoemde prestatie-indicatoren.
Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek van de doelstellingen | ||||||
Algemene beleidsdoelstelling FM | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2010 |
Operationele doelstelling 1 | ||||||
• Evaluatie RFT | • | |||||
• Mate van realisatie versterking slagkracht en efficiëntie in de institutionele vormgeving toezicht | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 2 | ||||||
• Evaluatie Kernpuntendocument | • | |||||
• Mate van realisatie verbetering transparantie financiële dienstverlening | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 3 | ||||||
• Evaluatie Corporate Governance | • | |||||
• Mate van realisatie versterking, modernisering en toepassing van het wettelijk kader. | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 4 | ||||||
• Evaluatie | • | |||||
• Mate van realisatie van omslag naar risicogeoriënteerd toezicht voortvloeiend uit Nota toezicht op financiële conglomeraten | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 5 | ||||||
• Evaluatie Boetes en dwangsommen | • | |||||
• Mate van realisatie van versterking handhavingsketen toezicht-opsporing-vervolging | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 6 | ||||||
• Evaluatie | • | |||||
• Muntvoorziening tov de marktvraag | • | • | • | • | • | • |
• Werkelijke tov geplande productie | • | • | • | • | • | • |
• Kosten van de muntvoorziening | • | • | • | • | • | • |
Operationele doelstelling 7 | ||||||
• Beoogd tijdpad eurovoorbereiding overheid en bedrijfsleven tov werkelijk tijdpad | • | |||||
• Continuïteit van maatschappelijke processen tijdens omwisselperiode | • | |||||
• Snelheid en efficiëntie waarmee chartale economie overschakelt op de euro | • | |||||
• Invoering euro zonder additionele incidenten op veiligheidsgebied | • | |||||
• Tijdige girale omschakeling zonder verstoring van het betalings- en economische verkeer | • | |||||
• Mate waarin het publiek kennis neemt van voorlichting NFE en kennis heeft over de euro | • |
Elke operationele doelstelling zal jaarlijks aan de hand van de bovengenoemde prestatie-indicatoren worden gemonitord en zal in principe elke vijf jaar worden geëvalueerd.
3.2.3. Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 142 460 | 88 558 | 66 838 | 19 670 | 15 300 | 15 300 | 15 300 |
Uitgaven | 67 795 | 168 196 | 109 040 | 19 670 | 15 300 | 15 300 | 15 300 |
Programma-uitgaven | 63 677 | 163 148 | 104 472 | 15 532 | 11 161 | 11 161 | 11 161 |
doelst. 6 Zorgdragen chartaal betalingsverkeer | |||||||
Muntcirculatie | 45 325 | 51 126 | 27 744 | 15 500 | 11 129 | 11 129 | 11 129 |
doelst. 7 Bevorderen soepele overgang euro | 67 795 | 168 196 | 109 040 | 19 670 | 15 300 | 15 300 | |
Voorlichting Euro | 18 332 | 37 117 | 32 890 | ||||
Publiekssets Euromunten | 52 185 | 43 805 | |||||
doelst. 5 Bevorderen van de integriteit | |||||||
Caribbean Financial Action Taskforce | 20 | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 | 32 |
Overige programma-uitgaven | 22 689 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 4 118 | 5 048 | 4 568 | 4 138 | 4 138 | 4 139 | 4 139 |
Ontvangsten | 489 483 | 1 422 092 | 1 048 631 | 751 178 | 833 085 | 861 673 | 866 211 |
Programma-ontvangsten | 489 483 | 1 422 092 | 1 048 631 | 751 178 | 833 085 | 861 673 | 866 211 |
doelst. 4 Bevorderen stabiel financieel stelsel | |||||||
Winstuitkering DNB | 450 595 | 1 399 004 | 1 002 854 | 701 998 | 812 267 | 840 855 | 845 393 |
doelst. 6 Zorgdragen chartaal betalingsverkeer | |||||||
Ontvangsten muntwezen | 5 629 | 2 753 | 25 442 | 28 845 | 484 | 484 | 484 |
Toename munten in circulatie | 32 935 | 20 012 | 20 012 | 20 012 | 20 012 | 20 012 | 20 012 |
Budgetten met meer dan 1 doelstelling | |||||||
Overige programma-ontvangsten | 324 | 323 | 323 | 323 | 323 | 323 | 323 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
Het productieprogramma voor euromunten tot 2002 is gebaseerd op een scenario dat er in totaal 3,3 miljard euromunten voor de gulden/euro-conversie nodig zijn, waarvan 2,88 miljard euromunten op E-day. In 2002 zullen derhalve nog 420 miljoen euromunten worden gemaakt. Het totaal van 3,3 miljard munten zal naar verwachting voldoende zijn om de transactiekassen en de oppotkassen van het publiek te converteren van gulden naar euro. Na 2003 zal de productie van euromunten naar verwachting teruggaan naar een normaal niveau van uitbreidings- en vervangingsvraag.
De overheid draagt samen met een groot aantal maatschappelijke organisaties in het Nationaal Forum voor de introductie van de euro (NFE) zorg voor de invoering van de euro. Het NFE staat onder voorzitterschap van het ministerie van Financiën. De coördinatie van de eurovoorlichting binnen de overheid vindt plaats in de Voorlichtingsraad.
Uitgangspunt van de voorlichting is dat de overgang van de gulden naar de euro in Nederland zo soepel mogelijk verloopt. Dat houdt in dat iedereen tijdig geïnformeerd is over de komst van de euro. Daarbij is de afspraak gemaakt dat het NFE de overkoepelende en algemene voorlichting over de invoering van de euro aan het grote publiek en aan de intermediairen verzorgt en dat verder iedere organisatie zelf verantwoordelijk is voor de voorlichting naar de eigen achterban. Organisaties kunnen aansluiten bij de voorlichting van het NFE. Het NFE heeft ook nog een aantal doelgroepen aangewezen waarvoor een extra voorlichtingsinspanning gewenst is. Dit zijn ondernemers, mensen met een handicap, allochtone bevolkingsgroepen, onderwijs, ouderen, mede-overheden en dak-en thuislozen. Voor deze doelgroepen worden door het NFE aanvullende voorlichtingsactiviteiten verzorgd.
Het laatste kwartaal van 2001 en het eerste kwartaal van 2002 zal de meest intensieve periode van de eurocampagne worden. Onderwerpen in deze periode zullen zijn: de echtheidskenmerken van de euromunten en -bankbiljetten, de chartale invoering van de euro op 1 januari 2002, de fijndistributie van euro's, de inzamelingsactie van buitenlands muntgeld, het betalingsgedrag vanaf 1 januari 2002 en het omwisselen van gulden naar euro.
De kosten van de massamediale voorlichting en de voorlichting aan die groepen waarvoor een extra inspanning is gewenst worden gedragen door het Ministerie van Financiën, evenals de kosten van de voorlichting aan organisaties die verdere voorlichting aan burgers en bedrijfsleven verzorgen. De kosten van de specifieke voorlichting aan de achterban van de diverse organisaties worden door de organisaties zelf gedragen.
Elke ingezetene van 6 jaar en ouder, doelgroep van 14,9 mln mensen, zal begin december 2001 een informatiepakket van het Nationaal Forum ontvangen met informatie over de invoering van de chartale euro. Bij dit informatiepakket wordt een waardebon bijgesloten, waarmee een euroset afgehaald kan worden (muntenset bestaande uit één munt van elke denominatie; waarde EUR 3,88).
Caribbean Financial Action Taskforce
De uitgaven betreffen de jaarlijke bijdrage aan de Caribbean Financial Action Taskforce (CFAT).
In 2001 is EUR 22,7 mln begroot voor het compenseren van gemeentelijke kredietbanken voor de gederfde opbrengsten uit af te bouwen commerciële activiteiten. Doel hiervan is het wegnemen van nadelige effecten van invoering van de wet Fido voor sociale activiteiten van gemeentelijke kredietbanken.
De Staat der Nederlanden is enig aandeelhouder van De Nederlandsche Bank (DNB). Ingevolge artikel 19 van de Statuten van DNB wordt de winst vastgesteld door de Raad van commissarissen. Na inhoudingen voor de reserves wordt de overige winst ter beschikking van de vergadering van aandeelhouders gesteld. Artikel 16 van de Bankwet 1998 bepaalt dat DNB een storting aan de reserves ter goedkeuring aan de Minister moet voorleggen. De overige winst wordt aan de Staat uitgekeerd.
De winstuitkering aan de Staat vindt eenmaal per jaar plaats over de winst van het voorgaande boekjaar. Van deze winst wordt 95% aan de Staat uitgekeerd en 5% aan de reserves toegevoegd.
De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de afdracht van KNM aan de Staat van de totale nominale waarde verkregen door de afgifte van bijzondere (en niet voor het betalingsverkeer bestemde) munten en van royalty's. Royalty's zijn een vergoeding die de Staat ontvangt voor dukaten die KNM produceert en verkoopt. De ontvangsten muntwezen hebben tevens betrekking op de opbrengst voor de Staat van het verkochte metaalschroot (dit is het muntmetaal van vernietigde munten).
In 2002/2003 zullen naar verwachting guldenmunten worden ingeleverd in verband met de overgang van de gulden op de euro. De verkoop van het muntmetaal leidt tot inkomsten.
Het in omloop brengen van reguliere euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Vanwege de uitbreidings- en vervangingsvraag naar munten is doorgaans sprake van een netto-ontvangst voor de Staat.
Het jaar 2002 zal in dit verband naar alle waarschijnlijkheid een niet in te schatten, van voorgaande jaren afwijkend beeld geven. Begin januari 2002 zullen 2,88 mrd. euromunten met een totale nominale waarde van EUR 793 mln in omloop worden gebracht en naar verwachting in de loop van 2002 nog 420 mln euromunten met een totale nominale waarde van EUR 179 mln. Voorts zullen in 2002 guldenmunten worden ingeleverd. De nominale waarde van de naar schatting nog in omloop zijnde guldenmunten bedraagt EUR1000 mln. De veronderstelling is dat de nominale waarde van de in 2002 in omloop te brengen euromunten gelijk zal zijn aan de nominale waarde van de ingeleverde guldenmunten en dat voorts de toename van munten in circulatie in principe het normale patroon zal volgen. De ingeleverde guldenmunten zullen moeten worden ontwaard en vernietigd, terwijl de verkoop van het desbetreffende muntmetaal tot inkomsten leidt.
Deze ontvangsten hebben betrekking op door exploitanten van kerninstallaties te betalen premies in verband met de garantie die door de Staat is afgegeven voor dekking van schade bij kernongelukken. Deze ontvangsten worden geraamd op EUR 0,3 mln per jaar.
3.3. Financieringsactiviteiten publiek-private sector
3.3.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het wegnemen van knelpunten voor ondernemingsfinanciering, het beheren van overheidsdeelnemingen, het bijdragen aan de totstandkoming van overheidsinvesteringen en het bereiken van meerwaarde door publiek-private samenwerking (pps).
Verantwoordelijkheid | Voor operationele doelstelling 1 en 2 systeemverantwoordelijkheid en resultaatverantwoordelijkheid, voor operationele doelstelling 3, 4 en 5 systeemverantwoordelijkheid. |
---|---|
VBTB Groeiparagraaf | Voor de prestatie-indicatoren van operationele doelstelling 4 en 5 zal onderzocht worden of het mogelijk is streefwaarden op te nemen. |
Wettelijke bepalingen | Regeling Bijzondere Financiering 1971, Garantieregeling Particuliere Participatiemaatschappijen 1981 en Tijdelijke regeling subsidie tankstations grensstreek Duitsland |
3.3.2 Operationele doelstellingen
3.3.2.1 Operationele doelstelling 1 Staatsdeelnemingen
Het – in samenwerking met andere departementen – aangaan (verwerven en creëren), beheren en afstoten van staatsdeelnemingen en de coördinatie daarvan.
In de nota staatsdeelnemingen uit 1996 is het beleid op het terrein van verzelfstandiging naar NV of BV en privatisering vormgegeven. In de tweede helft van 2001 zal een nieuwe nota staatsdeelnemingen tot stand komen en met de Tweede Kamer worden besproken. In deze nota wordt ingegaan op het aangaan, beheren en afstoten van deelnemingen. Ook aan het veilig stellen van het publieke belang ten aanzien van deelnemingen wordt in deze nota aandacht geschonken. Het deelnemingsbeleid wordt breed gecommuniceerd en dient voor alle departementen als leidraad bij daadwerkelijke verzelfstandigingen naar BV of NV, bij het beheer van deze deelnemingen en bij privatiseringen. De Staat zal zijn zakelijke belangen, gegeven de (beleidsmatige) randvoorwaarden, zo goed mogelijk behartigen. Dit betekent onder meer bij het aangaan en afstoten van de deelneming dat het doel is om, binnen de randvoorwaarden, een optimaal financieel resultaat te behalen voor de Staat. Over iedere transactie (zowel het aangaan van een deelneming als het afstoten) wordt aan de Tweede Kamer verantwoording afgelegd. Jaarlijks wordt aan de Tweede Kamer een overzicht met relevante gegevens van alle staatsdeelnemingen gepresenteerd. Iedere vijf jaar wordt het beleid door middel van een evaluatie herzien. Op concrete (ver)kooptransacties, en de precieze timing daarvan kan moeilijk worden vooruit gelopen, daar deze sterk afhankelijk zijn van onder andere bedrijfsresultaten, marktomstandigheden en wet- en regelgeving om bijvoorbeeld het publieke belang te kunnen waarborgen.
3.3.2.2 Operationele doelstelling 2 Bijzondere marktgerelateerde operaties
Het bewerkstelligen van een optimale opbrengst van bijzondere marktgerelateerde operaties, zoals de uitgifte van vergunningen.
Zorgdragen voor een gecoördineerde en zakelijke aanpak van bijzondere marktgerelateerde operaties, zoals de financiële dimensie bij de uitgifte van vergunningen. Door advies en ondersteuning te bieden aan de departementen die dergelijke operaties uitvoeren in werk- en stuurgroepen wordt gestreefd naar een optimaal resultaat, ook in financiële zin. Over iedere operatie wordt door middel van een evaluatie aan de Tweede Kamer gerapporteerd.
3.3.2.3 Operationele doelstelling 3 Verhelpen van knelpunten in ondernemingsfinanciering
Het verhelpen van knelpunten in de ondernemingsfinanciering van goed geleide, rendabele Nederlandse ondernemingen met positieve rendementsvooruitzichten, met name door de regeling Bijzondere Financiering (BF-regeling).
Een instrument dat ingezet wordt om deze beleidsdoelstelling te bereiken is de regeling Bijzondere Financiering. NIB Capital Bank NV, de uitvoerder van de regeling, verstrekt risicodragend vermogen aan goed geleide, rendabele ondernemingen met positieve rendementsvooruitzichten, onder garantie van de Staat. De garanties geven geen 100% dekking voor het kredietrisico. Bij de zogenaamde AA-kredieten (achtergestelde kredieten) draagt NIB Capital Bank NV een eigen risico van 10%; bij zogenaamde B-kredieten (niet achtergestelde kredieten) varieert dit eigen risico tussen de 10% en 50%. Het karakter van de regeling is aanvullend. De vorm van de regeling is een privaatrechtelijke overeenkomst tussen de Staat en NIB Capital Bank NV. Naar aanleiding van een evaluatie eind 1999 is in 2001 de aangepaste regeling in werking getreden. De aanpassingen hebben de regeling meer marktconform gemaakt; de over een krediet verschuldigde rente is afhankelijk van het risico van het krediet. Voor 2002 geldt een maximumbedrag voor het aangaan van verplichtingen uit hoofde van de regeling BF van EUR 79,4 mln). Het instrument zal in de toekomst in principe elke vijf jaar geëvalueerd worden op effectiviteit en op kwaliteit van de uitvoering. Streven is dat de regeling nieuwe stijl op portefeuilleniveau over een termijn van vijftien jaar kostendekkend is. Onderstaande tabel laat zien dat met name voor 1990 geen sprake was van kostendekkendheid op portefeuilleniveau.
Kostendekkendheid Regeling BF oude stijl
3.3.2.4 Operationele doelstelling 4 Publiek-publieke overeenkomsten en pps-arrangementen
Voorbereiden en tot stand brengen van hoogwaardige publiek-publieke overeenkomsten en pps-arrangementen voor overheidsinvesteringen en overheidsactiviteiten
Om deze doelstelling te bereiken is als onderdeel van het ministerie van Financiën het Kenniscentrum PPS opgericht. Dit met als doelstelling: brede acceptatie van pps. Het Kenniscentrum PPS beoogt deze doelstelling te realiseren met de volgende activiteiten:
a. adviseren van overheden die de regie voeren over pps-projecten.
Dit gebeurt aan de hand van een projectenlijst welke aan de hand van door het kabinet vastgestelde criteria is opgesteld. Dit is een dynamische lijst, waarop zo'n 20 prioritaire projecten staan. In het kader van de verbreding van de pps-praktijk definieert het kabinet speerpunten voor sectoren waarop de advisering van het Kenniscentrum zich concentreert. Voor 2002 is de focus gericht op de sectoren weg- en railinfrastructuur, stedelijke ontwikkeling, overheidsgebouwen, stedelijke ontwikkeling en groen. Daarbij wordt de volgende werkwijze gevolgd: het Kenniscentrum dient actief betrokken te zijn bij de eerste pps-projecten in een bepaalde sector, waarna het vakdepartement de opgedane kennis/ervaring zelf moet toepassen in de volgende lichting projecten. Het Kenniscentrum dient zich daarna op andere sectoren te richten.
Het kabinet wil met deze werkwijze van het Kenniscentrum PPS een aantal hoogwaardige pps-arrangementen (contracten) realiseren. Immers succesvoorbeelden dragen bij aan de algemene doelstelling om te komen tot brede acceptatie van pps en verbreding van de pps-praktijk in Nederland.
b. pps-faciliteit
Het Kenniscentrum beheert voor 2001 een bedrag van EUR 10,9 mln in een aanvullende post in de Miljoenennota als (stimulerings)subsidie voor pps-projecten. Het doel van deze faciliteit is om de hindernissen in de opstartfase van pps in Nederland te helpen overwinnen en bij te dragen in de «leerkosten» die in de eerste pps-projecten worden gemaakt. Aan de pps-faciliteit wordt overigens ook de voorwaarde verbonden dat het Kenniscentrum toegang krijgt tot de in het project opgedane kennis en ervaring, zodat het Kenniscentrum deze kennis kan verspreiden en kan inzetten in volgende projecten.
Om te kunnen monitoren of met de genoemde activiteiten de doelstellingen zijn bereikt, hanteert het Kenniscentrum de volgende indicatoren:
• het aantal en de kwaliteit van de afgesloten publiek-publieke overeenkomsten
• het aantal gestarte aanbestedingsprocedures en het aantal en de kwaliteit van de afgesloten pps-contracten
• evaluaties van projecten
3.3.2.5 Operationele doelstelling 5 Acceptatie van pps en verbreding pps-praktijk
Het ontwikkelen van en breed verspreiden van beleidskaders, instrumenten en kennis die bijdragen aan de algemene doelstelling van brede acceptatie van pps en verbreding van de pps-praktijk in Nederland.
Het Kenniscentrum PPS dient ook de aanwezige en opgedane kennis over PPS te verspreiden. Hiertoe bedient het Kenniscentrum PPS zich van een tweetal wegen:
a. instrumentontwikkeling
Het Kenniscentrum heeft tot taak solide beleidskaders te ontwikkelen en te «onderhouden» voor pps en om pps-beleidsinstrumenten te ontwikkelen (bijvoorbeeld vergelijkingsinstrumentarium en benefit sharing). Daarnaast zorgt het Kenniscentrum, onder meer door evaluaties van de projecten, dat de in de projecten opgedane kennis en ervaring wordt vertaald naar beleidsproducten en naar standaarden en modellen (bijvoorbeeld contracten).
b. kennisoverdracht/promotie
Het Kenniscentrum draagt kennis over door actieve verspreiding van de ontwikkelde beleidsproducten en standaarden en modellen door brochures, handleidingen, het geven van presentaties, het beheer van een internetsite, het verzorgen van opleidingen (leertrajecten Rijkswaterstaat en VROM, postacademische opleiding pps aan de Erasmus Universiteit Rotterdam) en de voortgangsrapportages aan het parlement.
Om te kunnen monitoren of met de genoemde activiteiten de doelstellingen zijn bereikt, hanteert het Kenniscentrum de volgende indicatoren:
• voortgangsrapportages aan het parlement
• evaluaties of het beleidskader en de ontwikkelde instrumenten toereikend zijn
• het aantal en de kwaliteit van uitgebracht informatiemateriaal
• het aantal en de kwaliteit van ontwikkelde opleidingsactiviteiten (wordt telkens achteraf geëvalueerd)
Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek van de doelstellingen | ||||||
Algemene beleidsdoelstelling | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2016 |
• Operationele doelstelling 1 | ||||||
• Evaluatie beleid | • | |||||
• Operationele doelstelling 2* | ||||||
• Operationele doelstelling 3 | ||||||
• Evaluatie | • | |||||
• Kostendekkendheid | • | |||||
• Operationele doelstelling 4 en 5 | ||||||
• Aantal, kwaliteit afgesloten publiek-publieke overeenkomsten | • | • | • | • | • | • |
• aantal gestarte aanbestedingsprocedures en aantal, kwaliteit van afgesloten pps-contractena | • | • | • | • | • | • |
• voortgangsrapportage aan parlement | • | • | • | • | • | • |
• evaluaties of het beleidskader en de ontwikkelde instrumenten toereikend zijn | • | • | ||||
• het aantal en de kwaliteit van uitgebracht informatiemateriaal | • | • | • | • | • | • |
• evaluatie van het aantal en de kwaliteit van ontwikkelde opleidingsactiviteiten | • | • | • | • | • | • |
*Iedere bijzondere marktgerelateerde operatie wordt door middel van een evaluatie aan de Tweede Kamer gerapporteerd. Op dit moment is niet bekend op welk tijdstip dit gebeurt.
3.3.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen van beleid (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 55 213 | 83 690 | 82 416 | 81 900 | 81 665 | 81 665 | 81 665 |
Regeling BF | 50 797 | 79 412 | 79 412 | 79 412 | 79 412 | 79 412 | 79 412 |
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 324 | ||||||
Uitgaven | 9 631 | 20 161 | 18 886 | 18 370 | 18 136 | 18 136 | 18 136 |
Programma-uitgaven | 5 538 | 15 882 | 15 882 | 15 882 | 15 882 | 15 882 | 15 882 |
doelst. 3 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering | |||||||
Regeling BF | 4 094 | 15 429 | 15 429 | 15 429 | 15 429 | 15 429 | 15 429 |
PPM | 686 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 |
doelst. 1 Aangaan,beheren en afstoten staatsdeelnemingen | |||||||
Verwerving vermogenstitels | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Overig | |||||||
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 758 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 4 093 | 4 278 | 3 004 | 2 488 | 2 254 | 2 254 | 2 254 |
Personeel en materieel | 4 093 | 4 278 | 3 004 | 2 488 | 2 254 | 2 254 | 2 254 |
Ontvangsten | 120 687 | 106 818 | 160 400 | 152 507 | 163 247 | 144 492 | 140 484 |
Programma-ontvangsten | 120 687 | 106 818 | 160 400 | 152 507 | 163 247 | 144 492 | 140 484 |
doelst. 3 Verhelpen knelpunten in ondernemingsfinanciering | |||||||
BF/PPM | 12 658 | 9 529 | 9 529 | 9 529 | 9 529 | 9 529 | 9 529 |
doelst. 1 Aangaan,beheren en afstoten staatsdeelnemingen | |||||||
Dividend staatsdeelnemingen | 53 946 | 53 083 | 47 919 | 47 919 | 47 919 | 47 919 | 47 919 |
Opbrengst vermogenstitels | 7 594 | 14 748 | |||||
Overig | |||||||
Rente en aflossing div. leningen | 45 561 | 44 206 | 102 951 | 95 058 | 91 051 | 87 044 | 83 036 |
Tijdelijke regeling subsidie tankstations | 928 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
De raming voor de BF-regeling is het resultaat van een overgangssituatie van een oude naar een nieuwe portefeuille met verplichtingen. De uitgaven vloeien voort uit vergoeding aan de uitvoerder voor gederfde rente, gederfde aflossingen en gemaakte kosten. De ontvangsten komen voort uit garantieprovisies en restituties. Op korte termijn is het uitgavenpatroon van de BF-regeling nauwelijks te beïnvloeden. De ontvangsten en uitgaven vloeien voort uit in het verleden aangegane langlopende verplichtingen. De aangepaste regeling zal over een periode van vijftien jaar resulteren in kostendekkendheid op portefeuilleniveau. In tabel 1 wordt het aantal kredieten dat jaarlijks is verstrekt naar omvang weergegeven. Daarnaast zijn ook uitgaven en ontvangsten geraamd die samenhangen met de afwikkeling van de aflopende regeling Particuliere Participatiemaatschappijen (PPM) en tijdelijke regeling subsidie tankstations. Het uitstaand risico van de BF- en PPM-regeling bedroeg eind 2000 respectievelijk EUR 0,5 mld en EUR 3,8 mln. Ontvangsten vloeien verder voort uit de winstuitkeringen en verkoopresultaten van deelnemingen van de Staat in ondernemingen, waarvan het aandeelhouderschap namens de Staat door de minister van Financiën wordt uitgeoefend. Dividendontvangsten vloeien met name voort uit deelneming in Bank voor Nederlandse Gemeenten. Ontvangsten in 2004 van EUR 14,8 mln hebben betrekking op cumulatief preferente aandelen B in NIB Capital NV. Met NIB Capital NV is in 1998 overeengekomen dat deze in 2004 tegen een per ultimo 1998 vastgesteld bedrag zullen worden vervreemd en dat de Staat in de tussenliggende jaren de op deze aandelen B te ontvangen dividenden aan ABP-PGGM Capital Holdings zal uitbetalen. Rente en aflossingen worden ontvangen van een drietal leningen, twee aan de Postbank en één aan NIB Capital Bank NV. In 2002 wordt van de lening aan NIB Capital Bank NV de laatste aflossing verwacht. Rente en aflossing diverse leningen betreft met name Postbankleningen waarop in 2002 de eerste aflossingen ad EUR 59 mln worden verwacht.
Tabel 1: Aan bedrijven verleende kredieten naar omvang (bedragen x EUR 1 mln) | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | |||||
Bedrag | Aantal | Bedrag | Aantal | Bedrag | Aantal | Bedrag | Aantal | |
EUR 0,5 t/m 2,3 mln | 23,0 | 14 | 17,9 | 12 | 8,7 | 6 | 7,4 | 4 |
EUR 2,4 t/m 4,5 mln | 20,2 | 6 | 12,7 | 5 | 26,1 | 7 | 3,5 | 1 |
> EUR 4,5 mln | 94,5 | 11 | 110,2 | 15 | 53,5 | 6 | 45,5 | 5 |
Totaal | 137,6 | 31 | 140,8 | 32 | 88,2 | 19 | 56,4 | 10 |
Risico NIBC | 15,8 | 16,0 | 8,8 | 5,6 | ||||
Risico Staat | 121,8 | 124,8 | 79,4 | 50,8 |
Bij dit artikel geldt dat de geraamde programma-uitgaven in het kader van de BF-regeling volgen uit in het verleden aangegane verplichtingen. Deze uitgaven zijn derhalve op korte termijn nauwelijks te beïnvloeden. De uitgaven vinden plaats op basis van declaraties van de NIB van kredieten aan bedrijven die niet meer in staat zijn om te voldoen aan hun rente- en aflossingsverplichtingen. Voor de lange termijn geldt dat slechts een wijziging in de acceptatie van de verplichtingen van de BF-regeling het uitgavenpatroon positief of negatief kan beïnvloeden.
Overigens geldt dat niet met zekerheid op voorhand kan worden gesteld welke verplichtingen tot uitgaven zullen leiden. De gepresenteerde budgetflexibiliteit betreft derhalve een globale schatting. In de praktijk zal blijken of de reeds aangegane verplichtingen tot meer of minder uitgaven zullen leiden.
Tabel 2: Budgetflexibiliteit Beleidsartikel 3 Financieringen (bedragen x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Programma-uitgaven | 5 538 | 15 882 | 15 882 | 15 882 | 15 882 | 15 882 | 15 882 |
Juridisch verplicht: niet beinvloedbaar | |||||||
Uitgaven betreffende aangegane verplichtingen | 5 538 | 15 882 | 13 886 | 11 980 | 10 301 | 8 985 | 7 941 |
Juridisch niet verplicht: beïnvloedbaar | |||||||
Uitgaven voor nog aan te gane verplichtingen | 0 | 0 | 1996 | 3 902 | 5 581 | 6 897 | 7 941 |
Idem in procenten van totale uitgaven | 0% | 0% | 13% | 25% | 35% | 43% | 50% |
3.4. Internationale Financiële Betrekkingen
3.4.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een duurzame internationale financieel-economische ontwikkeling en monetaire stabiliteit, via Nederlandse deelname in internationale instellingen en fora, en het bevorderen van een beheerste ontwikkeling van de Europese uitgaven.
Bij de beoordeling van de resultaten van het Nederlands internationaal financieel en monetair beleid is het van belang te realiseren dat Nederland een kleine speler van formaat is in het internationaal financieel en monetair stelsel. Mede op basis van dat besef is aan de doelstellingen van het beleidsartikel «Internationale Financiële Betrekkingen» vormgegeven. Dit betekent dat de relatie tussen de Nederlandse inzet en de uiteindelijke uitkomst van een proces niet altijd één op één loopt. Het beleid dat Nederland ambieert te verwezenlijken heeft een grotere kans op succes wanneer Nederland zich verenigt in grotere verbanden, zoals de multilaterale banken en andere internationale financiële instellingen. Dit betekent niet automatisch dat het uiteindelijk door deze instellingen gevoerde beleid een volledige weerspiegeling van de Nederlandse beleidsvisie zal zijn. In het orkest van het internationaal financieel en monetair stelsel is Nederland niet de dirigent en speelt het evenmin de eerste viool, maar speelt het in de maat zijn eigen partij. Ook binnen de Europese Unie geldt dit. Door het zoeken van strategische allianties en het opzetten van overlegstructuren met gelijkgezinden kan de invloed van Nederland worden vergroot.
Verantwoordelijkheid | Systeemverantwoordelijkheid |
VBTB Groeiparagraaf | Waar mogelijk zullen kwantitatieve prestatiegegevens en een verdere specificering van de programmering van de beleidsevaluaties opgenomen worden. |
3.4.2 Operationele doelstellingen
Uit de algemene doelstelling zijn vier nader geoperationaliseerde doelstellingen afgeleid, die onderstaand worden toegelicht.
3.4.2.1 Operationele doelstelling 1 Europese Unie
Het bevorderen van een beheerste ontwikkeling van de EU-uitgaven, mede in het licht van de uitbreiding van de EU en met het oog op een aanvaardbare ontwikkeling van de bruto-afdrachten aan de EU en de Nederlandse netto-positie ten aanzien van de EU.
Nederland levert een bijdrage aan de beheersing van de uitgaven van de EU via diverse kanalen. Enerzijds gebeurt dit via deelname aan de EU-Ministerraden, waaronder de Ecofin, en voorportalen daarvan. De EU-begroting wordt twee keer per jaar door de Raad behandeld in de Begrotingsraad. Ten behoeve van deze raden vindt eerst interdepartementaal overleg plaats, waarna verdere voorbereiding plaatsvindt in het Begrotingscomité in Brussel. Anderzijds vindt dit plaats via bilaterale contacten met andere lidstaten en toekomstige lidstaten. Dit laatste gebeurt bijvoorbeeld door het coördineren van technische assistentie op financieel en fiscaal terrein aan toekomstige lidstaten van de EU.
Om de EU-uitgaven te beheersen wordt nauw samengewerkt met onder meer het ministerie van Buitenlandse Zaken. Op de begroting van Buitenlandse Zaken staan ook grotendeels de uitgaven uit hoofde van de Nederlandse deelname aan de Europese Unie. Bij de behandeling van de EU-begroting streeft Nederland er steeds naar dat er duidelijke prioriteiten worden gesteld ten aanzien van het beleid teneinde de begrotingsdiscipline te waarborgen. Een gezonde budgettaire positie van de EU is, ook met het oog op de toekomstige uitbreiding, een fundamentele voorwaarde voor een stabiele en evenwichtige ontwikkeling van de Unie. Hervorming van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en de Structuurfondsen is daarvoor noodzakelijk. Een belangrijk instrument voor een gezonde budgettaire positie is het Financieel Reglement. Dit Financieel Reglement is momenteel aan wijziging onderhevig. Een van de wijzigingen betreft een nieuwe manier van begroten, die de kant opgaat van VBTB in Nederland. Nederland maakt zich sterk voor meer en beter gebruik van het instrument evaluatie in de begroting. Door meer en betere informatie over de doelstellingen van programma's en de uitvoering daarvan te krijgen kan tot een betere prioriteitenstelling worden gekomen. Nederland is in diverse gremia actief betrokken bij de wijziging van het Financieel Reglement. De Commissie is onlangs begonnen met de geleidelijke invoering van de nieuwe financiële beheer- en controlestructuur. In 2002 zou dit proces voltooid moeten zijn. Ook dit proces wordt door Nederland zeer kritisch gevolgd, teneinde verdere versterking van de controle te bewerkstelligen.
Ieder jaar zal in de Staat van de Unie, het jaarlijks door de Regering gegeven overzicht van de stand van zaken met betrekking tot de Europese Unie, een overzicht worden gegeven van de omvang van de Financiële Perspectieven (FP), de marge tussen de FP en het Eigen Middelen-plafond, de marge tussen de EU-begroting en de FP, en de omvang van de Nederlandse (bruto en netto) afdracht aan de EU. Over EU-besluitvorming met grote financiële gevolgen – zoals Agenda 2000 – wordt separaat gerapporteerd aan de Tweede Kamer en na iedere Ecofin-Raad wordt schriftelijk verslag aan de Tweede Kamer gedaan.
3.4.2.2 Operationele doelstelling 2 Economische en Monetaire Unie (EMU)
Het bevorderen van een stabiele en gezonde Economische en Monetaire Unie, door een stabiele macro-economische ontwikkeling in de huidige en toekomstige EMU-landen na te streven.
Via diverse kanalen levert Nederland een bijdrage aan de stabiliteit van de EMU. Zowel via deelname aan EU-Ministerraden, de Eurogroep en voorportalen daarvan, als via bilaterale contacten met huidige en toekomstige EMU-landen. Daarnaast draagt Nederland bij aan de onderlinge toetsing van het budgettaire en structurele beleid van de lidstaten aan de Europese afspraken. Het Stabiliteits- en Groeipact en de Globale Richtsnoeren voor het economisch beleid vormen het instrumentarium voor deze toetsing. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de deelnemende landen zich te houden aan de afspraken zoals die zijn vastgelegd in het Stabiliteits- en Groeipact en verschillende Globale Richtsnoeren. Nederland zal zich er voor inzetten dat alle landen in 2002 volgens afspraak voldoen aan de vereisten van «close to balance or in surplus» uit het Stabiliteitspact. Op economische convergentie van de kandidaat-lidstaten wordt jaarlijks toegezien via de dialoog die de Ecofin met de kandidaat-lidstaten is aangegaan. Hier worden onder andere de Pre-accession Economic Programs (voorlopers van de convergentieprogramma's) van deze landen besproken. Centraal staat de uitwisseling van informatie, monitoring van de economische Kopenhagencriteria en het uitoefenen van peer-pressure. Ten behoeve van een soepele integratie van de kandidaat-lidstaten in de E(M)U vindt op Raadsniveau – voorbereid door een halfjaarlijks overleg op hoog ambtelijk niveau – eenmaal per jaar een dialoog met de kandidaat-lidstaten plaats. Nederland streeft ernaar dat dit een serieuze procedure wordt, die er voor moet zorgen dat de kandidaat-lidstaten straks goed voorbereid zijn op E(M)U-deelname.
In de Eurogroep, het informele overlegorgaan van de ministers van Financiën, zal komend jaar, op aandringen van Nederland, meer aandacht worden besteed aan structurele onderwerpen. In 2001 zal er in de stabiliteitsprogramma's, op aandringen van Nederland, voor het eerst aandacht worden besteed aan de kosten van de vergrijzing. Elke lidstaat dient hierover informatie te verschaffen en plannen te verkennen die de lange-termijn-houdbaarheid van hun begroting garanderen. Volgens Nederland dient dit onderwerp jaarlijks te worden opgenomen in de programma's en op een adequate wijze in de Ecofin te worden besproken. De bespreking van het budgettair beleid zal zich meer richten op kwalitatieve onderwerpen, zoals belastinghervormingen.
In de begroting wordt informatie opgenomen over de implementatie van het Stabiliteits- en Groeipact. De nadruk ligt hierbij op de ontwikkeling van de openbare financiën (zie ook de onderstaande box). Verder wordt in de Miljoenennota informatie opgenomen over de mate waarmee en de wijze waarop de EMU-landen hun economisch gebied op elkaar afstemmen. Na iedere Ecofin- en Eurogroepbijeenkomst wordt schriftelijk verslag aan de Kamer gedaan. Verder wordt de Kamer separaat geïnformeerd over besluitvorming met grote gevolgen voor de EMU en over nieuwe economische ramingen voor het eurogebied van de Europese Commissie. In 2005 zal een vierjaarlijkse periodieke rapportage worden opgesteld over het functioneren van de EMU en de bijdrage van Nederland daaraan, waarin de nadruk zal liggen op de algemene economische ontwikkeling en de beleidscoördinatie in de EMU.
EMU: Begrotingssaldo en schuldniveau
In het kader van het Stabiliteits- en Groeipact brengen de lidstaten van de EU jaarlijks een programma uit dat ingaat op economische en budgettaire beleidsvoornemens en prognoses. De meest recente programma's van de lidstaten zijn aan het eind van 2000 en het begin van 2001 ingediend. Deze programma's zijn besproken in en beoordeeld door de Ecofin-raad. Uit de geactualiseerde programma's blijkt dat de budgettaire consolidatie in de EU-landen zich voortzet. In de navolgende grafieken wordt dit zichtbaar gemaakt door het in 2000 gerealiseerde begrotingssaldo en schuldniveau te vergelijken met de raming voor 2002. Landen die in 2000 nog een begrotingstekort kenden, verwachten een belangrijke verbetering voor het jaar 2002. Wel zijn er een aantal landen met een zeer fors overschot in 2000 die rekening houden met een wat kleiner overschot voor 2002. Het schuldniveau vertoont in alle lidstaten een terugloop.
Begrotingssaldo (% BBP)
Overheidsschuld (% BBP)
De voornaamste doelstelling van het Stabiliteits- en Groeipact is het bereiken en handhaven van een begrotingspositie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. Hierdoor ontstaat een veilige marge tussen het feitelijke begrotingssaldo en het maximaal toegestane tekort van 3% BBP en hebben lidstaten de mogelijkheid om bij een tegenvallende conjuncturele ontwikkeling het tekort te laten oplopen. Bij een tegenvallende conjuncturele ontwikkeling is er in deze situatie geen directe noodzaak voor ombuigingen of lastenverzwaring, hetgeen ertoe leidt dat de conjunctuur wordt gedempt en de budgettaire besluitvorming stabieler wordt. Inmiddels heeft het grootste deel van de lidstaten een begrotingspositie die voldoet aan deze doelstelling van het Stabiliteits- en Groeipact.
3.4.2.3 Operationele doelstelling 3 Internationale financiële en monetaire stelsel
Bevorderen van de stabiliteit van het internationale financiële en monetaire stelsel, via Nederlandse deelname in internationale fora zoals IMF, G-10, en OESO.
Nederland levert via de Raden van Bewind en de Raden van Gouverneurs van het IMF en in werkgroepen van de OESO en de G-10 een inhoudelijke bijdrage aan de stabiliteit va het internationale stelsel. Budgettair gezien staat de Staat via de IXB-begroting garant voor de deelneming van DNB in het IMF. Deze deelneming stelt het IMF in staat kortlopende leningen te verstrekken aan landen met betalingsbalansproblemen. Om de Nederlandse invloed binnen het IMF te handhaven geeft Nederland ook via bilaterale contacten zijn zienswijze. Op de agenda van de internationale financiële instellingen in 2002 zal – evenals voorgaande jaren – de vraag centraal staan hoe de integratie van opkomende economieën in het internationale financiële stelsel te faciliteren en tegelijkertijd de stabiliteit van het stelsel te waarborgen. Nederland zal zich daartoe ook in 2002 blijven inzetten voor het verder versterken van de surveillance-taak van de instellingen, inclusief het bevorderen van een grotere transparantie in het financieel-economische beleid van lidstaten en het helpen versterken van de financiële sector. Financiële crises zullen altijd blijven voorkomen, hoe groot de inspanningen op het terrein van crisispreventie ook zijn. Daarom is het belangrijk het beleid gericht op het betrekken van de particuliere financiële sector bij het oplossen van financiële crises verder te versterken. Dit blijft een speerpunt van het Nederlandse beleid. Hierbij wordt nauw samengewerkt met De Nederlandsche Bank.
Een evaluatie van de condities die het IMF stelt aan landen die een beroep doen op zijn kredietverlening, waarmee het goed financieel-economisch beleid in kwetsbare landen bevordert, is momenteel gaande. Op sommige terreinen is in de Nederlandse visie de conditionaliteit te ver doorgeschoten. Binnen de conditionaliteit wordt gestreefd naar een vermindering van het aantal condities, die minder gedetailleerd zijn en meer gericht op de expertiseterreinen van het Fonds. Nederland is dan ook een groot voorstander van deze discussie en zal zich de komende periode sterk blijven maken voor omzetting van deze evaluatie in concrete resultaten, c.q. herziening van de bestaande conditionaliteitsrichtlijnen en een stroomlijning van de conditionaliteit in IMF-programma's.
In 2003 zal een vierjaarlijkse rapportage worden opgesteld over het internationale financiële en monetaire stelsel en de rol die Nederland daarin speelt. Daarnaast zal ieder jaar in het departementaal jaarverslag een overzicht worden gegeven van IMF-activiteiten in het afgelopen jaar. Na iedere vergadering van het International Monetary and Financial Committee/Development Committee (IMFC/DC; tweemaal per jaar) zal de Tweede Kamer een schriftelijk verslag ontvangen.
3.4.2.4. Operationele doelstelling 4 Financieel-economische ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding
Bevorderen van financieel-economische ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding in minder ontwikkelde landen en transitielanden, via internationale financiële instellingen (IFI's). De financiële soliditeit van deze instellingen heeft, om te voorkomen dat het Nederlands garantiekapitaal wordt ingeroepen, extra aandacht.
Nederland levert zowel een inhoudelijke bijdrage (onder meer via de Raden van Bewind en de Raden van Gouverneurs) als een financiële bijdrage aan diverse internationale financiële instellingen. Onderhandelingen over middelenaanvullingen van concessionele fondsen en kapitaaluitbreidingen van banken zijn de fora om de Nederlandse invloed op deze instellingen uit te oefenen. De financiële deelname stelt de Wereldbank-groep (IBRD, IDA, IFC, MIGA), het IMF (via de PRGF), de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank-groep (IDB, IIC, FSO, MIF), de Aziatische Ontwikkelingsbank-groep (AsDB, AsDF), de Afrikaanse Ontwikkelingsbank-groep (AfDB, AfDF), de Europese Investeringsbank (EIB) en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD) in staat leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden en transitielanden. Tevens beoogt Nederland om invloed uit te oefenen op het beleid van deze instellingen.
De Nederlandse inbreng vindt plaats in samenwerking met het ministerie van Buitenlandse Zaken. Naast financieel-economische ontwikkeling en structuurversterking zijn de mate waarin de Internationale Financiële Instellingen uitvoering geven aan de doelstellingen van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingsbeleid, alsmede de mate van samenwerking tussen de verschillende internationale instellingen en donoren aandachtspunten van het Nederlands beleid. Het komend jaar concentreert Nederland bij de onderstaande instellingen zich onder meer op de volgende onderwerpen:
• Wereldbank-groep (IBRD, IFC, MIGA, IDA): In 2001 zijn de IDA-13-onderhandelingen gestart over een nieuwe middelenaanvulling, die naar verwachting in 2002 worden afgerond. Nederland zal in dat kader nastreven dat de op IDA drukkende kosten benodigd voor de financiering van het HIPC-Initiatief op adequate wijze worden gefinancierd, bij voorkeur door donorbijdrages. Verder zal aandacht worden gevraagd voor het belang van gender, milieu, handel en ontwikkeling van de particuliere sector.
• Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank-groep (IDB, IIC, MIF, FSO): De IDB is bezig haar uitleeninstrumentarium te herzien. Vermoedelijk zal de discussie hieromtrent begin 2002 worden afgerond. Nederland steunt in principe modernisering van het instrumentarium, maar zal er tegelijkertijd op toezien dat de IDB niet haar missie uit het oog zal verliezen.
• Afrikaanse Ontwikkelingsbank-groep (AfDB, AfDF): Aan de AfDF-9-onderhandelingen over een nieuwe middelenaanvulling, die in 2001 van start zijn gegaan, zal Nederland een financiële en een inhoudelijke bijdrage leveren. De laatste bestaat uit het bevorderen van de selectiviteit van de Bank-activiteiten, het vergroten van de effectiviteit van de leningen en het verankeren van armoedebestrijding in de organisatie en haar activiteiten. Nederland zal in 2002 aandringen op een oplossing voor de door betalingsachterstanden veroorzaakte slechte financiële positie van de Bank.
• Aziatische Ontwikkelingsbank-groep (AsDB, AsDF): Om de armoedebestrijdingsdoelstelling van de AsDB te ondersteunen zal Nederland in 2002 streven naar: een adequate uitvoering van de nieuwe armoedebestrijdingstrategie, een betere samenwerking tussen de AsDB en de Wereldbank, een transparantere organisatiestructuur en een continuering van het solide financieel beleid van de Bank. De onderhandelingen voor GCI-5 zullen waarschijnlijk in 2002 van start gaan.
• Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD): In 2002 zal Nederland ernaar streven dat de EBRD vasthoudt aan investeringen in projecten in alle transitielanden. Nederland zal zich binnen de Bank specifiek inzetten voor de activiteiten van de Bank in de armste lidstaten en de landen die tot de EU willen toetreden. Meer in het bijzonder zal Nederland zich ervoor inzetten dat de Bank in Mongolië, dat recentelijk als lidstaat tot de EBRD is toegetreden, projecten zal kunnen uitvoeren.
• Europese Investeringsbank (EIB, EIB-Lomé en Cotonou): Bij de voorgenomen kapitaaluitbreiding (welke waarschijnlijk gefinancierd zal worden uit de eigen middelen) poogt Nederland te bewerkstelligen dat deze gebonden wordt aan de voorwaarde dat EIB-kredietverlening zich nadrukkelijker richten op projecten waarbij de EIB een duidelijke toegevoegde waarde kan bieden.
In 2004 zal een vierjaarlijkse rapportage worden opgesteld over de effectiviteit, efficiency en de financiële positie (op basis van diverse financiële kengetallen) van IFI's en de Nederlandse positie in deze instellingen. Daarnaast zal ieder jaar in het departementaal jaarverslag een overzicht worden gegeven van de omvang van de uitgeleende middelen van de IFI's, het Nederlandse aandeel in de instellingen en de financiële positie van de instellingen. Ook zullen de belangrijkste activiteiten van de instellingen daarin worden toegelicht. Na iedere vergadering van het IMFC/DC (tweemaal per jaar) en wanneer onderhandelingen hebben plaatsgevonden over kapitaalverhogingen van banken en/of middelenaanvullingen van fondsen dan zal de Kamer daarover een schriftelijk verslag ontvangen.
De doelstellingen van de Internationale Financiële Instellingen (IFI's) Internationaal Monetair Fonds
De voornaamste doelstelling van het IMF is het waarborgen van de stabiliteit van het internationaal monetair stelsel. Om deze doelstelling te verwezenlijken verstrekt het IMF betalingsbalanssteun, technische assistentie en volgt het de financieel-economische ontwikkelingen in de aangesloten landen.
Alhoewel de activiteiten van het IMF en de Wereldbank duidelijk gescheiden zijn, werkt het Fonds op het punt van armoedebestrijding wel samen met de Bank. Voorbeeld daarvan zijn de Poverty Reduction Strategy Papers en het HIPC-initiatief voor schuldverlichting. Het IMF richt zich daarbij voornamelijk op macro-economische stabilisatie, als voorwaarde voor economische groei.
Multilaterale ontwikkelingsbanken
Multilaterale banken en hun concessionele fondsen richten zich op armoedebestrijding en het bevorderen van duurzame economische ontwikkeling van de minder ontwikkelde landen. Zij dragen daarmee tegelijkertijd bij tot de stabiliteit van het internationaal financieel-economische systeem. Om deze doelstellingen te verwezenlijken, worden door de multilaterale banken en fondsen leningen, garanties en technische assistentie verstrekt ten behoeve van de lenende landen. De meeste multilaterale banken beheren ontwikkelingsfondsen die zeer concessionele (zachte) leningen aan de armste ontwikkelingslanden verschaffen (met uitzondering van de EBRD en de EIB). Nederland onderschrijft de doelstellingen van deze instellingen en is derhalve bereid hiertoe financiële bijdragen te leveren.
Uit eerdere economische crises is gebleken dat een samenspel tussen macro-economische en structurele factoren tot een onhoudbare situatie en dientengevolge een crisis kan leiden. Dit samenspel onderstreept de noodzaak tot samenwerking tussen de multilaterale ontwikkelingsbanken en het IMF vanuit structurele respectievelijk macro-economische optiek, bij zowel de preventie als de bestrijding van eventuele toekomstige crises. De taken van de multilaterale banken zijn met name gelegen bij duurzame armoedebestrijding door het ontwikkelen van de economische en sociale infrastructuur en bij het streven naar een gezonde financiële sector.
De activiteiten van de multilaterale banken en -fondsen kunnen als volgt worden samengevat:
Operatiegebied | Banken | Fondsen | Doelstellingen |
---|---|---|---|
– mondiaal | Wereldbankgroep: IBRD/IFC/MIGA | IDA | } – armoedebestrijding – duurzame groeibevordering – ondersteunen van structurele aanpassingen |
– Azië | AsDB | AsDF | |
– Afrika | AfDB | AfDF | |
– Latijns-Amerika | IDB/IIC/MIF1 | FSO | |
– Oost-Europa en GOS | EBRD | – overgang naar markteconomie en ontwikkeling van de private sector | |
– Europa | EIB | – economische en regionale ontwikkeling binnen de EU en in kandidaat-lidstaten | |
– Afrika, Azië, Latijns-Amerika | EIB-leningen | – duurzame economische ontwikkeling in ontwikkelingslanden |
1 Toetreding na goedkeuring door het parlement.
Het Nederlandse aandeel in de instellingen (per eind 2000) is als volgt:
banken | % aandelen- kapitaal1 | fondsen | % donormiddelen2 |
---|---|---|---|
IBRD | 2,3 | IDA | 3,4 |
IFC | 2,4 | ||
MIGA | 3,3 | ||
AsDB | 1,0 | AsDF | 2,5 |
AfDB | 0,8 | AfDF | 3,0 |
IDB | 0,3 | FSO | 0,3 |
IIC | 1,5 | ||
EBRD | 2,5 | ||
EIB | 4,9 |
1 afgerond.
2 inclusief aanvullende bijdragen; totaal van alle middelenaanvullingen.
Overzicht van prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoeken per doelstelling | |||||
---|---|---|---|---|---|
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Europese Unie | overzicht in SU1 | overzicht in SU1 | overzicht in SU1 | overzicht in SU1 | overzicht in SU1 |
Economische en Monetaire Unie | overzicht in SU2 | overzicht in SU2 | overzicht in SU2 | overzicht in SU2• | overzicht in SU2 |
Internationale financiële en monetaire stelsel | overzicht in DJ3 | overzicht in DJ3• | overzicht in DJ3 | overzicht in DJ3 | overzicht in DJ3 |
Financieel-economische ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding | overzicht in DJ4 | overzicht in DJ4 | overzicht in DJ4• | overzicht in DJ4 | overzicht in DJ4 |
1 Dit betreft het overzicht in de Staat van de Unie (SU) van de omvang van de Financiële Perspectieven, de marge tussen de Financiële Perspectieven en het Eigen Middelen-plafond, de marge tussen de EU-begroting en de Financiële Perspectieven, en de omvang van de Nederlandse (bruto en netto) afdracht aan de EU.
2 Dit betreft een overzicht in de Staat van de Unie (SU) van het functioneren van de EMU.
3 Dit betreft een overzicht in het Departementaal Jaarverslag (DJ) van IMF-activiteiten.
4 Dit betreft een overzicht in het Departementaal Jaarverslag (DJ) van de omvang van de uitgeleende middelen van de IFI's, het Nederlandse aandeel in de instellingen en de financiële positie van de instellingen.
• Periodieke (elke vier jaar) rapportage.
3.4.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 990 569 | 202 926 | 678 955 | 115 755 | 197 710 | 1 953 579 | 115 756 |
waarvan betalingsverplichtingen | 106 387 | 84 573 | 282 937 | 2 310 | 84 265 | 79 467 | 2 311 |
waarvan garantieverplichtingen | 884 182 | 118 353 | 396 018 | 113 445 | 113 445 | 1 874 112 | 113 445 |
Uitgaven | 264 969 | 169 882 | 179 185 | 207 501 | 191 291 | 173 686 | 148 078 |
Programma-uitgaven | 261 551 | 167 380 | 176 851 | 205 191 | 188 980 | 171 376 | 145 767 |
Doelst. 4 Fin.-econ. ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding | |||||||
Instrument: deelneming multilarale | |||||||
ontwikkelingsbanken en -fondsen | 261 551 | 167 380 | 176 851 | 205 191 | 188 980 | 171 376 | 145 767 |
Apparaatsuitgaven | 3 418 | 2 502 | 2 334 | 2 310 | 2 311 | 2 311 | 2 311 |
Ontvangsten | 5 265 | 32 517 | 5 163 | 4 789 | 1 689 | 1 205 | 1 028 |
Doelst. 4 Fin.-econ. ontwikkeling, structuurversterking en armoedebestrijding | |||||||
Ontvangsten | 5 265 | 32 517 | 5 163 | 4 789 | 1 689 | 1 205 | 1 028 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
In het algemeen geldt dat een deel van de verplichtingen- en uitgavenramingen door wisselkoersinvloeden (US-dollar en SDR) beleidsmatig niet te beïnvloeden zijn. Voor de ontwerpbegroting 2002 geldt dat de ramingen door een hogere US-dollarkoers en SDR-koers op een hoger niveau liggen dan de ramingen in de ontwerpbegroting 2001.
De budgettaire gevolgen hebben betrekking op door Nederland aan te gane verplichtingen als uitkomst van onderhandelingen over financiële bijdragen aan diverse financiële instellingen, bijvoorbeeld kapitaalverhogingen van banken (beleidsinstrumenten: deelnemingen en garanties) en middelenaanvullingen van concessionele fondsen. Regel hierbij is dat voor nieuwe verplichtingen budgettair een stelpost wordt opgenomen die gelijk is aan de Nederlandse bijdrage aan de vorige kapitaalverhoging c.q. middelenaanvulling. Een nadere uitsplitsing van onder meer de garantieverplichtingen is opgenomen in de verdiepingsbijlage.
De volgende kapitaalverhogingen en middelenaanvullingen zijn voorzien en budgettair reeds eerder verwerkt danwel voor het eerst opgenomen in deze ontwerpbegroting:
• Wereldbank-groep (IBRD, IFC, MIGA, IDA): een nieuwe kapitaalverhoging wordt niet voor 2005 verwacht. De stelpost met betrekking tot de verplichtingenraming voor Wereldbank van EUR 54,5 mln en IFC van $ 24,4 mln (EUR 22,7 mln) voor 2004 is een jaar doorgeschoven.
De onderhandelingen voor IDA-13 zijn in 2001 gestart. De verplichtingraming van EUR 276,5 mln voor 2002 is budgettair reeds verwerkt in de ontwerpbegroting 2001. De eerste betaling is voorzien voor 2003; dit is een stelpost.
• Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank-groep (IDB, IIC, MIF, FSO): de MIF-onderhandelingen zijn afgerond. In de 1e suppletore begroting 2001 is een verplichting opgenomen van EUR 2,3 mln. De eenmalige betaling is voorzien voor 2001.
• Afrikaanse Ontwikkelingsbank-groep (AfDB, AfDF): de onderhandelingen voor AfDF-9 zijn gestart in 2001. In de 1e suppletore begroting 2001 is een verplichting van EUR 79,7 mln opgenomen. De eerste betaling is voorzien voor 2003; dit is een stelpost.
• Aziatische Ontwikkelingsbank-groep (AsDB, AsDF): de AsDB-onderhandelingen voor GCI-5 zullen waarschijnlijk in 2002 van start gaan. In de ontwerpbegroting 2001 is een verplichting van EUR 4,1 mln voor 2002 opgenomen. De eerste betaling is voorzien voor 2002; dit is een stelpost.
Bij het AsDF zal naar verwachting in 2004 een volgende middelenaanvulling plaatsvinden (AsDF-9). In de ontwerpbegroting 2002 is een verplichting van EUR 81,9 mln opgenomen. De eerste betaling is voorzien voor 2005; dit is een stelpost.
• Europese Investeringsbank (EIB, EIB-Lomé): In 2002 zal de nieuwe overeenkomst met de voormalige koloniën van de EU-landen (de zgn. ACS- en LGO-landen) in werking treden. Nederland gaat voor een bedrag van EUR 63,5 mln een nieuwe garantieverplichting aan als resultante van de nieuwe overeenkomst.
Bij dit artikel geldt dat de geraamde programma-uitgaven volgen uit in het verleden aangegane verplichtingen zoals middelenaanvullingen van fondsen en kapitaalverhogingen van banken. De aangegane verplichtingen zijn uitkomst van internationale onderhandelingsprocessen. Aangezien deze internationale onderhandelingsprocessen periodiek plaatsvinden worden voorts stelposten opgenomen voor nieuwe verplichtingen en uitgaven.
Onderstaand is de budgetflexibiliteit in tabelvorm weergegeven. In de categorie «uitgaven voor nog aan te gane verplichtingen m.i.v. 2001» zijn onder meer stelposten opgenomen voor de onderhandelingen over IDA-13 en AfDF-9. Deze onderhandelingen zijn reeds van start gegaan en zullen eind 2001/begin 2002 worden afgerond. De precieze omvang van de Nederlandse bijdragen is nog niet bekend en er zijn nog geen juridische verplichtingen aangegaan. Andere juridisch nog niet verplichte uitgaven zijn de stelposten voor AsDB (opgenomen in ontwerpbegroting 2002) en AsDF (2004), Wereldbank (2005) en IFC (2005).
Tabel budgetflexibiliteit Beleidsartikel 4 Internationale Financiële Betrekkingen (bedragen x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Programma-uitgaven | 261 551 | 167 380 | 176 851 | 205 191 | 188 980 | 171 376 | 145 767 |
Juridisch verplicht: niet beïnvloedbaar | |||||||
Uitgaven voor reeds aangegane verplichtingen t/m 2000 | 261 551 | 167 380 | 176 851 | 161 896 | 128 105 | 53 208 | 22 548 |
Juridisch niet verplicht: beïnvloedbaar | |||||||
Uitgaven voor nog aan te gane | 0 | 0 | 0 | 43 295 | 60 875 | 118 168 | 123 219 |
verplichtingen m.i.v. 2001 | |||||||
Idem in procenten van totale uitgaven | 0% | 0% | 0% | 21% | 32% | 69% | 85% |
3.5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
3.5.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een gezonde concurrentiepositie voor het bedrijfsleven wat betreft risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland die niet door de markt kunnen worden gedragen.
Vergelijkbaar met de meeste industrielanden is de Nederlandse overheid bereid onder bepaalde voorwaarden risico's voortvloeiend uit export en buitenlandse investeringen die niet door de markt kunnen worden gedragen over te nemen teneinde de gezonde concurrentiepositie van het nationale bedrijfsleven te bevorderen. Via internationale afspraken in met name WTO-, OESO- en EU-verband wordt gestreefd om deze overheidsmaatregelen te harmoniseren en internationale concurrentieverstoring te beperken. Een tweetal instrumenten, de exportkredietverzekering (EKV) en de regeling herverzekering investeringen (RHI) worden ingezet om deze doelstelling te bereiken. Daarnaast wordt de laatste jaren in toenemende mate rekening gehouden met de eisen die maatschappelijke ontwikkelingen stellen, zoals meer aandacht voor milieu en duurzame ontwikkeling (Kamerstukken II 2000/01, 26 485, nr. 15).
Verantwoordelijkheid | Systeem- en resultaatverantwoordelijkheid |
---|---|
VBTB Groeiparagraaf | De doelstellingen worden regelmatig geactualiseerd op basis van maatschappelijke ontwikkelingen en de uitkomsten van evaluaties. De nieuwe begrotingsopzet maakt het mogelijk de komende jaren de informatieverstrekking ten aanzien van een aantal beleidsonderdelen te verbeteren. Thans kan hierbij concreet worden gedacht aan de volgende aanpassingen. In de begroting 2003 zal als maatstaf voor de doelmatigheid en klantvriendelijkheid van de uitvoering van het beleid de doorlooptijd van de herverzekeringsaanvragen worden opgenomen. In de begroting 2004 zullen indicatoren voor het bepalen van een gezonde internationale concurrentiepositie worden uitgewerkt. In de begroting 2005 zullen indicatoren worden opgenomen voor de bepaling van de capaciteit van de particuliere verzekeringsmarkt voor het overnemen van thans door de Staat verzekerde risico's. Op basis van een in 2003 uit te voeren evaluatie van het recuperatiebeleid zullen in de begroting 2005 prestatiegegevens worden opgenomen. |
Wettelijke grondslag | Wet van 31 januari 1996, houdende regels betreffende de financiële verstrekkingen ten laste van de begroting van het ministerie van Financiën (Staatsblad 1996.98); ministeriële regeling nr. 183/1988 dd 14 juni 1983 (Stcrt. 1983, 132) en de ministeriële regeling van 15 oktober 1997 (Stcrt. 1997, 193). |
3.5.2 Operationele doelstellingen
3.5.2.1 Operationele doelstelling 1 Herverzekeren van risico's door de Staat
Het herverzekeren door de Staat van aanvaardbare risico's verbonden aan export en investeringen in het buitenland die niet door de markt kunnen worden gedragen.
Het overnemen door de Staat van risico's geschiedt door het herverzekeren van deze risico's via de exportkredietverzekering (EKV) en de Regeling Herverzekering Investeringen (RHI). Het gaat hierbij om risico's die de markt niet kan dragen. De Nederlandsche Credietverzekering Maatschappij N.V. (NCM) heeft toestemming om dit soort verzekeringen of garanties tegen betaling van premies bij de Staat te herverzekeren en draagt zorg voor de uitvoering.
Factoren die van invloed zijn op het herverzekeringsproces van exportkredieten door de staat zijn omvang en duur van het risico, indeling van landen in risicoklassen, de aan de mate van risico gekoppelde premiehoogte en de landenplafonds. Verder wordt rekening gehouden met het feit of een en ander niet indruist tegen internationale afspraken over milieu, het tegengaan «unproductive expenditure» en het tegengaan van omkoping. In dit verband verdient de invoering van een milieutoets per 1 juli 2001 vermelding. Naar aanleiding van een in 2000 uitgevoerde evaluatie van de verzekeringsfaciliteiten zullen beleidsmaatregelen worden genomen om de innovativiteit te vergroten, een flexibelere acceptatie van individuele aanvragen te bewerkstelligen en meer aandacht aan het MKB te geven. Voor 2002 geldt een maximumbedrag voor het aangaan van herverzekeringsverplichtingen uit hoofde van EKV van EUR 11,3 mrd. Op grond van de ervaringen van de afgelopen jaren en de voortgang van het overnemen van risico's door de markt, wordt ervan uitgegaan dat het in 2002 aan te gane bedrag op circa 30% hiervan zal uitkomen. De ontwikkeling van het cumulatief uitstaande obligo is in onderstaande grafiek weergegeven. Hierbij is een uitsplitsing gemaakt naar definitieve (polis) en voorlopige (dekkingstoezegging) verplichtingen. Voor de RHI geldt voor 2002 een maximale herverzekeringsruimte van EUR 0,5 mrd.
Ontwikkeling verplichtingen; voorlopige en definitieve garanties
De instrumenten EKV, waaronder de milieutoets, en RHI zullen in principe elke vijf jaar worden geëvalueerd, waarbij ook doelstellingen 3 en 5 zullen worden geëvalueerd. In 2001 wordt voorts een marktonderzoek gedaan naar het gebruik van de RHI.
3.5.2.2 Operationele doelstelling 2 Kostendekkendheid van herverzekeringsfaciliteiten
Het streven naar kostendekkendheid van het pakket aan herverzekeringsfaciliteiten.
Het streven naar kostendekkendheid van het pakket van herverzekeringsfaciliteiten vloeit voort uit internationale afspraken om subsidiëring te voorkomen. De mate van kostendekkendheid wordt bepaald met behulp van een berekeningssystematiek op basis van een recent ingevoerde bedrijfseconomische resultaatbepaling. Kostendekkendheid is vanwege de lange looptijd van risico's een begrip op lange termijn. Schade-uitkeringen zullen in principe pas een aantal jaren nadat een transactie in herverzekering is genomen optreden. Provenu's kunnen nog vele jaren nadat de schade is uitgekeerd worden ontvangen. Zo worden nu nog provenu's ontvangen op reeds meer dan 20 jaar geleden uitgekeerde schades. Volledig inzicht zal zelfs ver in de toekomst zeer moeilijk te verkrijgen zijn. Enig zinvol inzicht zal niet eerder dan in 2010 mogelijk zijn.
In 2001 is een nieuwe systematiek voor de berekening van de landenplafonds geïntroduceerd. In het hiervoor gebruikte risico-equivalentenmodel wordt eerst het maximale risico dat de Staat wil dragen bepaald, en daarna het bedrag over de landen verdeeld, waarbij de risicograad van het land een grote rol speelt. Voorts wordt onderzoek verricht naar de structuur van de koersrisicoverzekering. Daarnaast worden de mogelijkheden onderzocht van het gebruik van risico-swaps – het«ruilen» van risico's met andere landen – teneinde risicoconcentratie te beperken.
3.5.2.3 Operationele doelstelling 3 Minimalisering concurrentieverstoring
Het minimaliseren van concurrentieverstoring tussen landen met als inzet minimalisering van overheidssteun.
Minimalisering van concurrentieverstoring tussen landen wordt nagestreefd door in internationaal verband (Consensus, OESO, WTO, EU) afspraken te maken over de voorwaarden waarop transacties door de Staat in herverzekering kunnen worden genomen of anderszins worden gesteund. Nederland heeft hierin een actieve participatie. Uitgangspunt is daarbij het verminderen van de overheidssteun bij de exportkredietverzekering. Daarnaast wordt erop toegezien dat internationaal gemaakte afspraken worden nageleefd, zowel door implementatie daarvan binnen Nederland als door andere betrokken landen. Om de concurrentieverstoring te minimaliseren wordt voorts tegengegaan dat Nederlandse voorwaarden te zeer afwijken van die in andere landen op basis van internationale vergelijking. Daarvoor vinden periodiek vergelijkende evaluaties plaats.
3.5.2.4 Operationele doelstelling 4 Recuperatie van schades
Het recupereren van uitstaande schades en het treffen van schuldenregelingen voor debiteurenlanden.
Bij een schade-uitkering onder een polis door de Staat gaat de vordering van verzekerde over op de NCM. De NCM zet alle beschikbare middelen in om alsnog de vorderingen te innen. DNB heeft hierbij een beslissende en adviserende rol. Deze ontvangsten of provenu's komen pro rata parte ten gunste van de staat (zie tabel budgettaire gevolgen) en van de verzekerde.
Indien een debiteurland niet meer in staat is om aan zijn buitenlandse betalingsverplichtingen te voldoen, kan het zich tot de Club van Parijs wenden om te komen tot een herstructurering van zijn schuld aan buitenlandse overheidscrediteuren. Daarbij geldt het uitgangspunt van gelijke behandeling van crediteuren. Afhankelijk van de economische positie van het debiteurland kan een schuldenregeling bestaan uit herfinanciering, dan wel kwijtschelding van een deel van de uitstaande schuld. Schuld kan voortvloeien uit vorderingen op grond van exportkredietverzekering en uit vorderingen op grond van door de Nederlandse overheid verstrekte concessionele leningen. Kwijtschelding van schuld als gevolg van door de overheid gegarandeerde exportkredieten aan ontwikkelingslanden is Official Development Assistance (ODA) en komt ten laste van de 0,8% BNP-inspanning voor ODA.
De Nederlandse inzet bij schuldenregelingen is maximalisering van ontvangsten bij een houdbare schuld voor het debiteurland. De omvang van de houdbare schuld vloeit voort uit een in overeenstemming met IMF/Wereldbank uitgevoerd aanpassingsprogramma. Op deze wijze wordt zowel recht gedaan aan de economische ontwikkeling van het debiteurland als de positie van de Nederlandse Staat als crediteur.
Bij schuldherstructurering en kwijtschelding volgt Nederland de in internationaal verband afgesproken uitgangspunten. Met betrekking tot de kwijtschelding van schulden van Heavily Indebted Poor Countries (HIPC's) worden in aanvulling daarop de uitgangspunten gehanteerd, zoals neergelegd in de brief van de ministers Herfkens en Zalm dd. 23 mei 2000 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II 1999/00, 26 234, nr. 14). De Kamer wordt in de verantwoording geïnformeerd over de omvang van de gerealiseerde schuldherstructureringen.
3.5.2.5 Operationele doelstelling 5 Doelmatige uitvoering herverzekeringsfaciliteiten
Het creëren van voorwaarden voor een doelmatige uitvoering van de herverzekeringsfaciliteiten op basis van een gelijkwaardige behandeling van aanvragen.
Ter uitvoering van de herverzekeringsactiviteiten gelden afspraken tussen de Staat, NCM en DNB.
De thans door NCM uitgevoerde herverzekeringsactiviteiten geschieden op basis van een overeenkomst NCM–Staat. Naar aanleiding van de toegenomen particuliere activiteiten voor eigen rekening en risico van de NCM is ervoor gekozen de structuur te wijzigen. De verzekeringsactiviteiten ten behoeve van de Staat zullen worden ondergebracht in een afzonderlijke juridische eenheid.
Voorts zal, mede op basis van genoemde evaluatie van de verzekeringsfaciliteiten, een aantal maatregelen dat de kwaliteit van de uitvoering van de faciliteiten moet vergroten worden uitgevoerd. Deze maatregelen betreffen onder meer het verbeteren van de informatievoorziening, verbetering van doorlooptijden en het invoeren van accountmanagement bij NCM. Voorts wordt uitvoering gegeven aan de introductie van een dekkingsadvies. Dit geeft de exporteur de zekerheid dat zijn transactie op dit ogenblik aan alle voorwaarden voldoet, hetgeen betekent dat de exporteur een dekkingstoezegging zou hebben gekregen als daarvoor de ruimte onder het landenplafond aanwezig zou zijn geweest.
Op grond van de overeenkomst Staat-NCM wordt tussen de Staat en NCM een beloningsregeling vastgesteld. De huidige regeling loopt van 1999 tot en met 2001. Een nieuwe beloningsregeling wordt thans voorbereid.
Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek van de doelstellingen | ||||||
• Algemene beleidsdoelstelling EKI | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | 2010 |
• Operationele doelstelling 1, 3 en 5 | ||||||
• Evaluatie faciliteiten EKV en RHI | • | |||||
• Evaluatie RHI | • | |||||
• Operationele doelstelling 2 | ||||||
• Evaluatie bedrijfseconomische resultaat bepaling | • | |||||
• Operationele doelstelling 4 | ||||||
• Recuperatiebeleid NCM | • |
3.5.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 3 106 045 | 11 799 676 | 11 799 632 | 11 799 592 | 11 799 592 | 11 799 593 | 11 799 593 |
(Betalings)verplichtingen | 11 264 | 13 621 | 13 576 | 13 537 | 13 536 | 13 537 | 13 537 |
Kostenvergoeding NCM | 10 274 | 12 695 | 12 695 | 12 695 | 12 695 | 12 695 | 12 695 |
(Garantie)verplichtingen | 3 094 781 | 11 786 055 | 11 786 056 | 11 786 055 | 11 786 056 | 11 786 056 | 11 786 056 |
EKV | 2 905 101 | 11 332 275 | 11 332 276 | 11 332 275 | 11 332 276 | 11 332 276 | 11 332 276 |
RHI | 189 680 | 453 780 | 453 780 | 453 780 | 453 780 | 453 780 | 453 780 |
Uitgaven | 91 638 | 92 268 | 112 189 | 147 544 | 147 544 | 147 544 | 147 544 |
Programma-uitgaven | 80 374 | 78 646 | 98 613 | 134 008 | 134 008 | 134 008 | 134 008 |
doelst. 1 Herverzekeren door de Staat | |||||||
EKV-schades | 80 374 | 78 646 | 98 613 | 134 008 | 134 008 | 134 008 | 134 008 |
RHI-schades | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Apparaatsuitgaven | 11 264 | 13 621 | 13 576 | 13 537 | 13 536 | 13 537 | 13 537 |
Personeel en materieel | 989 | 926 | 881 | 842 | 842 | 842 | 842 |
Kostenvergoeding NCM | 10 274 | 12 695 | 12 695 | 12 695 | 12 695 | 12 695 | 12 695 |
Ontvangsten | 291 014 | 311 293 | 172 890 | 172 890 | 172 890 | 163 815 | 163 815 |
Programma-ontvangsten | 291 014 | 311 293 | 172 890 | 172 890 | 172 890 | 16 3 815 | 163 815 |
doelst. 1 Herverzekeren door de Staat | |||||||
Premies EKV | 34 141 | 34 034 | 34 034 | 34 034 | 34 034 | 34 034 | 34 034 |
Premies RHI | 913 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 | 454 |
doelst. 4 Recupereren schades | |||||||
Schaderestituties EKV | 255 961 | 276 806 | 138 403 | 138 403 | 138 403 | 129 327 | 129 327 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
De uitgavenraming is het resultaat van enerzijds de nu geldende beloningsregeling met NCM en anderzijds een inschatting van de toekomstige schades op in herverzekering genomen transacties. De schade-uitkeringen zijn, evenals de ontvangsten, afhankelijk van moeilijk voorspelbare economische ontwikkelingen. Bovendien zijn de risico's geconcentreerd in een klein aantal landen. Gecombineerd met een toegenomen correlatie tussen landen onderling, zijn de begrotingsramingen met grote onzekerheid omgeven. Dit effect is groter naarmate de tijdshorizon langer is. Op korte termijn is het uitgavenpatroon nauwelijks te beïnvloeden. In de beloningsregeling wordt meestal voor meerdere jaren vastgelegd op welke wijze de hoogte van de vergoeding aan NCM wordt bepaald. Bovendien wordt de hoogte van de vergoeding bepaald door de werkelijk gemaakte kosten. De schade-uitkeringen vloeien voort uit in het verleden aangegane langlopende verplichtingen. Slechts door wijzigingen in de acceptatie van verplichtingen, is het in de verder verwijderde toekomst liggende uitgavenpatroon in enige mate te beïnvloeden, al blijft dit sterk afhankelijk van externe factoren.
De ontvangsten bestaan uit premies en provenu's. Het grootste deel van de premie-ontvangsten heeft betrekking op middellange transacties. Op basis van de resultaten van de afgelopen jaren wordt verwacht dat de vraag naar exportkredietverzekering marginaal zal stijgen. Vanaf 1 januari 2001 neemt NCM echter een groter deel van de kortlopende risico's voor eigen rekening. Verwacht wordt dat deze ontwikkelingen samen per saldo neutraal uitwerken. Dit heeft derhalve niet tot een aanpassing in de premieraming geleid. De provenu's komen voornamelijk voort uit in het kader van de Club van Parijs gesloten schuldenregelingen. Als gevolg van een daling in onder de schuldenregeling te betalen bedragen vertonen de provenu's een dalend verloop in de tijd.
Bij dit artikel geldt dat de programma-uitgaven voor schade-uitkeringen voortvloeien uit in het verleden aangegane verplichtingen. De uitgaven voor de beloningsregeling NCM zijn gebaseerd op een meerjarige overeenkomst. Op korte termijn is derhalve het uitgavenpatroon nauwelijks te beïnvloeden.
Voor de lange termijn geldt dat slechts een wijziging in de acceptaties van verplichtingen van de EKV/RHI het uitgavenpatroon positief of negatief beïnvloedt.
Overigens geldt dat niet met zekerheid op voorhand kan worden gesteld welke verplichtingen (verzekeringspolissen) tot uitgaven zullen leiden. De gepresenteerde budgetflexibiliteit betreft derhalve een globale schatting. In de praktijk zal blijken of de reeds aangegane verplichtingen tot meer of minder uitgaven zullen leiden.
Tabel Budgetflexibiliteit Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties (bedragen x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Programma uitgaven | 80 374 | 78 646 | 98 613 | 134 008 | 134 008 | 134 008 | 134 008 |
Juridisch verplicht: niet beinvloedbaar | |||||||
Uitgaven betreffende aangegane verplichtingen | 80 374 | 78 646 | 93 613 | 120 608 | 107 208 | 93 808 | 80 408 |
Juridisch niet verplicht: beïnvloedbaar | |||||||
Uitgaven voor nog aan te gane verplichtingen | 0 | 0 | 5 000 | 13 400 | 26 800 | 40 200 | 53 600 |
Idem in procenten van totale uitgaven | 0% | 0% | 5% | 10% | 20% | 30% | 40% |
3.6.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het mede-reguleren van de kansspelmarkt1 door het uitvoeren van de Staatsloterij. Hiermee wordt een opbrengstenstroom voor de schatkist gerealiseerd.
Op grond van de Wet op de Kansspelen (artikel 9, eerste lid) kan de minister van Financiën een vergunning verlenen voor het organiseren van de Staatsloterij. De uitvoering van de Staatsloterij is, bij beschikking van 15 juni 1992, in handen gelegd van de Stichting Exploitatie Staatsloterij (SENS). De afdracht aan de Staat is de resultante van de omzet van de Staatsloterij na aftrek van de uitgekeerde prijzen en de ter uitvoering van de Staatsloterij gemaakte kosten. De omzet hangt samen met de ontwikkeling van het marktaandeel en de autonome groei van de kansspelmarkt.
De Wet op de Kansspelen is eind vorig jaar onderzocht in het kader van de operatie «Marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit» (MDW). Op 20 november 2000 is het kabinetsstandpunt kansspelen naar aanleiding van het MDW-rapport «Nieuwe ronde, nieuwe kansen» aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2000/01, 24 036, nr. 180). Daarin is aangekondigd dat de positie van de SENS en haar relatie tot de Staat nader zal worden bezien.
Verantwoordelijkheid | Systeemverantwoordelijkheid |
---|---|
VBTB Groeiparagraaf | Een nadere invulling van het beleidsartikel kan worden gegeven nadat de positionering van de SENS en haar relatie tot de Staat, zoals bedoeld in het kabinetsstandpunt kansspelen naar aanleiding van het MDW-rapport «Nieuwe ronde, nieuwe kansen» zijn bepaald. |
Wettelijke grondslag | Wet op de Kansspelen (Wet van 10 december 1964, Stb. 1964, 483) Beschikking van 15 juni 1992 (Stcrt 1992, 121) |
3.6.2 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Ontvangsten | 131 083 | 131 412 | 134 589 | 138 219 | 141 849 | 145 480 | 149 294 |
Programma-ontvangsten | 131 083 | 131 412 | 134 589 | 138 219 | 141 849 | 145 480 | 149 294 |
Algemene doelstelling | |||||||
Afdracht SENS | 131 083 | 131 412 | 134 589 | 138 219 | 141 849 | 145 480 | 149 294 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
In bovenstaande tabel is, op basis van verwachtingen over het marktaandeel Staatsloterij en de groei van de kansspelmarkt, uitgegaan van een groei van de afdracht van 2,5% per jaar.
De ontwikkeling van de omzet en de afdracht Staatsloterij vanaf 1994, alsmede die van de prijzen en de kosten zijn hieronder weergegeven.
Ontwikkeling omzet, afdracht, kosten, prijzen (x EUR 1 mln) en marktaandeel (%) | |||||||
1994 | 1995 | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | |
Omzet | 353 | 390 | 419 | 472 | 514 | 575 | 596 |
Kasafdracht1 | 73 | 64 | 74 | 88 | 96 | 96 | 131 |
Kosten | 54 | 54 | 59 | 71 | 68 | 76 | 92 |
Prijzen | 243 | 265 | 284 | 318 | 344 | 386 | 398 |
Marktaandeel (%) | 42 | 45 | 46 | 48 | 47 | 48 | 48 |
1 Inclusief de kasafdracht van de Stichting Nationale Instant Loterij, welke met ingang van 1997 is komen te vervallen.
Bij bovenstaande gegevens moet in ogenschouw genomen worden dat deze vooral een referentiemaatstaf zijn. De ontwikkeling van de totale kansspelmarkt en het marktaandeel van de SENS zijn autonome grootheden. Vanwege dit gegeven en het feit dat de afdracht aan de Staat een resultante vormt van omzet, prijzen en kosten kan het ministerie de hoogte van de afdracht nauwelijks beïnvloeden.
3.7.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het doelmatig beheren en verkopen van roerende en onroerende zaken van het Rijk en het bevorderen van een optimale allocatie van onroerende zaken benodigd voor het Rijk.
Deze beleidsdoelstelling wordt binnen het ministerie van Financiën uitgevoerd door de dienst Domeinen (zie operationele doelstellingen 1 en 2) en door de projectdirectie Vastgoed (zie operationele doelstelling 3). Domeinen is een facilitaire organisatie voor overheidsorganisaties op het gebied van vastgoed en bij de verkoop en bewaring van roerende goederen.
De algemene beleidsdoelstelling wordt uitgevoerd door middel van de instrumenten verwerving, beheer en vervreemding van materiële activa. Daarnaast wordt intensieve samenwerking nagestreefd tussen de vastgoedbeherende departementen gericht op het tijdig en zo goedkoop mogelijk beschikbaar hebben van vastgoed voor publieke doelen van het Rijk. Onderstaand is aangegeven op welke wijze de algemene doelstelling is geconcretiseerd in drie operationele doelstellingen.
Verantwoordelijkheid | De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën is voornamelijk een systeemverantwoordelijkheid. Domeinen en de projectdirectie Vastgoed hebben geen financiële verplichtingen bij het resultaat. Doelmatigheid is belangrijk in combinatie met de kwaliteit van de dienstverlening. Deze aspecten komen tot uitdrukking in de prestatiegegevens. |
---|---|
VBTB Groeiparagraaf | De hierna genoemde operationele doelstellingen met de daarbij behorende prestatiegevens voldoen voor de komende jaren. De prestatiegegevens kunnen naar verwachting worden opgeleverd bij de verantwoording over 2002. Prestatiegegevens over de omloopsnelheid van verkoopzaken bij Domeinen kunnen nog niet worden opgeleverd. Zodra het nieuwe informatiesysteem gereed is kan hierover informatie worden verstrekt. Dit geldt ook voor prestatiegevens met betrekking tot klachten. De prestatiegegevens kwaliteit betaling OZB en klanttevredenheid zijn niet ieder jaar beschikbaar, aangezien de OZB-waarde om de vier jaar wordt vastgesteld en het klanttevredenheidsonderzoek om het jaar plaatsvindt. Indien tijdens de uitvoering van de begroting blijkt dat bepaalde indicatoren niet de informatie verschaffen die nodig is voor de beoordeling van de resultaten dan zullen deze indicatoren worden aangepast in latere begrotingen. |
Wettelijke grondslag | In de Comptabiliteitswet is vastgelegd dat de minister van Financiën verantwoordelijk is voor de uitoefening van het privaatrechtelijk beheer van zaken en het beheer van overtollige zaken van de Staat (artikelen 27, tweede lid, en 19 vijfde lid). |
3.7.2 Operationele doelstellingen
3.7.2.1 Operationele doelstelling 1 Bewaring en vervreemding roerende zaken
Efficiënte bewaring en vervreemding van roerende zaken van de Staat
Domeinen wil zo doelmatig mogelijk roerende zaken bewaren en vervreemden voor overheidsorganisaties en hen daarbij adviseren. Uitgangspunt hierbij is kostendekkende dienstverlening. Om dit te bereiken wordt bij Domeinen extra aandacht besteed aan klantgerichtheid, kwaliteit van het personeel en een goede administratie.
De instrumenten die Domeinen hanteert om deze doelstelling te bereiken zijn opslag en verkoop. Hiervoor heeft Domeinen een regionale directie roerende zaken en vijf regio-eenheden ingericht, die geografisch zijn verspreid over het land. Deze regio-eenheden bewaren in beveiligde opslagplaatsen goederen die door Justitie in beslag zijn genomen. Op basis van een beslissing van de strafrechter of het Openbaar Ministerie worden de zaken teruggegeven aan de beslagene, dan wel worden zij verkocht of vernietigd.
Voor roerende zaken die mogen worden vervreemd, organiseert iedere regio-eenheid periodiek een openbare verkoop op basis van inschrijving. Gegund wordt aan de hoogst biedende. Hieraan voorafgaand zijn er kijkdagen waar potentiële kopers de goederen kunnen bezichtingen. Informatie over de verkopen is tevens beschikbaar via het internet.
Om het behalen van deze operationele doelstelling te meten zijn prestatie-indicatoren geformuleerd.
Efficiënte bewaring is gericht op zo laag mogelijke kosten voor de Staat met waarborgen voor kwalitiatief goede bewaring. De opslagplaatsen zijn een belangrijk bedrijfsmiddel voor Domeinen. Hierbij is van belang dat de bestaande capaciteit aansluit bij de behoefte van departementen. Een tekort aan opslagcapaciteit kan tot problemen leiden bij toeleverende departementen. Bij efficiënte vervreemding is van belang dat de toeleverende overheden (de klanten) van de overtollige roerende zaken tevreden zijn met de opbrengst en dat het verkoopproces kostendekkend door Domeinen wordt uitgevoerd. De tevredenheid van de klanten van Domeinen – zowel voor bewaring als vervreemding – is een graadmeter die inzicht geeft in het functioneren van Domeinen.
3.7.2.2 Operationele doelstelling 2 Beheer en verkoop onroerende zaken
Efficiënt beheren en verkopen van onroerende zaken van de Staat
Om efficiënt onroerende zaken van de Staat te kunnen beheren en verkopen bemiddelt Domeinen als facilitaire organisatie in en bij vastgoedtransacties van de rijksoverheid en daaraan gelieerde instellingen. Domeinen brengt daarbij verschillende overheidsbelangen bij elkaar. Hierbij wordt gestreefd naar een marktconform resultaat en een transparant proces waarbij het publieke belang voorop staat. Onder beheer wordt onder andere verstaan exploitatie, betaling zakelijke lasten, onderhoud en bezittingenadministratie.
Om het bovenstaande te bereiken wordt aan de volgende elementen extra aandacht besteed binnen de organisatie: klantgerichtheid, Raad voor Vastgoed Rijksoverheid, informatievoorziening en de kwaliteit van het personeel.
De instrumenten zijn beheer (waaronder onder andere exploiteren) en verkoop. Domeinen heeft vier regionale directies, met een geografisch afgebakend beheersgebied die deze activiteiten uitvoeren.
Voor het beheer, met name exploitatie, wordt gebruik gemaakt van privaatrechtelijke overeenkomsten zoals: huur, erfpacht en pacht. Het uitgangspunt hierbij is een marktgerelateerde opbrengst. Tevens wordt rekening gehouden met andere publieke belangen. Mochten deze ingebruikgegeven onroerende zaken in de toekomst nodig zijn voor overheidsdoeleinden dan moet de overeenkomst daarop worden afgestemd.
Als een onroerende zaak van het Rijk niet meer nodig is voor het uitoefenen van publieke doelen en overtollig is, dan meldt het afstotende departement dit bij Domeinen. Domeinen start de verkoopprocedure nadat is gebleken dat de departementen en andere overheden (onder andere provincies, gemeenten en gelieerde instellingen aan het Rijk) geen behoefte hebben aan de onroerende zaak. Als zij geen belangstelling hebben, vindt verkoop plaats aan derden, in het openbaar aan de meest biedende.
Domeinen is ook betrokken bij de veiling van de benzinestations. Een aantal jaren geleden werd geconstateerd dat de Nederlandse benzinemarkt niet voldoende functioneert, onder andere omdat de toetredingsmogelijkheden beperkt zijn en er niet voldoende op prijs wordt geconcurreerd. Naar aanleiding van deze constatering is een MDW-traject gestart. Om meer prijsconcurrentie en betere toetredingsmogelijkheden te realiseren op het hoofdwegennet zullen alle door de Staat uitgegeven locaties voor benzinestations in een periode van 21 jaar worden geveild. In 2002 zal de eerste veiling plaatsvinden. Daarnaast zal een nieuwe vergoedingssystematiek in de periode van 2002 tot 2005 worden gerealiseerd.
Om de publieke belangen goed op elkaar af te stemmen, werkt Domeinen intensief samen met andere departementen. In dit kader participeert Domeinen in de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (zie operationele doelstelling 3). Drie medewerkers zijn gedetacheerd bij de projectdirectie Vastgoed. Besluiten die in de Raad voor Vastgoed Rijksoverheid worden genomen die de processen van Domeinen beïnvloeden worden door Domeinen geïmplementeerd.
Om het behalen van deze operationele doelstelling te meten zijn prestatie-indicatoren geformuleerd. Efficiëntie van verkoop en beheer wordt vastgesteld door middel van benchmarking. Gemeten worden de apparaatskosten van een product in relatie tot de opbrengsten. Hierbij is van belang dat Domeinen bij beheer en verkoop afhankelijk is van het aanbod van de departementen. In de processen moet rekening worden gehouden met diverse publieke belangen. De kwaliteit van het afhandelen van het betalen van de zakelijke lasten kan gemeten worden vanuit de apparaatskosten die daarmee gemoeid zijn maar ook via het aantal ingediende bezwaarschriften met succesvolle afloop. Aangezien Domeinen verschillende overheidsbelangen bij elkaar brengt kan zij haar expertise ook aanwenden om te bemiddelen tussen partijen of om overheden te ondersteunen op het gebied van vastgoed. Dit kan worden gemeten door het aantal gevallen dat Domeinen opdrachten uitvoert voor overheden die op het gebied van advies en bemiddeling liggen. De tevredenheid van klanten over Domeinen is een graadmeter voor de kwaliteit van het totale functioneren van Domeinen op het gebied van onroerende zaken.
3.7.2.3 Operationele doelstelling 3 Optimaal handelen in vastgoed
Het leveren van een bijdrage aan publieke doelen door samen met andere vastgoedbeherende departementen optimaal te handelen in vastgoed.
Om de samenwerking tussen vastgoedbeherende departementen te bevorderen met als doel het optimaal handelen in vastgoed heeft het ministerie van Financiën het initiatief genomen om een samenwerkingsverband tussen de vastgoedbeherende departementen te creëren (VROM, V&W, LNV, Defensie en Financiën). Dit heeft in de Nota Grondbeleid geleid tot de volgende besluiten:
• Instelling Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR), waarin de vastgoedbeherende departementen zijn vertegenwoordigd, met een eigen facilitaire organisatie (de projectdirectie Vastgoed).
• Evaluatie van de effectiviteit en doelmatigheid van de RVR in 2004.
• Het creëren van een voorfinancieringsfaciliteit bij Financiën voor anticiperende aankopen en het in portefeuille houden van vastgoed.
De RVR is een eerste stap om te komen tot intensievere samenwerking tussen de departementen.
Bij de RVR staat voorop het doelmatig aankopen, verkopen en beheren van vastgoed voor het Rijk om publieke doelen te realiseren (vastgoed is een middel, geen doel op zich). De RVR stimuleert onder andere een gebiedsgerichte/projectmatige aanpak voor de verwerving en afstoot van vastgoed in regio's waar meerdere departementen beleidsdoelen willen realiseren. Daartoe stelt de RVR een werkprogramma vast met betrekking tot de primaire en secundaire processen. De RVR legt het werkprogramma vooraf ter goedkeuring voor aan de betrokken bewindslieden. De RVR stuurt, regisseert en houdt toezicht op het uitvoeringsproces van het goedgekeurde werkprogramma. Eventuele besluitvorming van de RVR heeft invloed op de werkprocessen van Domeinen en de andere vastgoedbeherende departementen.
De instrumenten bij deze operationele doelstelling zijn aankoop, beheer en verkoop. Deze instrumenten worden ingezet in het kader van het activabeheer van het rijk. De Raad voor Vastgoed Rijksoverheid (RVR), waarin de vastgoedbeherende departementen zijn vertegenwoordigd, regisseert, stuurt en houdt toezicht op de aankoop, het beheer en de verkoop.
In 2004 wordt het functioneren van de RVR en de daarmee samenhangende projectdirectie Vastgoed geëvalueerd.
Overzicht prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek van de doelstellingen | |||||
Algemene beleidsdoelstelling Domeinen | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
• Operationele doelstelling 1 | |||||
• Kostendekkendheid bewaartaak (bewaarkosten/bewaarloon) | 70% | 75% | 80% | 90% | 100% |
• Kostendekkendheid verkooptaak (toe te rekenen verkoopkosten aan verkochte zaken/ontvangen opgeld van verkochte zaken) | 70% | 75% | 80% | 90% | 100% |
• Gemiddelde bezettingsgraad (gemiddeld bezet aantal m2/totaal beschikbare m2) | 80% | 80% | 80% | 80% | 80% |
• Klanttevredenheid (gemiddelde score klanttevredenheidsonderzoek2) | 6 | – | 6,5 | – | 7 |
• Operationele doelstelling 2 | |||||
• Toe te rekenen apparaatskosten aan verkopen (apparaatskosten onroerende zaken/verkoopopbrangsten onroerende zaken) | Benchmark | ||||
• Toe te rekenen apparaatskosten aan ingebruikgevingen (apparaatskosten ingebruikgevingen/ontvangsten ingebruikgevingen) | Benchmark | ||||
• Betaling OZB: toe te rekenen apparaatskosten aan betaling OZB (apparaatskosten OZB/betaalde OZB) | Benchmark | ||||
• Kwaliteit dienstverlening betaling OZB2 (aantal ingediende bezwaarschriften/aantal gehonoreerde bezwaarschriften)3 | 70% | ||||
• Klanttevredenheid: gemiddelde score klanttevredenheidsonderzoek4 | 6 | – | 6 | – | 7 |
• Klanttevredenheid: vraag naar advies en bemiddeling binnen de overheid (aantal gehonoreerde verzoeken tot dienstverlening) | 0 | + 5% | + 7% | + 10% | + 13% |
• Operationele doelstelling 3 | |||||
• Evaluatie |
1 Het klanttevredenheidsonderzoek wordt om het jaar gehouden.
2 Aangezien de WOZ beschikkingen om de vier jaar worden herzien, kan ook maar om de vier jaar bezwaar worden ingediend.
3 In 2001 was de streefwaarde voor deze indicator 60%.
4 Het klanttevredenheidsonderzoek wordt om het jaar gehouden.
3.7.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 218 961 | 130 787 | 119 279 | 118 362 | 83 730 | 85 033 | 85 033 |
Uitgaven | 218 929 | 130 787 | 119 279 | 118 362 | 83 730 | 85 033 | 85 033 |
Programma-uitgaven | 193 016 | 98 206 | 89 267 | 89 276 | 55 242 | 55 242 | 55 242 |
doelst. 1 Bewaring/vervreemding Roerend | |||||||
Beheerskosten | 1 557 | 1 972 | 1 564 | 1 564 | 1 564 | 1 564 | 1 564 |
doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend | |||||||
Onderhoud en beheerskosten | 5 947 | 9 413 | 7 145 | 7 145 | 7 145 | 7 145 | 7 145 |
Zakelijke lasten | 42 922 | 45 981 | 46 525 | 46 534 | 46 534 | 46 534 | 46 534 |
doelst. 3 Optimaal handelen in vastgoed | |||||||
Anticiperende aankopen | 40 840 | 34 034 | 34 034 | ||||
Overige programmauitgaven | 142 590 | ||||||
Apparaatsuitgaven | 25 913 | 32 581 | 30 012 | 29 086 | 28 488 | 29 791 | 29 791 |
Ontvangsten | 547 594 | 451 989 | 316 120 | 332 537 | 291 720 | 218 934 | 219 251 |
Programma-ontvangsten | 545 266 | 449 124 | 314 389 | 330 807 | 289 989 | 217 203 | 217 520 |
doelst. 1 Bewaring/vervreemding Roerend | |||||||
Verkoop roerende zaken | 57 641 | 82 359 | 64 117 | 95 609 | 86 534 | 43 878 | 43 878 |
doelst. 2 Beheer/verkoop Onroerend | |||||||
Verkoop onroerende zaken | 333 762 | 187 538 | 82 406 | 68 339 | 68 339 | 46 558 | 46 558 |
Beheerontvangsten | 106 060 | 99 956 | 101 139 | 101 947 | 104 239 | 102 696 | 103 014 |
Overige programma-ontvangsten | 47 803 | 38 431 | 32 693 | 30 877 | 30 877 | 24 071 | 24 071 |
doelst. 3 Optimaal handelen in vastgoed | |||||||
Anticiperende aankopen | 40 840 | 34 034 | 34 034 | ||||
Apparaatsontvangsten | 2 328 | 2 865 | 1 731 | 1 731 | 1 731 | 1 731 | 1 731 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
Voor de belangrijkste ontvangsten- en uitgavencategoriëen wordt uitgegaan van individuele objecten en daarbij behorende prijzen of tarieven. Ook uitgavenposten als onderhoud gronden en gebouwen, kapitaalinvesteringen en beheerskosten zijn gebaseerd op aantal maal de verwachte prijs en de geplande verkopen.
Programma-uitgaven
1. Bewaring en vervreemding van roerende zaken
Onder deze categorie worden uitgaven verantwoord voor in beslag of in bewaring genomen zaken, zoals:
a. schade-uitkeringen indien in bewaring genomen zaken ten onrechte blijken te zijn verkocht
b. vernietigen van in beslag genomen zaken
c. advertenties voor voorgenomen openbare verkopen
d. taxaties van in beslag genomen goederen.
2. Beheer en verkoop van onroerende zaken
a. Onderhoud en beheerskosten
Hieronder vallen drie posten, te weten:
1. Onderhoud grond en gebouwen (waaronder ook de kosten van bodemverontreiniging)
In 2001 worden enkele grote saneringen voor rekening van Domeinen uitgevoerd.
2. Kapitaalinvesteringen
De relatief hoge raming van kapitaalinvesteringen in 2001 wordt veroorzaakt door tegemoetkomingen voor de verplaatsing van pachters teneinde publieke doelen te realiseren.
3. Beheerskosten
Onder de beheerskosten worden uitgaven geraamd voor verkopen (en voor een gering deel bij ingebruikgevingen), zoals advertenties voor voorgenomen openbare verkopen, taxaties van te verkopen en te verhuren objecten en bemiddeling door makelaars bij verkoop, notariskosten, kadasterkosten (dat wil zeggen voor alle kosten die het Kadaster bij Domeinen in rekening brengt), bewaking van objecten in tijdelijk beheer en energie voor objecten in tijdelijk beheer, bv om een pand vorstvrij te houden of om tijdelijke bewoners (zodat het pand bewoond is en het niet gekraakt wordt) van energie en water te voorzien.
b. Zakelijke lasten
Domeinen betaalt het eigenaarsdeel van de zakelijke lasten over onroerende zaken die eigendom zijn van de Staat. Indien in de betreffende panden overheidsdiensten zijn gehuisvest, betaalt Domeinen eveneens het gebruikersdeel. Het gaat hierbij om circa EUR 46,3 mln per jaar.
Onder deze categorie vallen twee grote posten, te weten waterschapslasten en onroerende zaakbelasting. Deze beide nemen 98% van de uitgaven zakelijke lasten voor hun rekening. De overige posten zijn overige gemeentelasten, zoals rioolheffing, landinrichtingsrente en afkoop landinrichtingsrente.
3. Optimaal handelen in vastgoed
Deze uitgaven zijn gereserveerd voor de voorfinancieringsfaciliteit ten behoeve van anticiperende aankopen van het Rijk.
Bij dit artikel is voor 2000 een bedrag van EUR 142,6 mln opgenomen. Dit bedrag is een correctie op de ontvangst van EUR 3,6 mld in 1999 van de baten-lastendienst Rijksgebouwendienst (Rgd) voor het saldo van langlopende activa en langlopende voorzieningen, zoals die op de beginbalans van de Rgd worden opgenomen.
De toename van de apparaatsuitgaven in 2001 en 2002, komen onder andere voort uit investeringen in een informatiesysteem en uit investeringen in huisvesting. De investeringen in huisvesting zorgen voor een continue toename (huurprijzen) in de apparaatsuitgaven omdat hiervoor meerjarige overeenkomsten zijn aangegaan met de Rijksgebouwendienst.
1. Bewaring en vervreemding van roerende zaken
Bij de verkoopontvangsten roerende zaken worden de opbrengsten geraamd van verkochte overtollige zaken en in beslag genomen goederen. De dekking van de verkoopactiviteiten van Domeinen vindt plaats door een opslag van 15% op de opbrengstprijs, het zogenaamde opgeld (zie apparaatsontvangsten).
Een deel van de opbrengsten wordt weliswaar als opbrengst Domeinen begroot, maar komt vanwege afgesloten middelenafspraken ten goede aan de begroting van andere departementen.
De fluctuatie in de begrotingsjaren worden veroorzaakt door de spreiding in de jaren van de ontvangsten van de verkopen van strategisch materiaal van Defensie. Voor een nadere onderverdeling wordt verwezen naar de verdiepingsbijlage.
2. Beheer en verkoop van onroerende zaken
a. Verkoop onroerende zaken
Bij de verkoopontvangsten onroerende zaken kan onderscheid gemaakt worden naar ontvangsten ten gunste van Domeinen/Financiën (IXB) en die ten gunste van andere departementen uit hoofde van middelenafspraken met de betreffende ministeries. De verkopen van Domeinen omvatten zaken zoals: landbouwgronden in verpachte en pachtvrije staat, boerderijen en erven; landbouwgronden met niet-agrarische bestemming (hierbij valt te denken aan voorheen landbouwgronden die aan een gemeente voor uitbreiding worden verkocht); bij andere departementen overtollige onroerende zaken, bijvoorbeeld gebouwen en kantoren en rijkswateren.
De teruglopende ontvangsten, van circa EUR 90,8 mln, bij verkoop onroerende zaken komt onder meer voort uit de verkoopstop van de agrarische domeingronden. Tevens zullen in de toekomst ook geen grote arealen worden overgedragen aan gemeenten in de IJsselmeerpolders omdat deze geplande overdrachten bijna allemaal zijn gerealiseerd. Hierdoor nemen de ontvangsten uit verkoop onroerende zaken verder af. Deze onderverdeling is opgenomen in de verdiepingsbijlage.
b. Beheerontvangsten
Bij de inkomsten uit beheer door Domeinen moet onderscheid gemaakt worden naar inkomsten uit hoofde van pacht of huur voor onroerende zaken die permanent of tijdelijk in materieel beheer bij Domeinen zijn. Hierbij kan worden gedacht aan pachtopbrengsten en erfpachtopbrengsten van agrarische gronden, andere zakelijke rechten zoals erfpacht, huur en opstalrechten.
Onder deze post worden ook ontvangsten verantwoord van onder andere zand- en grondwinning en verleende gebruiksrechten aan benzinemaatschappijen en exploitanten om langs rijkswegen bezinestations te mogen exploiteren. Deze onderverdeling is opgenomen in de verdiepingsbijlage.
c. Overige programma-ontvangsten
Hieronder zijn onder meer de volgende opbrengsten onder gebracht: renteontvangsten, reserveringsvergoedingen, onbeheerde nalatenschappen, afrekenen van verreken-/antispeculatiebedingen, vergoeding van Justitie voor bewaring van «pluk ze» zaken, vergoeding van de RGD ter compensatie voor het betaalde eigenaarsdeel van de OZB.
Dit zijn de opgelden die Domeinen ontvangt bij verkopen van roerende zaken.
3.8. Financieel-economisch beleid van de overheid
3.8.1 Algemene beleidsdoelstelling
Het vormgeven en uitvoeren van het financieel-economisch beleid van de overheid, het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven en het waarborgen van de rechtmatigheid daarvan.
Als indicatie voor het antwoord op de vraag of deze doelstelling wordt c.q. is bereikt, worden de volgende reguliere prestatiegegevens c.q. streefwaarden gehanteerd:
• de netto-uitgaven moeten ieder begrotingsjaar binnen het uitgavenkader blijven;
• de mate waarin de doelmatigheid en de doeltreffendheid van overheidsbeleid – zoals opgenomen in de ontwerpbegrotingen – wordt gevolgd c.q. geëvalueerd met reguliere prestatiegegevens en/of periodiek evaluatieonderzoek. Voor de ontwerpbegroting 2003 zullen hiertoe – in meerjarig perspectief – streefwaarden zijn vastgesteld en een monitorsysteem ontwikkeld zijn.
• van de gerealiseerde verplichtingen, uitgaven en ontvangsten op de rijksbegroting moet ten minste 99,0% rechtmatig zijn.
Verantwoordelijkheid | De minister van Financiën is resultaatverantwoordelijk voor operationele doelstelling 1 en systeemverantwoordelijk voor operationele doelstellingen 2 tot en met 5. De Comptabiliteitswet stelt iedere minister – voor zijn of haar begroting – verantwoordelijk voor de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid en de bedrijfsvoering die aan die begroting ten grondslag ligt. Uit hoofde van diezelfde Comptabiliteitswet heeft de minister van Financiën verschillende coördinerende verantwoordelijkheden en bevoegdheden. |
---|---|
VBTB Groeiparagraaf | Op het gebied van prestatiegegevens dient nog het een en ander te gebeuren. Ten eerste zullen voor de ontwerpbegroting 2003 in meerjarig perspectief streefwaarden worden ontwikkeld voor «het bevorderen van de doelmatigheid en doeltreffendheid van de overheidsuitgaven». De genoemde indicatoren zeggen verder alleen iets over doelbereiking. Of dit doel is bereikt dankzij de inspanningen van de minister van Financiën en of dat wellicht niet beter/goedkoper had gekund, dient te worden onderzocht door periodiek evaluatieonderzoek. Hiertoe zal in 2002 een programmering worden opgesteld. Daarbij zullen ook de operationele doelen worden betrokken. Betreffende programmering zal worden opgenomen in de ontwerpbegroting 2003. |
Wettelijke grondslag | Comptabiliteitswet, Financiële Verhoudingswet |
3.8.2 Operationele doelstellingen
Bovenstaande algemene doelstelling moet worden bereikt door de volgende (clusters van) activiteiten.
3.8.2.1 Operationele doelstelling 1 Optimaal begrotingsbeleid en transparantie informatievoorziening
Zorgdragen voor een optimaal begrotingsbeleid en een transparante informatievoorziening over de uitkomsten van budgettaire besluitvorming.
Een belangrijk onderdeel van het financieel-economisch beleid is het begrotingsbeleid. Hierover worden aan het begin van een nieuwe kabinetsperiode afspraken gemaakt. Het begrotingsbeleid van het huidige kabinet – dat vooral is gericht op gezonde overheidsfinanciën – kan worden gekenmerkt als «trendmatig». De maximale hoogte van de overheidsuitgaven staat vast. De uitgavenkaders worden beheerst door een set van afspraken; de regels budgetdiscipline. Er is sprake van een strikte scheiding tussen (belasting en premie-)inkomsten en uitgaven. De inkomsten mogen fluctueren, zonder dat dit direct gevolgen voor de uitgaven heeft. Er is één hoofdmoment van besluitvorming over alle collectieve uitgaven (maart/april) en ontvangsten(augustus). Al deze uitgangspunten en afspraken komen de stabiliteit van en rust in het begrotingsbeleid ten goede. Dat is weer goed voor de kwaliteit van het overheidsbeleid in meer brede zin. Randvoorwaarden bij het begrotingsbeleid zijn de afspraken, zoals gemaakt in het Verdrag van Maastricht in het stabiliteits- en groeipact. Dit betekent dat het EMU-saldo in evenwicht of in overschot moet zijn (met als absolute voorwaarde dat een eventueel tekort nooit groter mag zijn dan 3% van het Bruto Binnenlands Product. De EMU-schuld moet lager zijn dan 60% van dit BBP, of snel genoeg naar dit niveau dalen.
Het begrotingsbeleid voor deze kabinetsperiode staat vast. Daarbinnen is evenwel sprake van sterke dynamiek. Hoe ontwikkelen de uitgaven, de ontvangsten en de prijsontwikkeling zich? Wat betekent dit voor de uitgavenkaders, de inkomstenijklat, de toepassing van de regels budgetdiscipline voor de uitgaven en de toepassing van de «mee- en tegenvallerformule» voor de inkomsten? In feite is het beleidsinstrument bij deze operationele doelstelling de handhaving van de gemaakte afspraken. Er wordt echter ook aan beleidsontwikkeling gedaan.
In aanloop naar de komende verkiezingen en de formatie heeft de minister van Financiën op 19 juni jl. het elfde rapport van de Studiegroep Begrotingsruimte naar de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 805, nr. 1). Dit studiegroeprapport heeft betrekking op het te voeren begrotingsbeleid in de volgende kabinetsperiode. In het rapport is ook een evaluatie van het in de jaren 1995–2001 gevoerde begrotingsbeleid opgenomen. Het kabinet heeft de overwegingen en aanbevelingen van de Studiegroep zonder nadere standpuntbepaling aan de Kamer voorgelegd. Dit zoals gebruikelijk bij rapporten van de Studiegroep.
Transparante informatievoorziening
De minister van Financiën draagt ook zorg voor een transparante informatievoorziening over de begrotingsvoorbereiding, de uitvoering en de verantwoording. Dit allereerst ter facilitering van de budgettaire besluitvorming in het kabinet. De Staten-Generaal wordt over de uitkomsten van deze besluitvorming – door de minister van Financiën, namens het kabinet – op de hoogte gesteld door de Miljoenennota, de Voorjaarsnota en de Najaarsnota. In de Voorlopige Rekening en het Financieel Jaarverslag van het Rijk wordt aan de Staten-Generaal achteraf verantwoording afgelegd. De momenten waarop genoemde nota's verschijnen – en de belangrijkste elementen daarvan – zijn wettelijk vastgelegd. Tegelijkertijd met de genoemde budgettaire nota's, sturen de afzonderlijke ministers hun ontwerpbegrotingen, suppletore begrotingswetsvoorstellen, slotwetten en departementale jaarverslagen naar de Staten-Generaal. De nota's van de minister van Financiën vergezellen deze stukken.
Aan deze reguliere – jaarlijks terugkerende – activiteiten liggen een technische infrastructuur en strakke procedures ten grondslag. Bij dit laatste gaat het om de Comptabiliteitswet en de Rijksbegrotingsvoorschriften. In wezen is het voorzien in informatie en het handhaven en onderhoud van de voorschriften het beleidsinstrument bij dit onderdeel van de eerste operationele doelstelling.
Voor het realiseren van de eerste operationele doelstelling worden op het ministerie van Financiën circa 25 fte's «ingezet».
3.8.2.2 Operationele doelstelling 2 en 3 Doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsbeleid
Beoordelen van beleidsvoorstellen op doeltreffendheid, doelmatigheid, rechtmatigheid, budgettaire inpasbaarheid en het bredere financieel economisch perspectief.
Het initiëren en ontwikkelen van voorstellen die de doelmatigheid en doeltreffendheid van overheidsbeleid ten goede komen respectievelijk de financieel-economische structuur versterken.
De minister van Financiën heeft – als countervailing power van de vakdepartementen – een rol om beleidsvoorstellen te beoordelen op doeltreffendheid, doelmatigheid, rechtmatigheid, budgettaire inpasbasbaarheid en het bredere financieel-economisch perspectief. De brede economische benadering die het ministerie van Financiën daarbij hanteert betekent dat zowel wordt gekeken naar de budgettaire aspecten van beleid, als naar de macro-economische doorwerking (economische groei, werkgelegenheid, inflatie) en de micro-economische consequenties (gevolgen voor marktordening, keuzevrijheid, incentivestructuur). Hoofdvraag is altijd wat de rol van de overheid is of zou moeten zijn en wat aan marktpartijen kan worden overgelaten. Dit sluit aan bij de rol van de minister van Financiën als coördinerend bewindspersoon voor het financieel-economisch beleid. Hierbij past ook het analyseren van de economische ontwikkeling. Meer specifiek beoordeelt Financiën de begrotingen en suppletore wetten van de departementen, is de minister van Financiën actief betrokken bij het ontwikkelen van departementale beleidsvoorstellen (bijvoorbeeld ook richting de kabinetsformatie bij de Verkenningen) en is de minister van Financiën nauw betrokken bij de verdere uitwerking van beleidsvoorstellen. Toegevoegde waarde bij dit alles is ook gelegen in het kunnen leggen van dwarsverbanden en het tegengaan van verkokering.
De minister van Financiën heeft uit hoofde van Comptabiliteitswet een aantal bijzondere verantwoordelijkheden en bevoegdheden om deze operationele beleidsdoelstellingen te kunnen realiseren. Zo kan hij bezwaar maken tegen beleidsvoornemens met financiële gevolgen, ontwerpbegrotingen en suppletore wetten. Dat kan als de voorstellen hem «met het oog op het algemene financiële beleid of het doelmatig beheer van 's Rijks gelden niet toelaatbaar voorkomen» of de met de voorstellen gemoeide bedragen – in zijn ogen – niet in een redelijke verhouding staan tot de doelstellingen van het beleid. Het toezicht is zowel gericht op de komende begroting als op de uitvoering van de begroting. Leidraad daarbij zijn de regels budgetdiscipline, die ervoor zorgen dat de beleidsvoorstellen inpasbaar zijn binnen de begroting en de netto-uitgavenkaders jaarlijks binnen de uitgavenkaders blijven.
De minister van Financiën levert ook een bijdrage aan de doelmatigheid en doeltreffendheid van het overheidsbeleid door beleidsvoorstellen te initiëren en/of zelf te ontwikkelen. Vragen daarbij zijn, of er meer financiële prikkels kunnen worden ingebouwd en of de institutionele vormgeving van een beleidsveld nog actueel is. Zo is dit bijvoorbeeld de rode draad bij thema's als de stelselwijziging in de gezondheidszorg en de uitvoering van de sociale zekerheid. Voorts valt te denken aan concepten voor innovatief aanbesteden en competitieve dienstverlening, pps en decentralisatie van taken naar de andere overheden. Samen met de vakdepartementen wordt hier naar gekeken in MDW-kader en worden interdepartementale onderzoeken (IBO's) gedaan. Ook voor de komende ronde (2001–02) zijn een tiental IBO-onderwerpen geselecteerd. Met name op het terrein financiële vernieuwing en de verbetering van de kwaliteit van de publieke dienstverlening. De betreffende werkgroepen starten direct na de zomer, onder leiding van een onafhankelijke voorzitter. Financiën stelt voor ieder onderzoek een secretaris ter beschikking, en heeft overigens de zorg voor de coördinatie van de gehele IBO-procedure.
Interdepartementale onderzoeksvoorstellen 2001–2002 | |
Ministerie van | Beleidsthema |
Buitenlandse Zaken | Beleidskader werving en opvang internationale organisaties |
Justitie | Rechtsbijstand |
BZK | Doelmatigheid inburgeringsbeleid |
OC&W | Beroepsonderwijs |
VROM | Afvalverwijdering |
V&W | Benuttingsmaatregelen spoor |
EZ | Technologiebeleid |
LNV | Heroriëntatie landbouwbeleid |
SZW | Alimentatiebeleid |
VWS | Beheersing arbeidsvoorwaardenontwikkeling in de zorgsector |
Doordat de onderwerpselectie met ingang van dit jaar nog vóór het zomerreces wordt vastgesteld, wordt afronding van de onderzoeksrapporten voor het (volgende) zomerreces mogelijk. De Staten-Generaal kan derhalve de resultaten van de genoemde onderzoeken tegemoet zien over ongeveer een jaar.
De minister van Financiën heeft ook een coördinerende en toezichthoudende taak als het gaat om de inrichting van de administraties die vakdepartementen voor hun financieel beheer en materieelbeheer voeren en de wijze waarop deze bijgehouden worden. Daarnaast is hij verantwoordelijk voor het toezicht op de inrichting van de controle in het kader van de uitvoering van de begroting. Dit toezicht wordt vormgegeven door departementen te adviseren over, te stimuleren tot en aan te spreken op onderdelen van het financieel beheer en overige aspecten van de bedrijfsvoering. Het toezicht vanuit Financiën wordt met ingang van de verantwoording over 2001 ingebed in een planning- en controlcyclus. Dit betekent dat binnen het kabinet op meerdere momenten in het jaar over financieel beheer en aspecten van bedrijfsvoering wordt gecommuniceerd. De genoemde cyclus bestaat uit de publicatie van een toezichtprogramma, early-warningbrieven, financieel beheer- en bedrijfsvoeringsbrieven en de overkoepelende 31 maart-brief aan de Algemene Rekenkamer. De Staten-Generaal wordt hierover geïnformeerd in het Financieel Jaarverslag van het Rijk.
Voor het realiseren van deze tweede en derde operationele doelstelling worden op het ministerie van Financiën circa 135 fte's «ingezet». Zij overleggen met vakdepartementen, beoordelen, handhaven de regels budgetdiscipline, onderzoeken, houden toezicht en vormen daarmee het beleidsinstrument van de minister van Financiën bij deze doelstellingen.
3.8.2.3 Operationele doelstelling 4 Financieel overheidsmanagement
Vormgeven en uitvoeren van het financieel overheidsmanagement, gericht op een meer resultaatgerichte beleids- en bedrijfsvoering bij het Rijk.
Door het ontbreken van een (echt) marktmechanisme, mist de overheid sterke, automatische prikkels om zo doelmatig en doeltreffend mogelijk met belastinggeld en premies om te gaan. Ter correctie bestaat er een breed scala aan regels. Onder meer op het gebied van het begrotingsbeheer, financieel beheer, materieel beheer, andere aspecten van bedrijfsvoering (zoals het verrichten van privaatrechtelijke rechtshandelingen) en beleidsvoering. Wie is bevoegd tot wat? Waar moet een goed beheer precies aan voldoen? Dit alles is vastgelegd in de Comptabiliteitswet en daarop gebaseerde lagere wet- en regelgeving. In 2002 worden hier geen majeure wijzigingen verwacht.
Centrale filosofie bij het vormgeven van het financieel overheidsmanagement is het concept van resultaatgericht management. Deze filosofie werd voor het eerst concreet toegepast bij agentschappen. Het komend jaar worden circa 20 diensten begeleid die overwegen de status van agentschap aan te vragen. Voorts zal in 2002 een tweede rijksbrede evaluatie van het agentschapsmodel worden uitgevoerd. Centrale vraag daarbij zal luiden of dit model – waarbij met een afgezonderd en afwijkend beheer door resultaatgericht management doelmatiger gewerkt moet worden – bijstelling behoeft.
Resultaatgericht werken bij de overheid krijgt een krachtige impuls door het project «Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording». De ontwerpbegrotingen 2002 zijn de eerste begrotingen nieuwe stijl. Het ministerie van Financiën vervult daarbij een initiërende, coördinerende en stimulerende rol. In de Miljoenennota 2002 wordt een schets gegeven van de stand van zaken. Na de Tweede Kamerbehandeling van alle ontwerpbegrotingen ontvangt de Tweede Kamer een meer integraal beeld. Alsdan moet tevens het referentiekader inzake de mededeling over de bedrijfsvoering gereed zijn. In 2004 wordt het VBTB-project geëvalueerd. De vraag wat VBTB voor de auditfunctie bij het Rijk betekent komt aan de orde in het IBO-rapport «Competitieve Dienstverlening (CDV) Accountancy». Voor het einde van 2001 zal de Staten-Generaal het inhoudelijk kabinetsstandpunt bij dit rapport van de commissie Kordes ontvangen.
Tegen de achtergrond van eerdere initiatieven ter bevordering van resultaatgericht management en in het licht van de gegroeide situatie waar feitelijk twee begrotingsstelsels – naast elkaar – worden gehanteerd, kondigde het kabinet in de Miljoenennota 2001 aan op termijn integraal te willen overstappen op een baten-lastenstelsel. Dit in aanvulling op de VBTB-beleidsbegroting. Het kabinet verzocht de beleidsgroep Begrotingsstelsel hierover voor de zomer van 2001 advies uit te brengen. Op 24 juli jl. stuurde de minister van Financiën dit advies van de beleidsgroep naar de Tweede Kamer. In hoofdstuk 4 van de Miljoenennota 2002 is het kabinetsstandpunt hierover opgenomen. Naar aanleiding hiervan wordt momenteel een meerjarig projectplan opgesteld.
Vormgeven en uitvoeren van financieel overheidsmanagement betekent niet alleen het stellen van kaders, stimuleren en coördineren. Het betekent ook optreden als adviseur (bijvoorbeeld door de EDP Audit Pool) en het verspreiden van kennis. In samenwerking met de vakdepartementen beoogt Financiën de kwaliteit van de medewerkers in de financiële functie rijksbreed op een hoog peil te houden, in casu voldoende en deskundige medewerkers met verstand van begrotingsbeleid, financieel management en accountancy. Instrumenten daartoe zijn het investeren in mensen (via meerjarige trainingen), kennisnetwerken, en een duidelijke communicatiestrategie naar de arbeidsmarkt. Dit om een aantrekkelijke werkgever te blijven.
Voor het realiseren van deze vierde operationele doelstelling worden op het ministerie van Financiën circa 125 fte's «ingezet». Naast wet- en regelgeving vormen zij het belangrijkste beleidsinstrument bij deze doelstelling. Zij handhaven, voeren projecten uit, stimuleren, coördineren dragen kennis over etc.
Voor het antwoord op de vraag naar de effectiviteit en doelmatigheid van de activiteiten onder deze operationele doelstelling, is het streven periodiek een onafhankelijke review uit te voeren. In 2001 is nog een review door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (de OESO) uitgevoerd.
3.8.2.4 Operationele doelstelling 5 Beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden
Scheppen van randvoorwaarden voor en transparantie over een optimale beheersing en allocatie van middelen van decentrale overheden.
Mede onder verantwoordelijkheid van de minister van Financiën worden de gemeente- en provinciefondsbegroting opgesteld en uitgevoerd. Het betreft hier de algemene uitkering. Teneinde de gemeenten en provincies ook adequaat te kunnen informeren over de hoogte van de uitkeringen in het komende jaar en de voorgenomen verdeling van die uitkering over de gemeenten en provincies, ontvangen de mede-overheden periodiek circulaires. Zo nodig wordt ook in december nog een dergelijke circulaire verzonden. Daarbij wordt toegezien op een adequate omvang van de fondsen. Dit met het oog op voldoende financiële middelen voor de uitvoering van decentrale taken (normeringsafspraak) en een zodanige verdeling van middelen dat gemeenten en provincies een gelijkwaardig voorzieningenpakket kunnen leveren tegen globaal gelijke lasten.
De huidige normeringssystematiek geldt sinds het eerste paarse kabinet. De werking van deze methodiek wordt thans geëvalueerd door een interbestuurlijk samengestelde ambtelijke werkgroep. Deze evaluatie staat in het teken van door het nieuwe kabinet te maken afspraken over de vormgeving van normeringsmethodiek. Met de normeringsmethode wordt bepaald wat de ontwikkeling in de omvang van het Gemeentefonds en het Provinciefonds van jaar op jaar is. Ook de verdeling van de middelen uit de fondsen over de gemeenten resp. de provincies wordt jaarlijks geëvalueerd. De resultaten van deze evaluatie worden vastgelegd in het Periodiek Onderhoudsrapport. Dit rapport verschaft inzicht in de verdeling op clusterniveau van de middelen uit de fondsen in relatie tot de ontwikkeling in de kostenstructuur bij de gemeenten resp. de provincies. De periodieke onderhoudsrapporten worden jaarlijks met de ontwerpbegroting aan de Tweede Kamer aangeboden.
Om de mede-overheden tijdig inzicht te verschaffen in de omvang van de van vakdepartementen afkomstige specifieke uitkeringen wordt jaarlijks het overzicht specifieke uitkeringen opgesteld, waarin de omvang en het aantal specifieke uitkeringen wordt beschreven. De vormgeving van dit overzicht wordt mede aan de hand van een advies van de Raad voor de financiële verhoudingen bezien op mogelijkheden om de transparantie voor de mede overheden te vergroten.
In de Monitor Inkomsten uit Lokale Heffingen (MILH) wordt tot slot de ontwikkeling van de eigen inkomsten van decentrale overheden geanalyseerd en beoordeeld. Deze monitor wordt eveneens gelijktijdig met de indiening van de begroting aangeboden aan de Tweede Kamer.
De laatste jaren gaat steeds meer bijzondere aandacht uit naar het verbeteren van de transparantie in de financiële verhouding, gericht op het in samenhang bezien van alle financiële stromen naar gemeenten en provincies. Over de voortgang in dit proces zal de Tweede Kamer voor het eind van 2001 een tussenrapportage ontvangen. De bevindingen naar aanleiding van de gewonnen inzichten zullen een rol spelen bij bestuurlijke beoordeling van de uitkomsten van de normering en van de verdeling. Doelstelling is tevens het leggen van beleidsverantwoordelijkheid daar waar die het best kan worden waargemaakt (centraal – decentraal). Daarbij hoort ook het bevorderen van een adequaat toezicht op de beleidseffectiviteit van het decentraal beleid.
In het kader van deze vijfde operationele doelstelling wordt ook gewerkt aan het wetsvoorstel voor de Wet op het BTW-compensatiefonds (Kamerstukken II, 27 293). Deze wet heeft tot doel de verstorende werking op te heffen die de heffing van omzetbelasting nu heeft op afwegingen die door gemeenten en provincies worden gemaakt. Deze verstoring is op drie punten zichtbaar: de afweging tussen het zelf uitvoeren van taken en het uitbesteden daarvan aan private partijen, de prikkel tot het aangaan van constructies om daarmee de lasten van de omzetbelasting te beperken en de problematiek rond het onderling uitwisselen van personeel tussen gemeenten en provincies. Op verzoek van de minister van Financiën is de plenaire behandeling van het wetsvoorstel door de Tweede Kamer aangehouden tot na een bestuurlijk overleg met de Vereniging voor Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinicaal Overleg (IPO). Over de uitkomsten van dit overleg is de Tweede Kamer op 9 juli 2001 schriftelijk geïnformeerd (Kamerstukken II 2000/01, 27 293, nr. 10).
Het belangrijkste beleidsinstrument bij deze operationele doelstelling is wederom het apparaat. Hiermee worden de GF/PF-begrotingen opgesteld en uitgevoerd en wordt beleid ontwikkeld. Een ander beleidsinstrument betreft wet- en regelgeving. Voor het realiseren van deze vijfde operationele doelstelling worden op het ministerie van Financiën circa 26 «ingezet».
Overzicht van prestatiegegevens en beleidsevaluatieonderzoek naar de doelstellingen | |||||
2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Operationele doelstelling 1 | |||||
• Uitgaven binnen kader | 100% | 100% | 100% | 100% | 100% |
• Jaarlijkse beoordeling Nederlands Stabiliteitsprogramma door EFC | • | • | • | • | • |
• Jaarlijkse IMF-artikel IV consultatie | • | • | • | • | • |
• Evaluatie begrotingsbeleid en spelregels door Studiegroep begrotingsruimte | |||||
Operationele doelstelling 2 & 3 | |||||
• Rechtmatigheid uitg. verpl., ontv. | 99,0% | 99,0% | 99,0% | 99,0% | 99,0% |
• (OESO) review/peer-reviews1 | |||||
Operationele doelstelling 4 | |||||
• Evaluatie agentschapsmodel | • | ||||
• Evaluatie VBTB | • | ||||
• (OESO) review/peer-reviews2 | |||||
Operationele doelstelling 5 | |||||
• Evaluatie Normeringssystematiek | • | ||||
• Periodiek Beoordelingsrapport | • | • | • | • | • |
1 Deze reviews zullen nog worden geprogrammeerd.
2 Idem.
De vraag of de algemene en nader geoperationaliseerde doelstellingen al dan niet kunnen worden bereikt, is – in tegenstelling tot veel andere beleidsdoelstellingen bij het Rijk – niet zo sterk afhankelijk van allerlei externe factoren. Meestal komt het neer op het handhaven van onderling gemaakte afspraken. Het al dan niet kunnen handhaven daarvan wordt wel beïnvloed door het economisch tij. Ook de kwaliteit van het beleid en de kwaliteit van de financiële functie zijn belangrijke voorwaarden.
3.8.3 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Apparaatsuitgaven | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Uitgaven | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Apparaatsuitgaven | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Ontvangsten | 3 131 | 2 729 | 2 656 | 2 373 | 2 373 | 2 373 | 2 373 |
Apparaatsontvangsten | 3 131 | 2 729 | 2 656 | 2 373 | 2 373 | 2 373 | 2 373 |
Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid
De verplichtingen en uitgaven op dit beleidsartikel betreffen enkel apparaatsuitgaven; uitgaven voor personeel en materieel. Het beleidsartikel bevat geen programma-uitgaven, zoals subsidies en leningen. De verwachte bezetting in 2002 bedraagt 311 fte. Hiermee is EUR 18,8 mln aan personele uitgaven gemoeid. De bijbehorende materiële uitgaven bedragen EUR 2,2 mln. De uitgaven vertonen tot 2004 een dalende lijn. Dit heeft te maken met de aanwezigheid van personeel voor projecten gedurende een beperkt aantal jaren zoals de Euro, BTW-compensatiefonds, VBTB, Arbeidsmarktcommunicatie. Daarnaast wordt er nog EUR 1,9 mln aan materiële uitgaven geraamd. Deze uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op de vierde operationele doelstelling. Het betreffen hier (kostendekkende) cursussen, waarvoor ook een ontvangstenraming is opgenomen. Er worden in 2002 zo'n 1955 cursisten opgeleid. De cursusprijzen die zij moeten betalen, variëren van 635 tot 5 377 euro.
Op dit niet-beleidsartikel worden diverse uitgaven en ontvangsten geraamd. Het betreft onder meer personele en materiële uitgaven voor de centrale directies van het ministerie van Financiën, van het departementale management en ondersteunende units. Tevens worden enkele departementsbrede programmauitgaven op dit artikel geraamd.
Tabel budgettaire gevolgen (x EUR 1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Verplichtingen | 249 436 | 91 626 | 77 983 | 70 927 | 71 836 | 71 840 | 71 840 |
Uitgaven | 244 312 | 91 625 | 77 983 | 70 927 | 71 836 | 71 840 | 71 840 |
Apparaatsuitgaven | 61 694 | 85 120 | 77 983 | 70 927 | 71 836 | 71 840 | 71 840 |
Apparaatsuitgaven | 57 155 | 80 401 | 73 037 | 65 981 | 66 889 | 66 894 | 66 894 |
Uitvoeringskosten omslagstelsel | 4 539 | 4 719 | 4 946 | 4 946 | 4 946 | 4 946 | 4 946 |
Programmauitgaven | 182 618 | 6 505 | |||||
departementsbrede | |||||||
programma-uitgaven | |||||||
– tegoeden WOII | 182 618 | 6 505 | |||||
Ontvangsten | 6 830 | 6 119 | 6 431 | 6 713 | 6 604 | 6 604 | 6 604 |
apparaatsontvangsten | 2 341 | 1 354 | 1 485 | 1 767 | 1 658 | 1 658 | 1 658 |
omslagstelsel Rijkswagenpark | 4 489 | 4 765 | 4 946 | 4 946 | 4 946 | 4 946 | 4 946 |
De apparaatsuitgaven zijn in 2001 en 2002 incidenteel hoog vanwege extra uitgaven in de sfeer van Informatie- en communicatietechnologie (ICT), waaronder een noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de interne automatisering en telefooncentrale. Voor 2001 en volgende jaren is een deel van het automatiseringsbudget nog niet toegerekend aan de beleidsartikelen.
De staat draagt eigen risico voor WA-schade van het eigen wagenpark en is daarom in artikel 17 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) van de verzekeringsplicht vrijgesteld. De uitgaven voor het omslagstelsel omvatten WA-schade, cascoschade aan de eigen voertuigen en de met de schade-afhandeling samenhangende (expertise)kosten. De ontvangsten komen voort uit het omslaan van de totale schadelast over de deelnemende departementen naar rato van het aantal voertuigen. Het omslagstelsel wordt uitgevoerd door BSA Schaderegeling BV dat onderdeel uitmaakt van de Stichting Pensioenfonds ABP.
In 2000 is EUR 182,6 mln van de programmauitgaven beschikbaar gesteld aan de joodse gemeenschap in het kader van Tegoeden WOII. De overige bedragen hebben vooral betrekking op uitvoeringskosten in verband met de besteding van voornoemde EUR 182,6 mln.
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Stand ontwerpbegroting 2001 | 5 103 | 3 876 | 4 330 | 4 330 | 4 330 | ||
mutatie 1e suppletore begroting 2000 | 107 953 | 112 501 | 108 522 | 107 920 | 107 755 | ||
mutatie amendement 2001 | – 4 379 | ||||||
nieuwe mutaties: | |||||||
– onvoorzien | – 3 176 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | |||
– loonbijstelling | – 68 021 | – 67 553 | – 66 113 | – 65 261 | – 65 247 | ||
– prijsbijstelling | – 40 544 | – 44 948 | – 42 409 | – 42 659 | – 42 508 | ||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 111 | 699 | 6 145 | 6 145 | 6 145 | 6 145 |
Dit niet-beleidsartikel heeft een bijzonder karakter. Vanuit dit artikel vinden overboekingen van loon- en prijsbijstelling naar de overige artikelen plaats. Daarnaast worden onvoorziene uitgaven op het artikel geraamd.
De post is bedoeld om eventuele nu nog onzekere ontwikkelingen op de IX-B begroting op te vangen.
Op dit onderdeel wordt de loonbijstelling verwerkt in het kader van algemene salarismaatregelen, incidentele loonontwikkeling en overige specifieke maatregelen op het gebied van arbeidsvoorwaarden en premies sociale zekerheid. Vanuit dit artikel wordt de loonbijstelling toegedeeld aan de loongevoelige beleidsartikelen. Inmiddels is de loonbijstelling toegedeeld (zie verdiepingsbijlage).
Op dit onderdeel worden de uit de aanvullende post prijsbijstelling ontvangen bedragen geboekt tot toerekening plaatsvindt aan prijsgevoelige begrotingsartikelen. Inmiddels is de prijsbijstelling toegedeeld (zie verdiepingsbijlage).
Bij VBTB gaat het om het realiseren van beleidsdoelstellingen en de verantwoording die daarover wordt afgelegd in de beleidsparagraaf. Het lijnmanagement is daarvoor primair verantwoordelijk, evenals voor de bedrijfsvoering die nodig is om deze beleidsdoelstellingen te realiseren. Bij de bedrijfsvoering kan onderscheid gemaakt worden tussen primaire processen en ondersteunende processen. In de primaire processen worden de beleidsdoelstellingen gerealiseerd, de ondersteunende processen faciliteren dit door de inzet van middelen zoals personeel, informatisering, organisatie, financiën, huisvesting en automatisering (PIOFHA). In het departementale jaarverslag 2002 wordt dit toegespitst op de drie clusters personeel en organisatie, financieel en materieel beheer en informatisering en automatisering. Ook bij de inzet van deze middelen worden (interne) doelstellingen geformuleerd.
Het monitoren van het realiseren van doelstellingen, zowel van de beleidsdoelstellingen als van de PIOFHA-doelstellingen, wordt nadrukkelijker dan voorheen onderdeel van de departementale planning- en controlcyclus. Dit betekent dat in de jaarplannen, in de managementrapportages gedurende het jaar en in de jaarverslagen van de departementsonderdelen systematisch aandacht moet worden besteed aan de bedrijfsvoering van primaire en ondersteunende processen. Dit vergt wel het bestaan van een instrument om te kunnen monitoren: de bedrijfsvoeringsmonitor. Doelstelling van de bedrijfsvoeringsmonitor is het verschaffen van redelijke «zekerheid» aan het management dat de bedrijfsvoering zodanig functioneert dat, mede in de tijd en veranderende omstandigheden bezien, (beleids)doelstellingen op een recht- en doelmatige wijze gerealiseerd kunnen worden. Op onderdelen van de bedrijfsvoering is deze monitor nog in ontwikkeling. Bezien zal worden of de uitkomsten van de bedrijfsvoeringsmonitor kunnen leiden tot een bedrijfsvoeringsmededeling in het jaarverslag van elk departementsonderdeel. Op deze manier kan de mededeling van de minister in het departementale jaarverslag onderbouwd worden. Dit moet wel groeien omdat de bedrijfsvoeringsmonitor thans nog geen informatie biedt over alle onderdelen van de bedrijfsvoering.
In deze eerste op een VBTB-leest geschoeide begroting is het gewicht van beleidsevaluatieonderzoeken en prestatiegegevens toegenomen. De verwachting is dat deze een grotere rol zullen gaan spelen bij de beleidsbepaling. Dat stelt niet alleen eisen aan beleidsevaluatieonderzoeken, maar ook aan prestatiegegevens. De bedrijfsvoering van Financiën zal daarop worden ingericht. Het voornemen is om in 2002 speciale aandacht te besteden aan de ordelijke en controleerbare wijze van totstandkoming van prestatiegegevens, ongeacht of het interne gegevens of gegevens van derden betreft.
In het jaarverslag 2002 zal ook aandacht worden besteed aan veranderingstrajecten op het gebied van de bedrijfsvoering (specifieke bedrijfsvoeringsthema's). Het gaat hierbij om een aantal projecten bij de Belastingdienst, Domeinen en het kernministerie.
Bij de Belastingdienst gaat het om een organisatieverandering, een herinrichting van de automatiseringsfunctie, het beveiligings/integriteitsproject ARGI en de introductie van een resultaat gericht besturingsmodel met daaraan gekoppeld de invoering van het baten-lastenstelsel.
De organisatieverandering heeft als doelstellingen het verbeteren van de integrale dienstverlening en het kwaliteitsniveau van toezicht en opsporing en voorts het efficiënter worden in de massale gegevensverwerking. Voor het publiek komt er een «klantendienst» en er zijn plannen voor het vormen van regionale belasting- en douanekantoren en een kantoor voor massale processen. Op het gebied van het intensief toezicht en opsporing wordt meer energie gestoken in een evenwichtiger en selectiever inzet van personeel en in het gebruik van selectiesystemen.
De herinrichting van de automatiseringsfunctie heeft als doel de verbetering van het beheer van de geautomatiseerde ondersteuning van de processen van de Belastingdienst en een gewijzigde bestuurlijke aanpak voor ontwerp, beheer en innovatie op automatiseringsgebied.
Bij het project ARGI is de doelstelling om met meer aandacht voor risicobeheersing, gegevensbeveiliging en integriteit het beveiligingsniveau te verhogen bij de Belastingdienst.
De introductie van het baten-lastenstelsel bij de Belastingdienst en Domeinen past in de doelstelling van het ontwikkelen van een meer op resultaat gericht besturingsmodel. Producten en diensten worden daarbij geïdentificeerd en kosten worden eraan toegerekend. Dit vergt een aanpassing in de administratie en in het financieel beheer.
Bij het kernministerie gaat het om ICT-projecten die verbeteringen in de informatievoorziening en beheersing van automatiseringsprocessen tot doel hebben. Procesmanagement wordt daartoe ingevoerd en de architectuur van de gewenste informatievoorziening wordt geformuleerd.
Beleidsartikel 1 Belastingen Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 2 473 295 | 2 455 643 | 2 456 576 | 2 452 023 | 2 447 745 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 123 484 | 69 275 | 78 163 | 78 844 | 79 297 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– heffings- en invorderingsrente | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | |||
– uitvoeringskosten WOZ | 16 336 | 13 613 | 17 244 | 18 605 | ||||
loonbijstelling | 64 528 | 63 537 | 62 150 | 61 303 | 61 290 | |||
prijsbijstelling | 29 802 | 35 998 | 37 059 | 37 521 | 37 366 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 2 814 605 | 2 804 555 | 2 754 234 | 2 761 006 | 2 760 380 | 2 757 749 | 2 758 152 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 2 473 070 | 2 455 575 | 2 456 508 | 2 451 955 | 2 447 677 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 123 484 | 69 275 | 78 163 | 78 844 | 79 297 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– heffings- en invorderingsrente | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | |||
– uitvoeringskosten WOZ | 16 336 | 13 613 | 17 244 | 18 605 | ||||
loonbijstelling | 64 528 | 63 537 | 62 150 | 61 303 | 61 290 | |||
prijsbijstelling | 29 802 | 35 998 | 37 059 | 37 521 | 37 366 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 2 750 418 | 2 804 330 | 2 754 166 | 2 760 938 | 2 760 311 | 2 757 680 | 2 758 084 |
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) PM | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Stand ontwerpbegroting 2001 | 87 376 303 | 95 048 749 | 97 215 589 | 101 318 236 | 104 691 018 | ||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | – 1 895 130 | 103 393 | 96 655 | 96 655 | 96 655 | ||
nieuwe mutaties: | |||||||
– belastingontvangsten | 143 758 | 788 210 | 830 680 | – 304 860 | 235 610 | ||
– heffings- en invorderingsrente | 136 134 | 136 134 | 136 134 | 136 134 | 136 134 | ||
– inningskosten douane | – 6 126 | – 747 376 | – 485 091 | – 497 343 | – 509 595 | ||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 79 340 844 | 85 754 939 | 95 329 110 | 97 793 967 | 100 748 822 | 104 749 822 | 108 196 822 |
De raming van de uitgaven en ontvangsten heffings- en invorderingsrente zijn meerjarig aangepast op basis van de realisatie in het eerste halfjaar 2001.
De mutatie uitvoeringskosten wet Waardering Onroerende Zaken (WOZ) betreft een verhoging van het aandeel van de Belastingdienst in de waarderingskosten, die deels ook door gemeenten en waterschappen worden gedragen. Voor nadere toelichting hierover wordt verwezen naar par. 3.1.3 «Toelichting op budgettaire gevolgen van beleid» van beleidsartikel 1 Belastingen.
De meerjarige belastingraming van de ontvangsten zoals hierboven is gepresenteerd wordt voor de jaren 2001 en 2002 verderop in de verdiepingsbijlage toegelicht. De belastingramingen voor 2003–2005 hebben bij gebrek aan een macro-economsiche beeld voor dat jaar een louter technisch karakter.
Bij de ontvangsten houdt de mutatie inningskosten douane in 2001 verband met een op nieuwe macro-inzichten gebaseerde aanpassing van de raming van de invoerrechten en de daarmee samenhangende EU-bijdrage voor de inningskosten. Verder worden met ingang van 2002 de ontvangsten uit de bijdrage van de EU in de inningskosten douanerechten naar de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken overgeheveld.
Uitsplitsing tabel budgettaire gevolgen
Onderverdeling apparaatsuitgaven Belastingdienst (x EUR1000) | |||
2000 | 2001 | 2002 | |
Personeel | 1 305 049 | 1 407 472 | 1 374 258 |
Huisvesting | 197 165 | 206 470 | 215 546 |
Automatisering | 389 493 | 377 545 | 385 713 |
Overigen | 395 193 | 385 270 | 347 421 |
Totaal | 2 286 900 | 2 376 757 | 2 322 938 |
Het beleid van de Belastingdienst is gericht op het versterken van de rechtshandhaving, het verhogen van de kwaliteit van de dienstverlening en het vergroten van de doelmatigheid. De intensiveringen op deze terreinen leiden tot aanvullende investeringen op het gebied van de informatie- en communicatietechnologie. De effecten die zich als gevolg van deze keuzen voordoen manifesteren zich in een afname van de personeelsbegroting en een toename van de automatiseringsuitgaven. De personele begroting omvat uitgaven voor ambtelijk personeel, post-actief personeel en overige personele uitgaven (uitzendkrachten, stagiaires en kinderopvang).
Het totaalbedrag van EUR 216 mln aan huisvestingsuitgaven betreft een bedrag EUR 147 mln aan huurbudgetten voor de panden waar de Belastingdienst gebruik van maakt, een bedrag van EUR 27 mln aan investeringen waarvoor de huurder/gebruiker zelf verantwoordelijk is (herinrichting gebruikersinstallaties, etc.) en een bedrag van EUR 41 mln aan exploitatie-uitgaven (schoonmaak, onderhoud, gebruikersrechten, etc.).
Onder het cluster overigen vallen diverse kosten zoals kosten voor externe advisering, griffierechten, kosten voor (rijks)advocaten en voorlichting. De omvang van de raming fluctueert enigszins omdat hierin ook een aantal uitgaven is ondergebracht dat nog niet is toegerekend naar andere clusters.
Uitsplitsing belastingontvangsten
In deze paragraaf wordt de raming van de belastingontvangsten voor 2001 en 2002 nader toegelicht zoals gepresenteerd in bijlage 3 van de Miljoenennota 2002. In het bijzonder wordt ingegaan op de belangrijkste autonome maatregelen en de onderbouwing van de endogene groei voor de grote belastingsoorten. Een raming van de belastingontvangsten voor de jaren 2003 tot en met 2006 is opgenomen in bijlage 3 van de Miljoenennota 2001. Verder is in bijlage 4 van de Miljoenennota 2002 een overzicht van belastinguitgaven opgenomen.
2. De belastingraming voor 2001 en 2002
De volgende twee tabellen geven de raming van de belastingontvangsten voor 2001 en 2002 weer. Per belastingsoort zijn tevens de autonome en endogene mutaties opgenomen.
Tabel 1: Belastingopbrengsten 2000 en 2001 en de autonome en endogene mutaties per belastingsoort, kasbasis (x EUR1 mln)1 | |||||
2000 | autonome mutatie | endogene mutatie | 2001 | Endogene groei in % | |
Kostprijsverhogende belastingen | 48 545 | 2 917 | 1 825 | 53 287 | 3,8 |
Omzetbelasting | 28 771 | 2 248 | 1 523 | 32 542 | 5,3 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 2 872 | 103 | – 140 | 2 835 | – 4,9 |
Accijnzen | 7 666 | 47 | 88 | 7 801 | 1,1 |
– Accijns van lichte olie | 3 101 | 2 | – 20 | 3 083 | – 0,7 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 2 101 | – 30 | 45 | 2 116 | 2,1 |
– Tabaksaccijns | 1 604 | 65 | 80 | 1 749 | 5,0 |
– Alcoholaccijns | 409 | 0 | – 5 | 404 | – 1,2 |
– Bieraccijns | 281 | 0 | – 11 | 270 | – 4,0 |
– Wijnaccijns | 171 | 9 | 0 | 180 | 0,0 |
Belastingen van rechtsverkeer | 4 004 | – 39 | 254 | 4 219 | 6,3 |
– Overdrachtsbelasting | 2 855 | 0 | 318 | 3 173 | 11,1 |
– Assurantiebelasting | 556 | 0 | 25 | 581 | 4,5 |
– Kapitaalsbelasting | 592 | – 39 | – 88 | 465 | – 14,9 |
Motorrijtuigenbelasting | 2 092 | – 164 | 109 | 2 037 | 5,2 |
Belastingen op een milieugrondslag | 2 825 | 721 | – 17 | 3 529 | – 0,6 |
– Afvalstoffenbelasting | 219 | 10 | 10 | 239 | 4,6 |
– Grondwaterbelasting | 152 | 12 | 7 | 170 | 4,5 |
– Regulerende energiebelasting | 1 764 | 673 | – 44 | 2 393 | – 2,5 |
– Waterbelasting | 88 | 12 | 0 | 100 | – 0,5 |
– Brandstoffenheffingen | 602 | 14 | 11 | 627 | 1,8 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 216 | 0 | 5 | 221 | 2,1 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 99 | 0 | 2 | 101 | 2,3 |
Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 43 982 | – 2 148 | 4 878 | 46 712 | 11,1 |
Loon en inkomstenbelasting | 22 153 | – 1 366 | 2 552 | 23 339 | 11,5 |
Dividendbelasting | 2 588 | 0 | 985 | 3 573 | 38,0 |
Kansspelbelasting | 143 | 0 | 5 | 147 | 3,2 |
Vennootschapsbelasting | 16 741 | – 8 | 1 196 | 17 929 | 7,1 |
Vermogensbelasting | 873 | – 776 | 9 | 106 | 1,0 |
Successierechten | 1 483 | 2 | 132 | 1 617 | 8,9 |
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | 356 | 0 | – 309 | 48 | – 86,6 |
Totaal belastingen | 92 883 | 769 | 6 394 | 100 046 | 6,9 |
1 Exclusief de niet voor begroting IX-B relevante invoerrechten.
Tabel 2: Belastingopbrengsten 2001 en 2002 en de autonome en endogene mutaties per belastingsoort, kasbasis (x EUR1 mln)1 | |||||
2001 | autonome mutatie | endogene mutatie | 2002 | Endogene groei in % | |
Kostprijsverhogende belastingen | 53 287 | 346 | 2 461 | 56 094 | 4,6 |
Omzetbelasting | 32 542 | 536 | 1 899 | 34 977 | 5,8 |
Belasting op personenauto's en motorrijwielen | 2 835 | – 81 | 111 | 2 865 | 3,9 |
Accijnzen | 7 801 | – 43 | 247 | 8 006 | 3,2 |
– Accijns van lichte olie | 3 083 | – 15 | 24 | 3 092 | 0,8 |
– Accijns van minerale oliën, anders dan lichte olie | 2 116 | – 36 | 133 | 2 213 | 6,3 |
– Tabaksaccijns | 1 749 | 9 | 71 | 1 828 | 4,0 |
– Alcoholaccijns | 404 | 0 | 5 | 409 | 1,1 |
– Bieraccijns | 270 | 0 | 9 | 279 | 3,4 |
– Wijnaccijns | 180 | 0 | 5 | 186 | 3,0 |
Belastingen van rechtsverkeer | 4 219 | – 35 | 103 | 4 287 | 2,4 |
– Overdrachtsbelasting | 3 173 | – 1 | 62 | 3 234 | 2,0 |
– Assurantiebelasting | 581 | 0 | 25 | 606 | 4,3 |
– Kapitaalsbelasting | 465 | – 34 | 16 | 447 | 3,4 |
Motorrijtuigenbelasting | 2 037 | – 73 | 35 | 1999 | 1,7 |
Belastingen op een milieugrondslag | 3 529 | 42 | 59 | 3 630 | 1,7 |
– Afvalstoffenbelasting | 239 | 24 | 10 | 273 | 4,2 |
– Grondwaterbelasting | 170 | 1 | 7 | 178 | 4,0 |
– Regulerende energiebelasting | 2 393 | 3 | 31 | 2 428 | 1,3 |
– Waterbelasting | 100 | 0 | 0 | 100 | 0,0 |
– Brandstoffenheffingen | 627 | 14 | 11 | 652 | 1,8 |
Verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken en andere producten | 221 | 0 | 5 | 226 | 2,1 |
Belasting op zware motorrijtuigen | 101 | 0 | 2 | 103 | 2,2 |
Belastingen op inkomen, winst en vermogen | 46 712 | 3 763 | 2 486 | 52 961 | 5,3 |
Loon en inkomstenbelasting | 23 339 | 3 819 | 1 157 | 28 177 | 5,0 |
Dividendbelasting | 3 573 | 0 | 161 | 3 734 | 4,5 |
Kansspelbelasting | 147 | 0 | 5 | 152 | 3,1 |
Vennootschapsbelasting | 17 929 | – 4 | 1 144 | 19 070 | 6,4 |
Vermogensbelasting | 106 | – 41 | – 65 | 0 | – 61,5 |
Successierechten | 1 617 | – 12 | 84 | 1 689 | 5,2 |
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten | 48 | 0 | 2 | 50 | 4,8 |
Totaal belastingen | 100 046 | 4 109 | 4 949 | 109 104 | 4,9 |
1 Exclusief de niet voor begroting IX-B relevante invoerrechten.
Autonome mutaties zijn mutaties van de belastingopbrengsten als gevolg van fiscale maatregelen of wijzigingen in het belastingproces. De autonome maatregelen voor 2001 worden hieronder nader toegelicht. Voor de autonome maatregelen voor 2002 en de endogene ontwikkeling voor 2001 en 2002 wordt verwezen naar bijlage 3 van de Miljoennennota 2002.
Autonome maatregelen voor 2001
In tabel 3 zijn de autonome mutaties voor 2001 opgenomen. Er is onderscheid gemaakt naar fiscale autonome en overige autonome maatregelen. De fiscale autonome maatregelen zijn de mutaties in de belastingontvangsten als gevolg van fiscaal beleid. Tot de overige autonome maatregelen behoren de mutaties in de belastingontvangsten die samenhangen met maatregelen in de uitvoeringssfeer van de Belastingdienst. Nabetalingen van belastingen en premies tussen Rijk en sociale fondsen worden ook tot de overige maatregelen gerekend. Het totaal van de maatregelen komt overeen met de autonome mutatie in tabel 1. Het totaal van de maatregelen in 2002 op kasbasis zoals opgenomen is in bijlage 3 van de Miljoenennota komt overeen met de autonome mutatie in tabel 2.
Tabel 3: Effecten van autonome maatregelen op de belastingontvangsten in 2001 kasbasis (x EUR1 mln) | |
Kas 2001 | |
Totaal fiscale maatregelen zoals gemeld in de Miljoenennota 2001 | 1 718 |
Totaal Wet IB2001 | 1 929 |
Ondernemerspakket 21e eeuw 2e tranche | – 120 |
Pakket Arbeidsmarkt en armoedeval | – 13 |
Milieupakket overig | – 176 |
Pakket overige maatregelen | 100 |
Inkomenspakket APB | – 35 |
Verhoging leeftijdsgrens kinderkorting naar 16 jaar en verhoging aanvullende kinderkorting met f 340 | – 7 |
Verhoging combinatiekorting met f 75 | – 5 |
Verhoging belastingtarief 1A met 0,1% | 118 |
Verlaging MRB | – 141 |
Dieselakkoord | – 84 |
Teruggaveregeling laagzwavelige diesel | – 84 |
Vervallen teruggaafregeling paarse diesel door laagzwavelig | 0 |
Overige fiscale maatregelen | – 36 |
Kasschuif behorend bij IB 2001 | – 1 634 |
Totaal fiscale maatregelen1 | – 72 |
Totaal overige maatregelen1 | 841 |
Totaal maatregelen1 | 769 |
Totaal maatregelen1 (GLD) | 1 695 |
1 Exclusief maatregelen invoerrechten
Als gevolg van maatregelen stijgen de belastingopbrengsten in 2001 per saldo met 0,8 miljard ten opzichte van 2000. De fiscale autonomen bedragen per saldo -0,1 miljard. In tabel 3 staan de belangrijkste fiscale maatregelen apart vermeld. Naast de maatregelen die reeds in de Miljoenennota 2001 zijn toegelicht betreft dit het inkomenspakket waartoe naar aanleiding van de Algemene Politieke Beschouwingen is besloten, het dieselakkoord en een eenmalige kasschuif. Dit laatste betreft een eenmalige kasverschuiving in 2001 van de belastingopbrengst naar de premieopbrengst. Dit effect wordt weer geneutraliseerd in 2002. Een deel van de maatregelen heeft ook effecten op de premie-inkomsten. Deze worden echter niet in Begroting IX B gepresenteerd.
3. Nadere toelichting van de vennootschapsbelasting, loon- en inkomstenbelasting en de omzetbelasting
In tabel 1 en 2 is een overzicht gegeven van de geraamde autonome en endogene ontwikkeling uitgesplitst per belastingsoort. Hierna wordt dieper in gegaan op de endogene ontwikkeling bij de drie grootste belastingsoorten (samen circa 74% van de totale belastingontvangsten exclusief invoerrechten in 2001).
De opbrengst aan vennootschapsbelasting (18% van de totale belastingontvangsten exclusief invoerrechten in 2001) bestaat uit twee delen.
Voor het gedeelte afkomstig uit de gassector wordt een aparte raming opgesteld, gegeven de samenhang tussen de vennootschapsbelasting en de winstafdrachtregelingen in die sector. In Begroting XIII (Economische Zaken) wordt een toelichting gegeven op de totale aardgasbatenraming, inclusief het gedeelte vennootschapsbelasting uit de gassector.
Vennootschapsbelasting op transactiebasis
De raming voor de vennootschapsbelasting uit de niet-gassector op transactiebasis is gebaseerd op de door het CPB verwachte ontwikkeling van de relevante grondslag. Deze raming van de winstontwikkeling van de Vpb-plichtige ondernemingen is samengesteld uit de bruto-winstontwikkeling, de belastbare renteopbrengsten, de aftrekbare rentelasten, de afschrijvingen en reserveringen. Daarnaast wordt rekening gehouden met de invloed van verliescompensaties op het fiscale bedrag. Voor het lopende en voorgaande belastingjaren wordt tevens gekeken naar de ontwikkeling van de feitelijke kasontvangsten voor de verschillende belastingjaren. Deze kasontvangsten volgen uit de netto opgelegde aanslagen. Het totaal netto opgelegd bedrag is de som van alle positieve en negatieve aanslagen en verminderingen. In het lopende jaar T wordt de eerste voorlopige aanslag opgelegd op basis van de winstrealisatie over de afgelopen twee jaren (de zogenoemde AVAR-oplegging). In augustus volgt een nadere voorlopige aanslagoplegging op basis van de winstschatting voor het lopende jaar die door de onderneming bij de belastingdienst wordt aangegeven. In jaar T+1 heeft de onderneming een beter inzicht in de feitelijk gerealiseerde (fiscale) winst over het afgelopen jaar. Wederom legt de belastingdienst in augustus op basis van de (voorlopige) aangifte door de onderneming een nadere (voorlopige) aanslag op. Voor een groot deel van de ondernemingen wordt in jaar T+1 de aangifte definitief afgehandeld. Met name voor de grotere ondernemingen vindt de definitieve afhandeling van de aangifte later plaats (in jaar T+2 of nog later).
De combinatie van de kasontvangsten, aanslaggegevens, de verwachte ontwikkeling van de fiscale winsten en de autonome maatregelen leidt tot de volgende transactieramingen voor de opbrengst van de vennootschapsbelasting van de niet-gassector:
Tabel 4: Opbrengst vennootschapsbelasting niet-gassector op transactiebasis (x EUR1 mln) | ||||||
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Opbrengst transactiebasis | 12 769 | 13 067 | 14 295 | 15 920 | 16 649 | 17 262 |
Mutatie | 840 | 908 | 297 | 1 229 | 1 625 | 729 |
wv autonoom | – 135 | – 218 | – 176 | – 42 | – 102 | 140 |
wv endogeen | 1 126 | 473 | 1 271 | 1 726 | 589 | 710 |
Endogene groei in % | 9,5% | 3,7% | 9,7% | 12,1% | 3,7% | 4,3% |
De raming voor de opbrengst van de vennootschapsbelasting op transactiebasis voor de niet gassector vertoont in 1999 en 2000 een sterke groei. Voor 2001 en 2002 is de groei gematigd. Dit beeld is in lijn met het beeld van de algemene economische groei: een hoge groei in 1999 en 2000 en een vertraging van de economische groei en een oplopende arbeidsinkomensquote daarna.
Vennootschapsbelasting op kasbasis
De raming voor de kasontvangsten van de vennootschapsbelasting uit de niet-gassector wordt afgeleid uit de raming op transactiebasis. De kasontvangst bleef in 2000 nog achter bij de groei op transactiebasis. In 2001 is de groei even sterk en in 2002 wordt geraamd dat de kasontvangsten zelfs sneller toenemen dan de opbrengst op transactiebasis. Dit hangt samen met een verschuiving in het kastransactiepatroon. In de afgelopen jaren heeft een versnelling plaatsgevonden in de oplegging van de aanslagen. In 1997 werd 60,8% van de verschuldigde belasting over 1997 betaald. Dit percentage liep door de versnelling in het aanslagproces geleidelijk op. Naar raming is in 2000 72,1% van de verschuldigde belasting over het belastingjaar 2000 al betaald. Door deze versnelling resteert na afloop van het belastingjaar een kleiner deel van de belasting dat in latere jaren nog moet worden betaald. In 1998 werd nog 29,7% van de verschuldigde belasting over 1997 betaald. Dit percentage is geleidelijk gedaald, zodat in 2001 naar schatting nog maar 18,5% van de verschuldigde belasting over 2000 wordt ontvangen. Het kastransactiepatroon hangt deels samen met het opleggingspatroon van de belastingdienst, maar het hangt ook af van de schatting van de winst door de bedrijven, vooral ten tijde van de voorlopige aanslagen. Daarbij kunnen onverwachte gunstige of ongunstige wendingen in het conjunctuurpatroon een rol spelen. In de raming is geen verdere versnelling in de kaspatroon van de betalingen over een belastingjaar verondersteld. Zowel het afvlakken van de versnelling als het steeds kleiner deel dat na afloop van het belastingjaar nog wordt ontvangen zijn verantwoordelijk voor het uiteenlopende groei van de kas- en transactieraming in de periode 2000–2002.
Tabel 5: Kaspatroon opbrengst vennootschapsbelasting niet gassector (x EUR1 mln) | ||||||
1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Opbrengst transactiebasis | 12 769 | 13 067 | 14 295 | 15 920 | 16 649 | 17 262 |
wv in kas t | 60,8% | 66,0% | 69,8% | 72,1% | 70,8% | 71,6% |
wv in kas t+1 | 29,7% | 23,8% | 21,1% | 18,5% | 19,9% | 19,2% |
wv in kas t+2 en later | 9,5% | 10,2% | 9,1% | 9,3% | 9,3% | 9,2% |
Opbrengst op kasbasis | 13 357 | 14 165 | 14 541 | 15 539 | 16 114 | 17 118 |
groei in % | 6,0% | 2,7% | 6,9% | 3,7% | 6,2% | |
wv endogene groei in % | 6,8% | 3,9% | 7,5% | 3,8% | 6,3% |
Als gevolg van hogere olie en gasprijzen wordt een hogere opbrengst geraamd voor de VpB-gas in 2001. Ook voor 2002 hangt de VpB-gas raming samen met de hogere voorziene olie- en gasprijzen.
De groei van de loon- en inkomstenbelasting (23% van de totale belastingontvangsten exclusief invoerrechten in 2001) wordt gedomineerd door de ontwikkeling bij de loonbelasting. De toename van de loonbelasting ligt met name in de stijging van lonen en werkgelegenheid. Voor de inkomstenbelasting moet een onderscheid worden gemaakt tussen particulieren en ondernemers. Bij de particulieren zijn de heffingskortingen die via de voorlopige teruggaaf worden verrekend, de vermogensrendementsheffing en de ontwikkeling van bijtel- en aftrekposten van belang. Bij de ondernemers wordt de ontwikkeling ook bepaald door de winstontwikkeling. De omvang van de desbetreffende heffingskortingen en aftrekposten van alle Nederlandse belastingplichtigen is groter dan de afgedragen belasting van een relatief kleine groep ondernemers, waardoor de opbrengst van de totale inkomstenbelasting per saldo negatief is. Door de toename van de aftrekposten (waaronder de hypotheekrenteaftrek) neemt dit negatieve saldo toe. Wanneer naar loon- en inkomstenbelasting samen wordt gekeken, is echter een duidelijke stijging van de jaarlijkse belastingontvangsten zichtbaar. Sinds invoering van de voorlopige teruggaaf in de inkomstenbelasting (in plaats van de loonbeschikking) worden loon- en inkomstenbelasting in de toelichting van de belastingontvangstenartikelen niet langer apart opgenomen.
Toelichting bij de raming van de loonbelasting
De loonbelasting wordt geraamd op transactiebasis. Uitgaande van de verdeling van de transactieraming over de verschillende kasjaren wordt de raming op kasbasis berekend. De ramingen op transactiebasis voor de jaren 1997 tot en met 2002 gaan uit van de realisatie in 1996. Deze realisatie wordt vermeerderd met de geraamde endogene groei en de effecten van autonome maatregelen.
Tabel 6: Opbrengsten loonbelasting op transactiebasis (x EUR1 mln) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
realisatie | Raming | ||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Opbrengst | 19 228 | 18 717 | 19 045 | 22 410 | 24 417 | 26 467 | 28 345 |
Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar | – 511 | 328 | 3 365 | 2008 | 2 050 | 1 878 | |
w.v. autonome mutatie1 | – 1 374 | – 721 | 1 333 | – 43 | – 470 | – 554 | |
w.v. endogene mutatie | 863 | 1 048 | 2 032 | 2 051 | 2 520 | 2 432 | |
Endogene mutatie in procenten | 4,5% | 5,6% | 10,7% | 9,2% | 10,3% | 9,2% |
1 Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
Uitgaande van de verdeling van de transactieraming over de verschillende kasjaren is de raming op kasbasis berekend zoals opgenomen in tabel 1 en 2. Daarbij wordt rekening gehouden met de gebruikelijke overloop in de betalingen van de loonbelasting. Bij de ramingen is uitgegaan van de in de bijlage opgenomen autonome mutaties.
De endogene groei van de loonbelasting wordt geraamd aan de hand van de verwachte ontwikkeling van het belastbare looninkomen voor werknemers en voor uitkerings- en pensioengerechtigden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van ramingen van het Centraal Planbureau voor onder andere de contractlonen, de werkgelegenheid, de hoogte van verschillende premies en de ontwikkeling van de uitkeringen en de pensioenen. De mutaties in het belastbare looninkomen leiden via het gemiddelde tarief tot een mutatie van de loonbelasting. Daarnaast speelt de loonontwikkeling in relatie tot de tabelcorrectiefactor een rol. De tabelcorrectiefactor is het percentage waarmee de tariefgrenzen worden aangepast aan de jaarlijkse prijsontwikkeling. Een loonontwikkeling die hoger ligt dan de jaarlijkse prijsontwikkeling, leidt via de progressie tot extra opbrengsten loonbelasting. Dit wordt de progressiefactor genoemd. Bij de raming voor 2001 en 2002 is van de volgende ramingen door het CPB uitgegaan:
Tabel 7: Ramingen voor lonen en werkgelegenheid in 2001 en 2002 (mutatie in procenten) | ||
2001 | 2002 | |
Contractloonstijging | 4¼% | 3¾% |
Incidenteel loonstijging1 | 1% | ¾% |
Werkgelegenheidsgroei (arbeidsjaren) | 1¾% | ¾% |
Tabelcorrectiefactor | 1,8% | 3,1% |
Bron: Macro-Economische Verkenning 2002, Centraal Planbureau.
1 Exclusief brutering uit hoofde van afschaffen overhevelingstoeslag (2001).
De toename van de loonbelasting ligt met name in de toename van lonen en werkgelegenheid. In 2001 nemen de lonen fors toe. Naar verwachting zwakt de groei van de lonen en de werkgelegenheid in 2002 enigszins af. Daarnaast is in de raming voor 2001 en oudere jaren gekeken naar de ontwikkeling van de kasontvangsten tot en met juli over de verschillende transactiejaren.
Toelichting bij de raming van de inkomstenbelasting
De inkomstenbelasting is één van de belastingen die op aanslag worden betaald. De aanslagoplegging over een bepaald belastingjaar vindt voor een deel plaats in het jaar zelf en voor een deel in de daaropvolgende jaren. Dat betekent dat de kasontvangsten in enig jaar bestaan uit ontvangsten over verschillende transactiejaren.
Om te komen tot een raming van de kasontvangsten voor de inkomstenbelasting wordt eerst voor ieder belastingjaar een transactieraming opgesteld. Op basis van patronen uit het verleden wordt de verdeling van de geraamde opbrengst op transactiebasis verdeeld over de verschillende kasjaren. Daarbij worden ook de effecten van procesmatige veranderingen bij de belastingdienst op deze verdeling meegenomen. De ramingen op transactiebasis worden onder andere gebaseerd op de ontwikkeling van de winstinkomens van zelfstandigen, die wordt geraamd door het Centraal Planbureau, en de ontwikkeling van aftrek- en bijtelposten in de aangifte inkomstenbelasting door particulieren. De raming van de winstontwikkeling van de zelfstandigen is samengesteld uit – net als bij Vpb-plichtige ondernemingen – de bruto-winstontwikkeling, de belastbare rente opbrengsten, de aftrekbare rentelasten, de afschrijvingen en reserveringen. Daarnaast wordt rekening gehouden met de invloed van verliescompensaties op het fiscale bedrag. Voor het lopende en voorgaande belastingjaren wordt tevens gekeken naar de ontwikkeling van de aanslagoplegging.
De ontwikkeling van de positieve aanslagen, de verminderingen en de negatieve aanslagen geven een indicatie van de uiteindelijke hoogte van de opbrengst op transactiebasis. Grafiek 1 toont het totaal van de gecumuleerde kasontvangsten van de inkomensheffing (belasting en premies volksverzekeringen samen) voor verschillende transactiejaren tot en met juli 2001. De scherpe jaarlijkse daling in het jaar T+1 wordt met name veroorzaakt door de teruggaven van inkomstenbelasting aan particulieren in verband met hun aangifte over het afgelopen belastingjaar.
Grafiek 1: Cumulatieve (maandelijkse) kasontvangsten inkomensheffing per belastingjaar tot en met juli 2001 (x EUR1 mln)
Uit bovenstaande figuur blijkt dat de uiteindelijke opbrengst op transactiebasis van jaar op jaar lager is komen te liggen. Dit wordt veroorzaakt door de combinatie van de ontwikkeling van de grondslag (bijtel- en aftrekposten en winstontwikkeling zelfstandigen) en van fiscaal beleid (vervanging van belastingvrije sommen door heffingskortingen en tariefmaatregelen). De kasontvangsten over belastingjaar 2001 liggen aanzienlijk lager dan de voorgaande belastingjaren. Dit wordt veroorzaakt door de belastingherziening waar de belastingvrije sommen, welke verrekend werden via de loonheffing, zijn vervangen door heffingskortingen welke deels verrekend worden via de inkomstenheffing. De kasontvangsten over de belastingjaren 1999 en 2000 liggen eveneens aanzienlijk lager dan in voorgaande belastingjaren. Dit wordt veroorzaakt door invoering van de voorlopige teruggaaf (in plaats van de loonbeschikking) die rechtstreeks ten laste komt van de inkomstenbelasting. De kasontvangsten bij de loonbelasting zijn in dezelfde periode met een vergelijkbaar bedrag gestegen.
Met de autonome maatregelen en de geraamde endogene groei op basis van de ontwikkeling van de winstinkomens en de aanslagoplegging tot en met juli resulteren de volgende transactieramingen.
Tabel 8: Opbrengsten inkomstenbelasting op transactiebasis (x EUR1 mln) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
realisatie | raming | ||||||
1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | |
Opbrengst | 2 296 | 1 105 | 597 | – 1 307 | – 1 634 | – 340 | – 724 |
Mutatie t.o.v. voorafgaande jaar | – 1 190 | – 508 | – 1 904 | – 327 | 1 294 | – 383 | |
w.v. autonome mutatie1 | – 555 | – 735 | – 1 412 | – 108 | 2 546 | – 363 | |
w.v. endogene mutatie | – 636 | 227 | – 492 | – 220 | – 1 252 | – 20 |
1 Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
Voor 1997 wordt een negatieve endogene groei verwacht. Dit houdt verband met het versmallen van de grondslag door zowel bijtel- als aftrekposten. Voor 1998 wordt per saldo een positieve endogene groei geraamd mede op basis van de groei van het winstinkomen van zelfstandigen. Het jaar 1999 wordt gedomineerd door het negatieve effect van het overhevelen van de loonbeschikkingen naar de voorlopige teruggaaf in de inkomstenbelasting. In 2000 neemt de negatieve endogene mutatie verder af. In 2001 wordt het beeld bepaald door de belastingherziening. Hierbij treedt een grote verschuiving op bij de verdeling tussen belasting en premies, hetgeen eenmalig tot uitdrukking komt in de negatieve endogene ontwikkeling. In 2002 is de geraamde endogene mutatie zeer beperkt. Uitgaande van de verdeling van de transactieraming over de verschillende kasjaren is de raming op kasbasis berekend.
Bij de raming voor 2001 en 2002 is uitgegaan van de in de bijlage opgenomen autonome mutaties.
De raming van de opbrengst van de omzetbelasting hangt nauw samen met de ontwikkeling van de verschillende bestedingen (particuliere consumptie, overheidsconsumptie, overheidsinvesteringen en investeringen in woningen). Daarbij worden de verschillen in gewicht van elk van deze bestedingscategorieën meegenomen.
De omzetbelasting (33% van de totale belastingontvangsten exclusief invoerrechten in 2001) neemt in 2001 sterk toe door de verhoging van het BTW tarief van 17,5% naar 19%. Op basis van de geraamde groei van de bestedingscategorieën, de gebruikelijke overloop van de kasontvangsten en het kasverloop tot en met juili wordt voor 2001 een endogene groei geraamd van 5,3%. Het Centraal Planbureau (CPB) raamt in de Macro Economische Verkenning 2001 een afzwakkende volumegroei van de particuliere consumptie van 2¼%. Ook voor andere bestedingscategorieën, met uitzondering van de overheidsconsumptie, raamt het CPB een lagere groeiontwikkeling. Daar staat een hogere prijsontwikkeling tegenover. Voor 2002 voorziet het CPB een gematigder prijsontwikkeling en een wat aantrekkende volumegroei van de particuliere consumptie. Samenhangend met de geraamde groei van de overige bestedingscategorieën wordt een endogene toename van de omzetbelasting geraamd van 5,8%.
Tabel 9: Geraamde procentuele mutatie van verschillende bestedingen in 2001 en 2002 | |||
2001 | 2002 | Aandeel in totale relevante bestedingen | |
Particuliere consumptie | 7,0 | 5,9 | 79% |
Overheidsconsumptie | 8,5 | 6,5 | 7% |
Investeringen in woningen | 6,5 | 5,3 | 9% |
Overheidsinvesteringen | 12,9 | 5,5 | 4% |
Gewogen gemiddelde mutatie | 7,3 | 5,9 | 100% |
Bron: Macro-Economische Verkenning 2002, Centraal Planbureau.
In de raming zijn de effecten van de autonome maatregelen die opgenomen zijn in bijlage effect autonome belastingmaatregelen op kasbasis verwerkt.
Tabel 10: De raming van de omzetbelasting (x EUR1 mln) | ||
Vermoedelijke Uitkomst | Ontwerp-begroting | |
2001 | 2002 | |
Omzetbelasting | 32 542 | 34 977 |
Af wegens afdracht aan de Europese Unie | 2 190 | 1 289 |
Ten bate van Begroting IX-B | 30 352 | 33 688 |
Nadere toelichting van de overige belastingsoorten
In tabel 1 en 2 aan het begin van deze paragraaf staan per belastingsoort de ramingen en de autonome en endogene ontwikkeling van de belastingopbrengsten weergegeven. De raming is op basis van het economisch beeld van het CPB en de kasrealisaties tot en met juli 2001 tot stand gekomen. Onderstaand volgt voor de overige belastingsoorten een toelichting. De autonome maatregelen die op kasbasis in de raming zijn opgenomen staan vermeld in de bijlage.
De raming van dividendbelasting wordt gebaseerd op de ontwikkeling van de door het CPB verwachte groei van het winstinkomen van vennootschappen. Op basis van kasontvangsten is de raming voor 2001 fors opwaarts bijgesteld hetgeen resulteert in een hoge endogene groei. Momenteel is er een intern onderzoek gestart om deze ontwikkeling te kunnen duiden. Voor 2002 wordt een beperkte groei van de dividendbelasting geraamd.
Belasting op personenauto's en motorrijwielen
De opbrengst van de belasting op personenauto's en motorrijwielen wordt bepaald door de waarde van de verkopen van nieuwe auto's en motorfietsen. Voor de raming wordt onder andere gebruik gemaakt van gegevens van de RAI. Voor 2001 wordt een endogene groei geraamd van -4,9%. Hierbij is rekening gehouden met de prijs- en volumegroei van nieuw verkochte auto's en de kasontvangsten tot en met juli. Voor 2002 wordt rekening gehouden met aantrekkende verkopen.
De belastingen van rechtsverkeer bestaan uit de overdrachtsbelasting, de assurantiebelasting en de kapitaalsbelasting. Qua omvang is de overdrachtsbelasting hiervan de belangrijkste (circa 75% van de totale opbrengst van de belastingen van rechtsverkeer).
De opbrengst van de overdrachtsbelasting is voor een groot deel afhankelijk van de prijs- en volume-ontwikkeling op de woningmarkt, waarbij de stijging zich gestaag voortzet dit jaar. Voor 2001 wordt een endogene groei voorzien van ruim 11%. Deze groei hangt samen met de verwachte volume- en prijsstijging van de huizenmarkt in 2001. Voor 2002 wordt uitgegaan van een minder sterke ontwikkeling van de woningmarkt.
De ontwikkeling van de opbrengsten van de assurantiebelasting hangt af van de ontwikkeling bij de schadeverzekeringspremies. Voor 2001 wordt een endogene groei verwacht van ruim 4,5% op basis van realisatiecijfers tot en met juli. Voor 2002 wordt een endogene groei verwacht van ruim 4,3%.
De kapitaalsbelasting wordt geheven bij de uitgifte van aandelen. De ontwikkeling van de kapitaalsbelasting laat van jaar op jaar grote fluctuaties zien zonder een trendmatig verloop. In 2000 was sprake van een incidenteel hoge opbrengst zoals gemeld in de Voorlopige Rekening 2000. Vanwege deze incidenteel hoge opbrengst neemt de raming voor 2001 ten opzichte van 2000 sterk af. De kasopbrengsten tot en met juli zijn in lijn met deze lagere raming.
Niet nader toe te rekenen belastingontvangsten
Op dit artikel worden belastingontvangsten geboekt die niet aan afzonderlijke belastingsoorten kunnen worden toegerekend. Het gaat met name om belastingontvangsten op reeds als oninbaar afgeschreven vorderingen waarvan het niet mogelijk is deze naar de belastingsoorten uit te splitsen. Grote fluctuaties zijn bij deze ontvangsten niet ongebruikelijk.
De raming wordt gebaseerd op recente realisaties. Over het algemeen liggen de ontvangsten op dit begrotingsartikel rond de 50 miljoen euro. In 2000 is echter sprake van een incidenteel zeer grote opbrengst afkomstig uit de liquidatie van enkele grote houdstermaatschappijen. Vanwege het incidentele karakter neemt de endogene mutatie in 2001 sterk af.
Bijlage Effect autonome belastingmaatregelen
Tabel 11: Effecten autonome maatregelen op de vennootschapsbelasting in 2001 en 2002 op kas en transactiebasis (x EUR1 mln) | ||||
---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | |||
Kasbasis | Transactie-basis | Kasbasis | Transactie- basis | |
Totaal Fiscaal | – 49 | 32 | – 73 | – 99 |
Beleidsintensivering VPB WKK en Zonne PV | – 23 | – 45 | – 23 | |
Continuering willekeurige afschrijving zwakke economische regio's | – 2 | |||
Euro 3 vrachtwagens onder VAMIL (VPB-deel) | – 78 | – 36 | 25 | 75 |
Fiscale regeling aanleg eigen pompen (stelpost) | – 5 | – 5 | ||
Invoering herbestedingsreserve goed-doel instellingen | – 6 | – 9 | – 3 | |
Lastenverlichting 2002: continuering eurofaciliteit MKB | – 2 | – 2 | ||
Lastenverlichting 2002: verlaging VPB tarief | – 156 | – 222 | ||
NvW IB2001: Fiscale behandeling oudedagsvoorzieningen (Vpb) | 238 | 476 | 238 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Afschaffen assurantiereserve e.r. en export risicoreserve | 31 | |||
Ondernemerspakket 21e eeuw: Fusie en splitsing; aanpassing regelgeving | – 2 | – 5 | – 2 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Intensivering investeringsaftrek VPB | – 4 | – 7 | – 3 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: kleine reparaties | 2 | |||
Ondernemerspakket 21e eeuw: Omvorming vervangingreserve in herinvesteringreserve VPB | – 42 | 84 | – 42 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Regeling terugkeer uit de BV | – 1 | – 2 | – 1 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: uitstel kleine reparaties in de vpb-sfeer | – 2 | – 5 | 2 | 5 |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Verlaging VPB-tarief met 2% | – 16 | |||
Positieve prikkels: uitbreiding energie investeringsaftrek | – 2 | |||
Terugsluis bedrijfsleven: positieve milieuprikkels 2000 | – 7 | |||
Terugsluis bedrijfsleven: Verlaging VPB-tarief met 3%-punt | – 25 | |||
Uitbreiding regeling willekeurige afschrijving | 5 | 5 | 7 | 7 |
Vergroening 2001: Positieve milieuprikkels bedrijfsleven | – 10 | – 20 | – 10 | |
Verhoging scholingsaftrek | – 4 | – 5 | ||
Verplaatsing innovatieve technologie (1-1-2000), tranche 5 (structureel –5 mln) | 1 | |||
Verplaatsing innovatieve technologie (1-1-2001), tranche 6 (structureel –5 mln) | 3 | 5 | 1 | |
Verplaatsing innovatieve technologie (1-1-2002), tranche 7 (structureel –5 mln) | 3 | 5 | ||
VPB vrijstelling maatschappelijk nut instellingen | – 2 | – 2 | ||
VpB-plicht energiebedrijven | 27 | 36 | ||
Wetsvoorstel IB2001: Vpb-derving groeifondsen a.g.v. forfaitaire rendementsheffing | – 97 | 227 | – 130 | |
Willekeurige afschrijving ARBO-investeringen (FARBO) | – 1 | |||
Willekeurige afschrijving S&O-gebouwen toevoegen aan WBSO | – 2 | – 5 | – 2 | |
Totaal Overige Maatregelen | 41 | 108 | 69 | 2 |
Fraudeplan | 6 | 6 | 2 | 2 |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Audit file / clair VPB | 5 | 5 | ||
Ondernemerspakket 21e eeuw: bestrijding handel in verliezen en vervangingreserves | 27 | 91 | 64 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Kleine reparaties in de Vpb-sfeer | 2 | 5 | 2 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Reparatie landbouwvrijstelling VPB | 1 | 2 | 1 |
Tabel 12: Effecten autonome maatregelen op de loonbelasting in 2001 en 2002 op kas en transactiebasis (x EUR1 mln) | ||||
---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | |||
Kasbasis | Transactie-basis | Kasbasis | Transactie- basis | |
Correctie inflatie | – 670 | – 672 | – 696 | – 699 |
Totaal Fiscaal | – 573 | – 628 | – 84 | 35 |
Aanpassing verdeling LB/IB schijf tarief | 454 | 454 | ||
Aanpassing verschuiving LB naar IB tg3 | 68 | 91 | 23 | |
Additionele verlaging tarief 1a met 0,05% | – 5 | |||
Afdrachtsvermindering ouderschapsverlof | – 10 | – 11 | – 1 | |
Afschaffing doorstroom-SPAK | 143 | 159 | 16 | |
Amendement Bos e.a.: Introductie inkomensafhankelijke kinderkorting (LB) | – 4 | – 6 | – 2 | |
Amendement Giskens: Dekking combinatiekorting door verlaging arbeidskorting (LB) | 15 | 16 | 1 | |
Amendement Giskens: Introductie combinatiekorting (LB) | – 15 | – 16 | – 1 | |
Defiscalisering uitstroompremies | – 1 | – 1 | ||
Farbo non-profit | – 5 | – 7 | – 2 | |
Financiering afschaffing omroepbijdragen (tarief 1a +1,1%) | 70 | |||
Fiscale faciliteit WAJONG | – 1 | |||
Geleidelijk aflopen vakantiebonnen bouwvakkers | 5 | 5 | 5 | 5 |
Grondslageffect autonome verlaging AWF-premie met 0,25% | 5 | |||
Grondslageffect OT-verlaging vanwege zorgverlof (-0,1%) | – 25 | – 25 | ||
Indexering WBSO en handhaving 13% | – 15 | – 20 | – 6 | |
Inkomenspakket 2000: grondslageffect autonome verhoging AWF-premie met 1,3%-punt | – 17 | |||
Inkomenspakket 2000: grondslageffect autonome verhoging OT met 0,15%-punt | 3 | |||
Inkomenspakket 2000: grondslageffect autonome verhoging ZFW-premie met 0,1%-punt | – 1 | |||
Inkomenspakket 2000: Verhoging arbeidskostenforfait met f.390 | – 18 | |||
Inkomenspakket 2000: Verhoging ouderenaftrek met 380 gulden | – 2 | |||
Inkomenspakket 2000: verhoging tarief 1a met 0,40% | 25 | |||
Inkomenspakket 2000: verhoging 1b met 0,5% | 36 | |||
Inkomenspakket 2000: verlaging tarief 1a met 0,5% | – 32 | |||
Koopkrachtpakket IHS: verhoging algemene heffingskorting met f50 | – 21 | – 23 | ||
Koopkrachtpakket IHS: verhoging tarief 2e schijf 0,25% | 123 | 136 | ||
Koopkrachtpakket IHS: verlagen algemene ouderenkorting f22 | 3 | 3 | ||
Lastenverlichting 2002: afdrachtsvermindering werkgevers herintreders | – 13 | 15 | ||
Lastenverlichting 2002: extra afdrachtsvermindering onderwijs aan voormalige werkloze werknemers | – 11 | – 13 | ||
Lastenverlichting 2002: fiscale stimulering flexibel belonen | – 18 | – 20 | ||
Lastenverlichting 2002: getrapte belastingvrije bonus vanaf 58 jaar | – 10 | – 13 | ||
Lastenverlichting 2002: grondslageffect autonome verlaging AWF-wn premie met 0,3% punt | 31 | 34 | ||
Lastenverlichting 2002: heffingskorting herintreders | – 5 | – 5 | ||
Lastenverlichting 2002: intensivering kinderkorting icm afschaffen kindertoeslag huursubsidie | 1 | – 1 | ||
Lastenverlichting 2002: ophoging budget WBSO | – 19 | – 20 | ||
Lastenverlichting 2002: verhogen arbeidskorting | – 10 | – 10 | ||
Lastenverlichting 2002: verhoging combikorting in 2002 en 2003 | – 6 | – 7 | ||
Lastenverlichting 2002:getrapte verhoging arbeidskorting vanaf 58 jaar | – 6 | – 6 | ||
Mutatie bTES van 1999 op 2000 ivm nabetalingen (-0,35%) | – 50 | |||
NvW IB2001: Aanpassing ouderenkorting | – 5 | – 7 | – 2 | |
NvW IB2001: Grondslageffect verlaging AWF-premie (0,9%) | 136 | 150 | 14 | |
NvW IB2001: Invulling beperking spaarloon | – 46 | – 51 | – 6 | |
NvW IB2001: Verhoging arbeidskorting LB | – 55 | – 62 | – 7 | |
NvW IB2001: Verlaging tarief eerste schijf | – 415 | – 461 | – 46 | |
NvW IB2001: Vervallen arbeidskostenforfait | 638 | 709 | 71 | |
NvW IB2001: Vervallen inactievenforfait | 66 | 73 | 7 | |
NvW IB2001: Wijziging schijflengten | – 1 294 | – 1 438 | – 144 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Handhaving WBSO % op 13% | – 1 | |||
Ondernemerspakket 21e eeuw: intensivering WBSO | – 10 | – 20 | – 10 | |
Terugsluis 21e eeuw huishoudens: IB 2000 | – 54 | |||
veegwet IB 2001: afdrachtsvermindering ouderschapsverlof | – 5 | – 5 | ||
veegwet IB 2001: verhoging afdrachtsvermindering | – 1 | – 1 | – 1 | – 1 |
Vergroening 2001: Generieke terugsluis huishoudens | – 525 | – 583 | –58 | |
2001 | 2002 | |||
Kasbasis | Transactie-basis | Kasbasis | Transactie- basis | |
Verhoging aanvullende kinderkorting met f 340 (LB-deel) | – 6 | – 7 | ||
Verhoging arbeidskorting uhv pakket armoedeval (LB-deel) | – 15 | – 16 | – 2 | |
Verhoging belastingtarief 1a met 0,1%-punt bij APB | 118 | 132 | 14 | |
Verhoging belastingtarief 1b met 0,90% | 68 | |||
Verhoging combinatiekorting met f 77 (LB-deel) | – 5 | – 5 | ||
Verlaging arbeidskostenforfait met 80 gulden | 5 | |||
Verlaging belastingtarief 1a met 1,40% | – 91 | |||
Verlaging tarief 1a/1b vanwege zorgverlof | – 82 | – 82 | ||
Verlenging en uitbreiding 6 maanden criterium VLW | – 4 | – 4 | – 3 | – 3 |
Verruiming afdrachtsvermindering laaggeschoolden | – 4 | – 5 | ||
Verschuiving van LB naar IB agv. hfk. partners tg3 naar IB | 159 | 159 | ||
Vervallen anticumulatiebepaling VLW en VO | ||||
VLW voor ouderen | – 8 | – 9 | – 1 | |
Wetsvoorstel IB2001: Aanpassing spaarloonregeling | 178 | 197 | 20 | |
Wetsvoorstel IB2001: Invoering arbeidskorting LB | – 284 | – 316 | – 32 | |
Wetsvoorstel IB2001: Tariefsverlaging (excl. terugsluis vergroening) | – 816 | – 905 | – 90 | |
Wetsvoorstel IB2001: Versobering inactievenforfait | 109 | 120 | 10 | |
Wetsvoorstel IB2001:Versobering arbeidskostenforfait | 1 049 | 1 167 | 118 | |
Totaal Overige Maatregelen | 877 | 158 | 143 | – 586 |
Aanpassing nabetaling over 2000 in 2002 | 39 | – 39 | ||
Fraudeplan | 1 | 1 | ||
Nabetaling fondsen aan LB over 1999 in 2001 | 290 | – 290 | ||
Nabetaling fondsen aan LB over 2001 in 2003 | 586 | – 586 | ||
Nabetaling LB aan fondsen over 1998 in 2000 | 545 | |||
Nabetaling LB aan rijk over 2000 in 2002 | – 472 | 472 | ||
Ondernemerspakket 21e eeuw: Audit file / clair LB | 5 | 5 | ||
Structurele sleutelwijziging LB in 2000 | 36 | |||
Wetsvoorstel Regels inzake heffing en invordering van rijksbelastingen in euro's | ||||
Totaal Autonome Maatregelen1 | 304 | – 470 | 51 | – 558 |
1 Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
Tabel 13: Effecten autonome maatregelen op de inkomstenbelasting in 2001 en 2002 op kas en transactiebasis (x EUR1 mln) | ||||
---|---|---|---|---|
2001 | 2002 | |||
Kasbasis | Transactie-basis | Kasbasis | Transactie- basis | |
Correctie inflatie | 9 | 9 | 9 | 9 |
Totaal Fiscaal | – 1 321 | 2 275 | 3 728 | – 189 |
Aanpassing arbeidskostenforfait aan arrest Hoge Raad | – 2 | |||
Aanpassing verdeling LB/IB schijf tarief | – 454 | – 454 | ||
Aanpassing verschuiving LB naar IB | – 1 702 | – 91 | 1 792 | |
Amendement Bos e.a.: Bewijslast OV-verklaring verlicht | – 5 | – 4 | ||
Amendement Bos e.a.: Rendabel maken van vermogen | 2 | 2 | ||
Amendement Bos/De Vries: Heffingsvrij vermogen box 3 +5000 gulden per kind | – 7 | – 11 | – 5 | |
Amendement De Vries e.a.: Verhoging maximumbedrag lijfrente >55 jaar | – 1 | – 8 | – 7 | |
Amendement De Vries e.a.: Verlenging reserveringsregeling naar 7 jaar | – 3 | – 16 | – 13 | |
Amendement Giskens: Dekking combinatiekorting door verlaging arbeidskorting (IB) | 2 | 2 | ||
Amendement Giskens: Introductie combinatiekorting (IB) | – 2 | – 2 | ||
Amendement Schutte e.a.: Ophoging maximale aftrek scholingsuitgaven | – 1 | – 1 | ||
Amendement Schutte: Waardering woning op 60% bij overlijden | – 1 | – 2 | – 1 | |
Beleidsintensivering WKK en Zonne PV | – 23 | – 45 | – 23 | |
Brede herwaardering: lijfrenten (1-1-1992). (Cumulatief 385 mln vanaf 1992) | 7 | 7 | 7 | 9 |
Euro 3 vrachtwagens onder VAMIL (IB-deel) | – 20 | – 8 | 6 | 20 |
Extra faciliteit kinderopvang | – 3 | |||
Extra stimulering duurzame landbouw | – 3 | – 3 | ||
2001 | 2002 | |||
Kasbasis | Transactie-basis | Kasbasis | Transactie- basis | |
Ficale faciliteit WAJONG | 45 | |||
Financiering afschaffing omroepbijdragen (tarief 1a +1,1%) | – 20 | |||
Groen Beleggen IB2001 | – 15 | – 21 | – 6 | |
Inkomenspakket 2000: verhoging tarief 1a met 0,40% | – 7 | |||
Inkomenspakket 2000: verhoging 1b met 0,50% | – 11 | |||
Inkomenspakket 2000: verlaging tarief 1a met 0,5% | 11 | |||
Knelpunten IB2001 grensarbeiders | – 16 | – 18 | – 2 | |
Koopkrachtpakket IHS: verhogen algemene heffingskorting IB met f50 | – 2 | – 2 | ||
Koopkrachtpakket IHS: verhoging belastingtarief 2e schijf 0,25% | 12 | 14 | ||
Koopkrachtpakket IHS: Verlaging algemene ouderenkorting f22 | ||||
Lastenverlichting 2002: aanpassing onbelaste kmvergoeding ivm euro | – 4 | – 5 | ||
Lastenverlichting 2002: autokostenfictie bestelauto's | – 4 | – 5 | ||
Lastenverlichting 2002: filminvesteringaftrek (overloop bp 2001) | – 18 | – 23 | ||
Lastenverlichting 2002: intensivering kinderkorting icm afschaffen kindertoeslag huursubsidie | – 3 | – 3 | ||
Lastenverlichting 2002: Landbouw (natuur/groen) | – 6 | – 9 | ||
Lastenverlichting 2002: tegemoetkoming gehandicapten en chronisch zieken | – 23 | 26 | ||
Lastenverlichting 2002: verhogen leeftijdsgrens aanvullende alleenstaande korting van 12 naar 16 jaar | – 1 | – 1 | ||
Lastenverlichting 2002: verhoging arbeidskorting | – 1 | – 1 | ||
Lastenverlichting 2002: verruiming fietsregeling | – 2 | – 2 | ||
Lastenverlichting 2002: vervallen overgangsregeling film/scheepvaart (overloop bp 2001) | 11 | 23 | ||
Lastenverlichting 2002: Voortzetting DUBO | – 2 | – 2 | ||
Lastenverlichting 2002:continuering eurofaciliteit MKB | – 2 | – 2 | ||
Mutatie bTES van 1999 op 2000 ivm nabetalingen (-0,35%) | 14 | |||
NvW IB2001: Dekking lager AB-tarief door meesleep/meetrek | 5 | 4 | ||
NvW IB2001: Fiscale behandeling oudedagsvoorzieningen (IB) | – 48 | – 237 | – 189 | |
NvW IB2001: Invoering fietsaftrek | – 3 | – 3 | ||
NvW IB2001: Schulden tot 5000 gulden buiten grondslag box 3 | 7 | 11 | 5 | |
NvW IB2001: Verhoging arbeidskorting IB | – 4 | – 4 | ||
NvW IB2001: Verlaging AB-tarief van 30% naar 25% (geen terugsluis) | – 13 | – 25 | – 12 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Aanpassing ondernemersbegrip IB | 48 | 96 | 48 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Beperking stakingsvrijstelling | 36 | 45 | 9 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Betalingsuitstel stakingswinst bedrijfswoning | – 6 | – 11 | – 5 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Extra overgangsregeling films en zeeschepen | – 27 | – 54 | – 27 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Herstructurering land- en tuinbouw | – 7 | – 14 | – 7 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Intensivering investeringsaftrek IB | – 2 | – 5 | – 2 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Omvorming vervangingsreserve in herinvesteringsreserve IB | – 8 | 16 | – 8 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Overgangsregeling stakingsvrijstelling | – 35 | – 59 | – 24 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Verhoging persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal bij verlies | 1 | – 2 | – 1 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Verruiming doorschuifregeling | – 15 | – 25 | – 10 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Vervallen bijzondere tarieven | 41 | 136 | 95 | |
Overgangsrecht:Afrekening over lopende termijnen | 34 | 170 | 102 | – 170 |
Terugsluis bedrijfsleven: specifieke terugsluis | – 1 | |||
Terugsluis bedrijfsleven: uitbreiding milieu investeringsaftrek | – 2 | |||
Terugsluis bedrijfsleven: verhoging zelfstandigenaftrek | – 10 | |||
Terugsluis 21e eeuw huishoudens: IB 2000 | 14 | |||
Uitbreiding regeling groen beleggen en VAMIL (structureel -60 mln) | – 2 | – 2 | – 2 | – 2 |
Veegwet IB 2001: betalingsregeling bij einde terbeschikkingstelling vermogensbestanddelen | – 45 | |||
Veegwet IB 2001: omzetting persoonsgebonden aftrek maatschappelijk beleggen en durfkapitaal in heffingskorting | – 2 | – 2 | ||
Veegwet IB 2001: overgangsregeling aftrek rente voor uitgaven vanwege studie/ziekte | – 2 | 2 | ||
Veegwet IB 2001: uitbreiding regeling verhoging heffingskorting naar partners buiten EU | – 8 | 9 | – 1 | |
Vergroening 1999: Positieve prikkels Milieu Investeringsaftrek | 1 | |||
Vergroening 1999: Positieve prikkels uitbreiding energie investeringsaftrek | – 1 | |||
Vergroening 2000: Positieve prikkels bedrijfsleven IB | – 5 | |||
Vergroening 2001: Positieve prikkels bedrijfsleven IB | – 10 | – 20 | – 10 | |
Vergroening 2001: Verhoging budget MIA en DOA | – 7 | – 9 | – 2 | |
2001 | 2002 | |||
Kasbasis | Transactie-basis | Kasbasis | Transactie- basis | |
Vergroening 2001: Verhoging zelfstandigenaftrek | – 11 | – 23 | – 12 | |
Vergroening 2001: Verlaging AB-tarief van 30% naar 25% (terugsluis) | – 27 | – 54 | – 27 | |
Verhoging arbeidskorting uhv pakket armoedeval (IB-deel) | – 1 | – 1 | ||
Verhoging belastingtarief 1b met 0,90% (IB-deel) | – 20 | |||
Verhoging belastingvrije som zelfstandigen | 1 | |||
Verhoging buitengewone lastenregeling chronisch zieken | – 2 | |||
Verhoging milieu investeringsaftrek t.b.v. LNV | – 1 | |||
Verhoging persoonsgebonden aftrekpost durfkapitaal | – 15 | – 20 | – 6 | |
Verlaging belastingtarief 1a met 1,40% (IB-deel) | 27 | |||
Verlaging drempelbedragen kinderopvang | – 2 | |||
Verruimde afschrijving starters (1-1-1999) tranche 4 (cumulatief -20 mln vanaf 1996) | 2 | |||
Verruimde afschrijving starters (1–1-2000) tranche 5 (cumulatief -20 mln vanaf 1996) | 2 | 2 | ||
Verruimde afschrijving starters (1–1-2001) tranche 6 (cumulatief -20 vanaf 1996) | 2 | 5 | 2 | |
Verruiming buitengewone lastenaftrek gehandicapten | – 20 | – 23 | – 2 | |
Verruiming overgangsregeling invorderingsvrijstelling | – 1 | – 1 | ||
Verruiming verliesverrekening bij veegwet | – 2 | – 2 | ||
versch. van LB naar IB agv. hfk partner tg3 naar IB (IB deel) | – 159 | – 159 | ||
Voortzetting budget 1999 Milieu Investeringsaftrek | – 1 | |||
Voortzetting groen beleggen / DUBO in 2001 | – 5 | – 7 | – 2 | |
Vrijstelling vergoeding natuurbeheer | – 2 | |||
Wetsvoorstel IB2001: Afschaffen inkomensheffing over rente en dividend | – 470 | – 1 100 | – 631 | |
Wetsvoorstel IB2001: Beperking aftrek buitengewone lasten | 2 | 15 | 13 | |
Wetsvoorstel IB2001: Beperking aftrek consumptief krediet | 98 | 489 | 391 | |
Wetsvoorstel IB2001: Beperking reiskostenforfait | 113 | 125 | 12 | |
Wetsvoorstel IB2001: Invoering arbeidskorting IB | – 15 | – 16 | – 1 | |
Wetsvoorstel IB2001: Invoering forfaitaire rendementsheffing (bruto) | 1 201 | 2 813 | 1 613 | |
Wetsvoorstel IB2001: Oudedagsparaplu/lijfrenteregime | 118 | 592 | 474 | |
Wetsvoorstel IB2001: Verhoging AB-tarief/beperking 35%-regeling | 30 | 113 | 82 | |
Wetsvoorstel IB2001: Verlaging zelstandigenaftrek | 60 | 101 | 41 | |
Wetsvoorstel IB2001: Vervallen aftrek werkelijke kosten | 35 | 179 | 143 | |
3e tranche fiscale intensivering kinderopvang | – 5 | – 32 | – 27 | |
Totaal Overige Maatregelen | – 349 | 270 | 44 | – 174 |
Fraudeplan | 20 | 20 | 16 | 16 |
Lastenverlichting 2002: vervallen overgangsregeling film/scheepvaart compensatie via uitgaven (overloop bp 2001) | 16 | 32 | ||
Nabetaling IB over 1996 in 2000 | – 386 | |||
Nabetaling IB over 2001 in 2005 | 218 | – 218 | ||
Ondernemerspakket 21e eeuw: Reparatie landbouwvrijstelling IB | 10 | 20 | 10 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Tegengaan oneigenlijk gebruik AB-regime door cooperaties | 6 | 11 | 5 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Zelfstandigenaftrek ondermaatschappen | 2 | 2 | ||
Wetsvoorstel Regels inzake heffing en invordering van rijksbelastingen in euro's | – 2 | – 2 | 4 | – 4 |
1 Exclusief de automatische inflatiecorrectie. Deze behoort tot de endogene mutatie.
Tabel 14: Effecten autonome maatregelen op de omzetbelasting in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Totaal Fiscaal | 2 091 | 142 |
Diverse BTW-maatregelen | – 6 | |
Lastenverlichting 2002: BTW-pakket binnenlandse vliegtickets, zorg, sport en cultuur | 41 | |
Vergroening 2000: BTW op bestrijdingsmiddelen | 1 | |
Vergroening 2000: BTW-heffing over milieubelastingen | 7 | |
Vergroening 2000: Terugbrengen water naar laag BTW-tarief | – 7 | |
Vergroening 2001: BTW-heffing over milieubelastingen | 94 | 10 |
Verlaagd BTW-tarief op arbeidsintensieve diensten (per 1 januari 2000) | – 10 | |
Verlaging landbouwforfait | 6 | |
Wetsvoorstel IB2001: Verhoging BTW-tarief naar 19% | 2006 | 172 |
Totaal Overige Maatregelen | 158 | 394 |
BTW door vrije inkoop reintegratiebudgetten | 2 | – 7 |
BTW op aanleg van infrastructuur voor het openbaar vervoer en de exploitatie | – 6 | |
Correctie BTW openbaar vervoer (compensatiefonds) | 360 | 59 |
Correctie BTW openbaar vervoer (compensatiefonds) – 4 | – 3 | 57 |
Correctie BTW openbaarvervoer (compensatiefonds) | – 230 | 258 |
Fraudeplan | 7 | 4 |
lagere BTW agv Herzieningsbaten KPN | 18 | 16 |
Lastenverlichting 2002: BTW-pakket hoofdelijke aansprakelijkheid carousselfraude | 12 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Audit file / clair OB | 5 | |
Wetsvoorstel Regels inzake heffing en invordering van rijksbelastingen in euro's | – 1 | 3 |
Tabel 15: Effecten autonome maatregelen op de belasting op personenauto's en motorrijwielen in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Totaal Fiscaal | 103 | – 81 |
Aanpassing lastenverlichting auto (motie Hofstra/Crone) | 3 | – 32 |
BPM-vrijstelling vooraf voor taxi's | 91 | |
Lastenverlichting 2002: aanpassing inrichtingseisen bestelauto's | – 4 | |
Lastenverlichting 2002: stimulering zuinige auto's | – 59 | |
Lastenverlichting 2002: vergroening vrijgestelde BPM-accessoireslijst | 16 | |
Vergroening autobelastingen (motie Hofstra/Crone) | – 14 | – 2 |
Vergroening 2000: Optimale brandstofmix dieselauto's (per 1 mei 2000) | 24 |
Tabel 16: Effecten autonome maatregelen op de belasting op accijns in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Accijns op lichte olien | 2 | – 15 |
Totaal Fiscaal | – 18 | |
Lastenverlichting 2002: verlaging accijns laagzwavelige benzine | – 18 | |
Totaal Overige Maatregelen | 2 | 3 |
Fraudeplan | 2 | 3 |
Accijns op overige minerale olien | – 30 | – 36 |
Totaal Fiscaal | – 85 | – 52 |
Lastenverlichting 2002: verlagen accijns lpg | – 4 | |
Verlaagd tarief LPG voor autobussen in openbaar vervoer | – 1 | – 1 |
Verlagen accijns laagzwavelige diesel (dieselakkoord) | – 84 | – 82 |
Vervallen teruggave regeling paarse diesel door laagzwavelig (dieselakkoord) | 35 | |
Totaal Overige Maatregelen | 55 | 16 |
Aanpassing betalingspatroon vervoerssector kaseffect 2000 | – 59 | |
Verruiming teruggaafregeling dieselolie bij APB | 109 | 14 |
Versnelling teruggaveregeling Paarse diesel in ondernemerspakket bij APB | 4 | |
Tabaksaccijns | 65 | 9 |
Totaal Fiscaal | 64 | 7 |
Afschaffing accijnsvrije bevoorrading binnenschepen | ||
Wetsvoorstel IB2001: Verhoging tabaks- en shagaccijns i.v.m. verhoging BTW-tarief | 64 | 7 |
Totaal Overige Maatregelen | 1 | 2 |
Fraudeplan | 1 | 2 |
Wijnaccijns | 9 | |
Totaal Overige Maatregelen | 9 | |
Teruggave wijnaccijns | 9 |
Tabel 17: Effecten autonome maatregelen op de kapitaalbelasting in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Totaal Fiscaal | – 84 | – 34 |
Ondernemerspakket 21e eeuw: Verdere verlaging kapitaalsbelasting (-0,35%) | – 84 | – 34 |
Totaal Overige Maatregelen | 45 | |
Efficiencywinst reorganisatie; intensivering toezicht kapitaalbelasting | 45 |
Tabel 18: Effecten autonome maatregelen op de motorruituigenbelasting in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Totaal Fiscaal | – 162 | – 77 |
Fiscale regeling lichtgewicht carrosseriekn | – 7 | |
Lastenverlichting 2002: verlaging MRB met 6,5% | – 65 | |
Ondernemerspakket 21e eeuw: bestrijding katvangerconstructie | 7 | |
Tariefdifferentiatie assen en luchtvering | – 18 | – 11 |
Vergroening 2000: optimale brandstofmix dieselauto's (per 1 mei 2000) | – 4 | |
Verlaging MRB bij APB | – 141 | |
Totaal Overige Maatregelen | – 1 | 4 |
Wetsvoorstel Regels inzake heffing en invordering van rijksbelastingen in euro's | – 1 | 4 |
Tabel 19: Effecten autonome maatregelen op de belastingen op een milieugrondslag in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Grondwaterbelasting | 12 | 1 |
Totaal Fiscaal | 12 | 1 |
Vergroening 2001: Gelijktrekken tarief zelfonttrekkers | 12 | 1 |
Vergroening 2001: Indexatie grondwaterbelasting | 5 | 5 |
Vergroening 2001: Specifieke terugsluis bedrijfsleven zelfonttrekkers | – 5 | – 5 |
Afvalstoffenbelasting | 10 | 24 |
Totaal Fiscaal | 10 | 24 |
Lastenverlichting 2002: heffing op het storten van brandbaar afval | 20 | |
Vergroening 2000: heffing op storten brandbaar afval | 7 | |
Vergroening 2001: Indexatie afvalstoffenbelasting | 3 | 4 |
Regulerende energiebelasting | 673 | 3 |
Totaal Fiscaal | 673 | 3 |
Lastenverlichting 2002: extra afdrachtskorting WKK | – 41 | |
Lastenverlichting 2002: extra afdrachtskorting WKK, incidenteel | – 59 | |
Teruggaafregeling non-profit | 14 | 3 |
Vergroening 2000: indexatie REB | 3 | |
Vergroening 2000: Positieve prikkels huishoudens REB | – 3 | |
Vergroening 2000: Verhoging energiebelasting | 52 | |
Vergroening 2001: Indexatie REB | 33 | 36 |
Vergroening 2001: Positieve prikkels huishoudens REB | – 27 | – 3 |
Vergroening 2001: Verhoging energiebelasting | 600 | 67 |
Brandstoffenheffing | 14 | 14 |
Totaal Fiscaal | 14 | 14 |
Vergroening 2000: Indexatie brandstoffenheffing | 2 | |
Vergroening 2001: Indexatie brandstoffenheffing | 12 | 14 |
Waterbelasting | 12 | |
Totaal Fiscaal | 12 | |
Vergroening 2000: invoering waterbelasting | 12 |
Tabel 20: Effecten autonome maatregelen op de vermogensbelasting in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Inflatiecorrectie | – 5 | – 5 |
Totaal Fiscaal | – 776 | – 41 |
Wetsvoorstel IB2001: Afschaffen vermogensbelasting | – 776 | – 41 |
Tabel 21: Effecten autonome maatregelen op de successierechten in 2001 en 2002 op kasbasis (x EUR1 mln) | ||
2001 | 2002 | |
Inflatiecorrectie | – 2 | – 2 |
Totaal Fiscaal | 2 | – 12 |
Constructiebestrijding NSW (per 1-1-2000) | 2 | |
Lastenverlichting 2002: cie Moltmaker 1e tranche | – 14 | |
Rentevrij uitstel successierecht ondernemingsvermogen 5 naar 10 jaar (1-1-1996) | 2 |
Beleidsartikel 2 Financiële markten Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 72 115 | 66 674 | 20 512 | 14 189 | 14 189 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 4 693 | 454 | 454 | 454 | 454 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– overboeking consumentenkrediet | 61 | 61 | 61 | 61 | 61 | |||
– productie munt | 7 260 | – 4 538 | – 2 269 | |||||
– publiekssets euromunten | 1 815 | |||||||
– registratie | 77 | 77 | ||||||
loonbijstelling | 196 | 183 | 180 | 180 | 181 | |||
prijsbijstelling | 2 417 | 3 927 | 656 | 416 | 416 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 142 460 | 88 558 | 66 838 | 19 670 | 15 300 | 15 300 | 15 300 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 151 753 | 108 875 | 20 512 | 14 189 | 14 189 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 4 693 | 454 | 454 | 454 | 454 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– overboeking consumentenkrediet | 61 | 61 | 61 | 61 | 61 | |||
– productie munt | 7 260 | – 4 538 | – 2 269 | |||||
– publiekssets euromunten | 1 815 | |||||||
– registratie | 77 | 77 | ||||||
loonbijstelling | 196 | 183 | 180 | 180 | 181 | |||
prijsbijstelling | 2 417 | 3 927 | 656 | 416 | 416 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 67 795 | 168 196 | 109 040 | 19 670 | 15 300 | 15 300 | 15 300 |
– Overboeking consumentenkrediet: De mutatie betreft de overdracht van de verantwoordelijkheid voor delen van de wet op het consumentenkrediet, en het daarbij behorende toezicht op de aanbieders van consumentenkrediet van het ministerie van Economische Zaken naar het ministerie van Financiën.
– Productie munt: De mutatie in 2001 is het gevolg van hogere productie van guldens en euromunten. Voor guldenmunten betreft het extra uitgaven in verband met de uitgifte van de bijzondere munt «laatste gulden» (EUR 2 mln). De meeruitgaven voor muntslag en grondstoffen euro bedragen circa EUR 5 mln. Dit leidt tot een lagere uitgaven in 2002 en 2003.
– Publiekssets euromunten: De mutatie vloeit voort uit nieuwe inzichten over de omvang van de doelgroep (ingezetenen 6 jr en ouder: 14,9 mln ipv 14,4 mln).
– Registratie: De Algemene Rekenkamer heeft in haar onderzoek naar het beheer en onderhoud van de rijksmuntcollectie bij het Nederlands Muntmuseum een achterstand in de registratie van de rijksmuntcollectie geconstateerd. Om deze achterstand weg te werken worden door het Nederlands Muntmuseum extra registratoren aangetrokken. In verband hiermee wordt de bijdrage tijdelijk verhoogd.
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 1 109 891 | 746 867 | 690 144 | 769 556 | 860 312 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 309 932 | 192 856 | 9 530 | 9 529 | – 9 529 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– verschrotiing guldenmunten | 24 958 | 28 361 | ||||||
– ramingsbijstelling | 2 269 | |||||||
– winstafdracht DNB | 83 949 | 23 143 | 54 000 | 10 891 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 489 483 | 1 422 092 | 1 048 631 | 751 178 | 833 085 | 861 673 | 866 211 |
– Verschrotting guldenmunten: Begin 2002 zal de conversie van gulden- naar euromunten plaatsvinden. Uit een oogpunt van veiligheid is het gewenst de ingenomen munten, die nog tot 1 januari 2007 hun nominale waarde houden, zo snel mogelijk te ontwaarden. De ontwaarde munten vertegenwoordigen een metaalwaarde van ca. EUR 53 mln
– Bij de ramingsbijstelling in 2001 is rekening gehouden met de opbrengst van de bijzondere uitgifte (de laatste gulden) van EUR 6,5 mln, de nominale waarde van retourontvangsten bijzondere munten uit voorgaande jaren van EUR – 6,5 mln en de opbrengsten van de metaalwaarde van verschrotte bijzondere munten.
– Winstafdracht DNB: De belangrijkste oorzaken voor de stijging van de winstafdracht zijn:
a) depreciatie van de euro t.o.v. de dollar (met als gevolg hogere rente-inkomsten uit beleggingen in dollars uitgedrukt in guldens);
b) verkoop van goud (met als gevolg hogere rente-inkomsten omdat de verkoopopbrengst aan de algemene reserve wordt toegevoegd).
Omdat DNB een tegenvaller verwacht op de projectbegroting voor de chartale omwisseling in verband met de hogere kosten voor beveiliging van waardetransporten en extra dienstverlening is de stijging van de winstafdracht minder hoog. Zie ook onderstaande paragraaf over de projectbegroting van DNB.
Kosten invoering chartale euro
Bij de raming van de winst van DNB en de winstuitkering is rekening gehouden met onderstaande kosten van de euroconversie (chartale omwisseling).
Kosten invoering chartale euro (projectbegroting DNB; x EUR1000) | ||||||||
1998 | 1999 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | Totaal | |
Kosten chartale omwisseling, raming 2000 | 635 | 3 903 | 7 397 | 32 400 | 89 168 | 5 128 | 0 | 138 630 |
Mutaties, verschuivingen/realisatiecijfers | – 1 770 | 6 081 | 817 | – 5 128 | 0 | |||
Mutaties, additionele uitgaven | 32 854 | 10 936 | 43 790 | |||||
Kosten chartale omwisseling, raming 2001 | 635 | 3 903 | 5 627 | 71 334 | 100 921 | 0 | 0 | 182 420 |
Sinds de vorige begroting heeft de operationele uitwerking van het project chartale omwisseling (grotendeels) haar beslag gekregen, hetgeen heeft geleid tot een aantal begrotingsmutaties. Deze worden hieronder toegelicht, waarbij de additionele uitgaven cursief zijn aangegeven.
In 2000 werd de projectbegroting met EUR 1,8 mln onderschreden, deze begrotingsruimte is doorgeschoven naar 2001. Voor de in 2003 geplande EUR 5,1 mln is DNB inmiddels verplichtingen aangegaan voor de jaren 2001 en 2002 (EUR 4,3 mln resp. EUR 0,8 mln).
Aan de beveiliging van de voertuigen die worden ingezet voor de fijndistributie van munten van en naar toonbankinstellingen is een aantal aanvullende eisen gesteld. Zo zullen op de 1000 voertuigen begeleiders aanwezig zijn. De kosten daarvan bedragen EUR 19 mln en zullen 60–40 verdeeld ten laste worden gebracht van de winst in 2001 en 2002.
Daarnaast zullen de fijndistributievoertuigen worden voorzien van een GPS-systeem; de kosten hiervan worden geschat op EUR 4,6 mln en zullen in 2001 ten laste van de winst worden gebracht (en dus gevolgen hebben voor de winstafdracht in 2002).
Voorts is na uitwerking door de waardevervoerders van gedetailleerde transportplannen voor de periode van de chartale omwisseling gebleken dat de vergoeding voor de extra dienstverlening door de waardevervoerders hoger wordt dan aanvankelijk geraamd. Uitgangspunt van het scenario chartale omwisseling is dat het bedrijfsleven in de periode van de chartale omwisseling – ondanks de grotere volumes – niet met extra kosten voor dienstverlening i.v.m. de eurodistributie door waardevervoerders wordt geconfronteerd. Deze vergoeding aan de waardevervoerders zal met EUR 20,2 mln worden verhoogd tot EUR 24,7 mln. De vergoeding voor het waardevervoer zal in een 70–30 verhouding verdeeld ten laste worden gebracht van de winst in 2001 en 2002.
Uitsplitsing tabel budgettaire gevolgen
Onderverdeling uitgaven muntcirculatie (x EUR1000) | |||
2000 | 2001 | 2002 | |
Guldens | 9 459 | 7 227 | 0 |
Euro's | 35 364 | 40 518 | 27 177 |
Overig | 503 | 3 380 | 566 |
Totaal | 45 325 | 51 126 | 27 744 |
Onderverdeling ontvangsten muntwezen (x EUR1000) | |||
2000 | 2001 | 2002 | |
Opbrengst verkoop metaalschroot | 1 178 | 2 269 | 24 958 |
Afgeleverde munten | 4 257 | 343 | 343 |
Afdracht royalty's dukaten | 195 | 141 | 141 |
Totaal | 5 629 | 2 753 | 25 442 |
Onderverdeling uitgaven publiekssets euromunten (x EUR1000) | |||
2000 | 2001 | 2002 | |
uitvoeringskosten publiekssets | 0 | 43 805 | |
nominale waarde publiekssets | 52 185 | 0 | |
Totaal | 0 | 52 185 | 43 805 |
Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 83 545 | 82 291 | 81 793 | 81 566 | 81 566 | |||
loonbijstelling | 88 | 84 | 83 | 83 | 84 | |||
prijsbijstelling | 57 | 41 | 24 | 16 | 16 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 55 213 | 83 690 | 82 416 | 81 900 | 81 665 | 81 665 | 81 665 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 20 015 | 18 762 | 18 264 | 18 037 | 18 037 | |||
loonbijstelling | 88 | 84 | 83 | 83 | 84 | |||
prijsbijstelling | 57 | 41 | 24 | 16 | 16 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 9 631 | 20 161 | 18 886 | 18 370 | 18 136 | 18 136 | 18 136 |
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 91 671 | 150 417 | 142 524 | 153 264 | 134 509 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– dividend staatsdeelnemingen | 15 147 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 120 687 | 106 818 | 160 400 | 152 507 | 163 247 | 144 492 | 140 484 |
– Dividend staatsdeelnemingen: De mutatie betreft een verhoging van de raming met EUR 15,1 mln voor 2001 en EUR 9,9 mln voor 2002 en verder als gevolg van een gunstige winstontwikkeling bij de Bank Nederlandse gemeenten.
Beleidsartikel 4 Internationale financiële betrekkingen Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw betalingsverplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 2 320 | 283 335 | 2 183 | 79 339 | 2 183 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 82 144 | 23 | 23 | 23 | 23 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– middelenaanvulling AsDF (stelpost) | 81 955 | |||||||
– uitstel kapitaalverhoging Wereldbank (stelpost) | – 54 454 | 54 454 | ||||||
– uitstel kapitaalverhoging IFC (stelpost) | – 22 703 | 22 703 | ||||||
– koersaanpassing | – 526 | |||||||
loonbijstelling | 101 | 96 | 95 | 96 | 96 | |||
prijsbijstelling | 8 | 9 | 9 | 10 | 9 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 106 387 | 84 573 | 282 937 | 2 310 | 84 265 | 79 467 | 2 311 |
– Middelenaanvulling AsDF (stelpost): voor AsDF-9 is een stelpost opgenomen, gelijk aan de laatste middelenaanvulling. Eerste betaling in 2005 (zie uitgaven).
– Uitstel kapitaalverhoging WB/IFC (stelpost): op basis van informatie van de Wereldbank wordt een nieuwe kapitaalverhoging voor WB en IFC niet voor 2005 verwacht. De raming voor 2004 is een jaar doorgeschoven.
– Koersaanpassing: aanpassing begrotingskoers dollar.
Opbouw garantieverplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 118 353 | 313 018 | 113 445 | 1 874 112 | 113 445 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | ||||||||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– garanties aan EIB inzake overeenk. van Lomé | 63 529 | |||||||
– uitstel kapitaalverhoging Wereldbank (stelpost) | – 1 760 667 | 1 760 667 | ||||||
– koersaanpassing | 19 471 | |||||||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 884 182 | 118 353 | 396 018 | 113 445 | 113 445 | 1 874 112 | 113 445 | |
WNTB | 884 182 | 118 353 | 396 018 | 113 445 | 113 445 | 1 874 112 | 113 445 |
– Garanties aan EIB inzake overeenkomsten van Lomé: in 2002 zal de nieuwe overeenkomst met de voormalige kolonieën van de EU-landen (de zgn. ACS- en LGO-landen) in werking treden. Nederland staat garant voor EIB-leningen aan die landen.
– Uitstel kapitaalverhoging Wereldbank (stelpost): op basis van informatie van de Wereldbank wordt een nieuwe kapitaalverhoging voor de WB niet voor 2005 verwacht. De raming voor 2004 is een jaar doorgeschoven.
– Koersaanpassing: aanpassing begrotingskoers dollar en SDR.
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 211 219 | 176 713 | 195 066 | 195 987 | 161 172 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | – 41 446 | 23 | 23 | 23 | 23 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– middelenaanvulling AsDF (stelpost) | 3 112 | |||||||
– middelenaanvulling AfDF (stelpost) | 9 847 | 11 944 | 11 780 | |||||
– uitstel kapitaalverhoging Wereldbank (stelpost) | – 15 882 | |||||||
– uitstel kapitaalverhoging IFC (stelpost) | – 4 541 | |||||||
– aanpassingen van verzilveringsschema's van reg.ontw.fondsen AsDF en AfDF | 1 316 | 1 816 | 3 258 | – 2 612 | ||||
– koersaanpassingen IDA en reg.ontw.b. | 1 028 | 645 | 397 | 106 | ||||
loonbijstelling | 101 | 96 | 95 | 96 | 96 | |||
prijsbijstelling | 8 | 9 | 9 | 10 | 9 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 264 969 | 169 882 | 179 185 | 207 501 | 191 291 | 173 686 | 148 078 |
– Middelenaanvulling AsDF (stelpost): eerste betaling van nieuwe middelenaanvulling AsDF-9.
– Middelenaanvulling AfDF (stelpost): eerste betaling van nieuwe middelenaanvulling AfDF-9.
– Uitstel kapitaalverhoging WB/IFC (stelpost): Op basis van informatie van de Wereldbank wordt een nieuwe kapitaalverhoging voor WB en IFC niet voor 2005 verwacht. De raming voor 2004 is een jaar doorgeschoven.
– Aanpassing verzilveringsschema's: op verzoek van AsDF en AfDF zijn de verzilveringsschema's enigszins aangepast.
– Koersaanpassingen IDA en regionale ontwikkelingsbanken: aanpassing begrotingskoers dollar.
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 32 494 | 5 148 | 4 782 | 1 685 | 1 203 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 23 | |||||||
nieuwe mutaties: koersaanpassing | 15 | 7 | 4 | 1 | ||||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 5 265 | 32 517 | 5 163 | 4 789 | 1 689 | 1 205 | 1 028 |
– Koersaanpassing: aanpassing begrotingskoers dollar.
Uitsplitsing tabel budgettaire gevolgen
Onderverdeling betalingsverplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Wereldbankgroep: IDA | 11 724 | 276 490 | ||||||
Wereldbankgroep: IBRD, IFC, MIGA | 77 156 | |||||||
Regionale ontw.banken: IDB, IIC, AsDB, AfDB | 8 572 | 4 113 | ||||||
Regionale ontw.fondsen: FSO, MIF, AsDF, AfDF | 81 955 | 82 071 | 81 955 | |||||
Overige banken: EIB, EBRD, MENA | 718 | |||||||
Apparaatsuitgaven | 3 418 | 2 502 | 2 334 | 2 310 | 2 311 | 2 311 | 2 311 | |
106 387 | 84 573 | 282 937 | 2 310 | 84 265 | 79 467 | 2 311 |
Onderverdeling garantieverplichtingen DNB (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
IMF | 491 830 | |||||||
VS-Iran | ||||||||
BIS (garantieplafond) | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | ||
Koreaanse Centrale Bank | 22 419 | |||||||
514 249 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 | 113 445 |
De garantieverplichting heeft betrekking op garantie-overeenkomsten tussen de Staat en DNB:
– Nederlandse deelneming in IMF (IMF-quotum, SDR-allocaties, General Arrangements to Borrow, New Arrangements to Borrow, Enhanced Structural Adjustment Facility en Poverty Reduction and Growth Facility).
– Regeling voor de Geschillenbeslechting tussen de VS en Iran.
– Deelneming in de door de BIS te verstrekken kredietfaciliteiten. Als verplichtingenraming wordt het bedrag van het garantieplafond opgenomen. Het garantieplafond biedt de mogelijkheid om tot het bedrag van EUR 113,5 mln (veelal zeer kortlopende) garanties te verstrekken. Nadat de oude garanties zijn vervallen kunnen wederom, tot het bereiken van het plafond, nieuwe garanties worden verstrekt.
Onderverdeling garantieverplichtingen deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en-fondsen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Wereldbankgroep: IBRD, IFC, MIGA | 290 674 | 1 760 667 | ||||||
Regionale ontw.banken: IDB, IIC, AsDB, AfDB | 65 484 | 219 044 | ||||||
Overige banken: EIB, EBRD, MENA | 2 155 | |||||||
Garanties EIB inzake overeenkomsten van Lomé | 11 619 | 4 908 | 63 529 | |||||
369 933 | 4 908 | 282 573 | 1 760 667 |
Onderverdeling uitgaven deelneming multilaterale ontwikkelingsbanken en-fondsen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Wereldbankgroep: IDA | 213 441 | 99 842 | 107 064 | 135 541 | 119 107 | 86 289 | 66 220 | |
Wereldbankgroep: IBRD, IFC, MIGA | 20 423 | 20 423 | ||||||
Regionale ontw.banken: IDB, IIC, AsDB, AfDB | 3 874 | 3 412 | 3 460 | 2 887 | 2 582 | 1 827 | 1 908 | |
Regionale ontw.fondsen: FSO, MIF, AsDF, AfDF | 37 244 | 57 989 | 59 352 | 59 788 | 60 316 | 55 862 | 53 868 | |
Overige banken: EIB, EBRD, MENA | 5 301 | 6 138 | 6 975 | 6 975 | 6 975 | 6 975 | 3 348 | |
Garanties EIB inzake overeenkomsten van Lomé | 1 691 | |||||||
261 551 | 167 380 | 176 851 | 205 191 | 188 980 | 171 376 | 145 767 |
Programma-ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Ontvangsten EIB | 1 514 | 28 644 | 1 381 | 1 092 | 759 | 275 | 98 | |
Rente lening Turkije | 177 | 137 | 97 | 59 | 30 | 13 | 5 | |
Aflossing lening Turkije | 1 337 | 1 281 | 1 284 | 1 033 | 729 | 263 | 93 | |
Speciale EEG-rekening (Europese Ontw.fondsen) | 27 227 | |||||||
Ontvangsten IDA (Special Action Account) | 726 | 923 | 923 | 929 | 929 | 929 | 929 | |
Overig ontvangsten | 3 025 | 2 950 | 2 859 | 2 768 | ||||
5 265 | 32 517 | 5 163 | 4 789 | 1 689 | 1 205 | 1 028 |
Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 11 799 171 | 11 799 127 | 11 799 089 | 11 799 089 | 11 799 089 | |||
loonbijstelling | 38 | 36 | 35 | 35 | 36 | |||
prijsbijstelling | 467 | 468 | 467 | 467 | 467 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 3 106 045 | 11 799 676 | 11 799 632 | 11 799 592 | 11 799 592 | 11 799 593 | 11 799 593 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 91 763 | 111 684 | 147 042 | 147 041 | 147 041 | |||
loonbijstelling | 38 | 36 | 35 | 35 | 36 | |||
prijsbijstelling | 467 | 468 | 467 | 467 | 467 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 91 638 | 92 268 | 112 189 | 147 544 | 147 544 | 147 544 | 147 544 |
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 191 041 | 172 890 | 172 890 | 172 890 | 163 815 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 120 252 | |||||||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 291 014 | 311 293 | 172 890 | 172 890 | 172 890 | 163 815 | 163 815 |
Beleidsartikel 6 Staatsloterij Verticale toelichting: ontvangsten
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 107 362 | 107 362 | 107 362 | 107 362 | 107 362 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 24 050 | 27 227 | 30 857 | 34 487 | 38 118 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 131 083 | 131 412 | 134 589 | 138 219 | 141 849 | 145 480 | 149 294 |
Beleidsartikel 7 Beheer materiële activa Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 98 943 | 76 185 | 76 140 | 76 152 | 76 140 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 28 429 | 39 595 | 38 753 | 4 129 | 5 400 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– overboeking | – 10 | – 10 | ||||||
loonbijstelling | 748 | 737 | 749 | 751 | 753 | |||
prijsbijstelling | 2 675 | 2 772 | 2 720 | 2 698 | 2 740 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 218 961 | 130 787 | 119 279 | 118 362 | 83 730 | 85 033 | 85 033 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 98 943 | 76 185 | 76 140 | 76 152 | 76 140 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 28 429 | 39 595 | 38 753 | 4 129 | 5 400 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– overboeking | – 10 | – 10 | ||||||
loonbijstelling | 748 | 737 | 749 | 751 | 753 | |||
prijsbijstelling | 2 675 | 2 772 | 2 720 | 2 698 | 2 740 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 218 929 | 130 787 | 119 279 | 118 362 | 83 730 | 85 033 | 85 033 |
– Overboeking: Er is sprake van een overboeking naar OCW ten laste van het onderdeel zakelijke lasten.
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 293 075 | 292 659 | 292 922 | 258 549 | 212 717 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 144 892 | 47 647 | 36 302 | 2 269 | 2 269 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– middelenafspraken Defensie | – 27 227 | 27 227 | ||||||
– middelenafspraak LNV/pacht | 3 040 | 3 313 | 3 676 | 3 948 | 4 266 | |||
– diverse ontvangsten | 14 022 | |||||||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 547 594 | 451 989 | 316 120 | 332 537 | 291 720 | 218 934 | 219 251 |
– Middelenafspraak Domeinen: Als gevolg van een wijziging in het verkoopschema is de raming voor de middelenafspraak Defensie voor 2002 en 2004 aangepast.
– Diverse ontvangsten: De mutatie voor 2001 betreft extra ontvangsten uit de overdracht van een pand van Justitie naar de RGD die via verrekening op dit artikel komt EUR 10 mln, toepassing van verrekenbedingen bij agrarische verkopen EUR 1,8 mln en onbeheerde nalatenschappen EUR 0,4 mln.
– Middelenafspraak LNV/pacht: Naar aanleiding van de wijziging van het pachtnormenbesluit zijn de pachtopbrengsten voor 2002 ev. verhoogd, deze opbrengsten komen ten goede aan LNV.
Uitsplitsing tabel budgettaire gevolgen
Onderverdeling verkoop (on)roerende zaken (x EUR1000) | |||
2000 | 2001 | 2002 | |
Roerend | |||
Defensie | 54 785 | 79 865 | 62 304 |
Overtollig | 2 856 | 2 494 | 1 813 |
Totaal | 57 641 | 82 359 | 64 117 |
Onroerend | |||
Agrarische Domeinen | 160 926 | 25 639 | 45 378 |
Defensie objecten | 26 005 | 22 689 | 13 613 |
Overige middelenafspraken | 61 699 | 11 027 | 0 |
Overig(verkoop)opbrengsten IXB | 85 131 | 128 184 | 23 415 |
Totaal | 333 762 | 187 538 | 82 406 |
Onderverdeling beheers ontvangsten (x EUR1000) | |||
2000 | 2001 | 2002 | |
Pacht | 46 465 | 43 971 | 45 605 |
Verhuring | 25 356 | 22 936 | 21 805 |
Verkoop zand | 23 362 | 23 370 | 20 363 |
Benzinestations | 7 982 | 7 351 | 11 038 |
Overige gebruiksrechten | 2 895 | 2 328 | 2 328 |
Totaal | 106 060 | 99 956 | 101 139 |
Beleidsartikel 8 Financieel-economisch beleid van de overheid Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 22 871 | 21 521 | 20 667 | 20 501 | 20 521 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 471 | 422 | 272 | |||||
loonbijstelling | 905 | 865 | 855 | 841 | 841 | |||
prijsbijstelling | 118 | 142 | 120 | 119 | 118 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 22 871 | 21 521 | 20 667 | 20 501 | 20 521 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 471 | 422 | 272 | |||||
loonbijstelling | 905 | 865 | 855 | 841 | 841 | |||
prijsbijstelling | 118 | 142 | 120 | 119 | 118 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 2 729 | 2 656 | 2 373 | 2 373 | 2 373 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 3 131 | 2 729 | 2 656 | 2 373 | 2 373 | 2 373 | 2 373 |
Uitsplitsing tabel budgettaire gevolgen
Onderverdeling apparaatsuitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Apparaatsuitgaven DGRB (toezicht) | 18 762 | 17 455 | 16 544 | 16 089 | 16 052 | 16 052 | ||
Apparaatsuitgaven DGRB (vakopleidingen) | 1 625 | 1 578 | 1 576 | 1 576 | 1 576 | 1 576 | ||
Apparaatsuitgaven EAP | 2 464 | 2 524 | 2 469 | 2 469 | 2 525 | 2 525 | ||
Apparaatsuitgaven AFEP | 1 515 | 1 394 | 1 327 | 1 327 | 1 327 | 1 327 | ||
Totaal | 21 726 | 24 366 | 22 950 | 21 915 | 21 462 | 21 481 | 21 481 |
Onderverdeling apparaatsontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Ontvangsten DGRB (toezicht) | 571 | 560 | 277 | 277 | 277 | 277 | ||
Ontvangsten vakopleidingen | 1 651 | 1 589 | 1 589 | 1 589 | 1 589 | 1 589 | ||
Ontvangsten EAP | 507 | 507 | 507 | 507 | 507 | 507 | ||
Totaal | 3 131 | 2 729 | 2 656 | 2 373 | 2 373 | 2 373 | 2 373 |
Niet-beleidsartikel 9 Algemeen Verticale toelichting: verplichtingen, uitgaven en ontvangsten
Opbouw verplichtingen (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 71 233 | 66 415 | 61 961 | 62 991 | 63 035 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 17 360 | 8 878 | 6 559 | 6 377 | 6 196 | |||
nieuwe mutaties: | – 506 | – 182 | – 182 | – 182 | ||||
loonbijstelling | 1 272 | 1 328 | 1 280 | 1 282 | 1 277 | |||
prijsbijstelling | 2 266 | 1 544 | 1 309 | 1 367 | 1 332 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 249 436 | 91 625 | 77 983 | 70 927 | 71 836 | 71 840 | 71 840 |
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 71 233 | 66 415 | 61 961 | 62 991 | 63 035 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 17 360 | 8 878 | 6 559 | 6 377 | 6 196 | |||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– tegoeden WOII | – 506 | – 182 | – 182 | – 182 | ||||
– loonbijstelling | 1 272 | 1 328 | 1 280 | 1 282 | 1 277 | |||
– prijsbijstelling | 2 266 | 1 544 | 1 309 | 1 367 | 1 332 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 244 312 | 91 625 | 77 983 | 70 927 | 71 836 | 71 840 | 71 840 |
De mutatie tegoeden WOII van EUR 0,5 mln in 2001 betreft een bijdrage van Financiën aan de financiering van de kosten van het onderzoek Nationaal Kunstbezit van de Commissie Ekkart EUR 324 453 als ook een bijdrage van EUR 181 512 (t/m 2004) aan de commissie die de individuele claims op kunststukken uit de collectie van de Stichting Nationaal Kunstbezit gaat beoordelen. De bedragen zijn overgeboekt naar OC&W.
Opbouw ontvangsten (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 4 304 | 4 616 | 4 898 | 4 789 | 4 789 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2001 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 6 830 | 6 119 | 6 431 | 6 713 | 6 604 | 6 604 | 6 604 |
Niet-beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien Verticale toelichting: uitgaven
Opbouw uitgaven (x EUR1000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Stand ontwerpbegroting 2001 | 5 103 | 3 876 | 4 330 | 4 330 | 4 330 | |||
mutatie 1e suppletore begroting 2000 | 107 953 | 112 501 | 108 522 | 107 920 | 107 755 | |||
mutatie amendement 2001 | – 4 379 | |||||||
nieuwe mutaties: | ||||||||
– onvoorzien | – 3 176 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | ||||
– loonbijstelling | – 68 021 | – 67 553 | – 66 113 | – 65 261 | – 65 247 | |||
– prijsbijstelling | – 40 544 | – 44 948 | – 42 409 | – 42 659 | – 42 508 | |||
Stand ontwerpbegroting 2002 | 0 | 111 | 699 | 6 145 | 6 145 | 6 145 | 6 145 |
Naar aanleiding van aanvaard amendement bij de suppletore begroting 2001 is de prijsbijstelling met bijna EUR 4,5 mln verlaagd ten gunste van regionale en lokale omroepen.
De bedragen voor loon- en prijsbijstelling zijn verdeeld over de diverse artikelen.
De post onvoorzien is voor 2003 e.v. met EUR 1.8 mln opgehoogd om eventuele nu nog onzekere ontwikkelingen op de IXB-begroting op te vangen. Voor 2002 kan reservering op basis van huidig inzicht grotendeels vervallen.
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Verplichtingen | |||||
1 | 26 Overige programma-uitgaven | 3 Diversen | 4 | 6 Garantie procesrisico's | 1 Garantie procesrisico's |
Uitgaven | |||||
1 | 1 Apparaatsuitgaven | 1 Fiscale wet- en regelgeving | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel |
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
2 Belastingdienst | 4 | 1 Pers. en Mat. Belastingdienst | 1 Personeel Belastingdienst | ||
2 Materieel Belastingdienst | |||||
3 DGBEL | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk Personeel | ||
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
4 Kosten uitv. bel. maatr. door derden | 4 | 10 Kst.uitv.bel..maatr. door derden | 1 Regulerende Engergie Belasting | ||
Programma-uitgaven | |||||
1 | 1 Programmauitgaven | 1 W. waarderling onroerende zaken | 4 | 9 W. waardering onroerende zaken | 1 W. waardering onroerende zaken |
2 Vergoeding proceskosten | 4 | 8 Vergoeding proceskosten | 1 Vergoeding proceskosten | ||
3 Garantie procesrisico's | 4 | 6 Garantie procesrisico's | 1 Garantie procesrisico's | ||
1 | 25 Heffing- en invorderingsrente | 1 Uitgaven invorderingsrente | 4 | 5 Uitgaven heffings- en invorderingsrente | 1 Uitgaven invorderingsrente |
2 Uitgaven heffingsrente | 2 Uitgaven heffingsrente | ||||
1 | 26 Overige programmauitgaven | 1 Diversen | 4 | 3 Bijdragen en staatsprijs FZ | 1 Staatsprijs |
2 I.B.D.B. Amsterdam | |||||
3 Internationale Douane raad | |||||
1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven | |||
1 Verloren gegaan rijksgeld | |||||
4 | 4 Verg.bijstand bij inv.EU-heff | 1 Wederzijdse bijstand |
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Ontvangsten | |||||
1 | 1 Apparaatsontvangsten | 1 Verrichte werkzaamheden BD | 4 | 3 Ontv. uit verr. werkzaamh.Beld | 1 Verkrijgbaar gestelde stukken |
3 Legesgelden | |||||
6 Vergoeding inning zeehavengeld | |||||
7 Motorrijtuigenbelasting | |||||
8 Sociale premies | |||||
9 Bijdrage FIOD aan BFOs | |||||
10 Adm. kosten Eurovignetten | |||||
11 Ontv. Veront.heffing Rijkswater | |||||
2 Overige apparaatsontvangsten | 4 | 27 Div. ontv. Belastingdienst | 3 Overige Ontvangsten | ||
3 Overige Ontvangsten | |||||
1 | 10 Div. ontvangsten Kernmin. | 5 Overige Ontvangsten | |||
5 Overige Ontvangsten | |||||
Programma ontvangsten | |||||
1 | 20 Heffing- en invorderingsrente | 1 Ontvangsten invorderingsrente | 4 | 1 Ontv. heffings- en inv.rente | 1 Ontvangsten invorderingsrente |
2 Ontvangsten heffingsrente | 2 Ontvangsten heffingsrente | ||||
1 | 25 Programma ontvangsten | 1 Ontvangen schikkingen en administratieve boeten | 4 | 28 Opbr.schikkingen en adm.boeten | 1 Opbr. Schikkingen/Verbeurdverk |
2 Administratieve boeten | |||||
2 Kosten vervolging | 4 | 2 Kosten vervolging | 1 Kosten van vervolging | ||
1 | Overige programmaontvangsten | 1 Diversen | 1 | 10 Diverse ontvangsten Kernmin. | 5 Overige Ontvangsten |
1 | 26 Belastingontvangsten | 1 Vermogensbelasting | 4 | 6 Vermogensbelasting | 1 Vermogensbelasting |
waarvan IXB | 2 Vennootschapsbelasting | 4 | 7 Vennootschapsbelasting | 1 Vennootschapsbelasting | |
3 Loonbelasting | 4 | 8 Loonbelasting | 1 Loonbelasting | ||
4 | 8 Loonbelasting | 2 Inkomstenbelasting | |||
4 Dividendbelasting | 4 | 9 Dividendbelasting | 1 Dividendbelasting | ||
5 Kansspelbelasting | 4 | 10 Kansspelbelasting | 1 Kansspelbelasting | ||
6 Motorrijtuigenbelasting | 4 | 11 Motorrijtuigenbelasting | 1 Motorrijtuigenbelasting | ||
7 Accijns lichte olie | 4 | 12 Accijns lichte olie | 1 Accijns lichte olie | ||
8 Accijns minerale olie | 4 | 13 Accijns minerale olie | 1 Accijns minerale olie | ||
9 Wijnaccijns | 4 | 14 Wijnaccijns | 1 Wijnaccijns | ||
10 Alcoholaccijns | 4 | 15 Alcoholaccijns | 1 Alcoholaccijns | ||
11 Bieraccijns | 4 | 16 Bieraccijns | 1 Bieraccijns | ||
12 Suikeraccijns | 4 | 17 Suikeraccijns | 1 Suikeraccijns | ||
13 Tabaksaccijns | 4 | 18 Tabaksaccijns | 1 Tabaksaccijns | ||
14 Accijns alcoholvrije dranken | 4 | 19 Accijns alcoholvrije dranken | 1 Accijns alcoholvrije dranken | ||
15 Belasting van pers. auto/motor | 4 | 20 Belasting van pers. auto/motor | 1 Belasting van pers.auto/motor | ||
16 Omzetbelasting | 4 | 21 Omzetbelasting | 1 Omzetbelasting | ||
17 Belasting rechtsverkeer | 4 | 22 Belasting rechtsverkeer | 1 Belastingen rechtsverkeer | ||
18 Rechten van successie | 4 | 23 Rechten van successie | 1 Rechten van successie | ||
19 Overige belastingontvangsten | 4 | 24 Overige belastingontvangsten | 1 Overige belastingontvangsten | ||
20 Belasting op een milieugrondsl | 4 | 25 Belasting op een milieugrondsl | 1 Verbruiksbel.op milieu-grondsl | ||
21 Vrbr.Bel.op alcoholvr.dr.e.a.p | 4 | 26 Vrbr.Bel.op alcoholvr.dr.e.a.p | 1 Vrbr.Bel.op alcoholvr.dr e.a.p | ||
22 Belasting zware motorrijtuigen | 4 | 29 Belasting zware motorrijtuigen | 1 Belasting zware motorrijtuigen | ||
23 Ontv. tbv Gem.- en Prov. Fonds | 4 | 30 Ontv. tbv Gem.- en Prov. Fonds | 1 Ontv. tbv Gem.- en Prov. Fonds |
Beleidsartikel 2 Financiële Markten
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Uitgaven | |||||
2 | 1 Apparaatsuitgaven | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel | |
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
Programma-uitgaven | |||||
2 | 20 Muntcirculatie | 1 Guldens | 2 | 1 Muntwezen | 1 Kosten grondstoffen |
2 Euro's | 2 Overige kosten munten | ||||
3 Overig | 3 Muntmuseum | ||||
8 Uit circ.terugontv.mnt./n.rel | |||||
2 | 2 Nom. waarde ontmunte munten | 1 Ontmunte munten | |||
2 | 21 Overige programma-uitgaven | 2 | 3 Garanties/Waarborgen binnenl. | 1 Garantie DNB | |
2 Waarborg Postbank | |||||
3 Garantie BNG | |||||
4 Garantie NWB | |||||
5 Waarborg NWB | |||||
2 | 4 Deeln. in het kapitaal v. banken | 1 Deelneming kapitaal BNG | |||
2 Deelneming kapitaal NWB | |||||
2 | 5 (Her) verz. schaden aan derden | 1 Vergoeding WAKO | |||
2 Waarborgfonds Motorverkeer | |||||
3 ZeeLuvaWet | |||||
2 | 3 Garanties/Waarborgen binnenl. | 7 Liquiditeitsgarantie STE | |||
2 | 22 Voorlichting publ.sets euromunten | 1 Uitvoeringskosten publ.sets | 2 | 12 Publiekssets Euromunten | 2 Distributie en verpakkingen |
2 Nominale waarde publ.sets | 3 Nominale waarde munten | ||||
2 | 23 Eurovoorlichting | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 4 Materieel kernministerie | |
2 | 24 Caribbean Financial Actionforce | 1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven | |
Ontvangsten | |||||
Programmaontvangsten | |||||
2 | 20 Winstuitkering DNB | 2 | 1 Winstuitkering DNB | 1 Winstuitkering DNB | |
2 | 21 Ontvangsten muntwezen | 1 Opbr. verkoop metaalschroot | 2 | 3 Ontvangsten Muntwezen | 1 Opbr. verkoop metaalschroot |
2 Afgeleverde munten | 2 Afgeleverde munten | ||||
3 Afdracht Royalty's Dukaten | 3 Afdracht Royalty's Dukaten | ||||
2 | 22 Toename munten in circulatie | 2 | 4 Toename munten in circulatie | 1 Afgeleverde munt | |
2 | 23 Overige programma-ontvangsten | 2 | 7 Diverse ontv. Fin. Binnenland | 4 Ontv. liquiditeitsgarantie STE | |
2 | 7 Diverse ontv. Fin. Binnenland | 2 Verzekeringen, herverzekeringen |
Beleidsartikel 3 Financieringsactiviteiten publiek-private sector
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
VERPLICHTINGEN | |||||
3 | 20 Regeling BF | 2 | 7 Regeling bijz. Financiering | 1 AA-kredieten | |
2 B-kredieten | |||||
3 Overig | |||||
3 | 22 Tijd. reg. subs. tankstations | 2 | 11 Tijd. reg. subs. tankstations | 1 Subsidies | |
Uitgaven | |||||
Apparaatsuitgaven | |||||
3 | 1 Personeel & materieel | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel | |
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
3 | 2 Tijd. reg. subs. tankstations | 2 | 11 Tijd. reg. subs. tankstations | 2 Uitvoeringskosten | |
Programma-uitgaven | |||||
3 | 20 Regeling BF | 2 | 7 Regeling bijz. Financiering | 1 AA-kredieten | |
2 B-kredieten | |||||
3 Overig | |||||
3 | 21 PPM | 2 | 8 Garantieregeling PPM | 1 Garantieregeling PPM | |
3 | 22 Tijd. reg. subs. tankstations | 2 | 11 Tijd. reg. subs. tankstations | 1 Subsidies | |
3 | 23 Verwerving vermogenstitels | 2 | 10 Verwerving vermogenstitels | 1 Kst. verwerv. vermogenstitels | |
Ontvangsten | |||||
Programma-ontvangsten | |||||
3 | 20 BF/PPM | 2 | 10 Regeling BF en Gar.reg. PPM | 1 Garantieprovisie BF | |
2 Restituties BF | |||||
3 Restituties PPM | |||||
3 | 21 Dividend Staatsdeelnemingen | 2 | 8 Dividend Staatsdeelnemingen | 1 Nationale Investeringsbank | |
2 I.N.G. | |||||
3 Bank Nederlandsche Gemeenten | |||||
4 Hollandsche Signaalapparaten | |||||
5 Springstoffenfabriek | |||||
6 Haven van Vlissingen | |||||
7 NWB | |||||
8 De Nederlandse Munt | |||||
9 Ned. Fin. mij Ontw. landen | |||||
10 Nederlands Inkoop Centrum NV | |||||
3 | 22 Opbrengst vermogenstitels | 2 | 11 Opbrengst verk. vermogenstit | 1 Opbrengst verk. vermogenstitel | |
3 | 23 Rente en aflossing diverse leningen | 2 | 12 Rente/Aflossing div. leningen | 1 Rente lening NIB | |
2 Aflossing lening NIB | |||||
3 Rente lening Postbank | |||||
4 Rente lening NIC | |||||
5 Aflossing lening NIC | |||||
7 Aflossing obl. lening ING | |||||
8 Rente Obligatielening ING | |||||
9 Rente lening SENS | |||||
10 Aflossing SENS (Hippo Toto) | |||||
11 Rente lening ROI | |||||
12 Aflossing lening ROI | |||||
13 Rente Lening Begemann | |||||
14 Aflossing Lening Begemann | |||||
15 Aflossing lening ING | |||||
3 | 24 Tijdelijke regeling tankstations | 1 | 10 Div. ontvangsten Kernmin. | 5 Overige Ontvangsten |
Beleidsartikel 4 Internationale Financiële Betrekkingen
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Verplichtingen | |||||
4 | 20 Mult. Ontw. Banken en -Fondsen | 1 Wereldbankgroep (IBRD, IFC, MIGA) | 3 | 4 Deeln. kapitaal Mult. Banken | 1 Deelneming kapitaal IFM |
2 Deelneming kapitaal Wereldbank | |||||
3 | 5 Gar. kap. Mult.bnk./gar.EIB | 1 Garantie kapitaal Wereldbank | |||
3 | 4 Deeln. kapitaal Mult. Banken | 3 Deelneming kapitaal MIGA | |||
3 | 5 Gar. kap. Mult.bnk./gar.EIB | 2 Garantie kapitaal MIGA | |||
2 Reg. Ontw. Banken (AsDB, AfDB, IDB, IIC) | 3 | 4 Deeln. kapitaal Mult. Banken | 4 Deeln. kap. Reg. Ontw. banken | ||
3 | 5 Gar. kap. Mult.bnk./gar.EIB | 3 Garantie kap.Reg.Ontw.banken | |||
3 Reg. Ontw. Fondsen (AsDF, AfDF, FSO, MIF) | 3 | 4 Deeln. kapitaal Mult. Banken | 5 Deeln. spec. fondsen Reg. Ontw. | ||
4 Wereldbankgroep (IDA) | 3 | 4 Deeln. kap. Mult. Banken | 6 Bijdrage middelen IDA | ||
5 EIB-Lomé | 3 | 5 Gar. kap. Mult.bnk./gar.EIB | 4 Borgtocht ACP- en LGO-landen | ||
6 EIB | 3 | 13 Deeln. kapitaal Europese banken | 2 Deelneming kapitaal EIB | ||
3 | 14 Gar.deeln.kap. Europese banken | 2 Garantie kapitaal EIB | |||
7 EBRD | 3 | 13 Deeln. kap. Europese banken | 1 Deelneming kapitaal EBRD | ||
3 | 14 Gar.deeln.kap. Europese banken | 1 Garantie kapitaal EBRD | |||
8 MENA | 3 | 16 Deeln. kap. Ontw. bank MO & N.Afr | 1 Deeln.kap.Ontw.bank MO & N.Afr | ||
3 | 17 Gar.kap.Ontw.bank MO & N.Afr. | 1 Gar.kap.Ontw.bank MO & N.Afr. | |||
3 | 3 Tijd. Fin. Liq. Nedl. FMO | 1 Tijd. financ. liq. FMO | |||
3 | 2 Garanties aan Nedl.FMO | 1 Uitgaven inzake garanties FMO | |||
4 | 21 Garanties aan DNB | 1 IMF Deelneming | 3 | 7 Garanties aan DNB | 1 Uitgaven deelneming IMF |
2 DNB Korea | 8 Gar. DNB inzake Z.Korea | ||||
3 DNB VS-Iran | 2 Gar. geschillenbesl. VS-Iran | ||||
4 BIS | 3 Gar. DNB inzake BIS | ||||
9 Gar. DNB inzake Georgië | |||||
10 Gar. DNB inzake PRGF (IMF) | |||||
4 Gar. DNB inzake BNA | |||||
4 | 22 Kred. EU-bet. balansst. lidst | 1 Kred. EU-bet. balansst. lidst. | 3 | 8 Kred. EU-bet.balansst.lidst. | 1 Gar. EU bet. balanssteun lidst. |
Uitgaven | |||||
4 | 1 Apparaatsuitgaven | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel | |
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
4 | 2 or. app. uitg. | 1 Bankkosten | 1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven |
Programma-uitgaven | |||||
4 | 20 Mult. Ontw. Banken en -Fondsen | 1 Wereldbankgroep (IBRD, IFC, MIGA) | 3 | 4 Deeln. kapitaal Mult. Banken | 1 Deelneming kapitaal IFM |
2 Deelneming kapitaal Wereldbank | |||||
3 Deelneming kapitaal MIGA | |||||
2 Reg. Ontw. Banken (AsDB, AfDB, IDB, IIC) | 4 Deeln. kap. Reg. Ontw. banken | ||||
3 Reg. Ontw. Fondsen (AsDF, AfDF, FSO, MIF) | 5 Deeln. spec. fondsen Reg. Ontw. | ||||
4 Wereldbankgroep (IDA) | 6 Bijdrage middelen IDA | ||||
5 EIB-Lomé | 3 | 5 Gar. kap. Mult.bnk./gar.EIB | 4 Borgtocht ACP- en LGO-landen | ||
6 EIB | 3 | 13 Deeln. kapitaal Europese banken | 2 Deelneming kapitaal EIB | ||
7 EBRD | 1 Deelneming kapitaal EBRD | ||||
8 MENA | 3 | 16 Deeln. kap. Ontw. bank MO & N.Afr | 1 Deeln.kap.Ontw.bank MO & N.Afr | ||
3 | 3 Tijd. Fin. Liq. Nedl. FMO | 1 Tijd. financ. liq. FMO | |||
3 | 2 Garanties aan Nedl.FMO | 1 Uitgaven inzake garanties FMO | |||
3 | 7 Garanties aan DNB | 1 Uitgaven deelneming IMF | |||
8 Gar. DNB inzake Z.Korea | |||||
4 Gar. DNB inzake BNA | |||||
2 Gar. geschillenbesl. USA-IRAN | |||||
3 Gar. DNB inzake BIS | |||||
9 Gar. DNB inzake Georgie | |||||
10 Gar. DNB inzake PRGF (IMF) | |||||
3 | 8 Kred. EU-bet.balansst.lidst. | 1 Gar. EU bet. balanssteun | |||
1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven | |||
Ontvangsten | |||||
Programma-ontvangsten | |||||
4 | 20 Programma-ontvangsten | 1 Ontvangsten EIB | 3 | 3 Ontvangsten EIB | 1 Rente EIB |
2 Aflossing EIB | |||||
3 | 5 Div. ontvangsten Fin. buitenland | 3 Terugontv. EIB ACP-landen (Lomé) | |||
5 Terugontv. EIB-EEG spec. rek. | |||||
2 Ontvangsten IDA | 3 | 5 Div. ontvangsten Fin. Buitenland | 4 IDA Special Action Account | ||
3 Overige ontvangsten | 3 | 5 Div. ontvangsten Fin. Buitenland | 2 Uitk. Ned.-Indon. overeenkomst | ||
3 | 2 Tijd.fin.liquiditeiten FMO | 1 tijd.fin.liquiditeiten FMO | |||
3 | 4 Kredieten EU-bet.balansst. | 1 Kredieten EU-bet.balansst. |
Beleidsartikel 5 Exportkredietverzekering en investeringsgaranties
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Verplichtingen | |||||
Betalingsverplichtingen | |||||
5 | 2 Kostenvergoed. NCM | 1 Kostenvergoeding NCM | 3 | 10 Exportkredietverzekering | 1 Kostenvergoeding NCM |
Garantieverplichtingen | |||||
5 | 20 EKI | 1 Schadeuitkeringen | 3 | 10 Exportkredietverzekering | 2 Schadeuitkeringen |
5 | 21 RHI | 1 Regeling Herverz. Invest. 1997 | 3 | 11 Regeling Herverz. Invest. 1997 | 1 Regeling Herverz. Invest. 1997 |
Uitgaven | |||||
Apparaatsuitgaven | |||||
5 | 1 Personeel & Materieel | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel | |
1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 2 Overige personele uitgaven | |||
1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 3 Postactief personeel | |||
1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 4 Materieel kernministerie | |||
5 | 2 Kostenvergoed. NCM | 1 Kostenvergoeding NCM | 3 | 10 Exportkredietverzekering | 1 Kostenvergoeding NCM |
Programma-uitgaven | |||||
5 | 20 EKI | 1 Schadeuitkeringen | 3 | 10 Exportkredietverzekering | 2 Schadeuitkeringen |
5 | 21 RHI | 1 Regeling Herverz. Invest. 1997 | 3 | 11 Regeling Herverz. Invest. 1997 | 1 Regeling Herverz. Invest. 1997 |
Ontvangsten | |||||
Programmaontvangsten | |||||
5 | 20 EKI | 1 Premies EKI | 3 | 6 Exportkredietverzekering | 1 Premies EKI |
2 Schaderestituties EKI | 3 | 6 Exportkredietverzekering | 2 Schaderestituties EKI | ||
5 | 21 RHI | 1 WHI | 3 | 7 Wet Herverz. Investeringen | 1 WHI |
Beleidsartikel 6 Staatsloterij
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Uitgaven | |||||
Ontvangsten | |||||
Programma-ontvangsten | |||||
6 | 20 Afdracht SENS | 1 Afdracht SENS | 1 | 4 Afdracht Staatsl. | 1 Afdracht SENS |
2 | 3 Garanties/Waarborgen binnenl. | 6 Garanties SENS |
Beleidsartikel 7 Beheer materiële activa
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Uitgaven | |||||
7 | 1 Apparaatsuitgaven | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel | |
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
Programma-uitgaven | |||||
7 | 20 Anticiperende aankopen | 1 | 11 Uitvoering werken (Domeinen) | 4 Activabeheer | |
7 | 21 Onderhouds- en beheerskosten | 1 | 11 Uitvoering werken (Domeinen) | 1 Onderhoud gronden en gebouwen | |
2 Kapitaalinvesteringen | |||||
3 Beheerskosten | |||||
7 | 22 Zakelijke lasten | 1 | 12 Lasten en Ov.Uitgaven Domeinen | 1 Waterschapslasten | |
2 Gemeente lasten | |||||
3 Ruilverkavelingslasten | |||||
4 Teruggave weg.onbeh.nalatensch | |||||
5 Overn. OG van andere diensten | |||||
7 | 23 Beheerskosten roerend | 1 | 11 Uitvoering werken (Domeinen) | 3 Beheerskosten | |
7 | 24 Overige programma-uitgaven | 1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven | |
Ontvangsten | |||||
7 | 1 Apparaatsontvangsten | 1 | 10 Diverse ontvangsten kernmin. | 5 Overige ontvangsten | |
1 | 6 Ontv. uit verkoop Domeinen | 1 Roerende Goederen | |||
Programmaontvangsten | |||||
7 | 20 Anticiperende aankopen | 1 | 7 Diverse ontvangsten Domeinen | 6 Activabeheer | |
7 | 21 Verkoop roerende zaken | 1 Inkomsten Roer.Goed. (Domeinen) | 1 | 6 Ontv. uit verkoop Domeinen | 1 Roerende Goederen |
2 Inkomsten Roer.Goed.(Def) (DOM) | |||||
7 | 22 Verkoop onroerende zaken | 3 Inkomsten Onr.Goed. (Agr.)(Dom) | 1 | 6 Ontv. uit verkoop Domeinen | 2 Onroerende Goederen |
4 Inkomsten Onr.Goed. (Ov.)(Dom) | |||||
5 Inkomsten Onr.Goed.(Def) (Dom) | |||||
6 Inkomsten Onr.Goed. (Mid)(Dom) | |||||
1 | 7 Diverse ontvangsten Domeinen | 1 Overdracht onroerende goederen | |||
7 | 23 Beheersontvangsten | 1 Inkomsten pacht (Domeinen) | 1 | 5 Ontv. uit expl. Domeinen | 1 Inkomsten uit de domeinen |
2 Inkomsten Huur (Domeinen) | |||||
3 Verkoop Zand (Domeinen) | |||||
4 Overige gebruiksrechten (Domeinen) | |||||
5 Benzine stations (Domeinen) | 1 | 5 Ontv. uit expl. Domeinen | 1 Inkomsten uit de domeinen | ||
7 | 24 Overige programma-ontvangsten | 1 | 7 Diverse ontvangsten Domeinen | 2 Rente | |
3 Onbeheerde nalatenschappen | |||||
4 Overige ontvangsten | |||||
5 Ontvangen OZB |
Beleidsartikel 8 Financieel-economisch beleid van de overheid
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
8 | 1 Apparaatsuitgaven | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel | |
2 Overige personele uitgaven | |||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven | |||
Ontvangsten | |||||
8 | 1 Apparaatsontvangsten | 1 Apparaatsontvangsten | 1 | 10 Diverse ontvangsten kernministerie | 5 Overige ontvangsten |
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Uitgaven | |||||
Apparaatsuitgaven | |||||
9 | 1 Apparaatsuitgaven | 1. Apparaatsuitgaven | 1 | 1 Pers. en Mat. Kernministerie | 1 Ambtelijk personeel |
2. Omslagstelsel Rijkswagenpark | 2 Overige personele uitgaven | ||||
3 Postactief personeel | |||||
4 Materieel kernministerie | |||||
1 | 13 Uitgaven Bureau Schade-afwikkeling | 1 Uitgaven Bureau Schade | |||
1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven | |||
Programma-uitgaven | |||||
9 | 20 Tegoeden WOII | 1 Tegoeden WOII | 1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven |
9 | 22 Overige programma-uitgaven | 1 Overige programma-uitgaven | 1 | 14 Diverse uitgaven | 2 Overige uitgaven |
1 | 10 Opsporing/ruiming explosieven | 1 Bijdr. opsporing explosieven | |||
Ontvangsten | |||||
9 | 1 Apparaatsontvangsten | 1 Apparaatsontvangsten | 1 | 10 Diverse ontvangsten Kernmin. | 5 Overige Ontvangsten |
2 Omslagstelsel Rijkswagenpark | 1 | 8 Ontvangsten Bureau Schade-afwikkeling | 1 Diverse ontvangsten | ||
2 Ontvangsten verr. werkzaamh. | |||||
3 Ontv.premies t.b.v. omslagst. | |||||
9 | 2 Apparaatsontvangsten GT | 1 Apparaatsontvangsten GT | 1 | 10 Diverse ontvangsten Kernmin. | 5 Overige Ontvangsten |
Beleidsartikel 10 Nominaal en onvoorzien
VBTB-BEGROTING 2002 | HUIDIGE BEGROTING | ||||
---|---|---|---|---|---|
Bel. Art. | Artikelonderdeel | Subartikelonderdeel | Artikel | Artikelonderdeel | |
Uitgaven | |||||
Programma-uitgaven | |||||
10 | 20 Onvoozien | 1 Onvoorzien | 1 | 5 Onvoorzien | 1 Onvoorzien |
10 | 21 Loonbijstelling | 1 Loonbijstelling | 1 | 3 Loonbijstelling | 1 Loonbijstelling |
10 | 22 Prijsbijstelling | 1 Prijsbijstelling | 1 | 4 Prijsbijstelling | 1 Prijsbijstelling |
8. BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN
Overzicht van de door de Staten-Generaal aanvaarde moties en door bewindslieden gedane toezeggingen in het vergaderjaar 2000–2001
Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1997–1998 | Crone c.s. gelet op de verwachting dat de fiets met elektrische trapondersteuning («Elobike») het bereik van de fiets aanzienlijk kan verbeteren, met name op iets grotere afstanden woon-werkver- keer; gelet op het onderzoek dat het kabinet verricht naar het niet laten vallen van de «Elobike» onder de Wet aansprakelijkheid motorrijtuigen (WAM)1; verzoekt het kabinet de «Elobike» te laten vallen onder de fiscale regelingen ter bevordering van het fietsgebruik in het woon-werkverkeer. | Kamerstukken II 1997/98, 25 689, nr. 12. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
2. 1997–1998 | De Vries c.s. Verzoekt de regering de regelgeving met betrekking tot de werknemersaandelenopties te evalueren in het jaar 2000. | Kamerstukken II 1997/98, 25 721, nr. 12. | De regelgeving van werknemersopties is opgenomen in de Wet van 14 december 2000 tot wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer, de Natuurschoonwet 1928, de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en de Coördinatiewet Sociale Verzekering. |
3. 1998–1999 | Giskes c.s. Verzoekt de regering om vóór 1 mei 1999 met een interdepartementale notitie te komen waarin de mogelijkheid van een tegemoetkoming voor ouderen die de zorg op zich nemen voor een gehandicapte leeftijdsgenoot wordt besproken. | Kamerstukken II 1998/99, 26 245, nr. 35. | Mantelzorgproblematiek is ingebracht in het overleg met de gehandicaptenraad. Komt terug in rapportage van ICGZ van juni 2001 alsmede in notitie die de staatssecretaris van VWS op 20 juni 2001 aan de Tweede Kamer heeft gezonden. |
4. 1999–2000 | Reitsma c.s. Verzoek aan regering om de mogelijkheid en consequenties van een vlakke belasting te verkennen. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 94. | De Verkenning Belasting- en Premieheffing zal in september 2001 naar de Tweede Kamer worden gezonden. |
5. 1999–2000 | Bos c.s. Verzoek aan de regering om met de OV-bedrijven in overleg te treden met het oog op ruimere mogelijkheden tot het verkrijgen van een OV-verklaring dan wel andere bewijzen van het reizen per Openbaar Vervoer. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 104. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
6. 1999–2000 | Giskes c.s. Verzoek aan de regering om bij het ondernemerspakket 21e eeuw de mogelijkheden te onderzoeken van een fiscale regeling die gebruik van het openbaar vervoer door bezitters van een auto van de zaak stimuleert, rekening houdend met de wijze waarop elders in de Wet IB 2001 met regelmatig woon-werkverkeer per eigen vervoer wordt omgegaan. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 118h. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
7. 1999–2000 | Reitsma c.s. Verzoek aan de regering om bij de zgn. «kindernotitie» te betrekken dat beleid mede tot doel dient te hebben een cumulatie van lasten voortvloeiende uit wonen, zorg en het hebben van kinderen in relatie tot het besteedbaar inkomen te beperken. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 121. | De notitie is op 9 oktober 2000 door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar de Tweede Kamer gestuurd. |
8. 1999–2000 | Rensema c.s. de regering wordt verzocht de meesleep- en meetrekregelingen ten principale te heroverwegen en het resultaat van die overweging aan de Staten-Generaal voor te leggen. | Kamerstukken I 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 202d. | Heroverweging heeft geleid tot voorstellen in de Veegwet Wet IB 2001, Stb. 2000/570. |
9. 1999–2000 | Van Dijke c.s. verzoekt de regering te onderzoeken of in Europees verband biologische producten onder het BTW 0-tarief kunnen worden geplaatst. | Kamerstukken II 1999/00, 26 800 IXB, nr. 25. | Er is geen steun van andere EU-lidstaten (Kamerstukken II 2000/01, 27 222, nr. 2). |
10. 1999–2000 | Hofstra en Crone a. in de begroting 2001 een beeld te geven van de structurele en incidentele aspecten van de prijs- en lastenontwikkeling van de automobiliteit en andere vervoerswijzen; b. in de begroting 2001 samenhangende voorstellen te doen met betrekking tot vergroening van de autobelastingen en verlaging van de MRB per 1 januari 2001 alsmede een verhoging teruggaafregeling paarse diesel op zo kort mogelijke termijn. | Kamerstukken II 1999/00, 26 800 IXB, nr. 35. | Eerste aanzet is gedaan bij het Belastingplan 2001. |
11. 1999–2000 | Reitsma/ Bos De BPM-verhoging van dieselauto's circa f 40 mln. extra opbrengt; constaterende, dat de zogenoemde LPG-3-personenauto's een extra verlaging van de brandstoftoeslag in de motorrijtuigenbelasting krijgen; van mening, dat de combinatie van beide maatregelen leidt tot een extra opbrengst van circa f 15 mln.; verzoekt de regering deze middelen in te zetten voor positieve prikkels ter stimulering van schonere en zuiniger personenauto's. | Kamerstukken II 1999/00, 26 820, nr. 30. | Is betrokken bij de wet van 21 juni 2001 houdende tijdelijke fiscale stimulering van de aankoop van schone personenauto's en bestelauto's. Stb. 293. |
12. 2000–2001 | Melkert c.s. verzoekt de regering om de aanvullende kinderkorting met f 340 te verhogen; de leeftijdsgrens van de (aanvullende) kinderkorting te verhogen van 12 tot 16 jaar. Te dekken uit de lastenverlichting en zonodig uit beperkte aanpassing van andere belastingtarieven. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 10. | Uitgevoerd in het Belastingplan 2001. |
13. 2000–2001 | Melkert c.s. verzoekt de regering voor de behandeling van het belastingplan 2001 te onderzoeken op welke wijze het huidige belastingforfait chronisch zieken en arbeidsgehandicapten omgezet kan worden in een heffingskorting; onderzoek te doen naar een ander systeem van forfaitaire individueel geïndiceerde aftrekposten. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 11. | Notitie inzake de positie van chronisch zieken en gehandicapten is op 18 juni 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
14. 2000–2001 | Giskes & Vendrik overwegende, dat het gewenst is dat auto's zo efficiënt mogelijk worden gebruikt; overwegende, dat de vaste lasten op auto's die worden ingezet voor gedeeld autogebruik de concurrentie met individueel autogebruik bemoeilijken; verzoekt de regering de mogelijkheid te onderzoeken de BPM en/of MRB op deelauto's af te schaffen dan wel drastisch te verlagen, bijvoorbeeld door de taxiregeling van toepassing te verklaren, alsmede de abonnementskosten van gebruikers van een deelauto voor 50% aftrekbaar te maken. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 11 | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
15. 2000–2001 | Melkert en De Graaf verzoekt de regering op korte termijn te komen met voorstellen teneinde via fiscaliteit het investeren in kunst en cultuur voor individuele burgers en voor ondernemingen aantrekkelijker te maken. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 12. | Fiscale faciliteit inzake cultureel beleggen is in de Wet IB 2001 opgenomen. Nadere invulling d.m.v. lagere regelgeving vindt plaats in tweede helft 2001. |
16. 2000–2001 | Dijkstal c.s. verzoekt de regering om: als 1e stap ter uitvoering van de motie Hofstra/Crone de wegenbelasting met f 310 mln. structureel te verlagen. Dit betekent 6 à 7% verlaging per auto, na eliminatie van de effecten van het «dieselpakket»; voor 1 mei 2001 meerjarige voorstellen te doen voor een verdere verlaging, alsmede voor een herziening van het stelsel van autobelastingen mede gericht op variabilisatie en vergroening. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 17. | Het eerste deel is gerealiseerd in de Tariefwet 2001. Het Belastingplan 2002, in navolging op de notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» (Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1), bevat de vervolgstap. |
17. 2000–2001 | De Graaf c.s. verzoekt het kabinet de combinatiekorting in de IB te verhogen met f 75,– en daartoe f 146 mln uit de beschikbare ruimte voor lastenverlichting en zonodig een beperkte aanpassing van andere belastingtarieven aan te wenden. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 24. | Bij nota van wijziging opgenomen in de Tariefwet 2001. |
18. 2000–2001 | Rensema c.s. met betrekking tot de belastingheffing van de IB-ondernemer en de terbeschikkingstellingsregeling voor de ondernemer met een BV een belastingheffing naar het volle progressieve tarief over de waardestijging van onroerende zaken voor een beperkte groep belastingplichtigen niet past in het nieuwe systeem van heffing onder meer in verband met het inflatoire karakter van deze waardestijging; verzoekt de regering om deze problematiek te onderzoeken. | Kamerstukken I 2000/01, 27 466, nr. 132d. | Kabinetsstandpunt inzake de voorstellen van de Cie. Moltmaker is op 5 juni 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. Het Belastingplan 2002 bevat o.a. voorstellen tot aanpassing van de bedrijfsopvolging. Onderzoek inflatie en belastingheffing loopt. |
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1996–1997 | De Vries c.s. Wetgeving voortvloeiend uit het wetsvoorstel (herziening regime AB c.a.) te evalueren, de Tweede Kamer in de loop van het jaar 2000 hierover te informeren en in het bijzonder aandacht te schenken aan de regelingen m.b.t. fictief loon en fictieve rente en huur. | Kamerstukken II 1996/97, 24 761, nr. 21. | In het kader van de Belastingherziening 2001 hebben zich op het terrein van het regime AB enkele nieuwe ontwikkelingen voorgedaan. Als gevolg daarvan is besloten om de evaluatie van dit regime mee te nemen in de evaluatie van Belastingherziening 2001, welke in 2005 is afgerond. |
2. 1999–2000 | Remak – de optimale brandstofmix is vastgesteld in 1997; – de technische ontwikkelingen inzake beperking van vervuilende emissies elkaar snel opvolgen; – het derhalve wenselijk is een nieuwe optimale brandstofmix vast te stellen; – verzoekt de regering een nieuwe optimale brandstofmix vast te stellen op basis van de huidige technologische inzichten. | Kamerstukken II 1999/00, 26 820, nr. 34. | In 2001 vindt een evaluatie van de optimale brandstofmix plaats in samenwerking met EZ/VROM/VenW. |
3. 1999–2000 | Bos c.s. Verzoek aan de regering om ontwikkelingen op de onroerendgoedmarkt te volgen i.v.m. arbitragemogelijkheden voor particuliere verhuurders tussen box I en box III, alsmede de mogelijke invloed op het door deze verhuurders te plegen onderhoud. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 101. | Zal worden meegenomen bij de evaluatie van de Wet IB 2001 in 2005. |
4. 1999–2000 | Giskes c.s. Verzoek aan de regering om zsm een notitie op te stellen over de mogelijkheden om ook andere produkten dan lijfrenteverzekeringen, zoals geblokkeerde spaar- of beleggingsrekeningen, in aanmerking te laten komen voor de fiscale faciliteiten t.b.v. de pensioenopbouw. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 106. | Is opgenomen in de planning van 2001. |
5. 1999–2000 | De Vries c.s. Overwegende dat verschil bestaat bij de opbouw van een oudedagsvoorziening tussen de zogenaamde 2e en 3e pijler; verzoekt regering te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om verschil op te heffen Kamer informeren. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 108. | Is opgenomen in de planning van 2001. |
6. 1999–2000 | Vendrik c.s. Verzoek aan de regering om een grondig onderzoek naar de ontwikkeling van de vermogensverhoudingen in Nederland te entameren en de Kamer over de voortgang daarvan verslag te doen. | Kamerstukken II 1999/00, 26 727, nr. 111. | Wordt meegenomen als onderdeel van evaluatie vermogensrendementsheffing. |
7. 2000–2001 | Reitsma c.s constaterende, dat het Nederlands Agrarisch Jongeren Kontakt met het voorstel van een continueringsvrijstelling is gekomen; van mening, dat dit voorstel een positieve bijdrage kan leveren aan de bedrijfsovername; verzoekt de regering alle aspecten van de continueringsregeling te onderzoeken en de Kamer daarover medio 2001 te rapporteren. | Kamerstukken II 2000/01, 27 209, nr. 19. | De notitie landbouw en fiscus zal in de tweede helft van 2001 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
8. 2000–2001 | Hofstra c.s dat nieuwe motorbrandstoffen kunnen bijdragen aan een intergraal verminderde milieudruk en dat het gewenst is, de ontwikkeling van dergelijke nieuwe brandstoffen te stimuleren; overwegende, dat de inzet van koudgeperste plantaardige olie als motorbrandstof een hoog milieurendement kent; overwegende, dat verschillende lidstaten van de Europese Unie reeds een gehele of gedeeltelijke accijnsvrijstelling kennen voor (motor)brandstoffen van biologische oorsprong; verzoekt de regering met voorstellen te komen voor een volledige accijnsvrijstelling voor koudgeperste plantaardige olie, als langdurig experiment. Het betreft het gebruik in, aan te passen, dieselmotoren voor de (recreatie)vaart, agrarische voertuigen en (een selectie van) voertuigen in het wegverkeer; verzoekt de regering voorts een dergelijk voorstel op een zodanig tijdstip te doen dat de genoemde accijnsvrijstelling per 1 januari 2002 kan worden geëffectueerd en minimaal duurt tot 2010. Crone c.s. dat water- en bodemvervuiling een zorgpunt is bij de recreatievaart en agrarische vaar- en werktuigen; overwegende, dat geraffineerde biobrandstoffen, wegens de snelle afbreekbaarheid, specifiek kunnen bijdragen aan een vermindering van de milieulast voor water en grond; verzoekt de regering met regionaal beperkte voorstellen voor een accijnsvrijstelling te komen voor geraffineerde biobrandstoffen en -smeermiddelen die alleen zal gelden voor de (recreatie)vaart en toepassingen in natuur en landbouw; verzoekt de regering voorts, deze accijnsvrijstelling zo spoedig mogelijk in te laten gaan. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400, nr. 32 +Handelingen II 2000/01, blz. 5106. Kamerstukken II 2000/01, 27 400, nr. 33 + Handelingen II, 2000/01, blz. 5106. | Deel wordt opgenomen in de toelichting van het Belastingplan 2002. In het najaar 2001 zal er een brief aan de Tweede Kamer gestuurd worden met een opgave hoe de uitvoering zal worden aangepakt. Deel wordt opgenomen in de toelichting van het Belastingplan. In het najaar 2001 zal er een brief aan de Tweede Kamer gestuurd worden met een opgave hoe de uitvoering zal worden aangepakt. |
Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1992–1993 | Te gelegener tijd de Kamer informeren, zo nodig vertrouwelijk, over resultaten van de aanpak van de bestrijding van handel in vervangingsreserve-vennootschappen. | Staatssecretaris tijdens debat op 11 november 1992 inzake de begroting van Financiën, Handelingen II 1992/93, 22 800 IXB, blz. 1520. | Bij ondernemerspakket 2001 is dit punt geregeld (wijziging art. 40 Invorderingswet). |
2. 1995–1996 | Er zal vrij snel een nota over kansspelen worden uitgebracht, waarin onder andere aandacht zal worden besteed aan de hele problematiek van de illegale loterijen en de buitenlandse loterijen. In de nota Kansspelbeleid zal ook aandacht worden besteed aan onder andere de vraag van het niet innen van kansspelbelasting, bijvoorbeeld in het illegale gokcircuit. | Staatssecretaris tijdens het begrotingsoverleg op 27 september 1995, Kamerstukken II 1995/96, 24 400 IXB, nr. 5, blz. 4. | Nota uitgebracht bij brief van 20 november 2000 aan de Tweede Kamer. |
3. 1997–1998 | De relatie tussen het afschaffen van de vermogensaftrek en de vermogenstoets in de FOR en de gevolgen hiervan bij verschillende sectoren betrekken bij de evaluatie over 2 jaar. | Staatssecretaris tijdens plenaire behandeling van het wetsvoorstel FOR, Handelingen II 1997/98, 25 690, blz. 2273. | De vermogenstoets in de FOR is per 1 januari 2001 aangepast. |
4. 1998–1999 | Slotrapportage in 1999 over werking btw-reparatiewet constructies onroerend goed. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg met vaste commissie voor Financiën op 10 juni 1998. | Rapportage is als tussenstand op 21 april 1998 (Kamerstukken II 1997/98, 25 600 IXB, nr. 20) aan de Tweede Kamer gezonden. Op 24 juli is er een brief gestuurd aan de Tweede Kamer (2000/192). |
5. 1998–1999 | Contact opnemen met de collega van VROM om na te gaan wat gedaan kan worden om de Kamer een actueler inzicht te geven in de hypotheekrenteaftrek ten opzichte van oudere studies. | Staatssecretaris tijdens begrotingsoverleg met Tweede Kamer op 23 september 1998. | Is opgenomen in bijlage 13 van de Miljoenennota 2001. |
6. 1998–1999 | De vragen over de ontwikkelingen op het terrein van de Belgisch-Nederlandse samenwerking zullen binnenkort worden beantwoord. | Staatssecretaris tijdens Algemene Financiële Beschouwingen in de Tweede Kamer op 1 oktober 1998, Handelingen II 1998/99, 26 200 IXB, blz. 405. | Vragen zijn op 21 oktober 1998 beantwoord. Toezegging is open blijven staan in verband met aan Kamer kenbaar gemaakte afspraken om onderhandelingen over nieuw belastingverdrag te versnellen. Nieuw verdrag is in juni 2001 ondertekend. |
7. 1999–2000 | Over de bruto-brutomethode om belasting(terugsluis)effecten te meten is een brief aan de Kamer toegezegd. In deze brief wordt opgenomen hoe de methode werkt, op welke wijze zij is vormgegeven en wat de voor- en nadelen zijn van eventuele andere methoden. | Staatssecretaris tijdens debat op 24 november 1999 inzake Belastingplan 2000, Handelingen II 1999/00, 26 820 en 26 852, blz. 1977. | Is meegenomen in de toelichting van het Belastingplan 2001. |
8. 1999–2000 | Met betrekking tot de effectiviteit van subsidies en fiscale instrumenten en de te hanteren toetsingscriteria die bepalend zijn voor de vraag of gekozen wordt voor subsidiëring, andere regelgeving of fiscaliteit, is een eerdere toezegging herhaald. Naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer over het instrumentalisme is de Kamer toegezegd dat Financiën zal komen met een toetsingskader, zodat aan de hand van criteria bij elke regeling wordt aangegeven waarom de maatregel wordt voorgesteld, welke effectiviteit wordt verwacht en waarom de regeling is vormgegeven in de fiscaliteit. Financiën verwacht in de eerste helft van 2000 met een rapportage hierover te komen. | Staatssecretaris op 14 december 1999 tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (26 800) bij de behandeling van het Belastingplan 2000 in de Eerste Kamer. Handelingen I, 1999/00, 26 820, blz. 370. | Is opgenomen als bijlage 6 bij de Miljoenennota 2001. |
9. 1999–2000 | Toegezegd zijn cijfers over bij welke inkomenscategorie die aflossingsvrije hypotheek wordt aangegaan. | Staatssecretaris op 17 januari 2000. Verslag van een Wetgevingsoverleg 1999/00, 26 727 en 26 728, nr. 80, blz. 55. | Is meegenomen in bijlage 13 van de Miljoenennota 2001. |
10. 1999–2000 | In het kader van voorlichting is toegezegd te kijken naar de hypotheekrente eigen woning en gewezen naar de effecten van deze regeling op de subsidiëring eigen woning. | Staatssecretaris op 17 januari 2000. Verslag van een Wetgevingsoverleg 1999/00, 26 727 en 26 728, nr. 80, blz. 55. | Is meegenomen in bijlage 13 van de Miljoenennota 2001. |
11. 1999–2000 | Toegezegd is dat het kabinet te zijner tijd een standpunt zal formuleren over het rapport van de commissie Kamminga over de vaartuigenbelasting. | Staatssecretaris op 21 januari 2000. Verslag van een Wetgevingsoverleg 1999/00, 26 727 en 26 728, nr. 115, blz. 35. | Is opgenomen in de MvT van het Belastingplan 2002. |
12. 1999–2000 | Toegezegd is een gemoedsbezwaardennotitie waarin een aantal aspecten van het probleem belicht worden of het wenselijk of mogelijk is een meer algemene regeling te treffen voor gemoedsbezwaarden in de fiscale sfeer. | Staatssecretaris op 26 januari 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 41, blz. 3165. | Brief (AFP-2000–00 852 M) fiscale positie van gemoedsbezwaarden op 3 november 2000 naar de kamer gestuurd. In de Veegwet is vervolgens de mogelijkheid tot verliesverrekening voor gemoedsbezwaarde ondernemers uitgebreid. |
13. 1999–2000 | Toegezegd is overleg te voeren binnen de regering over de mogelijkheid de heffingskorting van de niet-werkende partner uit te betalen aan de kostwinner/alleenverdiener. | Minister op 26 januari 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 41, blz. 3149. | Is opgenomen in de Wet Inkomstenbelasting 2001. |
14. 1999–2000 | Toegezegd is een notitie (kindernotitie) waarin de kinderaftrek en de IHS betrokken worden. Bij het opstellen van de notitie wordt overleg gevoerd met de heer Remkes. | Staatssecretaris op 26 januari 2000 tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II, 1999/2000, 26 727 + 26 728, blz. 3169. | Notitie is op 9 oktober 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd. |
15. 1999–2000 | Er is een soort verkenning toegezegd in relatie tot de vlaktax. Toegezegd is in de Verkenningen 2 een uiterste poging te doen om tot tariefafvlakkingen te komen en om tot een vlaktax te komen die in alle opzichten voor de kamer acceptabel zal zijn. Ook zal er in gegaan worden op de arbeidsmarkt en het heffingssysteem inclusief de inkomensafhankelijke regelingen. | Staatssecretaris op 27 januari tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de TK. Handelingen II 1999/00, 26 727 + 26 728, blz. 3193, 3232 + 3239. | De Verkenning Belasting- en Premieheffing zal in september 2001 naar de Tweede Kamer worden gezonden. |
16. 1999–2000 | Toegezegd is een beleidsplan Douane waarbij eerst overlegd moet worden welke soort onderwerpen in een dergelijk plan behandeld moeten worden. | De Staatssecretaris tijdens het Algemeen Overleg met de Vaste Commissie voor Financiën op 11 april 2000. Kamerstukken II, 1999/00, 27 007, nr. 2, blz. 11. | Najaar 2000 ingediend en besproken. |
17. 1999–2000 | In het kader van de Wet technische aanpassingen wordt de gekozen afbakening van de familiegroep voor de meesleepregeling opnieuw tegen het licht gehouden. Facetten die in de beschouwing zullen worden betrokken, betreffen de vraag of het voor de mate van verbondenheid uitmaakt of er naast de terbeschikkingstelling van vermogensbestanddelen nog een andere relatie met de vennootschap is, bijvoorbeeld die als aandeelhouder. Een andere vraag die erbij betrokken wordt, is in welk opzicht inwonen bij de aandeelhouder met een aanmerkelijk belang relevant is. Een en ander zal nader worden bezien in samenhang met de modernisering van het successierecht. Ook in dat kader zal worden bezien of het wenselijk is de afbakening van de familiegroep in de inkomstenbelasting en het successierecht meer te harmoniseren. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de EK. Handelingen I, 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1258. | Is opgenomen in de Veegwet. |
18. 1999–2000 | In het kader van de Wet technische aanpassingen zal worden teruggekomen op de problematiek van de AB-verliezen en eventuele verrekening daarvan. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de EK. Handelingen I 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1259. | Is opgenomen in de Veegwet. |
19. 1999–2000 | In het kader van de groenfondsen zal worden bezien wat de effecten ervan zijn dat binnen de ruimte van f 100 004 een aantal soorten beleggingen naast elkaar zijn opgenomen die niet echt vergelijkbaar zijn. Daarbij wordt ook het sociaal ethisch beleggen bezien en de voorstellen van de commissie Habbema voor cultureel beleggen. Bovendien wordt bezien of de Agaath-regeling niet in een aparte regeling kan worden ondergebracht. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de EK. Handelingen I 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1264. | Is opgenomen in het Belastingplan 2001 en de Veegwet. De uitvoeringsregelingen voor sociaal-ethisch beleggen en cultureel beleggen worden naar verwachting in 2001 afgerond. |
20. 1999–2000 | Voor de pensioenuitvoerders kan door een verruiming van de terugwentelingsperiode gedurende een overgangstermijn van twee jaar de informatieverstrekking over de A-factor voorlopig nog binnen het bestaande proces van gegevensverstrekking meelopen. Deze verruiming van de terugwentelingsperiode zal worden meegenomen in de Wet technische aanpassingen. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de Eerste Kamer. Handelingen I 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1261. | Is meegenomen in de Wet technische aanpassingen. |
21. 1999–2000 | De loonverdelingsverklaringen (artiestenregeling) zullen aan de orde worden gesteld in de commissie Thunnissen/De Waard. Daarbij zal bijzondere aandacht worden geschonken aan de effecten voor de amateursector. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de Eerste Kamer. Handelingen I, 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1263. | Is meegenomen in de Wet technische aanpassingen; kostenvergoedingsbeschikking is in het leven geroepen. |
22. 1999–2000 | De belasting over invaliditeitsuitkeringen en gevolgen voor de premie voor de ongevallenverzekering worden nog bezien. Het is voorstelbaar dat er mensen zijn die dit jaar invalide worden en volgend jaar een uitkering krijgen, maar de verzekering niet hebben kunnen aanpassen. Als het verstandig is voor die groep een overgangsregeling te maken, dan zal dat gebeuren. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de Eerste Kamer. Handelingen I 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1259. | Is bezien in de Wet technische aanpassingen; overgangsregeling is opgenomen. |
23. 1999–2000 | Bij de beoordeling van de voorstellen van de Cie. Moltmaker zal worden bezien of specifiek iets moet worden gedaan voor het vervallen van het 20%-tarief voor stakingswinst bij overlijden. | Staatssecretaris op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de Eerste Kamer. Handelingen I 1999/00, 26 727+26 728, nr. 27, blz. 1255. | Het kabinetsstandpunt inzake de voorstellen van de Commissie Moltmaker is op 5 juni 2001 gepubliceerd. |
24. 1999–2000 | «Er is natuurlijk ruimte voor bijstellingen, zoals ik ook in het algemeen overleg heb gezegd, maar voor een echt omvangrijke lastenverlichting bovenop de 6,25 mrd is niet al te veel ruimte Voor 2002 is het debat weer open.» .... «De ruimte voor neerwaartse bijstellingen (red: van lasten), is na de omvangrijke lastenverlichtingen die zijn doorgevoerd en nog op de plan staan, beperkt. Ik zeg dus niet dat die ruimte afwezig is, maar dat die beperkt is». | Minister tijdens behandeling ontwikkeling brandstofprijzen op 30 mei 2000. Handelingen II 1999/00, blz. 5260. | Is afgedaan door het Belastingplan 2001. |
25. 1999–2000 | Toegezegd is dat het kabinet zal zoeken naar alternatieven voor de belasting op inzameling van huishoudelijk restafval in de afvalsfeer. | Tijdens AO vergroeningnotitie 27 juni 2000. | Is meegenomen in de Memorie van Toelichting van Belastingplan 2001. |
26. 1999–2000 | Toegezegd is dat in september 2000 een brief aan de TK zal worden gezonden betreffende de mogelijke aanpak met knelpunten met betrekking tot de Belasting van oppervlaktedelfstoffen ten behoeve van bespreking Belastingplan 2001. | Tijdens AO vergroeningnotitie 27 juni 2000. | Brief (WV2000–00495M) is aan vaste commissie gestuurd op 10 oktober 2000. |
27. 1999–2000 | Toegezegd is dat in het najaar 2000 een tussenrappotage met betrekking tot de werkgroep vergroening fiscale stelsel II aan de Kamer zal worden gezonden. | Tijdens AO vergroeningnotitie 27 juni 2000. | Tussenrapportage is op 29 september 2000 toegezonden bij brief WV 2000–00629 U. |
28. 2000–2001 | (discussie rond een amendement Van Dijke waarin hij op een bepaalde begrotingspost een bedrag van f 10 mln. laat labelen voor de oplossing van de problematiek bij de douane). Het punt heeft de volle aandacht, er zal doorgegaan worden op de ingeslagen weg. Conform eerdere toezeggingen aan de Kamer. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. | Handelingen II 2000/01, blz. 514. Najaar 2000 ingediend en besproken. |
29. 2000–2001 | Inzake de «earned income tax credit» zullen in de fiscale studies die volgend jaar verricht worden ook bekeken worden of de fiscale instrumenten verder ingezet kunnen worden. Daarbij zal in het kader van de armoedeval- bestrijding ongetwijfeld een instrument als de «earned income tax credit» in de analyse en de beschouwing betrokken worden. Het voornemen is om één en ander rond de zomer van volgend jaar enigszins in publiceerbare vorm gereed te hebben. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 509. | De Verkenning Belasting- en Premieheffing zal in september 2001 naar de Tweede Kamer worden gezonden. |
30. 2000–2001 | Er komen wat betreft de vlaktaks op fiscaal gebied volgend jaar, afgezien van alles wat de invoering van het nieuwe belastingstelsel (...), in ieder geval vier grote studies c.q. kabinetsstandpunten. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 515. | De Verkenning Belasting- en Premieheffing zal in september 2001 naar de Tweede Kamer worden gezonden. |
31. 2000–2001 | Wij zijn voornemens om in het voorjaar een kabinetsstandpunt uit te brengen naar aanleiding van het rapport van de cie. Moltmaker. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 515. | Het kabinetsstandpunt inzake de voorstellen van de Commissie Moltmaker is op 5 juni 2001 gepubliceerd. |
32. 2000–2001 | Successie en schenkingsrecht. In het voorjaar komt er een kabinetsstandpunt van de cie. Moltmaker. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 513. | Het kabinetsstandpunt inzake de voorstellen van de Commissie Moltmaker is op 5 juni 2001 gepubliceerd. |
33. 2000–2001 | In Belastingplan staat dat het dossier rondom woon/werk-verkeer en mobiliteit en verkeer losse einden bevat. Hier horen ook de grijze kentekens voor bestelauto's. We hebben ons voorgenomen om dit in 2001 nogmaals te proberen dit meer samenhangend gestalte te geven. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 512. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de TK gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
34. 2000–2001 | Variabele overdrachtsbelasting. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 511. | Afgedaan tijdens het AO van 27 maart 2001. |
35. 2000–2001 | Op zoek naar een ander instrument om filmindustrie in Nederland te stimuleren. Zo snel mogelijk duidelijkheid geven over wat er vanaf 2002 mogelijk is. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 513–514. | EZ heeft op 11 juni 2001 (25 435, nr. 5) een brief gestuurd aan de Tweede Kamer. In deze brief zijn de beleidsvoornemens op dit punt (filminvesteringsaftrek en PPS) aangekondigd. |
36. 2000–2001 | Rond de zomer zal de werkgroep Vergroening rapporteren. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 515. | Het rapport van de werkgroep vergroening is in augustus 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
37. 2000–2001 | Dit najaar gaan we van start met een werkgroep die nog eens zal kijken naar ons vennootschapsbelastingstelsel in internationaal perspectief. | Staatssecretaris tijdens de AFB op 4 oktober 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 515. | De studiegroep Vennootschapsbelasting in internationaal perspectief onder voorzitterschap van mw.mr. Yvonne C. M. T. van Rooy heeft op 11 juni 2001 haar rapport aan de staatssecretaris aangeboden. |
38. 2000–2001 | In Kabinet sterk maken om toegang tot commerciële sportorganisaties onder verlaagde BTW-tarief te brengen. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg op 11oktober 2000 over diverse BTW-onderwerpen Kamerstukken II 2000/01, 27 222, nr. 2. | Is opgenomen in Belastingplan 2002. |
39. 2000–2001 | Werkgroep vergroening zal ook aandacht besteden aan BTW op binnenlandse vliegtickets. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg op 11 oktober 2000 over diverse BTW-onderwerpen Kamerstukken II 2000/01, 27 222, nr. 2. | Is opgenomen in Belastingplan 2002. |
40. 2000–2001 | De WOZ en de saneringsopgave (bedrijfsterreinen) moet meegenomen worden in het kader van de werkgroep die over de vergroening gaat. | Staatssecretaris tijdens wetgevingsoverleg van 30 oktober 2000 over wijziging gemeentewet mbt OZB. Kamerstukken II 2000/01, 27 246, nr. 8, blz. 22. | Het rapport van de werkgroep vergroening wordt in augustus 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
41. 2000–2001 | Ten aanzien van de landbouwvrijstelling is toegezegd verder te kijken naar en de uitkomst te vergelijken met wat thans conform het arrest van de Hoge Raad op dit punt mogelijk is en gedaan wordt. Het gaat met name om de vraag of het 80%-criterium rechtvaardig is waar in de praktijk 90 of 70% meer geschikt zou zijn. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het ondernemerspakket op 8 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 209, blz. 1557. | Belastingdienst is geïnformeerd. |
42. 2000–2001 | Bereid tot het slechten van de muur tussen durfkapitaal en het cluster groen, ethisch en cultureel beleggen, geen verhoging van het maximum. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | In Belastingplan 2001 is met amendement cultureel beleggen het geheel vastgelegd, ook qua vormgeving. De uitvoeringsregelingen voor sociaal-ethisch beleggen en cultureel beleggen worden naar verwachting in 2001 afgerond. |
43. 2000–2001 | Behandeling kunstenaars door eigen inspecteur, geen aparte kunstinspecteur; de fiscale behandeling van de kunstenaars zal worden gemonitord. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Bij problemen zal de Kamer worden geïnformeerd. |
44. 2000–2001 | Aan Vendrik: Schriftelijk zal worden gereageerd op de brief van de Federatie Kunstenaarsverenigingen in relatie tot de WIK. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Brief AFP 2000–884M is op 16 november 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd. |
45. 2000–2001 | Aan Giskes en anderen: Artiestenregeling, heffing van 20%; voor behandeling Belastingplan 2001 zal TK schriftelijk een nadere uiteenzetting ontvangen. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Brief AFP 2000–884M is op 16 november 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd. |
46. 2000–2001 | Aan alle vertegenwoordigde partijen: Wat betekent BTW-compensatiefonds voor de organisatoren van gratis festivals. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Brief AFP 2000–884M is op 16 november 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd. |
47. 2000–2001 | Aan Vendrik: De positie van culturele instellingen in de VPB-sfeer in een brief uiteenzetten (WDB, brief volgende week uit, relatie met Belastingplan 2001). | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Brief AFP 2000–884M is op 16 november 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd. |
48. 2000–2001 | Standpunt Moltmaker; Remak: voorjaar duurt erg lang, Stas: kan wel in april. | AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Het kabinetsstandpunt inzake de voorstellen van de Commissie Moltmaker is op 5 juni 2001 gepubliceerd. |
49. 2000–2001 | BTW van uitvoerende kunstenaars in rekening gebracht aan niet BTW-plichtigen, in kader Belastingplan 2002 bezien of plaatsing in verlaagd BTW-tarief kan.BTW-vrijstelling voor muziekonderwijs uitbreiden tot beeldende vorming, drama en dans. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/21, 26 591, nr. 21. | Is opgenomen in Belastingplan 2002. |
50. 2000–2001 | Aan Stroeken (CDA): Kostenverdelingsbeschikking kritisch volgen i.v.m. kosten van amateurgezelschappen, meenemen bij notitie fiscus en vrijwilliger. | Staatssecretaris tijdens AO over het rapport «Cultuur en Belastingen» (Cie Habbema) op 9 november 2000. Kamerstukken II 2000/01, 26 591, nr. 21. | Er is 11 mei 2001 een brief met aanpassingsvoorstellen aan de Kamers gestuurd; 17 mei 2001 is besluit gepubliceerd. |
51. 2000–2001 | Aan de heer Reitsma: schriftelijke reactie op het artikel van De Jonge en De Kam (ESB 20/10/2000). | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II, 2000/01, blz. 64. | Zie brief AFP 2000–00914 M, op 21 november 2000 aan de Kamer gestuurd. |
52. 2000–2001 | Toegezegd is een brief aan de Kamer over de voorlichting samen met SZW aan AOW-ers met een partner jonger dan 65 jaar (de groene blaadjes-problematiek). | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II, 2000/01, blz. 23. | Zie brief AFP 2000–00914 M, op 21 november 2000 aan de Kamer gestuurd. |
53. 2000–2001 | Aan Schutte: brief aan de Kamer over de hypotheekrenteaftrek voor woningen van schippers. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II, 2000/01, blz. 64. | Zie brief AFP 2000–00914 M, op 21 november 2000 aan de Kamer gestuurd. |
54. 2000–2001 | Aan Reitsma: brief TK over ondergrens van 75 liter per tankbeurt in de teruggaafregeling paarse diesel. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II, 2000/01, blz. 64. | Zie brief AFP 2000–00914 M, op 21 november 2000 aan de Kamer gestuurd. |
55. 2000–2001 | Aan Reitsma: brief over scholingsfondsen. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, vindplaats onbekend. | Zie brief AFP 2000–00914 M, op 21 november 2000 aan de Kamer gestuurd. |
56. 2000–2001 | Aan Remak: brief naar effect motie Schoenmakers-Klein Molenkamp. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, vindplaats onbekend. | Zie brief AFP 2000–00914 M, op 21/11/00 aan de Kamer gestuurd. |
57. 2000–2001 | Bij de bestudering van de armoedeval zal tevens worden gekeken naar de problemen die zouden ontstaan voor met name alleenstaande ouders met een kind dat dertien wordt. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 40. | Is meegenomen met Belastingplan 2002. |
58. 2000–2001 | Voor de begroting van 2002 zullen er verdere voorstellen worden gedaan ter bestrijding van de armoedeval voor de inkomens tussen 100% en 130% WML. | Minister tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 16. | Is meegenomen met Belastingplan 2002. |
59. 2000–2001 | Toegezegd is voor 1 mei 2001 met een brede analyse te komen, waarin ook de MRB wordt meegenomen. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001 op 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 31. | Notitie inzake de positie van chronisch zieken en gehandicapten is op 18 juni 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
60. 2000–2001 | Toegezegd is een cijfermatige onderbouwing 60 ct per km mee te nemen in deze notitie (zie ook motie Dijkstal c.s., onder «moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond,» nr 21). | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 57. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
61. 2000–2001 | Bij de analyse door de werkgroep Fin/EZ/V&W inzake scheepsbouw zal ook worden gekeken naar de grotere binnenscheepvaart. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 52 | Een oplossing is gevonden in de uitgavesfeer. |
62. 2000–2001 | Voor 11 december vertellen waar het overleg van de cie. Thunnissen-De Waard op het punt van bijhouden van een rittenadministratie onder de 500 km door een ondernemer toe heeft geleid. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2142. | Uit overleg is teruggekoppeld; tot 4000 km geldt voor bestelauto's een beperkte rittenadministratie. Zie ook Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» (Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1). |
63. 2000–2001 | Toegezegd om (beschikking al dan niet ondernemer) te volgen of er behoefte aan is dat ook opdrachtgever beschikking aanvraagt; en als daar aanleiding voor bestaat een voorstel om het systeem te verbeteren. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2151. | Systeem is vanaf 1 januari 2001 voor de fiscaliteit operationeel. Uitvoering wordt door de Belastingdienst gevolgd. |
64. 2000–2001 | Toegezegd is een voorschrift uit te doen gaan naar de Belastingdienst waarin wordt aangegeven dat de belastinginspecteur kan volstaan met een marginale toetsing als de belastingplichtige de bedrijfspanden inbrengt tegen de WOZ-waarde 1999 plus 20%. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2144. | Voorschrift is vastgesteld. Besluit van 9 maart 2001 (RTB 2001–947). |
65. 2000–2001 | Toegezegd is de komende weken een instructie te doen uitgaan naar de Belastingdienst waarin de inspecteurs gevraagd wordt ruimhartig in te gaan op verzoeken om vooroverleg m.b.t. de gebruikelijkheidsvraag tot het moment dat een nieuwe beleidsregel is vastgesteld. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2145. | Besluit is op 13 april uitgebracht (RTB 2001/1378). |
66. 2000–2001 | Toegezegd in de eerste maanden van 2001om nog eens goed te kijken naar de hele materie van het woon-werkverkeer (niet alleen de auto van de zaak). | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2141. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000–2001, 27 829, nr. 1. |
67. 2000–2001 | Toegezegd is medio 2001 te komen met de evaluatie van de carpoolregelingen. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2142. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. |
68. 2000–2001 | T.a.v. de maaltijdvouchers (privé-maal- tijden) moet de precieze implicatie van deze regeling voor dit soort tickets en verstrekkingen bezien. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over div. concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 20. | Conclusies over vouchers zijn opgenomen in de beantwoording van de Kamervragen De Vries (RTB-2001, 2654). |
69. 2000–2001 | Aan Reitsma is toegezegd schriftelijk toe te lichten waarom er in artikel 5 van de uitvoeringsregeling (IB 2001) geen sprake is van een inperking van het bestaande beleid. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse. concept-AMvB's en ministeriële regelingen. i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 23. | Brief op 29 januari 2001 naar de TK gestuurd (WDB 2000/970M). |
70. 2000–2001 | Toegezegd is schriftelijk terug te komen op de kwestie rondom naturaverzekeraars. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse. concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 23. | Brief op 29 januari 2001 naar de TK gestuurd (WDB 2000/970M). |
71. 2000–2001 | Hetgeen fiscaal geregeld is in de sfeer van woon-werkverkeer zijn er losse einden die het verdienen nog eens goed bekeken te worden. (auto van de zaak, fietsaftrek, de rittenregistratie, bewijslast OV en de grijskentekenproblematiek). Niet uitgesloten wordt dat er misschien op een wat kortere termijn met fundamentelere verbeteringen moeten komen. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 23. | Notitie «Fiscale aspecten en mobiliteit» is 19 juni 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. Kamerstukken II 2000/01, 27 829, nr. 1. Vraag en antwoordenbesluit over prive gebruik van auto's van de zaak is 19 juni 2001 aan de TK gestuurd. |
72. 2000–2001 | De nadere regels m.b.t. verlofsparen zullen betrekking hebben op de financiële instellingen waarbij op een bijzondere geblokkeerde regeling kan worden gespaard, de administratie van het verloop van de rekening, de beoordeling wanneer grenzen worden overschreden en de wijze waarop fiscaal geruisloze overdracht van het verlofspaartegoed kan plaatsvinden. Wij proberen dit voor 1 januari aanstaande voor elkaar te krijgen. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept-AMvB's en ministeriële regelingen ivm de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 20. | Uitvoeringsregeling verlofsparen 12 juni 2001, WDB 2001/358M, Stcrt. 2001, nr. 111. |
73. 2000–2001 | Toegezegd is structureel na te denken over de vraag hoe zo'n complex van uitvoeringsbesluiten nog eens bekeken kan worden met de bril van vereenvoudiging en terugdringing van administratieve lasten. Ook als de adviezen van de ACTAL aanleiding geven om vanuit het oogpunt van administratieve lasten zaken anders op te zetten, dan zal dit worden meegenomen. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over div. concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 15. | Rapportage is naar de Tweede Kamer gezonden. |
74. 2000–2001 | In relatie tot de arbeidsvoorwaarden van politici proberen tot een oplossing te komen omdat vanaf 1 januari 2001 de situatie geëffectueerd is dat alle gemaakte kosten kunnen worden afgetrokken en dat deze vergoedingen bij het inkomen van de politicus moeten worden opgeteld. De vraag is of dit wenselijk is. Er zijn allerlei redenen om dit niet wenselijk te vinden. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 16. | Wetsvoorstel is door BZK aangeboden. |
75. 2000–2001 | Er is overleg gaande rondom artiesten en sporters in de loonbelasting en als daaruit blijkt dat er een reden is sneller in te grijpen (dan over de evaluatie over 2 jaar) dan zal dit niet nagelaten worden. Problemen in relatie tot sjoemelen met de kosten en de nettogage worden samen met Van der Ploeg aangepakt. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over diverse concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 17. | Er is 11 mei 2001 een brief met aanpassingsvoorstellen aan de Kamers gestuurd (Kamerstukken II, 26 727, nr. 127); 17 mei 2001 is besluit gepubliceerd. |
76. 2000–2001 | Toegezegd is dat de Staatssecretaris van Financiën uitzoekt hoe momenteel de methode van inning van de accijns op tabaksproducten zich verhoudt tot die voor alcoholhoudende dranken en minerale brandstoffen. | Minister van VWS tijdens de openbare behandeling op 31 mei 2001 van het voorstel van wet tot wijziging van de Tabakswet Handelingen II 2000/01, 26 472 (zie ook brief van de Minister van VWS van 5 juni 2001 (Kamerstukken II 26 472, nr. 27). | Notitie betreffende de inning van de accijns op tabaksproducten is 4 juli 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II, 26 472, nr. 28). |
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1995–1996 | Bereid om aan het verzoek van de heer Reitsma tegemoet te komen om na 3 jaar te bezien of de f 163 mln lastenverlichting voor de agrarische sector daadwerkelijk aan deze sector ten goede is gekomen. | Staatssecretaris tijdens debat op 14 november 1995 inzake het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet op de ib, lb en rvk (MKB), Handelingen II 1995/96, 24 423, blz. 1792. | De notitie landbouw en fiscus zal in de tweede helft van 2001 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
2. 1996–1997 | Voorkomen moet worden dat er onnodige administratieve lasten ontstaan in de uitvoeringspraktijk van bijvoorbeeld artikel 10a. Er zal een praktische en pragmatische aanpak worden gekozen. Dit punt zal meegenomen worden als de hele uitvoeringspraktijk van de «fiscale infrastructuur» onder de loep genomen wordt. | Staatssecretaris tijdens debat op 10 oktober 1996, inzake wetsvoorstel 24 696, Handelingen II 1996/97, blz. 694. | Er zijn nog onvoldoende aangiften binnen om evaluatie af te ronden. |
3. 1996–1997 | De evaluatie van het wetsvoorstel «fiscale infrastructuur» zal plaatsvinden over drie à vier jaar waarbij de gang van zaken in de praktijk gevolgd zal worden. Indien er eerder gegevens beschikbaar zijn zullen die aan de Kamer gemeld worden, daarbij wordt de kapitaalsbelasting betrokken. | Staatssecretaris tijdens debat op 10 oktober 1996, inzake wetsvoorstel 24 696, Handelingen II 1996/97, blz. 695, 697. | Er zijn nog onvoldoende aangiften binnen om evaluatie af te ronden. |
4. 1997–1998 | Op verzoek van B.M. de Vries zal de Staatssecretaris de Tweede Kamer een toetsingsschema doen toekomen voor de Nederlandse inzet bij onderhandelingen over de totstandkoming van een bilateraal belastingverdrag. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg op 18 juni 1998 met vaste Commissie voor Financiën over de notitie «Uitgangspunten van het beleid op het terrein van internationaal fiscaal (verdragen)recht» Kamerstukken II 1997/98, 25 087, nr.4. | In overleg verschoven naar 2002. |
5. 1998–1999 | Er wordt onderzocht of de Tante-Agaathregeling voldoende tot haar recht komt. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg met vaste Commissie voor Financiën inzake het rapport «Een duwtje in de rug» op 29 oktober 1998, Kamerstukken II 1998/99, 26 200 IXB, nr. 12, van de werkgroep evaluatie en herziening fiscale tegemoetkomingen en faciliteiten voor ondernemers. | Rapportage zal in de tweede helft van 2001 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
6. 1999–2000 | De nieuwe regeling BTW-vrijstelling van beleggingsgoud zal over twee jaren worden geëvalueerd waarbij zal worden bezien of het onderscheid beleggingsgoud (BTW-vrijstelling) versus consumptief goud (algemeen tarief) werkt in de praktijk. | Staatssecretaris tijdens behandeling van het wetsvoorstel BTW op (beleggingsgoud) in TK op 15 september 1999. Handelingen II 1999/00, 26 467, blz. 5944 & 5945. | Evaluatie voorzien voor 2002. Veranderingen in de regelgeving. |
7. 1999–2000 | Inzake het ziekenfonds voor zelfstandigen is aangegeven dat Financiën bij de invoeringswet heeft gekeken naar overgangstermijnen. Financiën komt hierop terug als dit aan de orde wordt gesteld in de Eerste Kamer. | Staatssecretaris op 14 december 1999 tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (26 800) bij de behandeling van het Belastingplan 2000 in de EK. Handelingen I 1999/00, 26 820, blz. 395 | De overgangstermijnen ter zake van het ziekenfonds voor zelfstandigen worden momenteel bezien door het ministerie van Financiën. |
8. 1999–2000 | In reactie op Vendrik de opbrengsten monitoren van de f 450 mln. van de nieuwe vermogensrendementsheffing. | Staatssecretaris op 27 januari tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de Tweede Kamer. Handelingen II 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 42, blz. 3191. | Wordt meegenomen als onderdeel van de in beginsel in 2003 uit te voeren evaluatie rendementsheffing. |
9. 1999–2000 | Toegezegd is dat de aandacht op het punt van verschoningsrecht van notarissen zal worden versterkt. | Staatssecretaris op 27 januari tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de Tweede Kamer. Handelingen II 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 42, blz. 3246. | In voorbereiding; overleg met justitie en KNB is gaande. |
10. 1999–2000 | Toegezegd is in het kader van de normale evaluatie van de wet, de bredere afweging van de wet, ook te kijken naar alles wat te maken heeft met het oudedagsdossier. | Staatssecretaris op 27 januari tijdens de behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en Wetsvoorstel Invoeringswet Wet IB 2001 in de Tweede Kamer. Handelingen II 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 42, blz. 3247. | Zal te zijner tijd in een algemene evaluatie worden meegenomen. |
11. 1999–2000 | Naar aanleiding van een vraag van Platvoet is toegezegd in 2001 de Staten-Generaal over het onderwerp fiscaliteit en co-ouderschap te informeren. | Schriftelijke antwoorden op 9 mei 2000 tijdens behandeling van het wetsvoorstel Wet IB 2001 en invoeringswet Wet IB 2001 in de Eerste Kamer. Handelingen I 1999/00, 26 727 + 26 728, nr. 27, blz. 1300. | In voorbereiding. |
12. 2000–2001 | In de brede context fiscaliteit en co-ouderschap krijgt de Kamer in het voorjaar 2001 een nadere afweging, eventueel met voorstellen. De variant in de buitengewone lastensfeer zullen wij hierin meenemen. | Minister tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 21. | In voorbereiding. |
13. 1999–2000 | Overleg met buurlanden inzake accijnsverhoging n.a.v. verworpen motie Vendrik: «Ik zie de termijn iets verder weg, maar in deze kabinetsperiode zal de regering het overleg zeker openen met de regeringen van Duitsland , België en Luxemburg (red: over gemeenschappelijk aanpak variabilisering autokosten).» | Minister tijdens behandeling ontwikkeling brandstofprijzen op 30 mei 2000. Handelingen II 1999/00, blz. 5262. | Afhankelijk van internationale ontwikkelingen. |
14. 2000–2001 | In voorjaar Kamer notitie voorleggen over stavaza fiscaliteit en e-commerce. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg op 11 oktober 2000 over diverse BTW-onderwerpen 27 222, nr. 2. | De Tweede Kamer is op de hoogte gebracht van het feit dat dit in 2001 niet meer zal plaatsvinden. |
15. 2000–2001 | Is bereid het overleg met de minister van landbouw, naast de opschoning van de fiscale regelgeving, ook te doen uitstrekken naar de BTW-heffing van de landbouwsector. | Staatssecretaris tijdens algemeen overleg op 11 oktober 2000 over diverse BTW-onderwerpen 27 222, nr. 2. | De notitie Landbouw en fiscus zal in de tweede helft van 2001 aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
16. 2000–2001 | Toegezegd is om naar de doorschuiffaciliteit te kijken en te bezien of de beperkende voorwaarde van drie jaar de meest gelukkige manier is om dit geheel beheersbaar te houden. Nogmaals in het kader van het MKB komt de doorschuifregeling ter sprake waar aangegeven wordt dat «wij» bereid moeten zijn om naar verdere verbeteringen te kijken. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van het ondernemerspakket op 8 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 209, blz. 1559. Staatssecretaris tijdens de behandeling van het ondernemerspakket op 8 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 209, blz. 1567. Gevraagde inventarisatie nog niet afgerond, maar Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk over resultaten geïnformeerd. | Gevraagde inventarisatie nog niet afgerond, maar Tweede Kamer wordt zo spoedig mogelijk over resultaten geïnformeerd. |
17. 2000–2001 | Aan het CBS zal worden gevraagd wat thans het voornemen is mbt de registratie van de (ontwikkelingen van de) vermogensverhoudingen, ook in het licht van de invoering van de forfaitaire rendementsheffing. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II, 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 24. | In voorbereiding. |
18. 2000–2001 | Nogmaals de toezegging dat in de eerste helft van het volgend jaar de Kamer een uitgebreide notitie te doen toekomen over landbouw en fiscus. In voorjaar 2001 notitie Agrarische sector en fiscus. Staatssecretaris tijdens de behandeling van het ondernemerspakket op 8 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 209, blz. 1557. | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II, 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 45. | De notitie landbouw en fiscus is als gevolg van gewijzigde prioriteiten doorgeschoven naar de tweede helft van 2001. |
19. 2000–2001 | Onder IB2001 inhoudelijke continuering Besluit 24-02-1997 (DB97/806M) inzake hypothecaire zekerheid indirecte Agaathleningen (verzoek NAJK). | Staatssecretaris tijdens het Wetgevingsoverleg Tariefwet 2001 en Belastingplan 2001, 20 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 415 en 27 431, blz. 49. | In voorbereiding. |
20. 2000–2001 | Toegezegd is voor medio 2001 beleid te publiceren aangaande het gebruikelijkheidscriterium transacties met betrekking tot wat wel of niet gebruikelijk is. | Staatssecretaris tijdens de behandeling van wijziging wet IB 2001, invoeringswet wet IB 2001, Veegwet e.a. 22 november 2000. Handelingen II 2000/01, blz. 2145. | Aangekondigd in besluit RTB/ 2001/1378. |
21. 2000–2001 | Aan Pronk zal worden gevraagd om bij zijn toegezegde brief aan TK over o.a. rapport CE, dat gaat over brandstoffen (incl laagzwavelige diesel), ook de zelfstandige milieueffecten mee te nemen. | Staatssecretaris tijdens het plenair debat o.m. Veegwet, 23 november 2000. Handelingen II 2000/01, 27 466, blz. 2185. | Is opgenomen in rapport CE dat op korte termijn naar de TK zal worden gezonden. |
22. 2000–2001 | Wat betreft de buitenlandse regeling kinderopvang moeten nog nadere afspraken worden gemaakt over hoe de toets zal plaatsvinden Er moeten algemene regels worden geformuleerd. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over div. concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 20. | Ontwikkelingen in de praktijk worden gevolgd of nadere regelgeving nodig is. |
23. 2000–2001 | Toegezegd is de Kamer te informeren over de afspraken die met de branche gemaakt worden tijdens de overgangsperiode van 2 jaar waarin belastingplichtigen kunnen bijsparen voor hun pensioen. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over div. concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 20. | In voorbereiding. |
24. 2000–2001 | Toegezegd is in het kader van de discussie rondom het vierde deel van het Belastingplan 2000 dat het rangschikkingsbesluit veranderd zal moeten worden. Dat zal nog aan de Kamer worden gezonden. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over div. concept-AMvB's en ministeriële regelingen i.v.m. de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 21. | In voorbereiding. |
25. 2000–2001 | Toegezegd is schriftelijk in te gaan op de vraag van Giskes als je fiscaal partnerschap ent op analogie met gehuwden dat je moeilijk kunt volhouden dat fiscale partners een halfjaar met elkaar moeten samenwonen. | Staatssecretaris tijdens het wetgevingsoverleg over div. concept-AMvB's en ministeriële regelingen ivm de belastingherziening 2001 op 11 december 2000. Handelingen II 2000/01, 26 727, nr. 125, blz. 25. | In voorbereiding. |
26. 2000–2001 | In relatie tot de biobrandstoffen (zie moties Hofstra en Crone) is toegezegd dat bij het belastingplan en de AFB een plaatje zal worden gepresenteerd met daarin de precieze omvang va de vrijstelling (incl. de kosteneffectiviteit). | Staatssecretaris tijdens het voortgezet algemeen overleg over accijnsvrijstelling biobrandstoffen op 22 mei 2001. Handelingen II 2000/01, 27 400 IX-B, nr. 77, blz. 4981. | Uitwerking accijnsfaciliteit voor experimenten is in voorbereiding. |
Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1 Moties waarvan de uitvoering is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 2000–2001 | De Graaf c.s. verzoekt de regering om bij Najaarsnota uit de dan beschikbare ruimte zoveel mogelijk middelen vrij te maken t.b.v. in elk geval de doeleinden: EHS en andere natuurontwikkeling, monumentenzorg schoolgebouwen en inventaris, ICT, Gigaport. | Kamerstukken II 2000/01, 27 400, nr. 3. | Gerealiseerd bij Najaarsnota. (Kamerstukken II 2000/01, 27 503, nr. 1). Er is naast andere uitgavenverhogingen bij NJN EUR 272,3 mln extra uitgetrokken voor de door de Kamer bij APB genoemde doeleinden. |
2. 1998–1999 | Van Middelkoop en De Graaf Verzoeken de regering om, al dan niet bij gelegenheid van de eerstkomende IGC te bevorderen dat het Europees Bureau voor fraudeonderzoek een ten opzichte van de Europese instellingen geheel zelfstandige positie krijgt. | Kamerstukken II 1999/00, 21 501-20 en 26 580, nr. 88, d.d. 9 juni 1999. | IGC-onderhandelingen zijn afgerond; het doel om het Europees Bureau voor fraudeonderzoek (OLAF) een geheel zelfstandige positie te geven is daarbij niet verwezenlijkt. |
Onderdeel A.2 Moties waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1997–1998 | Van der Vlies Nodigt de regering uit tot een fundamentele bezinning op de aard en begrenzing van de overheidstaak en verzoekt de regering hierover een notitie aan de Kamer voor te leggen. | Kamerstukken II 1997/98, 25 600, nr. 26. | In voorbereiding. |
2. 1997–1998 | Witteveen en Van Walsem Verzoeken de regering een voorstel voor te bereiden om de gewenste duidelijkheid m.b.t. taken en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer vast te leggen. | Kamerstukken II 1997/98, 25 080, nr. 19. | Discussie is gaande. Kamerstukken II 1995/97 t/m 1999/00, 24 479. |
3. 1998–1999 | De Hoop Scheffer, De Graaf, Timmermans, Van Middelkoop, Rosenmöller Verzoeken de regering initiatieven te nemen voor uitbreiding van de bevoegdheden van de nationale rekenkamers van de lidstaten in samenhang met en in eventuele aanvulling op de Eur. Rek. | Kamerstukken II 1997/98, 21 501-20 en 26 580, nr. 86, d.d. 9 juni 1999. | Nat. Traject 8e wijziging Comptabiliteitswet ingediend d.d. 2 januari 2001 (Kamerstukken II, 27 571). |
4. 1999–2000 | Vendrik, De Haan, Van Walsem Verzoeken de regering de wetgeving, waarin taken en bevoegdheden van de Algemene Rekenkamer inzake de controle van Europese geldstromen worden geregeld, met grote voortvarendheid ter hand te nemen. | Kamerstukken II 1999/00, 24 479, nr.8, d.d. 23 november 1999. | 8e wijziging Comptabiliteitswet ingediend d.d. 2 januari 2001 (Kamerstukken II, 27 571). |
5. 2000–2001 | Bakker c.s verzoekt voor de jaren 2001 en daarna EUR 1,8 mln extra aan lokale omroep en EUR 6,5 mln aan regionale omroepen toe te kennen via Gemeente- respectievelijk Provinciefonds en de Kamer uiterlijk bij Voorjaarsnota 2001 te berichten hoe dit wordt gerealiseerd. | Kamerstukken II 2000/01, 27 764, nr. 4. | Motie is door de Kamer omgezet in een amendement. |
6. 2000–2001 | Crone c.s. verzoekt de regering om nadere afspraken te maken met de gemeenten over verbetering van de modelverordening waarop scholen en gemeenten zich richten, teneinde de kwaliteit van schoolgebouwen te verbeteren. | Kamerstukken II 2000/01, 27 503, nr. 4. | Loopt mee in onderwijshuisvestingsplan. |
Door bewindslieden gedane toezeggingen
Onderdeel B.1 Toezeggingen waarvan de uitvoering is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1998–1999 | De uitkomsten van het gesprek met de Nederlandse Vereniging van banken over de transparantie van het in rekening brengen van kosten en banken zullen aan de Tweede Kamer bericht worden. | Minister tijdens de behandeling van de Najaarsnota 1998, d.d. 16 december 1998. | Nagekomen in Nota betalingsverkeer (Kamerstukken II 2000/01, 27 863, nr. 1). |
2. 1998–1999 | De uitkomsten van het gesprek met de Nederlandse Vereniging van Banken over de transparantie van het in rekening brengen van kosten banken zullen aan de Tweede Kamer bericht worden. | Minister tijdens de behandeling van de Najaarsnota 1998, d.d. 16 december 1998. | Nagekomen in Nota betalingsverkeer (Kamerstukken II 2000/01, 27 863, nr. 1). |
3. 1998–1999 | De Minister zegt toe de Kamer een notitie te sturen over het toezicht op holdings van financiële conglomeraten. | Minister tijdens algemeen overleg over de nota institutionele vormgeving van toezicht op de financiële marktsector. (Kamerstukken II 1998/99, 26 466, nr. 1). | Nagekomen in Nota toezicht op financiële conglomeraten juli 2000 (Kamerstukken II 1999/00, 27 241, nr. 1). |
4. 1998–1999 | De Minister heeft aangegeven meer eenheid in suppletore wetten te willen aanbrengen. | Minister tijdens de behandeling van de Najaarsnota 1998, d.d. 16 december 1998. | Standpunt meegedeeld in Voortgangsbrief VBTB d.d. 28 mei 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 26 573). |
5. 1998–1999 | Notitie over de afwegingscriteria voor het gebruik van financiële instrumenten. | Voortgangsrapportage PPS, maart 1999. | Samen met Voortgangsrapportage PPS december 2000 naar TK verstuurd. |
6. 1998–1999 | De Minister zegt een notitie aan de Kamer toe waarin de voor- en nadelen worden afgewogen van een normering van het overheidsaandeel op max. 0,75 procentpunt per jaar door DNB. | Minister tijdens behandeling van de Voorjaarsnota op 23 juni 1999 (Handelingen II 1998/99, blz. 5288). | Nagekomen bij brief van 1 september 1999, Kamerstukken II 1998/99, 26 500, nr. 14. |
7. 1999–2000 | In de tussenrapportage zal teruggekomen worden op de ministeriële bevoegdheden die per Europese subsidieregeling geregeld moet worden. | Minister tijdens overleg met de vaste cie. voor Rijksuitgaven op 8 september 1999 (Kamerstukken II 1999/00, 26 541 en 26 627 nr. 60, blz. 6). | Bevoegdheden worden geregeld in wet TES. Voorstel ingediend op 2 januari 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 27 572). |
8. 1999–2000 | De Minister zal na de komende vergadering van de Interim Committee de Kamer op de hoogte stellen van de consequenties van de uitkomsten van de onderzoekingen voor het door het IMF uitbetalen van eerder aan de Russische federatie toegezegde leningen. | Minister tijdens algemeen overleg met de vaste cie. voor BuiZa op 15 september 1999 (Kamerstukken II 1999/00 26 234 en 26 800 IXB nr.8). | Rapport na verslag jaarvergadering vertrouwelijk gedeponeerd bij griffie vaste cie. |
9. 1998–1999 | De suggestie van de Algemene Rekenkamer in overweging nemen om met de verhoudingsgetallen uit de evaluatie van het CPB betreffende de faciliteiten in de loon- en kapitaalsfeer «iets te doen op de begroting» | Minister tijdens algemeen overleg met vaste cie. voor Financiën over de departementale financiële verantwoording 1998 op 16 september 1999. | Verwezen wordt naar CPB-publicatie: Memorandum nr. 13. |
10. 1999–2000 | De Minister zal de Studiegroep Begrotingsruimte verzoeken zich te buigen over de integrale invoering van een baten-lastenstelsel. | Minister tijdens algemeen financiële beschouwingen op 14 december 1999 (Handelingen I 1999/00, blz. 363). | Is gebeurd. Adviesaanvraag voor Studiegroep Begrotingsruimte is op 15 november 2000 naar Tweede Kamer gestuurd (niet als Kamerstuk gepubliceerd). |
11. 2000–2001 | Minister zegt toe om de taakopdracht voor de Studiegroep Begrotingsruimte met de commissie van Financiën te bespreken alvorens het kabinet deze definitief vaststelt. | Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2000/01, nr.8, blz. 503). | Taakopdracht van de Studiegroep, alsmede beleidsgroep, is op 15 november 2000 naar Tweede Kamer gestuurd (niet als Kamerstuk gepubliceerd). |
12. 2000–2001 | Minister zegt toe de voorzitter van de Studiegroep Begrotingsruimte op de hoogte te stellen van de wens van de Kamer om bij de thema's van de studiegroep verschillende varianten te laten zien. | Minister tijdens overleg Najaarsnota. (Handelingen II 2000/01, nr. 35). | De Minister heeft de voorzitter van de Studiegroep Begrotingsruimte hiervan op de hoogte gesteld. |
13. 2000–2001 | Minister zegt toe dat de Kamer wordt geïnformeerd over een eventueel kabinetsbesluit tot een storting in het Dierengezondheidsfonds in verband met de BSE. | Minister tijdens overleg Najaarsnota. (Handelingen II 2000/2001, nr. 35, blz. 2882). | Kamer is in brief (21 501-16/24 668/nr. 279) nader door de minister van LNV geïnformeerd. |
14. 2000–2001 | Minister zegt toe om in overleg met de VNG de knelpunten op het gebeid van de buitenkant van de scholen te inventariseren en oplossingen daarvoor te bedenken en kijken wat er op het gebeid van verdeelmaatstaven zou kunnen worden gedaan. | Minister tijdens overleg Najaarsnota. (Handelingen II 2000/01, nr. 35, blz. 2885). | Het door OCW,BZK,FIN,VNG en Rfv geschreven rapport «Lokaal Verdeeld», met daarin 3 nieuwe maatstaven voor de verdeling van onderwijshuisvestingsgelden in het gemeentefonds, is in de Kamer besproken en aangenomen. |
15. 2000–2001 | Minister zegt toe om de Kamer in januari te informeren over de bevindingen van het gesprek met de coalitie over de voorbereidingen van de begroting 2002. | Minister tijdens overleg Najaarsnota. (Handelingen II 2000/01, nr. 35, blz. 2890). | Dit heeft gestalte gekregen in de Voorjaarsnota 2001. |
16. 2000–2001 | Minister zegt toe schriftelijk antwoord te geven op de vraag naar onderuitputting bij de bodemsanering Zuid-Holland. | Minister tijdens overleg Najaarsnota (Handelingen II 2000/01, nr. 35). | Minister heeft met brief d.d. 5 januari 2001 schriftelijk antwoord gegeven (Kamerstukken II 2000/01, 27 503, nr. 6). |
17. 2000–2001 | Opnemen van meerjarenramingen belastinguitgaven in Miljoenennota 2001 en vergelijking opnemen tussen raming en realisatie in de financiële verantwoording IXB over 2000. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen (Miljoenennota 2001, bijl. 4 en fin. verantwoording IXB 2001, par. 6.2). |
18. 2000–2001 | Opnemen van personele gegevens in begroting en financiële verantwoording. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen (zie ontwerpbegroting IXB 2001 Kamerstukken 2000/01, 27 400, blz, 50 e.v.). |
19. 2000–2001 | In de financiële verantwoording IXB over 2000 samenvatting opnemen van uitkomsten van onderzoek SPAK en overige onderzoeken naar effecten van belastinguitgaven. | Ministers tijdens algemeenoverleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen (zie financiële verantwoording IXB 2000, Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 20, blz. 42 e.v). |
20. 2000–2001 | FES-wet regelen via aanpassing 7e wijziging CW. | Ministers tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen. |
21. 2000–2001 | Verstrekken meerjarenramingen belastingontvangsten. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen (zie Miljoenennota 2001, Kamerstukken II 2000/01, 27 800, nr. 1, blz. 121). |
22. 2000–2001 | Systematisch volgen van ombuigingen en intensiveringen. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen (zie Financieel Jaarverslag van het Rijk, Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 20, blz. 19 e.v.). |
23. 2000–2001 | Concrete resultaten PPS-doelstellingen laten zien. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financien over de financiële verantwoordingen IXB over 1999 op 7 juni 2000. | Nagekomen (zie financiële verantwoording IXB 2000, 27 700, nr. 20, blz. 19 e.v.). |
24. 2000–2001 | Evaluatie exportkredietverzekering. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXB over 1999 op 7 juni 2000. | In oktober 2000 is evaluatie naar Tweede Kamer gestuurd, Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 16. |
25. 2000–2001 | Aangeven van een tijdschema bij geoperationaliseerde doelstellingen van het beleidsartikel Financiële Markten. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de voorbeeldbegrotingen IXA en IXB op 6 september 2000. | Zie begroting IXB 2002. |
26. 2000–2001 | De Tweede Kamer z.s.m. de was-wordt-tabel toesturen. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de voorbeeldbegrotingen IXA en IXB op 6 september 2000. | Brief aan TK d.d. 28 september 2000. |
27. 2000–2001 | Vragen over de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer worden schriftelijk beantwoord. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de voorbeeldbegrotingen IXA en IXB op 6 september 2000. | Brief aan Tweede Kamer d.d. 28 september 2000. |
28. 2000–2001 | De begroting van Financiën van een begrippenlijst voorzien. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de voorbeeldbegrotingen IXA en IXB op 6 september 2000. | Nagekomen (ontwerp-begroting 2002). |
29. 2000–2001 | Vragen over de achterblijvende controles bij Domeinen worden schriftelijk beantwoord. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | Brief aan Tweede Kamer d.d. 14 juni 2001. |
30. 2000–2001 | Vragen over de arbeidsdeelname van allochtonen in de lagere salarisschalen bij de Belastingdienst wordt schriftelijk beantwoord. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | Brief aan Tweede Kamer d.d. 14 juni 2001. |
31. 2000–2001 | Vraag over de stijgende arbeidsproductiviteit en de dalende volumeproductiviteit in relatie met de stijgende apparaatuitgaven in de Belastingdienst wordt schriftelijk beantwoord. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | Brief aan Tweede Kamer d.d. 14 juni 2001. |
32. 2000–2001 | In de financiële verantwoording zal een paraaf worden gepresenteerd over de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | Nagekomen. |
33. 2000–2001 | De Kamer zal rond de komende jaarwisseling een eerste evaluatie van VBTB ontvangen. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor de Rijksuitgaven over de nota van dummy tot begroting op 21 februari 2001. | Brief aan Tweede Kamer d.d. 28 mei 2001. (Kamerstukken II 26 573 nr. 65). |
34. 2000–2001 | Opstellen van evaluatieschema voor de belastinguitgaven in de Miljoenennota. Tevens moeten er doelstellingen voor de belastinguitgaven komen. | Minister tijdens algemeen overleg met de vaste cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | E.e.a. heeft in de Miljoenennota 2002 gestalte gekregen. |
35. 2000–2001 | De wet financiering decentrale overheden (FIDO) zal v.w.b. de publieke taakopvatting van de gemeentelijke kredietbanken pas in werking treden nadat er discussie met gemeenten en Kamer is geweest. | Minister tijdens behandeling wet FIDO op 31 augustus 2000 (Handelingen II 2000/01, blz. 6264). | Gerealiseerd in de Regeling ontheffing gemeentelijke kredietbanken en nazorgfondsen (Staatscourant 28 december 2000, nr. 251, blz. 16). |
36. 2000–2001 | In de rapportage die voor december 2000 gepland is, zal een aparte beschouwing gewijd worden aan de rol van lokale overheden bij PPS. | Minister tijdens behandeling wet FIDO op 31 augustus 2000 (Handelingen II 2000/01, blz. 6265). | Samen met Voortgangsrapportage PPS jan. 2001 naar Tweede Kamer verstuurd. |
37. 2000–2001 | Als bij wet wordt toegestaan dat de gemeentelijke kredietbank commerciële dienstverlening mag doen, dan moet ze voldoen aan de eisen van de WTK en aan het toezicht van DNB. Dit wordt nader onderzocht en gerapporteerd in een verslag. | Minister tijdens behandeling wet FIDO op 31 augustus 2000 (Handelingen II 2000/01, blz. 6277). | Nagekomen. (Kamerstukken II 2000/01 26 906 nr. 14). Gemeentelijke kredietbanken mogen niet aan commerciële dienstverlening doen. Uitbreiding definitie sociaal krediet. |
38. 2000–2001 | Minister zegt toe dat de regering met een reactie komt op het door de SER uit te brengen advies over de verruiming van mogelijkheden voor aandeelhouders en werknemers om te kunnen ingrijpen bij slecht functionerende commissarissen. | Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen. (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 506). | Reactie aan Tweede Kamer verzonden op 9 februari 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 25 732 nr. 18). |
39. 2000–2001 | Minister zegt toe om in de Miljoenennota 2002 wat additionele informatie te verschaffen waarin nog wat subtielere onderscheidingen worden gemaakt tussen beleidsintensiveringen en uitgavenverhogingen. | Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen. (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 530). | E.e.a. heeft gestalte gekregen in de Miljoenennota 2002. |
40. 2000–2001 | Minister zegt de toe de kas/transverschillen bij de inkomsten toe te lichten. | Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 497). | Opgenomen in Miljoenennota 2002, bijl. 3. |
41. 2000–2001 | Het maken van een vergelijking met omringende landen voor wat betreft het financieringsbeleid, onder andere rentetarieven. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB op 6 september 2000. | Nagekomen in Evaluatie financieringsbeleid (Kamerstukken II 27 606, nr. 1); vergelijking wordt voortaan tevens opgenomen in begroting IXA (Nationale Schuld). |
42. 2000–2001 | De Minister zal de Kamer schriftelijk rapporteren over art.2 leden 2 en 3 van wetsvoorstel financiering decentrale overheden. | Minister tijdens behandeling wetsvoorstel financieringen decentrale overheden op 12 december 2000 (Handelingen I 2000/01, blz. 502). | Gerealiseerd (Kamerstukken II 2000/01, 26 906, nr. 3d). |
43. 2000–2001 | De Minister zal aan de Kamer een concepttaakopdracht voor de studiegroep Begrotingsruimte voorleggen. | Minister tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen op 4 oktober 2000. (Handelingen II 2000/01, blz. 527). | Is op 19 juni 2001 aan de Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2000/01, 27 805, nr. 1). |
44. 2000–2001 | Minister zegt toe informatie te verschaffen over hoe overschotproblematiek bij werknemersfondsen zou kunnen worden aangepakt. | Debat Jaarverslag van het Rijk (Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 93). | Zie Miljoenennota 2002 (box «De exploitatie en vermogensvoorschotten van de sociale fondsen»). |
45. 2000–2001 | De Minister is bereid de Europese dimensie te betrekken bij een brief als basis voor een nader overleg over de invoering van de euro. Hij zal schriftelijk informatie geven over grensoverschrijdend betalingsverkeer. | Minister tijdens overleg met de alg. cie. Europ. Zaken en vaste cie. voor Financiën op 26 april 2001 over verslag en agenda Ecofin. (Kamerstukken II 2000/01, 21 501-07 nr. 322, blz. 5). | Is meegenomen in Nota betalingsverkeer (Kamerstukken II 2000/01 27 863, nr. 1). |
46. 2000–2001 | Minister zegt toe om de verkenningen op de diverse terreinen breed uit te voeren zodat ze van toegevoegde waarde kunnen zijn voor de op te stellen verkiezingsprogramma's van alle politieke partijen. | Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 506/507). | Publicatie van de Verkenningen is eind augustus/ begin september geschied. |
47. 2000–2001 | Minister zegt toe de Kamer te informeren over uitvoering Stabiliteitspact in andere landen. | Debat Jaarverslag van het Rijk (Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 93). | Op 3 juli 2001 is een brief naar de Kamer verstuurd waarin een nauwkeurig beeld is gegeven van de ontwikkelingen in de Euro- landen. |
Onderdeel B.2 Toezeggingen waarvan de uitvoering nog niet is afgerond | |||
Vergaderjaar | Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van zaken/Planning |
1. 1985–1986 | Nagaan of het mogelijk is om ontwerpen van Koninklijke Besluiten (AMVB) die voortvloeien uit wetswijzigingen mee te sturen met de wetsvoorstellen. | Staatssecretaris van Financiën tijdens debat in de Tweede Kamer op 11 september 1986 inzake belastingvoorstellen 19 559 en 19 562 (Handelingen II 1985/86, blz. 5902). | Verwezen wordt naar de memorie van antwoord bij het wetsvoorstel tot aanscherping van sancties (Kamerstukken II 19 489, nr. 5, blz. 13). |
2. 1998–1999 | De Minister zegt toe de Kamer een notitie te doen toekomen over de problematiek van garantieverleningen. | Minister tijdens algemeen overleg met de Commissie Rijksuitgaven en Financiën op 22 maart 1999 (Kamerstukken II 1998/99, 25 945, nr. 5). | In voorbereiding. |
3. 1998–1999 | De beurs is al een eind gevorderd met een gedegen analyse van de primaire markt, ook in internationaal verband. De Minister zegt toe het resultaat daarvan aan de Kamer toe te sturen. | Minister tijdens overleg met de vaste cie. voor Financiën op 31 maart 1999 over de integriteit van de financiële sector (Kamerstukken II 1998/99, 25 830, nr. 8, blz. 5). | In voorbereiding, onderzoek is nog niet afgerond. |
4. 1998–1999 | De Minister zegt het beleggen via internet nader te bezien. | Behandeling integriteitnota 1 april 1998. | De Tweede Kamer wordt in 2001 geïnformeerd over het gebruik van internet in de financiële sector. In deze rapportage wordt aandacht besteed aan beleggen via internet. |
5. 1998–1999 | Het overleg met DNB en STE over het toezicht op afwikkelsystemen is in een afrondende fase: de Minister hoopt de Kamer hierover nog voor de zomer te kunnen informeren. Wetgeving zal nodig zijn. | Minister tijdens overleg met de vaste cie. voor Financiën d.d. 31-3-99 over de integriteit van de financiële sector. (Kamerstukken II 1998/99, 25 830, nr. 8, blz. 8). | In voorbereiding. Tweede Kamer is in april 2001 over de voortgang geïnformeerd (Kamerstukken II 2000/01, 27 400 IXB, nr. 28). |
6. 1998–1999 | De Minister is bereid de bevoegdheden van de AR t.a.v. DNB verwoord in art. 59 lid 3 en 4 van de Comptabiliteitswet, opnieuw te bezien. | Minister tijdens behandeling van de Bankwet op 14 april 1999. (Handelingen II 1998/99, blz. 4139). | Eventuele noodzaak herziening wet wordt beoordeeld bij een komende aanpassing van de Comptabiliteitswet. |
7. 1999–2000 | De Minister zegt toe dat er in het evaluatieonderzoek dat uitgevoerd gaat worden door het Center for Applied Research aandacht besteed gaat worden aan bijzondere groepen als bejaarden en allochtonen. | Minister tijdens behandeling wijziging WABB (25 507 + 26 531) op 20 december 1999 (Handelingen I 1999/00, blz. 434). | Onderzoek wordt momenteel uitgevoerd. |
8. 1999–2000 | 1,5 jaar na invoering art. 16 WABB zal er een evaluatie plaatsvinden. De volgende wijziging zal dan d.m.v. voorhangprocedure en KB plaatsvinden. | Minister tijdens behandeling wijziging WABB ( 25 507 + 26 531) op 18 november 1999 (Handelingen II 1999/00, blz. 1848). | Onderzoek wordt momenteel uitgevoerd. |
9. 1999–2000 | De Minister zal volgend jaar met een nota komen waarin bekeken wordt wat er op het gebeid van toezicht in bemiddeling van financiële diensten zou moeten worden gebeuren. Een sectoroverstijgende benadering dus. | Minister tijdens behandeling wijziging WABB (25 507 + 26 531) op 18 november 1999 (Handelingen II 1999/00, blz. 1849). | Nota zal in najaar 2001 aan de Tweede Kamer worden verzonden. |
10. 1999–2000 | De Minister zal dhr Boorsma een overzicht verstrekken van de verkoop van deelnemingen en een antwoord geven op de vraag welke invloed daarvan is uitgegaan op de schuldquote. | Minister tijdens algemeen financiële beschouwingen op 14 december 1999 (Handelingen I 1999/00, blz. 389). | In voorbereiding. |
11. 2000–2001 | Samen met de Minister van Volkshuisvesting zal de Kamer een notitie krijgen over een regeling in de sfeer van volkshuisvesting gebaseerd op mogelijke overeenkomsten van de FIDO. | Minister tijdens behandeling wet FIDO op 31 augustus 2000 (Handelingen II 2000/01, blz. 6265). | In voorbereiding. |
12. 2000–2001 | De Minister zegt toe te zullen nagaan of nadere informatie over de huidige vermogens- en liquiditeitspositie voor het jaar 2000 van RWT's beschikbaar is. | Minister tijdens overleg over de algemene strekking van rapport AR inzake vermogensvorming bij instellingen op afstand (Kamerstukken II 2000/01, 27 066, nr. 3, blz. 5). | Gegevens over 2000 zijn niet beschikbaar. Ihkv het wetsvoorstel inzake het geïntegreerd middelenbeheer mogelijk dat i.h.k.v. door de AR te verrichten onderzoek naar RWT's in 2002 alsnog over 2000 gegevens beschikbaar komen. |
13. 2000–2001 | Minister zegt toe een wetsvoorstel in te dienen om de topsalarissen in het bedrijfsleven openbaar te maken. | Minister tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen. (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 506). | Wordt op korte termijn verzonden aan de Tweede Kamer. |
14. 2000–2001 | Minister zegt toe om in de Miljoenennota 2002 met een operationele paragraaf te komen over de invoering van een baten–lastenstelsel bij de Rijksoverheid. | Minister zegt toe de positie van het FES en in een baten-lastenstelsel nader te verkennen. Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 504). | De beleidsgroep Begrotingsstelsel, die onderzoek doet naar de invoering van een baten-lastenstelsel binnen de rijksoverheid zal in de zomer 2001 haar rapport publiceren. In de Miljoenennota 2002 komt de regeling met een standpunt over dit rapport. |
15. 2000–2001 | Minister zegt toe de Kamer bij Voorjaarsnota op de hoogte te stellen van de resultaten van een analyse naar de mogelijkheden om te komen tot een meer algemene systematiek voor excessieve koers en prijsstijging en -dalingen. | Minister tijdens overleg Najaarsnota (Handelingen II 2000/01, nr. 35, blz. 2889). | In voorbereiding. |
16. 2000–2001 | Verbetering van de ramingen van de benzineaccijns. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | In voorbereiding. |
17. 2000–2001 | De voortgang van ombuigingen uit het regeerakkoord voortaan opnemen in het jaarverslag van het Rijk. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | In voorbereiding. |
18. 2000–2001 | Nagaan in hoeverre er sprake is geweest van ruilvoetnadeel. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | In voorbereiding. |
19. 2000–2001 | Bezien wordt in overleg met SZW of de koopkrachtontwikkeling in het sociaal jaarverslag kan worden opgenomen. | Minister tijdens algemeen overleg met de cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | In voorbereiding. |
20. 2000–2001 | De Tweede Kamer een notitie sturen over milieudrukcompensatie. | Minister tijdens algemeen overleg met de vaste cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | In voorbereiding. |
21. 2000–2001 | In de financiële verantwoording zal voortaan meer uitgebreid gerapporteerd worden over de schuldkwijtschelding van EKI. | Minister tijdens algemeen overleg met de vaste cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | Zal gebeuren in financiële verantwoording 2002. |
22. 2000–2001 | In hoeverre is verantwoordelijkheid mogelijk over het bereiken van nevendoelstellingen van belastingontvangsten. | Minister tijdens algemeen overleg met de vaste cie. voor Financiën over de financiële verantwoordingen IXA en IXB over 2000 op 7 juni 2001. | Zie begroting 2001. |
23. 2000–2001 | Er moet een algemeen systeem worden gezocht voor schade bij Defensie door excessieve prijsstijgingen. De Kamer zal bij Voorjaarsnota worden bericht of een oplossing is gevonden. | Minister tijdens debat over de Najaarsnota op 13 december 2000 (Handelingen II 2000/01, blz. 2888–2889). | Voor 2001 is een compensatiemechanisme afgesproken. Voor de lange termijn wordt nog gezocht naar een oplossing in het kader van de brede evaluatie van de loon- en prijsbijstellingssystematiek (zie Defensiebegroting 2002). |
24. 2000–2001 | De Minister zal de Kamer informeren over de uitkomsten van het gesprek met het kabinet en de coalitiepartners over de voorbereiding van de begroting 2002. | Minister tijdens debat over de Najaarsnota op 13 december 2000. (Handelingen II 2000/01, blz. 2890). | In voorbereiding. |
25. 2000–2001 | De Minister zegt de Kamer een notitie toe over de paradox tussen het betalen van grote premies en het al dan niet slagen van een fusie. | Minister tijdens behandeling van wetsvoorstel opneming in WTE van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten op 7 februari 2001 (Kamerstukken II 2000/01, blz. 6333). | In voorbereiding. |
26. 2000–2001 | De Minister zal samen met de STE een notitie over «de besloten kring» maken. Ook zal de Kamer snel bericht worden over het vrijstellingsregime. In de notitie zal duidelijk tot uitdrukking komen in wiens belang elke regeling is. | Minister tijdens behandeling van wetsvoorstel opneming in WTE van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten op 7 februari 2001 (Kamerstukken II 2000/01, blz. 3636). | In voorbereiding. |
27. 2000–2001 | De Minister zegt de Kamer een notitie inzake financiering van het toezicht toe. | Minister tijdens behandeling van wetsvoorstel opneming in WTE van bepalingen betreffende openbare biedingen op effecten op 7 februari 2001 (Kamerstukken II 2000/01, blz. 3637). | In voorbereiding. |
28. 2000–2001 | Er komt voor de zomer een algemene notitie over het beheer met een beschrijving per deelnemer. De Minister zegt een categorisering toe van mogelijke instrumenten van de overheid zoals subsidievoorwaarden, statuten of de rol als aandeelhouder. | Minister tijdens overleg met de vaste cie. voor Financiën en EZ over het beleid t.a.v. commissarissen van overheidswege op 10 april 2001 (Kamerstukken II 2000/01, 22 064 nr. 6). | Wordt meegenomen in Nota Deelnemingenbeleid die na de zomer aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. |
29. 2000–2001 | De Minister bereidt een notitie voor over pensioenen in Europese context. | Minister tijdens overleg met de alg. cie. Europese Zaken en vaste cie. voor Financiën op 26 april 2001 over verslag en agenda Ecofin (Kamerstukken II 2000/01, 21 501-07, nr. 322, blz. 5). | In voorbereiding. |
30. 2000–2001 | De Minister zegt een notitie toe over de effecten op de euro-dollarkoers van een mogelijke omwisseling van contant geld in dollars voorafgaand aan de chartale invoering van de euro op 1 januari 2002. | Minister tijdens overleg met de vaste cie. voor Financiën op 26 juni 2001. | Zal na het zomerreces naar de Kamer worden gestuurd. |
31. 2000–2001 | Minister zegt toe dat voortaan standaard in de Miljoenennota de aansluiting wordt gegeven van tekort naar schuld en van inkomstenmeevaller naar tekort. Voorts zal de relatie het vervolg niet alleen meer in % BBP maar ook in guldens worden gepresenteerd. | Minister tijdens Algemene Financiële Beschouwingen (Handelingen II 2000/01, nr. 8, blz. 496). | In voorbereiding. |
32. 2000–2001 | De Staatssecretaris zal voor 1 april 2001 terugkomen op de heroverweging v/d verkopen v/d agrarische domeinen | Algemeen overleg op 18 mei 2001. | Bij brief van 11 april 2001 is de nakoming uitgesteld (Kamerstukken II 1999/00, 24 490, nr. 15). |
33. 2000–2001 | Minister zegt toe om reële groeicijfers van de uitgaven op te nemen. | Debat Jaarverslag van het Rijk Tweede Kamer der Staten- Generaal, vergaderjaar 2000–2001, 27 700, nr. 93. | Zal in Jaarverslag 2001 worden opgenomen. |
34. 2000–2001 | Minister zegt notitie toe over ZBO- en derdeninformatie voor zover het gaat om geld en prestaties. | Debat Jaarverslag van het Rijk Tweede Kamer der Staten- Generaal, vergaderjaar 2000/01, 27 700, nr. 93. | Wordt meegenomen in komende tussenrapportage VBTB. |
35. 2000–2001 | Minister zegt toe zijn visie te geven op instellen informatieplicht RWT's en toezicht op RWT's . | Debat Jaarverslag van het Rijk (Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 93). | Wordt betrokken bij wetsontwerp Kaderwet ZBO's. |
36. 2000–2001 | De Kamer verzoekt de regering te onderzoeken hoe kan worden vormgegeven dat de afzonderlijke ministers inzicht geven in de wijze waarop derden hebben bijgedragen aan aan de gestelde doelen. Tevens verzoekt de Kamer de regering hier uiterlijk bij de volgende jaarrapportage VBTB over te rappoteren. | Debat Jaarverslag van het Rijk (Kamerstukken II 2000/01, 27 700, nr. 93). | Wordt meegenomen in komende tussenrapportage VBTB. |
AAW | Algemene Arbeidsongeschiktheids Wet |
ABP | Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds |
ACS-Landen | Landen in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan |
AfDB | Afrikaanse Ontwikkelingsbank |
AfDF | Afrikaanse Ontwikkelingsfonds |
ALN | Algemene Loterij Nederland |
ARGI | Aandacht voor risicobeheersing, gegevensbeveiliging en integriteit |
AsDB | Aziatische Ontwikkelingsbank |
AsDF | Aziatische Ontwikkelingsfonds |
AWB | Algemene Wet Bestuursrecht |
BBP | Bruto Binnenlands Product |
BC MOT | Begeleidingscommissie melding ongebruikelijke transacties |
BF | Bijzondere Financiering |
BIS | Bank for International Settlements |
BRK | Belastingregeling voor het Koninkrijk |
BTW | Belasting toegevoegde waarde |
BZK | Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties |
CBF | Comprehensive Development Framework |
CFAT | Caribbean Financial Action Taskforce |
CW | Comptabiliteitswet |
DNB | De Nederlandsche Bank |
EBRD | Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling |
ECD | Economische Controledienst |
EDP | Electronic Data Processing |
EIA | Energie-investeringsaftrek |
EIB | Europese Investeringsbank |
EKI | Exportkredietverzekering- en investeringen |
EKV | Exportkredietverzekering |
EMU | Europese Monetaire Unie |
EU | Europese Unie |
EZ | Economische Zaken |
FATF | Financial Action Task Force on money laundering |
FIOD | Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst |
FIX | Fiscale kwaliteitsindex |
FMO | Financierings-Maatschappij voor Ontwikkelingslanden |
FSO | Fonds voor Speciale Operaties |
FP | Financiële Perspectieven |
GCI | General Capital Increase |
GF | Gemeentefonds |
HIPC | Heavily indebted poor countries |
IB | Inkomstenbelasting |
IBO | Interdepartementaal Beleids Onderzoek |
IBRD | International Bank for Reconstruction and Development (Wereldbank) |
ICT | Informatie en Communicatietechnologie |
IDA | Internationale Ontwikkelingsassociatie |
IDB | Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank |
IFC | International Finance Corporation |
IFI | Internationale Financiële Instelling |
IH | Inkomensheffing |
IIC | Inter-Amerikaanse Investeringsmaatschappij |
IMF | Internationaal Monetaire Fonds |
IPO | Interprovinciaal Overleg |
ITO | Intensief toezicht en opsporing |
KC | Kenniscentrum PPS |
KNM | Koninklijke Nederlandse Munt |
LB | Loonbelasting |
LGO-landen | Landen en Gebieden Overzee |
LH | Loonheffing |
LNV | Landbouw, Natuurbeheer en Visserij |
MDW | Marktwerking, Deregulering en Wetgevingskwaliteit |
MENA | Middle East and North Africa |
MIF | Multilateraal Investerings Fonds |
MIGA | Multilateral Investment Agency |
MILH | Monitor Inkomsten uit Lokale Heffingen |
MKB | Midden- en kleinbedrijf |
NAVM | Nationaal Analysecentrum voor Valse Munten |
NCM | Nederlandsche Credietverzekeringmaatschappij |
NFE | Nationaal Forum voor de introductie van de euro |
NIL | Nationale Instantloterij |
NPL | Nationale Postcodeloterij |
OB | Omzetbelasting |
OC&W | Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen |
ODA | Official Development Assistance |
OESO | Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling |
OZB | Onroerend Zaak Belasting |
PF | Provinciefonds |
PIOFHA | Personeel, informatisering, organisatie, financiën, huisvesting en automatisering |
PPM | Regeling Particuliere Participatiemaatschappijen |
PPS | Publiek-private samenwerking |
PRGF | Poverty Reduction and Growth Facility |
RFT | Raad van Financiële Toezichthouders |
RGD | Rijksgebouwendienst |
RHI | Regeling Herverzekering Investeringen |
RVR | Raad voor Vastgoed Rijksoverheid |
SDR | Special Drawing Rights |
SENS | Stichting Exploitatie Nederlandse Staatsloterij |
SFP | Stichting Fondsenpromoties |
SNS | Stichting de Nationale Sporttotalisator |
STE | Stichting Toezicht Effectenverkeer |
SUFATK | Stichting Uitvoeringsorgaan Financiële Akties |
SZW | Sociale Zaken en Werkgelegenheid |
TK | Tweede Kamer |
USD | United States Dollars |
V&W | Verkeer en Waterstaat |
VBTB | Van beleidsbegroting tot beleidsverantwoording |
VNG | Vereniging voor Nederlandse Gemeenten |
Vpb | Vennootschapsbelasting |
VROM | Volshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer |
VWS | Volksgezondheid, Welzijn en Sport |
Wabb | Wet assurantiebemiddelingsbedrijf |
WAKO | Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen |
WB | Wereldbank |
Wck | Wet consumentenkrediet |
Wif | Wet indentificatie bij financiële dienstverlening |
WOII | Tweede Wereldoorlog |
WOZ | Wet waardering onroerende zaken |
WTO | Wereldhandelsorganisatie |
ZBO | Zelfstandig Bestuursorgaan |
Het in een vroegtijdig stadium verwerven van vastgoed, zodat het Rijk deze relatief goedkoop in zijn bezit krijgt en zijn publieke doelen tijdig kan realiseren.
Kengetal van de Belastingdienst waarmee in de vorm van een indexcijfer de relatie tussen de ontwikkeling in het productievolume en de personeelsbezetting wordt uitgedrukt.
Het onderhouden en versterken van de bereidheid van belastingplichtigen tot nakoming van de wettelijke verplichtingen.
Fondsen die zachte leningen verstrekken aan de armste landen: dit zijn leningen met een zeer lange looptijd, lange aflossingsvrije periode en een zeer lage rente.
Het besturen van een onderneming, het afleggen van verantwoording daarover en de verdeling van de verschillende daarvoor relevante bevoegdheden over de organen van de onderneming.
De kans dat de controle van bepaalde posten of doelgroepen leidt tot een potentieel correctieresultaat.
Enquêtes die jaarlijks onder de belastingplichtigen worden gehouden over de kwaliteit van de dienstverlening door de Belastingdienst.
Internationaal initiatief waarbij schuldverlichting wordt gegeven aan de armste landen met een zeer hoge (onhoudbare) schuldenlast (Heavily Indebted Poor Countries).
Het administratief afboeken van een belastingvordering als deze niet inbaar blijkt te zijn.
Het openlijk verzamelen van volmachten van aandeelhouders van een vennootschap om deze aandeelhouders op een aandeelhoudersvergadering te vertegenwoordigen en daar hun stemrechten uit te oefenen (volmachtverwerving).
Stemmen bij volmacht.
Informatiepakket voor elke ingezetene van 6 jaar en ouder met informatie over de euro en een waardebon die recht geeft op een gratis setje euromunten (gratis eurokit).
Het geheel van maatregelen en activiteiten ter inning van uitstaande vorderingen in het kader van de exportkrediet- en investeringsverzekering.
Jaarlijks overzicht van de beleidsterreinen van en ontwikkelingen binnen de Europese Unie en de implicaties hiervan voor Nederland.
De veilingregeling bevat een voorziening om zoveel mogelijk te voorkomen dat de deelnemer aan de veiling voor een nieuwe concessie, die tot de beëindiging van de oude concessie de houder daarvan was, als deelnemer aan de veiling onevenredig voordeel uit zijn positie als houder van de oude concessie kan putten.
Kengetal van de Belastingdienst waarmee in de vorm van een indexcijfer de relatie tussen de ontwikkeling in het productievolume en de apparaatsuitgaven wordt uitgedrukt.