Inhoudsopgave | Blz. | |
A. | Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel | 2 |
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten) | 2 | |
Wetsartikel 2 (begrotingen baten-lastendiensten) | 2 | |
Wetsartikelen 4 en 5 | 2 | |
B. | De begrotingstoelichting | 4 |
1. | Leeswijzer | 4 |
2. | Het beleid | 8 |
2.1. | De beleidsagenda | 8 |
2.2. | De beleids- en niet-beleidsartikelen | 30 |
1: | Grondwet en democratie | 30 |
2: | Politie | 33 |
3: | Brandweer en Rampenbestrijding | 43 |
4: | Partners in veiligheid | 53 |
5: | Nationale Veiligheid | 62 |
6: | Functioneren Openbaar Bestuur | 65 |
7: | Informatiebeleid Openbare Sector | 73 |
8: | Integratie Minderheden | 82 |
9: | Grotestedenbeleid | 90 |
10: | Arbeidszaken overheid | 96 |
11: | Kwaliteit Rijksdienst | 104 |
12: | Algemeen | 112 |
13: | Nominaal en onvoorzien | 118 |
3. | De bedrijfsvoeringparagraaf | 119 |
4. | De baten-lastendiensten | 128 |
Baten-lastendienst ITO | 128 | |
Baten-lastendienst KLPD | 134 | |
Baten-lastendienst BPR | 144 | |
Baten-lastendienst CAS | 149 | |
Baten-lastendienst IVOP | 158 | |
5. | De verdiepingsbijlage | 166 |
5.1. | De opbouwtabellen | 166 |
5.2. | De uitsplitsing van budgetten | 192 |
6. | De personeelsbijlage | 195 |
7. | De bijlage moties en toezeggingen | 196 |
8. | De evaluatiebijlage | 265 |
9. | De burgemeestersbenoemingen | 298 |
10. | De overzichtsconstructie extra-comptabel overzicht grotestedenbeleid | 302 |
11. | De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden | 312 |
12. | De conversietabel | 331 |
A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET BEGROTINGSWETSVOORSTEL
Bij een begrotingswetsvoorstel wordt geen algemene toelichting opgenomen.
De beleidsinhoudelijke toelichting bij de begroting(sstaat) wordt opgenomen in onderdeel B van de memorie van toelichting (de begrotingstoelichting, zie hierna).
Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)
De begrotingen die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2002 vast te stellen.
Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor het jaar 2002. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota 2002.
Met de vaststelling van dit wetsartikel wordt de in de begrotingsstaat opgenomen begroting van de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).
Wetsartikel 2 (begrotingen baten-lastendiensten)
Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de in de begrotingsstaat opgenomen begrotingen van baten en lasten en van kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de baten-lastendiensten ITO, KLPD, BPR, CAS en IVOP voor het jaar 2002 vastgesteld. De in die begrotingen opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de baten-lastendiensten.
De bepalingen, opgenomen in de wetsartikelen 4 en 5 zijn noodzakelijk, omdat de Comptabiliteitswet 2001 (CW 2001) nog niet in werking is getreden. Deze wet, die de huidige Comptabiliteitswet zal gaan vervangen, is op 5-7-2001 bij de Tweede Kamer ingediend (kamerstukken II, 2000/2001, 27 849). In de CW 2001 zijn bepalingen opgenomen die ertoe moeten leiden dat de begrotingen een meer beleidsmatig karakter krijgen. Die bepalingen bevatten de kern uit het gedachtegoed van de Nota VBTB (Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording). De begrotingen worden daartoe opgebouwd uit voornamelijk beleidsartikelen. Om meer inzicht te geven in het beleid dat met de uitgetrokken gelden wordt nagestreefd, moet de toelichting bij de beleidsartikelen antwoord kunnen geven op de www-vragen: Wat wil de regering bereiken (doelstellingen), wat gaat zij daarvoor doen (inzet van instrumenten en te verrichten activiteiten/prestaties) en wat mag dat beleid kosten (zowel in termen van verplichtingen als van programma- en apparaatsuitgaven)?
Na overleg met de Tweede Kamer is besloten dat voor het eerst voor het begrotingsjaar 2002 de departementale begrotingen op deze nieuwe leest zouden worden geschoeid. Gelijktijdig zouden daartoe de noodzakelijke bepalingen van de CW gewijzigd worden. Het wetgevende proces om die wijzigingen door te voeren, neemt meer tijd in beslag dan was voorzien. Bij de begrotingsvoorbereiding 2002 is door alle departementen al van de VBTB-bepalingen uit ontwerp-CW 2001 uitgegaan. Teneinde geen onduidelijkheid te laten bestaan over de juridische basis van de begrotingsopzet 2002 wordt er thans voor gekozen om bij deze begrotingswet voor het jaar 2002 vooruit te lopen op de noodzakelijke wijzigingen in de CW. Daartoe worden in wetsartikel 4 een aantal bepalingen uit de huidige CW niet (meer) van toepassing verklaard op de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
In wetsartikel 5 worden vervolgens ter vervanging de relevante VBTB-bepalingen uit de CW 2001 opgenomen.
De bepalingen die op grond van wetsartikel 4 uit de huidige CW die komen te vervallen, luiden:
Artikel 5, eerste, derde, zesde en negende lid.
1. De ramingen van de verplichtingen en de uitgaven enerzijds en die van de ontvangsten anderzijds worden opgenomen in afzonderlijke begrotingsartikelen.
3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op de ramingen van de uitgaven en de ontvangsten die op grond van het bepaalde in artikel 23, vierde lid, in mindering zullen worden gebracht op ontvangsten, onderscheidenlijk op uitgaven.
6. Een begroting kan een begrotingsartikel «onvoorzien» en een begrotingsartikel «geheim» bevatten.
9. Ten behoeve van de verwerking van de gevolgen van de loon- en van de prijsontwikkeling bevat een begroting een administratief begrotingsartikel «loonbijstelling» en een administratief begrotingsartikel «prijsbijstelling».
De bepalingen in de leden 1 t/m 10 van wetsartikel 5 corresponderen met de volgende artikel(leden) uit de CW 2001. Voor een inhoudelijke toelichting bij de verschillende onderdelen wordt verwezen naar kamerstukken II, 2000/2001, 27 849.
Lid 1 = Artikel 2, lid 2.
Lid 2 = Artikel 4, lid 1.
Lid 3 = Artikel 5, lid 1.
Lid 4 = Artikel 5, lid 2.
Lid 5 = Artikel 5, lid 3.
Lid 6 = Artikel 6, lid 1.
Lid 7 = Artikel 6, lid 2.
Lid 8 = Artikel 6, lid 3.
Lid 9 = Artikel 6, lid 4.
Lid 10 = Artikel 6, lid 5.
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 25a, derde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K. G. de Vries
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid,
R. H. L. M. van Boxtel
In de nota Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording is het voornemen neergelegd te komen tot verbetering van de informatiewaarde en de toegankelijkheid van de ministeriële begrotings- en verantwoordingsstukken. Met de presentatie van de ontwerp-begroting 2002 wordt hier invulling aan gegeven. De kern van de nieuwe begroting bestaat uit de beleidsagenda en de artikelen. Voor de beleidsartikelen worden de drie w-vragen beantwoord: Wat wil de regering bereiken, wat gaat zij daarvoor doen en wat mag dat beleid kosten.
De begroting bestaat uit:
A. Artikelsgewijze toelichting bij het begrotingswetsvoorstel en
B. De begrotingstoelichting. Deze is uitgesplitst in de volgende onderdelen:
1. Leeswijzer
2. Het beleid
2.1. De beleidsagenda
2.2. De beleids- en niet-beleidsartikelen
3. De bedrijfsvoeringparagraaf
4. De baten-lastendiensten
5. De verdiepingsbijlage
5.1. De opbouwtabellen
5.2. De uitsplitsing van budgetten
6. De personeelsbijlage
7. De bijlage moties en toezeggingen
8. De evaluatiebijlage
9. De burgemeestersbenoemingen
10. De overzichtsconstructie Grotestedenbeleid
11. De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden
12. De conversietabel
Onderdeel B.2.2.: De artikelen bestaan uit elf beleidsartikelen en twee niet-beleidsartikelen.
De opbouw van een beleidsartikel is als volgt:
1. Algemene beleidsdoelstelling. Met tevens een samenvattende tabel van bijbehorende operationele doelen en prestatiegegevens en een samenvattende tabel van evaluaties 2002.
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
3. Budgettaire gevolgen van beleid
4. Budgetflexibiliteit
5. Veronderstellingen
6. Groeiparagraaf
In de brief aan de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (d.d. 27 september 2000, kenmerk FEZ2000/N89652) is een nadere invulling afgesproken van de opbouw van de begroting. Daarmee is ook – in overleg met de minister van Financiën – nader invulling gegeven aan de rijksbegrotingvoorschriften 2001. BZK heeft als volgt de begroting vormgegeven:
– In B.2.1. De beleidsagenda is een cijfermatig overzicht (tabel) opgenomen van de belangrijkste intensiveringen, geclusterd naar thema's. Vervolgens worden de thema's in die (logische) volgorde uitgewerkt.
– Voor ieder beleidsartikel is een strategisch doel geformuleerd. De beleidsartikelen hebben een artikelonderdeel «apparaat» en per operationele doelstelling een programmatisch artikelonderdeel. Daarmee heeft deze ontwerp-begroting meer dan de twee in de rijksbegrotingvoorschriften genoemde artikelonderdelen. Oogmerk van deze afwijking is het bieden aan de Staten-Generaal van meer en daardoor een helder inzicht in de koppeling tussen programmabudget en operationele doelstelling.
In totaal heeft de begroting van BZK 13 artikelen, bestaande uit 44 artikelonderdelen. De beleidsmatige relevante mutaties tussen de artikelonderdelen worden bij (suppletore) begrotingen aan de Tweede Kamer gemeld en financieel en inhoudelijk toegelicht in B.5. De verdiepingsbijlage.
– In de toelichting bij de beleidsartikelen wordt ingegaan op de ingezette beleidsinstrumenten. BZK heeft gekozen voor een uitsplitsing naar operationele doelen in plaats van uitsplitsing naar instrument, aangezien deze indeling beter aansluit bij de VBTB-systematiek (wat willen we bereiken?) dan de meer input gerichte vraag over inzet van instrumenten.
– In deze ontwerp-begroting zijn per beleidsartikel de voor 2002 relevante beleidsevaluaties genoemd. Apart toegevoegd onder B.8. De evaluatiebijlage is een totaaloverzicht van afgeronde, gaande en voorgenomen beleidsevaluaties. Daarmee wordt invulling gegeven aan de wens van de Staten-Generaal en van de Algemene Rekenkamer tot een meer systematisch inzicht in en gebruik van het evaluatie-instrument. De rijksbegrotingvoorschriften geven voor het evaluatieoverzicht geen aparte bijlage aan. Streven is om in de ontwerp-begroting 2003 het gehele evaluatieoverzicht te integreren in de beleidsartikelen. Thans zijn per artikel al wel de in 2002 te starten of tot resultaat te komen evaluaties in een tabel samengevat.
– De bijdragen van BZK aan een agentschap (voortaan baten-lastendienst geheten) worden op het desbetreffende begrotingsartikel verantwoord onder een operationeel doel (en niet onder de apparaatsuitgaven met uitzondering van IVOP).
De bijdrage aan de baten-lastendiensten is als volgt opgenomen bij de artikelen 2.3 (KLPD), 4.3 (ITO), 7.3 (CAS), 7.4 (BPR) en 10.1 (IVOP). In de begroting 2003 zal de bijdrage van BZK aan de baten-lastendiensten worden weergegeven bij de beleidsartikelen. Tevens zal worden gewerkt aan een nadere afstemming van de informatie bij de baten-lastenparagraaf en de beleidsartikelen.
– Bij de toedeling van de apparaatsbudgetten aan de beleidsartikelen is als uitgangspunt gehanteerd: het apparaatsbudget van een directie is toebedeeld aan het beleidsartikel waartoe ook de operationele doelen van de directie behoren. Indien deze over meerdere artikelen is verdeeld, is gekozen voor het artikel met het grootste budgettaire beslag. De staf van een directoraat-generaal is toegerekend aan het artikel met het grootste budgettaire beslag van dat directoraat-generaal. Het apparaatsbudget voor de centrale stafdiensten is geplaatst onder artikel 12.1.
– Daar waar geldt «kas=verplichting» – bijvoorbeeld bij apparaatsuitgaven – heeft de paragraaf budgetflexibiliteit geen toegevoegde waarde. In de desbetreffende gevallen is deze paragraaf niet ingevuld. Voorts blijkt dat naast juridische verplichtingen bestuurlijk aangegane verplichtingen van grote betekenis zijn voor (het gebrek aan) flexibiliteit van een budget.
– In deze ontwerp-begroting zijn twee overzichtsconstructies opgenomen (B.10. De overzichtsconstructie Grotestedenbeleid en B.11. De horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden). Daarin wordt informatie bijeengebracht van beleidsartikelen met een overeenkomstige doelstelling van verschillende begrotingen.
– Conversie («wordt-was» tabel): Onder B.12. is De conversietabel opgenomen. In deze tabel wordt de relatie gelegd tussen de nieuwe structuur (artikelen) en de oude structuur (artikelen). Ook de budgetten 2000 en 2001 zijn ter wille van de overzichtelijkheid voor de Staten-Generaal volgens deze «wordt-was» geconverteerd. Een deel van de apparaatsbudgetten van het directoraat-generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties wordt met ingang van de ontwerp-begroting 2002 geraamd op de begroting voor Koninkrijksrelaties (IV).
– Deze ontwerp-begroting kent B.5. De verdiepingsbijlage die per artikelonderdeel de verschillen casu quo mutaties bevat tussen de begroting 2001 en deze ontwerp-begroting. Daarmee heeft de Staten-Generaal ook op mutatieniveau inzicht. In deze verdiepingsbijlage is voorts een aantal majeure budgetten ter wille van de herkenbaarheid uitgelicht: de politiebegroting, een aantal ZBO's (waaronder het LSOP), een aantal grote IT-projecten. Het z.g. groot-project C2000 is opgenomen op het artikelonderdeel 4 van artikel 4 en daarmee eveneens apart inzichtelijk.
– B.3. De bedrijfsvoeringparagraaf in de ontwerp-begroting is vooral bedoeld is om «bijzonderheden» te melden. In deze ontwerp-begroting wordt – omdat het de eerste VBTB begroting is – toch wat uitgebreider stilgestaan bij de planning en control van het ministerie van BZK.
Per beleidsartikel zijn groeiparagrafen opgenomen. Bedoeling van deze paragrafen is om de volgende jaren casu quo ontwerp-begrotingen te komen tot nadere uitwerking van doelstellingen en bijbehorende prestatiegegevens. Dat past in het «groeimodel» van VBTB.
De doelstellingen en prestatiegegevens zullen in belangrijke mate bepaald en/of geconcretiseerd moèten worden op basis van het regeerakkoord 2002–2006. Dat betekent dat niet in de ontwerp-begroting 2002, maar in de ontwerp-begroting 2003 of 2004 doelstellingen/prestatiegegevens (pas) inhoudelijk goed kunnen worden ingevuld. Daarop vooruitlopend is in de ontwerp-begroting 2002 per beleidsartikel aandacht besteed aan groeimogelijkheden die los staan van het komende regeerakkoord. De algemene groei-ambities zijn:
– Verdere invulling van de paragraaf budgetflexibiliteit door enerzijds bij minder artikelen uit te gaan van de veronderstelling «kas=verplichting» en anderzijds zowel juridische als bestuurlijke verplichtingen inzichtelijk te maken.
– Verder integreren van de beleidsevaluatie-gegevens in het desbetreffende beleidsartikel. Voorts zal het beleidsevaluatie-overzicht in een geautomatiseerd databestand worden opgenomen, zodat voor de toekomst moderne (ICT-gestuurde) toepassingen kunnen worden ontwikkeld.
– Nastreven om daar waar BZK systeem- (en niet resultaat-) verantwoordelijk is, ook bijbehorende prestatieindicatoren te definiëren. En/of opnemen van kerngegevens en kengetallen die – hoewel BZK daarop beleidsmatig niet aanspreekbaar is – ter illustratie van het beleidsterrein of van de activiteiten kunnen dienen.
– Bij alle beleidsartikelen is als inspanningsverplichting aangegeven van welke concrete prestatiegegevens onderzocht wordt of zij in de ontwerp-begroting 2003 kunnen worden toegevoegd, en/of er kengetallen/kern gegevens die ter nadere illustratie kunnen dienen.
– Bij de prestatiegegevens waar mogelijk meer werken met grafieken, tabellen en andere presentatievormen.
– Borging van de informatie. Van de in deze ontwerp-begroting opgenomen prestatie-indicatoren is reeds een bronbeschrijving gemaakt. Deze is getoetst door de departementale accountantsdienst. Het legt vast van de prestatie-indicatoren: wat meet het gegeven, wat duidt de streefwaarde aan, wat zijn de meetmomenten, welke data worden daartoe gebruikt, wat is de bron van de data, wat zijn meetmomenten en verkrijgingwijze van deze data en hoe worden deze data en prestatiegegevens uiteindelijk vastgelegd, voor welke jaren. Deze bronbeschrijving zal in een geautomatiseerd bestand worden vastgelegd. Daarna zal een koppeling met andere bestanden worden onderzocht.
– Samenhang aangeven met het rijksbrede traject Eigentijds Begroten (verdere invoering baten-lastenstelsel).
Kiezen voor daadkracht en kwaliteit
In het voorbije jaar heeft de rol en de kwaliteit van de overheid in het maatschappelijke en politieke debat veel aandacht gekregen. Deze aandacht werd met name gevoed door twee ernstige rampen die ons land troffen: de vuurwerkramp in Enschede en de nieuwjaarsbrand in Volendam. Al deze – met name voor de direct getroffenen – verschrikkelijke gebeurtenissen, riepen vragen op over het presterend vermogen van de overheid. Is de overheid voldoende in staat om de samenleving voor dergelijke gebeurtenissen te behoeden? Handhaaft zij haar regels wel voldoende? En als zich dan toch een ramp voltrekt, wordt deze dan wel op de meest daadkrachtige wijze bestreden?
De aandacht voor de kwaliteit van de overheid kwam daarnaast voort uit de toenemende schaarste op de arbeidsmarkt. Met name in de sectoren zorg, onderwijs en veiligheid staat de personeelsvoorziening onder grote druk, hetgeen leidt tot vragen over de kwaliteit van de dienstverlening aan de burger. Is de overheid nog wel in staat voldoende en hoogwaardige zorg te garanderen? Blijft de kwaliteit van het onderwijs op peil? Zijn er voldoende agenten beschikbaar om orde en veiligheid te bewerkstelligen?
In de voor u liggende begroting geven wij aan, welke concrete (extra) maatregelen wij zullen treffen als antwoord op de hiervoor gestelde vragen. Alvorens daarop in te gaan zijn naar aanleiding van de toegenomen aandacht voor de kwaliteit van de overheid enkele meer fundamentele beschouwingen op hun plaats.
Allereerst willen wij wijzen op de verhouding tussen de verantwoordelijkheid van individuele burgers en groepen van burgers versus de verantwoordelijkheid van de overheid. Deze dienen met elkaar in balans te zijn. De rampen in Enschede en Volendam maken duidelijk, dat zowel overheid als burger hun maatschappelijke verantwoordelijkheid moeten nemen, teneinde de samenleving naar behoren te kunnen laten functioneren. Dat betekent concreet dat van burgers mag worden verwacht dat zij regels die zijn gesteld in het algemeen belang naleven. Omgekeerd mag van de overheid worden verwacht dat zij toeziet op de naleving van deze regels. Naarmate regels meer van vitaal belang zijn, dient de overheid hierbij dwingender te werk te gaan. Zo leidt het negeren van voorschriften op het vlak van veiligheid in onze complexe, «hooggekoppelde» samenleving al gauw tot onaanvaardbare risico's. Op dit vlak past dus een stringent handhavend optreden van de overheid.
Hierbij tekenen wij aan dat telkens ook een evenwicht zal moeten worden gevonden tussen de van de overheid gevraagde ambities enerzijds, en de kennis, ruimte en middelen waarover de overheid beschikt om die ambities waar te maken. De complexiteit van de samenleving maakt het moeilijker, ontwikkelingen in de samenleving goed en tijdig te voorspellen. Zo kunnen mondiale gebeurtenissen en nieuwe technologieën onverwachte maatschappelijke veranderingen veroorzaken, die om een tijdige reactie van de overheid vragen. Tegelijkertijd maakt dezelfde complexiteit het moeilijker consensus te bereiken over de te nemen maatregelen, daar steeds meer verschillende maatschappelijke belangen met elkaar moeten worden verzoend. Dit leidt ertoe dat niet iedereen tevreden kan worden gesteld. Belangrijk is dan ook dat de besluitvorming op een voor de burger transparante wijze plaatsvindt en dat de besluiten verantwoord worden.
Tot slot vergt de per definitie beperkte beschikbaarheid van middelen van de overheid het maken van keuzes. De middelen kunnen maar één maal worden gebruikt. Daarbij komt dat de burger in toenemende mate een aanspreekbare en dienstverlenende overheid vraagt. Dit stelt hoge eisen aan de overheid in termen van effectiviteit en efficiency. Het gaat erom de bestuurskracht van de onderscheiden overheden te vergroten. Meer dan in het verleden zal de bestuurlijke en vooral ook politieke aandacht voor de maatschappelijke problemen vanzelfsprekender moeten worden georganiseerd. In toenemende mate biedt de ICT mogelijkheden om die dienstverlening te vergroten, het openbaar bestuur toegankelijker te maken en de bedrijfsprocessen van de overheid efficiënter in te richten.
Cijferoverzicht beleidsprioriteiten
Onderstaand overzicht geeft per beleidsthema de intensiveringen weer die in deze ontwerp-begroting 2002 zijn opgenomen. In de volgorde van deze tabel worden de beleidsthema's toegelicht in deze beleidsagenda. In de beleidsartikelen vindt een nadere onderbouwing plaats aan de hand van de «www-vragen».
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 3 895 886 | 3 946 009 | 3 948 486 | 3 960 594 | 3 948 403 | ||
Nota van wijziging 2001 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/ | |||||||
Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 515 813 | 533 455 | 576 690 | 463 999 | 441 236 | ||
1. Dualisering en politieke partijen (artikel 6) | 2 632 | 6 762 | 5 173 | 4 538 | 4 901 | ||
2. Openbaar bestuur en ICT (artikel 7) | 9 076 | 15 882 | 4 538 | 4 538 | |||
3. Veiligheid rampenbestrijding (artikel 3) | 25 275 | 27 499 | 29 768 | 27 681 | 27 681 | ||
4. Veiligheid politie (artikel 2) | 94 478 | 151 382 | 148 706 | 150 974 | 152 154 | ||
5. Veiligheid ICT (artikel 4) | 50 143 | 70 877 | 98 655 | 1 546 | – 20 026 | ||
6. BVD (artikel 5) | 3 630 | 4 538 | 5 445 | 5 445 | |||
7. Wijkveiligheid (artikel 9) | 13 613 | 13 613 | 13 613 | ||||
8. Inburgering oudkomers (artikel 8) | 22 689 | 47 647 | 47 647 | 47 647 | 47 647 | ||
9. Kwaliteit rijksdienst (artikel 11) | 36 938 | 40 115 | 33 307 | 31 038 | 31 038 | ||
10. Aansluitbedrag overige mutaties | 260 969 | 156 048 | 190 745 | 190 592 | 192 396 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 4 061 685 | 4 421 682 | 4 489 447 | 4 535 159 | 4 434 576 | 4 399 622 | 4 423 278 |
1 Functioneren openbaar bestuur en politieke partijen
Het komende jaar vindt er een aantal verkiezingen plaats. Voor de verkiezingen van respectievelijk gemeenteraden (maart 2002), Tweede Kamer (mei 2002) en ook de Provinciale Staten (maart 2003) wordt een intensieve campagne gevoerd. Hoofddoelstelling van de campagne is de ongeveer twaalf miljoen kiesgerechtigden te informeren over de verkiezingen en het te bewegen tot het gebruikmaken van hun stemrecht. Specifieke doelgroepen zijn jongeren, allochtonen en mensen met weinig opleiding en lage inkomens. Voor de gehele campagne is een budget van circa € 3,6 mln beschikbaar.
Het beleid inzake dualisering van het gemeente- en provinciebestuur is neergelegd in het kabinetsstandpunt over het rapport van de Staatscommissie «Dualisme en lokale democratie». Dit beleid is deels vertaald in een aantal afzonderlijke wetsvoorstellen en deels in de Vernieuwingsimpuls «Dualisme en lokale democratie» (kamerstukken II, 2000/2001, 27 751). Het streven is er op gericht de wetsvoorstellen in 2002 in werking te laten treden.
De in de wetsvoorstellen dualisering gemeente- en provincie bestuur voorziene ontvlechting van het raadslidmaatschap en het wethouderschap respectievelijk het lidmaatschap van provinciale en gedeputeerde staten kunnen leiden tot kosten voor de gemeenten en de provincies die alsdan worden gecompenseerd. Het gaat om een structureel bedrag van € 14,975 mln per jaar ten behoeve van de dualisering van het gemeentebestuur en € 0,908 mln ten behoeve van de dualisering van het provinciebestuur. Deze bedragen zullen worden toegevoegd aan het gemeente- respectievelijk provinciefonds.
Doel van de wetsvoorstellen is om in navolging van het kabinetsstandpunt op het rapport van de Staatscommissie «Dualisme en lokale democratie» een zo groot mogelijke stap binnen het huidige grondwettelijke stelsel te doen om te komen tot dualisering van het gemeente- en provinciaalbestuur. Hiermee wordt de lokale democratie versterkt door een grotere transparantie van de besluitvorming en een betere politieke herkenbaarheid door de ontvlechting van college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad en van gedeputeerde staten en provinciale staten.
Tevens zijn in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) activiteiten opgezet om het draagvlak voor de wetswijzigingen te vergroten en gemeenten ervan bewust te maken dat een gedragsverandering essentieel is om daadwerkelijk dualistisch te gaan werken. Een vergelijkbaar programma van activiteiten wordt in overleg met het Inter Provinciaal Overleg ontwikkeld ten behoeve van de dualisering van het provinciebestuur.
Op 7 maart 2002 loopt de eerste fase van deze Vernieuwingsimpuls dualisme en lokale democratie af. Het is ook daarna wenselijk gemeenten en provincies te ondersteunen om niet alleen de organisatiestructuur maar ook de cultuur en de praktijk om te vormen. Dat wordt niet bereikt met wetgeving alleen. Begin 2002 zal besloten worden welke instrumenten van de Vernieuwingsimpuls behouden blijven. Het staat vast dat tot nu toe effectief gebleken instrumenten als website, helpdesk, de Vernieuwingsimpulskrant en de databank voor vernieuwende lokale initiatieven zullen worden voortgezet. De andere instrumenten worden begin 2002 geëvalueerd ten behoeve van de tweede fase van de Vernieuwingsimpuls (tot 2006 voor de gemeenten en tot 2007 voor de provincies).
Voor deze tweede fase is voor gemeenten tot en met 2006 € 0,91 mln beschikbaar en voor provincies tot en met 2007 € 0,14 mln per jaar beschikbaar. Hiermee zullen de gemeenten en provincies in staat worden gesteld de dualisering in te voeren en daarmee het democratisch gehalte en de transparantie van het besluitvormingsproces te versterken.
In opdracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is onderzoek verricht naar de bezoldigingssituatie van wethouders. Onderzocht is of het huidige bezoldigingsniveau van de wethoudersfunctie in de verschillende gemeentelijke categorieën passend is dan wel dat een bijstelling van de bezoldigingssystematiek is aangewezen.
De resultaten van het onderzoek bevestigen het beeld dat herwaardering van de wethoudersfunctie noodzakelijk is. Het kabinet heeft besloten de bezoldigingssystematiek voor wethouders te koppelen aan de bezoldigingstabel burgemeesters. Het wethouderssalaris wordt gesteld op het bedrag twee periodieken onder de eerste periodiek van de burgemeestersschaal. Voorts wordt voor deeltijdwethouders de tijdbestedingsnorm verhoogd. De kosten van het voorstel worden geraamd op € 13,6 mln. Over de financiering dient nog nader overleg met de VNG te worden gevoerd.
1.2 Transparantie en versterken financiële functie
Een belangrijk onderdeel bij het functioneren bij de gemeenten is de financiële functie. Doelstellingen daarbij zijn het versterken van het recht van de raad om te bepalen waaraan het geld wordt uitgegeven (budgetrecht), en het vergroten van de transparantie van de begroting en de daaraan ten grondslag liggende bestuurlijke processen. Tevens is het versterken van de normerende en controlerende functie van de raad van bijzonder belang.
Naast de desbetreffende wijzigingsvoorstellen voor het duale stelsel gaat het concreet om het uitbrengen van een scan voor bestuurlijke planning en control die de gemeenten als instrumenten voor zelfanalyse kunnen gebruiken. De comptabiliteitsvoorschriften zullen verder in de richting van het Burgerlijk Wetboek deel 2 worden aangescherpt. Met deze maatregelen wordt de transparantie van het financieel beleid en het democratisch toezicht daarop versterkt.
Met het oog op de versterking van de financiële functie is ook het in 2000 door het kabinet vastgestelde Plan van Aanpak Transparantie van belang. In dat plan is vastgelegd op welke wijze tot meer transparantie in de financiële verhouding tussen Rijk en gemeenten zal worden gekomen. Doel van het Plan van Aanpak is het genereren van een periodieke stroom van statistische beleidsinformatie die een beter gefundeerd oordeel over de uitkomsten van de normering en van de verdeling mogelijk maakt. Het Plan van Aanpak voorziet erin dat in het voorjaar van 2002 voor het eerst beleidsinformatie wordt opgeleverd, die met name benut kan worden in het kader van het bestuurlijk overleg over de uitkomst van de normering van het gemeentefonds. In het najaar van 2002 wordt dan opnieuw beleidsinformatie opgeleverd, die ondersteuning kan bieden bij het beoordelen van de verdeling van het gemeentefonds.
1.3 Versterken bestuurlijke samenwerking
Het functioneren van de overheid vraagt onophoudelijk om aandacht. Dat geldt voor het functioneren van de gemeente, de provincie en het Rijk. Voor burgers is het van belang dat overheden gezamenlijk, daadkrachtig en doeltreffend optreden. Om aan die verwachting te voldoen moeten steeds meer complexe vraagstukken in samenwerking tussen overheden worden opgelost. De onderlinge afhankelijkheid maakt samenwerking tussen overheden onvermijdelijk.
Samenwerking tussen overheden krijgt ondermeer gestalte in het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS). In het kader van dit akkoord worden bestaande, maar nog steeds actuele thema's als vitalisering platteland en jeugdbeleid besproken. Ook zijn nieuwe thema's, zoals bijvoorbeeld water(beheer), geagendeerd. Daarnaast is er in 2001 naar aanleiding van de gebeurtenissen in Enschede en Volendam ook in BANS-kader aandacht besteed aan veiligheid. Het BANS wordt dit jaar geëvalueerd. Deze evaluatie dient een verdere impuls te geven aan de samenwerking.
Het programma «ketenregie in het openbaar bestuur» moet leiden tot een betere aansluiting van overheidsinstanties op andere dienstverleners, zodat afnemers beter geholpen worden. In het kader van gebiedsgericht beleid wordt gewerkt aan een efficiëntere inzet van investeringsmiddelen op regionale schaal. Dit jaar wordt, in het kader van de ICES, overleg gevoerd over de landsdelige investeringsvoorstellen. Door middel van de regioconvenanten zal hier verder invulling aan worden gegeven.
Een ander element betreft de voorzetting van de verplichte samenwerking tussen gemeenten. De gemeenschappelijke regelingen op basis waarvan in zeven stedelijke gebieden regionale openbare lichamen zijn ingesteld lopen af in het jaar 2003. Voortzetting van de verplichte samenwerking in een aantal stedelijke gebieden op met name de fysieke beleidsterreinen is alleen mogelijk via een nieuwe wettelijke voorziening. Het is noodzakelijk dat de verworvenheden van de regionale samenwerking van de afgelopen jaren in deze gebieden geconsolideerd worden. Ook zullen er nieuwe impulsen aan deze samenwerking worden gegeven opdat ook in de toekomst een evenwichtige ontwikkeling van de stedelijke gebieden gegarandeerd is. In de beleidsnotitie «Bestuur in stedelijke gebieden» (maart 2001) is hiervoor nieuwe wetgeving aangekondigd. Deze wetgeving moet uiterlijk per 1 december 2002 in werking treden.
Per 1 januari 2002 zal wederom een aantal gemeenten zijn heringedeeld. Het aantal gemeenten in Nederland zal hiermee naar verwachting afnemen van 504 gemeenten per 1 januari 2001 naar 496 gemeenten op 1 januari 2002. Ook in 2002 zullen, ter versterking van de bestuurskracht van gemeenten, gemeentelijke herindelingen plaatsvinden. Er wordt in vervolg op de Stuurgroep krachtige gemeenten een analyse van maatschappelijke knelpunten gemaakt in een aantal nieuwe gebieden.
De kwaliteitsmonitor herindeling is in 2001 ontwikkeld en vervolgens uitgetest in een aantal proefgemeenten met als doel via een periodieke en systematische registratie van relevante gegevens inzicht te verkrijgen in effecten van herindeling en de kwaliteit van herindelingoperaties. In 2002 wordt deze monitor herindeling wederom in meerdere heringedeelde gemeenten toegepast. Mede op basis van de resultaten van deze kwaliteitsmonitor en het vervolg op de Stuurgroep krachtige gemeenten zal het herindelingsbeleid zonodig worden aangepast.
1.4 Wijziging Wet subsidiëring politieke partijen
Nog in 2001 zal het kabinet voorstellen presenteren om de Wet subsidiëring politieke partijen aan te passen. Voor een deel zal deze aanpassing bestaan uit een verscherping van de regels ter bevordering van de transparantie rond de financiering en sponsoring van politieke partijen. Tevens zal worden bezien of de door de politieke partijen verkregen subsidie besteed kan worden aan meerdere doelen (bijvoorbeeld aan informatieverschaffing aan niet-leden). Per 1 januari 2001 is het subsidiebedrag voor politieke partijen verhoogd met € 2,269 mln. In 2002 zal worden voorgesteld het subsidiebedrag nogmaals te verhogen met hetzelfde bedrag. Hiermee kan de subsidie aan politieke partijen wordenverdubbeld ten opzichte van het beschikbare bedrag in 2000. Met de ophoging wordt de functie van politieke partijen en daarmee de kwaliteit van de democratie versterkt.
Ook wordt bezien of de overheid naast landelijke vertegenwoordigende politieke partijen tevens regionale dan wel lokale politieke partijen moet ondersteunen.
Essentieel voor onze democratie is dat burgers en bedrijfsleven het recht op (mede)beslissing hebben. Dat komt tot uiting in het kiesrecht en vele vormen van inspraak voor de bestuurslagen. Legitimatie van de macht, transparantie van het openbaar bestuur en «het dichter bij de burger brengen van de politiek» keren regelmatig terug op de politieke agenda. Inzet van ICT kan het democratisch proces verbeteren en de kloof tussen kiezer en gekozene verkleinen. Met de toepassing van ICT is bijvoorbeeld ook interactieve beleidsvorming gemakkelijker te realiseren.
In deze informatiemaatschappij die zich snel ontwikkelt, wordt naast veiligheid in het fysieke domein ook veiligheid in het elektronische domein van steeds groter belang. Zo kunnen derden berichten die over internet verstuurd worden, kopiëren, lezen of onderscheppen, wijzigen en vervolgens weer doorsturen. Ook kunnen derden zich voordoen als iemand anders en op die manier niet gelegitimeerd toegang krijgen tot informatie, diensten en financiële middelen van de overheid. Dergelijke risico's moet de overheid kunnen uitsluiten.
Naast deze intrinsieke veiligheid wordt het ongestoord functioneren van de elektronische infrastructuur ook steeds belangrijker, omdat het presteren van de overheid en daarmee de kwaliteit van het openbaar bestuur hierdoor meer en meer wordt bepaald.
De beleidsintensiveringen in 2002 zullen zich met name op deze beide aspecten (kwaliteit van het functioneren van de overheid en veiligheid in het elektronisch domein) richten. Voor deze beleidsinvesteringen is in 2002 € 15,882 mln beschikbaar.
2.1 Elektronische dienstverlening en informatievoorziening
Het zou op langere termijn mogelijk moeten zijn dat burgers en bedrijven via Internet kunnen beschikken over voor hen van belang zijnde overheidsinformatie, alsmede dat 7 dagen per week 24 uur per dag met de overheid op elektronische, vraaggerichte wijze tot zaken gekomen kan worden. De doelstelling is om het mogelijk te maken dat eind 2002 een kwart van de overheidsdienstverlening elektronisch kan verlopen. Eind 2000 was dat voor gemiddeld 18% al het geval (Rijk inclusief ZBO's 32% en gemeenten 13%). Een randvoorwaarde aan het streven naar volledige elektronische dienstverlening is wel dat de burgers voor alle relevante diensten in principe het alternatief wordt geboden van een persoonlijke, fysieke dienstverlening.
2.2 Betrouwbaarheid en identiteit
In 2002 zal in versneld tempo worden gewerkt aan de voorbereiding van een Public Key Infrastructure (PKI). Doel van een PKI is het op betrouwbare wijze kunnen identificeren van personen en organisaties die elektronisch met elkaar communiceren en het daarmee vertrouwelijk versturen van berichten. Zeker moet zijn dat de boodschap onderweg op de elektronische snelweg niet van inhoud verandert of wordt afgetapt. Onderdeel daarvan is de elektronische handtekening. De intensivering betreft de medefinanciering van proeven en de opbouw van een kenniscentrum.
In het kader van de ontwikkeling van een nieuw reisdocument wordt onderzoek gedaan naar de haalbaarheid van invoering van een elektronische Nederlandse identiteitskaart (de eNIK-kaart). In 2002 zal grootschalig worden beproefd of en zo ja, hoe de Nederlandse identiteitskaart geschikt gemaakt kan worden voor elektronische identificatie. Onderzoek vindt ook plaats naar het biometrische kenmerk dat het meest geschikt is om in de reisdocumenten op te nemen. Beoogd wordt het terugdringen van zogenaamde «look-alike» fraude en het mogelijk maken van geautomatiseerde grenscontrole.
Daarnaast dient de overheid voor de uitvoering van uiteenlopende publiekrechtelijke taken te beschikken over juiste en volledige persoonsgegevens van burgers. Op verzoek van de Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid heeft een tijdelijke Adviescommissie Modernisering Gemeentelijke Basis Administratie en Persoonsgegevens (GBA) op 27 maart 2001 het advies «GBA in de Toekomst» uitgebracht over hoe het huidige GBA-stelsel op de toekomst kan worden voorbereid en hoe de GBA in dat kader gepositioneerd zou moeten worden binnen de toekomstige overheidsinformatie-infrastructuur.
De komende jaren staan in het teken van de implementatie van de voorstellen van de Commissie zowel in beleidsmatige, technische als in juridische zin. Conform het advies van de Commissie zal een migratietraject worden gevolgd over een periode van 8 tot 10 jaar waarbij gefaseerd wordt gekomen tot een op webtechnologie gebaseerd GBA-stelsel. Omdat een volledig on-line GBA eerst op middellange termijn gerealiseerd is, zal op de korte termijn een aantal maatregelen worden genomen om de grootste knelpunten binnen het huidige stelsel weg te nemen. Prioriteit daarbij heeft de ontwikkeling en inrichting van een landelijk raadpleegbare directory (LRD) op de GBA om tegemoet te komen aan de wens van bepaalde afnemers -zoals de politie – om direct en op ieder gewenst moment over de benodigde gegevens te kunnen beschikken waartoe zij rechtmatig toegang hebben. Ook dient op korte termijn een aanpassing in het datatransport van GBA-gegevens te worden aangebracht door vervanging van de huidige verouderde en niet voor internettoepassingen geschikte technologie door datacommunicatie op basis van Internet-Protocol (IP). In 2002 zal begonnen worden met het verwezenlijken van deze maatregelen voor de korte termijn, op basis van een nadere specificatie van de architectuur van het toekomstige GBA-stelsel.
Ter voorbereiding op het voorgenomen experiment dat bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten op 11 maart 2003 zal worden gehouden met kiezen op afstand (KOA), worden functionele ontwerpen gemaakt voor het landelijk raadpleegbaar kiezersregister en het zogenaamde virtuele stemlokaal. Een voorstel voor een tijdelijke wet die experimenten tijdens verkiezingen en eventueel ook referenda als bedoeld in de Tijdelijke referendumwet in 2003 mogelijk maakt, is om advies aan de Raad van State gezonden.
Het gebruik van een elektronische identiteitskaart ten behoeve van KOA wordt in 2001 beproefd zodat in 2002 schaduwverkiezingen en proeven kunnen worden georganiseerd om zo veel mogelijk elementen van KOA te testen.
Veiligheid is een basisvoorwaarde voor het functioneren van de samenleving en één van de belangrijke toetsstenen voor de kwaliteit van het bestaan. Van de overheid wordt verwacht dat zij voorziet in de behoefte aan openbare veiligheid, aan ordening en rust en aan de bescherming van leven, gezondheid en goederen tegen acute of dreigende aantastingen. Het beheersen van de criminaliteit en het verschaffen van veiligheid ervaart het kabinet als kerntaken van de overheid. Van direct belang voor de bestrijding van onveiligheid zijn een goed werkende politie, brandweer, organisatie van de rampenbestrijding en een adequaat optreden van het openbaar bestuur.
De vuurwerkramp in Enschede en andere rampen en zware ongevallen hebben duidelijk gemaakt dat veiligheid niet vanzelfsprekend is. Wederom is gebleken dat de organisatie van de rampenbestrijding versterking behoeft. Ook is het belang van het voorkomen van rampen en zware ongevallen eens te meer aangetoond. Maar wellicht de belangrijkste les is geweest dat regels maken niet een doel op zich is. Eenmaal opgestelde regels en beleid dienen door de overheid ook gehandhaafd te worden en de verantwoordelijken voor de naleving dienen daarop te worden aangesproken. De overheid heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de burger, maar geen exclusieve.
Het is daarbij van bijzonder belang dat het openbaar bestuur inzicht heeft in de feitelijke situaties van onveiligheid en de wijze waarop daarmee wordt omgegaan. Het kennis- en informatie niveau over veiligheid en de mate waarin de hulpverlenings- en gemeentelijke diensten zijn toegerust op het voorkomen, beperken en bestrijden van rampen en zware ongevallen moet worden verhoogd. Daarmee kan het openbaar bestuur integraal prioriteiten afwegen en beter op de naleving daarvan sturen. Het moet voor de burger transparant zijn welke keuzes met betrekking tot integraal vormgegeven veiligheid worden gemaakt. Deze keuzes zouden in een gemeentelijke integrale veiligheidsnota moeten worden vastgelegd, zodat daarover ook aan de burger verantwoording kan worden afgelegd.
3.1 Integraal veiligheidsbeleid
De primaire verantwoordelijkheid voor het bevorderen van veiligheid ligt op lokaal niveau, waar lokale partners waaronder overheidsdiensten, bedrijven en burgers onder de regie van de gemeente het veiligheidsbeleid vormgeven. Hoewel de recente rampen in Enschede en Volendam hebben aangetoond dat het van groot belang is dat een lokaal (integraal) veiligheidsbeleid wordt gevoerd is dat nog niet bij alle gemeenten het geval. Het Rijk zal gemeenten ondersteunen bij de ontwikkeling van een dergelijk lokaal integraal veiligheidsbeleid, onder meer door het beter organiseren en aanbieden van kennis en expertise op het terrein van de aanpak van veiligheidsvraagstukken en door het aanbieden van nieuwe bestuurlijke instrumenten, zoals bestuurlijke boeten. Daarnaast wordt een tijdelijke voorziening ingesteld die een extra impuls zal geven aan gemeenten om tot een integraal veiligheidsbeleid te komen. In het kader van de in het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp Enschede genoemde taskforce zal deze voorziening nader worden ingevuld. In deze taskforce werken gemeenten, provincies en Rijk samen om de vele aanbevelingen van de commissie onderzoek vuurwerkramp en de actiepunten uit het kabinetsstandpunt uit te werken en in te voeren. De actiepunten die uit het kabinetsstandpunt Volendam voortkomen zijn daaraan toegevoegd.
De door gemeenten op te stellen integrale veiligheidsnota is het ijkpunt van de gemeentelijke veiligheidsketen, als het gaat om de samenwerking binnen de gemeente, binnen de regio en over de grenzen. Daarin zou aandacht gegeven moeten worden aan toezichten handhavingvraagstukken. Meer dan nu het geval is, zullen gemeenten daarbij bewuste keuzen moeten maken en daadkrachtig moeten optreden; de gemeentebesturen zijn aanspreekbaar op de gemaakte keuzen. Nog lang niet overal in Nederland is dit het geval, onder meer omdat de slagkracht van vooral kleinere gemeenten beperkt is. Door onder meer samenwerking op het niveau van de veiligheidsregio kan deze slagkracht worden versterkt.
In het verlengde van het toezicht en handhaving door gemeenten ligt het toezien op afstand door provincies en Rijk. Ook deze bestuursorganen zullen de handschoen oppakken. Binnen de taskforce worden hierover afspraken gemaakt. Het moet klip en klaar zijn wie waarop aangesproken kan worden.
Onder meer vanuit het toezichtperspectief leveren ook de Inspectie Brandweerzorg en Rampenbestrijding en de Inspectie voor de Politie een bijdrage aan het handhaven dan wel vergroten van de veiligheid. Een goed functionerend en adequaat uitgerust toezichtbestel is essentieel om inhoud te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid inzake het (integrale) veiligheidsbeleid. Daartoe zal in 2002, doorlopend in 2003 de in het kabinetsstandpunt vuurwerkramp Enschede aangekondigde uitbreiding van de personele capaciteit van beide inspecties worden afgerond. Tevens zullen de inspecties dichter bij de ambtelijke leiding van het ministerie worden gepositioneerd, onder meer opdat de bestuurlijke en politieke aandacht voor de bevindingen en aanbevelingen van de inspecties gewaarborgd blijft.
3.2 Veiligheid en rampenbestrijding
Mede naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede heeft het kabinet aanvullende middelen ter beschikking gesteld. Het gaat daarbij om een bedrag oplopend tot € 27,681 mln in 2005. Voor de verbetering van de organisatie van de rampenbestrijding gaat het om de volgende aanwendingen.
Onder meer zijn financiën beschikbaar gesteld om het oefenen een prominentere plaats op de regionale en gemeentelijke agenda te geven. Iedere regio zal een meerjarig oefenbeleidsplan dienen op te stellen en uit te voeren. In de nabije toekomst zullen de provincies de beheersplannen mede toetsen op het oefenbeleid. Tevens zal de ontwikkeling en het gebruik van multidisciplinaire oefencentra door een stimuleringsregeling worden bevorderd.
Verder is het kabinet van mening dat de vrijblijvendheid ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding moet worden weggenomen. Ook de opschaling en multidisciplinaire coördinatie verdienen extra aandacht.
De provincies krijgen een meer initiërende rol dan tot op heden. Zij zullen onder andere de toetsing van de regionale beheersplannen op zichnemen. Met de commissarissen van de Koningin zal worden overlegd hoe aan de versterking van de toezichtsrol van de provincies met betrekking tot de voorbereiding van de rampenbestrijding nader invulling kan worden gegeven.
De eerstelijnsverantwoordelijkheid voor de rampenbestrijding blijft echter bij de gemeenten liggen. De bestuurlijke rapportages over het regionale beheersplan worden verplicht gesteld voor de regionale samenwerkingsverbanden, waardoor zowel de gemeenteraad als provinciale staten de middelen krijgen om hun controlerende taak op actievere wijze kunnen gaan vervullen.
Verder zullen, naar aanleiding van de aanbevelingen van de commissie Onderzoek Vuurwerkramp, de bestuurlijke en praktische ervaringen die personen en instanties de afgelopen jaren bij de bestrijding van rampen hebben opgedaan, worden gebundeld in een landelijke faciliteit. In deze faciliteit zal onder andere actuele kennis en ervaring op de diverse aspecten van fysieke veiligheid (met inbegrip van brandveiligheid) en de rampenbestrijding worden verzameld. Tevens zal een bijstandseenheid gericht op de zogenaamde «search and rescue» taken daarin organisatorisch worden ondergebracht.
De cafébrand in Volendam heeft de noodzaak laten zien van een versterking van het brandveiligheidsbewustzijn. De primaire verantwoordelijkheid voor brandveiligheid ligt bij ondernemers, terwijl ook individuele burgers een belangrijke rol hebben. Het Rijk neemt het initiatief tot een voorlichtingsprogramma ter vergroting van het veiligheidsbewustzijn van burgers, ondernemers, instellingen en bestuurders op het gebied van brandveiligheid. Meer algemeen ligt er een belangrijke taak bij de overheid en het bedrijfsleven om de samenleving goed te informeren over de mogelijke risico's. De burger moet de middelen hebben om toegang tot die informatie te krijgen. Voorts heeft het Rijk er bij de gemeentebesturen op aangedrongen om nog dit jaar een gemeentelijk actieprogramma brandveiligheid op te stellen onder meer om een inhaalslag te maken met de afgifte van gebruiksvergunningen. In het kader van het actieprogramma Handhaven op Niveau zullen best-practices voor de handhaving van brandveiligheid worden ontwikkeld, die de gemeenten ter beschikking zullen worden gesteld.
Daarenboven zal het Rijk stimuleren dat op regionaal niveau personeel en capaciteit beschikbaar komen om de gemeenten op het gebied van pro-actie en (brand)preventie van met name rampen en zware ongevallen naar behoren te ondersteunen. De uitbreiding is een aanvulling op hetgeen reeds is ingezet.
De ook door de commissie-Alders geconstateerde problemen van de geneeskundige hulpverlening zijn aanleiding voor een discussie over de bestuurlijke inbedding van de regio's. Met de zorgsector zal worden overlegd over de wijze waarop het GHOR-bestuur (Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen) de afstemming tussen de schakels binnen de geneeskundige keten kan bevorderen. Ook zullen met de zorgsector afspraken worden gemaakt over de deelname van ambulancediensten en ziekenhuizen aan de voorbereiding van de rampenbestrijding.
Daarenboven wordt voorzien in een kwaliteitsimpuls voor de GHOR-organisatie. Het gaat daarbij naast het uitbreiden van de organisatie om het versterken van het denken in pro-actieve en preventieve zin onder meer door kennisuitwisseling en het ontwikkelen van referentiekaders.
In de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 heeft het kabinet aangekondigd dat uiterlijk in 2003 een congruente indeling van de veiligheidsregio's gerealiseerd moet zijn. De noodzakelijkheid ervan is bevestigd in het eindrapport van de commissies Oosting naar aanleiding van de vuurwerkramp Enschede en het rapport van de Algemene Rekenkamer over de voorbereiding rampenbestrijding. Ook de commissie Alders heeft in haar eindrapport de noodzaak van een congruente regio-indeling krachtig onderstreept.
In de kabinetsreactie op het rapport van de commissie Alders is opgenomen, dat de Raad voor het openbaar bestuur zal worden verzocht te adviseren over de bestuurlijke inbedding van de veiligheidsregio's en – gegeven de bevindingen van de Algemene Rekenkamer in haar rapport over de rampenbestrijding – daarbij ook de schaalgrootte van de regio's te betrekken. Het advies zal niet eerder dan 2006 gevolgen kunnen hebben voor de bestuurlijke inbedding en grenzen van de veiligheidsregio's.
Het ingezette proces van territoriale congruentie zal dan ook volgens planning worden voortgezet. Een deel van de beschikbare middelen wordt aangewend voor het ondersteunen van de regio's bij het bereiken van territoriale congruentie.
In de beleidsnota Rampenbestrijding 2000–2004 is tevens aangegeven dat dit jaar de voortgang van het versterkingsproces van de organisatie van de rampenbestrijding wordt geëvalueerd. De evaluatie moet inzicht geven in de uitgaven van gemeenten in de kosten voor de brandweer, de geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen en de rampbestrijding in de periode 1999–2002. Tevens wordt onderzocht in hoeverre de huidige inspanningen van het Rijk en van gemeenten afdoende zijn om een adequate organisatie van de rampenbestrijding te realiseren en in stand te houden. Tot slot wordt getoetst of de huidige verdeling van rijksmiddelen is afgestemd op de gedifferentieerde spreiding van risico's over Nederland.
In het Regeerakkoord is een aantal kwantitatieve doelstellingen genoemd die betrekking hebben op de politiecapaciteit en de doelmatigheid van de politie. De ontwikkeling van de feitelijke sterkte van de politie, heeft zich de afgelopen tijd positief ontwikkeld. De conclusie is dan ook dat de kabinetsdoelstelling inzake de groei van de politiecapaciteit, nu als is gerealiseerd. Het kabinet heeft daarenboven besloten tot een extra impuls in de capaciteitsuitbreiding voor de Nederlandse politie.
Een generieke capaciteitsuitbreiding wordt gerealiseerd door de invoering van de optionele werktijdverlenging van 36 naar 38 uur per week. De CAO-Politie 2001–2003 maakt deze uitbreiding van 36 naar 38 uur per week mogelijk. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 96,500 mln beschikbaar.
Daarnaast wordt de bekostigingssystematiek van de politieregio's aangepast aan een aantal regiospecifieke omstandigheden (zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid van landsgrenzen, binnenwater en de geografische positie van de Waddeneilanden) die van invloed zijn op de werkdruk in de regio. In die specifieke gevallen zullen extra middelen aan de desbetreffende korpsen worden toegevoegd. In 2002 betreft het een bedrag van € 18,424 mln. Daarmee wordt tevens bereikt dat voor de korpsen Limburg Zuid en Gooi en Vechtstreek de negatieve effecten voortvloeiend uit de in 2001 vastgestelde bekostigingssystematiek worden beperkt.
Ook wordt de capaciteit inzake de bestrijding van de productie van en handel in synthetische drugs uitgebreid onder meer door de uitbreiding van de Unit Synthetische Drugs (USD). In totaal gaat het hierbij om een bedrag van € 6,081 mln, waarvan € 1,089 mln betrekking heeft op de uitbreiding van de USD.
Los van de extra capaciteitsuitbreiding waartoe het kabinet besloten heeft, is gebleken dat het aantal asielprocedures hoger uitvalt dan geraamd. Derhalve worden ook hiervoor extra middelen beschikbaar gesteld aan de politieregio's teneinde de taken van de politie die samenhangen met de opvang van asielzoekers adequaat vorm te geven. Voor 2002 gaat het om een bedrag van € 3,721 mln.
Met het oog op de omvang en kwaliteit van politie op de langere termijn zal in het bijzonder worden geïnvesteerd in het politieonderwijs. Een extra financiële impuls komt beschikbaar voor het Landelijk Selectie- en Opleidingsinstituut Politie (LSOP) voor het waarborgen van de instroom van voldoende nieuw politiepersoneel, de 2e fase van de balanssanering en het realiseren van de eerste fase van de herziening van het politieonderwijs, die in 2002 zijn beslag moet krijgen. Daarmee wordt geanticipeerd op de toekomstige, toenemende zogenaamde vervangingsvraag die optreedt als gevolg van de huidige leeftijdsopbouw bij de korpsen. Het LSOP zal daarmee in staat worden gesteld aan de toenemende opleidingsvraag te voldoen. In totaal gaat het in 2002 om € 22,689 mln.
In het convenant politie uit 1999 is opgenomen dat in 2002 een stelsel van prestatiebekostiging wordt ingevoerd. Dit stelsel beoogt de korpsen te stimuleren hun presteren op een zo hoog mogelijk niveau te brengen. In samenwerking met de korpsen wordt hieraan thans nader invulling gegeven om te komen tot toepasbare indicatoren. Voor deze prestatiebekostiging is in 2002 een bedrag van € 10,891 mln beschikbaar.
Het prestatievermogen van de politie hangt niet alleen samen met de omvang van het korps, maar ook met de beschikbare hulpmiddelen. Het kabinet is van mening dat de politie bij het optreden in conflictsituaties gebruik moet kunnen maken van een instrument dat de leemte opvult tussen wapenstok en vuurwapen. Het middel pepperspray zal daartoe landelijk worden ingevoerd. Hiervoor zal in 2002 € 1,815 mln beschikbaar komen. Daarnaast zullen met het invoeren van DNA-onderzoek de opsporingsmethoden verder worden verbeterd. In 2002 zal hiervoor € 1,361 mln beschikbaar zijn.
ICT speelt op het terrein van openbare orde en veiligheid een steeds belangrijkere rol.
Om te borgen dat de partners in veiligheid over adequate ICT-voorzieningen beschikken, wordt in 2002 onderzoek verricht naar ontgrenzing door ICT op het terrein van openbare orde en veiligheid. In het onderzoek wordt de ontwikkeling van het toekomstig ICT-gebruik in Nederland voor de komende kabinetsperiode (2002–2006) in beeld gebracht en geschetst welke invloed deze ontwikkelingen zullen hebben voor het OOV-veld (Openbare Orde en Veiligheid). Het onderzoek zal resulteren in aanbevelingen voor de richting waarin het toekomstige ICT-beleid op het terrein van openbare orde en veiligheid het best kan worden ontwikkeld. Voor enkele lopende ICT-trajecten heeft het kabinet extra middelen beschikbaar gesteld.
Een voorbeeld daarvan is het in juni 2001 aan de Tweede Kamer gezonden Bestek ICT, dat door de Regieraad ICT Politie is vastgesteld (kamerstukken II, 2000/2001, 26 345, nr. 62). Conform het Bestek zal tot 2005 worden gewerkt aan het homogeniseren van de verschillende applicaties, het op een adequaat niveau brengen van de ICT-voorzieningen bij de politie en het op peil brengen van het kennisniveau van de gebruikers van de diverse ICT-voorzieningen bij de politie.
De extra middelen in 2002 zijn onder meer bestemd voor professionalisering van het ICT-personeel, voor de ontwikkeling van elektronisch proces verbaal en voor proeven met elektronische aangifte (€ 7,714 mln). Met de ontwikkeling van de elektronische aangifte wordt een laagdrempelige voorziening beoogd die tot een grotere aangiftebereidheid van de burger leidt. Die ontwikkeling zal op termijn kunnen leiden tot een doelmatiger inzet van de beschikbare politiecapaciteit, en, bij gebleken succes, de interactie tussen burgers en politie bevorderen.
Mede naar aanleiding van de vuurwerkramp Enschede intensiveert het kabinet het meldkamerbeleid. Doel is de meldkamers zodanig toe te rusten dat zij hun regiefunctie in de eerste uren van een grootschalig incident of ramp kunnen waarmaken.
Een onderdeel van de intensivering heeft betrekking op het voor 1 januari 2004 colokeren (het op één lokatie onderbrengen) van de meldkamers van de politie, de brandweer en de ambulancevoorziening. Het kabinet streeft naar 25 veiligheidsregio's met niet meer dan één gecolokeerde meldkamer per regio en stelt daarbij middelen beschikbaar voor het ondersteunen van de regio's. Het kabinet streeft ernaar in deze meldkamers het Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) in te voeren voor 1 januari 2004. Voor deze invoering is in 2002 en 2003 in totaal € 3,176 mln per jaar extra beschikbaar. Met deze middelen worden de noodzakelijke aanpassingen die onder meer voortkomen uit de proef met GMS in grote en multidisciplinaire meldkamers gefinancierd. Tevens wordt het GMS zodanig verbeterd dat het sneller en eenvoudiger onderhoudbaar wordt. Tenslotte worden de extra middelen gebruikt voor het opleiden van de centralisten en het ondersteunen van de regio's bij de invoering van GMS in de regionale meldkamers.
Het colokeren van de meldkamers en het invoeren van GMS creëren de randvoorwaarden voor een goede samenwerking in de meldkamers. Daarenboven dient geïnvesteerd te worden in de kwaliteit van de organisatie en het personeel van de meldkamers. Het betreft daarbij onder meer het beschrijven en vastleggen van de rol en functie van de meldkamer, het vastleggen van kwaliteitseisen in referentiekaders en het opleiden en oefenen van de centralisten.
Ook een gedeelte van de middelen die beschikbaar zijn naar aanleiding van de Vuurwerkramp Enschede wordt aangewend voor deze intensivering van het meldkamerbeleid.
Ook het project C2000 wordt geïntensiveerd. Na afronding van de testfase van C2000 in de regio Amsterdam-Amstelland wordt de test geëvalueerd en zullen noodzakelijke softwarematige aanpassingen worden doorgevoerd. In de periode 2002 tot 2004 zullen de radiobediensystemen van C2000 worden geleverd en geplaatst. Het Rijk neemt de exploitatiekosten voor de fase dat C2000 nog niet operationeel is (1 januari 2004) voor zijn rekening. Hiervoor heeft het kabinet in totaal € 135,680 mln extra beschikbaar gesteld, waarvan € 61,260 mln op 2002 betrekking heeft.
Omdat er grote afhankelijkheden zijn tussen territoriale congruentie en de projecten colokatie, C2000 en GMS zijn de planningen van deze onderwerpen zodanig op elkaar afgestemd, dat ze op 1 januari 2004 zijn afgerond.
3.5 Versterking Binnenlandse Veiligheidsdienst
Het bevorderen van de veiligheid van de Nederlandse samenleving is een kerntaak van de overheid en één van de prioriteiten van het regeringsbeleid. De Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) levert hieraan een essentiële bijdrage door potentiële bedreigingen van onze nationale veiligheid tijdig te onderkennen, zodat daartoe bevoegde instanties de noodzakelijke maatregelen kunnen nemen. Ook door het verrichten van veiligheidsonderzoeken en beveiligingsbevorderende activiteiten draagt de BVD hieraan bij. Om aan het uitvoeren van deze taak het komende jaar adequaat te kunnen bijdragen is het budget van de BVD met € 3,360 mln verhoogd.
Een deel van dit bedrag wordt aangewend voor het bevorderen van het veilig kunnen functioneren van het zich nog steeds uitbreidend aantal in Den Haag zetelende internationale organisaties. De activiteiten op dit terrein ondergaan in 2002 een uitbreiding mede doordat dan een aanvang wordt gemaakt met de vestiging van het internationaal Strafhof. De werkzaamheden van de BVD op dit terrein bestaan uit het vervaardigen van dreigingsanalyses met betrekking tot die instellingen zelf, tot het daaraan verbonden personeel en tot de bij die instellingen geaccrediteerde diplomaten en uit het op basis van die analyses verstrekken van beveiligingsadviezen, zowel aan de instellingen als aan de Nederlandse autoriteiten.
Een ander deel van het bedrag wordt gebruikt om in te spelen op tal van ontwikkelingen op het gebied van ICT. Enerzijds wordt ruimte gecreëerd voor het verwerven van breder en diepgaander inzicht in dreigingen tegen (gekoppelde) automatiseringssystemen in de vorm van inbraken in en manipulaties van systemen alsmede in de daarbij toegepaste activiteiten en methodieken. Anderzijds wordt het beveiligingsbewustzijn van en bij de overheid met betrekking tot ICT-infrastructuur verder ontwikkeld door de adviesfunctie van de BVD op dit terrein nader vorm te geven en te intensiveren. Bovendien gaat de BVD in het eigen functioneren op het terrein van informatievergaring en -verwerking mee met het stijgende gebruik en toenemende mogelijkheden van ICT.
De activiteiten van de BVD op dit gebied bestaan enerzijds uit het actueel houden en verder uitbouwen van kennis op het gebied van ICT-mogelijkheden en daarmee samenhangende bedreigingen en anderzijds uit het mee ontwikkelen van beveiligingsbeleid ter zake. Bovendien breidt de dienst de mogelijkheden uit om digitale gegevens te verwerken en om digitaal gegevens te vergaren. In dit kader wordt nadrukkelijk geïnvesteerd in apparatuur en technische middelen.
Voorts wordt een deel van het bedrag gebruikt voor het verder ontwikkelen van financieel onderzoek als instrument bij het door de BVD uitoefenen van zijn informatieverzamelende taak.
Uitbreiding van de mogelijkheden om financiële informatie bij analyses te betrekken, zal leiden tot kwalitatief betere dreigingsbeelden en tot meer gerichte adviezen in concrete situaties.
4 Grote Steden- en Integratiebeleid
Een aanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking woont in de grote steden. Van die bevolking in de steden vormen etnische minderheden op hun beurt een groeiend onderdeel. Ook als vestigingsplaats voor bedrijven zijn de steden weer van toenemend belang. Mede door het grote aantal inwoners en de diversiteit van die bevolking zijn steden broedplaatsen voor nieuwe ontwikkelingen op economische, sociaal en maatschappelijk gebied.
Na jaren van achteruitgang en achterblijven, steken de ontwikkelingen in steden de afgelopen jaren positief af ten opzichte van de landelijke trend. Maar de achterstand op tal van terreinen blijft groot. De inzet en aandacht voor versterking van de steden en meer in het bijzonder de achterstandswijken, dient daarom onverminderd groot te blijven.
Het lokale bestuur van de steden draagt de primaire verantwoordelijkheid voor het welslagen van het Grote Stedenbeleid. Daar hebben de bestuurders zicht op de lokale feiten, mogelijkheden, wensen, knelpunten en oplossingsrichtingen en daar vindt de democratische controle plaats op beleidsvorming en op de uitvoering. Door die lokale bestuurders kunnen de bewoners op stad, wijk en buurtniveau gestimuleerd worden mee te denken en mee te werken aan de verbetering van hun woonomgeving. Omdat het lokale bestuur zicht heeft op wie wat doet in hun stad of wijk, kunnen zij de juiste (maatschappelijke) organisaties inzetten en uitnodigen om mee te helpen het Grote Steden- en Integratiebeleid tot succes te maken. Onder regie van het lokale bestuur moeten al deze partners samen werken aan de verbetering van het leefklimaat. Het is van belang dat het Rijk de steden daarbij optimaal ondersteunt.
Enkele steden in Nederland ontvangen ook steun vanuit de Europese Structuurfondsen in het kader van economische en sociale revitalisering van achterstandsgebieden. In de periode 2000–2006 komen negen steden1 in aanmerking voor het programma «Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden Nederland» (in totaal€ 192 mln, prijzen 1999) en komen drie steden2 in aanmerking voor het Communautair Initiatief URBAN II (in totaal € 28 mln, prijzen 1999).
In het kader van het Doelstelling 2 programma hebben de lokale besturen van de steden en de minister voor GSI in partnerschap het nationale Enkelvoudige Programmeringsdocument opgesteld. Dit programma sluit aan bij de Meerjarige Ontwikkelingsprogramma's van het nationale grotestedenbeleid.
De centrale beleidsdoelstelling van het integratiebeleid (bijdragen aan de totstandkoming van een samenleving waarin ook de leden van etnische minderheidsgroepen actief en volwaardig kunnen participeren) heeft nog niets aan betekenis en actualiteit ingeboet. Daarbij tekenen wij aan dat er in betekenende mate ook sprake is van positieve ontwikkelingen zoals de toenemende arbeidsparticipatie van etnische minderheden.
In het najaar van 2001 zal een nota over het integratiebeleid worden gepresenteerd. In deze «doelgroepennota» zal onder andere aandacht zijn voor de veranderende positie van de verschillende etnische groepen in het immigratie- en integratiebeleid.
Integratie is echter niet een zaak van de leden van etnische groepen alleen, maar evenzeer van de overige inwoners van ons land. Deze verschillende groepen zullen elkaar beïnvloeden hetgeen ook in het functioneren van maatschappelijke instellingen en organisaties duidelijk zal worden. Inburgering is daarbij een middel om nieuwe bevolkingsgroepen volwaardig te kunnen laten deelnemen aan het openbare leven in ons land.
4.1 Versterking regierol lokaal bestuur
Om het lokale bestuur van de grote steden hun regierol beter inhoud te kunnen laten geven zullen eventuele knelpunten in de rijksregelgeving en uitvoering op stadsniveau worden geïnventariseerd. De uitkomsten hiervan zullen mede ingezet worden voor de uitvoering van de motie De Boer, die in 2002 wordt afgerond (kamerstukken II, 1999/2000, 21 062, nr. 95). Op grond van die resultaten en de uitgevoerde inventarisatie wordt bezien op welke wijze de stedelijke regierol kan worden verbeterd en hoe het Rijk de steden beter kan ondersteunen in de uitvoering van het GSB.
Ondanks de goede resultaten die mede dankzij het GSB zijn geboekt blijft de veiligheid en leefbaarheid in de aandachtswijken zorgen baren. Het sociaal rendement van investeringen in de steden moet en kan daarom verbeteren. Burgers zelf zullen daarom gestimuleerd en geactiveerd worden bij te dragen aan de verbetering van hun directe leefomgeving. Evenzo mag van bedrijven verwacht worden dat zij zich inzetten om maatschappelijke misstanden in hun vestigingswijk weg te (doen) nemen. In 2001 tot en met 2003 is € 13,613 mln per jaar beschikbaar voor een extra impuls voor de verbetering van de wijkveiligheid en leefbaarheid. De gemeentebesturen van de G30 zullen per stad in beginsel één wijk selecteren waarin de achterstanden en problemen relatief het grootst zijn. Voor deze wijken zullen vanuit het Rijk financiële middelen beschikbaar worden gesteld om de ideeën van de bevolking, bedrijven en maatschappelijke organisaties onder regie van de stad zelf uit te kunnen voeren. Dat kan bijvoorbeeld gaan om de inzet van cameratoezicht, extra toezichthouders in combinatie met eigen inzet van buurtbewoners, het zgn. Marokkaanse buurtvaders-project of om samenwerking tussen gemeente, politie en midden- en kleinbedrijf ter voorkoming van winkeldiefstal, vernielingen en braak. Het lokale bestuur zorgt er voor dat alle verschillende bottom-up initiatieven in samenhang met elkaar – en met reeds lopende programma's in het kader van het GSB – worden uitgevoerd. Na afloop van de programmaperiode zijn de geselecteerde wijken aldus merkbaar en meetbaar veiliger en leefbaarder.
In de GSB aanpak staat het sturen op prestaties en maatschappelijke effecten voorop. Daarover zijn met de steden afspraken en wordt aan de Kamer over de ontwikkeling van de steden gerapporteerd. De formele verantwoording over de doelbereiking vindt conform de bepaling in het stadsconvenant eenmalig plaats; aan het einde van de convenantperiode. Het is evenwel wenselijk tussentijds inzicht te hebben in de voortgang van het grotestedenbeleid. Daarom hebben Rijk en steden afgesproken halverwege de convenantperiode gezamenlijk een eerste balans op te maken. Deze Tussenstand zal uw Kamer voorjaar 2002 bereiken. Tevens zijn aan de Raad voor het Openbaar Bestuur en de Raad voor de Financiële Verhoudingen, de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling, de VROM-Raad en de Sociaal Economische Raad adviezen gevraagd over een verdere optimalisering van het grote stedenbeleid, meer in het bijzonder de versterking van de sociale pijler, de selectie van de steden en de financiële harmonisatie. Ook deze adviezen worden in 2002 uitgebracht. Op basis van deze Tussenstand en de uitgebrachte adviezen waarop het kabinet zal reageren, kan het GSB worden bijgestuurd om de prestaties en effecten ervan zonodig te verbeteren.
Inburgering van leden van etnische minderheidsgroepen in de Nederlandse samenleving is van groot belang. Voor nieuwkomers is er de verplichte inburgering op basis van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN), die in 1998 van kracht werd. Thans wordt deze wet geëvalueerd en in 2002 wordt bezien of deze evaluatie dient te leiden tot aanpassingen van de wet. Ook voor oudkomers (etnische minderheden die al langer in ons land wonen) is inburgering van groot belang. Binnen die groep geeft het kabinet prioriteit aan werkzoekenden en 1e lijns opvoeders (vaders en moeders). Alleen werkzoekende oudkomers zijn in het kader van reintegratie verplicht een inburgeringcursus te volgen. Waar blijkt dat het aanbod in zowel kwantitatieve als in kwalitatieve zin landelijk gezien niet voldoet, is in 2002 en volgende jaren een bedrag van € 47,647 mln extra beschikbaar voor de inburgering van oudkomers, waarmee de structurele financiering komt op € 96,538 mln per jaar. Meer dan voorheen zal de behoefte van de doelgroep bij de invulling van het extra aanbod maatgevend zijn.
Belangrijke ondersteuning bij het versterken van het uitvoeringsproces rond inburgering is de Taskforce Inburgering. Deze Taskforce zal haar drieledige taakopdracht – het verbeteren van de wachtlijstproblematiek, de uitvoeringspraktijk en de informatievoorziening – op 1 januari 2003 afronden.
4.5 Preventie van criminalisering en marginalisering
Op basis van de advisering over en de evaluatie van de in de afgelopen jaren uitgevoerde CRIEM-pilots is voor de jaren 2001 tot en met 2004 het vervolgbeleid op CRIEM vormgegeven. Kern daarvan is een beleid onder verantwoordelijkheid van de gemeente ter voorkoming van de marginalisering en criminalisering van jongeren uit etnische minderheidsgroepen. Deze marginalisering en criminalisering is een bedreiging voor zowel het integratieproces als voor de veiligheid en dient dan ook daadkrachtig te worden bestreden.
In het vervolgbeleid zijn het hanteren van de ketenbenadering en een grote betrokkenheid van de doelgroepen nog nadrukkelijker de belangrijkste randvoorwaarden tot succes. Voor het vervolg op CRIEM is voor de jaren tot en met 2004 € 11,345 mln per jaar beschikbaar. Dit budget zal gebruikt worden om handreikingen en instrumenten te ontwikkelen die alle gemeenten kunnen inzetten bij het vormgeven van preventief beleid en die kennisoverdracht (best-practices) tussen de verschillende gemeenten ondersteunen. Doel is een betere registratie en uitwisseling van persoonsgegevens tussen instellingen onderling (binnen de daartoe gestelde privacykaders), een beter zicht op de mate van toegankelijkheid van gemeentelijke instellingen voor allochtone jongeren, en een betere spreiding van kennis over elders uitgevoerde projecten en bereikte resultaten.
Daarnaast zullen 16 gemeenten gericht (financieel) worden ondersteund in het ontwikkelen en uitvoeren van lokale initiatieven ter preventie van marginalisering en criminalisering. De inzet van de gemeenten geschiedt in aanvulling op reeds bestaande initiatieven. Daarbij wordt in kaart gebracht of nog nieuwe ideeën ontwikkeld kunnen worden en op welke wijze de samenhang tussen de verschillende activiteiten er kan worden bevorderd. Met elke gemeente apart worden resultaatafspraken gemaakt (in termen van een beter sluitende voorzieningenketen, een betere samenwerking tussen instellingen, een groter bereik onder allochtone jongeren van instellingen die deel uitmaken van de voorzieningenketen).
Tijdens de beleidsperiode (2001–2004) rapporteren de 16 gemeenten tweemaal over de kwalitatieve en kwantitatieve voortgang en resultaten van hun beleid. Met ingang van 2005 moet de voortzetting van de activiteiten opgestart in het CRIEM-kader een integraal onderdeel van het gemeentelijk jeugd- dan wel veiligheidsbeleid zijn geworden.
Daarnaast zal er vervolgfinanciering beschikbaar zijn voor de 8 CRIEM-pilotgemeenten en zullen er financiële middelen vrij komen voor onorthodoxe oplossingen voor acute vraagstukken in de overige G25-gemeenten.
Nu de inburgering op de Antillen van Antilliaanse jongeren die naar Nederland willen vertrekken vooralsnog geen doorgang zal vinden, zullen de daarvoor gereserveerde middelen worden ingezet voor een adequate opvang van Antilliaanse jongeren in Nederland op lokaal niveau. Uitgangspunt daarbij is dat de oplossing van de problemen primair een gemeentelijke verantwoordelijkheid is. Nadat in 2001 is vastgesteld in welke gemeenten zich concentraties voordoen van Antilliaanse jongeren die daadwerkelijk overlast veroorzaken, worden deze gemeenten uitgenodigd plannen op te stellen voor de opvang en de verbetering van de positie van deze jongeren. Op basis daarvan zullen gelden ter beschikking worden gesteld in aanvulling op de inzet van gemeentelijke middelen. In beginsel is voor de opvang en de verbetering van de positie van de Antilliaanse jongeren voor de jaren 2002 tot en met 2004 € 6,353 mln per jaar beschikbaar.
Uitgangspunt bij de inzet van deze middelen is dat gemeenten dienen te rapporteren over concreet behaalde resultaten, en niet zozeer over de gemeentelijke inzet. Als resultaat van de inzet geldt het aantal Antilliaanse jongeren dat gebruik heeft gemaakt van het aanbod van de gemeente om huisvesting te krijgen in ruil voor het volgen van een op maat toegesneden cursus bij het regionaal opleidingencentrum.
4.6 Verkenning sociale infrastructuur
Zoals bekend heeft het kabinet besloten een vijftal verkenningen uit te voeren naar toekomstige beleidsmogelijkheden. Onder verantwoordelijkheid van de minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid is de verkenning sociale infrastructuur tot stand gebracht, samen met alle betrokken ministers. Het doel was, mede gelet op de ervaringen opgedaan op de terreinen van jeugdbeleid, (integraal) veiligheidsbeleid en grote-steden- en integratiebeleid verdere beleidsopties in beeld te brengen. Een van de evaluatieve noties op het terrein van het grotestedenbeleid is de doelmatigheid van het beleid verder te vergroten onder meer door het versterken van de regiefunctie van het lokale bestuur en het maken van resultaatafspraken met dat lokale bestuur. Door op deze wijze meer te sturen op doelmatigheid kan de sociale pijler worden versterkt.
Vooruitlopend op de afronding van de uitvoering van de motie de Boer (kamerstukken II, 1999/2000, 21 062, nr. 95) lijkt een dergelijke aanpak veelbelovend en is als een kernelement opgenomen in de verkenning sociale infrastructuur.
In deze begroting is op voornoemde beleidsterreinen reeds sprake van intensiveringen waarbij zoveel mogelijk is aangesloten op bestaande beleidssporen als grotestedenbeleid, de CRIEM-pilots en inburgering. Met name op het laatste terrein wordt met het oog op een grotere doelmatigheid ingezet op een strakkere gemeentelijke regie bij de samenwerking met de regionale opleidingencentra mede door de werkzaamheden van de taskforce Inburgering.
Uitdagingen voor de publieke sector
Eén van de grote uitdagingen voor de komende periode is het waarborgen van moderne en hoogwaardige publieke voorzieningen en dienstverlening. Burgers en bedrijven zijn in hun dagelijks functioneren voor bepaalde diensten en producten afhankelijk van de prestaties van de publieke sector omdat de overheid daarvan de enige aanbieder is. De kwaliteit van de samenleving is in hoge mate afhankelijk van de prestaties van de publieke sector.
Deze prestaties kunnen echter alleen geleverd worden als de publieke sector erin blijft slagen voldoende gekwalificeerd personeel aan te trekken en te behouden. Dat bleek de afgelopen jaren een toenemend probleem onder meer als gevolg van de sterk toegenomen werkgelegenheid. Dat betekent dat de publieke sector zich moet positioneren als een attractieve, moderne werkgever. Er zal dan ook fors geïnvesteerd moeten worden in het personeel binnen de publieke sector. Knelpunten als gevolg van de krappe arbeidsmarkt kunnen overigens ook gereduceerd worden door maatregelen in de sfeer van de arbeidsproductiviteit.
Niet alleen de uitdagingen in de kwantitatieve sfeer nopen tot actie. Burgers, bedrijven en instellingen stellen ook steeds hogere eisen aan de kwaliteit van de publieke dienstverlening. Een moderne publieke dienstverlening vereist dat hier met een innovatieve aanpak en kwaliteitsverbeteringen op ingespeeld wordt, onder andere met gebruik van de mogelijkheden die de informatie- en communicatietechniek biedt.
Rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector»
In februari 2001 heeft het Kabinet het rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector; investeren in mensen en kwaliteit» van de werkgroep Van Rijn aan de Tweede Kamer aangeboden. Dit rapport bevat een analyse van de arbeidsmarktpositie van de publieke sector en een reeks van aanbevelingen om de huidige en toekomstige arbeidsmarktknelpunten te bestrijden en de kwaliteit van de publieke sector te verbeteren. Het Kabinet heeft aangegeven de analyses en conclusies in het rapport te onderschrijven en heeft geconcludeerd dat de oplossing van de knelpunten en de verbetering van de kwaliteit in de publieke sector langs twee trajecten aangepakt zou moeten worden (kamerstukken II, 2000/2001, 27 620).
Maatregelen voor de korte termijn
In de eerste plaats is een traject opgestart met arbeidsmarktmaatregelen die op korte termijn implementeerbaar zijn en relatief snel effect kunnen hebben. Dat zijn maatregelen van meer klassieke aard, in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden, werktijdverlenging, arbeid en zorg, functiedifferentiatie en loopbaanperspectief, preventie van arbeidsuitval en reïntegratie, scholing en arbeidsmarktcommunicatie en werving (o.a. gericht op specifieke doelgroepen).
Inmiddels zijn er ook in diverse publieke taakvelden CAO's afgesloten waarin deze maatregelen hun neerslag hebben gekregen. Zo zijn er in de sector Onderwijs en Wetenschappen afspraken gemaakt over de inkorting van de carrièrelijnen, doorstroom van jonge, talentvolle wetenschappers en meer mogelijkheden voor belonings- en functiedifferentiatie. Extra middelen worden ook ingezet voor zij-instroom, ondersteunend personeel en betaald ouderschapsverlof. Bij de politie zijn onder meer afspraken gemaakt over de verlenging van de werkweek van 36 naar 38 uur. Binnen de zorgsector zijn bijvoorbeeld afspraken gemaakt over een nieuw functiewaarderingssysteem, verkorting van de carrière lijnen, scholingsfaciliteiten, loopbaanbegeleiding, kinderopvang en ouderschapsverlof.
Voor een krachtige impuls voor de verbetering van de arbeidsmarktpositie van de collectieve sector door bovenstaande maatregelen is € 1,6 mld uitgetrokken in 2002. Voor een uitgebreider overzicht van de maatregelen wordt verwezen naar de Trendnota Arbeidszaken Overheid 2002, die als bijlage is gevoegd.
Maatregelen voor de lange termijn: Innovatie
In de tweede plaats betreft het een traject met maatregelen voor de lange termijn, die een ontwikkelingstraject vereisen. Het meerjaren-traject richt zich op maatregelen van innovatieve aard met als doel een bijdrage te leveren aan de vergroting van de arbeidsproductiviteit en de vergroting van de kwaliteit van de publieke sector. Het kabinet is voornemens dit meerjaren-innovatietraject programmatisch in te vullen, waarbij als inhoudelijke invalshoeken zijn gekozen management en sturing, informatie- en communicatietechnologie en human resource management. De innovatie- en kwaliteitsimpuls zal zowel betrekking hebben op het primaire proces binnen de publieke sector (inhoud, besturing en organisatie van beleid, uitvoering en toezicht) als op de apparaatszorg (de inzet van de productiemiddelen). Conform de aanbevelingen in het rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector» zal per taakveld (Openbaar Bestuur, Onderwijs en Wetenschappen, Zorg en Welzijn, Defensie en Politie) een taskforce zorgdragen voor het opstarten en aansturen van de innovatietrajecten. De innovatietrajecten zullen moeten leiden tot implementeerbare, innovatieve beleidsvoorstellen. De taskforces zullen aansluiting zoeken bij de vele trajecten en programma's die reeds in gang gezet zijn of parallel opgestart worden.
De verantwoordelijke ministers (OC&W, VWS, Defensie en BZK) zijn op dit moment voor hun eigen taakveld doende de innovatietrajecten te concretiseren en bestaande initiatieven met nieuwe te bundelen. De minister van BZK zal daarnaast in zijn coördinerende rol het proces faciliteren en begeleiden en bovensectorale initiatieven ontplooien om het proces verder te stimuleren. Zo bestaat het voornemen om een kwaliteitsconferentie publieke sector te organiseren met het doel succesvolle innovaties binnen de publieke sector voor het voetlicht te brengen en zo kennis en ervaring over «best practices» binnen de publieke sector te delen.
Het Kabinet zal de Tweede Kamer dit najaar een nader plan presenteren voor de innovatie van de collectieve sector in de komende jaren.
5.2 Het arbeidsmarktbeleid voor de rijksdienst
De investeringen in het arbeidsmarktbeleid voor de rijksdienst lopen langs diverse sporen. Bij een aantal functies is de schaarste – zowel kwalitatief als kwantitatief – in de arbeidsmarkt het meeste merkbaar. Het betreft onder meer wetgevingsjuristen, financieel-economen en ICT-ers. Het beleid gericht op specifieke functiegroepen zal daarom verder wordenversterkt. Via zgn. expertprojecten wordt getracht om door middel van opleidingen, omscholing en bijscholing mensen geschikt te maken voor die specifieke functies. Hiervoor is in 2002 circa € 5,5 mln beschikbaar.
De rijksdienst is één grote werkgever met in de praktijk een verscheidenheid en veelzijdigheid van werk bij de diverse rijksonderdelen; de ministeries. Positionering van het Rijk en de overheid als werkgever op de arbeidsmarkt is in het verleden minder noodzakelijk en daardoor minder pregnant geweest door onder meer een lage behoefte aan nieuw personeel. Tegen deze achtergrond is het kabinet voornemens om het beleid gericht op een betere positionering van het Rijk op de arbeidsmarkt vanaf 2002 te intensiveren. Beoogd wordt via arbeidsmarktcommunicatie de herkenbaarheid en aantrekkelijkheid van de rijksoverheid als werkgever te verbeteren, waardoor het beter mogelijk wordt om nieuw personeel aan te trekken, maar ook om goed personeel te behouden voor de rijksdienst. Belangrijkste activiteiten zijn het opzetten een publiekscampagne om het werken bij de overheid te promoten en het ontwikkelen van een rijksbrede internet site. In de publiekscampagne zal het merk en imago van het Rijk worden ontwikkeld, die, na een meer algemene beginfase in 2002, in komende jaren meer specifiek op bepaalde doelgroepen zal worden gericht. Voor deze en overige activiteiten aan arbeidsmarktcommunicatie is in totaal een bedrag van € 9,5 mln gemoeid in 2002.
Ten slotte is het kabinet voornemens ook het onderbenut arbeidspotentieel te mobiliseren. Op 4 april 2001 hebben de minister van BZK, de staatssecretaris van SZW en de vertegenwoordigers van de samenwerkende centrale voor het overheidspersoneel het Arbo-convenant sector Rijk ondertekend. Daarmee zijn diverse maatregelen vastgesteld waarmee in de komende jaren binnen de sector Rijk wordt getracht de arbeidsongeschiktheid en het ziekteverzuim terug te dringen. Onder meer zullen de ministeries hun arbo-beleid intensiveren door grotere inzet van bedrijfsartsen, door voorlichtingen en trainingen op het gebied van verzuimpreventie en door het aanstellen van integraal zorgmanagers.
Daarnaast worden verbintenissen aangegaan met diverse reïntegratiebedrijven om langdurig zieke medewerkers in de sector Rijk versneld terug te geleiden naar werk en om het aantal arbeidsgehandicapten in de rijksdienst te vergroten. Om het arbeidspotentieel beter te kunnen benutten is in 2002 € 8 mln extra beschikbaar.
Naast de bovenstaande maatregelen zijn ook in de CAO-overleggen maatregelen betrokken om het arbeidsmarktbeleid voor de rijksdienst te intensiveren. In totaal is € 73 mln aan extra middelen voor arbeidsmarktbeleid binnen de rijksdienst beschikbaar in 2002.
5.3 Modernisering Ambtenarenwet
Op basis van de kabinetsevaluatie van het sectorenmodel voor de arbeidsvoorwaardenvorming wordt bezien of een verbetering van de kwaliteit van het overlegstelsel tussen de overheidssectoren nodig is. Dit traject wordt in 2002 afgerond. In dat verband wordt bezien of ook de hoofdlijnen van dit stelsel in de Ambtenarenwet moeten worden vastgelegd. Dit zou een volgende tranche kunnen zijn van de modernisering van deze wet in verband met de integriteit van het overheidsapparaat en de normen en waarden verbonden aan het ambtenaarschap en het werken in dienst van de overheid. Een integer overheidsapparaat is onmisbaar voor een goed functionerend overheidsapparaat dat het vertrouwen heeft van de burger.
5.4 Uitbreiden Algemene Bestuursdienst
De kwaliteit van de rijksdienst wordt mede bevorderd door de Algemene Bestuursdienst (ABD). Het kernelement voor de Algemene Bestuursdienst is het investeren in de kwaliteit van het huidig en toekomstig topmanagement. De ABD draagt bij aan de ontwikkeling van de leiderschapskwaliteiten van de topfunctionarissen door loopbaanbegeleiding, training, advies en coaching. Daarnaast wordt geïnvesteerd in de netwerken rond de ambtelijke top van de rijksdienst om te kunnen voorzien in een adequate wervingspositie.
In 2002 wordt de ABD uitgebreid met de functies met integrale managementverantwoordelijkheid op schaal 15-niveau. Met deze stap zijn alle functies met integrale managementverantwoordelijkheid in de rijksdienst onder de ABD gebracht en is de vorming van de ABD, zoals die in 1995 is gestart, voltooid. In de volgende fase van de ontwikkeling van de ABD zal de nadruk komen te liggen op de kwaliteitsverbetering van het management in het concern rijksdienst. De introductie in 2002 van een «kandidatenprogramma» voor potentiële ABD-leden moet hier een belangrijke bijdrage aan leveren. In het kandidatenprogramma wordt aandacht besteed aan de opleiding, een brede werkervaring en de internationale gerichtheid van toekomstige topmanagers in de rijksdienst.
2.2. De beleids- en niet-beleidsartikelen
BELEIDSARTIKEL 1: GRONDWET EN DEMOCRATIE
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van het goed functioneren van de democratische rechtsstaat en het constitutioneel bestel, zoals deze onder meer zijn neergelegd in de Grondwet, het Statuut en Europese en internationale verdragen.
A. Handhaven van de grondrechten, bevorderen dat deze door de instellingen van de EU worden toegepast en waar nodig, ook op Europees niveau, de grondrechten aanpassen aan de eisen van de tijd.
B. Het constitutioneel bestel actualiseren.
C. Bevorderen van een ordelijk en democratisch verloop van het verkiezingsproces.
D. Handhaven en verbeteren van het bestuursrecht.
A. Aan het aspect van de grondrechten wordt uitvoering gegeven door het opstellen van wetsvoorstellen tot aanpassing van de Grondwet aan het digitale tijdperk en van wetsvoorstellen ter uitwerking van het gelijkheidsbeginsel. Bij dit laatste spelen voorstellen tegen discriminatie vanwege handicap, chronische ziekte respectievelijk leeftijd, de implementatie van de EU-richtlijnen 2000/43 (anti-rassendiscriminatie) en 2000/78 (gelijke behandeling bij arbeid en beroep) en de aanpassing van de Algemene wet gelijke behandeling naar aanleiding van de laatste evaluatie. In het kader van het Verdrag van Amsterdam is een aanzet gegeven tot de discussie over de grondrechten binnen de Europese Unie. Het leveren van bijdragen aan de discussies over de toekomst van de Europese Unie en aan de discussies binnen de Raad van Europa die moeten leiden tot opneming van grondrechten in het EU-verdrag dan wel tot toetreding van de EU tot het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens.
B. Op het onderdeel actualisering van het constitutioneel bestel is van belang dat in 2002 voor de verkiezingen de eerste lezing voltooid wordt van de voorstellen tot wijziging van Grondwet met betrekking tot:
– het referendum;
– de deconstitutionalisering van de benoeming van de burgemeester en van de Commissaris van de koningin;
– de herziening van de binnentredingsbepalingen;
– de tijdelijke vervanging van leden van vertegenwoordigende lichamen wegens zwangerschap, bevalling en ziekte;
– art. 23 van de Grondwet (onderwijsartikel) en
– de aanpassing van hoofdstuk VII van de Grondwet.
C. Het jaar 2002 kent twee landelijke verkiezingen. Er worden mediacampagnes gehouden om de kennis en bewustwording met betrekking tot het onderwerp verkiezingen onder de kiezers te vergroten, met name onder 18–24 jarigen en onder allochtonen. De ongeveer 12 mln kiesgerechtigden kunnen alleen via massamedia worden bereikt. Een speciale internetsite speelt hierin een grote rol. De internetsite moet gedurende de campagneperiode dagelijks onderhouden worden. Speciaal om jongeren voor de verkiezingen te interesseren zal extra via de commerciële zenders voorlichting over verkiezingen gegeven worden. Daarnaast zal via bioscoopreclame en boomerang cards geprobeerd worden de aandacht te trekken. Anders dan bewustwording laat kennis zich betrekkelijk eenvoudig meten. Ook wordt naar samenwerking met derden gestreefd om de voorlichting over de verkiezingen te versterken. Onder de doelgroep zal onderzoek plaatsvinden voor en na de mediacampagne. De prestatie waarnaar wordt gestreefd is dat 80% van de onderzochte populatie kennis heeft van de openingstijden, voorkeurstem en kiezerspas. Op basis van de resultaten van de vorige voorlichtingscampagne zijn de doelstellingen voor de komende campagne vastgesteld. Stemmen bij volmacht vormt op basis van de metingen uit de campagne 98/99 geen onderwerp voor de voorlichtingscampagne 02/03.
Een dubbel verkiezingsjaar leidt tot een intensivering van de werkzaamheden bij BZK. Ten behoeve van de dagelijkse voorlichting aan kiezers, politieke partijen en gemeenten wordt een callcentre ingericht.
D. De verbeteringen in het bestuursrecht concentreren zich op wijzigingen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Deze worden voorgesteld in een eenvormige regeling van het extern klachtrecht en van een landelijk dekkend stelsel van onafhankelijke klachtinstanties, alsmede in de vierde tranche van de Awb waarin een regeling wordt voorgesteld met betrekking tot bestuursrechtelijke geldschulden, bestuurlijke handhaving in het bijzonder de bestuurlijke boete en attributie. Tevens zal het kabinetsstandpunt over de tweede evaluatie van de Awb opgesteld worden. De evaluatie betrof met name de onderwerpen subsidie, mandaat en delegatie, de gehele besluitvormingsketen en Awb en de burger.
Voor de voorlichtingscampagne verkiezingen 2002–2003 is een bedrag van € 3,7 mln beschikbaar. Voorts bestaan de uitgaven uit apparaatskosten (zie punt 3).
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
zie alg. beleidsdoelstelling | grondrechten | huidige actualiteit van de grondrechten | handhaven en ontwikkelen van de grondrechten aan de eisen van de tijd |
constitutionele agenda 21e eeuw | constitutionele agenda 21e eeuw voor actualisering van ons constitutioneel bestel inclusief het Statuut | uitvoeren van de constitutionele agenda 21e eeuw | |
verkiezingsproces | het verkiezingsproces verloopt ordelijk en democratisch | handhaven en verbeteren van het verloop van het verkiezingsproces | |
bestuursrecht | het bestuursrecht is toegesneden op de eisen van de tijd qua doelmatigheid en rechtmatigheid inclusief Rechtsbescherming | het handhaven en verbeteren van het bestuursrecht |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
1.1: apparaat | mrt-2002 | jun-2002 | Evaluatie verkiezingen |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Bij artikel 1 zijn geen operationele doelstellingen geformuleerd.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
1: Grondwet en democratie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 4 043 | 5 527 | 6 355 | 4 002 | 2 989 | 3 399 | 5 393 |
1. apparaat | 4 043 | 5 527 | 6 355 | 4 002 | 2 989 | 3 399 | 5 393 |
Uitgaven | 3 925 | 5 527 | 6 355 | 4 002 | 2 989 | 3 399 | 5 393 |
1. apparaat | 3 925 | 5 527 | 6 355 | 4 002 | 2 989 | 3 399 | 5 393 |
Ontvangsten | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Voor artikel 1 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
Geen.
De aard van de materie maakt dat vertaling in prestatie-indicatoren erg lastig is. Desalniettemin zal worden bezien of het mogelijk is kerngegevens op te nemen ten aanzien van de effecten de beleidsinzet op het dossier voorlichting verkiezingen.
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een Nederlandse politieorganisatie op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau.
Deze algemene doelstelling wordt bereikt door financiering van het politiebestel respectievelijk politieveld (inclusief een systeem van monitoring, toezicht en verantwoording), door het stellen van kwalitatieve eisen (regelgeving, opleiding, et cetera) en door de bevordering en facilitering van samenwerking en van gemeenschappelijke voorzieningen.
In de beleidsagenda is de nadruk gelegd op een samenhangend beleid voor openbare orde en veiligheid. Het beleidsartikel politie is daarbinnen gericht op de verantwoordelijkheid van de Minister van BZK voor het zorgdragen van het op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau houden van de Nederlandse politieorganisatie.
Deze zogeheten systeemverantwoordelijkheid richt zich op de politieregio's, op het Korps landelijke politiediensten (Klpd) en op het Landelijk selectie- en opleidingsinstituut politie (LSOP). Daarnaast heeft de minister specifieke verantwoordelijkheden ten aanzien van Klpd en LSOP. De systeemverantwoordelijkheid van de Minister van BZK richt zich op het in stand houden van het normenkader en de infrastructuur voor deze veiligheidsorganisaties in Nederland. De korpsbeheerder is verantwoordelijk voor het beleid en beheer in zijn korps. De korpsbeheerder draagt hiervoor zorg in afstemming met de Hoofdofficier van Justitie. De korpsbeheerder legt hierover verantwoording af aan het regionaal College.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
2.2. Bevorderen dat de politie op regionaal niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen. | * aantallen fte's (regionaal, Klpd, LSOP)* aantallen politie relevante asielprocedures* solvabiliteit* aantal artikel 4 korpsen | 40 222, per 1-7-1998 circa 100 00042%4 | 43 622, per 1-7-2002 circa 80 00050%0 |
2.3. Bevorderen dat de politie op bovenregionaal en landelijk niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen. | * resultaat divisie logistiek* mate van uitvoering «actieprogramma» Klpd* mate van uitvoering rapport Brinkman* aantal in uitvoering zijnde bilaterale samenwerkingsprogramma's* aantal uitgezonden politiefunctionarissen in het kader van vredesmissies* bedrag aan PHARE/OISIN projecten waaraan NL participeert | € 1 815 121 0% 0% 0 0 € 544 536 | € 4 537 802 100% 100% 3 30 € 2 268 901 |
2.4. Verbeteren van het prestatievermogen van de politie. | * percentage km2 land gebiedsgebonden politiezorg* aantal regionale korpsen dat Abrio heeft ingevoerd* aantal regionale korpsen dat voldoet aan paraatheidseis ME* gemiddelde fase in NKP* 2000 arbeidsjaren doelmatigheid* aantal afgeronde analyses (Bolkestein) | 60 15 201 of 2 1 656 20 | 100 25 252 2000 25 |
2.5. Het bijdragen aan een adequaat niveau van het politiepersoneel. | * percentage en absolute aantal geslaagde studenten per 5 onderwijsniveaus basisopleiding* aantal aanmeldingen Banenlijn/korpsen (PPP)* verhouding instroom en uitstroom* percentage diversiteit (allochtonen, vrouwen)* percentage vrijwilligers t.o.v. aantal BVE's | 1) 400 01:0,60 3%/23,8% 6 | 1) 525 01:0,58 5%/25% 10 |
1) Deze gegevens worden met de start van het nieuwe Politie onderwijs 2002 bekend.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
2.2: politie op regionaal niveau | aug-2001 | mrt-2002 | Onderzoek naar prestatieindicatoren politiekorpsen |
jan-2002 | dec-2002 | Evaluatie bekostigingsstelsel asieltaken bij de politie | |
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | mrt-2001 | febr-2002 | Evaluatie van het project Financieel Rechercheren |
jul-2001 | mei-2002 | Evaluatie kernteams | |
sep-2001 | mrt-2002 | Evaluatie van meerjarige (structurele) bijdrage van BZK aan Defensie ten behoeve van grensoverschrijdende criminaliteit aan de zuidgrens (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | |
sep-2001 | mrt-2002 | Grensoverschrijdende bevoegdheden (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | |
sep-2001 | mrt-2001 | Versterking operationele samenwerking door grensoverschrijdende informatie uitwisseling (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | |
nov-2001 | mei-2002 | Politiesamenwerking in landen in Midden- en Oost Europa (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | |
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | mrt-2001 | mrt-2002 | Capaciteitsmanag ement (uitvoering CAO Politie 2001–2003) |
aug-2001 | jul-2002 | Onderzoek naar effect, bereik en waardering van de wervings- en imagocampagne politie | |
sep-2001 | mei-2002 | Onderzoek naar de aansluiting tussen competenties en functiewaardering | |
mei-2002 | aug-2002 | PPP-uitstroomprognoses 2001–2011 en evaluatie 2001 (jaarlijks onderzoek) |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Bevorderen dat de politie op regionaal niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen
A. Een rechtvaardige en evenwichtige verdeling van de middelen opdat de Nederlandse politie op regionaal niveau haar taken kan uitoefenen.
B. Behoud en uitbreiding van capaciteit bij de politie en goede primaire arbeidsvoorwaarden.
C. Taakuitoefening en daarmee gepaard gaand de financiering van de Nederlandse politie op het gebied van asiel aanpassen aan de actualiteit.
D. Leemte tussen wapenstok en vuurwapen opvullen.
E. Politie in staat stellen optimaal gebruik te maken van DNA-onderzoek bij het opsporen van strafbare feiten.
A. Rechtvaardige en evenwichtige verdeling van middelen. Aan de hand van een bekostigingsstelsel politie (BSP) de middelen rechtvaardig en evenwichtig toedelen aan de regionale korpsen. Het BSP bestaat uit vier componenten: basisbekostiging, regiospecifieke toedeling, bovenregionale toedeling en prestatiebekostiging. De laatste twee genoemde componenten behoren tot de bijzondere bijdragen. Hier wordt bij de operationele doelstellingen 3 respectievelijk 4 op terug gekomen. De eerstgenoemde component bestaat uit een basisbekostiging voor politiezorg, die kan worden verhoogd met een toekenning voor regiospecifieke omstandigheden. De regiospecifieke toedeling doet recht aan de extra werkdruk als gevolg van bijzondere regionale omstandigheden. Bijzondere regionale omstandigheden zijn water, landsgrenzen, geografische structuur, rivierpolitie en hofstad. Met een recente aanpassing van de berekeningswijze van dit deel van het BSP wordt tevens een oplossing bereikt voor de gesignaleerde problematiek in de regio's Gooi en Vechtstreek en Limburg-Zuid waarvoor de Tweede Kamer aandacht heeft gevraagd. Met het huidige BSP wordt tevens getracht de solvabiliteit van de regionale politiekorpsen naar 50% op te hogen (in 2000 42%) en het aantal artikel 4 korpsen te reduceren naar 0 (in 2000 4).
B. Behoud en uitbreiding van de capaciteit en goede primaire arbeidsvoorwaarden. Het creëren van de mogelijkheid om de huidige 36-urige werkweek te verlengen tot een 38-urige werkweek tenzij men 36 uur per week wil blijven werken. Rekening is gehouden met de aanname dat circa 80% van het politiepersoneel hiervan gebruik zal maken. Dat zal resulteren in een capaciteitsuitbreiding vergelijkbaar met circa 2000 fte. De CAO politie 2001–2003 voorziet ondermeer in de mogelijkheid tot werktijdverlenging vanaf 1 juli 2001. Voor een periode van 10 jaar zal de 38-urige werkweek worden ingevoerd. Hiernaast zal een gefaseerd opgebouwde structurele eindejaaruitkering van 8% worden ingevoerd en wordt het salaris in 2001 tot en met 2003 jaarlijks verhoogd. Tevens zal in deze jaren een eenmalige uitkering worden verstrekt. Ook de rechtspositie van aspiranten die vanaf 1 januari 2002 de vernieuwde politie-opleiding zullen starten is geregeld in het akkoord. Voor kinderopvang en reiskosten zullen aanvullende middelen beschikbaar worden gesteld. Hiernaast zijn afspraken gemaakt over het ouderenbeleid, het terugdringen van het ziekteverzuim en de ziektekosten en de arboconvenanten.
C. Asiel. De financiering van asiel afstemmen op de daadwerkelijke taakuitoefening van de politieregio's. Het aantal politie relevante asielprocedures dient af te nemen van circa 100 000 in 2000 naar circa 42000 in 2002.
D. Pepperspray. Pepperspray invoeren.
E. DNA-onderzoek. Ten behoeve van DNA-onderzoek zal geïnvesteerd worden in opleidingen voor het eerste optreden op de plaats van het delict en voor het vinden en veiligstellen van biologische sporen. Hiernaast zullen aanpassing van relevante bedrijfsprocessen en (interne) voorlichting plaatsvinden en logistieke en mogelijke bouwtechnische voorzieningen getroffen worden om met name contaminatie van sporenmateriaal tegen te gaan.
A. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 2,709 mld beschikbaar. Hierin is begrepen een bedrag van € 18,424 mln voor de aanpassing van de regiospecifieke toedeling.
B. Het merendeel van de kosten van de CAO politie 2001–2003, in 2002 € 358,107 mln, maakt deel uit van de algemene bijdrage van de korpsen, het Klpd, het LSOP en de bovenregionale voorzieningen. Voor de werktijdverlenging is circa € 96,5 mln beschikbaar. In de CAO politie 2001 – 2003 zijn gelden vrijgemaakt voor zaken die ook in het kader van de commissie Van Rijn wenselijk worden geacht.
C. Voor 2002 gaat in totaal om € 65,798 mln. Dit bedrag maakt deel uit van de algemene bijdrage. Hierin is begrepen een aanvullend bedrag van € 3,721 mln.
D. Periodiek dienen de benodigdheden hiervoor te worden vervangen (verstrijken van houdbaarheidsdatum en verbruik). De structurele kosten worden geraamd op circa € 1,815 mln per jaar. Bezien wordt hoe dit bedrag kan worden opgenomen in de algemene bijdrage. De initiële investeringskosten van € 7,714 mln zijn in 2001 geraamd.
E. In 2002 is hiervoor € 1,361 mln beschikbaar. De initiële investeringskosten van € 2,723 mln zijn in 2001 geraamd.
In bovenstaande grafiek wordt de realisatie van de doelstelling opgenomen in het Convenant politie 1999 om per 1-7-2002 43 622 fte's gerealiseerd te hebben. Inmiddels is de feitelijke sterkte van de Nederlandse politie gegroeid tot 43 755 fte per 1-7-2001. De conclusie is dat deze doelstelling inmiddels is gerealiseerd. De realisatie van deze doelstelling staat los van de mogelijkheid om de 36-urige werkweek te verlengen tot een 38-urige werkweek.
Operationele doelstelling 3: Bevorderen dat de politie op bovenregionaal en landelijk niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen
A. Een integrale financiering van het Klpd opdat het zijn taken kan uitoefenen. Een uitgebreidere omschrijving is opgenomen bij de baten-lastendienst.
B. Betere bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit door de inzet van regio-overstijgende teams. In 2002 ligt het accent op de opsporing en bestrijding van de productie van synthetische drugs.
C. Het verbeteren van de internationale politie samenwerking. Zowel in EU-verband, bilateraal, met de kandidaat EU-lidstaten, alsmede de Nederlandse Antillen en Aruba.
A. Integrale financiering Klpd. Er worden een algemene bijdrage en (eventueel) doeluitkeringen verstrekt aan de baten/lastendienst Klpd. De plannings- en verantwoordingsdocumenten worden getoetst. Het resultaat van de divisie Logistiek dient in 2002 naar € 4,5 mln gestegen te zijn (in 2000 € 1,8 mln). Verder dient het actieprogramma Klpd voltooid te worden.
B. Bovenregionale voorzieningen. Het instellen van XTC-teams en het uitbreiden van de unit synthetische drugs. Deze taakuitbreiding/intensivering van regio-overstijgende activiteiten is een extra voorziening naast de reeds bestaande teams. Thans zijn operationeel; mensensmokkel, synthetische drugs, grensoverschrijdende observatieteams, fraudeteams, kernteams zware criminaliteit, financieel expertise centrum, centraal instituut voetbalvandalisme, landelijk rechercheteams en Nederlands Centrum voor Internationale Politie Samenwerking (NCIPS). Het rapport van de commissie Brinkman dient uitgevoerd te zijn. Dit betekent dat er afstemming in organisatie en inrichting van de bovenregionale voorzieningen is. Dit bevordert de samenhang, transparantie en snelheid van samenwerkingsverbanden.
C. Internationale samenwerking:
– op verzoek van internationale organisaties, met name de Verenigde Naties, uitzenden van politiepersoneel. De streefwaarde voor 2002 is 30 personen;
– bevorderen van de grensoverschrijdende samenwerking met Duitsland en België.
– toetsen of de uitzending past in het politiebeleid. NCIPS is belast met de werving en de voordracht van kandidaten en het bijhouden van een bestand van potentieel uit te zenden personen;
– toezien op het op heldere en eenvormige wijze tot stand laten komen van verzoeken om samenwerking, besluitvorming over samenwerking. Afstemming tussen de diverse korpsen, het LSOP en de Koninklijke Marechaussee bij activiteiten op Aruba en de Nederlandse Antillen;
– in stand houden van een coördinatiepunt, NCIPS. Het NCIPS is opgericht door Justitie en BZK en de politiekorpsen om internationale politiesamenwerking in Nederland te coördineren. In 2002 moet het aantal bilaterale samenwerkingsprogramma's gestegen zijn naar 3 ten opzichte van 0 in 2000 en moet het bedrag aan PHARE/OISIN projecten waaraan Nederland participeert toegenomen zijn naar € 2,269 mln ten opzichte van € 0,545 mln in 2000;
– stationeren van politieattaches in diverse landen;
– bevorderen van de samenwerking tussen de Nederlandse politie en Europol.
A. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 257,565 mln geraamd. In dit bedrag is mede begrepen een additionele bijdrage voor de aanschaf van helikopters van € 6,780 mln. Zie ook de baten-lastendienst.
B. De totale kosten voor de teams (units), inclusief de nieuwe activiteiten, bedragen in 2002 € 56,129 mln. Voor het instellen van XTC teams is een bedrag van € 4,992 mln toegevoegd. Voor de uitbreiding van de USD is een bedrag van € 1,089 mln verkregen. Voor een verdere uitsplitsing van de budgetten wordt verwezen naar de verdiepingsbijlage.
C. In 2002 is hiermee een bedrag gemoeid van € 5,092 mln. Hiervan is € 2,042 mln voor het uitzenden van politiepersoneel.
Operationele doelstelling 4: Verbeteren van het prestatievermogen van de Nederlandse politie
A. Een grotere doelmatigheid en efficiency bij de politiekorpsen.
B. Het kwalitatief en kwantitatief verbeteren van de politiële jeugdtaak.
C. Middels samenhangend evaluatie- en onderzoeksbeleid toetsen of het huidige en het te ontwikkelen beleid effectief en efficiënt is dan wel kan zijn.
A. Doelmatigheid en efficiency. Een stelsel van prestatiebekostiging invoeren om korpsen te stimuleren hun presteren op een zo hoog mogelijk niveau te brengen. In samenwerking met de korpsen wordt hieraan nader invulling gegeven om te komen tot toepasbare indicatoren. Prestatievergelijking is hierbij een essentieel onderdeel. De verwachting is dat in 2002 een stelsel van prestatiebekostiging is ingevoerd. Daarnaast dienen in 2002 ook 2000 arbeidsjaren vrijgespeeld te zijn ten behoeve van de directe en indirecte executieve dienst ten opzichte van 1998. Verder dienen de korpsen in 2002 ook een fase verder te zijn in het NKP-model ten opzichte van 2000. Ook dienen alle korpsen te voldoen aan de paraatheidseis ME en ABRIO en gebiedsgebonden politiezorg te hebben ingevoerd.
B. Politiële jeugdtaak. Het beschikbaar stellen van een bijzondere bijdrage aan de regionale politiekorpsen. Hiermee dient niet alleen de huidige aandacht voor jeugdzorg geëvalueerd te worden, maar ook de structurele bekostigingsvraag bezien te worden. Dit betekent onder andere dat alle korpsen een afgeronde jeugdanalyse moeten hebben.
C. Nieuwe beleidsonderwerpen. Het uitvoeren van ex-ante, ex-post en/of organisatieonderzoek op het terrein van politie en veiligheid. Nadere informatie met betrekking tot de voorgenomen onderzoeken in 2002 is opgenomen in de evaluatiebijlage.
A. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 10,891mln beschikbaar.
B. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 11,345 mln beschikbaar.
C. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 2,886 mln beschikbaar.
Operationele doelstelling 5: Bijdragen aan een adequaat niveau van het politiepersoneel
A. Het politieonderwijs afstemmen op de eisen die gesteld worden aan het reguliere beroepsonderwijs.
B. Creëren van een gezonde financiële positie van het LSOP en het bekostigen van de benodigde capaciteit voor zowel primaire opleidingen als vervolgopleidingen.
C. Verder uitbouwen van een faciliterende wervingsorganisatie op centraal niveau die bijdraagt aan de realisatie van de gewenste sterkte van 43 622 fte's op 1 juli 2002 alsmede een organisatie die na 1 juli 2002 bijdraagt aan het realiseren van de toenemende vervangingsvraag bij de politie, verkorten van de keten van werving en selectie en verhogen van de arbeidsparticipatie van vrouwen, homoseksuelen en allochtonen en het stimuleren van een arbeidsklimaat dat bevorderlijk is voor de ontplooiing van alle medewerkers bij de Nederlandse politie;
D. Goede secundaire arbeidsvoorwaarden zodat de politie een interessante en concurrerende werkgever is.
E. Op basis van een landelijk management en development beleid komen tot adequate vervulling van strategische topfuncties, transparante sollicitatie- en benoemingsprocedures en een voldoende potentieel van politiefunctionarissen voor strategische topfuncties.
A. PO2002. Het invoeren van PO2002 per 1 januari 2002. Dit betekent een langere opleidingsduur dan de huidige politieopleidingen en komt daarmee meer in overeenstemming met vergelijkbare opleidingen in het reguliere beroepsonderwijs. Daarnaast voorziet het in een duaal stelsel van leren en werken. Zodra PO2002 van start gaat zullen de basiswaarden en streefwaarden voor de prestatie-indicator percentage en absolute aantallen geslaagde studenten per 5 onderwijsniveaus basisopleiding bekend worden.
B. Bedrijfsvoering LSOP:
– een nieuw bekostigingsstelsel invoeren ter bevordering van een gezonde financiële positie van het LSOP en ten behoeve van een éénvoudig en transparante bekostigingsrealtie;
– beschikbaar stellen van extra middelen om enerzijds de extra instroom in het kader van de sterktedoelstelling voor de politie in deze kabinetsperiode te realiseren en anderzijds de vervangingsvraag bij de korpsen te realiseren als gevolg van de vergrijzing van de korpsen de komende jaren, die een oplopende lijn vertoont.
C. Werving en behoud:
– intensivering van wervingsinspanningen en imagocampagnes waarbij specifieke doelgroepen (bijvoorbeeld allochtonen, homoseksuelen) gerichter worden benaderd. De volgende streefwaardes zijn voor 2002 gesteld:
* aanmeldingen Banenlijn en korpsen 525 (ten opzichte van 400 in 2000,
* aantal vrouwen 25% (ten opzichte van 23% in 2000),
* aantal allochtonen 5% (ten opzichte van 3% in 2000),
* aantal vrijwilligers 10% (ten opzichte van 6% in 2000);
– een meer intensieve samenwerking tussen de politieregio's, Klpd en LSOP bewerkstelligen en het verbeteren van de organisatorische inbedding van wervingsactiviteiten;
– beschikbaar stellen van financiële bijdragen aan politieregio's op basis van ingediende en goedgekeurde plannen inzake werving en behoud van de verschillende doelgroepen die onder het diversiteitsbeleid vallen. De verhouding instroom/uitstroom dient in 2002 1 : 0,58 te bedragen ten opzichte van 2000 1 : 0,60;
– politieregio's en Klpd ondersteunen bij het te voeren diversiteitsbeleid door het in 2001 ingestelde Landelijk Expertisecentrum Diversiteit;
– activiteiten uit het Werkplan diversiteit politie 2001–2005 uitvoeren.
D. Goede secundaire arbeidsvoorwaarden. Onderzoeken en projecten uitvoeren op het gebied van onder meer capaciteitsmanagement, preventie ziekteverzuim, en reïntegratie.
E. Landelijk management en developmentbeleid:
– starten van de 3e leergang politieleiderschap in 2001;
– uitvoeren van assessments ten behoeve van selectie en aanstelling;
– verder ontwikkelen van MD-instrumenten;
– opstellen en implementeren van een communicatieen voorlichtingsplan;
– instellen van een bovenregionaal adviescollege.
A. In 2002 is hiervoor een extra bedrag beschikbaar van € 6,808 mln.
B. Ter financiering van het LSOP in 2002 (inclusief PO2002) is een bedrag beschikbaar van € 98,925 mln. Hierin is begrepen een extra bedrag van € 15,882 mln voor een nieuw bekostigingsstelsel en het waarborgen van de instroom in verband met de vervangingsvraag.
C. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 6,420 mln beschikbaar. Hiervan is een groot gedeelte, € 5,014 mln, beschikbaar voor werving. Het restant, € 1,407 mln, is beschikbaar voor diversiteit.
D. Thans is niet bekend wat de kosten zullen zijn voor het uitvoeren van de onderzoeken en projecten. De kosten zullen opgevangen worden binnen de lopende begroting. Voorlopig wordt hiervoor € 1,000 mln voor gereserveerd.
E. In 2002 is hiervoor een bedrag van € 2,000 mln extra beschikbaar.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
2: Politie | 2000 | 20 01 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 3 220 205 | 3 554 659 | 3 322 563 | 3 420 870 | 3 524 914 | 3 538 338 | 3 563 296 |
1. apparaat | 13 934 | 11 730 | 10 702 | 10 868 | 10 939 | 10 947 | 10 947 |
2. politie op regionaal niveau | 2 472 882 | 2 724 864 | 2 665 275 | 2 712 090 | 2 783 871 | 2 789 383 | 2 806 852 |
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 430 357 | 292 809 | 329 211 | 323 182 | 324 419 | 325 215 | 327 258 |
4. prestatievermogen van de politie | 24 257 | 126 404 | – 4 132 | 55 050 | 75 170 | 75 209 | 75 209 |
5. adequaat niveau van politiepersoneel | 278 775 | 398 852 | 321 507 | 319 680 | 330 515 | 337 584 | 343 030 |
Uitgaven | 3 075 694 | 3 378 457 | 3 411 305 | 3 462 325 | 3 495 579 | 3 521 958 | 3 546 916 |
1. apparaat | 12 971 | 20 518 | 10 754 | 10 868 | 10 939 | 10 948 | 10 947 |
2. politie op regionaal niveau | 2 380 008 | 2 626 763 | 2 709 811 | 2 754 105 | 2 755 163 | 2 773 325 | 2 790 795 |
3. politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 328 124 | 303 949 | 317 878 | 322 264 | 323 791 | 324 969 | 327 012 |
4. prestatievermogen van de politie | 24 426 | 84 374 | 33 681 | 54 523 | 75 082 | 75 132 | 75 132 |
5. adequaat niveau van politiepersoneel | 330 165 | 342 853 | 339 181 | 320 565 | 330 604 | 337 584 | 343 030 |
Ontvangsten | 242 852 | 170 452 | 169 074 | 172 250 | 175 881 | 175 881 | 175 881 |
De budgetflexibiliteit (in € 1 000) | ||||||
2: Politie | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgaven | 3 411 305 | 3 462 325 | 3 495 579 | 3 521 958 | 3 546 916 | |
Reeds aangegane juridische verplichtingen stand 1 juni 2001 | 3 310 509 | 14 075 | 12 527 | 11 314 | 10 926 | |
Percentage reeds juridisch verplicht van de uitgaven | 97,0% | 0,4% | 0,4% | 0,3% | 0,3% |
De algemene bijdrage aan de regionale politiekorpsen, het Klpd en het LSOP wordt een jaar voor de verstrekking vastgelegd. De algemene bijdrage wordt evenwel meerjarig bekend gemaakt op grond van de Politiewet 1993 en de LSOP-wet. De algemene bijdrage is bedoeld voor bekostiging van de personele- en materiële kosten en investeringen van de korpsen en het LSOP. Deze budgetten zijn daarom niet flexibel.
Voor de apparaatsuitgaven geldt de kas=verplichtingenfictie.
De veronderstellingen die ten grondslag liggen aan het beleid worden enerzijds bepaald door factoren die niet binnen de beïnvloedingssfeer van de Minister van BZK liggen en anderzijds door factoren die de basis vormen van beleid dat door de Minister van BZK geïnitieerd is.
Factoren die buiten de beïnvloedingssfeer van de Minister van BZK liggen zijn:
– demografische ontwikkelingen zoals toename van het aantal inwoners en wijzigingen in de samenstelling van de bevolking;
– veranderingen in omvang en structuur van de criminaliteit;
– veiligheidsbeleving van burgers.
De mate waarin deze veronderstellingen uitwerken in de vraag naar politiediensten kan vooraf niet worden vastgesteld. Bovendien is de vraag naar politiediensten onbegrensd. De relatie tussen de veronderstellingen en het beleid kan mede daardoor niet objectief worden bepaald.
Factoren die de basis vormen van beleid dat door de Minister van BZK is geïnitieerd zijn:
– de landelijke beleidsthema's zoals verwoord in het Beleidsplan Nederlandse Politie 1999 – 2002 en de Landelijke politiebrief;
– veranderingen in werkwijze van de politie (bijvoorbeeld de invoering van gebiedsgebonden politiezorg en de aanpak van jeugd en criminaliteit) en opsporingstechnieken (bijvoorbeeld digitaal rechercheren en de opsporing van – synthetische – drugs);
– het realiseren van de sterktedoelstelling zoals neergelegd in het Regeerakkoord. De instroom van toekomstig politiepersoneel is evenwel afhankelijk van het aantal mensen dat zich aanmeldt voor een baan bij de politie.
Gelet op de algemene en specifieke veronderstellingen wordt met het beschikbare budget invulling gegeven aan het bereiken van de algemene doelstelling van dit beleidsartikel «de Nederlandse politieorganisatie is op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau».
In 2002 zullen voorbereidingen worden getroffen voor de nieuwe kabinetsperiode. Op basis van een nieuw Regeerakkoord zal daarbij aandacht worden besteed aan de formulering van de operationele doelstellingen en herijking van de prestatie-indicatoren. Niet aan alle prestatie-indicatoren zijn geldstromen gekoppeld. Daarbij wordt dan ook gekeken naar de relatie met en gegevens uit het Beleidsplan Nederlandse Politie en de Monitor Veiligheidsbeleving.
BELEIDSARTIKEL 3: BRANDWEER EN RAMPENBESTRIJDING
1. Algemene beleidsdoelstelling
Bevorderen dat de brandweer en rampenbestrijding op een kwalitatief en kwantitatief adequaat niveau zijn.
Veiligheid is een kerntaak van de overheid. De Minister van BZK ontwikkelt ten aanzien van die kerntaak beleid over het voorkomen, beperken en beheersen van branden, zware ongevallen en rampen. Dit gebeurt in samenwerking met nationale en internationale partners.
De brandweerzorg en de rampenbestrijding is allereerst een gemeentelijke verantwoordelijkheid.
De brandweer heeft een spilfunctie in de rampenbestrijding en de onderlinge bijstand dient in alle gevallen te zijn gewaarborgd. Daarom heeft de Minister van BZK bevoegdheden ten aanzien van de brandweer op grond van de Brandweerwet 1985. Zo kan de minister regels stellen ten aanzien van en functie- en opleidingseisen van brandweerpersoneel, draagt hij zorg voor de opleiding van beroepsbrandweerofficieren en kan hij eisen stellen aan het materieel.
Daarnaast is de minister «systeemverantwoordelijk» voor de rampenbestrijding. Hij schept de noodzakelijke voorwaarden opdat alle verantwoordelijke besturen en diensten in samenhang hun taken kunnen uitoefenen. Dit betekent dat de minister zorgdraagt voor de totstandkoming van wet- en regelgeving en de voorstellen voor de eventuele wijzigingen hiervan, voor de inrichting en het functioneren van het systeem en voor de financiering van een gedeelte van de kosten.
Tevens zorgt de bewindspersoon voor bepaalde landelijke voorzieningen zoals het waarschuwingsstelsel en biedt hij inhoudelijke ondersteuning aan gemeenten, regio's en provincies.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
3.2. Ondersteunen/bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is. | Effectiviteit brandweerorganisatie Kwaliteit brandweerpersoneel | Er ontbreken en er zijn verouderde richtlijnen met betrekking tot de brandweer-organisatie. Gegevens over toepassing ontbreken. Huidige kwaliteit brandweerpersoneel behoeft aanpassingCriteria ontbrekenOefenbeleid is verouderd | Herziene versies van diverse richtlijnen (criteria) gereed op gebied van organisatie, procedures en arbo. Implementatie (invoering/opleiden) na 2002.Nieuwe criteria. Omschakeling van rangsgericht naar functiegericht opleiden. Implementatie na 2002.Toepassing oefenbeleid 50%. |
Beschikbaarheid brandweerpersoneel | De beschikbaarheid van voldoende brandweerpersoneel is punt van zorg onder andere voor officieren en vrouwen. | Imagocampagne opgestart in 2001. Verdubbeling aantal vrouwen bij de brandweer. Reducering tekort aan brandweerofficieren. | |
3.3. Ondersteunen/bevorderen dat de partners in de rampenbestrijding hun wettelijke taken kunnen uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is. | Instandhouding van de materiële en infrastructurele component van de rampenbestrijdingsorganisatie (zowel brandweer als geneeskundig) | Structuur en samenstelling van de materiële en infrastructurele component van de rampenbestrijdingsorganisatie zijn verouderd en onvoldoende afgestemd op de toenemende risico's. | In 2002 is een plan ontwikkeld voor aanpassing van de materiële en infrastructurele component van de rampenbestrijdingsorganisatie aan de toenemende risico's en territoriaal congruente regio's. |
Maatschappelijk aanvaardbaar veiligheidsniveau voor infrastructuur en transport (MAVIT). | Voor 1 onderdeel (tunnels, overkappingen en overkluizingen) | Voor 2 onderdelen (overkappingen e.d. en infrastructuur) | |
Territoriale congruentie van brandweer en GHOR-regio'sVoorzien in bovenregionale voorbereiding rampen- bestrijding | Niet alle regio's zijn congruent (circa de helft)geen internationale bijstandseenheid wederzijdse bijstand bij rampen met België en Duitsland geregeld in wederzijdse overeenkomsten | Wettelijk vastleggen 100% congruentie m.i.v. 2003internationale bijstandseenheid geoperationaliseerd in 2002. In 2002 zijn er op basis van de wederzijdse bijstandsovereenkomsten en aanvullende regelgeving afspraken gemaakt over grensoverschrijdende knelpunten bij de rampenbestrijding | |
Kwaliteitsverbetering van het oefenen | Noodzakelijk geachte verbeteringen nog niet ingevoerd | In 2002 is de oefenbank ontwikkeld. In 2002 wettelijke oefenverplichting vliegvelden geïmplementeerd. In 2002 is er een ontwikkelde visie op computerondersteund bestuurlijk en multidisciplinair oefenen. | |
Regio's beschikken over en rapporteren jaarlijks over de uitvoering van een invoeringsplan rampenbestrijding | 73% van de regio's hebben een invoeringsplan rampenbestrijding en rapporteren over de uitvoering | 100% van de regio's hebben een invoeringsplan rampenbestrijding en rapporteren over de uitvoering | |
Beschikbaarheid Landelijke Monitor Brandweer en Rampenbestrijding. | wordt ontwikkeld | operationeel in 2003. |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | jun-2001 | feb-2002 | Onderzoek naar de toepassing waarschuwingsmiddelen in relatie tot risico-analyses en ramptypes |
sep-2001 | jan-2002 | Evaluatie Besluit bedrijfsbrandweren | |
sep-2001 | mrt-2002 | Uniforme organisatorisch en bestuurlijk transparante coördinatiestructuur voor de rampenbestrijding | |
sep-2001 | dec-2002 | Evaluatie handleiding brandweerzorg | |
jan-2002 | jun-2003 | Samenhangende monitor en rapportage over de kwaliteit van de rampenbestrijding | |
jun-2002 | jun-2003 | Evaluatie van de Geneeskundige combinatie |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Ondersteunen en bevorderen dat de brandweer zijn wettelijke taken kan uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is
Voor de brandweer zal het volgende bereikt moeten worden:
A. Een effectieve brandweerorganisatie.
B. Kwalitatief hoogwaardig brandweerpersoneel.
C. Voldoende beschikbaarheid van brandweerpersoneel op alle niveaus, met een verhoging van het aandeel van vrouwen bij de brandweer.
A. Ten behoeve van het realiseren van een effectieve brandweerorganisatie. Bevorderen dat gemeenten zorgen voor een samenhangend kwaliteitssysteem met criteria voor de basisbrandweerzorg. Het streven is erop gericht dat dit systeem eind 2003 beschikbaar is.
B. Ten behoeve van het realiseren van kwalitatief hoogwaardig brandweerpersoneel:
– in samenwerking met de partners binnen de brandweerorganisatie worden voor de repressieve functies de benodigde competenties beschreven en selectiecriteria ontwikkeld;
– de opleiding voor brandweerfuncties wordt omgeschakeld van ranggericht naar functiegericht. De implementatie wordt verwacht na 2002;
– de toepassing van het oefenbeleid wordt gestimuleerd, met als streefwaarde de toepassing van de handleiding Oefenen door 50% van de korpsen.
C. Ten behoeve van het realiseren van voldoende beschikbaarheid van brandweerpersoneel:
– de campagne ter verbetering van het imago van de brandweer die in 2001 is opgestart wordt voortgezet;
– de in 2000 gestarte landelijke campagne «meer vrouwen bij de brandweer» wordt voortgezet; Het streven is gericht op een verdubbeling van het aantal vrouwen bij de brandweer in 2002.
– het ontwikkelen van activiteiten ten behoeve van het reduceren van het tekort aan brandweerofficieren.
A. € 0,363 mln.
B. € 1 mln.
C. € 1,722 mln.
Operationele doelstelling 3: Ondersteunen en bevorderen dat de partners in de rampenbestrijding hun wettelijke taken kunnen uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is
Voor het goed functioneren van de rampenbestrijdingsorganisatie binnen alle schakels van de veiligheidsketen, heeft BZK zich een aantal doelen gesteld. Als belangrijkste zijn te noemen:
A. De gebiedsindeling van de hulpverleningsregio's is territoriaal congruent. De verschillen in schaalgrootte van de regionaal georganiseerde brandweer-, GHOR- en politieorganisaties kennen verschillen in grenzen en schaalgrootte vormen een belemmering voor het optimaal functioneren van de rampenbestrijdingsorganisatie. Het streven is een volledige congruentie, met uitzondering van die gevallen waar de kwaliteit van de rampenbestrijding aantoonbaar beter is gewaarborgd in een incongruente situatie.
B. De rampenbestrijdingsorganisatie is zowel in materiële als in infrastructurele zin in stand gehouden. Het is van belang dat de brandweer- en rampenbestrijdingsorganisatie beschikt over samenhangende, effectieve en efficiënte telecommunicatiestructuur, zowel voor de communicatie onderling als naar de bevolking (alarmering). De rampenbestrijdingsorganisatie wordt mede inzetbaar gehouden door het beschikbaar zijn van materiële voorzieningen, waarin niet op lokaal of regionaal niveau wordt voorzien.
C. Een situatie waarin de maatschappij en in het bijzonder de partners in de rampenbestrijding pro-actief (handelen dat leidt tot voorkomen van ongevallen en rampen) en preventief (handelen dat leidt tot het zoveel mogelijk beperken van de kans op en de effecten van ongevallen en rampen) omgaan met veiligheid. De aandacht voor veiligheid in het algemeen en in het bijzonder bij de ontwikkeling van infrastructurele voorzieningen is in veel gevallen niet gestructureerd. Bij de realisering van infrastructuur zal gestructureerd rekening gehouden moeten worden met de veiligheid van gebruikers en omgeving, alsmede met de mogelijkheden voor zelfredzaamheid en hulpverlening.
D. De rampenbestrijding op bovenregionaal niveau is voorbereid. De vuurwerkramp in Enschede heeft aangetoond dat voor het redden van mensen in stedelijke verwoeste gebieden behoefte bestaat aan een bijstandseenheid die over specialistische kennis en internationale ervaring beschikt op dit gebied. Daarom wordt bevorderd dat een gespecialiseerde bijstandseenheid voor «search and rescue» wordt geformeerd. Het streven is dat deze in 2002 operationeel inzetbaar is.
Ten aanzien van de grensoverschrijdende samenwerking bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen zijn knelpunten gesignaleerd. Deze knelpunten hebben met name betrekking op de spoedeisende medische hulpverlening en de grensoverschrijdende telecommunicatie. De oplossing van enkele knelpunten vergt een complexe aanpassing van Europese regelgeving, hetgeen naar verwachting niet binnen enkele jaren gerealiseerd zal zijn. De meeste knelpunten zijn echter wel in samenwerking tussen de betrokken overheden in Nederland en die in de buurlanden op te lossen.
E. De kwaliteit van het bestuurlijk en operationeel oefenen is verbeterd. Het oefenen vormt een belangrijk onderdeel van de planmatige en gecoördineerde voorbereiding op de rampenbestrijding. Een goede voorbereiding is noodzakelijk om de gevolgen van een ramp adequaat te kunnen bestrijden. De doelstelling is om de kwaliteit van het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen te verbeteren.
F. De gemeenten en regio's zijn planmatig voorbereid op de binnen hun grenzen aanwezige risico's, die alle in kaart zijn gebracht. De organisatie van de rampenbestrijding is thans onvoldoende geënt op de aanwezige risico's. Hierdoor is er onvoldoende samenhang tussen de organisatie van de rampenbestrijding en te leveren prestaties. In het kader van de uitvoering van de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 zijn met de gemeenten/regio's afspraken gemaakt over de activiteiten die moeten worden ontplooid ten behoeve van deze planmatige voorbereiding. Het streven is erop gericht dat in 2003 alle gemeenten/regio's zich planmatig hebben voorbereid op de bestrijding van gedefinieerde rampen en zware ongevallen.
G. Het kwaliteits- en toezichtsarrangement ten behoeve van de rampenbestrijding functioneert naar behoren. Het kwaliteits- en toezichtsarrangement is onvoldoende uitgewerkt. Een samenhangend stelsel van kwaliteitscriteria is in ontwikkeling. Het streven is dat in 2003 het kwaliteits- en toezichtsarrangement ten behoeve van de rampenbestrijding is ingevoerd en functioneert.
H. De brandweer- en geneeskundige hulpverleningsregio's zijn voorbereid op de taken die zij in het kader van de rampenbestrijding en hulpverlening vervullen. De taken hebben betrekking op alle schakels binnen de veiligheidsketen. De aandacht voor pro-actie en preventie is een punt waar het kabinet zich onder andere naar aanleiding van de vuurwerkramp in Enschede sterk voor wil maken. Deze aandacht zal bij alle betrokken partijen in de toekomst vergroot moeten worden.
A. Territoriale congruentie. Op grond van bestaande wet- en regelgeving hebben de provinciale besturen een leidende rol in het proces van territoriale congruentie. Het rijk tracht, waar mogelijk en wenselijk, een stimulerende invloed uit te oefenen. De voorgenomen gebiedsindeling in het jaar 2003, alsmede het proces om te komen tot die gebiedsindeling, wordt door de provinciale besturen neergelegd in een zogenaamde «intentieverklaring». Aan de hand van de inhoud van de intentieverklaring beslist het rijk welke stappen noodzakelijk zijn om het gestelde doel te realiseren. Op basis van individuele aanvragen zal het rijk vaststellen of, en zo ja welke bijdrage mogelijk is ter bestrijding van mogelijk optredende onevenredige frictiekosten bij het proces van territoriale congruentie.
B. Materiële en infrastructurele voorzieningen:
– het mede zorgen voor de instandhouding van het verbindingsnet ten behoeve van de brandweer, inclusief de mobiele component;
– het mede ervoor zorgen dat er een aan de behoeftes aangepaste noodvoorziening komt;
– het ervoor zorgen dat er een satelliet communicatienetwerk komt met uitgebreide ICT-mogelijkheden ten behoeve van de rampenbestrijding, als aanvulling op bovenstaande voorzieningen;
– het ervoor zorgen dat de telecommunicatie ten behoeve van de rampenbestrijding ook grensoverschrijdend functioneert;
– het ervoor zorgen dat de infrastructuur afgestemd is op de benodigde informatiestructuur, zodat van een samenhangende ICT structuur ten behoeve van de rampenbestrijding sprake is;
– het zorgen voor een landelijk dekkend waarschuwingsstelsel, dat qua aansturing bij de ingebruikname van het landelijk communicatienetwerk C2000 is aangepast, alsmede voor een aanvullend waarschuwingssysteem voor doven en slechthorenden;
– het aanschaffen en instandhouden van rampenbestrijdings- en hulpverleningsmaterieel, waarin op lokaal en regionaal niveau niet wordt voorzien.
C. Vergrote aandacht voor veiligheid. In samenwerking met onder meer Verkeer en Waterstaat zal BZK een landelijk beleidskader ontwikkelen, dat de basis moet vormen voor beslissingen over veiligheid bij besluiten over infrastructuur. Er wordt ook gewerkt aan de totstandkoming van een maatschappelijk aanvaardbaar niveau van veiligheid voor infrastructuur en transport (MAVIT), waarbij als eerste tunnels en overkappingen aan de orde komen. Het streven is om dit in de eerste helft van 2002 af te ronden. Naast het aangeven aan welke normen tunnels moeten voldoen, zal ook het besluitvormingsproces hieromtrent gestroomlijnd worden.
D. De rampenbestrijding op bovenregionaal niveau is voorbereid. Met een nader te bepalen samenwerkingsverband van regio's zullen afspraken worden gemaakt ten aanzien van de formatie van de bijstandseenheid voor «search and rescue». Ten aanzien van deze eenheid zullen kwaliteitscriteria worden opgesteld, waaronder eisen ten aanzien van opleiding en geoefendheid. Ten behoeve van het oplossen van de knelpunten op het gebied van de grensoverschrijdende samenwerking bij de bestrijding van rampen en zware ongevallen zullen de volgende activiteiten worden ondernomen:
– de regelgeving wordt aangepast;
– er wordt bevorderd dat op regionaal niveau wederzijdse bijstandsovereenkomsten worden gesloten (hiertoe vindt overleg plaats met de betrokken overheden);
– er worden additionele analoge verbindingsmiddelen beschikbaar gesteld, om de periode tot de ingebruikname van het landelijk communicatienetwerk C2000 te overbruggen.
E. De kwaliteit van het bestuurlijk en operationeel oefenen is verbeterd. In samenwerking met de partners in de rampenbestrijding is ter bevordering van de kwaliteit van het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen het project «meer en beter oefenen» ingesteld, met als deelprojecten:
– kwaliteitscriteria voor het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen;
– multidisciplinaire netwerken van oefenontwikkelaars en oefenleiders;
– computerondersteund bestuurlijk en multidisciplinair oefenen;
– oefenbank rampenbestrijding;
– checklist voor het landgrensoverschrijdend oefenen.
Het streven is er op gericht dat dit project in 2002 is afgerond.
In samenwerking met het Landelijk Beraad Rampenbestrijding wordt ter bevordering van de kwaliteit van het multidisciplinair en bestuurlijk oefenen in 2001 een oefenprijs ingesteld. Deze prijs zal ook in 2002 worden uitgereikt.
Met een financiële bijdrage wordt bevorderd dat de wettelijke verplichting tot het beoefenen van rampbestrijdingsplannen luchtvaartterreinen wordt geïmplementeerd.
F. Planmatig voorbereid zijn van gemeenten en regio's. Bevorderd wordt dat per regio het te bereiken zorgniveau, als basis voor de planmatige voorbereiding op de bestrijding van rampen, bestuurlijk zal worden vastgelegd. Dit gebeurt op basis van een analyse van de aanwezige risico's en de aan de hand daarvan vastgestelde operationele prestaties. Hiertoe heeft BZK de Leidraad Maatramp en de Leidraad Operationele prestaties laten ontwikkelen. In het regionaal multidisciplinair beheersplan zal het zorgniveau worden vastgelegd alsmede de wijze waarop dat gerealiseerd wordt. Dit beheersplan vormt het kader voor de inspanningen die de verschillende disciplines (brandweer en GHOR) moeten leveren. De afzonderlijke regionale besturen van de brandweer en de GHOR zullen deze inspanningen vastleggen in een organisatieplan. Het beheersplan en het organisatieplan zullen een wettelijke verankering krijgen.
G. Een goed functionerend kwaliteits- en toezichtarrangement. Ten behoeve van een goed functionerend kwaliteits- en toezichtarrangement met betrekking tot de rampenbestrijding, zullen de volgende activiteiten worden uitgevoerd:
– het bevorderen dat een samenhangend stelsel van kwaliteitscriteria voor de rampenbestrijding wordt ontwikkeld;
– het wettelijk verankeren van de toetsende rol van de provincie;
– het bevorderen dat toetsingscriteria worden ontwikkeld;
– het ontwikkelen van een rapportagesystematiek;
– het ontwikkelen van een monitor, met behulp waarvan inzicht kan worden verkregen in het kwaliteitsniveau van de regionale rampenbestrijdingsorganisatie.
H. Op hun taken voorbereide brandweer- en geneeskundige hulpverleningsregio's. Door een bijdrage op grond van het Interim-besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen (IBDUR) worden de regio's in staat gesteld hun taken op het terrein van rampenbestrijding en geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen adequaat uit te voeren. Om de aandacht voor pro-actie en preventie bij de medeoverheden te vergroten, zal de aandacht voor dit aspect van de veiligheidsketen op regionaal niveau worden gestimuleerd. Hierover zullen afspraken worden gemaakt met de VNG en het IPO. In dat verband wordt bezien in welke mate een bijdrage kan worden geleverd aan het structureel uitbreiden van de capaciteit en deskundigheid op het gebied van pro-actie en preventie bij de regionale brandweerorganisaties.
A. € 2,269 mln.
B. € 9,978 mln.
C. € 1,237 mln.
D. € 1,361 mln.
E. € 4,674 mln.
F/G. € 0,681 mln.
H. € 59,058 mln.
Laatstgenoemd bedrag zal in de vorm van een bijdrage op grond van het IBDUR aan de brandweer- en geneeskundige hulpverleningsregio's worden versterkt.
Als gevolg van het kabinetsstandpunt vuurwerkramp en de daaruit voortgekomen actiepunten zijn extra middelen toegekend, vanaf 2002 € 22,235 mln structureel. Met deze middelen zullen worden ingezet op de volgende onderwerpen:
– de pro-actie- en preventiefunctie op regionaal niveau zal worden versterkt, onder andere door een vergroting van de personele capaciteit op regionaal niveau;
– de kwaliteit van de geneeskundige hulpverlening zal een extra impuls worden gegeven. Kennisuitwisseling en het ontwikkelen van referentiekaders zullen hierbij behulpzaam zijn;
– de vrijblijvendheid ten aanzien van de voorbereiding op de rampenbestrijding moet worden weggenomen. Om dit te bereiken krijgen de provincies een meer initiërende rol dan tot op heden. Zo zullen zij onder andere de toetsing van de regionale beheersplannen op zich nemen en met behulp van audits en inspecties nagaan hoe de regio's en gemeenten hun taken in de veiligheidsketen behartigen. Om het oefenen een prominentere plaats op de regionale en gemeentelijke agenda te geven, worden aanvullende middelen ter beschikking gesteld;
– een goed functionerend toezichtbestel is essentieel om inhoud te geven aan de ministeriële verantwoordelijkheid. Om grondig te kunnen rapporteren over de uitvoering van het beleid van gemeenten en provincies zal de capaciteit van de inspecties worden uitgebreid. De bestaande capaciteit is onvoldoende om binnen aanvaardbare periode, eens in de twee jaren, een valide beeld te verschaffen over de wijze waarop bestuursorganen hun taken met betrekking tot het voorkomen en bestrijden van incidenten uitvoeren. De doorlichting zal verbreed worden naar de gehele veiligheidsketen met de accenten op pro-actie en preventie en niet meer zoals tot op heden uitsluitend preparatie en repressie.
– het stijgende tekort aan brandweerofficieren wordt opgevangen door de capaciteit van de officiersopleiding te verhogen;
– de territoriale afstemming zal met kracht worden voortgezet en waar nodig in financiële zin worden gestimuleerd;
– ten behoeve van goed functionerende regionale alarmcentrales, zullen kwaliteitsnormen worden ontwikkeld en organisatorische maatregelen in gang worden gezet. Voor de ondersteuning zal een landelijk dekkende «back office» worden opgezet;
– in een in te richten landelijke ondersteuningsfaciliteit zullen actuele kennis en ervaring op diverse aspecten van fysieke veiligheid en rampenbestrijding worden verzameld. Tevens vindt binnen deze dienst het beheer plaats van het landelijk potentieel aan rampenbestrijdingsmaterieel;
– Nederland beschikt niet over een speciale eenheid voor het verrichten van search en rescue taken. Een speciale bijstandseenheid die ook in internationaal verband met andere hulpverleningsorganisaties kan worden ingezet zal worden geformeerd.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
3: Brandweer en Rampenbestrijding | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 119 349 | 109 957 | 106 614 | 112 093 | 112 251 | 113 070 | 113 071 |
1. apparaat | 10 310 | 8 467 | 7 896 | 7 811 | 7 814 | 7 819 | 7 820 |
2. ondersteunen brandweer | 21 576 | 4 872 | 5 305 | 5 434 | 5 422 | 5 415 | 5 415 |
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding | 87 463 | 96 618 | 93 413 | 98 848 | 99 015 | 99 836 | 99 836 |
Uitgaven | 120 093 | 112 491 | 109 227 | 112 748 | 113 643 | 114 462 | 114 463 |
1. apparaat | 9 672 | 8 467 | 7 896 | 7 811 | 7 814 | 7 819 | 7 820 |
2. ondersteunen brandweer | 20 495 | 5 201 | 5 424 | 5 462 | 5 450 | 5 443 | 5 443 |
3. ondersteunen partners in rampenbestrijding | 89 926 | 98 823 | 95 907 | 99 475 | 100 379 | 101 200 | 101 200 |
Ontvangsten | 830 | 40 | 1 719 | 40 | 40 | 40 | 40 |
De budgetflexibiliteit (in € 1 000) | ||||||
3: Brandweer en Rampenbestrijding | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgaven | 112 491 | 109 227 | 112 748 | 113 643 | 114 462 | 114 463 |
Reeds aangegane juridische verplichtingen stand 1 juni 2001 | 73 669 | 77 381 | 76 504 | 76 065 | 75 968 | 75 519 |
Percentage reeds juridisch verplicht van de uitgaven | 65% | 71% | 68% | 67% | 66% | 66% |
De uitgaven aan de brandweer en GHOR-regio's zijn op grond van het Interim-besluit doeluitkering bestrijding van rampen en zware ongevallen juridisch verplicht. Een juridische verplichting betreft tevens de bijdrage aan het Nederlandse Rode Kruis, Reddingsbrigades Nederland en het NIBRA. Daarnaast is onder de juridische verplichtingen de wachtgeldverplichting aan ex noodwachtambtenaren begrepen, alsmede de apparaatskosten (personeel en materieel) van het eigen personeel.
De bijdrage aan gemeenten op grond van het Bijdragebesluit kosten ruiming explosieven Tweede Wereldoorlog is hieronder eveneens begrepen. De jaarlijkse exploitatielasten van de telecommunicatievoorzieningen zijn tevens als niet te beïnvloeden bedragen opgenomen.
Aan de hiervoor geformuleerde operationele doelstellingen heeft een aantal veronderstellingen ten grondslag gelegen:
– handhaving van het huidige aantal vrijwilligers bij de brandweer op circa 22 000;
– een groei van het beroepspotentieel bij de brandweerorganisaties en bij de organisaties voor geneeskundige hulpverlening bij rampen en zware ongevallen (thans circa 4 300);
– minimaal handhaving van het aantal brandweerofficieren (aantal aspirant officieren en hoger thans circa 1 600);
– een verdere afname van het aantal hulpverleningsregio's (thans 37 brandweer en 26 GHOR-regio's. De streefwaarde wordt per discipline in de loop van 2003 25 hulpverleningsregio's);
– de voortgang in het versterkingsproces rampenbestrijding bij de gemeenten en de regionale samenwerkingsverbanden gaat onverminderd door.
De uitvoering van de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 en van de beleidsvoornemens genoemd in het kabinetsstandpunt naar aanleiding van de vuurwerkramp is in volle gang. De voortgang van het versterkingsproces, die ten grondslag ligt aan de beleidsnota, wordt in de tweede helft van 2001 geëvalueerd (gereed november 2001). Tevens is er een samenhangende monitor en rapportage over de kwaliteit van de rampenbestrijding in ontwikkeling die de minister in staat moet stellen om trendmatig de ontwikkelingen op het gebied van brandweer, geneeskundige hulpverlening en rampenbestrijding te volgen. Tezamen met de invoering van een wettelijke plicht tot het vaststellen van regionale beheersplannen, de uitbreiding van het toezicht van de provincie daarop en de regelmatige bestuurlijke rapportages, onder andere op basis van die beheersplannen, van de regio's aan de deelnemende gemeenten en aan de provincies en van de provincies aan de Minister van BZK, wordt de kwaliteit van de rampenbestrijding bewaakt en kan zo nodig worden bijgestuurd. Daarnaast zullen ook de inspectietaken worden geïntensiveerd. Op basis hiervan zal worden bezien of de prestatie-indicatoren worden aangevuld of aangescherpt en bepaalde kengetallen van activiteiten van de brandweer ter illustratie kunnen worden opgenomen.
BELEIDSARTIKEL 4: PARTNERS IN VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een integraal veiligheidsbeleid. Het bevorderen van een samenhangend ICT-beleid voor de sectoren Openbare Orde en Veiligheid. Een adequate coördinatie van de crisisbeheersing.
Op grond van de bevoegdheden en de verantwoordelijkheden van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de veiligheid in Nederland worden activiteiten ontwikkeld op het gebied van integrale veiligheid en wordt invulling gegeven aan de regiefunctie op dit gebied. Daarbij wordt gebruik gemaakt van een interdepartementaal netwerk met mede-overheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Daarnaast wordt gestreefd naar een toekomstvaste, flexibele informatie-architectuur (waaronder begrepen infrastructuur, applicaties, standaardiserings- en beveiligingsbeleid) voor de Nederlandse politie (als concern) en de Nederlandse brandweer- en rampenbestrijdingsorganisaties, daarbij rekening houdend met de informatierelaties met de geneeskundige sector en de Koninklijke Marechaussee.
De derde algemene beleidsdoelstelling wordt geconcretiseerd in de doelstellingen van het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC); het coördineren van orde- en veiligheidsmaatregelen en crisissituaties. In 2002 zal de capaciteit van het NCC worden vergroot door een uitbreiding van de bezetting, ruimere openingstijden en een verbetering van de ICT-infrastructuur. Ter voorbereiding op crisissituaties zal in 2002 ook een intensief opleidings- en oefenplan worden uitgevoerd. Hiervoor is een totaal budget van € 1,75 mln beschikbaar. Voor de uitwerking van het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp is € 0,908 mln beschikbaar, waarvan een deel zal worden aangewend voor materieel en personeel.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
4.2. Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP. | aantal gemeenten met geïntegreerd horecabeleid | 24 | 170 |
gemeenten met nota veiligheidsbeleid | 54% | 100% | |
waardering Informatiepunt lokale veiligheid | 6,8 | 7,3 | |
nieuwe woningen voorzien van Keurmerk Veilig Wonen of deelcertificaat | 120 000 | 240 000 | |
gemeenten die VeiligheidsEffectRapportages toepassen | 0% | 25% | |
4.3. Het bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur. | Installatie Geïntegreerd MeldkamerSysteem (GMS) in meldkamers van brandweer, ambulance en politieregio's | 18 | 29 |
beschikbaarheid 112 netwerk | 90% | 99,8% | |
beschikbaarheid PODACS-netwerk | 90% | 99,8% | |
4.4. Het realiseren van het netwerk C2000. | Opstelpunten netwerk C2000 | 40 | 120 |
aangesloten meldkamers op C2000 netwerk | 0 | 4 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
4.2: integraal veiligheidsbeleid | sep-2001 | mrt-2002 | Integrale Veiligheidsrapportage 2002 (VR 2002) |
okt-2001 | mrt-2002 | Evaluatie éénmalige intensiveringsbijdrage jeugd en veiligheid 2000–2001 |
2. Operationele beleidsdoelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP
A. Integraal Veiligheidsbeleid
Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP. Het vertrouwen van de maatschappij in de overheid moet immers worden herwonnen. Nieuwe initiatieven zullen dan ook worden ontplooid om de veiligheid verder te vergroten. Daarbij gaat het om de veiligheid zelf, de vergroting van gevoelens van veiligheid bij de burgers, de versterking van het toezicht en de handhaving, het vergroten van het veiligheidsbewustzijn van het openbaar bestuur en van zijn partners in veiligheid. De rol van de gemeenten, als spil van het veiligheidsbeleid, moet worden versterkt.
Alle gemeenten zorgen voor een beleidsnota «lokaal veiligheidsbeleid». De beleidsnota is het vehikel voor gemeenten waarlangs inhoud én uitvoering kan worden gegeven aan hun coördinerende en sturende rol op het gebied van «integrale veiligheid». Op dit moment beschikt ongeveer de helft van de gemeenten (54%) over de nota; in 2002 wordt gestreefd naar 100%. Verder worden er kwaliteitseisen ontwikkeld door middel van normen, keurmerken en certificaten, ondermeer ten behoeve van gemeenten, woningen en uitgaansgebieden, terzake ondergronds bouwen, en ontwikkelen van meetinstrumenten. Op dit moment beschikken 24 gemeenten over een geïntegreerd horecabeleid; in 2002 wordt gestreefd naar 170 gemeenten. Ten aanzien van het Keurmerk Veilig Wonen wordt in 2002 gestreefd naar 240 000 woningen die voldoen aan de criteria met betrekking tot inbraak- en brandpreventie.
Tevens zal er een intensivering plaatsvinden van het wijkveiligheidsbeleid. Dit wordt gedaan door het evalueren van een deel van de gemeenten die een éénmalige intensiveringbijdrage hebben ontvangen in het kader van jeugd en veiligheid. Ook worden de VeiligheidsEffectRapportage (VER)-pilots geëvalueerd en aan de hand daarvan bezien op welke wijze in alle gemeenten de VER kan worden ingevoerd. Op dit moment beschikt nog geen enkele gemeente over een VER; in 2002 wordt gestreefd naar 25%.
Het Informatiepunt Lokale Veiligheid (ILV) zal worden versterkt onder meer in relatie tot andere kennis- en informatiecentra. Ook wordt het strategisch inzicht vergroot in onder meer ontwikkelingen/trends op het gebied van (on)veiligheid.
In totaal is beschikbaar € 3,845 mln. Dit wordt ingezet voor:
– het invoeren van het lokaal/integraal veiligheidsbeleid in gemeenten aan de hand van de beleidsnota (€ 1,375 mln);
– het ontwikkelen van kwaliteitseisen en meetinstrumenten in gemeenten (€ 0,681 mln);
– het evalueren van Jeugd en Veiligheid (€ 1,361 mln);
– het evalueren van de VER-pilots en bezien hoe deze verder in te voeren (€ 0,227 mln);
– het versterken van het IVL (€ 0,201 mln).
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
4.2. Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP. | – aantal gemeenten met geïntegreerd horecabeleid | 24 | 170 |
– gemeenten met nota veiligheidsbeleid | 54% | 100% | |
– waardering Informatiepunt lokale veiligheid | 6,8 | 7,3 | |
– Nieuwe woningen voorzien van Keurmerk Veilig Wonen of deelcertificaat | 120 000 | 240 000 | |
– gemeenten die VeiligheidsEffectRapportages toepassen | 0% | 25% |
B. Project Onafhankelijke Rampen- en ongevallenonderzoek (PRO)
Een onafhankelijke organisatie, een ongevallenraad, voor het uitvoeren van diepgaand en integraal onderzoek naar rampen, ongevallen en incidenten, in te stellen in 2002.
Het voorbereiden van een wetsvoorstel voor een onafhankelijke organisatie voor veiligheidsonderzoek. Tevens zal het interdepartementaal, interbestuurlijk en internationaal worden gefaciliteerd en gecoördineerd van de inbreng van alle betrokken partijen ten behoeve van de voorbereiding van het eerder genoemde wetsvoorstel. Verder zullen er vergaderingen van het interdepartementale projectteam en de stuurgroep worden voorbereid, opdat tijdig en goed gedocumenteerde besluitvorming in de (rijks)ministerraad kan plaatsvinden. Ook zal er coördinatie plaats vinden van de informatievoorziening over de ontwikkelingen rond de oprichting van één raad voor veiligheidsonderzoek.
Het in te zetten veranderingstraject, waarbij de Raad voor Transportveiligheid en de bestaande defensie-ongevallenraden zullen opgaan in één onafhankelijke Raad, zal een uitbreiding van taken tot gevolg hebben en een uitbreiding nodig maken van de personeelssterkte ten opzichte van de huidige Raad voor Transportveiligheid met daaraan gekoppeld een ruimere huisvesting. Daarnaast zal voor begeleiding van het veranderingstraject onderzoek, advies en begeleiding van externen nodig zijn. Naast een goede onderlinge afstemming tussen de verschillende ministeries zullen communicatie-activiteiten in gang worden gezet om mede-overheden, hulpverleningsinstanties en particuliere organisaties te informeren over de komst en functioneren van de nieuwe raad.
Naast de personele en materiële uitgaven zullen de gelden met name besteed worden voor die activiteiten, die zich richten op onderzoek, communicatie, de bedrijfsvoering van het project, het voorbereiden en faciliteren van de vergaderingen van het interdepartementale projectteam, de stuurgroep en de klankbordgroep, het organiseren van een consultatieronde en bijeenkomsten van een brede klankbordgroep, de Tijdelijke Commissie voor Rampen- en Calamiteiten, de installatie en implementatie van de onafhankelijke Raad.
Voor PRO is structureel een bedrag van € 2,269 mln gereserveerd voor deze Raad. Deze middelen worden thans, overeenkomstig het Projectplan PRO ingezet voor het implementeren en functioneren van de nieuwe raad voor veiligheidsonderzoek.
In de loop van 2002 komt de financiering van de raad en de inbreng van de verschillende ministeries expliciet aan de orde. Het gaat om budgetten die Defensie en Verkeer & Waterstaat tot dan toe jaarlijks reserveerden voor respectievelijk de Raad voor Rampen en Calamiteiten in oprichting, de Defensie-ongevallenraad in oprichting en de Raad voor Transportveiligheid. In 2002 worden deze gelden overgeheveld naar de dan in te stellen onafhankelijke Raad en bestemd voor de inzet van activiteiten van deze raad.
De realisatie van zes actiepunten startende in 2002 en met een looptijd tot het eerste kwartaal in 2004, die zijn voortgekomen uit het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp. De actiepunten zijn te verdelen in het coördineren van de actiepunten 2 (taskforce), 3 (halfjaarlijkse voortgangrapportages), 58 (ontwikkelen landelijke standaard) en motie 27 157–29 (Commissie Financiële Afhandeling) en in het uitvoeren van actiepunt 66 (samenvoegen meldkamers).
Voor de actiepunten die moeten worden gecoördineerd:
– het instellen van een gezamenlijke taskforce met VNG en IPO voor de uitvoering van de aanbevelingen uit de onderzoeken naar de vuurwerkramp en de gezamenlijke actiepunten uit het kabinetsstandpunt. Het voeren van het secretariaat van de taskforce;
– het verzorgen van halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van de uitvoering van de 92 actiepunten die voortkwamen uit het kabinetsstandpunt Vuurwerkramp. Een zichtbare uitvoering van het kabinetsstandpunt. Daartoe worden diverse activiteiten uitgevoerd, zoals bijvoorbeeld het organiseren van symposia;
– het activeren van de Commissie Financiële Afwikkeling teneinde onderzoek te doen naar de uitvoering van de financiële regelingen en de probleemgevallen die hierbij zijn ontstaan.
Het instellen van een commissie (tegemoetkoming bij rampen en calamiteiten) die zal worden gevraagd voorstellen te doen naar financiële regelingen als gevolg van rampen of zware ongevallen.
Prestatie-indicator: halfjaarlijkse voortgangsrapportages aan de Tweede Kamer.
Actiepunt 66, het Project Samenvoegen Meldkamers, moet worden uitgevoerd.
– In 2002 zal de projectorganisatie volledig operationeel moeten zijn, alle regio's hebben bezocht, passende hulpmiddelen hebben ontwikkeld en maatwerkondersteuning moeten hebben gedefinieerd in overleg met de betrokken regio's.
– Voorts worden maatregelen voorbereid gericht op het samenvoegen van meldkamers van politie, brandweer en Centrale Post Ambulancevoorziening. Het co-lokeren van meldkamers is een absolute randvoorwaarde voor het kunnen doorvoeren van meer inhoudelijk gerichte kwaliteitverbeterende maatregelen die eveneens in het kabinetstandpunt zijn opgenomen. Tevens is het co-lokeren van meldkamers van groot belang voor de tijdige uitrol van C2000. Indien de regio's niet voor 1 januari 2004 zijn geco-lokeerd zal dit tot zeer aanzienlijke meerkosten leiden voor het rijk.
– Er zal verder een inventarisatie van knelpunten en een aanbod tot concrete ondersteuning van de regio's bij het in gang zetten dan wel versnellen van het proces van co-lokatie komen. Tevens zal de ondersteuning gericht zijn op het bevorderen van kwaliteitsverbeterende maatregelen in de meldkamer.
Prestatie-indicator: 3 maandelijkse rapportage aan de opdrachtgever over voortgang van de co-lokatie en de projectactiviteiten.
De kosten die gemaakt worden om de actiepunten te realiseren, zullen worden betaald uit de extra gelden die door het Kabinet beschikbaar zijn gesteld naar aanleiding van de vuurwerkramp. Hiervan wordt de interne en de externe organisatie betaald en de huisvesting en apparaatskosten. Tevens worden er kosten gemaakt voor de coördinatie van de actiepunten.
Operationele doelstelling 3: Het bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur
Het bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur.
Deze doelstelling wordt bereikt met de volgende sub-doelstellingen:
– invulling van de beheer- en beleidsfunctie van bovenregionale en landelijke infrastructuur en applicaties voor de sector Openbare Orde en Veiligheid (OOV-sector);
– blijven zorgdragen voor de homogenisering van de vele diverse applicaties en infrastructurele voorzieningen binnen de OOV-sector, waarbij het zwaartepunt ligt bij het politieveld;
– realisering van een inhaalslag op het terrein van de ICT bij de politie;
– ontwikkeling van een beleidsvisie en -strategie voor de langere termijn op het gebied van Informatiebeleid voor de OOV-sector;
– installatie van een Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS) in de meldkamers van de brandweer, ambulance en politieregio's;
– instandhouding baten-lastendienst ITO.
Op landelijk en bovenregionaal niveau zorgdragen voor de instandhouding van de infrastructurele voorzieningen en de in gebruik zijnde applicaties, voor zover BZK optreedt als eigenaar van het netwerk en die applicaties. Hierbij wordt gestreefd naar het realiseren van een beschikbaarheid van het 1-1-2 en Podacs-netwerk van 99,8% waarbij als randvoorwaarde een basiswaarde van 90% beschikbaarheid wordt gesteld.
Ontwikkelen van een beleidsvisie en strategie op het terrein van Informatiebeleid voor de OOV-sector. Juist nu intensief wordt samengewerkt om te komen tot een inhaalslag op de informatisering van de politie is het zaak als departement een visie te ontwikkelen over waaraan de informatiehuishouding van de politie in relatie tot zijn ketenpartners dient te voldoen. Het ketendenken zal daarin centraal staan, evenals de noodzaak vanuit de bedrijfsprocessen te redeneren en te ontwikkelen. Hoewel de snelle technologische ontwikkelingen op dit punt niet veel ruimte laten, dient ook gestreefd te worden naar een minder tijdgebonden opzet van de informatiehuishouding.
Het zodanig aanpassen en nieuw ontwikkelen van politieapplicaties dat per saldo per functionaliteit of groep van functionaliteiten slechts één applicatie in gebruik is. Het op peil brengen van de ICT-voorzieningen, zowel infrastructuur als applicaties, bij de politie. Inzet is de huidige achterstand op het gebied van de techniek om te zetten in een opgewaardeerde infrastructuur en fundamenteel vernieuwde functionaliteiten1. Hiermee wordt beoogd zeker te stellen dat de politie aan zijn informatie kan komen, maar vooral ook op een moderne manier informatie kan verschaffen aan bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt via de Regieraad ICT politie een veranderorganisatie in het leven geroepen. In aanvulling op de activiteiten die in het Bestek ICT Politie zijn opgenomen is vanaf 2002 structureel budget beschikbaar gesteld voor een project ter realisering van het elektronisch proces-verbaal en voor het uitvoeren van pilots met elektronische aangifte door de burger. Voorts wordt gewerkt aan het op peil brengen van het kennisniveau van de gebruikers van de diverse ICT-faciliteiten bij de Politie. Gelet op de noodzaak van kennisvergaring en actualisering op het terrein van ICT-toepassingen is vanaf 2002 structureel aanvullend budget beschikbaar gesteld om zodoende naast het realiseren van een inhaalslag te waarborgen dat er een permanente kwalitatief hoogwaardige educatie van het ICT personeel bij de politie mogelijk blijkt.
De in het Bestek ICT Politie opgenomen doorlooptijd van realisatie is gesteld op de periode 2001–2005. Jaarlijks wordt door de Regieraad ICT Politie (RR) een jaarplan opgesteld met concreet uit te voeren projecten, zoals deze in het Bestek ICT Politie zijn vastgesteld. Over de voortgang van de uitvoering van het Bestek ICT Politie wordt periodiek door de RR gerapporteerd aan de minister van BZK.
Implementeren van het GMS in de meldkamers van de diverse disciplines binnen de OOV-sector, waarbij de basiswaarde voor 2001 is gesteld op 18 meldkamers en in 2002 er 29 meldkamers operationeel dienen te zijn.
Realiseren van een wettelijke grondslag voor de taken van de baten-lastendienst ITO.
Voor het uitvoeren van het beheer van de bij het ministerie van BZK in eigendom zijnde infrastructuren en applicaties is een bedrag beschikbaar van € 25,977 mln. De kosten kunnen globaal verdeeld worden over de categorieën datacommunicatie, applicaties, et cetera, waarbij de verdeling tussen regulier beheers- en beleidsactiviteiten teneinde de functionaliteit in gebruik te kunnen houden ongeveer 40%-60% is.
Voor implementatie en het beheer (de financiering van beheer, opleiding, projectbureau, ontwikkeling software, et cetera) van GMS is er een budget van € 4,439 mln. Dat is exclusief de koppeling GMS-C2000 die vanuit het C2000-budget betaald zal worden.
Voor de realisering van het Bestek ICT Politie is voor 2002 € 14,94 mln beschikbaar. Prioriteiten hierin zijn ontwikkeling elektronisch proces verbaal (€ 6,807 mln) en pilots voor elektronische aangifte (€ 0,908 mln).
De baten-lastendienst ITO ontvangt een bijdrage in kosten die niet (volledig) in rekening kunnen worden gebracht bij opdrachtgevers. Het gaat hier om kosten in verband met de omschakeling naar de Euro, huisvestingskosten en het beheer van de analoge radionetten van de regionale politie (totale kosten € 4,058 mln).
Voor het uitwerken van de strategie en visie ten aanzien van het te voeren informatiebeleid voor de OOV-sector is € 0,228 mln beschikbaar.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
4.3. Het bijdragen aan samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastructuur. | – aantal meldkamers van de BAP-diensten die voorzien zijn van een Geïntegreerd Meldkamer Systeem (GMS). | 18 | 29 |
– Beschikbaarheid 112 netwerk | 90,00% | 99,80% | |
– Beschikbaarheid Podacs netwerk | 90,00% | 99,80% |
Operationele doelstelling 4: Het realiseren van netwerk C2000
Het realiseren van het netwerk C2000. In 2004 moet C2000, het digitale radiocommunicatienetwerk C2000 voor de OOV-diensten, geheel operationeel zijn.
Eind 2002 zal C2000 al operationeel zijn in de eerste Kring (Noord-Holland, Utrecht, Flevoland en het noordelijk deel van Zuid-Holland). In 2002 zal ook worden bepaald of C2000 voldoet in de grensgebieden. De bouw van het netwerk zal in 2002 dan ook grote progressie moeten boeken. Bovendien zullen in 2002 voor het hele netwerk alle bestuurlijke zaken zijn geregeld.
Opdat C2000 eind 2002 operationeel kan zijn in de eerste Kring, zal in 2002 de systeemontwikkeling worden afgerond. Ook zal de koppeling met diverse systemen (GMS/Mobilpol LRO) zijn gemaakt.
Als onderdeel van de infrastructuur neemt in 2002 het aantal opstelpunten (radioantennes) dat gereed is toe van 40 naar 120. Daarnaast neemt het aantal opstelpunten in aanbouw toe van 80 naar 120.
De benodigde radiobediensystemen zijn bovendien aangeschaft en vier radiobediensystemen zijn geplaatst in de meldkamers van de diverse OOV-disciplines in de eerste Kring en de Drielanden-regio. Het meldkamerpersoneel in deze gebieden wordt opgeleid, zodat men met de radiobediensystemen kan werken. Ook wordt de benodigde beheersorganisatie opgezet.
In de Drielanden-regio zal het netwerk in 2002 worden gebruikt ten behoeve van de internationale pilot, die samen met Duitsland en België wordt uitgevoerd, zodat bepaald kan worden of C2000 voldoet in de grensgebieden.
Om alle bestuurlijke zaken te regelen, zal de Bestuurlijke Informatieronde, die in 2001 is gestart, worden afgerond.
In de meerjarenplanning is op kasbasis een bedrag van € 117,876 mln gereserveerd voor C2000. Daarvan is circa 65% bestemd voor investeringen in het netwerk en circa 35% voor de exploitatie van het opgeleverde deel van het netwerk.
Meer informatie over de kosten en planning van C2000 is te vinden in de Voortgangsrapportage, die periodiek aan de Tweede Kamer wordt gestuurd (dossier 25 124).
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
4.4. Het realiseren van het netwerk C2000. | – Opstelpunten netwerk C2000 | 40 | 120 |
– Aangesloten meldkamers op C2000 netwerk | 0 | 4 |
3. Budgettaire gevolgen van het beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
4: Partners in veiligheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 46 668 | 98 278 | 112 911 | 136 700 | 117 420 | 95 387 | 95 142 |
1. apparaat | 3 245 | 2 922 | 4 017 | 4 014 | 4 041 | 4 063 | 4 063 |
2. integraal veiligheidsbeleid | 6 114 | 5 706 | 5 569 | 5 569 | 5 569 | ||
3. ICT-infrastructuur | 39 934 | 42 917 | 49 641 | 57 159 | 76 529 | 81 119 | 81 091 |
4. netwerk C2000 | 3 489 | 52 439 | 53 139 | 69 821 | 31 281 | 4 636 | 4 419 |
Uitgaven | 100 488 | 126 845 | 177 648 | 225 186 | 151 595 | 108 356 | 108 111 |
1. apparaat | 3 147 | 2 922 | 4 017 | 4 014 | 4 041 | 4 063 | 4 063 |
2. integraal veiligheidsbeleid | 6 114 | 5 706 | 5 569 | 5 569 | 5 569 | ||
3. ICT-infrastructuur | 40 551 | 42 917 | 49 641 | 57 159 | 76 529 | 81 119 | 81 091 |
4. netwerk C2000 | 56 790 | 81 006 | 117 876 | 158 307 | 65 456 | 17 605 | 17 388 |
4. Budgetflexibiliteit1
De budgetflexibiliteit (in € 1 000) | ||||||
4: Partners in veiligheid | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgaven | 177 648 | 225 186 | 151 595 | 108 356 | 108 111 | |
Reeds aangegane juridische verplichtingen stand 1 juni 2001 | 112 911 | 136 700 | 117 420 | 95 387 | 95 142 | |
Percentage reeds juridisch verplicht van de uitgaven | 64% | 61% | 77% | 88% | 88% |
Aan de hiervoor geformuleerde operationele doelstellingen heeft een aantal veronderstellingen ten grondslag gelegen:
Operationele doelstelling 2: Project Vuurwerkramp loopt nog zeker door tot einde 2003. Voor de looptijd van het project zal tijdelijk een formatie-uitbreiding plaatsvinden van 11 fte's. Het beschikbare budget is verdeeld tussen de betrokken directies.
Operationele doelstelling 3: Bij het begroten van de activiteiten die gerelateerd zijn aan de ICT ontwikkelingen is uitgegaan van het prijsniveau in de ICT-sector van 2001. Dit betreft zowel het niveau van de kosten op het personele als het materiële vlak. Tevens is bij het vaststellen van de doorlooptijd van projecten de huidige stand van de techniek (zoals deze door de industrie in de markt wordt geplaatst) als uitgangspunt genomen.
Operationele doelstelling 4: Voor het project C2000 wordt verondersteld dat de realisatie conform het Algemene Projectplan en de Mijlpalenplanning verloopt, en dat de daarin opgenomen kostenramingen betrouwbaar zijn.
Wijziging doelstelling operationele doelstelling 2: Overwogen wordt om de doelstelling «Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidsbeleid als bedoeld in het IVP», te wijzigen in «Het bevorderen van een adequaat integraal veiligheidbeleid». Met deze ruimere formulering kan een betere relatie worden gelegd met bijvoorbeeld projecten als PRO. Voorts wordt bezien of gegevens uit het Integraal Veiligheidsplan (IVP) aan de prestatie-indicatoren kunnen worden gelinkd.
Wijziging operationele doelstelling 4: Om de Kamer in de begroting expliciet te kunnen informeren over grote projecten wordt voorgesteld om operationele doelstelling 4 «C2000» om te dopen tot operationele doelstelling 4 «Grote Projecten». Dit zal bij de ontwerp-begroting 2003 geëffectueerd worden. Onder Grote Projecten zullen in ieder geval de projecten van dit moment, C2000 en Project Vuurwerkramp, worden ondergebracht.
Toevoeging operationele doelstelling 5: Tevens wordt voorgesteld om voor de ontwerp-begroting 2003 een vijfde operationele doelstelling aan beleidsartikel 4 toe te voegen voor het Nationaal Coördinatiecentrum (NCC). Het NCC valt nu onder operationele doelstelling 1 «Apparaat», waardoor het inzicht in de activiteiten van het NCC verloren gaat.
BELEIDSARTIKEL 5: NATIONALE VEILIGHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van de nationale veiligheid als bedoeld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten en de Wet veiligheidsonderzoeken. Het bevorderen van de nationale veiligheid is een kerntaak van de overheid en één van de prioriteiten van het regeringsbeleid. De taken en bevoegdheden van de BVD zijn vastgesteld in de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv) en de Wet veiligheidsonderzoeken (Wvo). De BVD doet onderzoek naar personen, (inter)nationale organisaties en maatschappelijke politieke ontwikkelingen in binnen- en buitenland. Voorts verricht de BVD veiligheidsonderzoeken en beveiligingsbevorderende activiteiten. Op grond van de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, wordt daaraan toegevoegd het doen van onderzoek betreffende andere landen. De bijdragen van de BVD aan de algemene beleidsdoelstelling kunnen ter toelichting (maar niet als operationeel doel) als volgt worden uitgewerkt:
Het verwerven van inzicht in (potentiële) aantastingen van de nationale veiligheid, teneinde het nemen van maatregelen tegen dergelijke aantastingen mogelijk te maken.
De BVD streeft naar een tijdige aanlevering van betrouwbare en specifieke informatie over de aard en de omvang van (potentiële) dreigingen aan belangendragers (eigen bewindslieden en bewindslieden van andere departementen, organen van openbaar bestuur, politie, openbaar ministerie en collega-diensten) opdat adequate maatregelen getroffen kunnen worden. Bij dreigingen kan het onder meer gaan om politiek geweld, illegale migratie, anti-integratieve krachten, aspecten van georganiseerde misdaad, illegale wapenhandel, proliferatie van massavernietigingswapens, grootschalige verstoringen van de openbare orde en ongewenste activiteiten van buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten in ons land.
Het bevorderen van het weerstandsvermogen van de overheid en van vitale delen van het bedrijfsleven teneinde aantastingen van de nationale veiligheid te voorkomen.
Gestreefd wordt naar een zodanige beveiliging bij overheid en voor de instandhouding van het maatschappelijk leven vitale onderdelen van het bedrijfsleven, dat geheimhouding van gegevens is gewaarborgd.
Ten aanzien van het verwerven van inzicht in (potentiële) aantastingen van de nationale veiligheid teneinde het nemen van maatregelen tegen dergelijke aantastingen mogelijk te maken:
– het verrichten van onderzoek naar organisaties en personen die een bedreiging kunnen vormen voor de nationale veiligheid;
– het verzamelen van gegevens uit openbare bronnen;
– het vergaren van informatie door de inzet van menselijke bronnen, al dan niet op instructie van de BVD en het uitsluitend in uiterst specifieke omstandigheden en na zorgvuldige afweging, inzetten van inlichtingenmiddelen die inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer;
– het analyseren van gegevens vanuit de specifieke invalshoek van de BVD;
– het exploiteren van informatie en kennis aan belanghebbenden, bevoegd tot het nemen van maatregelen;
– het daartoe onderhouden van een netwerk.
Ten aanzien van het bevorderen van het weerstandsvermogen van de overheid en van vitale delen van het bedrijfsleven teneinde aantastingen van de nationale veiligheid te voorkomen:
– het instellen van onderzoeken naar de beveiliging van personen, gebouwen, terreinen, processen, gegevens en telecommunicatie;
– het geven van beveiligingsadviezen en het verstrekken van informatie over veiligheidsrisico's;
– het bevorderen van integriteitszorg;
– het doen aanwijzen van vertrouwensfuncties;
– het instellen van veiligheidsonderzoeken naar personen die vertrouwensfuncties (gaan) bekleden;
– het fungeren als Meldpunt Integriteitsaantastingen (Mepia).
Voor 2002 is een totaalbedrag beschikbaar van € 61,392 mln, te besteden aan apparaats- en geheime uitgaven.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
5.2: Geheime uitgaven | geen | geen | geen |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
5.1: apparaat | nov-2001 | nov-2002 | Wet Veiligheidsonderzoeken |
okt-2001 | mrt-2002 | Illegale migratie |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
De beleidsdoelstelling van de BVD wordt in de begroting niet verder verdeeld naar operationele doelstellingen. Zie daartoe het jaarverslag van de BVD casu quo punt 6.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
5: Nationale Veiligheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 50 398 | 60 088 | 61 392 | 59 907 | 60 862 | 60 888 | 60 888 |
1. apparaat | 48 510 | 58 154 | 59 450 | 57 920 | 58 830 | 58 856 | 58 856 |
2. geheime uitgaven | 1 888 | 1 934 | 1 942 | 1 987 | 2 032 | 2 032 | 2 032 |
Uitgaven | 50 152 | 60 088 | 61 392 | 59 907 | 60 862 | 60 888 | 60 888 |
1. apparaat | 48 264 | 58 154 | 59 450 | 57 920 | 58 830 | 58 856 | 58 856 |
2. geheime uitgaven | 1 888 | 1 934 | 1 942 | 1 987 | 2 032 | 2 032 | 2 032 |
Ontvangsten | 1 429 | 1 248 | 1 248 | 91 | 91 | 91 | 91 |
Voor artikel 5 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
Geen.
Het jaarverslag van de BVD beoogt een zo volledig mogelijk overzicht te geven van het werkterrein van de dienst. In de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten krijgt het jaarverslag een wettelijke basis. In het jaarverslag, dat jaarlijks vóór 1 mei dient te worden uitgebracht, moet behalve aan de activiteiten van het afgelopen jaar ook aandacht worden besteed aan de activiteiten in het lopende jaar (het jaar dat het jaarverslag wordt uitgebracht). Met deze laatste bepaling wordt onder meer tegemoet gekomen aan het kenbaarheidsvereiste van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Doordat het jaarverslag zowel terugkijkt op het voorafgaande als het lopende jaar, en bovendien de volle breedte van het werkterrein van de BVD (en daarna de AIVD) beslaat, is het ook een waardevol document in de VBTB-aanpak. Het jaarverslag kan zowel een functie vervullen als nadere onderbouwing van de begroting, als dienen als een meer gedetailleerde toelichting op het departementale jaarverslag.
Om deze (deels nieuwe) functie van het BVD-jaarverslag beter tot uitdrukking te brengen, bestaat het voornemen om de inrichting daarvan geleidelijk een meer VBTB-karakter te geven en te laten aansluiten op de uitvoering van de beleidsdoelstelling betreffende de Nationale Veiligheid.
Het is de bedoeling dit voor de eerste keer te doen in het BVD-jaarverslag 2001, dat uiterlijk 1 mei 2002 zal verschijnen. Dat betekent dat voor het dan lopende jaar aansluiting wordt gezocht bij de eerste VBTB-begroting van BZK. Verwacht mag worden dat dan de nieuwe Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten een feit zal zijn. Dit is van belang in verband met de nieuwe inlichtingentaak buitenland.
BELEIDSARTIKEL 6: FUNCTIONEREN OPENBAAR BESTUUR
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een doeltreffende, doelmatige en democratische inrichting en werking van het openbaar bestuur zoals onder meer neergelegd in de Grondwet en in andere wetten, en optimalisering van de interbestuurlijke samenwerking.
De Minister van BZK is verantwoordelijk voor het bevorderen van een goed functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking. Zowel de inrichting als de werking van het openbaar bestuur dienen doeltreffend, doelmatig en democratisch te zijn. Het functioneren van het openbaar bestuur en de interbestuurlijke samenwerking wordt bevorderd met behulp van een aantal instrumenten die nader worden uitgewerkt bij de operationele doelen.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
6.2. Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting en werking van het openbaar bestuur en van de interbestuurlijke samenwerking. | 1. voortgang codificering kabinetsstandpunt naar aanleiding van rapport Staatscommissie Dualisme en lokale democratie2. voortgang ontwikkeling kwaliteitsmonitor herindeling | 1. kabinetsstandpunt rapport Staatscommissie Dualisme en lokale democratie2. in 2001 inventarisatie inhoud kwaliteitsmonitor herindeling | 1. inwerkingtreding Wet dualisering gemeentebestuur per 7 maart 2002 2. in 2002 toepassing kwaliteitsmonitor bij een aantal gem. herindelingen |
3. voortgang ontwikkeling wetgeving bestuur in grootstedelijke gebieden | 3. Kaderwet bestuur in verandering expireert in 2003 | 3. in 2002 nieuwe wetgeving inzake bestuur in grootstedelijke gebieden | |
4. rapportage financiële verhoudingen gemeenten (transparante geldstromen/financiële positie gemeenten) | 4. toezegging minister over meer transparantie in de financiële posities en geldstromen bij de mede-overheden | 4. een rapportage financiële verhoudingen gemeenten op macroniveau (voorjaar 2002) en op meso-niveau (najaar 2002) | |
5. realisering BANS-afspraken | 5. ondertekening BANS(4 maart 1999) met totaal 123 afspraken | 5. 2002: 80% van de 123 afspraken gerealiseerd | |
6. voltooiing 2e fase regioconvenanten | 6. regioconvenanten fase 1 tussen kabinet en Oost-Nederland en tussen Kabinet en Alliantie Zuid-Nederland (ondertekend 08.12.2000) | 6. regioconvenanten fase 2 tussen kabinet en Oost-Nederland en tussen Kabinet en Alliantie Zuid-Nederland | |
7. evaluatie kaderwet adviescolleges | 7. kabinetsstandpunt evaluatie functioneren adviescolleges (2001/2002) | 7. 3 brochures Kaderwet adviescolleges; 2 kennisbijeenkomsten adviescolleges en ministeries; analyse Vergoedingenbesluit adviescolleges | |
8. toepassing kaderstellende visie toezicht | 8. kabinetsreactie op advies commissie Borghouts | 8. visitatietraject bij 10–15 toezichtarrangementen op Rijksniveau aan de hand van checklist-Holtslag | |
9. toepassing beleidsvisitatie bij de rijksoverheid | 9. kabinetsreactie op advies commissie Holthuis | 9. 2 beleidsvisitaties | |
6.3. Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers. | 1.a) pilots met ontwikkelde set bestuurscompetentiesb) pilots intervisie | 1.a) 0 b) 6 | 1.a) 12 (1 per provincie) b) 6 |
2. het zorgdragen voor (aanpassingen in) Rechtspositiebesluiten die passen bij maatschappelijke ontwikkelingen | 2. huidige rechtspositiebesluiten | 2. nieuwe rechtspositiebesluiten | |
6.4. Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiëring politieke partijen. | 1. het zorgdragen voor een regime voor de subsidiëring van politieke partijen dat past bij maatschappelijke ontwikkelingen | 1. huidige regime van subsidiëring van politieke partijen | 1. wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen naar aanleiding van de evaluatie in 2001 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | jun-2001 | mrt-2002 | Evaluatie Bestuursakkoord nieuwe stijl (BANS) |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Het ontwikkelen en onderhouden van beleid en regelgeving op het terrein van de inrichting en werking van het openbaar bestuur en van interbestuurlijke samenwerking
De optimalisering van het functioneren van het openbaar bestuur in Nederland vindt plaats op drie te onderscheiden niveaus. Op decentraal niveau is de Minister van BZK verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving omtrent de inrichting en werking van de gemeenten en provincies. Op centraal niveau is er verantwoordelijkheid voor een optimaal functioneren van de rijksoverheid. Op het niveau van de interbestuurlijke samenwerking wordt gewerkt aan een goed samenspel tussen de rijksoverheid en de decentrale overheden, nodig voor terreinen die niet door afzonderlijke eenheden van het openbaar bestuur behartigd kunnen worden.
A. Gemeenten en Provincies. Op decentraal niveau wordt vanaf 2002, in navolging van het kabinetsstandpunt over het rapport van de Staatscommissie «Dualisme en lokale democratie» (kamerstukken II, 1999/2000, 26 800 VII, nr. 42), een grote stap gezet om te komen tot de dualisering van het gemeente- en provinciaal bestuur. Behalve een wettelijke verankering van de dualisering (structuurwijziging) is er ook een cultuurverandering in dualistische zin nodig van het gemeente- en provinciaal bestuur. Door zowel de structuur- als cultuuraanpassingen wordt beoogd deels nog voor de aanstaande gemeenteraad- en de statenverkiezingen (2002, respectievelijk 2003), onderstaande punten in te bedden in de gemeentelijke en provinciale bestuurscultuur:
– onafhankelijker van elkaar functioneren van raad en college;
– meer aandacht van raadsleden voor het aangeven van (budgettaire) kaders en hoofdlijnen van collegebeleid en meer tijd voor controle op collegebeleid;
– meer tijd voor raadsleden voor onderhouden van contacten met burgers (vertegenwoordigende functie) doordat ze niet meer en detail meebesturen;
– meer aandacht voor goed gebruik van instrumenten als interactieve beleidsvorming;
– meer openheid in de gemeentelijke bestuursvoering en de organisatie;
– versterking van het budgetrecht van de raad en een transparantere financiële functie.
Verder wordt het beleid op het terrein van de herindeling gecontinueerd. Op bovenlokaal niveau wordt verder gewerkt aan de ontwikkeling van wetgeving voor bestuur in stedelijke regio's. Hiermee wordt de effectiviteit en efficiëntie vergroot van de uitvoering van fysieke beleidsterreinen. Getracht wordt de grensoverschrijdende samenwerking te vergemakkelijken en voorkomende (juridische) knelpunten weg te nemen. Het beleid betreffende het transparanter maken van de financiële positie van gemeenten wordt voortgezet. De bestuursafspraak Friese taal en cultuur tussen Rijk en provincie Fryslân wordt in 2002 verder geïmplementeerd. Zodoende wordt de Friese taal en cultuur bevorderd in overeenstemming met internationale verdragen.
B. Rijksoverheid. Op centraal niveau draagt de Minister van BZK een systeemverantwoordelijkheid voor het optimaal functioneren van de rijksdienst. Een eerste doel op dit niveau is het bereiken van een cultuuromslag binnen de rijksdienst zoals geformuleerd in de twee aangenomen moties van mevrouw Scheltema-De Nie tijdens het parlementaire debat over de vuurwerkramp in Enschede. Daarnaast zullen de voornemens uit de in 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden evaluatie kaderwet adviescolleges worden uitgewerkt. Een optimaal functionerend adviesstelsel vergroot de kwaliteit van het openbaar bestuur.
Ten derde is een goede organisatie en inrichting van de toezichtsfunctie belangrijk. Leidend hierbij is de in 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden kaderstellende visie toezicht (kamerstukken II, 2000/2001, 27 831, nr. 1). In 2002 wordt ernaar gestreefd de bestaande toezichtsarrangementen middels zelfevaluaties te toetsen aan de kaderstellende visie. De zelfevaluaties worden door de eerstverantwoordelijke ministers uitgevoerd. Tenslotte wordt om de kwaliteit van de rijksdienst verder te verhogen, de inzet van kwaliteitsinstrumenten bevorderd en beleidsvisitaties gestimuleerd.
C. Interbestuurlijke samenwerking. Bij het bevorderen van optimale interbestuurlijke samenwerking is de Minister van BZK afhankelijk van de andere actoren in het openbaar bestuur. Optimale interbestuurlijke samenwerking behelst een goede afstemming tussen de activiteiten en taken van het rijk en de decentrale overheden. Via onder meer het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) vindt deze afstemming plaats. Gebiedsgericht werken biedt daarnaast nieuwe mogelijkheden voor interbestuurlijke samenwerking. In 2002 wordt daarom ingezet op de voltooiing van de regioconvenanten fase 2 tussen het kabinet en Oost-Nederland en tussen het kabinet en de Alliantie Zuid-Nederland. Dit heeft als doel een efficiëntere allocatie van gelden door middel van het stellen van heldere prioriteiten en het ontschotten van middelen. Tenslotte wil het kabinet investeren in de samenwerking tussen verschillende overheden door het versterken van ketens. Ketens zijn horizontaal samenhangende reeksen, die moeten leiden tot een betere samenwerking tussen afzonderlijke publieke dienstverleners zodat cliënten beter geholpen kunnen worden.
A. Gemeenten en Provincies. De dualisering van de formele inrichting en werking van het gemeente- en provincie bestuur krijgt gestalte door een zestal wetgevingstrajecten. De beoogde inwerkingtreding van de wetsvoorstellen tot dualisering van het gemeentebestuur is maart 2002, en voor het provinciebestuur is dat maart 2003. Voor de cultuurverandering is in samenwerking met de VNG de Vernieuwingsimpuls «Dualisme en lokale democratie» opgezet. In het kader hiervan wordt een groot aantal activiteiten ondernomen, waaronder het project duale gemeenten, de databank lokale initiatieven en diverse voorlichtingspublicaties. Voor de provincies wordt in overleg met het IPO een aangepast programma van activiteiten ontwikkeld voor de jaren 2003–2007. Bij het herindelingsbeleid gaat bijzondere aandacht uit naar de door de Minister van BZK zelf ter hand genomen herindeling van de regio Eindhoven/Helmond die naar verwachting in 2004 effectief zal worden. De kwaliteitsmonitor herindeling, die voorziet in een periodieke en systematische registratie van relevante gegevens, zal in 2002 in meerdere gemeenten worden toegepast. Tevens stelt BZK een onafhankelijke visitatiecommissie in die de zelfanalyses van gemeenten beoordeelt en de kwaliteitsmeting weegt in relatie tot het herindelingsproces. Als vervolg op de Stuurgroep krachtige gemeenten zal in 2002 opnieuw een aantal gebieden in Nederland nader worden geanalyseerd op maatschappelijke knelpunten bij bestuurlijke opgaven. Dit kan leiden tot nieuwe herindelingsvoorstellen.
Uiterlijk per 1 december 2002 zal het wetsvoorstel houdende regeling voor het bestuur in stedelijke regio's in werking moeten treden. Deze nieuwe wettelijke voorziening is de opvolger van de Kaderwet bestuur in verandering. Voor de rapportages in het kader van plan van aanpak transparantie gemeentelijke geldstromen vindt onderzoek plaats, wordt een conceptueel kader opgesteld en worden databestanden ontwikkeld.
B. Rijksoverheid. In het najaar van 2001 wordt aan de Kamer een plan van aanpak cultuuromslag en ontkokering aangeboden. De parlementaire behandeling van de evaluatie van het adviesstelsel heeft nog niet plaatsgevonden. Hierdoor zijn nog niet alle instrumenten duidelijk. Dit hangt ook mede af van de uitkomst van de behandeling. Gedacht wordt in ieder geval aan het houden van expert meetings en discussiebijeenkomsten. Het toetsen van de toezichtsarrangementen aan de kaderstellende visie op toezicht gebeurt in eerste instantie door de eerst verantwoordelijke ministers zelf. BZK speelt hier een coördinerende rol en zal in 2002 een verslag aan de Tweede Kamer aanbieden van de eerste gemeenschappelijke bevindingen van de zelfevaluaties. Het stimuleringsbeleid ter bevordering van het gebruik van kwaliteitsinstrumenten krijgt vorm door drie bijeenkomsten te organiseren van de Kwaliteitskring Rijksoverheid. Deze kwaliteitskring bestaat uit een netwerk van bij het kwaliteitsbeleid betrokken functionarissen. Daarnaast zal het instrument van de interdepartementale beleidsvisitatie naar interdepartementale beleidsprocessen in 2002 ruimer worden toegepast. Deze visitaties worden vanuit BZK ondersteund en geëvalueerd.
C. Interbestuurlijke betrekkingen. In 2002 zal door het kabinet, de VNG en IPO een gezamenlijke evaluatie van het Bestuursakkoord Nieuwe Stijl (BANS) plaatsvinden. In deze evaluatie worden aanbevelingen opgenomen over de wijze waarop BANS in de volgende regeerperiode voortgezet wordt. Verder vindt overleg plaats tussen het kabinet, IPO en VNG over het realiseren van de afspraken gemaakt in BANS. BZK vervult hierin een coördinerende rol, zowel naar VNG en IPO toe als naar de overige departementen. BZK draagt zorg voor de totstandkoming van de Regioconvenanten Tweede fase die, naar verwachting in 2002, tussen het Rijk en de landsdelen Oost en Zuid worden afgesloten. Nadat het nieuwe kabinet heeft besloten over de volgende investeringsimpuls (ICES), zouden de Regioconvenanten Tweede fase tussen het nieuwe kabinet en de landsdelen kunnen worden aangegaan. BZK verbetert de interbestuurlijke betrekkingen door alternatieve sturingsinstrumenten aan te bieden, onder andere in de vorm van ketenregie. Op dergelijke onderdelen ontwikkelt BZK, in samenwerking met andere departementen en overheden programma's. Die programma's moeten leiden tot kwaliteitsverbetering in en van het openbaar bestuur.
Een belangrijk element bij deze operationele doelstelling is het traject dualisering (commissie Elzinga). De kosten van de beoogde veranderingen in de structuur van het gemeente- en provinciaal bestuur (wethouder is niet langer tevens raadslid en gedeputeerde is niet langer tevens statenlid) worden via het gemeente- respectievelijk het provinciefonds gecompenseerd.
De Vernieuwingsimpuls cultuurverandering kost structureel € 0,9 mln voor de gemeenten en € 0,130 mln voor de provincies.
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen van de rechtspositie en van het arbeidsvoorwaardenbeleid van politieke ambtsdragers
Ten eerste willen we door het wegnemen van drempels de toetreding van gekwalificeerde politieke ambtsdragers bevorderen. Naar aanleiding van een discussie met de Tweede Kamer is een onderzoek verricht naar de vraag of het bezoldigingsniveau van wethouders toereikend is, mede gelet op de beloningsstructuur in de gemeentelijke organisatie. Een structurele verhoging van de wethoudersbezoldiging is nodig voor een goed openbaar bestuur bij lagere overheden.
Ten tweede moet de selectie van de kandidaten voor het burgemeestersambt op een doorzichtige en heldere wijze worden uitgevoerd. Daarnaast wordt doorgegaan met het stimuleren van een zo optimaal mogelijk functioneren van de burgemeester in zijn ambt door middel van het aanbieden van intervisie.
Ten derde beogen we een adequate uitvoering van:
– de betaling van wachtgelden van ambtenaren en uitkeringen aan «boventallige wethouders» die zijn ontstaan als gevolg van gemeentelijke herindelingen van voor 1988;
– de betaling van wachtgelden die ontstaan ten gevolge van het proces van aanpassingen aan de eisen die de WGR stelt;
– de uitvoering van de Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement.
Onderzoek heeft uitgewezen dat de salarissen van de wethouders moeten worden verhoogd. Deze verhoging heeft met ingang van 2002 plaats. De bezoldiging van wethouders loopt via het gemeentefonds als onderdeel van het cluster Bestuursorganen. In het verdeelstelsel van het gemeentefonds zal de maatstafformule van het cluster Bestuursorganen worden aangepast.
In samenspraak met het veld is een set van bestuurscompetenties ontwikkeld voor het burgemeestersambt. De gemeentelijke vertrouwenscommissies worden bij het opstellen van de profielschets en het voeren van de selectiegesprekken gestimuleerd de methodiek «bestuurscompetenties voor het burgemeestersambt» toe te passen. Met de beroepsorganisatie voor burgemeesters worden nadere afspraken gemaakt over hoe dit instrument in het kader van de reguliere opleidingsactiviteiten aan de beroepsgroep zal worden aangeboden. In 2001 is de pilot intervisie Noord-Brabant afgerond. Op basis van de verkregen kennis en inzichten over deze methode zullen met de beroepsorganisatie (het genootschap van burgemeesters) afspraken worden gemaakt over het toepassen van intervisie.
De uitvoering van de (wettelijk) vastgelegde uitkeringen van wachtgelden aan ambtenaren en uitkeringen aan boventallige wethouders als gevolg van herindelingen van voor 1988, wachtgelden als gevolg van gemeenschappelijke regelingen en vergoedingen (salaris, wachtgeld, pensioen) ten behoeve van (oud) europarlementariërs, wordt gedaan door het USZO.
De financiële gevolgen van de bezoldiging wethouders zijn onderdeel van de gemeentefondsbegroting.
Operationele doelstelling 4: Het faciliteren van politieke partijen door uitvoering van de Wet op de subsidiëring politieke partijen
Op grond van de Wet subsidiëring politieke partijen hebben landelijke partijen aanspraak op subsidie. Doel van de wet, die per 1 juli 1999 in werking is getreden, is om een bijdrage te leveren aan de instandhouding en zo mogelijk versterking van de intermediaire positie van politieke partijen in het democratisch staatsbestel. Het functioneren van de twee jaar oude Wet subsidiëring politieke partijen dient op onderdelen te worden verbeterd. Daarbij kan worden gedacht aan de volgende aspecten:
– het verbeteren van de transparantie rond de financiering van politieke partijen;
– het scheppen van betere voorwaarden voor het waarborgen van de financiële integriteit van politieke partijen;
– het verruimen van de mogelijkheden voor partijen voor de besteding van subsidiegelden.
Tevens streven we in 2002 naar een grotere participatie van (allochtone) vrouwen in politiek en openbaar bestuur. Dit vloeit voort uit het in november 2000 door het kabinet vastgestelde Meerjarenbeleidsplan Emancipatie.
In 2002 zal het kabinet komen met wetsvoorstellen met betrekking tot wijziging van de Wet subsidiëring politieke partijen:
– voor een deel bestaat dit uit een verscherping van de regels inzake openbaarmaking van giften en bevordering van de transparantie van de inkomsten van politieke partijen;
– daarnaast zal worden bezien of de in de wet opgesomde subsidiabele doelen kunnen worden uitgebreid;
– het kabinet zal in de loop van het jaar 2002 komen met een voorstel om het subsidiebudget nogmaals te verhogen met € 2,27 mln tot een totaalbudget van € 9,075 mln, conform het verzoek van een ruime meerderheid van de Tweede Kamer zoals is vastgelegd in de motie Rehwinkel c.s.
Deze voorstellen zijn een nadere uitwerking van de notitie die in de tweede helft van het jaar 2001 aan de Kamer zal worden aangeboden.
Daarnaast zal de mogelijkheid worden bezien voor het ondersteunen van lokale partijen.
Ook zullen conform het Meerjarenbeleidsplan Emancipatie de ontwikkelingen in de participatie van allochtone en autochtone vrouwen in de politiek verder in beeld gebracht worden (jaarlijkse voortgangsrapportage). Naar aanleiding van het resultaat van onderzoek naar het zogenoemde draaideureffect zullen aanbevelingen worden uitgewerkt en (indien mogelijk) in een aantal gemeenten beproefd worden. Een volgsysteem en coachingactiviteiten voor nieuw gekozen (allochtone) vrouwen in de gemeenteraden worden ontwikkeld. Voor de verkiezingen van provinciale staten en waterschapsbesturen in 2003 worden campagnes voorbereid die moeten leiden tot het kiezen van meer (allochtone) vrouwen in deze lichamen.
Het totale jaarlijkse subsidiebudget ten behoeve van de subsidiëring van politieke partijen bedraagt ongeveer € 9 mln.
De kosten voor de bevordering van de participatie van (allochtone) vrouwen in politiek en openbaar bestuur zullen binnen het vastgesteld budget van € 0,091 mln blijven.
3. Budgettaire gevolgen van het beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 20 094 | 25 127 | 26 370 | 25 965 | 26 424 | 26 786 | 26 184 |
1. apparaat | 6 951 | 7 923 | 8 001 | 7 996 | 8 066 | 8 038 | 8 037 |
2. inrichting en werking openbaar bestuur | 3 061 | 4 326 | 3 838 | 3 743 | 3 727 | 3 733 | 3 733 |
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 5 625 | 5 806 | 5 370 | 5 066 | 5 470 | 5 854 | 5 253 |
4. faciliteren politieke partijen | 4 457 | 7 072 | 9 161 | 9 160 | 9 161 | 9 161 | 9 161 |
Uitgaven | 19 752 | 25 127 | 26 370 | 25 965 | 26 424 | 26 786 | 26 184 |
1. apparaat | 6 885 | 7 923 | 8 001 | 7 996 | 8 066 | 8 038 | 8 037 |
2. inrichting en werking openbaar bestuur | 2 970 | 4 326 | 3 838 | 3 743 | 3 727 | 3 733 | 3 733 |
3. rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 5 441 | 5 806 | 5 370 | 5 066 | 5 470 | 5 854 | 5 253 |
4. faciliteren politieke partijen | 4 456 | 7 072 | 9 161 | 9 160 | 9 161 | 9 161 | 9 161 |
Ontvangsten | 202 | 419 | 177 | 172 | 168 | 163 | 159 |
Voor artikel 6 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
De inrichting en werking van het openbaar bestuur is primair geregeld in de Grondwet, Provinciewet, de Gemeentewet, de Kaderwet Adviescolleges en de Wet Financiële Verhoudingen. De interbestuurlijke betrekkingen zijn onder meer geregeld in de Kaderwet Bestuur en Verandering en de Wet Gemeenschappelijke Regelingen.
Voor de volgende begroting zal in algemene zin bekeken worden of het mogelijk is de meetbaarheid van de doelen inzichtelijker te maken en het systeem van prestatie-indicatoren aan te scherpen. De systeemverantwoordelijkheid die de Minister van BZK voor het openbaar bestuur heeft, legt beperkingen op aan resultaatgerichte prestatie-indicatoren. Daarom zal ook worden gekeken naar inzet van het evaluatie-instrument om te weten «wat we bereikt en gedaan hebben» op dit beleidsterrein.
BELEIDSARTIKEL 7: INFORMATIEBELEID OPENBARE SECTOR
1. Algemene beleidsdoelstelling
Met inzet van ICT bevorderen van een toegankelijke en meer responsieve overheid en bevorderen dat de gegevens omtrent de identiteit van burgers zorgvuldig worden vastgesteld, vastgelegd en gebruikt.
Deze beleidsdoelstelling is gericht op alle burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. De Minister voor GSI is er voor verantwoordelijk dat alle overheidsorganisaties, en zeker de Rijksoverheid, worden gestimuleerd om informatie- en communicatietechnologie (ICT) te benutten om de volgende effecten te bereiken:
– een toegankelijke en aanspreekbare (responsieve) overheid: een overheid die:
* openheid toont door informatie ook elektronisch beschikbaar te stellen,
* open staat voor signalen vanuit de omgeving, ook als deze langs elektronische weg zijn ontvangen,
* adequaat reageert op die signalen,
* verantwoording aflegt over haar handelen;
– een beter presterende overheid: een overheid die:
* beter haar doelen bereikt (effectiever is),
* met lagere kosten (efficiënter is),
* op een klantvriendelijke wijze,
* afgestemd op de verwachtingen van burgers, bedrijven en instellingen;
– een overheid die persoonsgegevens zorgvuldig vaststelt, vastlegt en gebruikt;
– een overheid die in het gebruik van ICT tot de koplopers in Europa behoort.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
7.2. Het stimuleren van de verbetering van de publieke dienstverlening, van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en van de participatie in het beleidsproces zoals neergelegd in de nota's Elektronische overheid en Contract met de Toekomst. | 1. percentage websites met interactieve beleidsvormingsinstrumenten2. percentage van de totale publieke dienstverlening dat elektronisch uitvoerbaar is3. percentage websites dat voldoet aan richtlijnen omtrent de publicatie van bestuurlijke informatie op internet | 3– 5% 18% 50% | 15% 25% 100% |
7.3. Het bevorderen van een goed functionerende en betrouwbare informatie-infrastructuur binnen de openbare sector, zoals neergelegd in de nota's Elektronische Overheid en Contract met de Toekomst. | 1. percentage gebruikers RYX2. percentage gebruikers PKI3. percentage geslaagde incidenten per gebruiker4. hoeveelheid poststukken5. produktie-realisatie archiefbewerkingsverplichting van raamconvenant door de CAS | 0 0 pm pm 70– 70 | 100% 75% pmpm 80–80 |
7.4. Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA.1. klanttevredenheidsmeting 2. kostprijs van reisdocument 3. kostprijs van GBA-bericht | september september 7,2 7,5 juli juli |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | nov-1999 | nov-2002 | Haalbaarheid invoering elektronische Nederlandse identiteitskaart (eNIK) en haalbaarheid aanbrengen biometrische kenmerken in de reisdocumenten |
nov-2001 | apr-2002 | Evaluatie invoering Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Het stimuleren van de verbetering van de publieke dienstverlening, van de toegankelijkheid van overheidsinformatie en van de participatie in het beleidsproces zoals neergelegd in de nota's Elektronische overheid en Contract met de Toekomst
De ontwikkelingen van de ICT en meer specifiek het Internet heeft private en publieke instanties een nieuw medium gegeven waarlangs zij informatie en diensten kunnen aanbieden. Net zoals het kopen van een boek of CD via Internet zou het mogelijk moeten zijn om elektronisch een vergunning, uitkering of paspoort aan te vragen. En net zoals bijvoorbeeld kranten en tijdschriften hun archieven online beschikbaar stellen, kan de overheid via het Internet op efficiënte wijze een haast ongelimiteerde hoeveelheid informatie voor iedereen toegankelijk maken. Door te investeren in dienstverlening en informatievoorziening via het Internet en interactieve ICT-middelen, resulteert een toegankelijke, transparante en efficiënte overheid met een niveau van dienstverlening dat voldoet aan de hoge verwachtingen van de samenleving in de 21ste eeuw, waarbij niet het product maar de wensen van burgers en bedrijven centraal staan.
De concrete streefwaarden zijn:
– eind 2002 heeft 15% van de publieke beleidsmakende instanties (oftewel departementen, provincies, waterschappen en gemeenten) een website met interactieve beleidvormingsinstrumenten (participatie);
– eind 2002 hebben alle gemeenten in Nederland een site op Internet (toegankelijkheid). Dit moet ertoe leiden dat eind 2005 100% van de publieke instanties voldoet aan de minimum richtlijnen omtrent democratische basisinformatie op de website (toegankelijkheid);
– eind 2002 moet minimaal 25% van de totale publieke dienstverlening elektronisch kunnen worden uitgevoerd (dienstverlening).
A. Dienstverlening. Teneinde het niveau van elektronische dienstverlening van de overheid te verbeteren is een pakket van vaak langlopende projecten gestart zoals aangekondigd in de nota's «De Digitale Delta1 » en «Elektronische overheid». De activiteiten zijn er op gericht overheden te stimuleren en te assisteren bij het online aanbieden van producten en diensten. Zo biedt het programma Overheidsloket 2000 (OL 2000) aan het eind van 2002 een set handboeken, generieke ICT-instrumenten en een kennisbank vol ervaringsgegevens over de voorhoede projecten op de domeinen bouwen en wonen, zorg en welzijn en bedrijven. Hergebruik van deze middelen door andere publieke dienstverleners moet resulteren in een landelijk dekkend netwerk van vraaggerichte fysieke en elektronische loketten, waar burgers en bedrijven met al hun vragen over een van de domeinen bij een loket terecht kunnen. Voor een heleboel diensten geldt dat een loket eigenlijk niet nodig zou moeten zijn, maar dat burgers en bedrijven indien gewenst, pro-actief door de overheid op hun rechten en plichten kunnen worden gewezen. Deze pro-actieve benadering wordt ook wel aangeduid met de term «geen-loket benadering». Voorbeelden van diensten waarbij de overheid al pro-actief optreedt en dus geen aanvraag van de burgers aan vooraf gaat, zijn de kinderbijslag en de zalmsnip. Door middel van pilots zal worden onderzocht welke overheidsdiensten geschikt zijn voor een pro-actieve benadering van de burger en aan welke randvoorwaarden deze pro-actieve dienstverlening zal moeten voldoen. Omdat een belangrijk deel van deze randvoorwaarden op het terrein van privacy zullen liggen, zal worden onderzocht op welke wijze invulling kan worden gegeven aan een recht op regie over de eigen persoonsgegevens voor de burger. Daarnaast wordt bekeken in welke mate hiervoor gebruik kan worden gemaakt van Privacy Enhancing Technologies. In 2001 zijn de gemeenten Eindhoven/Helmond, Enschede en Den Haag verkozen tot super-pilot gemeenten. De gemeenten moeten zorgen voor een zo volledig mogelijk aanbod van elektronische diensten. Hierbij ligt de nadruk op integratie of koppeling van de gemeentelijke websites, ook wel frontoffice genoemd, met alle opgeslagen data in de backoffice, zodat er geautomatiseerde, elektronische transacties van diensten tot stand komen. De Internetconsumentenbond onder de naam Burger@overheid is een platformorganisatie die in de tweede helft van 2001 is opgericht met als doel te komen tot een versterking van de belangenbehartiging van de burger in haar rol als klant en participant van de publieke sector. Burgers kunnen bij het platform terecht met vragen, suggesties, wensen en klachten. Bij de invulling gaat het zowel om bieden van een platform voor zaken rond inhoudelijke thema's als om het geboden serviceniveau door publieke partijen via het medium Internet. Eind 2000 bleek ruim 18% van de totale publieke dienstverlening elektronisch beschikbaar. Eind 2001 zal opnieuw worden nagegaan hoe ver we gevorderd zijn op weg naar de doelstelling van minimaal 25% voor het einde van 2002.
B. Toegankelijkheid. In 2002 wordt de publieke informatievoorziening via Internet uitgebreid met twee majeure bronnen. Allereerst worden alle wetteksten, de algemene maatregelen van bestuur en alle Koninklijke Besluiten op geconsolideerde wijze gepubliceerd. In 2003 wordt dit uitgebreid met alle ministeriële regelingen. Daarnaast worden de gegevens uit de Staatsalmanak op Internet aangeboden. In navolging van de beleidslijn «Naar optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie1 » uit april 2000, is deze informatie vrij van rechten en tegen maximaal de verstrekkingskosten opvraagbaar. In 2002 worden tevens de resterende activiteiten zoals aangekondigd in deze nota uitgevoerd. Om alle elektronische informatie van de overheid op overzichtelijke wijze aan gebruikers aan te bieden is in 1999 de portal website www.overheid.nl van start gegaan. De site heeft inmiddels meer dan 10 000 bezoekers per dag. In 2002 wordt de derde versie van deze website in gebruik genomen. De verwachting is dat eind 2002 alle gemeenten present zijn op het Internet. Wanneer deze doelstelling is behaald zal de prioriteit in het beleid meer gericht zijn op het verbeteren van de inhoud van deze websites. In navolging van eerdere succesvolle regelingen ten behoeve van elektronische bestuurlijke informatie en de elektronische dienstencatalogus VIND (Vraaggerichte INteractieve Dienstencatalogus: een elektronische catalogus met informatie over alle generieke gemeentelijke diensten), wordt nog in 2001 met een overloop naar 2002 een nieuwe subsidieregeling aangeboden. De doelgroep van deze regeling is het restant gemeenten zonder een website. Om met betrekking tot het ICT beleid van de overheid de ervaringen en wensen van burgers en bedrijven in kaart te brengen is in de nota Contract met de Toekomst de opzet van een gebruikerspanel aangekondigd. Mede aan de hand van dit panel wordt nagegaan welke elementen van belang zijn voor de kwaliteit van overheidswebsites.
C. Participatie. De toename van de informatisering in de samenleving leidt tot een beter geïnformeerde burger, waardoor deze niet alleen meer maar ook in een eerder stadium betrokken raakt bij de beleids- en besluitvorming. Om deze betrokkenheid zo goed mogelijk aan te wenden en nog verder te vergroten, wordt door de overheid meer en meer gebruik gemaakt van allerlei soorten interactieve instrumenten. In 2001 is het bureau XPIN opgericht. Dit bureau stimuleert de inzet van ICT bij en verzamelt best-practices van interactieve beleid- en besluitvormingsprocessen zodat eind 2002 minimaal 15% van de publieke beleidsmakende instanties een website met interactieve beleidvormingsinstrumenten zal hebben. In de nota Contract met de Toekomst is de opzet van enkele ICT-kanskaarten aangekondigd. Tot 2003 zullen er minimaal vier ICT-kanskaarten worden opgesteld. Hierin wordt voor vier sectoren – variërend van departementaal tot interdepartementaal – voor de beleidsketen van ontwikkeling tot en met uitvoering en handhaving nagegaan welke kansen ICT kan bieden om voor de desbetreffende sector het maatschappelijk rendement te verhogen. Langs twee sporen wordt in het project Kiezen op Afstand (KOA) gewerkt aan de realisatie van het plaats onafhankelijk stemmen. Het eerste spoor betreft de voorbereiding en uitvoering van een groot experiment in 2003 waarbij het in meerdere gemeenten mogelijk zal zijn om te stemmen in een stembureau van eigen keuze of via stemzuilen. Het tweede spoor is gericht om het onderzoeken naar de mogelijkheden om stemmen vanuit iedere willekeurige plek mogelijk te maken. Om beide sporen te realiseren dient onder andere een landelijk raadpleegbaar kiezersregister, een virtueel stemlokaal, een elektronische stembeurs en een elektronisch identiteitsbewijs ontwikkeld te worden. Voor het experiment wordt een wettelijke basis gecreëerd. Een wetsvoorstel die hiertoe strekt is aan de Raad van State voorgelegd.
Totaal is voor de realisatie van dit operationele doel beschikbaar een bedrag van € 8,6 mln. Hiervan is een bedrag gereserveerd van € 3,2 mln ten behoeve van de super-pilots. Daarnaast is in totaal voor het project Kiezen op Afstand € 2,3 mln gereserveerd.
Operationele doelstelling 3: Het bevorderen van een goed functionerende en betrouwbare informatie-infrastructuur binnen de openbare sector, zoals neergelegd in het actieprogramma Elektronische Overheid en de nota Contract met de Toekomst
Voor de elektronische communicatie van burgers, bedrijven en instellingen met de overheid en tussen overheidsorganisaties onderling is een infrastructuur nodig die goed functioneert en waarlangs berichten en gegevens zodanig kunnen worden uitgewisseld dat:
– ze ongeschonden aankomen;
– duidelijk is van wie ze afkomstig zijn;
– vertrouwelijkheid is gegarandeerd;
– duurzame (digitale) bewaring mogelijk is.
Daarbij gaat het niet alleen om de fysieke infrastructuur (de kabels e.d.) maar ook om de organisatie van het overheidsgebruik van die fysieke infrastructuur. Daarnaast wordt beoogd de basisgegevens van de overheid zodanig te stroomlijnen dat de beschikbaarheid, eenduidigheid, actualiteit en koppelbaarheid hiervan gewaarborgd is, de overheid deze gegevens (met inachtneming van de privacyregels) meervoudig gebruikt en burgers en bedrijven de gegevens slechts eenmalig hoeven aan te leveren.
De concrete streefwaarden zijn:
– eind 2006 maakt 75% van het overheidspersoneel gebruik van de Public Key Infrastructure (PKI) voor de overheid;
– eind 2002 is driekwart van de Rijksambtenaren aangesloten op een Rijksoverheidsintranet;
– eind 2002 is een stelsel van authentieke registraties vastgesteld en zijn de basiscomponenten hiervan reeds operationeel dan wel zijn hiertoe realisatieprojecten gestart;
– de komende drie jaar neemt het vertrouwen dat de burger stelt in de wijze waarop de overheid met persoonsgegevens en andere gevoelige elektronische informatie omgaat met 0,3 punt toe;
– eind 2002 is uit onderzoek en pilotprojecten duidelijk welke eisen blijvende bewaring stelt aan systemen waarin documenten en gegevens worden opgeslagen;
– eind 2006 is de eenmalige inhaalslag als gevolg van de verkorting van de termijn waarop archieven moeten worden overgebracht naar een openbare archiefbewaarplaats voor de Rijksoverheid voltooid.
Prioriteit wordt gegeven aan de voorbereiding van de implementatie van de Public Key Infrastructure voor vertrouwelijke en betrouwbare communicatie tussen overheidsorganisaties onderling en van de overheid met burgers, bedrijven en instellingen, zodat deze eind 2002 gereed is voor grootschalige uitrol. Zo'n uitrol vraagt het vormgeven en instandhouden van een beheerorganisatie, het breed beschikbaar stellen van kennis aan en opleiden van overheidspersoneel en het versneld uitvoeren van pilots. Voor het stimuleren van pilotprojecten zal een subsidieregeling in het leven worden geroepen. Het percentage overheidsmedewerkers dat momenteel gebruik maakt van PKI is uiteraard nog 0 omdat PKI nog niet operationeel is.
Het Rijksoverheidsintranet (RYX) verhoogt de effectiviteit van rijksambtenaren en faciliteert de onderlinge samenwerking. Het biedt voorzieningen voor vertrouwelijke, betrouwbare en snelle elektronische communicatie en voor het gezamenlijk benutten en delen van kennis. Begin juni 2001 is de eerste versie van RYX operationeel geworden. In 2002 zal de via RYX benaderbare informatie worden uitgebreid. Daartoe zullen Rijksoverheidsbrede licenties met informatie- en softwareleveranciers worden afgesloten, leidend tot een tweede versie medio 2002. Daarna zal de projectorganisatie worden omgezet in een structurele beheerorganisatie, die bij de Stichting ICTU zal worden ondergebracht. Het percentage van de Rijksambtenaren dat eind juni 2001 was aangesloten op RYX is 4%.
In het programma Stroomlijning Basisgegevens zullen de aan authentieke registraties te stellen bestuurlijke, juridische en informatiekundige eisen worden vastgesteld en formeel verankerd. Voor de basiscomponenten van het registratiestelsel (onder andere personen, sociaal verzekerden, bedrijven, gebouwen, geografische basiskaarten) zullen – onder voorwaarde van bestuurlijke besluitvorming – realisatieprojecten worden afgerond, voortgezet dan wel gestart. Voor een groot aantal andere componenten (waaronder inkomens) zullen verkenningen dan wel haalbaarheidsstudies worden afgerond.
Om weerstand te kunnen bieden aan het toenemende aantal aanvallen van virussen en andere kwaadwillende software – inherent aan het snel toenemende gebruik van Internet – is het nodig de kennis van en de communicatie over computerinbraken en verwante praktijken binnen de overheid goed te structureren. Daartoe zal een «kennisnetwerk» worden opgezet, waarin overheidsexperts informatie uitwisselen over bedreigingen (zoals nieuwe virussen), kwetsbaarheden (in het bijzonder gebreken in software) en incidenten. Dat netwerk wordt ondersteund door een kennisbank waarin deze informatie gestructureerd is vastgelegd. Deze wordt onderhouden door een kennisteam; ook wel aangeduid met de term CERT (Computer Emergency Response Team). Eind 2002 zullen kennisnetwerk, -bank en -team operationeel zijn.
In 2001 is een eerste versie van een instrument om de beoogde toename van het vertrouwen te meten, ontwikkeld. In de tweede helft van 2001 wordt een nulmeting uitgevoerd. Een eerste, zeer voorlopige schatting, levert een score van twee op een schaal van vijf. De beoogde jaarlijkse toename met 0,3 punt zal de Nederlandse overheid mondiaal positioneren als één van de best-practice organisaties.
In het programma Digitale Duurzaamheid worden strategieën, methoden en hulpmiddelen ontwikkeld om digitale documenten en bestanden zodanig vast te leggen, te bewaren, te beheren en beschikbaar te stellen dat deze ook na verloop van (lange) tijd nog in authentieke vorm raadpleegbaar zijn. Eind 2001 zal de ISO-recordsmanagementstandaard naar de Nederlandse situatie zijn vertaald. Overheidsorganisaties kunnen op basis van die standaard aan de slag met de inrichting van hun digitaal archief. De in 2001 ingestelde Taskforce Digitale Duurzaamheid zal hen daarbij ondersteunen. Er zal een demonstrator worden ontwikkeld die praktische toepassingen van digitaal archiveren zal tonen. Om digitale documenten ook duurzaam («voor de eeuwigheid») te kunnen bewaren is in 2001 een testomgeving ingericht om te experimenteren met verschillende strategieën. In 2002 zal dit leiden tot een eerste set aanbevelingen voor bewaarstrategieën en tot het formuleren van functionele eisen aan systemen en organisatie. Verder zal een handelingenbank worden opgezet. Deze bank is primair een hulpmiddel voor de departementen voor het beheer en de selectie van hun archieven, die immers de schriftelijke en digitale neerslag bevatten van het handelen van de overheid. Door de bank ook raadpleegbaar te maken voor de burger kan daarnaast de transparantie van het overheidshandelen en de vindbaarheid van de documenten worden verbeterd.
In 2000 is als resultaat van de overheidsbrede aanbesteding van het telefoonverkeer de mantelovereenkomst Overheidstelefonie 2000 gesloten. Deze overeenkomst loopt in 2003 af. In 2002 zal besluitvorming over al dan niet verlengen van de overeenkomst plaatsvinden. In 2001 zal een werkbare definitie van Privacy Enhancing Technologies (PET), bedoeld om de privacy van burgers bij de verwerking van persoonsgegevens door overheidsorganisaties te beschermen, worden geformuleerd. In 2002 zal op basis daarvan een instrument worden ontwikkeld dat ingezet kan worden voor de verwerking van persoonsgegevens in nieuwe overheidsinformatiesystemen. Nog in 2001 zal een specifiek op de overheid toegesneden denkkader voor kennismanagement worden ontwikkeld. In 2002 zullen op basis hiervan de nodige vervolgstappen worden gezet.
Ten behoeve van het wegwerken van archiefachterstanden zijn tussen de Centrale Archief Selectiedienst en de ministeries en Hoge Colleges van Staat raamconvenanten afgesproken. In deze convenanten zijn afspraken vastgelegd over de door de CAS te leveren productie-uren en productie in termen van meters te bewerken archief. De voortgang kan worden uitgedrukt in het verhoudingsgetal productie-uren – bewerkte meters archief. Eind 2002 is 80% van de convenantsperiode verstreken, hetgeen betekent dat dan ook 80% van het totaal aantal afgesproken meters archief bewerkt dient te zijn.
Om dit te bereiken zal van de totale productiecapaciteit van de CAS in 2002 tachtig procent worden ingezet voor de convenantsverplichtingen.
Totaal is voor de realisatie van dit operationele doel beschikbaar een bedrag van € 21,3 mln. Daarvan is een beleidsintensivering van € 6,8 mln bestemd voor de voorbereiding van PKI. Het resterende bedrag zal worden gebruikt voor de uitvoering van de overige genoemde activiteiten.
Operationele doelstelling 4: Het instandhouden en optimaliseren van de reisdocumentenketen en het instandhouden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de Paspoortwet en de wet GBA
1. Een goed functionerend GBA-stelsel door het ontwikkelen en implementeren van beleid en het positioneren van de GBA in de toekomstige identiteitsinfrastructuur.
2. Garanderen van de kwaliteit van het uitgifteproces reisdocumenten en de beveiliging bij de uitgevende instanties.
3. Het beter beveiligen tegen zogenaamde «look-alike» fraude door het onderzoeken van de haalbaarheid om reisdocumenten uit te rusten met een biometrisch kenmerk. Tegelijkertijd wordt de haalbaarheid onderzocht van mogelijkheden om één van de reisdocumenten geschikt te maken voor elektronische identificatie.
A. GBA-stelsel. De toegankelijkheid van de Gemeentelijke Basisadministratie persoonsgegevens (GBA) dient voor GBA-gebruikers in de (nabije) toekomst verbeterd te worden door gebruikmaking van moderne ICT-toepassingen. Een online GBA wordt geadviseerd. Het project zal meerdere jaren duren. In 2002 wordt verder gegaan met een aantal activiteiten die in 2001 van start zijn gegaan, te weten:
– ontwikkelen van een landelijk raadpleegbare directory (LRD) om de meest urgente knelpunten binnen het stelsel op korte termijn op te lossen;
– aanpassen van het datatransport van de GBA-gegevens;
– vaststellen van de architectuur van een online GBA-stelsel.
Verder wordt in 2002 gestart met de ontwikkeling van een uniform GBA-startpakket.
B. Reisdocumentenproces. De beveiliging rondom het reisdocumentenproces wordt ingevuld met een te ontwikkelen driejaarlijkse verplichte audit, uit te voeren door externe EDP-auditors bij gemeenten. Dit is in aanvulling op de in artikel 94 Paspoort Uitvoeringsregeling Nederland (PUN) neergelegde verplichting voor gemeenten om de beveiliging jaarlijks intern te evalueren via het «Beveiligingsnet».
C. Onderzoeken haalbaarheid biometrie en elektronische identificatie. In 2002 worden grootschalige proeven uitgevoerd, waaronder «schaduwverkiezingen» in het kader van het project Kiezen op Afstand (zie hiervoor ook de begrotingstoelichting op artikel 2). De resultaten van die proeven zullen gemonitord en geëvalueerd worden. Verder wordt onderzoek uitgevoerd naar de gebruikersaspecten van de elektronische identiteitskaart en biometrie en naar de beveiligingsaspecten van het beheer. Tenslotte wordt voor de landelijke invoering een plan van aanpak ontwikkeld en worden de nodige aanpassingen aan de wet- en regelgeving voorbereid.
Voor de modernisering van het GBA-stelsel is in 2002 € 1,8 mln beschikbaar.
Voor biometrie en elektronische identificatie is in 2002 € 5 mln beschikbaar.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 38 052 | 82 186 | 74 928 | 57 671 | 54 808 | 54 809 | 54 808 |
1. apparaat | 3 397 | 2 273 | 2 294 | 2 293 | 2 293 | 2 243 | 2 243 |
2. publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | 10 027 | 12 763 | 8 579 | 9 012 | 8 421 | 8 449 | 8 448 |
3. informatie-infrastructuur binnen openbare sector | 4 485 | 17 463 | 21 594 | 12 219 | 12 150 | 12 164 | 12 164 |
4. reisdocumenten en GBA-stelsel | 20 143 | 49 687 | 42 461 | 34 147 | 31 944 | 31 953 | 31 953 |
Uitgaven | 45 470 | 82 186 | 74 928 | 57 671 | 54 808 | 54 809 | 54 808 |
1. apparaat | 3 367 | 2 273 | 2 294 | 2 293 | 2 293 | 2 243 | 2 243 |
2. publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | 8 805 | 12 763 | 8 579 | 9 012 | 8 421 | 8 449 | 8 448 |
3. informatie-infrastructuur binnen openbare sector | 8 430 | 17 463 | 21 594 | 12 219 | 12 150 | 12 164 | 12 164 |
4. reisdocumenten en GBA-stelsel | 24 868 | 49 687 | 42 461 | 34 147 | 31 944 | 31 953 | 31 953 |
Ontvangsten | 60 950 | 49 157 | 36 825 | 31 198 | 30 750 | 35 349 | 34 533 |
Voor artikel 7 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
Ad A: GBA-stelsel. Bij het opstellen van beleid en het ramen van de budgetten wordt uitgegaan van de uitkomsten en aanbevelingen van de onderzoekscommissie Modernisering GBA.
Ad B: Reisdocumentenproces. Bij het opstellen van beleid ten aanzien van de kwaliteitsbewaking en het ramen van de budgetten wordt uitgegaan van de verplichtingen zoals vastgelegd in de diverse paspoortuitvoeringsregelingen.
Ad C: Onderzoeken haalbaarheid biometrie en elektronische identificatie. De budgetramingen voor de onderzoeken biometrie en elektronische identificatie vloeien voort uit de kabinetsopdracht die in 1998 is gegeven om een haalbaarheidsonderzoek uit te voeren naar de mogelijkheid om reisdocumenten uit te rusten met een biometrisch kenmerk en zo de documenten beter te beveiligen tegen zogenaamde «look-alike» fraude. Tegelijkertijd heeft het kabinet opdracht gegeven om de haalbaarheid te onderzoeken naar de mogelijkheden om één van de reisdocumenten geschikt te maken voor elektronische identificatie.
Tijdens het algemeen overleg van 26 maart 2001 heeft kamerlid Voute een motie ingediend over een meer ambitieuze kabinetsdoelstelling dan de huidige doelstelling van minimaal 25% elektronische publieke dienstverlening in 2002. In een nota die in het najaar 2001 aan de Tweede Kamer wordt gestuurd zal de nieuwe meer ambitieuze doelstelling worden gepresenteerd en toegelicht.
Voor het vaststellen van het vertrouwen van de burger in de wijze waarop de overheid omgaat met persoonsgegevens en andere gevoelige elektronische informatie, is een andere prestatie-indicator ontwikkeld dan de indicator (percentage geslaagde incidenten per gebruiker) die was opgenomen in de VBTB-dummyversie van de begroting 2000, omdat de nieuwe indicator dat vertrouwen beter tot uitdrukking brengt. Voorts zullen de «pm» bij de overige prestatie-indicatoren worden ingevuld.
Met betrekking tot het GBA-stelsel heeft de commissie Modernisering GBA in haar rapportage aangegeven dat binnen 8 jaar een volledige overgang naar een Online GBA, gebaseerd op webtechnologie, een feit zou moeten zijn. Dit zal in de prestatie-indicatoren worden verwerkt.
Tot slot zullen voor het onderdeel «reisdocumenten» kengetallen worden gepresenteerd in de volgende ontwerp-begroting.
BELEIDSARTIKEL 8: INTEGRATIE MINDERHEDEN
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het bevorderen van een actief en volwaardig burgerschap van leden van de etnische minderheden.
De Minister voor Grote Steden- en Integratiebeleid (GSI) is verantwoordelijk voor de coördinatie van het Integratiebeleid. Deze coördinerende bevoegdheid wordt uitgeoefend ten opzichte van alle bij het integratiebeleid betrokken departementen en betreft de verantwoordelijkheid voor het systeem. De inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de vakdepartementen en de gemeenten. Voor een overzicht van alle beleidsterreinen waarbij de minister betrokken is, wordt verwezen naar de horizontale overzichtsconstructie minderheden in de bijlage.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
8.2. Het stimuleren van de positieverbetering van de etnische minderheden in hun actief burgerschap zoals bedoeld in de nota's Kansen Krijgen Kansen Pakken en CRIEM door monitoren van beleidseffecten en het rijksbreed en interbestuurlijk coördineren van beleid. | 1. positie etnische minderheden in de dimensies: * sociaal structureel (onderwijs, arbeid, inkomen) * sociaal cultureel(beeldvorming, interetnische contacten, culturele oriëntatie)* politiek (politieke en bestuurlijke participatie) | 1. Beeld van de positie van etnische minderheden in de integratiemonitor 2000 * achterstand deelname aan hoger onderwijs; arbeids- en inkomenspositie * acceptatie bij autochtonen en allochtonen van elkaar groot; jongeren moderner * ondervertegenwoordiging etnische minderheden | 1. Verbetering in het algemene beeld van de positie van etnische minderheden ten opzichte van de positie in de integratiemonitor 2000 dat wil zeggen meetbare resultaten tot:* minder achterstand deelname hoger onderwijs; in arbeids- en inkomenspositie* onderlinge acceptatiegraad behouden * meer vertegenwoordiging van etnische minderheden |
8.3. Het coördineren van het beleid gericht op een goede werking van de inburgering voor nieuwkomers en oudkomers zoals bedoeld in de Wet inburgering nieuwkomers en in de Regeling Oudkomers. | Voor de Taskforce(oudkomers en nieuwkomers)1. prestaties taskforce:* wegwerken wachtlijst zomer 2000* wegwerken knelpunten* opzetten periodieke monitor | Voor de Taskforce 1.* De Taskforce is opgericht | Voor de Taskforce 1.* De Taskforce zodanig faciliteren dat deze haar taak naar behoren kan verrichten |
Voor oudkomers:2. doelstellingen en indicatoren in de plannen van de gemeenten uit de G17 en de G12 | Voor oudkomers:2. Beschreven (nul) situatie in de plannen van de gemeenten uit de G17 en de G12 | Voor oudkomers:2. Totaal aantal aan te bieden trajecten volgens de plannen van de gemeenten uit de G17 en de G12 | |
8.4. Het zorgdragen voor de eerste huisvesting van statushouders door gemeenten op grond van de Zorgwet VVTV, de Vreemdelingenwet 2000 en de Huisvestingswet. | 1. gemiddelde huisvestingstermijn statushouders 2. aantal huisvestingen van statushouders | 1. Gemiddelde huisvestingstermijn statushouders bedraagt in 2001 6 maanden2. Aantal statusverleningen (prognose en realisatie) in circulaires over 2002 | * gemiddelde huisvestingstermijn bedraagt 3 maanden 2. Alle statushouders worden gehuisvest |
8.5. Het op grond van de Remigratiewet faciliteren van remigratie van personen die wensen terug te keren naar het land van herkomst en die deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren. | 1. aantal gefaciliteerden | 1. Prognose SVB voor 2002 | 1. Remigranten, die daadwerkelijk in 2002 remigreren, worden gefaciliteerd conform de Remigratiewet |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
8.2: positieverbetering etnische minderheden | mei-2001 | apr-2002 | Scenariostudie multiculturele samenleving (vervangt onderzoek «Toegankelijkheid en Evenredigheid minderheden (T&E rapportage-systeem)» uit de OW 2001) |
jan-2002 | dec-2004 | 3-jaarlijks onderzoek onder minderheden (SVPA). Het voorgenomen onderzoek uit de OW 2001 «Monitor beeldvorming» wordt in dit onderzoek meegenomen | |
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | dec-2000 | feb-2002 | Evaluatie Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Het stimuleren van de positieverbetering van etnische minderheden in hun actief burgerschap zoals bedoeld in de nota's Kansen Krijgen Kansen Pakken en CRIEM door monitoren van beleidseffecten en het rijksbreed en interbestuurlijk coördineren van beleid
De positieverbetering van etnische minderheden richt zich op een drietal dimensies: sociaal structureel, sociaal cultureel en politiek. Meerdere doelen zijn hierbij te onderscheiden: een vermindering van de achterstand van etnische minderheden in hun deelname aan het (hoger) onderwijs, een vermindering van de achterstand in inkomens en arbeidspositie, het voorkomen van marginalisering jongeren uit etnische minderheidsgroepen, het handhaven en bevorderen van onderlinge acceptatie tussen allochtonen en autochtonen, vergroten van begrip voor andere bevolkingsgroepen en tenslotte een toename in politieke en bestuurlijke participatie op allerlei niveaus (diversiteitsbeleid).
– het ontwikkelen van een instrument waarmee gemeenten kunnen meten hoe toegankelijk hun instellingen zijn voor jongeren uit etnische minderheidsgroepen;
– het bieden van een handreiking aan gemeenten ten behoeve van het juridisch verantwoord registreren en uitwisselen van persoonsgegevens in verband met Criem;
– het verspreiden onder gemeenten van good-practices met betrekking tot criminaliteits- en marginaliseringspreventie;
– het op basis van gemeentelijke plannen verstrekken van bijdragen aan een aantal gemeenten om hun preventiebeleid van marginalisering van jongeren uit etnische minderheidsgroepen te optimaliseren;
– gemeenten faciliteren en aansporen om tot een gesloten keten aan instellingen te komen waar jongeren gebruik van kunnen maken in verschillende leeftijdsfases, namelijk de voorschoolse, schoolse en naschoolse periode.
– het op basis van gemeentelijke plannen volgens de bijdrageregeling Antillianengemeenten verstrekken van bijdragen aan specifieke projecten voor kansarme jongeren van Antilliaanse afkomst op het gebied van opvang, huisvesting, educatie en vrijetijdsbesteding;
– het betrekken van zelforganisaties bij de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid;
– het minstens drie maal per jaar organiseren van overleg tussen de minister en de samenwerkingsverbanden van minderheden, verenigd in het Landelijk Overleg Minderheden;
– het bevorderen van interculturalisatie van instellingen;
– onderzoek en communicatie-activiteiten ondermeer ter bestrijding van discriminatie en racisme;
– het oprichten van een nationaal monument slavernijverleden in Amsterdam;
– het instellen van een bestuurdersbank, waarin opgenomen kandidaat-bestuursleden uit etnische minderheden, die geplaatst kunnen worden in instellingen op een aantal terreinen.
In 2002 is € 25,035 mln beschikbaar. Hiervan is € 11,3 mln voor Criem en € 6,353 mln voor Antillianengemeenten. Voor de coördinerende rol bij de uitvoering van de nota Kansen Krijgen Kansen Pakken is € 0,84 mln beschikbaar.
Operationele doelstelling 3: Het coördineren van het beleid gericht op een goede werking van de inburgering voor nieuwkomers en oudkomers zoals bedoeld in de Wet Inburgering Nieuwkomers en in de Regeling Oudkomers
In 2002 moet aan zoveel mogelijk oudkomers die zich in een achterstandssituatie bevinden, een adequaat aanbod voor een inburgeringsprogramma worden gedaan. Het streven is gericht op bredere implementatie van het oudkomersbeleid, buiten de 54 gemeenten die sinds enige tijd een specifiek oudkomersbeleid voeren en waarbij gemeenten op prestaties worden afgerekend. Prioriteit wordt gegeven aan oudkomers die of werkloos zijn of kinderen opvoeden. Het doel van de inburgeringsprogramma's is werklozen door te geleiden naar betaald werk en opvoeders beter in staat te stellen hun kinderen op te voeden en te begeleiden bij hun schoolloopbaan.
Daarnaast moet de Taskforce Inburgering (TI) in 2002 haar taakopdrachten voltooien: het wegwerken van wachtlijsten van de zomer van 2000 (is in 2001 gerealiseerd), het wegwerken van knelpunten bij de uitvoering van het inburgeringsproces en het opzetten van een periodieke monitor voor alle inburgeraars.
Tenslotte zal in 2002 inzicht worden verkregen in de werking van de Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) en de knelpunten die gemeenten bij de uitvoering ondervinden op basis van de evaluatie van de WIN en de resultaten van de TI. Doel van de WIN is het bevorderen van de sociale, professionele of educatieve redzaamheid van de nieuwkomers in de Nederlandse samenleving, zodat ze na afloop van het inburgeringstraject in staat zijn zich in het maatschappelijke verkeer te begeven, een opleiding te volgen en/of een baan te vinden.
Om deze doelstellingen te realiseren wordt in het jaar 2002 het volgende ondernomen:
– het verstrekken van bijdragen aan 54 gemeenten voor het uitvoeren van hun meerjarenplannen oudkomersbeleid conform de huidige regelgeving;
– het intensiveren van het oudkomersbeleid door enerzijds de bestaande 54 oudkomersgemeenten van meer middelen te voorzien en anderzijds het aantal gemeenten dat oudkomersmiddelen ontvangt uit te breiden. Zoals aangegeven in de oudkomersnotitie zullen gemeenten bij de besteding van de aanvullende middelen verdergaand worden afgerekend op prestaties. De ervaring die daarmee wordt opgedaan, is bepalend voor de invoering van volledige outputfinanciering na expiratie van de huidige oudkomersregelingen;
– de Taskforce Inburgering zodanig faciliteren dat ontwikkeltrajecten met gemeenten en uitvoeringsorganisaties uitgevoerd kunnen worden, dat Regionale Taskforces kunnen worden opgezet en dat de informatievoorziening wordt gestroomlijnd;
– kennisnemen van de resultaten van de evaluatie Wet Inburgering Nieuwkomers, een onderzoek dat naar verwachting in het voorjaar van 2002 zal worden voltooid. Afhankelijk van de uitkomst wijzigingen aanbrengen in (de uitvoering van) de WIN.
– voor oudkomers is vanaf 2002 € 95,3 mln geraamd, verdeeld over dit artikel van de begroting (€ 70,3 mln) en – voor de 25 grote steden – beleidsartikel 9 (€ 25 mln);
– om de Taskforce Inburgering haar taakopdracht te laten uitvoeren is daarnaast € 2,3 mln begroot;
– de inburgeringsprogramma's voor nieuwkomers worden betaald door OCW en VWS. Voor de coördinatie van dit nieuwkomersbeleid, waaronder de evaluatie van de WIN en de gevolgen daarvan is een budget van € 0,908 mln geraamd.
Operationele doelstelling 4: Het zorgdragen voor de eerste huisvesting van statushouders door gemeenten op grond van de Zorgwet VVTV, de Vreemdelingenwet 2000 en de Huisvestingswet
Huisvesting vormt de eerste stap in het integratieproces van nieuwkomers. In Nederland verblijvende vreemdelingen die een Vergunning voor Beperkte Tijd-Asiel (VBT-A) krijgen, moeten gemiddeld drie maanden na het verlenen van die status woonruimte in een gemeente krijgen.
Vanaf de begroting 1995 is op dit artikel tevens verantwoord de Rijksbijdrage, die de gemeenten in staat moet stellen de houders van een Voorwaardelijke Vergunning tot Verblijf (VVTV-ers) de huisvesting en zorg te kunnen bieden waartoe zij op grond van de Zorgwet VVTV zijn verplicht.
A. Beleidsinstrumenten. Met het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is een protocol gesloten waarbij is afgesproken dat het COA de bemiddeling bij de huisvesting van statushouders verzorgt en gegevens over aantal en voortgang in het huisvestingsproces vanaf het moment van statusverlening registreert. De Minister voor GSI initieert en coördineert het proces van eerste huisvesting onder andere via onderzoeken en overleg met alle betrokken partijen. De gemeenten krijgen van de Minister voor GSI elk halfjaar op grond van de Huisvestingswet de opdracht om op basis van de taakstellingssystematiek een aantal statushouders te huisvesten. Dit aantal wordt berekend aan de hand van de door Justitie gepubliceerde prognose van voor dat halfjaar te verwachten statusverleningen.
B. Prestatie-indicatoren:
1. gemiddelde huisvestingstermijn. Het gaat hierbij om de gemiddelde tijd die verloopt tussen het moment van statusverlening in de centrale opvang en het moment dat statushouders als gehuisvest zijn geregistreerd in de gemeenten. Weergegeven wordt het gemiddelde over de maand december. Daarnaast wordt aangegeven hoeveel procent van de statushouders, die in die maand zijn gehuisvest, binnen drie maanden werd gehuisvest;
2. aantal huisvestingen van statushouders. Het aantal te huisvesten statushouders is bepaald op basis van het aantal statusverleningen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst en wordt de gemeenten in de vorm van een taakstelling opgelegd. Hiertegenover staat het aantal in dezelfde periode daadwerkelijk door de gemeenten gehuisveste statushouders. Het verschil tussen die twee grootheden is hieronder weergegeven in een percentage, het percentage van de taakstelling dat is gerealiseerd.
31-12-2000 | |
Gemiddelde huisvestingstermijn | 162 dagen |
% statushouders binnen 3 maanden gehuisvest | 73% |
aantal huisvestingen van statushouders* | 96% |
*Taakstelling bedroeg tot en met 2000 132 100; het gerealiseerde aantal huisvestingen 127 850.
De rijksbijdrage, die de gemeenten financieel in staat moet stellen de op grond van de wet verplichte zorg te bieden aan (ex-) VVTV-ers in procedure, blijft bestaan zolang er recht is op zorg. Het Rijk en gemeenten hebben afgesproken de verantwoordelijkheid voor onder meer opvang en zorg voor deze categorie (ex-)VVTV-ers in procedure van de gemeenten aan het COA over te dragen. Deze overdracht zal budgettair neutraal plaatsvinden. Het is de intentie om op 1 januari 2002 tot implementatie over te gaan.
In 2002 is voor de VVTV € 25,576 mln nodig, € 25,19 mln voor de Zorgwetuitkering en € 0,386 mln voor de eerste huisvesting.
Gelijktijdig met de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 op 1 april 2001 is de Zorgwet VVTV ingetrokken en is voor degenen die op 31 maart 2001 een VVTV-status hadden, die status van rechtswege omgezet in een VBT-A. De gemeenten hebben tot 1 oktober 2001 de tijd om voor deze categorie de VVTV-voorzieningen om te zetten in de voorzieningen behorend bij de VBT-A-status. Vanaf het jaar 2002 komt de bijdrageverlening aan de gemeenten voor deze categorie te vervallen.
Voor de degenen die op 31 maart 2001 in procedure waren tegen de beslissing van de IND hun VVTV-status in te trekken of niet te verlengen en woonachtig zijn in de gemeenten, blijft het – op grond van de Invoeringswet bij de Vreemdelingenwet 2000 – echter noodzakelijk gemeenten gedurende die procedure financieel in staat te stellen nog de Zorgwet VVTV-voorzieningen te kunnen bieden.
Operationele doelstelling 5: Het op grond van de Remigratiewet faciliteren van remigratie van personen die wensen terug te keren naar het land van herkomst en die deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren
Degenen die behoren tot een etnische minderheid en daadwerkelijk willen remigreren in 2002, maar deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren worden gefaciliteerd conform de Remigratiewet, zodat ze kunnen remigreren.
Belangrijk is het zorgen voor bekendheid met de voorzieningen bij de doelgroepen. De voorlichting over de Remigratiewet is uitbesteed aan het Nederlands Migratie Instituut (NMI) dat tot taak heeft samenhangende objectieve en onafhankelijke voorlichting en informatie te verstrekken voor een verantwoord remigratiebesluit en potentiële remigranten behulpzaam te zijn bij het invullen van de formulieren.
Het verstrekken van de voorzieningen van de Remigratiewet, de eenmalige vergoeding voor reis- en vervoerskosten en hervestiging en de periodieke uitkering ter voorziening in de noodzakelijke kosten van bestaan in het bestemmingsland, is uitbesteed aan de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
A. Prestatie-indicatoren. Het aantal gefaciliteerden, dat wil zeggen het aantal personen dat recht heeft (gehad in het begrotingsjaar) op voorzieningen inclusief personen die wier remigratievoorziening wordt gekort door samenloop met andere uitkeringen.
(x € 1 000) | ||
aantal gefaciliteerden | 2000 | 2001* |
eenmalige reis- en vervoerskosten en kosten hervestiging | 54 | 45 |
periodieke uitkering ** | 6 606 | 7 300 |
* Verwachting SVB.
** Inclusief remigratie-uitkeringen die (gedeeltelijk) worden weggekort.
Voor de remigratievoorziening is in 2002 € 29,753 mln beschikbaar en voor de uitvoeringskosten € 2,182 mln.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
8: Integratie Minderheden | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 158 163 | 185 982 | 162 662 | 135 543 | 134 916 | 114 743 | 115 742 |
1. apparaat | 2 714 | 3 186 | 2 772 | 2 772 | 2 773 | 2 772 | 2 772 |
2. positieverbetering etnische minderheden | 6 697 | 25 464 | 27 456 | 26 879 | 26 761 | 5 651 | 5 652 |
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 23 316 | 51 373 | 74 923 | 71 782 | 71 435 | 71 711 | 71 710 |
4. huisvesting statushouders door gemeenten | 99 898 | 78 702 | 25 576 | 1 497 | 336 | 0 | 0 |
5. remigratieregeling | 25 538 | 27 257 | 31 935 | 32 613 | 33 611 | 34 609 | 35 608 |
Uitgaven | 158 656 | 185 982 | 162 662 | 135 543 | 134 916 | 114 743 | 115 742 |
1. apparaat | 2 680 | 3 186 | 2 772 | 2 772 | 2 773 | 2 772 | 2 772 |
2. positieverbetering etnische minderheden | 8 630 | 25 464 | 27 456 | 26 879 | 26 761 | 5 651 | 5 652 |
3. coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 21 958 | 51 373 | 74 923 | 71 782 | 71 435 | 71 711 | 71 710 |
4. huisvesting statushouders door gemeenten | 99 879 | 78 702 | 25 576 | 1 497 | 336 | 0 | 0 |
5. remigratieregeling | 25 509 | 27 257 | 31 935 | 32 613 | 33 611 | 34 609 | 35 608 |
Ontvangsten | 2 987 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 |
Voor artikel 8 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
De positieverbetering van etnische minderheden wordt gemonitord aan de hand van een drietal dimensies: sociaal structureel (onderwijs, arbeid, inkomen), sociaal cultureel en politiek (politieke en bestuurlijke participatie). Uitgangspunt voor begrotingsartikel 8 van het beleid zijn de cijfers van de monitor 2000 geformuleerd voor de bovenstaande drie dimensies.
Zoals eerder vermeld gelden als uitgangspunt voor begrotingsartikel 8 van het beleid de cijfers van de monitor 2000 geformuleerd voor de drie dimensies sociaal structureel (onderwijs, arbeid, inkomen), sociaal cultureel en politiek (politieke en bestuurlijke participatie). Daar waar bij doelstellingen en activiteiten thans alleen is verwezen naar beleidsnotities, zal in het vervolg vermelding van relevante gegevens in dit artikel zelf plaatsvinden.
Positieverbetering van etnische minderheden wordt na 2 jaar opnieuw beoordeeld aan de hand van de uitkomsten van monitor 2002. Deze uitkomsten zullen als leidraad dienen voor de bijsturing van het te voeren beleid voor de 2 jaar die daarop volgen. De uitkomsten van de monitor 2002 zullen bijdragen aan de herformulering van de streefwaarden leveren. De monitor Inburgering zal eveneens bijdragen aan concretere streefwaarden. Een en ander zal ook in de begroting neerslaan.
Tevens zal worden bezien of de overzichtsconstructie minderheden in het vervolg (en niet in een bijlage) kan worden opgenomen.
BELEIDSARTIKEL 9: GROTESTEDENBELEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Het stimuleren van complete steden
Bij de start van het grotestedenbeleid is geconstateerd dat de grote steden een achterstand hebben op het gebied van de sociale, fysieke en economische infrastructuur. Om deze reden wordt in 251 steden grotestedenbeleid gevoerd en in 5 steden wordt een partieel grotestedenbeleid gevoerd. De G25 hebben een visie tot en met 2010 opgesteld en deze voor de komende jaren (1999–2003) uitgewerkt in een meerjarig ontwikkelingsprogramma (MOP). Hierin zijn alle maatregelen op alle beleidsterreinen in samenhang opgenomen. Over deze MOP's zijn eind 1999 afspraken vastgelegd in convenanten tussen Rijk en steden. De 5 partiële GSB-steden hebben een meerjarig wijkprogramma tot en met 2003 opgesteld, hierover zijn in 2000 convenanten afgesloten.
Doel van het grotestedenbeleid is te komen tot complete steden, dat wil zeggen steden die gebruik maken van kansen en weerstand kunnen bieden aan bedreigingen.
De Minister voor GSI is verantwoordelijk voor de coördinatie van het grotestedenbeleid. Deze coördinerende bevoegdheid wordt uitgeoefend ten opzichte van alle bij grotestedenbeleid betrokken departementen en betreft de verantwoordelijkheid voor het systeem. De inhoudelijke verantwoordelijkheid ligt bij de vakdepartementen en de steden. De Minister voor GSI is medeverantwoordelijk voor de beleidsterreinen die het grotestedenbeleid aangaan. Budgettair wordt deze medeverantwoordelijkheid zichtbaar gemaakt in het Extra Comptabel Overzicht budgetten Grotestedenbeleid, waarin alle GSB-relevante budgetten van de betrokken departementen zijn opgenomen. Tevens is de Minister voor GSI verantwoordelijk voor de coördinatie van het Europese grotestedenbeleid dat in negen Nederlandse steden wordt gevoerd.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
9.2. Het stimuleren van complete steden door het ontwikkelen van een samenhangend, gecoördineerd en zo nodig ontkokerd beleid, zoals vastgelegd in de convenanten met de grote steden. | 1. De situatie in de grote steden 2. Pijlergewijs ingerichte financiële verantwoording GSB 3. Onderzoek leefbaarheid op basis van de motie De Boer4. Het jaarlijks volgen van de inhoudelijke en financiële voortgang bij de 9 steden aan de hand van een programmabeheersysteem in het kader van het Europese D2-programma5. Evaluatie GSB-kenniscentrum | 1. De situatie in de grote steden in 2000 2. Financiële verantwoording GSB-budgetten over het verantwoordingsjaar 2000 3. Onderzoek wordt gestart in 2001 4. Uitvoeringsconvenant met afspraken tussen Rijk en 9 steden eind 2000 5. In 2001 is het GSB-kenniscentrum volledig operationeel en neemt BZK actief deel in de Programmaraad | 1. Verbetering van de situatie in de grote steden ten opzichte van de situatie in 20002. De inhoud van de financiële verantwoording die in 2002 wordt ingediend, is beperkt tot harde afrekengegevens3. Onderzoek afgerond in 2002 4. Jaarlijks in september beschikbaar vanaf 2002 5. Evaluatie is eind 2003 gereed |
9.3. Het stimuleren van grote steden tot het nemen van samenhangende maatregelen op het terrein van sociale integratie en veiligheid onder meer op grond van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25. | 1. De situatie in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid | 1. De situatie in de grote steden in 2000 met betrekking tot sociale integratie en veiligheid | 1. Verbetering van de situatie in de grote steden met betrekking tot sociale integratie en veiligheid ten opzichte van de situatie in 2000 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
9.2: coördineren grotestedenbeleid | jan-2001 | mrt-2002 | Monitor GSB |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Het stimuleren van complete steden door het ontwikkelen van een samenhangend, gecoördineerd en zo nodig ontkokerd beleid, zoals vastgelegd in het convenant met de grote steden
In het grotestedenbeleid zijn negen operationele meetbare doelstellingen gedefinieerd, namelijk:
– vermindering van de werkloosheid en een stijging van het aantal arbeidsplaatsen;
– versterking van de economische concurrentiepositie van de stad;
– verbetering van de aansluiting van onderwijs en arbeidsmarkt;
– versterking van de positie van stedelijke woonmilieus op de regionale woningmarkt;
– verbetering van de leefomgeving en leefbaarheid;
– vergroting van de bereikbaarheid;
– versterking van de sociale infrastructuur;
– verbetering van de veiligheid;
– een duurzaam herstel van kwetsbare wijken.
De sturingsfilosofie van het grotestedenbeleid is gericht op het bereiken van deze doelstellingen in alle grote steden. Daarom is gekozen voor een meerjarige systematiek, met voor iedere stad een stadsvisie tot 2010 en een concrete uitwerking in de vorm van prestatie-indicatoren in het meerjarig ontwikkelingsprogramma, waarin per doelstelling aangegeven is wat de stad wil bereiken. De inhoud van de prestatie-indicatoren verschilt per stad, omdat de problemen niet voor alle steden hetzelfde zijn. Maatwerk is daarom vereist en ook toegepast bij de ontwikkeling van MOP's en convenanten.
De meerjarige ontwikkelingsprogramma's worden uitgevoerd door de steden zelf. De rol van het Rijk (waarbij BZK coördineert) hierbij is om de steden te faciliteren bij de uitvoering. Hiervoor worden de volgende instrumenten ingezet:
– GSB-monitor en Tussenstand. De jaarlijkse GSB-monitor biedt inzicht in de voortgang van de steden en geeft trends aan. Er zijn 16 prestatie-indicatoren geformuleerd om de voortgang op de 9 meetbare doelstellingen, die hierboven genoemd zijn, in de steden te volgen. De streefwaarde is dat de situatie die gepresenteerd wordt in het Jaarboek dat in 2002 verschijnt een verbetering laat zien ten opzichte van de situatie die inzichtelijk is gemaakt in het Jaarboek dat in 2000 is verschenen. In het voorjaar van 2002 maken Rijk en steden de tussenstand op van de eerste jaren van de tweede GSB-convenantsperiode. Deze wordt aangeboden aan de Tweede Kamer;
– het Kenniscentrum Grote Steden is in 2001 gestart en heeft als belangrijkste taak het aanbieden van «best practices» en kennisuitwisseling door en voor de steden. BZK neemt actief deel in de programmaraad, waarin vertegenwoordigers van wetenschap, bedrijfsleven en openbaar bestuur zitting hebben. De evaluatie van het Kenniscentrum zal eind 2003 gereed zijn;
– de financiële verantwoording die steden aan het rijk moet afleggen, moet vereenvoudigd worden. Bezien wordt of de gegevens die nu gevraagd worden wel nodig zijn en of de verschillende verantwoordingen in één document kunnen worden gebundeld. De verantwoording 2002 is het eerste moment waarbij de informatie die de steden bij het Rijk indienen, gereduceerd moet zijn tot de noodzakelijke verantwoordingsinformatie;
– vanuit het Rijk worden budgetten beschikbaar gesteld aan de gemeenten om hun meerjarige ontwikkelingsprogramma's tot uitvoering te brengen. Het overzicht van alle budgetten die in het kader van het grotestedenbeleid aan de steden toegekend worden, is terug te vinden in het Extra Comptabel Overzicht Grotestedenbeleid, dat bij de BZK-begroting is gevoegd;
– in 2002 moet inzicht verkregen worden in de eventuele knelpunten in de rijksregelgeving en uitvoering op stadsniveau, opdat het realiseren van de leefbaarheidsdoelstellingen in achterstandswijken door de steden kan worden verstevigd. Hiertoe is in 2001 een onderzoek gestart, dat mede voortkomt uit een motie van het kamerlid De Boer (Tweede Kamer, vergaderjaar 1999–2000, 21 062, nr. 95). Op grond van de uitkomsten uit deze trajecten wordt in 2002 bezien hoe de stedelijkeregierol kan worden verbeterd en hoe het Rijk de steden beter kan faciliteren in de uitvoering van het GSB;
– het Europees grotestedenbeleid is in aanvulling op het nationale grotestedenbeleid gericht op een verdere ontwikkeling van een aantal achterblijvende gebieden in negen grote steden. De Europese regelgeving vereist dat de Europese middelen met name worden ingezet op projecten met economisch structuurversterkend karakter. Om de resultaten van het Europees grotestedenbeleid meetbaar te maken is een monitoringsysteem ontwikkeld, het zogenoemde programmabeheersysteem. Met behulp van dit systeem kan de financiële en inhoudelijke voortgang worden gevolgd. Jaarlijks zullen de gegevens in september worden gepresenteerd, beginnende september 2002.
Voor de uitvoering van het grotestedenbeleid is € 2,677 mln beschikbaar. Dit wordt besteed aan onderzoek en research, aan communicatie, projecten voor steden, bijdrage aan het Kenniscentrum, uitvoering van het Europees grotestedenbeleid en de vormgeving van de Tussenstand.
Operationele doelstelling 3: Het stimuleren van grote steden tot het nemen van samenhangende maatregelen op het terrein van sociale integratie en veiligheid onder meer op grond van de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25
De achterstand in de grote steden op het gebied van werkgelegenheid, veiligheid en leefbaarheid ten opzichte van de rest van Nederland, moet worden teruggebracht. In het grotestedenbeleid bestaat hiervoor veel aandacht. Met een extra investering moet een vergroting of verbetering van de veiligheid, leefbaarheid, integratie, participatie en de sociale cohesie tussen de verschillende groepen wijkbewoners plaatsvinden.
Er wordt een extra financiële impuls «onze buurt aan zet» gegeven aan de 30 steden. Iedere stad wijst een of twee wijken aan, die, samen met de stad, zelf een plan schrijven waarin veiligheid, leefbaarheid en integratie centraal staan. Voorbeelden van plannen kunnen zijn buurtpreventiemaatregelen zoals buurtvaders, de inzet van cameratoezicht, buurtbemiddeling en straat- en portiekgesprekken en het verbeteren van wijkbudgetten voor wijk- en buurtbeheer. De middelen voor deze impuls worden toegevoegd aan de Bijdrageregelingen «sociale integratie en veiligheid G25» en «leefbaarheid partiële GSB-steden». In deze bijdrageregelingen wordt een extra doelstelling opgenomen, namelijk «het bevorderen van de wijkveiligheid, leefbaarheid en integratie in de aandachtswijken van de grote steden».
De G25 ontvangen een bijdrage uit de Bijdrageregeling «sociale integratie en veiligheid G25» voor de uitvoering van gemeentelijk beleid ter verbetering van de sociale integratie en veiligheid. Hieraan liggen verschillende doelstellingen ten grondslag, namelijk:
– verbeteren van leefbaarheid en veiligheid van de leefomgeving;
– verminderen en tegengaan van jeugdcriminaliteit;
– vergroten van deelname aan en succesvolle afronding van trajecten voor beheersing van de Nederlandse taal;
– verminderen/tegengaan voortijdig schoolverlaten;
– bevorderen van een sluitende structuur voor 24-uursopvang van kwetsbare groepen.
Het doel van deze bijdrage aan de grote steden is dat de situatie in deze steden met betrekking tot de sociale integratie en veiligheid verbetert ten opzichte van de situatie in 2000.
De partiële GSB-steden ontvangen een bijdrage uit de Bijdrageregeling «leefbaarheid partiële GSB-steden» om de leefbaarheid in aandachtswijken te verbeteren.
Voor de Bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25 is € 110,906 mln beschikbaar in 2002, verdeeld over de budgetten leefbaarheid, inburgering oudkomers, 24-uursstructuur, voortijdig schoolverlaten, jeugd & veiligheid en «onze buurt aan zet». De partiële GSB-steden krijgen € 1,13 mln in 2002 om de leefbaarheid in wijken te vergroten.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
9: Grotestedenbeleid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 194 809 | 68 927 | 66 141 | 64 553 | 96 179 | 96 226 | 96 226 |
1. apparaat | 3 638 | 3 574 | 3 698 | 3 697 | 3 697 | 3 697 | 3 697 |
2. coördineren grotestedenbeleid | 3 706 | 7 446 | 3 462 | 3 462 | 3 008 | 3 008 | 3 008 |
3. sociale integratie en veiligheid G25 | 187 465 | 57 907 | 58 981 | 57 394 | 89 474 | 89 521 | 89 521 |
Uitgaven | 251 027 | 133 909 | 137 385 | 143 511 | 106 616 | 106 663 | 106 663 |
1. apparaat | 3 626 | 3 574 | 3 698 | 3 697 | 3 697 | 3 697 | 3 697 |
2. coördineren grotestedenbeleid | 3 134 | 7 537 | 3 462 | 3 462 | 3 008 | 3 008 | 3 008 |
3. sociale integratie en veiligheid G25 | 244 267 | 122 798 | 130 225 | 136 352 | 99 911 | 99 958 | 99 958 |
Ontvangsten | 55 131 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
De budgetflexibiliteit (in € 1 000) | ||||||
9: Grotestedenbeleid | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Uitgaven | 137 385 | 143 511 | 106 616 | 106 663 | 106 663 | |
Reeds aangegane juridische verplichtingen stand 1 juni 2001 | 133 923 | 140 049 | 103 608 | 103 655 | 103 655 | |
Percentage reeds juridisch verplicht van de uitgaven | 97% | 98% | 97% | 97% | 97% |
Het betreft juridische verplichtingen en bestuurlijke verplichtingen. De convenanten lopen tot 2003/2004. Voor de periode hierna is een voortzetting voorzien tot en met 2010.
De G25 hebben een meerjarige visie over de ontwikkelingen en verbeteringen in hun stad opgesteld tot en met 2010. De convenanten die in 1999 gesloten zijn lopen tot en met 2003. Omdat het grootste deel van de fysieke pijler van het grotestedenbeleid (de Wet stedelijke vernieuwing) een looptijd heeft tot en met 2004, wordt overwogen om de looptijd van de GSB-convenanten met een jaar te verlengen. Daarna zal een vervolgconvenant met de steden afgesloten worden.
In maart 2002 wordt de Tussenstand van het grotestedenbeleid opgemaakt. Hieruit kunnen acties voortvloeien die van invloed zijn op de begroting van 2003. Dit geldt ook voor de prestatie-indicator «pijlergewijs ingerichte financiële verantwoording». Hierop wordt een groeitraject ontwikkeld, dat in bestuurlijk overleg tussen rijk en steden besproken zal worden en vervolgens door de Ministerraad zal worden vastgesteld. Dit zal effecten hebben op de prestatie-indicator in de begroting van 2003.
Bezien wordt of ter illustratie kerngegevens/prestatie-indicatoren van de grote steden casu quo de monitor GSB in het beleidsartikel kunnen worden opgenomen.
BELEIDSARTIKEL 10: ARBEIDSZAKEN OVERHEID
1. Algemene beleidsdoelstelling
Verbeteren van de overheidsorganisatie door ondersteuning van de bedrijfsvoering en het scheppen van zodanige voorwaarden dat voor het geheel van de openbare dienst (collectieve sector) een goede positie op de arbeidsmarkt mogelijk wordt.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
10.2. Vergaren van kennis en het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de arbeidsmarktpositie van en de arbeidsvoorwaardenvorming in de collectieve sector (in relatie tot de particuliere sector en de overheidsfinanciën) en ten behoeve van de vaststelling van de loonruimte van de collectieve sectoren *) | 2.1 Informatieverschaffing door uitbrengen van nota's:* Kerngegevens Overheidspersoneel** Arbeidsmarktrapportage Overheid* Trendnota Arbeidszaken overheid2.2 De – ten behoeve van de beleidsvorming – uitgevoerde evaluaties, analyses en beoordelingen van de macro-economische ontwikkeling/besluitvorming en van de arbeidsmarktpositie van de overheid.2.3 Tot stand brengen onderhandelingsmandaat en formuleren van speerpunten voor arbeidsvoorwaardenoverleg2.4 Bieden van platform voor afstemmingsoverleg tussen CAO-werkgevers bij de overheid (VSO) | Op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormen Op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormen Op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormen Op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormen | handhaven van het niveau **) handhaven van het niveau **) handhaven van het niveau **) handhaven van het niveau **) |
10.3. Ontwikkelen en onderhouden van regelgeving ten aanzien van het ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken. | 3.1 Doelmatige overleg-infrastructuur3.2 Gewijzigde Ambtenarenwet, op het punt van normen en waarden van het ambtenaarschap. | Op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormenAanpassing nog niet gerealiseerd | handhaven van het niveau **)Aanpassing op tijd en volgens gebruikelijke kwaliteitsnormen **) |
10.4. Bevorderen van Nederlandse presentie in instellingen van de EU. | 4 Aantal Nederlandse ambtenaren in EU-dienst/totaal aantal EU-ambtenaren | 4,8% academische functies medio 2000 | 6,3% academische functies |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
10.4: Nederlandse presentie in organen EU | sep-2002 | nov-2003 | Evaluatie effectiviteit BZK-EU opleiding in het licht van kwantitatieve (verhoging slagingspercentage Nederlanders) en kwalitatieve (algemene kennisverrijking Europees werkende ambtenaren bij departementen) doelstellingen. |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Voor het ondersteunen van de overheidssectoren in de bedrijfsvoering en voor het scheppen van voorwaarden voor een goede positie van de collectieve sector op de arbeidsmarkt worden diverse activiteiten ontplooid. Het betreft onder meer secretariële- en beleidsmatige ondersteuning van de verschillende overheidssectoren, die een gezamenlijke loonsom hebben van circa € 59,3 mld. Deze loonsom is terug te vinden op de diverse begrotingen van de sectoren. De omvang van de sectoren kan als volgt worden weergegeven:
sector | volume werkzame personen (ultimo 1999)in fte's | grondslag loonsom(mld Euro) |
Rijk | 106 379 | 5,0 |
Onderwijs totaal | 296 246 | 14,2 |
waaronder Hoger Beroepsonderwijs | 21 083 | |
waaronder Universiteiten | 41 633 | |
en Onderzoeksinstellingen | 3 575 | |
Defensie | 73 457 | 3,5 |
Politie | 45 148 | 2,3 |
Rechterlijke Macht | 2 377 | 0,2 |
Gemeenten, inclusief Gemeenschappelijke regelingen | 170 080 | 6,1 |
Provincies | 11 782 | 0,5 |
Waterschappen | 8 311 | 0,3 |
Totaal overheidssectoren | 713 780 | 32,1 |
G&G-regulier | 157 895 | 5,1 |
zorg premie + G&G sector VWS | 517 000 | 22,1 |
Totaal collectieve sector | 1 388 675 | 59,3 |
Operationele doelstelling 2: Het vergaren van kennis en het ontwikkelen van beleid met betrekking tot de arbeidsmarktpositie van en de arbeidsvoorwaardenvorming in de collectieve sector (in relatie tot de particuliere sector en de overheidsfinanciën) en ten behoeve van de vaststelling van de loonruimte van de collectieve sectoren
Een bijdrage leveren aan het Kabinetsbeleid en ondersteuning bieden aan de twaalf overheidssectoren bij de totstandkoming van:
A. een adequaat en gecoördineerd arbeidsmarkt- en arbeidsvoorwaardenbeleid bij de overheid;
B. een adequaat macro- en begrotingsbeleid, inclusief beleid ten aanzien van de bedrijfsvoering;
C. een adequaat beleid op het terrein van pensioenen en sociale zekerheid;
D. een met de Europese regels overeenstemmend personeelsbeleid bij de overheid;
E. een beleid gericht op een optimale inzet van schaars personeel door het verhogen van de arbeidsproductiviteit;
F. een beleid gericht op kwaliteitsverbetering binnen het openbaar bestuur;
G. een beheerste arbeidsvoorwaardenontwikkeling bij internationale volkenrechtelijke organisaties.
De werkzaamheden in het kader van deze doelstelling refereren voor het grootste deel aan de coördinerende taak van de Minister van BZK ten aanzien van de arbeidsvoorwaardenvorming in de overheidssectoren en de gepremieerde en gesubsidieerde sectoren (G&G-sectoren). Ten behoeve hiervan worden bij de begrotingsvoorbereiding middelen gereserveerd op de Aanvullende Post Loonbijstelling. De besluitvorming hierover wordt door de Minister van BZK voorbereid. Financiën is primair verantwoordelijk voor de uitdeling van middelen uit de Aanvullende Post Loonbijstelling.
De omvang van de middelen die gereserveerd worden voor de onderhandelingen hangt samen met de ontwikkeling van de (arbeidsvoorwaardelijke) loonkosten in de marktsector, de omvang van de deelsectoren van de collectieve sector en het beleidsmatige oordeel van het kabinet. Een toetssteen daarbij is de noodzaak de arbeidsmarktpositie van de werkgevers in de collectieve sector zodanig krachtig te laten zijn dat het niveau van de arbeidsvoorwaarden geen beletsel vormt voor werving en behoud van voldoende gekwalificeerd personeel dat in staat is diensten van een kwalitatief hoog niveau te kunnen leveren.
De totale grondslag voor de loonsom voor overheid en G&G-sectoren bedraagt, inclusief het premiegefinancierde deel van de zorg circa € 59,3 mld. In deze grondslag zijn tevens volgens de loonontwikkeling geïndexeerde posten als de rijksbijdrage ZFW/AWBZ verwerkt.
Het karakter van de CAO-onderhandelingen is van dien aard dat het niet gewenst is bij voorbaat de beschikbare middelen aan de openbaarheid prijs te geven. Daarom wordt in deze uitgebreide toelichting geen additionele financiële informatie opgenomen ten opzichte van hetgeen reeds in de Aanvullende Post Loonbijstelling is vermeld.
A. Ten behoeve van een adequaat en gecoördineerd arbeidsmarkt- en arbeidsvoorwaardenbeleid bij de overheid:
– met het op verzoek van het Kabinet uitgebrachte rapport «De arbeidsmarkt in de collectieve sector» (werkgroep Van Rijn) is een aanzet gegeven beleid gericht op de arbeidsmarktproblematiek in de hele collectieve sector in samenhang met de verbetering van de kwaliteit van het openbaar bestuur. Er is een extra impuls gegeven aan de vele centrale en decentrale activiteiten gericht op het wegnemen van arbeidsmarktknelpunten, het verbeteren van sectorspecifieke omstandigheden en het inzetten op vernieuwing op het terrein van management en sturing, de inzet van ICT en het human resource managementbeleid bij de overheid. Vanuit Binnenlandse Zaken wordt overzicht gehouden op de hoofdlijnen van deze ontwikkelingen en via informatieverschaffing en onderzoek inzicht geboden in de voortgang en de effecten ervan, zodat het Kabinet in staat is de regie te voeren;
– het opbouwen van strategische kennis door het verzamelen van informatie uit bestaande databestanden en door het (laten) uitvoeren van onderzoeken. Het verwerken en analyseren van de uitkomsten van deze onderzoeken in rapporten zoals de Trendnota Arbeidszaken overheid (bijlage bij de begroting) en de Arbeidsmarktrapportage Overheid. De verzamelde informatie daarnaast gebruiken voor de opbouw van een dataverzameling en het op basis daarvan publiceren van de «Kerngegevens Overheidspersoneel». Deze rapporten moeten jaarlijks op tijd verschijnen en voldoen aan de gebruikelijke kwaliteitsnormen;
– het op basis van de verzamelde informatie op tijd en adequaat adviseren van de ministerraad over de jaarlijkse vaststelling van de arbeidsvoorwaardenruimte en de verdeling daarvan over de verschillende sectoren. Het tot stand brengen van een onderhandelingsmandaat en het formuleren van speerpunten voor arbeidsvoorwaardenoverleg in de verschillende sectoren. De overheidssectoren worden daarover jaarlijks tijdig geïnformeerd
– door middel van de ruimte- (casu quo mandaat) brief en de speerpuntenbrief. Het bieden van ondersteuning aan de verschillende overheidssectoren bij het arbeidsvoorwaardenoverleg. Het signaleren van en rapporteren over relevante ontwikkelingen;
– bieden van een platform en de daarbij behorende secretariële en inhoudelijke ondersteuning voor afstemmingsoverleg tussen de twaalf verschillende CAO-werkgevers bij de overheid (VSO) ter behartiging van de gezamenlijke belangen en in het kader van de coördinatie van het arbeidsvoorwaarden- en arbeidsmarktbeleid;
– het financieel en inhoudelijk ondersteunen van de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek en het beschikbaar stellen van middelen ten behoeve van de besluitvorming in de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid (ROP);
– het financieel ondersteunen van de commissie Gelijke behandeling in verband met een taakuitbreiding als gevolg van het wetsvoorstel leeftijdsdiscriminatie.
B. Ten behoeve van een adequaat macro- en begrotingsbeleid, inclusief het beleid ten aanzien van de bedrijfsvoering:
– het – ten behoeve van de beleidsvorming – tijdig uitvoeren van evaluaties, analyses en beoordelingen van de macro-economische ontwikkeling casu quo besluitvorming en van de arbeidsmarktpositie van de overheid, die moeten voldoen aan de gebruikelijke kwaliteitsnormen;
– het signaleren van en rapporteren over relevante ontwikkelingen;
– het laten verrichten van onderzoek naar de mogelijkheden om te komen tot een effectievere en goedkopere bedrijfsvoering, bijvoorbeeld het door heroverweging van regels kunnen bekorten van procedures, het inbouwen van financiële prikkels in de bekostigingsstructuur en het gebruik maken van de resultaten van «benchmarking».
C. Ten behoeve van een adequaat beleid op het terrein van pensioenen en sociale zekerheid:
– het verzamelen van informatie en het laten uitvoeren van onderzoeken;
– het op basis daarvan – ten behoeve van de beleidsvorming – tijdig uitvoeren van evaluaties, analyses en beoordelingen;
– het signaleren van en rapporteren over relevante ontwikkelingen;
– het participeren in diverse vormen van afstemmingsoverleg.
D/E. Ten behoeve van een beleid gericht op een optimale inzet van schaars personeel door het verhogen van de arbeidsproductiviteit en van een beleid gericht op kwaliteitsverbetering binnen het openbaar bestuur:
– het opzetten, aansturen en medefinancieren van innovatieve trajecten binnen het openbaar bestuur die gericht zijn op het verbeteren van de kwaliteit van de overheidseisen en op het verhogen van de arbeidsproductiviteit, teneinde de overheidstaken met minder (want schaars) personeel uit te kunnen voeren. Het verdelen van de daarvoor beschikbare € 4,54 mln. ten behoeve van bovensectorale activiteiten en over de publieke taakvelden, te weten openbaar bestuur, defensie en politie, onderwijs en wetenschappen, zorg en welzijn;
– het door middel van een financiële bijdrage mogelijk maken dat het Europees Instituut voor Bestuurskunde advies-, onderzoeks- en opleidingscapaciteit in stand houdt ten behoeve van de Europese samenwerking, onder andere in het kader van de voorbereiding van de DG-conferenties.
F. Ten behoeve van een met de Europese regels overeenstemmend personeelsbeleid bij de overheid:
– het signaleren van en rapporteren over de EU-besluitvorming ter zake;
– het participeren in diverse vormen van afstemmingsoverleg.
G. Ten behoeve van een beheerste arbeidsvoorwaardenontwikkeling bij internationale volkenrechtelijke organisaties. Het participeren in internationale gremia, waar het Nederlandse standpunt betreffende de arbeidsvoorwaarden bij internationale volkenrechtelijke instellingen wordt uitgedragen.
€ 5,9 mln.
Operationele doelstelling 3: Ontwikkelen en onderhouden van regelgeving ten aanzien van het ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken
Een doelmatige overlegstructuur en integer overheidsapparaat.
– Het sectorenmodel voor de arbeidsvoorwaardenvorming in de overheidssector wordt thans geëvalueerd. Op basis daarvan zal bezien worden of het wenselijk is maatregelen te treffen om te komen tot een verbetering van de kwaliteit en doelmatigheid van het overlegstelsel. Daarbij wordt overwogen de hoofdlijnen van dat stelsel in de Ambtenarenwet neer te leggen als een volgende tranche van de modernisering van de Ambtenarenwet.
– Er wordt een financiële bijdrage voor vakbondswerk verstrekt in het kader van de bijdrage van de werknemersorganisaties aan het overlegstelsel arbeidsvoorwaarden voor het overheidspersoneel. Daarnaast wordt bijgedragen aan de exploitatiekosten van de stichting CAOP. Het gaat daarbij om zowel de bijdrage namens de werknemersorganisaties als namens de overheidswerkgevers.
– Een voorstel tot wijziging van de Ambtenarenwet in verband met integriteit is in februari 2001 ingediend bij de Tweede Kamer.
€ 6,7 mln.
Operationele doelstelling 4: Bevorderen van Nederlandse presentie in organen van de EU
Het aandeel Nederlanders op beleidsniveau en op top-uitvoerend niveau brengen van ruim 4% op 5% van het aantal bij de EU-instellingen werkzame ambtenaren, waartoe het aantal geslaagden bij de toelatingsexamens sterk dient te stijgen t.o.v. de circa 3% geslaagden in 1998.
In 2001 heeft de eerste opleiding (het zogenaamde EU-klasje) plaatsgevonden. Deze opleiding beoogt het slagingspercentage van Nederlanders bij de tweemaal per jaar te houden concoursen te verhogen, teneinde op die manier het aantal Nederlanders onder de bij de EU-instellingen werkzame ambtenaren te verhogen. Een hoger aantal geslaagden heeft echter niet direct invloed op het aantal bij de EU-instellingen werkzame Nederlanders. Dat is mede afhankelijk van de in de personeelsbezetting bij de EU beschikbare ruimte, waarop BZK geen invloed heeft. Na het vaststellen van die ruimte vergt vervolgens de eigenlijke benoemingsprocedure nog de nodige tijd. Door dit naijleffect is het pas op de langere termijn mogelijk om het aandeel Nederlanders te brengen op het voor Nederland bepaalde personeelsquotum van 6,3% van het aantal bij de EU werkzame ambtenaren. Voor het jaar 2002 wordt daarom, uitgaande van een normale in- en uitstroom bij de EU-instellingen, gestreefd naar een verhoging van het huidige percentage van ruim 4% naar 5%. Voor eind 2003 wordt gestreefd naar 5,5% en voor eind 2004 naar 6%. In 2005 moet het quotum van 6,3% gehaald worden.
– het geven van voorlichting over het werken bij EU-instellingen;
– het aansturen van een door een extern bureau uit te voeren intensieve werving van deelnemers aan de vergelijkende examens (concoursen) onder jonge academici en relatief jonge ambtenaren;
– het inschakelen van opleidingsinstituten bij het opleiden van deelnemers ter voorbereiding op de concoursen om het slagingspercentage te verhogen;
– het (laten) begeleiden van de deelnemers aan de concoursen;
– verbeteren van de kennis over Europa bij de departementsambtenaren, teneinde een betere «resource-basis» te krijgen en als bijdrage aan de kwaliteitsverbetering Rijksdienst.
€ 1,7 mln.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
10: Arbeidszaken overheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 28 334 | 33 069 | 26 902 | 21 128 | 21 198 | 21 343 | 21 343 |
1. apparaat | 15 888 | 20 905 | 12 614 | 11 372 | 11 450 | 11 595 | 11 595 |
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector | 320 | 3 826 | 5 925 | 1 392 | 1 385 | 1 385 | 1 385 |
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 10 694 | 6 647 | 6 650 | 6 650 | 6 650 | 6 650 | 6 650 |
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU | 1 432 | 1 691 | 1 713 | 1 714 | 1 713 | 1 713 | 1 713 |
Uitgaven | 23 385 | 33 069 | 26 902 | 21 128 | 21 198 | 21 343 | 21 343 |
1. apparaat | 15 454 | 20 905 | 12 614 | 11 372 | 11 450 | 11 595 | 11 595 |
2. arbeidsmarktpositie collectieve sector | 282 | 3 826 | 5 925 | 1 392 | 1 385 | 1 385 | 1 385 |
3. ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 360 | 6 647 | 6 650 | 6 650 | 6 650 | 6 650 | 6 650 |
4. Nederlandse Presentie in organen van de EU | 1 289 | 1 691 | 1 713 | 1 714 | 1 713 | 1 713 | 1 713 |
Ontvangsten | 413 | 2 456 | 29 | 29 | 29 | 29 | 29 |
Voor artikel 10 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
Bij het ramen van de budgetten is van de volgende veronderstellingen uitgegaan:
– operationele doelstelling 2:
* het voor onderzoek geraamde bedrag is gebaseerd op de ervaringscijfers van de afgelopen jaren, opgehoogd met het percentage van de geraamde inflatie;
* naar verwachting zal het wetsvoorstel inzake leeftijdsdiscriminatie dit jaar worden aangenomen. Voor de verwachte extra kosten is destijds een verdeelsleutel vastgesteld, waarbij BZK 1/6 deel voor haar rekening zal nemen;
* ook aan het Europees Instituut voor Bestuurskunde, waarvoor de Minister van OCW eerstverantwoordelijke is namens Nederland, wordt een financiële bijdrage geleverd volgens een bepaalde verdeelsleutel;
* de toenemende aandacht voor de arbeidsmarktpositie van de overheid leiden tot een licht stijgende lijn van de meeste uitgaven voor activiteiten op het terrein van strategische kennisontwikkeling en onderzoek.
– operationele doelstelling 4: Bij het vaststellen van de streefwaarde is uitgegaan van een normale in- en uitstroom.
De doelstellingen en prestatie-indicatoren bij artikelonderdelen 10.2 en 10.3 zijn opgesteld rekening houdende met de coördinerende rol van de Minister van BZK en de wijze waarop de doelstellingen door BZK beïnvloedbaar zijn. Kwantificeerbare prestatie-indicatoren voor deze activiteiten zijn in dit verband dan ook lastig te formuleren. Tegen deze achtergrond zal in de komende jaren worden bezien of de operationele doelstellingen en bijbehorende indicatoren kunnen worden verbeterd. Tevens zal worden bezien of kerngegevens over de kwaliteit van het personeelsbeleid binnen de overheid – zoals ook beschikbaar in de Trendnota Arbeidszaken overheid – ter nadere illustratie kunnen worden opgenomen.
BELEIDSARTIKEL 11: KWALITEIT RIJKSDIENST
1. Algemene beleidsdoelstelling
De zorg voor een goede personele en organisatorische kwaliteit van de rijksdienst.
«Een professioneel ambtelijk apparaat is een voorwaarde om verantwoord in te kunnen blijven spelen op vraagstukken in het openbaar bestuur». Deze constatering staat in de nota Management en Personeelsontwikkeling Rijksdienst (sept. 2000) en heeft logischerwijze een jaar later nog steeds zijn waarde.
Kwalitatief goed personeel moet worden aangetrokken en behouden. Gelet op de krapte op de arbeidsmarkt moeten de ministeries als werkgever hier meer aandacht aan besteden dan in het verleden. BZK schept voorwaarden om de ministeries in staat te stellen hun rol als werkgever goed te vervullen. Voor de komende jaren ligt enerzijds de nadruk op het beter presenteren aan potentiële medewerkers wat het werken van de rijksoverheid inhoudt en anderzijds op het weten te creëren van een werkplek die qua inhoud, omstandigheden, verhoudingen en ontwikkeling aansluit bij de wensen van de medewerker. Voor een professioneel ambtelijk apparaat is goed gekwalificeerd management van groot belang. Daarom wordt geïnvesteerd in de kwaliteit van het huidige topmanagement en in de doorstroom van talentvolle managers.
Overzicht prestatiegegevens | |||
operationele doelstellingen | prestatie-indicatoren | basiswaarde | streefwaarde |
11.2. Het bevorderen dat de rijksdienst, nu en in de toekomst, beschikt over professionele, goed toegeruste topmanagers. | Gemiddelde zittingsduur op ABD functiePercentage interdepartementale benoemingen in ABDPercentage vrouwen in ABD Percentage minderheden in ABDPercentage instroom in ABD van buiten rijksdienst | 3,6 jaar in 2000 23% in 20009% in 20000,1% in 2000 12% in 2000 | 4 jaar in 2002 30% in 200212% in 20020,5% in 2002 15% in 2002 |
11.3. Het ontwikkelen en onderhouden van concurrerende arbeidsvoorwaarden voor de sector rijk. | 3.1 nieuw afgesloten CAO en tijdige uitvoering | 1 | 1 |
11.4. Het ontwikkelen en onderhouden van personeels- en organisatiebeleid voor de rijkssector, zoals neergelegd in de nota MPR | 4.1 kwaliteit van de arbeidsmarktsituatie van de sector Rijk4.2 gerealiseerd beleid op het terrein van personeelszorg4.3 informatieverschaffing door uitbrengen van nota's inzake personeelsbeleid en formatie/organisatie rijksdienst | 1 1 0 | 1 1 0/1 |
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | nov-2002 | jan-2004 | Convenant inzake aanpak werkdruk, ziekteverzuim en (re)integratie van langdurig zieke werknemers en arbeidsgehandicapten in de sector Rijk |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
Operationele doelstelling 2: Het bevorderen dat de rijksdienst, nu en in de toekomst, beschikt over professionele, goed toegeruste topmanagers
Kwalitatief goed topmanagement in de rijksdienst; completering van de Algemene Bestuursdienst (ABD) als herkenbare groep; voldoende kwalitatief en kwantitatief toekomstig aanbod voor topfuncties binnen de rijksoverheid.
A. Investeren in de kwaliteit van het huidig en toekomstig topmanagement. Dit is het kernelement van de ABD. De ABD draagt bij aan de ontwikkeling van de leiderschapskwaliteiten van topfunctionarissen door mobiliteit (waaronder vacaturevervulling), loopbaanbegeleiding, training, advies en coaching. Er wordt aandacht besteed aan een goede samenstelling van de top van de rijksdienst, in termen van evenwichtige verdeling van ervaren managers en nieuwkomers, interdepartementale mobiliteit, instroom van buiten de rijksdienst, diversiteit (bijvoorbeeld door de benoeming van vrouwen en leden van etnische minderheidsgroepen te stimuleren) en geregisseerde mobiliteit (bijvoorbeeld door te sturen op de gemiddelde zittingsduur). Daarnaast wordt er geïnvesteerd in de netwerken rond de ambtelijke top van de rijksdienst om te kunnen voorzien in een adequate wervingspositie.
B. Uitbreiding van de ABD met de managers in schaal 15. De ABD is opgericht om een kwaliteitsimpuls te geven aan de gehele rijksoverheid door een zekere mate van centrale regie te hebben bij benoemingen van alle eindverantwoordelijke managers in de rijksdienst en door hen loopbaanbegeleiding te bieden. Door de toevoeging van de managers in schaal 15 wordt de ABD als groep eindverantwoordelijke managers in de rijksdienst gecompleteerd.
C. Ontwikkelen van een kandidatenprogramma. Het ontwikkelen van een ABD-kandidatenprogramma is enerzijds een actie in het kader van de arbeidsmarktproblematiek (het moet over enkele jaren zorgen voor een behoorlijke instroom «van onderop»), anderzijds is het ook een management-kwaliteitsoffensief: er wordt enkele jaren competentiegericht geïnvesteerd in een hoge kwaliteit van het toekomstig rijksmanagement. Er zal bijzondere aandacht worden geschonken aan managementopleiding, een gediversifieerde werkervaring en de ontwikkeling van een internationale (Brussel-)gerichtheid. Dit moet leiden tot een versterking van de ambtelijke professionaliteit.
Voor investeringen in de huidige kwaliteit en het toekomstig management is € 0,6 mln beschikbaar in 2002. Voor uitbreiding van de ABD met de managers in schaal 15 en voor het ontwikkelen van een kandidatenprogramma is € 0,9 mln beschikbaar in 2002. Voor een deel maakt dit budget deel uit van het apparaatsbudget (11.1).
Operationele doelstelling 3: Het ontwikkelen en onderhouden van concurrerende arbeidsvoorwaarden voor de sector Rijk
Het te allen tijde hebben van een arbeidsvoorwaardenpakket, waardoor de sector Rijk een aantrekkelijke werkgever is voor (toekomstige) werknemers.
Naar verwachting zal eind 2001 een nieuwe CAO voor de sector Rijk worden afgesloten.
Het begrotingsjaar zal dan ook in het teken staan van de verdere uitwerking van de CAO-afspraken. Deze afspraken zullen in het teken staan om individuele ambtenaren nog beter dan nu in de gelegenheid te stellen zaken als arbeidstijd en arbeidsvoorwaarden zo goed mogelijk te kunnen afstemmen op de levensfase en persoonlijke omstandigheden waarin men zich bevindt.
Hierbij zal een duidelijke relatie worden gelegd met de vanuit bedrijfsvoeringsoverwegingen noodzakelijke inzetbaarheid van de beschikbare capaciteit. Daarnaast blijft ook in 2002 de Regeling Ziektekostenvoorziening overheidspersoneel sector Rijk onderdeel uitmaken van het arbeidsvoorwaardenpakket. Tot slot zal in het begrotingsjaar een begin worden gemaakt met het transparanter en inzichtelijker maken van de rechtspositieregelingen voor rijksambtenaren (hercodificering). Daar waar mogelijk zal van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om tot deregulering over te gaan.
Voor de uitvoering van de CAO-afspraken en voor de hercodificering is in 2002 circa € 32 mln nodig.
Operationele doelstelling 4: Het ontwikkelen en onderhouden van personeels- en organisatiebeleid voor de rijkssector, zoals neergelegd in de nota MPR
Het versterken van de herkenbaarheid en aantrekkingskracht van de rijksoverheid als werkgever.
Er wordt jaarlijks, ingezet vanaf het jaar 2000, een jaarplan opgesteld dat door de SG's geaccordeerd wordt. In dit jaarplan staan concrete activiteiten op het gebied van:
– publiekscampagne werken bij de overheid: werken bij de overheid staat bij niet-ambtenaren doorgaans lager aangeschreven dan werken in de marktsector, terwijl rijksambtenaren zelf een positiever beeld van het Rijk als werkgever hebben. Buiten de overheid is niet goed bekend wat werken bij de rijksdienst inhoudt. Het is nadrukkelijk geen wervingscampagne maar moet wel interesse wekken om voor het Rijk te willen werken;
– expertprogramma's: voor een aantal functiegroepen, waar nu al schaarste op de arbeidsmarkt is te bespeuren, worden initiatieven genomen om medewerkers zelf op te leiden, b.v. als wetgevingsjurist. Afhankelijk van waar de knelpunten gesignaleerd worden, worden dergelijke programma's opgezet.
Opleiding en personeelsontwikkeling: «investeren in leren»
Het bevorderen en versterken van het lerend vermogen binnen de organisatie van de rijksdienst.
Er voor zorgen dat de rijksdienst zich ontwikkelt tot een kennis- en netwerkorganisatie.
Er is een programma «investeren in leren» ontwikkeld dat in de komende 5 jaar wordt uitgewerkt. Het programma bevat de volgende elementen:
– opleidingswinkel Rijk: in deze virtuele opleidingswinkel wordt het opleidingsaanbod van binnen en buiten de rijksdienst samengebracht zodat de medewerkers een compleet overzicht hebben van de opleidingsmogelijkheden;
– rijksbreed introductieprogramma: iedere nieuwe rijksambtenaar krijgt – naast een introductie op het eigen werkterrein – een rijksbrede introductie, waarin normen/waarden, werkwijzen en belangrijkste wetenswaardigheden worden overgedragen;
– coaching: nieuwe medewerkers maken bij binnenkomst met hun manager een persoonlijk ontwikkelingsplan. De coaching is gericht op het ontwikkelen van hun persoonlijke effectiviteit en loopbaanverwachtingen;
– academie voor de rijksoverheid: specifieke leertrajecten voor geselecteerde groepen uit de rijksdienst.
Het verhogen van de inzetbaarheid en ontwikkeling van medewerkers. Vergroting van de binding en betrokkenheid van de medewerkers bij de organisatie.
Er is in 2001 een facilitair steunpunt opgericht dat rijksbreed de ontwikkelingen en expertise op het gebied van competentiemanagement bundelt en inzet. Het steunpunt levert diensten aan de ministeries, zoals: doorverwijzing, informatieverstrekking, advies, info-databank en organisatie bijeenkomsten.
Het verhogen van de arbeidsparticipatie van oudere werknemers in de sector Rijk.
Het kabinet heeft de sectoren gevraagd maatregelen te nemen. M.i.v. 2001 is er structureel geld beschikbaar. Er is een actieplan opgesteld. Het actieplan is niet gericht op een integrale en uniforme uitvoering voor de totale sector, maar biedt de ministeries min of meer een keuzepakket. Het versterkt daarnaast de initiatieven die de ministeries zelf reeds ontplooien. De projecten zijn in 2001 gestart en zullen tot eind 2002 voortduren. Dit zijn projecten op de volgende terreinen:
– bevordering mobiliteit; door meer functiewisselingen op hetzelfde functieniveau (horizontale mobiliteit) mogelijk te maken kan de flexibiliteit van medewerkers en daarmee hun inzetbaarheid worden vergroot. Doel is dat tenminste 50% van de ingeschreven doelgroep (die naar verwachting uit 200 deelnemers bestaat) na een periode van één jaar een ander takenpakket in een ander ministerie heeft;
– taakroulatie; uit ervaringen in de marktsector en de verschillende activiteiten van de ministeries blijkt dat het aanbieden van regelmatige taakroulatie, veranderingen van taken binnen dezelfde functie één van de belangrijkste voorwaarden is voor het voorkomen van «burn out»-verschijnselen en te hoge ervaringsconcentratie;
– individualisering arbeidsvoorwaarden; er zal een diepteanalyse plaatsvinden naar het al dan niet gebruik van regelingen als PAS en FPU. Daarnaast worden onderzocht wat de kosten en opbrengsten zijn van het gebruik van de individuele keuzemogelijkheden;
– scholing; uit onderzoek blijkt dat ouderen relatief weinig gebruik maken van scholingsmogelijkheden. Door middel van een breed opgezet onderzoek kan nagegaan worden welke onderwijsmethoden de oudere werknemer het meeste stimuleren om deel te nemen aan bedrijfsopleidingen en niet-functiegerelateerde opleidingen;
– voorlichting; door uitwisseling van ideeën suggesties, beschrijving van concrete voorbeelden op basis van best practices en de uitgevoerde projecten kunnen departementen onderling gestimuleerd worden om verdere plannen te ontwikkelen. Aan het eind van de projectperiode, begin 2003, zal er een afsluitende conferentie worden gehouden waarop de resultaten van dit projectplan zullen worden gepresenteerd en bediscussieerd.
Het verlagen van het ziekteverzuimpercentage van 7,7% in 2000 naar 6,7% in 2003, het voorkomen van arbeidsongeschiktheid en het waarborgen van een gezonde werksfeer.
Met actieve zorg voor het personeel wordt de betrokkenheid en motivatie van het personeel bevorderd, wat de productiviteit en kwaliteit van een arbeidsorganisatie ten goede komt.
Uitvoering van het Arboconvenant, dat in 2001 is afgesloten. Naast specifieke activiteiten op de ministeries zal een deel van de middelen als volgt sectorbreed worden ingezet:
– reïntegreren van langdurig zieken; er wordt een overeenkomst gesloten met een reïntegratiebedrijf, van waaruit de ministeries diensten kunnen afnemen;
– vergroten van het aandeel arbeidsgehandicapten in het personeelsbestand van de sector Rijk; met behulp van een reïntegratiebedrijf zal de instroom vergroot worden. Doel is het aantal arbeidsgehandicapten met tenminste 10% te laten toenemen;
– versterken van de stuurinformatie over instroom in de WAO; er zal software worden ontwikkeld om adequate stuurinformatie te verkrijgen. Doel is om het WAO risicopercentage van 1,11% (stand 2000) niet te laten stijgen en zo mogelijk te laten dalen;
– bevorderen deskundigheid; via een ontwikkelde website zal de voortgang van de activiteiten worden uitgewisseld.
Follow-up interdepartementaal beleidsonderzoek effectiviteit van personeelsmanagement
Het verbeteren van de effectiviteit van personeelsmanagement en van het instrumentarium dat nodig is om die effectiviteit op (de)centraal niveau te meten. Het huidige instrumentarium is niet geheel toereikend om personeel binnen te krijgen en te behouden.
Het kabinet heeft besloten om in 2001 een Interdepartementaal Beleidsonderzoek (IBO) uit te voeren naar de effectiviteit van personeelsmanagement bij de rijksoverheid. In de jaren tachtig heeft het fenomeen integrale manager zijn intrede gedaan, die ondermeer verantwoordelijk is voor personeelsbeleid. Door de huidige krapte op de arbeidsmarkt wordt het goed vervullen van het personeelsbeleid steeds essentiëler. De rolverdeling tussen de personeelsfunctionaris en de individuele manager, hun taakuitvoering en de effectiviteit daarvan behoeft bijstelling. Medio zomer 2001 rapporteert de IBO-werkgroep over haar bevindingen aan de Ministerraad. Daaropvolgend zal het kabinet een standpunt formuleren hoe de effectiviteit van het personeelsmanagement bij de overheid kan worden verbeterd. In 2002 zal de implementatie van verdere acties worden begeleid.
Aanbevelingen zullen onder andere betrekking hebben op de samenwerking en rolverdeling tussen algemeen (lijn)management en P&O-afdelingen, de sturing van het personeelsmanagement, de wijze van aanbieden en gebruik van het personeelsinstrumentarium en de vulling van «gaten» in het personeelsinstrumentarium.
Kernmodel personele informatievoorziening
Een goed personeelsinformatiesysteem, waardoor een vergelijking van hogere kwaliteit mogelijk wordt tussen ministeries onderling.
Grotere doelmatigheid op het gebied van aanbesteding van systemen door een integrale benadering van de informatievoorziening.
– Huidige informatiestatuut evalueren;
– Kernmodel personele informatievoorziening ontwikkelen;
– Samenwerking tussen ministeries bevorderen.
Shared services op het terrein van de personeelsvoorzieningen
Het verbeteren van de kwaliteit en effectiviteit van de bedrijfsvoering door
– het bundelen van het personeelsbeheer van de verschillende rijksdiensten in één gezamenlijke voorziening;
– met ICT-toepassingen de dienstverlening ten aanzien van human resource management voor het management en het personeel interactief toegankelijk te maken.
Dit geldt juist voor die personeelsinstrumenten waar gemeenschappelijke toegang een gevarieerde en geïndividualiseerde toepassing kan bevorderen.
– een business plan ontwikkelen;
– financiële, organisatorische en dienstverleningsarrangementen onderzoeken;
– het programma-management inrichten.
De totale kosten voor de verschillende voornoemde beleidsonderwerpen bedragen in 2002 € 59,2 mln.
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 55 842 | 104 557 | 105 962 | 108 216 | 101 807 | 98 839 | 98 841 |
1. apparaat | 13 657 | 13 431 | 13 691 | 13 776 | 13 360 | 13 087 | 13 088 |
2. topmanagers rijksdienst | 943 | 640 | 1 094 | 1 516 | 1 585 | 1 585 | 1 585 |
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 28 550 | 34 828 | 31 963 | 31 993 | 31 871 | 31 907 | 31 907 |
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 12 692 | 55 658 | 59 214 | 60 931 | 54 991 | 52 260 | 52 261 |
Uitgaven | 53 858 | 104 557 | 105 962 | 108 216 | 101 807 | 98 839 | 98 841 |
1. apparaat | 13 428 | 13 431 | 13 691 | 13 776 | 13 360 | 13 087 | 13 088 |
2. topmanagers rijksdienst | 882 | 640 | 1 094 | 1 516 | 1 585 | 1 585 | 1 585 |
3. concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 28 335 | 34 828 | 31 963 | 31 993 | 31 871 | 31 907 | 31 907 |
4. samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 11 213 | 55 658 | 59 214 | 60 931 | 54 991 | 52 260 | 52 261 |
Ontvangsten | 19 947 | 10 091 | 5 984 | 5 964 | 5 964 | 5 964 | 5 964 |
Voor artikel 11 zijn de verplichtingen- en kasramingen gelijk.
Uitbreiding van de ABD met de managers in schaal 15; de gehele populatie in schaal 15 bij de rijksoverheid bevat (volgens de kerngegevens Overheidspersoneel) 1500 medewerkers. Circa 20% (300) hiervan hebben een managementfunctie op het ABD-niveau en komen daarmee in aanmerking voor het lidmaatschap van de ABD.
Kandidatenprogramma; vanaf 2005 zal elk jaar een aanzienlijk deel van de ABD-leden uitstromen als gevolg van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd (FPU). Reeds nu knelt het gebrek aan een voldoende aantal goed gekwalificeerde talenten om de openvallende plaatsen in te vullen. In het voorgestelde programma wordt uitgegaan van jaarlijks circa 20 deelnemers die gedurende een periode van vier jaar opgeleid en begeleid worden voor een ABD-functie, te weten ten minste een managementfunctie met eindverantwoordelijkheid voor personeel en financiën op het niveau van thans ten minste schaal 16 en bij uitbreiding van de ABD ook op het niveau van schaal 15.
In de voor bovenstaande nieuwe activiteiten benodigde € 0,91 mln is een personele uitbreiding met 8 fte naar in totaal 47 fte's inbegrepen.
Arbeidsvoorwaarden; de CAO komt tot stand in samenwerking met de vakbonden.
Ouderenbeleid; activiteiten komen tot stand in samenwerking met de doelgroep en/of ministeries.
Sociale zekerheid; activiteiten komen tot stand in samenwerking met de ministeries.
IBO; implementatie van de aanbevelingen zal in samenwerking met het management geschieden.
Kernmodel; het kernmodel komt tot stand in samenwerking met de ministeries.
Operationele doelstelling 2: Investeren in de kwaliteit van het huidig en toekomstig topmanagement: hiervoor zal voor de begroting van 2003 getracht worden meer effectgerichte prestatie-indicatoren te formuleren in plaats van de huidige outputgerichte prestatie-indicatoren.
Voor 2003 zal ten aanzien van uitbreiding van de ABD met managers in schaal 15 gelden dat de toegevoegde managers in schaal 15 deel uit gaan maken van de totale doelgroep en dus onderdeel worden van punt 1, het investeren in de kwaliteit van het huidig en toekomstig topmanagement. Voor punt 3, het kandidatenprogramma, zullen voor het begrotingsjaar 2003 prestatie-indicatoren worden geformuleerd.
Operationele doelstellingen 3 en 4: Voor de artikelonderdelen 3 en 4 geldt eveneens dat voor de begroting van 2003 getracht zal worden meer effectgerichte prestatie-indicatoren te formuleren in plaats van de huidige outputgerichte prestatie-indicatoren (zoals nota's of een CAO).
Tevens zal worden bezien of kerngegevens over de kwaliteit van het personeelsbeleid binnen de rijksdienst ter nadere illustratie kunnen worden opgenomen.
NIET-BELEIDSARTIKEL 12: ALGEMEEN
1. Algemene beleidsdoelstelling
Op dit artikel worden die uitgaven verantwoord die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van het ministerie. Deze uitgaven hebben tot doel de beleidsactiviteiten van het ministerie te ondersteunen op de terreinen van financiën en begroting, personeel en organisatie, informatievoorziening en facilitaire zaken. Tevens wordt op dit artikel de uitvoering van een aantal niet beleidsmatige activiteiten verantwoord, die onder diverse directoraten generaal vallen.
Als algemeen begrotingsartikel zijn aan dit artikel geen kwantificeerbare prestatiegegevens gekoppeld. Om de effectiviteit van de uitgaven weer te geven wordt per operationele doelstelling een aantal ramingskengetallen weergegeven.
Overzicht beleidsevaluatie | |||
operationele doelstelling | startdatum | einddatum | onderwerp |
12.1: apparaat | jan-2002 | feb-2002 | Invoering van de euro bij BZK |
jun-2002 | jul-2002 | Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording | |
jun-2002 | jul-2002 | FEZ Programma Team | |
nov-2002 | jan-2003 | Evaluatie reorganisatie Stafbureau Centrale Stafdiensten | |
nov-2002 | jan-2003 | Evaluatie invoering nieuwe huisstijl BZK | |
nov-2002 | jan-2003 | Evaluatie reorganisatie Directie Voorlichting en Communicatie |
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
In deze paragraaf worden de ramingskengetallen over de bedrijfsvoering gepresenteerd in termen van bedragen per fte. Hierbij wordt inzicht gegeven in de totale bedrijfsvoeringskosten (personeel en materieel) per directie. Nadere informatie over de activiteiten van de centrale stafdiensten wordt opgenomen in de aparte bedrijfsvoeringsparagraaf. In onderstaande tabel wordt een indicatie gegeven van de bedrijfskosten van de centrale stafdiensten uitgedrukt als bedrag in EURO van de totale personeelssterkte van het kerndepartement voor het jaar 2002, waarbij de indeling wordt gehanteerd voor de bedrijfsvoeringsonderwerpen van de centrale stafdiensten.
Bedrijfskosten per fte in € | 2002 |
Financiën en control | 4 950 |
Huisvesting | 10 435 |
Informatievoorziening en automatisering | 8 050 |
Personeel en organisatie | 3 650 |
Voorlichting en communicatie | 2 160 |
Algemene leiding en stafbureau | 5 550 |
Het secretariaat van de Raad voor Openbaar bestuur en de Raad voor de financiële verhoudingen vormt een onderdeel van de centrale stafdiensten. Als ramingskengetal wordt hiervoor de uitgaven gehanteerd gedeeld door de het aantal oftewel € 97 388 per fte.
Deze uitgaven op deze operationele doelstelling hebben tot doel de beleidsactiviteiten van het ministerie te ondersteunen op de terreinen van financiën en begroting, personeel en organisatie, informatievoorziening en facilitaire zaken. Deze ondersteuning vindt plaats binnen het voor het ministerie vastgestelde sturingsmodel, waarbij de directeuren-generaal, het hoofd BVD en de plaatsvervangend secretaris generaal integraal verantwoordelijk zijn voor beleid en beheer van de onder hen vallende diensten en activiteiten. Hierbij worden zij ondersteund door de centrale stafdiensten.
De algemene doelstelling voor de apparaatsuitgaven wordt op de volgende wijze operationeel gemaakt door kaderstelling, control en facilitering op PIOFACH terrein aan de onderdelen van het ministerie door de centrale stafdiensten. Bij PIOFACH gaat het hierbij om de diverse terreinen, Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën (op financieel economisch terrein als ook op het gebeid van accountancy),Automatisering, Communicatie (alsmede ook voorlichting) en Huisvesting (en overige facilitaire zaken). Hierbij wordt nader invulling gegeven aan de bedrijfsvoering binnen het ministerie.
Daaronder zijn de volgende elementen te onderscheiden:
1.Financiën. Op grond van en in overeenstemming met de Comptabiliteitswet wordt de begrotingscyclus en -advisering en de financiële infrastructuur uitgevoerd voor de begrotingen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (HVII), Koninkrijksrelaties (HIV) en met inachtname van de staatsrechtelijke positie van de Hoge Colleges van Staat voor hoofdstuk II, alsmede voor het budgettaire kader Grote Stedenbeleid, waar de minister voor GSI verantwoordelijk is.
De drie hoofdactiviteiten zijn: tijdige en adequate opstelling van de begrotingsstukken, toetsing op budgettaire inpasbaarheid en doelmatigheid van beleid en beheer, coördinatie van de financiële infrastructuur en de bijbehorende planning- en controlcyclus. Daartoe wordt een scala aan instrumenten ingezet, met name: interne regelgeving (aanschrijvingen, administratieve organisatie), intra- en interdepartementale begrotingsadviezen en -overleggen, beoordelen en vaststellen bestedingsplannen van de onderdelen van het ministerie, advisering van de bewindslieden en van de ambtelijke leiding van het ministerie, instandhouden geautomatiseerde administratie (CAFAS) en informatievoorziening, onderzoek, geven van financiële opleidingen, en personeelsontwikkeling. Op het gebied van accountancy voert de departementale accountantsdienst onafhankelijke onderzoeken uit op het terrein van financial audit, operational audit en IT-audit. De financial audit leidt tot het verstrekken van mededelingen (accountantsverklaringen en andersoortige mededelingen) en adviezen omtrent de verantwoordingen van het ministerie. Bij de operational audit gaat het om oordeelsvorming en advisering ten aanzien van sturings- en beheersingsprocessen in het kader van bedrijfsvoering. De IT-audit richt zich op de oordeelsvorming en advisering over IT-informatiestrategie, IT-beheer en IT-infrastructuur. Tenslotte treedt de accountantsdienst op als onafhankelijke deskundige voor de minister.
2.Huisvesting. Op het terrein van de huisvesting en overige facilitaire zaken gaat het enerzijds om een optimale dienstverlening aan de afnemers binnen het ministerie en anderzijds om de advisering, kaderstelling en controlfunctie op de taakvelden huisvesting, inkoop en veiligheid.
Bij huisvesting worden thans de mogelijkheden onderzocht te komen tot nieuwe huisvesting van het kerndepartement.
Op het gebied van de inkoop is een werkplan opgesteld waarin het inkoopbeleid nader wordt uitgewerkt en waarbij een kerngroep verwervingen zal worden opgericht. Tevens verleent de centrale directeur inkoop advies en ondersteuning bij diverse departementale EU-aanbestedingstrajecten.
Om de veiligheid van de medewerkers van het ministerie te garanderen is een stevige impuls gegeven aan de bedrijfshulpverlening.
3.Informatie en automatisering. Vanuit de dienstverleningsafspraken die de centrale directie Informatievoorziening heeft gemaakt met de overige departementsonderdelen, levert deze directie tal van diensten op een continue, stabiele basis onder andere op het terrein van postverwerking, reprografie, helpdesk, bibliotheek en archief, documentatie, et cetera. Tevens wordt aan diverse projecten gewerkt om de dienstverlening uit te breiden en te vernieuwen, te weten: BZK-Net, Digidoc, Werkplek 2001, Intranet, Kwaliteitsplan Documentaire informatievoorziening, en vernieuwing van de kwaliteit van de telefooncentrale.
4.Personeel en organisatie. De hoofdactiviteiten op het gebied van personeel en organisatie hebben betrekking op de ontwikkeling en de uitvoering van de thema's personeel en organisatie in z'n algemeenheid en meer specifiek het optimaliseren van de managementinformatie. Dit laatst mede als doel om de controlfunctie nader vorm te geven. Daarnaast strekken de activiteiten zich uit tot het versterken van de arbeidsmarktpositie van het ministerie, het invoeren van competentiemanagement binnen het ministerie en het optimaliseren van de organisatie. Het instrument opleidingen is met name gericht op het investeren in de kwaliteit van de personeelsleden en het management, alsmede de bedrijfsvoering van het departement.
5.Communicatie. Op het gebied van de communicatie en voorlichting liggen de activiteiten met name op de volgende terreinen:
– het vergroten van de toegankelijkheid van voorgenomen en aanvaard beleid door openbaarmaking, verklaring en toelichting;
– het inzetten van communicatie van beleidsontwikkeling tot beleidsuitvoering;
– het adviseren van de politieke en ambtelijke leiding over de interne en externe communicatie;
– het organiseren van het Nationaal Voorlichtingscentrum.
De totale uitgaven aan apparaat van de centrale stafdiensten bedraagt voor 2002 € 71,4 mln.
Operationele doelstelling 2: Niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen
2. Operationele doelstellingen en prestatiegegevens
De uitvoeringswerkzaamheden voor de rechtspositionele regelingen zijn uitbesteed. De concrete producten zijn de verstrekte uitkeringen. Er worden alleen werkzaamheden verricht in het kader van de administratieve gang van zaken met betrekking tot het beschikbaar stellen van de voor de uitvoering benodigde middelen, de beleidsontwikkeling rondom deze regelingen, het jaarlijks casu quo halfjaarlijks aanpassen van bedragen en het beleidsmatig ondersteunen van de uitkeringsinstanties. Daarnaast wordt veel informatie verstrekt en is er veelvuldig contact met (mogelijke) uitkeringsgerechtigden.
– Het up to date houden van de betreffende regelingen;
– Een juiste toepassing van de betreffende regelingen;
– Het op tijd en goed uitbetalen van de daarop gebaseerde uitkeringen.
Signaleren van relevante ontwikkelingen. Het periodiek aanpassen van de hoogte van de uitkeringen. Inhoudelijke en beleidsmatige ondersteuning van de instanties waaraan het uitvoerende werk is uitbesteed en het beschikbaar stellen van voldoende middelen om de uitkeringen te kunnen doen.
De totale uitgaven aan Niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen bedraagt in 2002 € 94,8 mln. Zie bijgevoegde tabel voor een nadere uitsplitsing.
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Functionele kosten Koninklijk Huis & subsidies | 8 102 | 9 540 | 9 887 | 9 887 | 9 887 | 9 887 | 9 887 |
2. Oorlogsgravenstichting | 1 961 | 2 083 | 2 177 | 2 181 | 2 170 | 2 175 | 2 175 |
3. Vervreemding aandelen | 1 091 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
4. Werkgelegenheidsimpuls | 22 481 | 22 795 | 22 439 | 22 439 | 22 439 | 22 439 | 22 439 |
5. Wet Rietkerk-uitkering | 2 697 | 2 587 | 2 450 | 2 314 | 2 224 | 2 133 | 2 042 |
6. Uitkeringen gewezen ministers | 3 008 | 3 984 | 4 187 | 4 542 | 3 984 | 3 984 | 4 177 |
7. Wachtgelden en pensioenen | 226 | 270 | 262 | 262 | 262 | 261 | 261 |
8. Rechtspositie post-actieven (voormalige) overzeese gebieden | 61 940 | 57 743 | 53 364 | 50 310 | 46 997 | 47 009 | 47 009 |
9. Garanties | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal | 101 506 | 99 002 | 94 766 | 91 935 | 87 963 | 87 888 | 87 990 |
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
12: Algemeen | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | 144 679 | 149 826 | 143 592 | 141 265 | 137 852 | 143 133 | 139 683 |
1. apparaat | 62 942 | 73 263 | 71 357 | 71 860 | 72 419 | 77 775 | 74 223 |
2. niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 81 737 | 76 563 | 72 235 | 69 405 | 65 433 | 65 358 | 65 460 |
Uitgaven | 159 185 | 172 265 | 166 123 | 163 795 | 160 382 | 165 663 | 162 213 |
1. apparaat | 57 679 | 73 263 | 71 357 | 71 860 | 72 419 | 77 775 | 74 223 |
2. niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 101 506 | 99 002 | 94 766 | 91 935 | 87 963 | 87 888 | 87 990 |
Ontvangsten | 310 127 | 1 896 | 1 896 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | 1 573 |
De apparaatsuitgaven (operationele doelstelling 1) hebben betrekking op de centrale stafdiensten. De uitgaven voor niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen betreffen zowel apparaatsuitgaven als de uitkeringen zelf als de uitvoeringskosten van de uitkerende instanties.
Het betreft diverse ontvangsten, onder andere met een specifieke regeling met betrekking tot de Garantiewet Surinaamse pensioenen. Dit betreft het jaarlijkse aandeel van Buitenlandse Zaken in de betalingen op grond van deze wet ter grootte van € 0,6 mln.
Voor apparaatsuitgaven (artikel 12.1) zijn de uitgaven gelijk aan de verplichtingen. Dit geldt ook voor de niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen (artikel 12.2) met uitzondering van gelden in het kader van de werkgelegenheidsimpuls.
De raming voor de hoogte van de subsidiëring aan de Oorlogsgravenstichting in artikel 12.2 is gebaseerd op de hoogte van de subsidie voor 2001, dat bestemd was voor personele en materiële uitgaven in Nederland en Indonesië. De Oorlogsgravenstichting heeft de zorg voor twee erevelden in Nederland (Loenen en Grebbeberg) en zeven erevelden in Indonesië (Menteng Pulo, Ancol, Pandu, Kembang Kuning, Kalibanteng en Candi). Daarnaast draagt de Oorlogsgravenstichting bij in de kosten voor het onderhoud van ruim 50 000 oorlogsgraven (veelal Commonwealth-graven) verspreid over de gehele wereld. Voor haar werkzaamheden heeft de OGS in Nederland 27 personen in dienst en in Indonesië ongeveer 127.
De beschikbare middelen voor de werkgelegenheidsimpuls zijn voornamelijk bestemd voor bijdragen in het kader van de regeling Werkgelegenheidsimpuls-1994. Het betreft de jaarlijkse annuïteitenbetalingen aan 32 gemeenten (voor in totaal € 22,4 mln tot 2010), zijnde de vergoeding door het rijk van de jaarlijkse gemeentelijke financieringslasten voor destijds verrichte investeringen in dertien stedelijke knooppuntgebieden voor in totaal 73 werkgelegenheidsprojecten.
Ter herdenking van het feit dat het in 1986 vijfendertig jaar geleden was dat een groep van ruim 4 000 gezinnen en alleenstaanden (van Molukse afkomst) door de zorg van de Nederlandse regering naar Nederland kwamen, is besloten aan de in de wet Rietkerk-uitkering omschreven personen uit deze groep een herdenkingsuitkering en -penning toe te kennen. De uitvoering vindt plaats door de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP).
In artikel 12.2 is het opgenomen bedrag voor uitkeringen en pensioenen aan gewezen ministers en staatssecretarissen geraamd (APPA-uitkeringen; Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers) op basis van de bestandsopbouw, waarbij er van is uitgegaan dat er geen uitstroom zal plaatsvinden. Of en in hoeverre de uitgaven voor uitkeringen zullen stijgen is afhankelijk van de evt. wisselingen in het kabinet. De ervaring leert dat het geraamde bedrag voldoende zal zijn. Het bedrag in verband met pensioenwaarde-overdracht en waarde-overname is geraamd in de verwachting dat het betreffende wetsvoorstel tot wijziging van de APPA in 2001 is aangenomen.
De bedragen die gemoeid zijn met de regelingen betreffende de pensioenen gouverneurs/onderstanden voormalig personeel Suriname, de pensioenen/onderstanden voormalig West Nieuw Guinea en betreffende de pensioenen, uitkeringen en onderstanden post-actieven uit de (voormalige) overzeese gebiedsdelen (via SAIP betaald) vertonen al enige jaren een dalende tendens. Die tendens zal zich doorzetten, nu, gelet op de leeftijdsopbouw van het bestand, het aantal uitkeringsgerechtigden in de komende jaren zal blijven afnemen. Er zal nauwelijks sprake zijn van enige instroom.
Artikel 12 is een niet-beleidsartikel en kent daarom geen prestatie-indicatoren. In plaats daarvan worden voor dit artikel ramingskengetallen gehanteerd. Voor de begroting 2003 zal worden bezien of deze verder kunnen worden geoptimaliseerd.
NIET-BELEIDSARTIKEL 13: NOMINAAL EN ONVOORZIEN
3. Budgettaire gevolgen van beleid
Overzicht budgettaire gevolgen van beleid (in € 1 000) | |||||||
13: Nominaal en onvoorzien | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Verplichtingen | Nihil | 1 179 | 23 188 | 15 162 | 3 757 | 1 713 | 1 713 |
1. loonbijstelling | Nihil | 1 169 | 23 180 | 15 153 | 3 748 | 1 705 | 1 704 |
2. prijsbijstelling | Nihil | 1 | – 1 | 0 | 0 | – 1 | 0 |
3. onvoorzien | Nihil | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 |
Uitgaven | Nihil | 1 179 | 23 188 | 15 162 | 3 757 | 1 713 | 1 713 |
1. loonbijstelling | Nihil | 1 169 | 23 180 | 15 153 | 3 748 | 1 705 | 1 704 |
2. prijsbijstelling | Nihil | 1 | – 1 | 0 | 0 | – 1 | 0 |
3. onvoorzien | Nihil | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 |
3. DE BEDRIJFSVOERINGPARAGRAAF
In de begroting en verantwoording wordt in deze paragraaf ingegaan op de sturing en beheersing van de bedrijfsvoering binnen het ministerie. De aandacht is in de begroting vooral gericht op bijzonderheden; in de verantwoording (2002) zal de bedrijfsvoeringparagraaf uitvoerig(er) verslag doen. Naast de bijzonderheden, zal in deze paragraaf – in overeenstemming met de baseline financieel en materieel beheer van Financiën – worden toegelicht de elementen: verantwoordelijkheden (zie «sturingsmodel» en «PIOFACH»), managementcontrol (zie «P&C-cyclus»), en risicoanalyse (zie «financieel beheer» en «groeiperspectief»). Voorts wordt inhoudelijk kort ingegaan op de onderwerpen waar de Algemene Rekenkamer (AR) aandacht voor vraagt: Inkoop/aanbesteding, baten-lastendiensten (KLPD) en Administratieve Organisatie (zie «financieel beheer» en «PIOFACH»).
Deze bedrijfsvoeringparagraaf heeft betrekking op het ministerie als organisatie, inclusief die organisatieonderdelen van het ministerie waarvan het beleidsmatig budget is ondergebracht in hoofdstuk IV (Koninkrijksrelaties) en inclusief de baten-lastendiensten.
Binnen het ministerie geldt het z.g. SG/DG-sturingsmodel. De directeuren-generaal respectievelijk het hoofd BVD (HBVD) en de plaatsvervangend SG (PSG) zijn niet alleen beleidsmatig maar ook financieel en beheersmatig integraal verantwoordelijk voor hun onderdeel, onverlet de eindverantwoordelijkheid van de Secretaris-generaal. In overeenstemming met de Comptabiliteitswet fungeert de directie FEZ als concerncontroller; de DG's, het HBVD en de PSG hebben hun onderdeelcontroller en voeren hun eigen financiële administraties. De vijf baten-lastendiensten van het ministerie vallen allen onder de verantwoordelijkheid van een DG. De AD is de onafhankelijke interne auditer.
Het Audit Committee – met de DG's, PSG, HBVD, directeuren FEZ en Accountantsdienst (AD) en onder leiding van de SG – is het beleidsbepalende en controllende hoogste orgaan van het ministerie voor (financieel) beheer en bedrijfsvoering.
Er is voor 2001/2002 een klein aantal reorganisatieveranderingen voorzien, binnen de hoofdstructuur van het ministerie. De interne positionering van de Inspecties Brandweer en Politie wordt bezien in het licht van de aanbevelingen van de commissie Borghouts. De directie Brandweer en Rampenbestrijding bezint zich op de interne organisatie en werkwijze. De baten-lastendienst KLPD rond een reorganisatie af, en zal daarmee samenhangend het interne financieel beheer en de bedrijfsvoering gaan verbeteren, waarmee de aanbevelingen van de AR worden opgevolgd. Ook de baten-lastendienst ITO rondt een interne reorganisatie en bedrijfsvoeringverbetering af. De baten-lastendienst BPR zal na invoering van de nieuwe generatie reisdocumenten (NGR) in 2001, zijn interne organisatie op de beëindiging van deze taak en de uit NGR voortvloeiende nieuwe taken aanpassen. De dienst ZVO te Emmen is per medio 2001 geprivatiseerd, en overgenomen door KPMG.
Een samenhangend geheel aan instrumenten – zo is in de Verantwoording 2000 uiteengezet – draagt zorg voor het «in control» zijn van het ministerie. De hoofdelementen worden gevormd door:
– wekelijks managementoverzicht van voortgang kritische beleidsdossiers,
– kwartaalsgewijze managementrapportage over bedrijfsvoering (met name financieel beheer en administratieve organisatie, tevens daarin prestatiegegevens en beleidsevaluatie) per directoraat-generaal,
– jaarplannen, jaarverantwoordingen en kwartaalgewijze managementrapportages van de Centrale stafdiensten (PIOFACH-functies),
– (monitoring op) sturingsregelingen tussen het ministerie en haar baten-lastendiensten, tevens checklisten voor de sturingsrelaties met zelfstandige bestuursorganen,
– beoordeling en autorisatie van bestedingsplannen van de onderdelen door de directie FEZ als concerncontroller,
– controlebeleidsplan en planning operational audits door de departementale AD,
– periodieke en incidentele rapportages en onderzoeken van de departementale Accountantsdienst, gebaseerd op een Controlebeleidsplan en op een aanvullende risicoanalyse die neerslaat in een in 2002 af te ronden Operational auditplan,
– kaderstelling en control door respectievelijk verantwoording aan het departementale Audit Committee.
In schema (de rode draad is – cursief weergegeven – de begrotingscyclus):
Aan deze instrumenten liggen ten grondslag een recent geactualiseerde Administratieve Organisatie alsmede een in 2001 gereed gekomen actueel Organisatie- en Mandaat/Volmachtbesluit van het ministerie.
De in de planning en controlcyclus opgenomen instrumenten slaan neer in inhoudelijke oordelen op de z.g. ijkpunten. Op basis van onderstaand schema van de ijkpunten zal een oordeel worden opgenomen in de Verantwoording 2002.
OnderdelenIJkpunten | BVD | CS | DGABD | DGMP | DGOB | DGCZK | DGOOV |
1. Financieel Beheer | |||||||
2. Administratieve organisatie | |||||||
3. Financieel beleid | |||||||
4. P&C-cyclus | |||||||
5. Input AD | |||||||
6. Overig, w.o. baten-lastendiensten |
De AR constateerde in haar verslag over 2000 een aanzienlijke verbetering van het financieel beheer. De AR heeft aangegeven dat de administratieve organisatie, inkoop/Europese aanbesteding, alsmede de baten-lastendienst KLPD nadere inspanningen vergen.
– AO. De inhaalslag administratieve organisatie is in 2000 afgerond. Er is thans een onderhoudsteam AO voor het ministerie operationeel. De permanente actualisatie van de AO is onderdeel van bovengenoemde planning en controlcyclus (wordt gemonitord door het Audit Committee). Een extra impuls aan de werking van de AO wordt gegeven door deze op het BZK-Intranet op de meest moderne en toegankelijke manier vorm te geven.
– Aanbesteding/inkoop. Er is een BZK-breed inkoop/aanbestedingteam actief, onder leiding van de Centrale Directeur Inkoop (CDI). De centrale richtlijnen worden geactualiseerd. Tevens worden thans z.g. toolkits en mantelcontracten opgesteld. De centrale personele capaciteit van de CDI is structureel uitgebreid.
– Sturingsrelaties/baten-lastendiensten. Aan de vaste commissie voor BZK van de Tweede Kamer is in het Algemeen Overleg over de Verantwoording 2000 aangegeven dat het KLPD beheersmatig eind 2003 op orde dient te zijn. Daartoe is inmiddels een plan van aanpak vastgesteld, waarvan de uitvoering door het Audit Committee periodiek wordt gemonitord. Meer in het algemeen is de sturingsrelatie met baten-lastendiensten vanaf 1999 geïntensiveerd. Er zijn voor de overige vier baten-lastendiensten sturingsregelingen en de checklisten op de relatie met de ZBO's worden uiterlijk in 2002 eveneens afgerond.
Op de diverse terreinen, Personeel, Informatie, Organisatie, Financiën (financieel economische zaken en accountancy), Automatisering, Communicatie (en voorlichting) en Huisvesting (en facilitaire zaken), wordt nadere invulling gegeven aan de bedrijfsvoering in het algemeen en de control taak op het desbetreffende terrein in het bijzonder:
– Personeel en Organisatie. De directie P&O geeft vorm aan haar controlrol via o.a. de kwartaalrapportage naar de Bestuursraad, het controlrapport (jaarlijks) en het sociaal jaarverslag. De items waarop momenteel primair wordt gecontrold zijn functioneringsgesprekken, het bezoldigingsbeleid, mobiliteit, ziekteverzuim en de formatie/bezetting. Op deze items vinden ook audits plaats. De bedrijfsvoering wordt verder geoptimaliseerd door de managementinformatie op o.a. de hiervoor genoemde thema's verder te verbeteren. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de ontwikkelingen met intranet. Thema's als functiewaardering, de inrichtingsvraagstukken van het departement en kwaliteit van de totale P&O kolom staan tevens op de agenda.
– Informatievoorziening en Automatisering. De directie I is bezig met het uitbreiden van haar controlfunctie en beleidskaders. Als voorbeeld kan op dit moment het ICT-kader worden genoemd. Door middel van periodieke audits worden opzet en de werking van de implementatie van de baseline informatiebeveiliging beoordeeld, evenals de aanwezigheid en realisatie van specifieke Informatiebeveiligingsplannen bij de onderdelen. Het is voorts de bedoeling dat de onderdelen van BZK de volledigheid en actualiteit van hun archief monitoren, onder meer aan de hand van het percentage documenten op rappel en de meters archiefachterstand. Elk kwartaal zal hierover door de DG's gerapporteerd worden. Voor elk beleidsveld van BZK is of wordt een ordeningsplan voor het archief (papier en digitaal) opgesteld. Het is de bedoeling dat de implementatie van het ordeningsplan in Geautomatiseerd Registratie Systeem dan wel in de toekomst via Digidoc (Digitalisering van de documentenhuishouding) wordt gerealiseerd.
– Financiële functie. Door de directie FEZ is – in zijn rol als concerncontroller op grond van de Comptabiliteitswet en het Besluit Taak FEZ – de planning- en controlcyclus van het financieel beheer van het ministerie nader gesystematiseerd (zie hierboven). Een onderwerp dat daarin de bijzondere aandacht heeft is de administratieve organisatie (zie hierboven). De begrotingscyclus blijft de rode draad in de controlcyclus. De (beoordeling en vaststelling van de) z.g. bestedingsplannen van de onderdelen (directoraten-generaal, BVD, Centrale Stafdiensten) vormen het centrale instrument op grond waarvan FEZ de budgettaire- en doelmatigheidsaspecten borgt; dit zijn de primaire controlonderwerpen voor FEZ, naast het «controllen van de controlcyclus». De control op beleidsevaluatie is verbeterd, zie daartoe de bijlage in deze ontwerp-begroting. Voorts is onder regie van de concerncontroller de infrastructuur voor de VBTB-begroting tijdig en controleerbaar neergezet. Tot slot is bij FEZ ook de taak van concerncontrol op de invoering van de euro neergelegd. Over de voortgang wordt periodiek gerapporteerd, er vinden tussentijds onafhankelijke audits plaats.
De AD is op grond van de Comptabiliteitswet en het Besluit Taak DAD belast met de controle van het financieel beheer, de jaarlijkse financiële verantwoording daarover en de ten behoeve van dat beheer en die verantwoordingen gevoerde administraties. Daarnaast worden, op grond van nadere regelgeving en besluitvorming door het Audit Committee, onafhankelijke audits uitgevoerd op de sturings- en beheersingsprocessen gericht op de verbetering van de bedrijfsvoering en op het gebruik van informatie- en communicatietechnologie. Over de voortgang en de resultaten van de audits wordt periodiek gerapporteerd.
– Communicatie en Voorlichting. De directie VLC heeft een controlfunctie waarbij het gaat om het aspect communicatie. De controlfunctie richt zich op interne maar vooral op externe communicatie. Het gaat hierbij om:
* huisstijl. Producten die het ministerie al dan niet verlaten worden in overleg met medewerkers van voorlichting getoetst aan de huisstijl;
* speeches. Door de beleidsafdelingen wordt informatie aangeleverd. Een laatste controle voordat een speech naar de bewindslieden gaat ligt bij de speechcoördinator;
* protocol. De programma's van de werkbezoeken worden door het bureau protocol voorbereid. Tevens wordt er controle uitgeoefend op de uitvoering van de programma's;
* voorlichting. Openbaarmaking, verklaring en toelichting richting pers wordt door de voorlichters gedaan/c.q. gecontroleerd.
– Huisvesting en Facilitaire Zaken. Voor het jaar 2002 zijn op het terrein van de huisvesting de volgende controle-items gedefinieerd ten aanzien van de panden Schedeldoekshaven/Forum: bedrijfshulpverlening; fysieke beveiliging panden; bewoningsdichtheid etages. Aan de genoemde control-items wordt de volgende inhoud gegeven: Door regelmatig te oefenen kan de bedrijfshulpverlening voldoende ervaring opdoen om als operationele dienst op te treden in geval van calamiteiten. Bij de fysieke beveiliging van de panden gaat om het toezien dat de panden aan de juiste beveiligingsvoorschriften voldoen. Ten aanzien van de bewoningsdichtheid etages wordt gestreefd naar een optimale bezettingsgraad van de panden die BZK in gebruik heeft. De bedrijfshulpverlening is geïntensiveerd. Voorts zullen de voornemens tot herhuisvesting van de ministeries van BZK en Justitie in het z.g. Wijnhavenkwartierplan van de gemeente Den Haag de komende jaren impact hebben voor de uit te voeren huisvestingsactiviteiten en aanverwante facilitaire zaken. Het ministerie zal de herhuisvestingplannen benutten voor grotere efficiency (m2-gebruik) en innovatief kantoorgebruik en voor shared services van beide ministeries. De directie Facilitaire Zaken is voorts verantwoordelijk voor het departementale Arbo- en Milieubeleid alsmede voor de inkoopfunctie (CDI; zie elders).
VBTB, beleidsevaluatie en prestatiegegevens
In deze eerste ontwerpbegroting in VBTB-stijl staan de operationele doelstellingen per beleidsartikel en de te bereiken prestaties centraal. Waar het nu op aankomt is dat ook in de bedrijfsvoering het sturen op resultaat centraal komt te staan. Om dit proces zo goed mogelijk te ondersteunen wordt thans bij het ministerie gewerkt aan de ontwikkeling van een systeem, waarin in de loop van het begrotingsjaar langs geautomatiseerde weg gegevens over de budgettaire ontwikkeling; de bereikte resultaten (prestatiegegevens) én afgeronde, lopende en voorgenomen beleidsevaluatieonderzoeken worden opgeslagen. Met behulp van het rapportagesysteem Web-Focus kunnen zodoende alle elementen die van belang zijn voor een resultaatgerichte bedrijfsvoering op samenhangende wijze worden gepresenteerd en opgenomen in de kwartaalsgewijze managementrapportages (zie de planning- en controlcyclus). Het overzicht van de afgeronde, lopende en voorgenomen beleidsevaluatieonderzoeken én systemen van reguliere prestatiegegevens (monitors) zijn terwille van het overzicht in deze ontwerp-begroting in een aparte bijlage opgenomen. Bij de beleidsartikelen zijn voorts – per operationeel doel gerangschikt – de te bereiken prestaties afzonderlijk weergegeven.
De systematische inzet van evaluatie-instrumenten bij de beleidsontwikkeling en bij de bedrijfsvoering is onontbeerlijk voor het totstandbrengen van een resultaatgericht sturingsmodel. Uit onderstaand overzicht kan worden afgeleid dat bij elk van de beleidsartikelen van deze eerste VBTB-begroting sprake is van de inzet van evaluatie-instrumenten in een viertal categorieën: systemen van reguliere prestatiegegevens; ex-ante evaluatie-onderzoek; ex-post evaluatie-onderzoek en organisatie-onderzoeken. Het gaat in totaal om de inzet van 114 evaluatie-instrumenten (afgerond, lopend en voorgenomen); de categorie ex-post evaluatieonderzoek is daarbij het sterkst vertegenwoordigd.
Inzet evaluatie-instrumenten in 2002
Verdeling evaluatie-instrumenten per beleidsartikel
Aantal evaluatie-instrumenten per begrotingsartikel
beleidsartikel*
* 1 = Grondwet en democratie, 2 = Politie, 3 = Brandweer en Rampenbestrijding, 4 = Partners in veiligheid, 5 = Nationale Veiligheid, 6 = Functioneren Openbaar Bestuur, 7 = Informatiebeleid Openbare Sector, 8 = Integratie Minderheden, 9 = Grotestedenbeleid, 10 = Arbeidszaken overheid, 11 = Kwaliteit Rijksdienst en 12 = Algemeen.
Ten aanzien van het VBTB-proces, nog het volgende. BZK is zich bewust van het groeimodel van de VBTB-begroting. Een goed fundament – in de zin van: een adequate infrastructuur – is daartoe een eerste vereiste. Eind 2000/begin 2001 is deze infrastructuur afgerond. Dat heeft geleid tot een nieuwe artikelindeling, in een bijbehorend geheel vernieuwd rekeningschema, en in de vertaling naar prestatiegegevens. Bij de vaststelling van de prestatiegegevens heeft de AD een audit gedaan, en is de herkomst en onderbouwing van gegevens neergelegd in een z.g. bronnenboek.
Er is een vervolgplan van aanpak gemaakt, met als kernelementen:
– ICT-toepassingen binnen VBTB (met name richting financiële managementinformatie, prestatiegegevens en beleidsevaluatie),
– VBTB-helpdesk om de vergaarde expertise en kennis toegankelijk te houden.
Najaar 2001 zal dit vervolgplan worden uitgebreid met de volgende elementen:
– gevolgen van VBTB voor de suppletore begrotingen,
– aanpak Verantwoording 2002,
– evaluatie van de (operationele) doelen en prestatiegegevens met het oog op de voorbereiding van de begroting 2003,
– de samenhang met verdere invoering van baten-lastenelementen in de rijksbegroting.
Tot slot: groeiperspectief, voornemens
De vormgeving van de in de Verantwoording 2002 op te nemen bedrijfsvoeringverklaring is onderwerp van interdepartementaal overleg, mede op basis van een aantal thans lopende pilots. In de Verantwoording 2002 krijgt deze paragraaf derhalve zijn definitieve vorm.
Om een adequate bedrijfsvoeringsverklaring te kunnen geven in de Verantwoording 2002 zal binnen het ministerie een risico-analyse worden gemaakt van kritische beheers- en beleidsprocessen. Deze analyse zal door de departementale Accountantsdienst worden verwerkt in een Operational Auditplan. Het voornemen is om dit plan eind 2001 vast te doen stellen door het Audit Committee opdat deze in 2002 kan worden uitgevoerd.
In de loop van 2002 zal voorts de hier beschreven planning- en controlcyclus nader worden uitgebouwd. Daarbij wordt ook betrokken de z.g. baseline financieel en materieel beheer, de handleiding van Financiën. Thans is de planning- en controlcyclus vooral geënt op begrotingsproces en financieel beheer. De overige PIOACH-functies alsmede de kritische beleidsprocessen hebben thans een eigen planning en control. Er zal naar meer integraliteit van deze drie elementen worden gestreefd.
De Informatie en Communicatie Technologie Organisatie (ITO) is per 1 mei 1998 baten-lastendienst van BZK. ITO verleent diensten op het gebied van informatie- en communicatietechnologie (ICT) ten behoeve van de politie, brandweer en rampenbestrijdingsorganisaties, de strafrechtelijke keten (Justitie) en andere opsporings- en hulpverleningsorganisaties.
De missie van ITO, zoals verwoord in het ondernemingsplan 2000–2003, luidt:
Bijdragen aan kwaliteit en doeltreffendheid binnen de sectoren Openbare Orde en Veiligheid en Justitie door doelmatig en in samenhang aanbieden (ontwikkelen, beheren en exploiteren) van besloten en bedrijfszekere Informatie- en Communicatie Technologie Systemen en door te functioneren als kennis- en adviescentrum.
ITO heeft de volgende taken:
A. Het ontwikkelen en beheren van infrastructuren;
B. Het ontwikkelen en beheren van informatiesystemen;
C. Kenniscentrum voor ondersteuning van opdrachtgevers met advies en conceptuele beleidsontwikkeling;
D. Het ontwikkelen en beheren van (technische) standaards en procedures.
De verdeling van de opbrengsten voor het jaar 2002 naar afnemer is als volgt: | |||||
(bedragen in € 1 000) | totaal 2002 | producten** | projecten ITO** | project C2000* | Overige baten |
moederministerie | 160 241 | 17 936 | 16 608 | 125 697 | |
overige ministeries | 17 357 | 15 224 | 2 133 | ||
opbrengst derden | 10 301 | 7 941 | 2 360 | ||
rentebaten | 1 958 | 1 958 | |||
Totaal | 189 857 | 41 101 | 21 101 | 125 697 | 1 958 |
* De bijdrage voor het project C2000, gefinancierd uit artikel 4 Partners in Veiligheid, bedraagt € 105,697 mln. De overige € 20 mln worden ten laste gebracht van de balanspost onderhanden werk. Bedoeld bedrag is van het moederministerie ontvangen (in voorgaande jaren) maar hebben bij ITO nog niet volledig tot prestaties geleid.
** Deze posten worden gefinancierd uit artikel 4.3 «ICT-infrastructuur».
Deze opbrengsten van afnemers zijn te verdelen in product en projectopbrengsten. De producten zijn opgenomen in de productcatalogus, terwijl van de projecten de prijzen via een offertetraject totstandkomen. Het project C2000 is een zogenaamd «groot project» waarover, conform de procedure regeling grote projecten, periodiek wordt gerapporteerd aan de Tweede Kamer.
In afwijking van de systematiek van voorgaande jaren is onderstaand weergegeven per taak wat het ITO wil bereiken, de activiteiten die daarvoor worden ontwikkeld ten einde de taak te bereiken en wat de kosten zijn van deze taken voor het begrotingsjaar. Hiermee wordt aangesloten op VBTB.
A. Het ontwikkelen en beheren van infrastructuren
ITO streeft naar een naadloze overgang van de huidige regionale analoge mobiele netwerken naar het landelijke mobiele digitale netwerk C2000. Verder wil ITO een moderne toekomstvaste ICT infrastructuur voor de gehele Nederlandse Politie realiseren.
De activiteiten van ITO zijn gericht op de verdere uitrol van – en de migratie naar C2000 en het in opdracht van de ICT-Regieraad realiseren van een groot deel van de nutsvoorziening.
Voor 2002 is in de begroting uitgegaan van totale uitgaven van ongeveer € 35 mln voor het realiseren van deze taak exclusief het project C2000 en GMS.
In afwachting van de besluitvorming door de ICT-Regieraad zijn er voorzichtigheidshalve vrijwel geen kosten en opbrengsten opgenomen voor de realisatie van de nutsvoorziening.
B. Het ontwikkelen en beheren van informatiesystemen
ITO streeft ernaar om adequate informatiesystemen te ontwikkelen die voldoen aan de eisen van tijd. Deze informatiesystemen dienen op een betrouwbare en veilige wijze te voorzien in de informatiebehoeften van de klanten van ITO, zijnde de OOV-diensten en Justitie.
De activiteiten zijn gericht op de verdere vernieuwing van de landelijke registers en de vervlechting van de toekomstige applicatie-architectuur in de infrastructurele voorzieningen.
Voor 2002 is in de begroting uitgegaan van totale uitgaven van ongeveer € 12 mln voor het realiseren van deze taak.
C. Kenniscentrum voor ondersteuning van opdrachtgevers met advies en conceptuele beleidsontwikkeling
ITO streeft naar het inbrengen van ICT- en beveiligingsdeskundigheid voor het ministerie en de ICT-Regieraad bij de verdere uitwerking van de ICT vernieuwing voor de OOV-keten en Justitie en in het bijzonder de Nederlandse Politie.
De activiteiten betreffen de verdere uitwerking van de beveiligingsarchitectuur (TTP/PKI), de uitwerking van een uniforme en universele dragerdienst voor OOV en Justitie en adviseren van de eigen organisatie voor de verdere integratie van de infrastructuren en applicatieportfolio.
Voor 2002 is in de begroting uitgegaan van totale uitgaven van ongeveer € 2 mln voor het realiseren van deze taak.
D. Het ontwikkelen en beheren van (technische) standaards en procedures
ITO streeft naar het realiseren van uniforme en breed geaccepteerde technische standaards.
De activiteiten betreffen het continueren van het frequentiebeheer en het monitoren van en participeren in ontwikkelingen van de Tetra-standaard (C2000). Verdere activiteiten zijn het beheren van de BIP2000 standaards ten behoeve van de nutsvoorziening, de homogene infrastructuren en de werkplekken. Tenslotte vindt participatie plaats in de drielanden pilot (Duitsland, België en Nederland) op basis van de Tetrastandaard.
Voor 2002 is in de begroting uitgegaan van totale uitgaven van ongeveer € 1 mln voor het realiseren van deze taak.
In 2002 wordt de financiële beheerfunctie verder verstrekt door de sturing op project- en product resultaten. Daarbij zullen van zowel de producten en diensten alsmede projecten uniforme voorcalculaties worden opgebouwd conform een nieuw ontwikkeld Cost of Ownershipmodel. Mede aan de hand van deze tool verbetert de betrouwbaarheid van de voorcalculaties waardoor ook de inzichtelijkheid en rechtmatigheid van de gealloceerde kosten zorgvuldiger kunnen worden bewaakt.
Door het verder toepassen van reporting tools zullen de lijnmanagers continu geïnformeerd worden over de voortgang van de financiële processen en kan direct follow-up worden gegeven aan de tussentijdse bevindingen, hetgeen uiteindelijk de efficiencyslag in de uitvoering van de processen zal betekenen.
2. BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN
De ontwikkeling van de baten en lasten over de periode 2000 tot en met 2006 is als volgt weer te geven. (Door het afronden op veelvouden van de € kunnen in onderstaande toelichtingen afrondingsverschillen voorkomen).
Begroting van baten en lasten (in € 1 000) van de baten-lastendienst ITO | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Baten | 101 571 | 143 333 | 189 857 | 211 168 | 132 171 | 132 115 | 134 426 |
opbrengst moederministerie | 73 077 | 119 019 | 160 241 | 178 126 | 96 976 | 95 863 | 97 066 |
opbrengst overige ministeries | 13 420 | 14 839 | 17 357 | 19 093 | 20 429 | 21 246 | 22 096 |
opbrengst derden | 13 730 | 9 230 | 10 301 | 11 331 | 12 124 | 12 609 | 13 113 |
rentebaten | 547 | 245 | 1 958 | 2 618 | 2 642 | 2 397 | 2 151 |
buitengewone baten | 797 | ||||||
Lasten | 101 080 | 142 492 | 189 843 | 211 168 | 132 171 | 132 115 | 134 426 |
apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 39 840 | 42 845 | 57 362 | 64 455 | 47 498 | 46 735 | 48 184 |
– materiële kosten | 57 967 | 95 214 | 127 785 | 140 876 | 78 599 | 79 419 | 80 376 |
rentelasten | 388 | 245 | 1 837 | 2 465 | 2 465 | 2 209 | 1 964 |
afschrijvingskosten | 2 885 | 4 188 | 2 859 | 3 372 | 3 609 | 3 752 | 3 902 |
buitengewone lasten | |||||||
Saldo van baten en lasten | 491 | 841 | 14 |
Toelichting op het saldo van baten en lasten:
Maatregelen zijn getroffen ter voorkoming van op middel(lange) termijn van het ontstaan van een bovenmatig eigen vermogen.
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Begroting van baten en lasten (bedragen in € 1 000) | ||||||
baten 2002 | baten 2001 | lasten 2002 | lasten 2001 | saldo 2002 | saldo 2001 | |
Producten | 51 084 | 38 065 | 51 191 | 37 428 | – 107 | 637 |
Projecten | 11 118 | 18 804 | 11 118 | 18 600 | 204 | |
C2000* | 125 697 | 86 219 | 125 697 | 86 219 | ||
Overige | 1 958 | 245 | 1 837 | 245 | 121 | |
Eindtotaal | 189 857 | 143 333 | 189 843 | 142 492 | 14 | 841 |
* Zie opmerking bij «De verdeling van de opbrengsten voor het jaar 2002 naar afnemer».
De baten die aan de diverse opdrachtgevers in rekening worden gebracht zijn onder te verdelen naar de producten en projecten ITO, waarbij de projecten nader zijn uiteengezet in projecten ITO en het project C2000. De belangrijkste opdrachtgever is BZK, hetgeen voornamelijk een gevolg is van het omvangrijke C2000 project.
De rentebaten bestaan uit de begrote rentebaten op grond van de bestaande rentecompensatie regelingen en overige verwachte rentebaten over het saldo van de rekening Rijkshoofdboekhouding. Rentecompensatie wordt onder meer verkregen voor de financiering van de aanschaf van de Radiobediensystemen.
De personele lasten die in de begroting van baten en lasten zijn opgenomen bestaan uit de begrote billable uren x de vastgestelde uurtarieven, die worden doorberekend aan de producten en projecten. In deze tarieven is een opslag voor overheadkosten begrepen.
In onderstaand overzicht zijn de personele kosten en de verwachte bezetting per fte's voor het jaar 2002 weergegeven. De kosten omvatten salariskosten en verwachte kosten in verband met inhuur externen.
Personele kosten en bezetting | bedrag in € 1 000 | fte's | gemiddeld bedrag in € 1 000 |
---|---|---|---|
Personele kosten intern | 24 003 | 442,8 | 54 |
Kosten externe inhuur | 24 597 | 154,2 | 160 |
Subtotaal personele kosten | 48 600 | 597,0 | 81 |
Overige personele kosten | 8 762 | ||
Totale personele kosten | 57 362 |
De totaal verwachte bezetting bedraagt 597 fte's, waarvan ruim 26% externe inhuur betreft. Met name het project C2000 beïnvloedt deze verhouding nadelig. Intern wordt gestreefd naar een percentage dat ligt beneden de 20%. De overige personele kosten betreffen opleiding van personeel, reis- en verblijfkosten, werving van nieuw personeel, en dergelijke.
De rentelasten betreffen de rente die door Financiën in rekening wordt gebracht voor aangegane leningen die worden aangewend ter financiering van investeringen in activa.
De activeringsgrenzen zijn opgetrokken waardoor de omvang van de investeringen en de bijbehorende afschrijvingslasten op termijn zullen dalen.
De onderverdeling van de afschrijvingskosten: | |
Afschrijvingskosten | bedrag in € 1 000 |
Verbouwingen, meubilair et cetera | 330 |
Voertuigen | 330 |
Telefoon en verbindingsapparatuur | 90 |
Automatiseringsapparatuur en software | 1 659 |
Activa derden | 450 |
Totaal | 2 859 |
3. ONTWIKKELING EIGEN VERMOGEN
De ontwikkeling van het eigen vermogen is in onderstaand overzicht opgenomen. De vermogensconversie op grond van de Regeling Vermogensvoorschriften is in boekjaar 2000 geheel verwerkt.
Overzicht vermogensontwikkeling baten-lastendienst ITO (in € 1 000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Eigen vermogen per 1/1 | a | 3 640 | 4 131 | 4 972 | 4 986 | 4 986 | 4 986 | 4 986 |
– saldo van baten en lasten | b | 491 | 841 | 14 | ||||
– directe mutaties in het EV | ||||||||
* uitkering aan het moederministerie | c | |||||||
* storting door het moederministerie | d | |||||||
– overige mutaties | e | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | a+b-c+d+e | 4 131 | 4 972 | 4 986 | 4 986 | 4 986 | 4 986 | 4 986 |
4. MEERJARIGE BEGROTING VAN KASSTROMEN
Kasstroomoverzicht baten-lastendienst ITO (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Rekening-courant RHB 1 januari | 22 931 | 43 278 | 8 338 | 16 506 | 18 548 | 12 195 | 5 842 |
2. Kasstroom uit operationele activiteiten | 23 170 | – 23 868 | 18 469 | 7 941 | 3 857 | 3 721 | 5 990 |
3a. -/- totaal investeringen | – 2 262 | – 23 596 | – 28 134 | – 9 983 | – 5 445 | – 5 445 | – 5 445 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 1 124 | ||||||
3. Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 1 138 | – 23 596 | – 28 134 | – 9 983 | – 5 445 | – 5 445 | – 5 445 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie | – 15 486 | – 1 668 | – 2 553 | ||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | 8 165 | ||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | – 3 843 | – 3 959 | – 7 748 | – 5 899 | – 10 210 | – 10 074 | – 10 074 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 9 479 | 18 151 | 28 134 | 9 983 | 5 445 | 5 445 | 5 445 |
4. Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | – 1 685 | 12 524 | 17 833 | 4 084 | – 4 765 | – 4 629 | – 4 629 |
5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 43 278 | 8 338 | 16 506 | 18 548 | 12 195 | 5 842 | 1 758 |
Voor het project C2000 wordt voor de aanschaf van het Radiobediensysteem een beroep gedaan op de leenfaciliteit. Met Financiën is overeengekomen dat de aflossing gedurende 10 jaar zal plaatsvinden ingaande het jaar 2004. De lening voor de aanschaf van het Radiobediensysteem is vooralsnog verantwoord als investering. Het betreft een voorlopige verwerking in afwachting van nadere besluitvorming. Om die reden is in het baten- en lastenoverzicht nog geen rekening gehouden met de uit de investering voortvloeiende afschrijvingslasten.
Zie 2.1.
Het KLPD kent drie soorten taken: zelfstandige, ondersteunende en coördinerende taken:
– Zelfstandige taken. Deze taaksoort omvat uitvoerende politietaken die om redenen van efficiency en (inter)nationale belangen aan het KLPD zijn opgedragen. Met het Beleidsplan Nederlandse Politie als leidraad, richt het KLPD zich bij de uitvoering van deze taken direct op de samenleving. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het uitvoeren van rechercheonderzoeken, het verlenen van internationale rechtshulp en de bestrijding van jeugdcriminaliteit;
– Ondersteunende taken. Deze taaksoort omvat taken die vanwege specifieke deskundigheid of vanwege efficiënte allocatie van middelen aan het KLPD zijn opgedragen. Volgens een klantgerichte werkwijze verricht het KLPD deze taken ter ondersteuning van de hele Nederlandse politie of andere (bijzondere) handhavingsdiensten. Hiertoe behoren bijvoorbeeld taken van de Politie Luchtvaartdienst, de dienst Levende Have, de dienst Logistiek en de dienst Specialistische Recherche Toepassingen;
– Coördinerende taken. Uit hoofde van zijn coördinerende taken faciliteert het KLPD de samenwerking binnen de Nederlandse politie en andere handhavingsdiensten. In de eerste plaats betreft dit de coördinatie van nationale en internationale opsporingsinformatie en datamodellering. Andere coördinerende taken liggen op het operationele vlak, zoals de coördinatie van de inzet van het Rampen Identificatie Team en de Bijzondere Bijstands Eenheid. In het kader van de bovenregionale criminaliteitsbestrijding heeft het KLPD in 2000 het Informatieknooppunt opgericht. Zo nodig worden deze werkzaamheden de komende jaren in samenwerking met de regionale politiekorpsen geïntensiveerd.
De begroting is ingedeeld conform vier landelijke resultaatgebieden van het Informatiemodel Nederlandse Politie. Deze resultaatgebieden zijn:
1. Veiligheid
2. Leefbaarheid
3. Maatschappelijke integriteit
4. Dienstverlening
Het KLPD bevordert een veilig en betrouwbaar nationaal verkeers- en vervoerssysteem, zowel op de weg, te water, in de lucht, als op het spoor. Dit vraagt om afstemming en samenhang op nationaal niveau.
– Handhaving van de verkeersveiligheid op de autosnelwegen van het hoofdwegennet, inclusief noodhulp en ongevallenbehandeling op de belangrijkste trajecten.
– Toezicht houden op het hoofdvaarwegennet, en – in nauw overleg met de regionale politiekorpsen – toezicht houden op de waterrecreatie.
– Toezicht houden op de naleving van luchtvaartwetgeving op (sport) vliegvelden.
– Optreden tegen hinderlijk of gevaarlijk vliegen en uitvoeren van onderzoek bij vliegtuigongelukken.
– Het verlenen van basis-politiezorg en afhandeling van ongevallen op en rond het spoor.
De directe kosten worden geraamd op € 32,6 mln.
Het KLPD levert een bijdrage aan de veiligheid op en rond het spoorwegennet.
De uitvoering van de brede basis- en spoorspecifieke politietaak op en rond de spoorwegvoorzieningen en de stationslocaties.
De directe kosten sociale veiligheid worden geraamd op € 10 mln.
Het KLPD draagt (wereldwijd) bij aan de persoonlijke veiligheid van leden van het Koninklijk Huis, van sommige diplomaten en incidenteel van andere hoogwaardigheidsbekleders in Nederland.
– Beveiliging van de leden van het Koninklijk Huis en hun gasten, het corps diplomatique en andere door het bevoegd gezag aangewezen personen.
– Bescherming en beveiliging van getuigen voor het Joegoslavië-tribunaal.
De geraamde directe kosten voor persoonsbeveiliging bedragen € 12,1 mln.
2.1. Handhaving milieuwetgeving
Het KLPD levert een bijdrage aan de uitgangspunten en doelstellingen van het Nationaal Milieu Beleidsplan en de Klimaatnota.
– Handhaving van milieuvoorschriften op en rond het hoofd-vervoersnetwerk, onder andere door snelheidscontrole, toezicht op afvalstromen en toezicht op vervuiling oppervlaktewater.
– Participatie in opsporing van milieuvervuiling op de grote oppervlaktewateren en de Noordzee.
De directe kosten worden geraamd op € 10,4 mln.
Het KLPD draagt bij aan vermindering van congesties op het hoofdwegennet, de doorgaande vaarwegen en het spoorwegennet.
– Het bevorderen van de doorstroming van het verkeer op de weg en op het water.
– Het verrichten van onderzoek naar, en het houden van politieel toezicht op zaken die samenhangen met het transport en logistieke proces op het spoor.
Geraamde directe kosten € 13,7 mln.
Ad 3. Maatschappelijke integriteit
3.1. Bestrijding van zware en/of georganiseerde criminaliteit
Het KLPD levert een belangrijke bijdrage aan de bestrijding van zware en/of georganiseerde criminaliteit. Deze activiteiten worden zowel zelfstandig als in samenwerking met de regionale politiekorpsen verricht.
– Zorg dragen voor de uitwisseling van informatie ten behoeve van Nederlandse en buitenlandse opsporingsinstanties.
– Coördinatie, ontwikkeling en beheer van informatie over de aanpak van zware criminaliteit op landelijk niveau.
– Het verrichten van financieel-economische onderzoeken ter bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit, transportcriminaliteit, zware fraude en oorlogsmisdrijven.
– Ondersteuning van de politie in binnen- en buitenland met hoogwaardige observatie-, infiltratie- en interventietechnieken.
– Uitvoering van programma's voor getuigenbescherming en het ontwikkelen en uitbreiden van bijzondere opsporingsactiviteiten.
De directe kosten in verband met bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit worden geraamd op € 53,9 mln.
3.2. Openbare ordehandhaving en rampenbestrijding
Het KLPD spant zich in om ordeverstoringen bij grootschalige evenementen te voorkomen en/of te beperken.
– Coördinatie van de inzet van voer- en vaartuigen van het KLPD, ondersteuning van regionale politiekorpsen, zoals afhandeling van mobiele 112 alarmoproepen en 0900–8844 meldingen; coördinatie van verkeersstromen op weg, water, spoor en in de lucht.
– Het coördineren, adviseren en begeleiden van aanvragen voor bijzondere hulp, zoals de mobiele communicatie-unit en de inzet van het Rampen Identificatie Team.
– Inzet van helikopters, vliegtuigen en luchtfotografie voor regionale politiekorpsen, bijvoorbeeld bij massademonstraties, bankovervallen en opsporing van vermisten.
– Begeleiding van voetbalsupporters van en naar risicowedstrijden; het houden van toezicht bij overige grootschalige evenementen door preventief en repressief toezicht op de vervoersstromen per spoor.
– Ondersteuning van de Nederlandse politie door het opleiden, africhten en beschikbaar stellen van politieruiters en politiepaarden, alsmede politiehonden.
De geraamde directe kosten voor openbare orde en rampenbestrijding bedragen € 37,3 mln.
4.1. Logistieke dienstverlening
Het KLPD streeft naar logistieke efficiëntie op landelijke schaal ten behoeve van de Nederlandse Politie.
– Het verzorgen van centrale inkoop van kleding, uitrusting, wapens en munitie.
– Advisering en bemiddeling bij de aanschaf van politievoertuigen en bijbehorende apparatuur.
– Zorg dragen voor transport, beheer, opslag en vernietiging van in beslag genomen wapens en munitie.
– Het inspecteren en repareren van politiewapens.
Geraamde directe kosten Logistieke dienstverlening € 5,8 mln.
Op 1 mei 2001 is het KLPD gestart met de uitvoering van een meerjarig plan ter verbetering van de bedrijfsvoering. Het plan heeft tot doel het KLPD beter in staat te stellen de organisatie te beheersen, hetgeen moet leiden tot het efficiënt en effectief bereiken van de gestelde doelen en het voldoen aan de geldende normen en regelgeving. Aangezien het KLPD een kapitaal- en arbeidsintensief politiebedrijf is, raakt dit verbeterplan alle functies van de interne bedrijfsvoering: financieel-economisch, personeel en organisatie, facilitaire dienstverlening, informatisering en control.
Het verbeterplan kent drie onderling verbonden, maar te onderscheiden fasen:
Verbetering van het financieel beheer
Dit onderdeel is gericht op het wegnemen van de meest urgente knelpunten in de financiële bedrijfsvoering, zoals inrichting van de administratieve organisatie en interne controle, naleving van regels voor Europese aanbestedingen, en het op orde brengen van het materieelbeheer. Dit traject wordt medio 2002 afgerond.
De herinrichting van de bedrijfsvoering maakt onderdeel uit van de KLPD-brede reorganisatie en is gericht op een meer gestructureerde ondersteuning van de bedrijfsprocessen binnen het KLPD. Dit reorganisatieproces wordt in 2002 afgerond.
Meerjarig plan integrale verbetering bedrijfsvoering
Het meerjarig plan is gericht op het structureel beheersbaar en gezond houden van de bedrijfsvoering. Dit plan bestrijkt de periode 2001–2003.
1.3. De aansluiting met de lastenbegroting:
De totale directe lasten voor de voorgenoemde resultaatgebieden omvatten een totaal bedrag van € 175,8 mln. Daarnaast moet rekening gehouden worden met indirecte- en beheerslasten:
De opbouw is als volgt: | |
* directe kosten resultaatgebieden | € 175,8 mln |
* afschrijving en rente | € 37,3 mln |
* toerekening loon- en prijsbijstelling | € 20,7 mln |
* overige indirecte kosten, ondermeer beheer | € 63,2 mln |
De totale lasten komen hiermee uit op | € 297,0 mln |
2. BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN
Begroting van baten en lasten (in € 1 000) van de baten-lastendienst KLPD | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Baten | 281 328 | 287 096 | 298 477 | 295 785 | 293 836 | 292 066 | 291 754 |
opbrengst moederministerie | 238 348 | 261 601 | 266 597 | 269 767 | 269 520 | 270 476 | 271 315 |
opbrengst overige ministeries | 17 115 | 19 287 | 19 459 | 15 751 | 13 345 | 12 820 | 11 669 |
opbrengst derden | 22 935 | 6 208 | 12 421 | 10 267 | 10 971 | 8 770 | 8 770 |
rentebaten | 732 | ||||||
buitengewone baten | 2 198 | ||||||
Lasten | 276 011 | 282 858 | 297 040 | 296 135 | 292 356 | 288 129 | 284 657 |
apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 174 015 | 194 784 | 200 181 | 197 181 | 192 986 | 191 371 | 189 301 |
– materiële kosten | 77 123 | 59 711 | 59 547 | 58 987 | 58 694 | 58 966 | 59 146 |
rentelasten | 3 924 | 5 787 | 9 083 | 9 778 | 8 671 | 8 269 | 8 043 |
afschrijvingskosten | 18 598 | 22 576 | 28 229 | 30 189 | 32 005 | 29 523 | 28 167 |
buitengewone lasten | 2 351 | ||||||
Saldo van baten en lasten | 5 317 | 4 238 | 1 437 | – 350 | 1 480 | 3 937 | 7 097 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
De bijdrage moederministerie is opgebouwd uit een algemene bijdrage en een aantal doeluitkeringen. De algemene bijdrage vormt 87% van de totale batenbegroting van het KLPD. In onderstaande tabel wordt de opbouw van de bijdrage moederministerie weergegeven.
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Algemene bijdrage | |||||||
Stand begroting 2001 | 223 695 | 223 163 | 224 287 | 225 329 | 226 467 | 226 467 | |
Mutaties 1e suppletore begroting 2001 | 10 055 | ||||||
Voorgenomen mutaties begroting 2002 | 34 402 | 33 737 | 32 846 | 32 662 | 33 501 | ||
Voorgenomen mutaties 2e suppletore begroting 2001 | 16 839 | ||||||
Totaal algemene bijdrage (zie artikel 2.2) | 250 589 | 257 565 | 258 024 | 258 175 | 259 129 | 259 968 | |
Bijzondere bijdragen | |||||||
LRT (zie artikel 2.2) | 3 858 | 3 858 | 3 857 | 3 857 | 3 859 | 3 859 | |
DRSNAA (Rechercheteam Antillen en Aruba) (begroting IV, artikel 1) | 4 765 | 4 765 | 4 765 | 4 765 | 4 765 | 4 765 | |
Euro | 312 | 11 | |||||
112 alarmcentrale (mutatie 1e suppletore begroting 2001) | 1 679 | ||||||
112 alarmcentrale (voorgenomen mutatie begroting 2002) | 2 723 | 2 723 | 2 723 | 2 723 | |||
Kinderopvang (politie CAO 2001–2003) (zie artikel 2.2) | 398 | 398 | 398 | ||||
Totaal bijzondere bijdragen | 11 012 | 9 032 | 11 743 | 11 345 | 11 347 | 11 347 | |
Totaal bijdrage moederministerie | 238 348 | 261 601 | 266 597 | 269 767 | 269 520 | 270 476 | 271 315 |
In «voorgenomen mutaties begroting 2002» zijn begrepen de toevoegingen aan het KLPD-budget in verband met loonbijstelling en effecten van de politie-CAO 2001–2003, en de prijsbijstelling.
Voor het jaar 2001 bestaat het voornemen de bovengenoemde toevoegingen bij 2e suppletore begroting aan het KLPD-budget toe te voegen.
De opvang van mobiele 112-oproepen is een taak die het KLPD tijdelijk uitvoert, totdat herroutering naar de regionale politiekorpsen heeft plaatsgevonden. Over de financiering 2002 vindt overleg plaats met BZK.
De bijzondere bijdrage voor kinderopvang is een uitvloeisel van de politie-CAO 2001–2003.
In de totale bijdrage moederministerie is vervat een bijdrage (€ 4,765 mln) van de begroting van Koninkrijksrelaties (IV) voor DRSNAA . Daarnaast is de bijdrage voor het Landelijk Recherche Team (€ 3,858 mln; onderdeel KLPD) meegenomen. Voor de prijsbijstelling is een bedrag meegenomen van € 3,309 mln.
Bijdrage overige ministeries | |||||||
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Doeluitkeringen Justitie | 8 786 | 8 786 | 8 786 | 8 786 | 8 786 | 8 786 | |
Doeluitkeringen Verkeer en Waterstaat | 7 571 | 7 790 | 4 083 | 1 676 | 1 150 | ||
Totaal overige doeluitkeringen | 2 930 | 2 883 | 2 882 | 2 883 | 2 884 | 2 883 | |
Totaal doeluitkeringen | 17 115 | 19 287 | 19 459 | 15 751 | 13 345 | 12 820 | 11 669 |
Van Justitie ontvangt het KLPD doeluitkeringen voor de bestrijding van zware en georganiseerde criminaliteit, voor beveiliging van het Joegoslavië-tribunaal, en voor apparaatskosten van de bijzondere bijstandseenheid.
De doeluitkeringen van Verkeer en Waterstaat zijn bestemd voor bevordering van verkeersveiligheid en doorstroming van verkeer op het hoofdwegennet (Samen Werken aan Bereikbaarheid, SWAB; Weigh in Motion, WIM.NL). De projecten waar deze bijdragen voor worden ontvangen kennen een evaluatiemoment en zijn derhalve in beginsel eindig. De baten zijn geraamd tot het evaluatiemoment.
De overige bijdragen zijn bestemd voor snelheidshandhaving, voor gericht verkeerstoezicht en voor het leveren van een bijdrage aan de uitvoering van de Klimaatnota.
Opbrengst derden | |||||||
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Overige ontvangsten (inclusief marge Logistiek met ingang | |||||||
van 2001) | 5 248 | 3 886 | 3 910 | 3 934 | 3 094 | 3 094 | |
Taakstelling Logistiek | 4 538 | 4 538 | 4 538 | 4 538 | 4 538 | ||
Vorderingen op bijdragen | 960 | 3 089 | 1 138 | 1 138 | 1 138 | 1 138 | |
Vrijval voorziening meerkosten spoorwegpolitie | 908 | 681 | 1 361 | ||||
Totaal opbrengst derden | 22 935 | 6 208 | 12 421 | 10 267 | 10 971 | 8 770 | 8 770 |
Tot en met 2000 zijn de baten en de lasten van de dienst Logistiek separaat opgenomen. Voor de jaren 2001 tot en met 2006 is het positieve saldo van baten en lasten geraamd. Het saldo van baten en lasten maakt onderdeel uit van «overige ontvangsten».
Met ingang van 2002 is structureel een verhoogde opbrengst Logistiek geraamd. Over de invulling hiervan vindt overleg plaats met de korpsbeheerder en BZK.
In de post «vorderingen op bijdragen» is in 2002 begrepen de bijdrage voor de opvang van 112-oproepen via mobiele telefonie. Hierover vindt overleg plaats met BZK. Zie ook de toelichting bij «opbrengst ministerie».
De voorziening spoorwegpolitie is in het verleden gevormd in verband met de overgang van de spoorwegpolitie naar het KLPD. De voorziening valt vrij in de jaren 2002 tot en met 2004.
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Salarissen, toelagen en sociale lasten | 153 252 | 155 125 | 153 264 | 150 526 | 149 074 | 146 910 | |
Doorbelasting derden | – 2 670 | – 2 670 | – 2 670 | – 2 670 | – 2 670 | – 2 670 | |
Subtotaal personeelskosten | 150 582 | 152 455 | 150 594 | 147 856 | 146 404 | 144 240 | |
Loonbijstelling 2001 en effecten politie-CAO 2001–2003 | 13 350 | 17 437 | 17 158 | 16 434 | 16 460 | 16 392 | |
Kosten uitzendkrachten en externen | 11 087 | 10 210 | 7 941 | 7 941 | 7 941 | 7 941 | |
Post-actieven | 2 916 | 3 373 | 4 050 | 3 728 | 3 587 | 3 778 | |
Opleiding en vorming | 3 995 | 3 176 | 3 176 | 3 176 | 3 176 | 3 176 | |
Overige personele kosten | 12 854 | 13 530 | 14 262 | 13 851 | 13 803 | 13 774 | |
Subtotaal overige personeelskosten | 44 202 | 47 726 | 46 587 | 45 130 | 44 967 | 45 061 | |
Totaal personeelskosten | 174 015 | 194 784 | 200 181 | 197 181 | 192 986 | 191 371 | 189 301 |
In de raming van de personele kosten is in meerjarig perspectief rekening gehouden met de doorwerking van een taakstelling op overhead (100 fte), alsmede het terugverdienen van de meerkosten die samenhangen met de uitvoering van nieuwe recherchetaken (43 fte). Dit is in overeenstemming met de afspraken die in het kader van de overgang van het KLPD naar BZK zijn gemaakt.
Onder «loonbijstelling 2001» is opgenomen de toevoeging aan het budget in verband met de effecten van de politie-CAO 2001–2003. De effecten van de CAO zijn nog niet in de salarissen, toelagen en sociale lasten verwerkt.
De raming van de kosten inhuur uitzendkrachten en externen wordt de komende jaren neerwaarts bijgesteld. Hierdoor ontstaat ruimte voor het aantrekken van vast personeel.
De kosten van opleiding en vorming zijn tot en met 2000 in de materiële kosten opgenomen. Met ingang van 2001 maken deze kosten onderdeel uit van de personeelskosten. In 2001 zijn de kosten voor opleiding en vorming hoger dan gebruikelijk. Dit wordt veroorzaakt door om- en/of bijscholing van piloten in verband met vervanging van de luchtvloot.
In de volgende tabel wordt de opbouw van de sterkte gespecificeerd. De opbouw is nog gebaseerd op een 36-urige werkweek.
Aantallen fte | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Sterkte bij overgang naar BZK, inclusief | |||||||
Spoorwegpolitie | 3 246 | 3 246 | 3 246 | 3 246 | 3 246 | 3 246 | 3 246 |
af: sterkte doeluitkeringen Ministerie van Justitie | – 133 | – 133 | – 133 | – 133 | – 133 | – 133 | – 133 |
Subtotaal sterkte uit bijdrage BZK | 3 113 | 3 113 | 3 113 | 3 113 | 3 113 | 3 113 | 3 113 |
bij: sterkte uit doeluitkeringen BZK | 98 | 103 | 104 | 104 | 104 | 104 | 104 |
Totaal sterke uit bijdrage BZK | 3 211 | 3 216 | 3 217 | 3 217 | 3 217 | 3 217 | 3 217 |
bij: sterkte uit overige doeluitkeringen | 411 | 466 | 473 | 423 | 360 | 329 | 279 |
Subtotaal gecalculeerde sterkte | 3 622 | 3 682 | 3 690 | 3 640 | 3 577 | 3 546 | 3 496 |
af: vacatures | – 150 | – 111 | |||||
af: taakstelling nieuwe recherchetaken | – 43 | – 43 | – 43 | – 43 | – 43 | – 43 | – 43 |
af: taakstelling Overhead | – 100 | – 100 | – 100 | – 100 | – 100 | ||
Totaal gecalculeerde sterkte | 3 429 | 3 528 | 3 547 | 3 497 | 3 434 | 3 403 | 3 353 |
De «taakstelling nieuwe recherchetaken» vloeit voort uit de afspraken samenhangend met de overgang van het KLPD naar BZK.
Uitgedrukt in fte is de taakstelling op overhead met ingang van 2002 ongeveer gelijk aan de in 2001 gecalculeerde vacatureruimte. Bezien in combinatie met een verlaging van de inhuur van externen geeft het verlagen van sterkte op de overhead gelijktijdig ruimte voor instroom in het operationele proces.
Materiële kosten exclusief afschrijvingen
De totale materiële kosten zijn meerjarig relatief stabiel. Binnen de afzonderlijke kostengroepen vinden mutaties plaats.
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Huisvestingskosten | 22 188 | 22 688 | 22 830 | 22 737 | 22 670 | 22 670 | |
Kosten van voertuigen, vaartuigen en vliegmiddelen | 10 290 | 10 600 | 12 100 | 12 100 | 12 100 | 12 100 | |
Verbindingskosten | 3 700 | 3 700 | 3 700 | 3 700 | 3 700 | 3 700 | |
Automatiseringskosten | 6 200 | 6 300 | 6 335 | 7 088 | 7 541 | 7 541 | |
Kosten geweldsmiddelen en uitrusting | 1 350 | 1 350 | 1 350 | 1 350 | 1 350 | 1 350 | |
Kosten operationele activiteiten | 7 000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 | 7 000 | |
SWAB/Wim NL/DRSNAA | 2 911 | 2 511 | 1 691 | 1 335 | 1 204 | 1 158 | |
Overige kosten | 2 731 | 2 663 | 2 671 | 2 035 | 2 035 | 2 261 | |
Taakstelling nieuwe recherchetaken | – 574 | – 2 042 | – 2 042 | – 2 042 | – 2 042 | ||
Prijsbijstelling | 3 341 | 3 309 | 3 352 | 3 391 | 3 408 | 3 408 | |
Totaal materiële lasten | 77 123 | 59 711 | 59 547 | 58 987 | 58 694 | 58 966 | 59 146 |
De huisvestingskosten stijgen als gevolg van veranderingen in het gebouwenbestand van het KLPD.
De exploitatiekosten voor vervoermiddelen stijgen vanaf 2003 als gevolg van hogere exploitatiekosten van de nieuwe luchtvloot.
De projecten SWAB en WIM.NL zijn in beginsel eindig. De materiële kosten zijn geraamd tot het evaluatiemoment.
In de post overige kosten zijn opgenomen: incidentele kosten voor de projectorganisatie reorganisatie KLPD, incidentele kosten project verbetering naleving regelgeving Europese aanbesteding, structurele kosten uitvoering van het wettelijk voorgeschreven vervoersplan.
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Afgesloten leenconvenanten | |||||||
Realisatie, Conversie +SPOPO | 2 537 | 2 637 | 2 008 | 676 | 454 | 297 | |
Algemene investeringen | 1 267 | 1 002 | 737 | 457 | 196 | 103 | |
Vaartuigen klein | 28 | 40 | 43 | 36 | 29 | 22 | |
Vaartuigen groot | 476 | 733 | 917 | 930 | 829 | 728 | |
Afsluitprovisie leenconvenanten (0,1%) | 6 | 5 | 4 | ||||
Subtotaal afgesloten convenanten | 4 314 | 4 417 | 3 709 | 2 099 | 1 508 | 1 150 | |
Prognose | |||||||
Algemene investeringen 2001 | 714 | 1 266 | 941 | 574 | 334 | 186 | |
Algemene investeringen 2002 | 549 | 977 | 735 | 463 | 266 | ||
Algemene investeringen 2003–2013 | 725 | 1 991 | 2 956 | 3 697 | |||
Helikopters | 703 | 2 799 | 3 216 | 2 975 | 2 736 | 2 495 | |
Vaartuigen | 181 | 269 | 246 | 223 | |||
Afsluitprovisie leenconvenanten (0,1%) | 56 | 52 | 29 | 28 | 26 | 26 | |
Subtotaal prognose | 1 473 | 4 666 | 6 069 | 6 572 | 6 761 | 6 893 | |
Totaal rentelasten | 3 924 | 5 787 | 9 083 | 9 778 | 8 671 | 8 269 | 8 043 |
Per 1-1-2000 is het eigen vermogen van het KLPD omgezet in een lening bij Financiën. De financiering van alle investeringen vanaf 2000 vindt eveneens plaats door middel van leningen bij Financiën. Als gevolg van grote investeringen in de lucht- en watervloot stijgen de rentekosten tot circa € 10 mln in 2003. Als gevolg van een verlaging van het investeringsplafond dalen de rentekosten in de daarop volgende jaren.
Bedragen in € 1 000 | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Afschrijvingen samenhangend met investeringsplannen 2000 tot en met 2002 | |||||||
Afschrijvingen 2000 | 18 598 | ||||||
In conversie begrepen materiële vaste activa (mva) | 16 972 | 12 433 | 7 397 | 4 379 | 3 086 | 2 405 | |
In conversie begrepen mva spoorwegpolitie | 178 | 151 | 88 | 67 | 51 | 38 | |
Algemene investeringen 2000 | 4 845 | 4 845 | 4 825 | 4 367 | 1 645 | 486 | |
Algemene investeringen 2001 | 3 103 | 6 206 | 6 206 | 4 818 | 2 753 | 1 318 | |
Algemene investeringen 2002 | 2 308 | 4 615 | 4 616 | 3 691 | 1 994 | ||
Vaartuigen | 664 | 1 285 | 1 920 | 2 129 | 2 129 | 2 129 | |
Luchtvloot | 314 | 3 501 | 4 369 | 4 369 | 4 369 | 4 369 | |
Prognose afschrijvingen uit investeringsplafond 2003 tot en met 2006 | |||||||
2003 | 2 269 | 4 991 | 4 992 | 4 537 | |||
2004 | 2 269 | 4 084 | 4 084 | ||||
2005 | 2 723 | 4 084 | |||||
2006 | 2 723 | ||||||
Subtotaal | 26 076 | 30 729 | 31 689 | 32 005 | 29 523 | 28 167 | |
Temporisering investering en sanering activabestand | – 3 500 | – 2 500 | – 1 500 | ||||
Totaal afschrijvingskosten | 18 598 | 22 576 | 28 229 | 30 189 | 32 005 | 29 523 | 28 167 |
De afschrijvingskosten stijgen de komende jaren van € 18,6 mln in 2000 tot circa € 32 mln in 2004. Deze stijging wordt veroorzaakt door de vervanging van de luchtvloot en de vaartuigen.
De afschrijvingskosten «conversie» hebben betrekking op de kapitaalgoederenvoorraad per 1 januari 2000.
De prognose van de afschrijvingen vanaf 2004 is het gecalculeerde financiële plafond. De combinatie investeringen en de afschrijvingstermijn zal in deze jaren niet boven dit plafond kunnen uitstijgen. Om een overschrijding van dit plafond te voorkomen vindt vanaf 2001 een kritische toets plaats op voorgenomen investeringen, alsmede een verdere sanering van het activabestand.
3. ONTWIKKELING EIGEN VERMOGEN
Overzicht vermogensontwikkeling baten-lastendienst KLPD (in € 1 000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Eigen vermogen per 1/1 | a | – 118 | – 4 194 | 44 | 1 481 | 1 131 | 2 611 | 6 548 |
saldo van baten en lasten | b | 5 317 | 4 238 | 1 437 | – 350 | 1 480 | 3 937 | 7 097 |
directe mutaties in het EV | ||||||||
– uitkering aan het moederministerie | c | |||||||
– storting door het moederministerie | d | |||||||
– overige mutaties | e | – 9 393 | ||||||
Eigen vermogen per 31/12 | a+b-c+d+e | – 4 194 | 44 | 1 481 | 1 131 | 2 611 | 6 548 | 13 645 |
Uit bovenstaand overzicht blijkt dat het weerstandsvermogen van het KLPD de komende jaren in de vorm van een positief eigen vermogen zichtbaar wordt. Dit is onder meer mogelijk gemaakt door het treffen van maatregelen zoals temporisering van de investeringen, sanering van het activabestand en het terugbrengen van de kosten van inhuur externen. Hierdoor zal in 2001een hoger positief jaarresultaat ontstaan, hetgeen leidt tot een (klein) positief eigen vermogen in 2001.
4. MEERJARIGE BEGROTING VAN KASSTROMEN
Kasstroomoverzicht baten-lastendienst KLPD (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Rekening-courant RHB 1 januari | 15 722 | 28 341 | 33 881 | 41 270 | 42 184 | 44 482 | 49 220 |
2. Kasstroom uit operationele activiteiten | 31 762 | 26 814 | 29 666 | 29 839 | 33 485 | 33 460 | 35 264 |
3a. -/- totaal investeringen | – 33 067 | – 61 524 | – 56 767 | – 32 570 | – 26 000 | – 26 000 | – 26 000 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | 2 504 | 1 170 | 3 500 | 840 | 500 | 250 | 140 |
3. Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 30 563 | – 60 354 | – 53 267 | – 31 730 | – 25 500 | – 25 750 | – 25 860 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie | – 69 889 | ||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | |||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | – 19 146 | – 22 444 | – 25 777 | – 29 765 | – 31 687 | – 28 972 | – 27 857 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 100 455 | 61 524 | 56 767 | 32 570 | 26 000 | 26 000 | 26 000 |
4. Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | 11 420 | 39 080 | 30 990 | 2 805 | – 5 687 | – 2 972 | – 1 857 |
5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 28 341 | 33 881 | 41 270 | 42 184 | 44 482 | 49 220 | 56 767 |
Zie 2.1.
BPR (Basisadministratie Persoonsgegevens en Reisdocumenten) heeft als algemene beleidsdoelstelling te bevorderen dat de identiteit van de burger zorgvuldig wordt vastgesteld, vastgelegd en verstrekt ten behoeve van publieke dienstverlening.
Het gaat daarbij om de volgende, namens de minister van BZK uitgevoerde taken:
– de voorbereiding van het beleid en de wet- en regelgeving ten aanzien van de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA) en reisdocumenten;
– de ontwikkeling en uitvoering van het kwaliteitsbeleid inzake de GBA en reisdocumenten;
– het geven van voorlichtingen en ondersteuning ten aanzien van de GBA en reisdocumenten aan burgers en overheden;
– het uitoefenen van controle op de ontwikkeling, productie en distributie van reisdocumenten;
– het bijhouden van een basisregister en een signaleringsregister reisdocumenten;
– de inning van de leges voor reisdocumenten;
– het beheer van het GBA-netwerk, inclusief de inning van de berichtkosten;
– de toetsing van de aangesloten GBA-systemen.
Het in stand houden en ontwikkelen van het GBA-stelsel zoals neergelegd in de wet GBA en het in stand houden en optimaliseren van de reisdocumentenketen zoals neergelegd in de Paspoortwet.
– Het uitvoeren en waar mogelijk verbeteren van het operationele-, tactische- en strategische beheer van het GBA-netwerk en de reisdocumentenketen, zodanig dat bij een klanttevredenheidsmeting minimaal een 7 wordt verkregen.
– De beleidsmatige voorbereiding en de controle ten aanzien van de ontwikkeling, productie en distributie van de nieuwe generatie reisdocumenten verder verfijnen en afronden.
– Het beheren en bijhouden van een negatief basisregister reisdocumenten.
– Het vorm geven aan het project modernisering GBA door ondermeer de ontwikkeling van een Landelijk Raadpleegbare Directory, bedoeld om het berichtenverkeer GBA te versnellen.
– In het kader van de Id-vaststelling en vastlegging vreemdelingen het realiseren van een elektronische database voor brondocumenten en het organiseren van een eenduidige identiteitsvaststelling en vastlegging.
– De kosten voor het in stand houden en beheren van het GBA-stelsel worden doorberekend aan de gebruikers in de vorm van een kostendekkende prijs per bericht. Het GBA-tarief 2003 zal vastgesteld worden in juli 2002.
– De kosten voor het in stand houden van de reisdocumentenketen worden gedekt uit het tarief voor het reisdocument die in juli 2002 vastgesteld zal worden. De activiteiten voor beleidsontwikkeling wet- en regelgeving GBA en reisdocumenten worden door BZK betaald.
De beheeractiviteiten van BPR zijn in paragraaf 1.1. inhoudelijk reeds toegelicht.
2. BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN
Begroting van baten en lasten (in € 1 000) van de baten-lastendienst BPR | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Baten | 38 635 | 59 209 | 63 330 | 52 859 | 50 576 | 51 559 | 51 559 |
bijdrage BZK m.n. voor beleidsontwikkeling | 3 053 | 7 400 | 10 808 | 8 553 | 6 764 | 2 227 | 2 227 |
opbrengst GBA beheer | 8 331 | 9 519 | 10 160 | 9 300 | 9 300 | 9 300 | 9 300 |
opbrengst Reisdocumenten | 20 038 | 41 810 | 42 130 | 34 774 | 34 280 | 39 800 | 39 800 |
rentebaten | 227 | ||||||
buitengewone baten/diversen | 6 986 | 480 | 232 | 232 | 232 | 232 | 232 |
Lasten | 38 718 | 59 209 | 63 330 | 52 859 | 50 576 | 51 559 | 51 559 |
apparaatskosten | |||||||
– personele kosten | 2 954 | 3 013 | 3 013 | 3 013 | 3 013 | 3 013 | 3 013 |
– materiële kosten | 967 | 880 | 880 | 880 | 880 | 880 | 880 |
rentelasten | 23 | 23 | 23 | 23 | 23 | 23 | 23 |
afschrijvingskosten | 247 | 369 | 369 | 369 | 369 | 369 | 369 |
egalisatiefonds berichtenverkeer | 63 | 57 | 57 | 57 | 57 | 57 | 57 |
GBA-beheer | 5 972 | 7 060 | 7 702 | 6 842 | 6 842 | 6 842 | 6 842 |
GBA-beleid | 2 212 | 3 934 | 3 462 | 3 929 | 6 201 | 1 664 | 1 664 |
reisdocumenten | 19 634 | 40 970 | 41 041 | 33 685 | 33 191 | 38 711 | 38 711 |
kiezen op afstand | 1 543 | 1 792 | 1 792 | ||||
buitengewone lasten | 6 646 | ||||||
EiD/Biometrie | 1 360 | 4 991 | 2 269 | ||||
Saldo van baten en lasten | – 83 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Bijdrage BZK met name voor beleidsontwikkeling
Opbrengst berichtenverkeer GBA. Het CBS participeert als enige afnemer van de GBA niet in het financieringsmodel GBA. Voor het berichtenverkeer ten behoeve van het CBS wordt van BZK een bijdrage van € 0,608 mln ontvangen. Aangezien eventuele verschillen tussen deze bijdrage en de werkelijke kosten door BPR zelf moeten worden betaald, is dit verantwoord onder GBA-beleid. Ook de extra bijdragen voor modernisering GBA zijn hier opgenomen.
Opbrengst beleidsontwikkeling en wet- en regelgeving GBA. In de bijdrage van BZK voor GBA-beleid zijn voor 2002 en 2003 nog de extra bedragen opgenomen voor het project Kiezen Op Afstand (KOA).
Opbrengst doorberekening. Voor het gebruik van personele en materiële middelen van BPR door de projecten KOA en EiD worden kosten doorberekend aan BZK of de projecten. De vergoeding van € 0,232 mln is gebaseerd op het doorberekeningsmodel zoals dat bij de kosten is beschreven.
Exploitatietoevoeging gebruikers vorig jaar. Ten gevolge van de verrekening van de saldi uit 2000 en 2001 in de berichtprijs voor 2002 zijn de baten uit het berichtenverkeer in dit jaar lager dan de geraamde kosten. Het verschil wordt betaald uit en is gelijk aan de saldi voor 2000 en 2001. Het totaal van de te verrekenen saldi is € 210 mln.
Opbrengsten GBA-beheer. Betreft de aan de gebruikers van de GBA in rekening gebrachte berichten. Het opgenomen bedrag is gebaseerd op:
– 62 mln berichten;
– een tarief voor 2002 van € 0,15 per bericht, inclusief een opslag van € 0,027 per bericht ten behoeve van aan de gebruikers van de GBA door te belasten wijzigingen in het logisch ontwerp GBA.
Betreft de aan uitgevende instanties in rekening gebrachte reisdocumenten. Uitgegaan is van de volgende aantallen reisdocumenten en tarieven: 2,186 mln paspoorten tegen een tarief van € 12,20; 1,391 mln identiteitskaarten tegen een tarief van € 7,88 en € 4,5 mln aan spoedleges.
Voor 2002 worden vooralsnog geen materiële rentebaten verwacht.
Voor 2002 worden geen buitengewone baten verwacht.
De geraamde loonkosten zijn gebaseerd op de vastgestelde formatieve bezetting van 57 fte.
De kosten zijn doorberekend naar de verschillende hoofdproducten. Basis voor de doorberekening is de relatieve inzet van alle personeelsleden binnen een organisatorisch onderdeel ten behoeve van de verschillende hoofdproducten. De personele kosten worden herleid naar personeelsleden en vervolgens toegerekend aan het organisatorisch onderdeel waartoe een personeelslid behoort.
De doorbelasting aan de projecten heeft betrekking op de inzet van personeel uit de reguliere formatie van BPR ten behoeve van projecten die geen deel uitmaken van de BPR-organisatie.
De kosten voor extern personeel zijn gebaseerd op de geraamde extra inzet in 2002 ten gevolge van vervanging door ziekte of vacatures en voor incidentele werkzaamheden.
De kosten voor opleiding en werving en de reiskosten zijn gebaseerd op ervaringscijfers.
Basis voor de doorberekening aan de hoofdproducten is dezelfde als voor personele kosten. Huur, service- en huisvestingskosten naar rato van het gebruik van de ruimte; kantoorkosten naar rato van het aantal formatieplaatsen.
De huur heeft betrekking op de kale huurprijs voor de kantoorruimte aan het Lange Vijverberg. Onder servicekosten vallen alle met het huurcontract samenhangende kosten, zoals beveiliging, catering en huur parkeerplaatsen. De huisvestingskosten omvatten de ten laste van de huurder zelf komende kosten, zoals water, elektra en schoonmaken.
De kantoorkosten hebben betrekking op kantoorartikelen, computerbenodigdheden, onderhoud aan hard- en software en aan kantoormachines, porti, telefoon en dergelijke.
Het in vaste activa geïnvesteerde vermogen van BPR per 1 januari 2000 is in het kader van de vermogensvoorschriften per die datum omgezet in een rentedragende lening. De verwachte rente bedraagt € 23 000. De rente wordt naar rato van de afschrijvingen verdeeld.
Afschrijvingskosten (im)materiële vaste activa
De afschrijvingskosten hebben betrekking op de materiële vaste activa (automatiseringsapparatuur en programmatuur, inventaris en overige) en het relatiebeheersysteem.
Egalisatiefonds berichtenverkeer
De dotaties ten behoeve van het Egalisatiefonds berichtenverkeer dienen voor de noodzakelijke stabilisatie van het GBA-tarief.
BPR heeft geen buitengewone lasten.
In 2002 wordt er geen negatief of positief saldo voorzien. In eerdere begrotingen is een negatief saldo geraamd voor de dekking van materiële kosten. De kosten zijn nu toegerekend aan een onderdeel.
3. ONTWIKKELING EIGEN VERMOGEN
Overzicht vermogensontwikkeling baten-lastendienst BPR (in € 1 000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Eigen vermogen per 1/1 | a | 1 118 | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 |
saldo van baten en lasten | b | – 83 | ||||||
directe mutaties in het EV | ||||||||
– uitkering aan het moederministerie | c | |||||||
– storting door het moederministerie | d | |||||||
– overige mutaties | e | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | a+b-c+d+e | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 | 1 035 |
4. MEERJARIGE BEGROTING VAN KASSTROMEN
Kasstroomoverzicht baten-lastendienst BPR (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Rekening-courant RHB 1 januari | 6 145 | 4 983 | 4 933 | 4 900 | 4 900 | 4 900 | 4 900 |
2. Kasstroom uit operationele activiteiten | – 616 | 369 | 369 | 369 | 369 | 369 | 369 |
3a. -/- totaal investeringen | – 268 | – 265 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 268 | – 265 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 | – 369 |
4a. -/- eenmalige uitkering aan moederministerie | – 464 | ||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | |||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | – 278 | – 154 | – 33 | ||||
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | 464 | ||||||
4. Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | – 278 | – 154 | – 33 | ||||
5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 4 983 | 4 933 | 4 900 | 4 900 | 4 900 | 4 900 | 4 900 |
Zie 1.1.
De CAS te Winschoten heeft als taak om «in opdracht van een zorgdrager, in casu ministeries en Hoge Colleges van Staat, werkzaamheden te verrichten in verband met archiefbewerking» (zie KB CAS 12 december 1996).
Als facilitaire dienst op het terrein van waardering, verrijking en beheer van overheidsinformatie beschikt de CAS over een pakket van diensten en producten waarmee een belangrijke rol wordt vervuld om te komen tot een efficiënt informatiebeheer ter waarborging van rechtmatige en doelmatige bestuurlijke en bedrijfsmatige processen.
De kerntaken van de CAS zijn het bewerken van archieven van ministeries en Hoge Colleges van Staat en het beheren en beschikbaar stellen van archieven van ministeries en Hoge Colleges van Staat.
De CAS wil jaarlijks voldoen aan de verplichtingen die zijn vastgelegd in raamconvenanten met ministeries en Hoge Colleges van Staat. Het CAS-budget, zoals genoemd in de Rijksbegroting, is bepalend voor de jaarlijks beschikbare productiecapaciteit ten behoeve van de raamconvenanten. Voor het jaar 2002 betekent dit een in te zetten capaciteit van 100 000 uur voor de door de opdrachtgevers aangedragen projecten. Voor 2002 (het achtste jaar van de eerste convenantperiode) wordt gestreefd naar een verhouding tussen bestede uren en verwerkte meters van 80:80.
In 2002 zal de CAS de uitgangspunten van het CAS ondernemingsplan (gereed november 2001) in de praktijk gaan brengen. Dit resulteert in een uitbreiding van het dienstenpakket en investeringen in organisatie, personeel en technische randvoorwaarden.
2. BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN
De begroting van baten en lasten (in € 1 000) van de baten-lastendienst CAS | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
BATEN | 6 721 | 5 922 | 6 322 | 6 322 | 6 322 | 6 322 | 6 322 |
Opbrengst moederministerie | 4 398 | 4 275 | 4 410 | 4 409 | 4 411 | 4 414 | 4 414 |
Opbrengst overige ministeries | 870 | 830 | 831 | 829 | 826 | 826 | |
Opbrengst archiefbewerking derden | 408 | 735 | |||||
Opbrengst opslaghal | 327 | 487 | 657 | 657 | 657 | 657 | 657 |
Overige opbrengsten | 153 | ||||||
Exploitatiebijdrage | 535 | 425 | 425 | 425 | 425 | 425 | 425 |
Rentebaten | 30 | ||||||
LASTEN | 6 538 | 5 903 | 6 309 | 6 178 | 6 214 | 6 223 | 6 225 |
Apparaatskosten | |||||||
Personele kosten | |||||||
– loonkosten | 3 975 | 3 680 | 3 995 | 3 995 | 3 995 | 3 995 | 3 995 |
– fictieve wachtgeldverplichtingen | 142 | 150 | 148 | 148 | 148 | 148 | 148 |
Materiële kosten | |||||||
– algemene kosten | 91 | 89 | 104 | 104 | 104 | 104 | 104 |
– huisvestingskosten | 123 | 169 | 174 | 174 | 174 | 174 | 174 |
– kantoorkosten | 115 | 126 | 150 | 150 | 150 | 150 | 150 |
– marketingkosten | 25 | 22 | 28 | 28 | 28 | 28 | 28 |
– productiekosten | 237 | 226 | 190 | 190 | 190 | 190 | 190 |
– gebruikersvergoeding huur gebouwen | 812 | 901 | 1 008 | 1 008 | 1 008 | 1 008 | 1 008 |
– fictieve verzekeringspremie | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 | 27 |
Afschrijvingskosten | 418 | 464 | 452 | 335 | 375 | 387 | 392 |
Rentelasten | 69 | 49 | 33 | 19 | 15 | 12 | 9 |
Dotatie voorzieningen onderhanden werk | 137 | ||||||
Kosten toegerekend aan projecten | 367 | ||||||
Saldo van baten en lasten | 183 | 19 | 13 | 144 | 108 | 99 | 97 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Om de hierna genoemde opbrengsten te kunnen genereren heeft de CAS voor het jaar 2002 de volgende productiecapaciteit (in uren) geraamd:
4 formatieplaatsen à 1 450 uur per jaar | 5 800 |
82,59 formatieplaatsen à 1 360 uur per jaar | 112 328 |
3 formatieplaatsen à 1 150 uur per jaar | 3 268 |
3,95 formatieplaatsen à 250 uur per jaar | 987 |
totaal 93,54 fte | 122 383 |
inhuurkrachten | 3 000 |
Totale productiecapaciteit | 125 383 |
N.B. van de groep formatieplaatsen à 1 150 uur maakt 1 medewerker gebruik van de Regeling Arbeidsparticipatie Senioren (PAS-regeling), vandaar minder dan 3 x 1 150 uur bij deze groep.
De meerjarencijfers uit de begroting zijn bepalend voor de hoeveelheid in te zetten productiecapaciteit ten behoeve van het moederministerie. Deze capaciteit wordt ingezet om de archieven te bewerken zoals genoemd in de meerjarige convenanten die BZK/CAS heeft afgesloten met de ministeries en Hoge Colleges van Staat.
De opbrengst archiefbewerking ten behoeve van het moederministerie in het kader van het convenantensysteem bedraagt:
Ontwerp-begroting | 4 799 633 | ||
Verantwoord als exploitatiebijdrage1 | -/- 424 933 | ||
Rente- en huisvestingsbudget ten behoeve van opslaghal2 | -/- 139 714 | ||
Fictieve wachtgeldverplichtingen | 148 350 | ||
Fictieve verzekeringspremie | 27 227 | ||
Totaal fictieve kosten3 | 175 577 | ||
Totale opbrengst moederministerie | 4 410 563 |
1 Zie hetgeen hierover is vermeld bij de batenpost exploitatiebijdrage.
2 Als gevolg van de stelselwijziging Rijksgebouwendienst (RGD) en de invoering van de leenfaciliteit bij het ministerie van Financiën zijn in het door het moederministerie beschikbare gestelde CAS-budget voor het hoofdgebouw en de opslaghal structureel budgetten opgenomen voor de huur- en rentelasten. De in de kostprijs opslaghal opgenomen rente- en huisvestingscomponenten (€ 14 879 voor rente en € 124 835 voor huur) hebben geen betekenis voor wat betreft de te leveren prestaties aan het moederministerie in het kader van het convenantensysteem. Jaarlijks dient de CAS een voorstel bij BZK/DGOB in te dienen voor de bestemming van deze gelden.
3 Ten behoeve van de integrale kostprijsberekening worden een tweetal fictieve kostencomponenten opgenomen in de tariefberekening. Aangezien door het opnemen van deze fictieve posten er een kostprijsstijgende werking optreedt in de uurtarieven, worden de fictieve bedragen die als kosten worden begroot ook als opbrengst moederministerie begroot, zodat deze fictieve posten geen invloed hebben op de te leveren prestaties aan het moederministerie.
De opbrengst moederministerie kan als gevolg van eventuele suppletore begrotingswijzigingen in 2001 nog een wijziging ondergaan. Als gevolg hiervan zal de opbrengst archiefbewerking niet-convenanten evenredig worden aangepast.
Om de hiervoor genoemde opbrengst moederministerie ad € 4 410 563 te realiseren worden van de beschikbare productiecapaciteit de volgende uren ingezet ten behoeve van het convenantensysteem:
Tariefgroep middel à 44 | 77 797 uur |
Tariefgroep laag à 41 | 19 375 uur |
Tariefgroep hoog à 68 | 2 840 uur |
Totaal | 100 012 uur |
De beschikbare productiecapaciteit is dan als volgt te verdelen:
Archiefbewerking t.b.v. convenanten, betaling door moederministerie | 100 012 uur |
Archiefbewerking, niet zijnde convenanten | 12 248 uur |
Uitleenactiviteiten | 8 306 uur |
Te realiseren opbrengsten | 120 566 uur |
Onzekerheidsmarge ter dekking van calculatieverliezen en ontwikkelingsprojecten | 4 817 uur |
Totaal beschikbare productiecapaciteit | 125 383 uur |
– Opbrengst overige ministeries
Deze opbrengst bestaat uit twee delen, namelijk:
opbrengst archiefbewerking, niet zijnde convenanten: | |
tariefgroep middel 12 248 uur à 44 | 538 912 |
opbrengst uitleenactiviteiten: | |
tariefgroep uitleen 8 306 uur à 35 | 290 710 |
Totaal opbrengst overige ministeries | 829 622 |
Gezien het feit dat de CAS haar werkzaamheden in lijn heeft gebracht met de «Aanwijzingen voor het verrichten van marktactiviteiten door de rijksdienst» is vanaf het jaar 2002 geen opbrengsten archiefbewerking derden geraamd.
De beschikbare opslagcapaciteit bedraagt 65 km archief. De opbrengst is begroot op basis van de lopende contracten en een taakstelling voor het jaar 2002 van 5 km opslag archief.
Voor de huur van het hoofdgebouw en de opslaghal wordt door de RGD een bedrag van € 1 008 136 in rekening gebracht. Van dit bedrag wordt € 424 933 niet meegenomen in de tariefberekening en als zodanig dusniet gedekt. Vandaar dat dit bedrag als exploitatiebijdrage wordt verantwoord. Zie ook hetgeen is vermeld onder de kostenpost gebruikersvergoeding huur gebouwen.
Totale opbrengst moederministerie | 4 410 563 |
Totaal opbrengst overige ministeries | 829 622 |
Opbrengst opslaghal | 656 849 |
Exploitatiebijdrage | 424 933 |
Totale baten | 6 321 967 |
Personele kosten, bestaande uit:
Loonkosten gebaseerd op 110 fte | |
loonkosten direct productief, 93,54 fte | 2 931 789 |
loonkosten medewerkers overhead, 16,46 fte | 685 346 |
Bij de raming van de salariskosten gebaseerd op 110 fte is rekening gehouden met de schaalindeling van de medewerkers en de geldende salarissen, sociale premies en werkgeverslasten zoals die per 1 januari 2001 van toepassing zijn. In de herziene begroting 2002, die plaats vindt in november 2001, worden eventuele CAO-ontwikkelingen meegenomen in de tariefbepaling voor het jaar 2002. | |
Inhuurkrachten ten behoeve van tariefgroep uitlening | 54 708 |
Inhuurkrachten, ter vervanging van medewerkers overhead wegens ziekte en dergelijke | 24 958 |
Overige personeelskosten, waaronder: | |
reiskosten woon-werkverkeer, reis- en verblijfkosten voor dienstreizen, opleidingskosten, kinderopvang, maatschappelijk werk, representatiekosten, toeslagen en dergelijke | 297 623 |
totale loonkosten | 3 994 424 |
Fictieve wachtgeldverplichtingen
Om tot een integrale kostprijs te komen dient deze post te worden meegenomen in de tariefberekening. De wachtgeldcomponent bedraagt € 1 348,64 per fte, conform Handleiding Overheidstarieven 2001, Ministerie van Financiën.
fictieve wachtgeldcomponent direct productieve medewerkers | 126 156 |
---|---|
fictieve wachtgeldcomponent medewerkers overhead | 22 194 |
totale fictieve wachtgeldverplichtingen | 148 350 |
Materiële kosten, bestaande uit:
– Algemene kosten | 103 979 |
Hiertoe behoren de kosten voor telefoon, porti, catering en advieskosten. | |
– Huisvestingskosten (huurderslasten) | 173 917 |
Hiertoe behoren de volgende kosten: energie, schoonmaak, belastingen, beveiliging en klein onderhoud gebouwen en terreinen. | |
– Kantoorkosten | 149 920 |
Hiertoe behoren de volgende kosten: onderhoud kantoormachines, onderhoud hard- en software, kantoorartikelen, papier en enveloppen en computerbenodigdheden. | |
– Marketingkosten | 28 298 |
Hiertoe behoren de kosten voor advertenties, folders en kosten PR. | |
– Productiekosten | 190 415 |
Hiertoe behoren de kosten voor het transporteren van de archieven van en naar de klanten, de vernietigingskosten van voor vernietiging aangewezen archiefbestanddelen en de kosten van archiefdozen en omslagen. | |
Totale materiële kosten | 646 529 |
Gebruikersvergoeding huur gebouwen
De gebruikersvergoeding RGD bestaat uit 2 delen, namelijk de oorspronkelijke gebruikersvergoeding als gevolg van de stelselwijziging bij de RGD en de gebruikersvergoeding als gevolg van de uitbreiding van de gebouwen die eind 2000/begin 2001 heeft plaatsgevonden.
De gebruikersvergoeding is gebaseerd op het prijsniveau van het jaar 2000 en bestaat uit: | |
– gebruikersvergoeding hoofdgebouw | 438 389 |
– gebruikersvergoeding opslaghal | 375 043 |
Subtotaal | 813 432 |
Van deze totale gebruikersvergoeding wordt € 424 933 (€ 174 725 voor het hoofdgebouw en € 250 208 voor de opslaghal) niet meegenomen in de tariefberekening, omdat de CAS bij de bepaling van de integrale kostprijs uitgaat van de huurprijzen die voor de regio Winschoten van toepassing zijn. Het bedrag van € 424 933 wordt verantwoord als exploitatiebijdrage BZK. | |
Extra gebruikersvergoeding als gevolg van de uitbreiding, zoals in het jaar 2000 is geoffreerd door de RGD: | |
– gebruikersvergoeding hoofdgebouw | 6 603 |
– gebruikersvergoeding opslaghal | 188 101 |
Subtotaal | 194 704 |
Voor de extra gebruikersvergoeding, als gevolg van de uitbreiding, wordt door het moederministerie geen budget beschikbaar gesteld. Deze kosten worden gedekt door de opbrengsten die worden gegenereerd als gevolg van het in opslag nemen van meters archief in de opslaghal. | |
totale gebruikersvergoeding | 1 008 136 |
Fictieve verzekeringspremie 27 227
Om te komen tot een integrale kostprijs dienen alle kosten, ongeacht of deze door de CAS worden betaald, in de kostprijs te worden verwerkt. Voor bedrijfsschadeverzekeringspremie is € 27 227 meegenomen.
De afschrijvingskosten zijn gebaseerd op de aanwezige materiële vaste activa per 31 december 2000 en op de geplande investeringen voor de jaren 2001 en 2002. De afschrijvingskosten zijn verdeeld over het hoofdgebouw en de opslaghal en kunnen als volgt worden gespecificeerd:
Afschrijvingskosten | Hoofdgebouw | Opslaghal | Totaal |
Gebouwen en terreinen | 3 022 | 3 022 | |
Machines en installaties | 26 076 | 34 309 | 60 385 |
Inventaris | 40 502 | 28 862 | 69 364 |
Automatiseringsapparatuur | 318 994 | 318 994 | |
totale afschrijvingskosten | 385 572 | 66 193 | 451 765 |
Van het totaal heeft € 337 327 betrekking op de aanwezige activa per 31 december 2000. De overige afschrijvingskosten ad € 114 438 hebben betrekking op de investeringen in de jaren 2001 en 2002.
Vanaf 2000 wordt in de begroting de rentelast opgenomen voortvloeiend uit het beroep dat zal worden gedaan op de Leenfaciliteit bij Financiën. De rentelasten voor 2002 hebben betrekking op de lening afgesloten per 1 januari 2000. Voor investeringen in de jaren 2001 en 2002 wordt geen beroep gedaan op de leenfaciliteit.
Personele kosten | 3 994 424 |
Fictieve wachtgeldverplichtingen | 148 350 |
Materiële kosten | 646 529 |
Gebruikersvergoeding | 1 008 136 |
Verzekeringspremie | 27 227 |
Afschrijvingskosten | 451 765 |
Rentelasten | 32 676 |
Totale lasten | 6 309 107 |
De kosten zijn als volgt verdeeld:
– directe loonkosten | 2 931 789 |
– fictieve wachtgeldverplichting | 126 156 |
totale directe loonkosten | 3 057 945 |
– inhuurkrachten tariefgroep uitlening | 54 708 |
– loonkosten overhead | 685 346 |
– fictieve wachtgeldverplichting | 22 194 |
totale loonkosten overhead | 707 540 |
– de overige kosten zijn te verdelen in kosten ten behoeve van de uurtarieven en ten behoeve van de kostprijs opslaghal:
t.b.v. uurtarieven | t.b.v. opslaghal | totaal | |
inhuurkrachten overhead | 24 958 | 24 958 | |
overige personeelskosten | 297 623 | 297 623 | |
algemene kosten | 103 979 | 103 979 | |
huisvestingskosten | 150 826 | 23 091 | 173 917 |
kantoorkosten | 149 920 | 149 920 | |
marketingkosten | 28 298 | 28 298 | |
productiekosten | 190 415 | 190 415 | |
gebruikersvergoeding RGD | 270 267 | 312 936 | 583 203 |
fictieve verzekeringen | 27 227 | 27 227 | |
afschrijvingskosten | 385 572 | 66 193 | 451 765 |
rentelasten | 17 797 | 14 879 | 32 676 |
subtotaal | 1 646 882 | 417 099 | 2 063 981 |
lump-sum | – 226 890 | 226 890 | 0 |
totaal overige kosten | 1 419 992 | 643 989 | 2 063 981 |
Voor het jaar 2002 wordt er tegenover de kosten opslaghal van € 417 099 een opbrengst opslaghal verwacht van € 656 849.
Ten laste van het begrote resultaat opslaghal ad € 239 750 wordt een bedrag van € 226 890 gebracht, dit bedrag wordt in mindering gebracht op de kosten die gedekt moeten worden door het in rekening brengen van de diverse uurtarieven. Dit heeft een positief effect op de uurtarieven.
Om tot een verkoopprijs te komen wordt de kostprijs van een uurtarief verhoogd met een onzekerheidsmarge.
Deze marge dient enerzijds ter dekking van bij de voorcalculatie niet voorziene verliezen op projecten en anderzijds ten behoeve van ontwikkelingsprojecten op digitaal gebied.
De tariefberekening is als volgt (in € 1):
Tariefgroep | directe loonkosten | indirecte kosten | totale kosten | productie uren | dir. kosten per/uur | ind. kosten per/uur | tot. kosten per/uur | marge | TARIEF | marge in uren |
middel | 2 374 666 | 1 587 300 | 3 961 966 | 93 545 | 25,38 | 16,97 | 42,35 | 1,65 | 44 | 3 500 |
laag | 458 949 | 335 460 | 794 409 | 19 770 | 23,21 | 16,97 | 40,18 | 0,82 | 41 | 395 |
hoog | 137 638 | 55 451 | 193 089 | 3 268 | 42,12 | 16,97 | 59,09 | 8,91 | 68 | 428 |
uitleen | 141 400 | 149 321 | 290 721 | 8 800 | 16,07 | 16,97 | 33,04 | 1,96 | 35 | 494 |
subtotaal | 3 112 653 | 2 127 532 | 5 240 185 | 125 383 | 4 817 | |||||
opslaghal | 643 989 | 643 989 | ||||||||
subtotaal | 3 112 653 | 2 771 521 | 5 884 174 | 125 383 | ||||||
Niet in tarief opgenomen | ||||||||||
gebruikersvergoeding RGD | 424 933 | |||||||||
Totale kosten 2002 | 6 309 107 |
3. ONTWIKKELING EIGEN VERMOGEN
Overzicht vermogensontwikkeling baten-lastendienst CAS (in € 1 000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Eigen vermogen per 1/1 | a | 263 | 446 | 300 | 294 | 425 | 389 | 380 |
* saldo van baten en lasten | b | 183 | 19 | 13 | 144 | 108 | 99 | 97 |
* directe mutaties in het eigen vermogen: | ||||||||
– uitkering aan het moederministerie | c | – 165 | – 19 | – 13 | – 144 | – 108 | – 99 | |
– storting door het moederministerie | d | |||||||
– overige mutaties | e | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | a+b+c+d+e | 446 | 300 | 294 | 425 | 389 | 380 | 378 |
4. MEERJARIGE BEGROTING VAN KASSTROMEN
Kasstroomoverzicht baten-lastendienst CAS (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Rekening-courant RHB 1 januari | 1 215 | 1 291 | 354 | 351 | 247 | 204 | 384 |
2. Kasstroom uit operationele activiteiten | 692 | – 101 | 464 | 478 | 482 | 486 | 489 |
3a. -/- totaal investeringen | – 232 | – 325 | – 181 | – 489 | – 317 | – 139 | – 542 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 232 | – 325 | – 181 | – 489 | – 317 | – 139 | – 542 |
4a. -/- eenmalige uitkeringen aan moederministerie | – 165 | – 19 | – 13 | – 144 | – 108 | – 99 | |
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | |||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | – 384 | – 346 | – 267 | – 80 | – 64 | – 59 | – 58 |
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | |||||||
4. Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | – 384 | – 511 | – 286 | – 93 | – 208 | – 167 | – 157 |
5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 1 291 | 354 | 351 | 247 | 204 | 384 | 174 |
4.1. Toelichting bij het kasstroomoverzicht (in € 1 000)
De afname van het saldo bij de RHB met 1 117 in de periode 2001 tot en met 2006 wordt veroorzaakt door:
– toename liquiditeit als gevolg van de begrote positieve resultaten van 480,
– toename liquiditeit als gevolg van afschrijvingen met 2 405,
– afname werkkapitaal met 587,
– investeringen via rekening-courant voor een bedrag van 1 993,
– afdracht aan het moederministerie van de resultaten, die afdrachten zijn begroot op 548,
– aflossing van de lening bij het ministerie van Financiën met 874, die lening heeft een looptijd van 1 januari 2000 tot en met 31 december 2009.
RAMINGSKENGETALLEN | Eenheid | Realisatie 2000 | 2001 | 2002 |
Tarief laag | Uur in € 1 | 36 | 39 | 41 |
Tarief middel | Uur in € 1 | 43 | 42 | 44 |
Tarief hoog | Uur in € 1 | 59 | 64 | 68 |
Tarief uitleen | Uur in € 1 | 32 | 34 | 35 |
Productieve uren per jaar per persoon | Uren | 1 331 | 1 366 | 1 360 |
Bruto marge projecten | In € 1 000 | – 183 | – 160 | – 217 |
Dekkingsresultaat | In € 1 000 | 175 | 176 | 217 |
Productierealisatie convenanten uren/meters in procenten | Procenten | 62/58 | 70/70 | 80/80 |
Omzet productgroepen | ||||
Archiefbewerking, uitlening en advisering: | ||||
– ministeries en Hoge Colleges, convenantensysteem | In € 1 000 | 4 398 | 4 275 | 4 410 |
– ministeries, niet-convenantensysteem | In € 1 000 | 870 | 830 | |
– derden | In € 1 000 | 408 | 735 | |
– opslag archieven | In € 1 000 | 327 | 487 | 657 |
5.1. Toelichting bij de kengetallen
– Het kengetal bruto-marge geeft weer in hoeverre de kosten van projecten worden gedekt door de opbrengsten van projecten. Door het gebruik van dit kengetal is het mogelijk om inzicht te verschaffen in hoeverre het toegepaste systeem van voorcalculatie voldoet.
– Het kengetal dekkingsresultaat is de resultante van 2 componenten, namelijk budgetresultaat en productieresultaat.
Budgetresultaat geeft de verhouding weer tussen de begrote en gerealiseerde kosten.
Productieresultaat geeft de verhouding weer tussen de begrote en gerealiseerde productieuren.
– Het kengetal productierealisatie convenanten uren/meters in procenten geeft weer in hoeverre de CAS er in slaagt om de meerjarig afgesloten convenanten, tussen CAS en de diverse ministeries en Hoge Colleges, binnen het afgesproken tijdstip af te werken.
IVOP is een baten-lastendienst van BZK. De zorg voor ontwerp, ontwikkeling, bouw en het in bedrijf houden van hoogwaardige informatiesystemen op het gebied van de salaris- en financiële personeelsadministratie zijn de kerntaken van IVOP (Informatievoorziening Overheidspersoneel). Daarbij verzorgt IVOP ook gebruiksgerichte ondersteuning in de vorm van opleidingen, voorlichting en advisering. Zij heeft daartoe materiedeskundigheid en een ruime ervaring.
In de filosofie van IVOP draait het niet alleen om het systeem, maar vooral om de dienstverlening. Dienstverlening bij het vertalen van wensen en eisen van de aangesloten organisaties naar functionaliteit en mogelijkheden van de systemen.
IVOP is de uitvoeringsorganisatie die namens het samenwerkingsverband van 46 deelnemers (onder andere alle ministeries) en voor in totaal circa 75 overheidsorganisaties voor ongeveer 230 000 (semi-) ambtenaren bij Roccade Public de salarisberekening en salarisbetaling laat uitvoeren.
De deelnemers zijn vertegenwoordigd in een Algemene Vergadering van Deelnemers (AVD). IVOP wordt direct aangestuurd door een bestuur dat verantwoording aflegt aan de AVD.
IVOP berekent de kosten sinds 1994 integraal door aan gebruikers van de systemen. Het contract tussen het samenwerkingsverband en Roccade Public inzake beheer, onderhoud en exploitatie van het IPA-salarissysteem loopt af per 1 januari 2003.
Zoals in de voorgaande paragraaf aangegeven draagt IVOP zorg voor ontwerp, ontwikkeling, bouw en het in bedrijf houden van hoogwaardige informatiesystemen op het gebied van de salaris- en financiële personeelsadministratie. Als logisch gevolg van deze taken zijn er in de loop der jaren andere vormen van dienstverlening bij gekomen (opleidingen, voorlichting, advisering en verwerking van individuele opdrachten). Nu de voorbereidingen voor de vervanging van het IPA-Salarissysteem in volle gang zijn, is het noodzakelijk om na te denken over de toekomstige dienstverlening, temeer omdat met de komst van een nieuw salarissysteem de positie van IVOP ten opzichte van haar klanten verandert.
IVOP heeft de ambitie zich in de nabije toekomst als Centrale Beheerorganisatie (CBO) te positioneren als een productonafhankelijke expert en als samenwerkingspartner voor totaaloplossingen, die salaris- en personeelsdiensten verleent gericht op de effectieve ondersteuning van de bedrijfsvoeringsdoelstellingen van haar klanten in de (semi)overheidsmarkt.
De CBO wil zich profileren als partner binnen de (semi)overheid:
– die de personele bedrijfsvoering zodanig ondersteunt dat de eisen die daaraan door de klanten gesteld worden gewaarborgd zijn;
– die toegevoegde waarde heeft door de personele bedrijfsvoering te zien als onderdeel van het geheel van de bedrijfsvoering;
– die door bundeling van krachten de meest voordelige oplossing kan bieden;
– die de managementinformatievraag effectief beantwoordt.
In het jaar 2000 zijn de eerste (voorzichtige) stappen gezet tot het hanteren van het managementmodel zoals ontwikkeld door het Instituut Nederlandse Kwaliteit (INK) als denkraam voor organisatie-aanpassingen en verbeteringen. Het kwaliteitsdenken van IVOP zal gebaseerd worden op het (alomvattende) INK-managementmodel.
De producten kunnen in twee hoofdgroepen worden onderverdeeld:
1. Salarisinformatie;
2. Personeels- en personeel/financiële informatie.
IVOP is volledig verantwoordelijk voor een correcte «inhoud» van de systemen voor de salarisverwerking. De producten op het gebied van salarisverwerking betreffen het onderhoud en beheer van het salarissysteem kern en de standaard interface. Er wordt onderscheid gemaakt tussen een aantal verschillende vormen van onderhoud en beheer, te weten basisonderhoud, centrale regelgeving, individueel onderhoud.
De eerste twee categorieën worden doorberekend op basis van een tarief per individuele arbeidsrelatie (= een dienstbetrekking met een werknemer) (IAR) die een opdrachtgever in een van de systemen geregistreerd heeft. De totale kosten van de onderwerpen in de categorieën basisonderhoud en centrale regelgeving worden per systeem gedeeld door het aantal IAR's van de opdrachtgevers die van het systeem gebruik maken. Zo ontstaat voor die systemen een kostprijs per IAR. Op basis van de berekende kostprijs per IAR wordt – rekening houdend met eventuele tekorten of overschotten uit voorgaande jaren – door de AVD een in meerjarig perspectief kostendekkend tarief per IAR vastgesteld.
Het individueel onderhoud wordt doorberekend op basis van een offerte per aan te passen onderwerp. Wanneer hierbij sprake is van meerdere opdrachtgevers per onderwerp wordt het aantal IAR's als verdeelsleutel voor de door te berekenen bedragen gehanteerd. De kosten van de exploitatie van het salarissysteem worden door Roccade rechtstreeks bij de gebruikers in rekening gebracht. IVOP kan namens de deelnemers afspraken maken over het verrekenen van de exploitatiekosten.
ad. 2. Personeels- en personeel/financiële informatie
De producten van IVOP op het gebied van de personeels- en personeel/financiële informatievoorziening betreffen de ontwikkeling, het onderhoud en beheer van diverse personeels- en personeel/financiële systemen. Ten aanzien van deze informatiesystemen worden twee soorten van onderhoud en beheer gevoerd, te weten basisonderhoud en individueel onderhoud.
Het basisonderhoud wordt doorberekend op basis van een tarief per IAR.
Het individuele onderhoud wordt doorberekend op basis van een offerte per aan te passen onderwerp.
De «meetbaarheid» van de producten van IVOP in termen van input en output is afhankelijk van het heterogene karakter van de producten en diensten van IVOP. De aard en omvang van de werkzaamheden worden immers enerzijds bepaald door de wensen van de deelnemers en anderzijds door de ontwikkelingen in wet- en regelgeving en arbeidsvoorwaarden.
Met betrekking tot (de meetbaarheid van) de producten IVOP is een aantal indicatoren ontwikkeld. Deze indicatoren richtten zich op de kosten per categorie onderhoud en/of beheer van het salarissysteem en van de personeel-financiële systemen. De kosten voor de deelnemers worden uitgedrukt in tarieven per IAR's. Op basis hiervan kan achteraf een beeld worden geschetst van (verbetering van) de doelmatigheid van IVOP.
De totale uitgaven aan het onderhoud en beheer van het salarissysteem worden echter beïnvloed door het aantal onderhoudsopdrachten dat in een bepaald jaar moest worden uitgevoerd. Omdat kostenbeheersing voor de deelnemers aan het samenwerkingsverband een van de belangrijkste doelstellingen is, wordt de effectiviteit van de baten-lastendienst mede beoordeeld aan de hand van de meerjarige ontwikkeling in de totale kosten per systeem.
In onderstaande overzichten is de ontwikkeling van de tarieven per IAR aangegeven (bedragen in €):
Tarieven voor het Salarissysteem | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
Basisonderhoud Salarissysteem Kern | 14,07 | 14,97 | 14,73* | 17,43 | 18,85 | 19,28 |
Basisonderhoud Standaard Interface | 0,99 | 1,13 | 1,49 | 1,49 | 0,47 | 0,70 |
Centrale regelgeving Salarissysteem Kern | 4,76 | 6,35 | 1,24 | 1,06 | 2,90 | 3,10 |
* exclusief het tarief voor het millenniumbestendig maken (€ 22,39)
Tarieven voor de PF/PI systemen | 1996 | 1997 | 1998 | 1999 | 2000 | 2001 |
IBIS | 2,26 | 2,22 | 2,22 | 2,22 | 2,63** | 3,13** |
IBIS-individueel | 1,36 | 1,36 | 1,36 | 1,36 | 1,40 | 1,45 |
Produktie IBIS (Roccade-kosten) | 1,54 | 1,54 | 1,54 | 1,02 | 0 | 0 |
SNIP | 2,04 | 1,95 | 1,95 | 1,95 | 2,38** | 2,97** |
Produktie SNIP | 1,96 | 1,66 | 1,66 | 1,66 | 0 | 0 |
VINK | 0,40 | 0,52 | 0,54 | 0,68 | 1,24** | 0,88** |
Produktie VINK | 0,32 | 0,32 | 0,32 | 0,27 | 0 | 0 |
Journalisering | 0,56 | 0 | 0 | 0,45 | 0,22 | 0 |
CBS | 0,09 | 0,15 | 0,11 | 0,11 | 0,11 | 0 |
** inclusief de produktiekosten
2. BEGROTING VAN BATEN EN LASTEN
Begroting van baten en lasten (in € 1 000) van de baten-lastendienst IVOP | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Baten | |||||||
Omzet moederministerie | 1 221 | 3 643 | 2 992 | 1 982 | 363 | 363 | 363 |
Omzet overige ministeries | 7 687 | 9 842 | 5 559 | 5 378 | 4 481 | 4 481 | 4 481 |
Omzet overigen | 1 685 | 3 839 | 2 768 | 2 723 | 2 450 | 2 450 | 2 450 |
Totaal omzet | 10 593 | 17 324 | 11 319 | 10 083 | 7 295 | 7 295 | 7 295 |
Rentebaten | 87 | 45 | 23 | 23 | 23 | 23 | 23 |
Buitengewone baten | |||||||
Totaal Baten | 10 680 | 17 369 | 11 342 | 10 105 | 7 317 | 7 317 | 7 317 |
Lasten | |||||||
Kostprijs van de omzet | |||||||
Kosten IVOP | 4 077 | 4 700 | 4 311 | 3 857 | 2 950 | 2 950 | 2 950 |
Kosten Extern | 6 117 | 12 307 | 7 167 | 5 703 | 3 857 | 3 857 | 3 857 |
Totaal kostprijs van de omzet | 10 194 | 17 006 | 11 477 | 9 560 | 6 807 | 6 807 | 6 807 |
Dekkingsresultaat | |||||||
Apparaatskosten | |||||||
Personeelskosten | 4 698 | 4 028 | 3 630 | 3 630 | 2 950 | 2 950 | 2 950 |
Materiële kosten | 1 145 | 1 058 | 1 134 | 1 134 | 908 | 908 | 908 |
Afschrijvingskosten | 147 | 156 | 159 | 159 | 159 | 159 | 159 |
Totale apparaatskosten | 5 990 | 5 242 | 4 924 | 4 924 | 4 016 | 4 016 | 4 016 |
Dekking door declarabele uren | 5 958 | 5 242 | 4 924 | 4 924 | 4 016 | 4 016 | 4 016 |
Totaal Dekkingsresultaat | – 32 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Totaal kostprijs van de omzet | 10 226 | 17 006 | 11 477 | 9 560 | 6 807 | 6 807 | 6 807 |
Directe kosten voor opdrachten | 643 | 757 | 726 | 676 | 454 | 454 | 454 |
Afschrijvingskosten systemen | 100 | 79 | 33 | ||||
Dotaties aan voorzieningen | – 120 | – 449 | |||||
Rentelasten | |||||||
Buitengewone lasten | |||||||
Totaal lasten | 10 849 | 17 392 | 12 236 | 10 236 | 7 260 | 7 260 | 7 260 |
Saldo van baten en lasten | – 169 | – 24 | – 894 | – 131 | 57 | 57 | 57 |
2.1. Toelichting bij de begroting van baten en lasten
Sinds 1997 is de indeling van de begroting van baten en lasten aangepast aan de opzet en indeling zoals die in het Jaarverslag van IVOP wordt gehanteerd. Dit Jaarverslag wordt aan de AVD ter goedkeuring voorgelegd. Op deze wijze wordt bewerkstelligd dat in alle vormen van financiële rapportage en verslaglegging, die door IVOP wordt vervaardigd, een eenduidige indeling en begripsbepaling wordt gehanteerd.
In deze begroting wordt opnieuw dezelfde systematiek gevolgd (die aansluit op de VBTB-stijl). Derhalve wordt in de resultatenrekening voor het jaar 2001 gebruik gemaakt van de cijfers zoals die in het jaarplan 2001 staan vermeld.
Op basis van de thans ter beschikking staande gegevens dient IVOP er rekening mee te houden dat de omzet na het aflopen van het huidige contract met Roccade substantieel zal dalen. Daarmee is in deze begroting rekening gehouden. Zowel de baten als de lasten zijn vanaf 2004 ongeveer 20% lager geraamd.
IVOP berekent de kosten door aan de deelnemers en werkt derhalve kostendekkend. De omzet van IVOP is niet alleen bij BZK, maar bij alle ministeries terug te vinden op de begrotingen. Enerzijds betreft het de kosten die ministeries (en dus ook BZK) jaarlijks moeten betalen aan IVOP voor het uitvoeren van een deel van de salarisadministratie. Voor BZK betreft het € 186 504 per jaar. De kosten voor BZK worden verantwoord op operationeel doel 12.1. Overigens draagt BZK bij aan de kosten van de overige ministeries ad € 2,087 mln. Deze bijdrage wordt verantwoord op operationeel doel 10.1.
Anderzijds levert het IVOP op verzoek van klanten en deelnemers diensten en producten. Voor BZK betreft het bijvoorbeeld gegevens voor de Trendnota Arbeidszaken Overheid. De kosten voor deze producten en diensten worden op de betrokken begrotingen geraamd onder de programma-uitgaven en zijn als zodanig niet direct te herleiden. Voor BZK zijn de kosten opgenomen onder artikelonderdelen 10.2 en 11.4.
Bij de raming van de omzet 2002 is er van uitgegaan dat de tarieven zodanig zullen worden vastgesteld dat er sprake zal zijn van dekking van de totale kosten. De tarieven voor 2002 zullen eind 2001 door de AVD worden vastgesteld. Hierbij is het uitgangspunt dat de tarieven in meerjarig perspectief gezien kostendekkend zullen zijn.
De baten in de jaren 2000 tot en met 2002 zijn inclusief de door te berekenen kosten van de aanpassingen in verband met de Euro. De baten in de jaren 2000 tot en met 2003 worden beïnvloed door de door te berekenen kosten verbonden aan het aanbestedingstraject voor de vervanging van het IPA-Salarissysteem en de kosten van de overgang naar een nieuwe organisatie (CBO).
Kosten IVOP:
Deze post is de som van de direct aan de opdrachten toe te wijzen kosten van IVOP. De IVOP-kosten zijn opgebouwd uit het aantal uren per type activiteit vermenigvuldigd met de kostprijs per uur.
De raming van de externe kosten is in 2002 aanzienlijk lager dan in 2001. Dit komt door de incidenteel hogere kosten in 2001 als gevolg van de invoering van de Euro en de overgang naar de nieuwe CBO.
De geraamde personeelskosten zijn gebaseerd op de veronderstelde benodigde capaciteit voor het jaar 2002.
Onder deze post zijn alle reguliere materiële kosten van IVOP opgenomen voor het jaar 2002.
Onder deze post zijn de afschrijvingen op de bedrijfsmiddelen van IVOP opgenomen.
Nadat in 1998 sprake is geweest van een inhaalafschrijving op de hardware, is er vanaf 1999 sprake van een gelijkmatig vervangingsregime. Hierdoor zijn de schommelingen in de afschrijvingskosten genivelleerd.
Afschrijvingskosten (bedragen in € 1 000) | |||||||
Omschrijving | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Salarissysteem | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
PF/PI systemen | 100,28 | 78,50 | 32,67 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Hardware | 88,03 | 95,29 | 95,29 | 95,29 | 95,29 | 95,29 | 95,29 |
Software | 29,94 | 31,76 | 31,76 | 31,76 | 31,76 | 31,76 | 31,76 |
Inventaris | 16,78 | 18,15 | 18,15 | 18,15 | 18,15 | 18,15 | 18,15 |
Kantoorapparatuur | 12,70 | 13,61 | 13,61 | 13,61 | 13,61 | 13,61 | 13,61 |
Directe kosten voor opdrachten
Hieronder zijn begrepen de bestuurs- en controlekosten. Dit zijn de kosten IVOP t.b.v. de ondersteuning van het bestuur en de Algemene vergadering van Deelnemers alsmede de kosten van de EDP-auditpool.
De afschrijvingskosten hebben uitsluitend betrekking op de PF/PI-systemen.
Bij de oprichting van de baten-lastendienst is een aantal voorzieningen gecreëerd voor ramingsverschillen, assurantie eigen risico en dubieuze debiteuren; later kwam daar de voorziening Staat-Raet nog bij. Omdat vaststaat dat het onderhoud en beheer van de systemen door IVOP binnen afzienbare tijd zal worden stopgezet (2003) en er in het verleden slechts een beperkt beroep op de voorzieningen is gedaan besloten de voorzieningen terug te brengen naar nihil. Deze versnelde afbouw van de reservepositie is van invloed op de tariefstelling voor 2002 (de afbouw van de reserve wordt opgenomen in de tarieven).
2.1.3. Saldo van Baten en Lasten
Het geprognosticeerde negatieve resultaat in 2002 wordt ten laste van de algemene reserve gebracht. Op een negatief resultaat wordt in 2002 bewust gestuurd vanwege het noodzakelijk afromen van het eigen vermogen.
3. ONTWIKKELING EIGEN VERMOGEN
Overzicht vermogensontwikkeling baten-lastendienst IVOP (in € 1 000) | ||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||
Eigen vermogen per 1/1 | a | 1 219 | 1 050 | 1 026 | 132 | 1 | 58 | 115 |
* saldo van baten en lasten | b | – 169 | – 24 | – 894 | – 131 | 57 | 57 | 57 |
* directe mutaties in het eigen vermogen: | ||||||||
– uitkering aan moederministerie | c | |||||||
– storting door moederministerie | d | |||||||
– overige mutaties | e | |||||||
Eigen vermogen per 31/12 | a+b+c+d+e | 1 050 | 1 026 | 132 | 1 | 58 | 115 | 172 |
Het geprognosticeerde negatieve resultaat in 2002 wordt ten laste van de algemene reserve gebracht. Op een negatief resultaat wordt in 2002 bewust gestuurd vanwege het noodzakelijk afromen van het eigen vermogen.
De Regeling Vermogensvoorschriften Agentschappen 2000 stelt dat een baten-lastendienst na 1 januari 2000 nog slechts is toegestaan om eigen vermogen tot een bedrag van 5% van de gemiddelde jaaromzet over de afgelopen 3 jaar aan te houden. In geval van IVOP is een aparte afspraak gemaakt, waarin Financiën toestemming geeft om het te veel aan eigen vermogen niet af te romen via het specifieke beeld, maar te laten terugvloeien naar de deelnemers in de vorm van een tijdelijke verlaging van de tarieven. In geval van IVOP geschiedt deze verlaging van de reservepositie door de huidige systematiek van meerjarig kostendekkende tarieven te handhaven.
4. MEERJARIGE BEGROTING VAN KASSTROMEN
Kasstroomoverzicht baten-lastendienst IVOP (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Rekening-courant RHB 1 januari | 2 116 | 4 530 | 4 133 | 3 271 | 3 140 | 3 196 | 3 253 |
2. Kasstroom uit operationele activiteiten | 2 630 | – 239 | – 703 | 28 | 216 | 216 | 216 |
3a. -/- totaal investeringen | – 216 | – 159 | – 159 | – 159 | – 159 | – 159 | – 159 |
3b. +/+ totaal boekwaarde desinvesteringen | |||||||
3. Kasstroom uit investeringsactiviteiten | – 216 | – 159 | – 159 | – 159 | – 159 | – 159 | – 159 |
4a. -/- eenmalige uitkeringen aan moederministerie | – 671 | ||||||
4b. +/+ eenmalige storting door moederministerie | 671 | ||||||
4c. -/- aflossingen op leningen | |||||||
4d. +/+ beroep op leenfaciliteit | |||||||
4. Netto kasstroom uit financieringsactiviteiten | |||||||
5. Rekening-courant RHB 31 december (=1+2+3+4) | 4 530 | 4 133 | 3 271 | 3 140 | 3 196 | 3 253 | 3 310 |
Zie 1.1.
Opbouw verplichtingen (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal begroting | 2000 | 2001* | 2002* | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 3 902 810 | 3 865 486 | 3 929 196 | 3 894 299 | 3 881 987 | ||
Nota van wijziging 2001 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 566 569 | 364 111 | 363 896 | 491 095 | 476 704 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 4 080 636 | 4 479 362 | 4 239 580 | 4 303 075 | 4 395 377 | 4 368 674 | 4 392 330 |
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal begroting | 2000* | 2001* | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 3 895 886 | 3 946 009 | 3 948 486 | 3 960 594 | 3 948 403 | ||
Nota van wijziging 2001 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 515 813 | 533 455 | 576 690 | 463 999 | 441 236 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 4 061 685 | 4 421 682 | 4 489 447 | 4 535 159 | 4 434 576 | 4 399 622 | 4 423 278 |
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Totaal begroting | 2000* | 2001* | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 228 526 | 216 538 | 212 905 | 216 084 | 220 678 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 8 821 | 2 002 | |||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 694 869 | 237 347 | 218 540 | 212 905 | 216 084 | 220 678 | 219 858 |
*Exclusief het deel van het apparaatsbudget DGCZK dat met ingang van de ontwerp-begroting 2002 wordt geraamd op de begroting van Koninkrijksrelaties (IV): | |||||||
– Verplichtingen | 7 445 | 6 655 | |||||
– Uitgaven | 7 320 | 6 655 | |||||
– Ontvangsten | 430 | 337 |
Beleidsartikel 1: Grondwet en democratie
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
1: Grondwet en democratie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 3 347 | 3 166 | 2 971 | 2 972 | 2 974 | ||
1.1: apparaat | 3 347 | 3 166 | 2 971 | 2 972 | 2 974 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 2 180 | 3 189 | 1 031 | 17 | 425 | ||
1.1: apparaat | 2 180 | 3 189 | 1 031 | 17 | 425 | ||
a) voorlichting verkiezingen | 363 | 2 224 | 635 | 363 | |||
b) juridische functie (reallocatie van 12.1) | 1 330 | 409 | |||||
c) digidoc (reallocatie naar 12.1) | – 180 | – 126 | – 96 | – 97 | |||
d) Antilliaanse jongeren coördinatie (overboeking naar Koninkrijksrelaties) | – 304 | ||||||
e) verkiezingen (reallocatie van 12.1) | 45 | ||||||
f) loonbijstelling tranche 2001 | 122 | 119 | 113 | 113 | 114 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 3 925(4 043) | 5 527 | 6 355 | 4 002 | 2 989 | 3 399 | 5 393 |
1. b) Een verhoging van de raming in verband met versterking van de juridische functie.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
1: Grondwet en democratie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 1 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Opbouw verplichtingen (in € 1 000) | |||||||
2: Politie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 3 147 207 | 3 144 161 | 3 214 559 | 3 222 013 | 3 247 433 | ||
2.1: apparaat | 10 487 | 10 479 | 10 456 | 10 463 | 10 467 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 2 556 371 | 2 576 848 | 2 632 571 | 2 634 693 | 2 652 164 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 266 790 | 266 346 | 276 299 | 277 341 | 278 479 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 25 117 | 12 567 | 14 206 | 14 869 | 14 869 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 288 442 | 277 921 | 281 027 | 284 647 | 291 454 | ||
Nota van wijziging 2001: | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 397 469 | 168 419 | 196 328 | 292 918 | 280 922 | ||
2.1: apparaat | 1 243 | 223 | 412 | 476 | 480 | ||
a) vbtb correctie (reallocatie naar 2.2) | |||||||
b) digidoc (reallocatie naar 12.1) | – 521 | – 373 | – 283 | – 285 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 635 | 705 | 754 | 734 | 744 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 73 | 39 | 31 | 25 | 21 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 158 510 | 78 444 | 69 536 | 139 195 | 127 236 | ||
a) capaciteitsvergroting politie | 120 706 | 120 706 | 120 706 | 120 706 | |||
b) CAO politie | 19 059 | 19 513 | 19 513 | 19 513 | |||
c) Abp meevaller politie | – 9 983 | – 9 983 | – 9 983 | – 9 983 | |||
d) overige uitgaven regionale politie | – 4 538 | – 2 269 | |||||
e) omslagstelsel financiële knelpunten korpsen | – 4 538 | – 7 260 | – 9 529 | – 9 529 | |||
f) technische bijstelling | – 116 656 | – 97 842 | 4 694 | – 7 957 | |||
g) diverse reallocaties naar 2.4 | – 22 727 | – 44 055 | – 64 478 | – 64 479 | |||
h) ICT-reeks (reallocatie naar 4.3) | – 10 891 | – 18 605 | – 27 681 | – 30 858 | |||
i) vbtb correctie (reallocatie van 2.1) | |||||||
j) drugsnota (reallocatie van 2.4) | 6 807 | 6 807 | 6 807 | 6 807 | |||
k) asiel politie | 3 721 | 3 358 | – 1 180 | ||||
l) diverse reallocaties naar 2.5 | – 10 119 | – 8 985 | – 8 985 | – 8 985 | |||
m) diverse reallocaties naar 2.3 | – 18 283 | – 18 315 | – 18 554 | – 18 736 | |||
n) terugbetaling WAS (reallocatie van 3.3) | 726 | ||||||
o) platslaan AFUP | 2 632 | ||||||
p) loonbijstelling tranche 2001 | 100 862 | 104 171 | 105 412 | 106 907 | 107 590 | ||
q) prijsbijstelling tranche 2001 | 21 321 | 20 989 | 21 054 | 20 958 | 20 515 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 26 019 | 62 865 | 46 883 | 47 078 | 46 736 | ||
a) technische bijstelling | 20 624 | 1 236 | 832 | 450 | |||
b) internationale civiele politie-operaties | 2 042 | 2 042 | 2 042 | 2 042 | |||
c) Klpd | 6 780 | 6 326 | 6 099 | 5 872 | |||
d) XTC | 1 089 | 1 951 | 1 951 | 1 951 | |||
e) financiering werktijdverlenging Klpd (reallocatie van 2.2) | 6 625 | 6 625 | 6 625 | 6 625 | |||
f) intensivering bestrijding XTC (reallocatie van 2.2) | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 | |||
g) financiering LRT (reallocatie van 2.2) | 771 | 771 | 771 | 771 | |||
h) loonbijstelling (overboeking van Justitie) | 3 402 | 3 402 | 3 402 | 3 402 | |||
i) diverse reallocaties naar 2.4 | – 2 885 | – 2 726 | – 2 612 | – 2 612 | |||
j) USD (reallocatie van 2.2) | 1 983 | 1 985 | 1 995 | 2 003 | |||
k) prijsbijstelling (overboeking van Justitie) | 1 738 | 1 762 | 1 783 | 1 783 | |||
l) Klpd (reallocatie van 2.2) | 1 075 | 1 075 | 1 075 | 1 075 | |||
m) GROT's (reallocatie van 2.2) | 745 | 749 | 765 | 765 | |||
n) bovenregio (reallocatie van 2.2) | 694 | 720 | 763 | 928 | |||
o) NCIPS (reallocatie van 2.2) | 623 | 623 | 627 | 629 | |||
p) ambassaderaden (reallocatie van 2.2) | 454 | 454 | 454 | 454 | |||
q) expertisecentrum opsp.met (reallocatie naar 2.5) | – 408 | – 408 | |||||
r) SAFIR (overboeking van Justitie) | 400 | 400 | 400 | 400 | |||
s) KabNA (reallocatie van 2.2) | 268 | 268 | 268 | 268 | |||
t) servicekosten RGD (reallocatie van 12.1) | 112 | 112 | 112 | 112 | |||
u) Klpd (reallocatie van 2.2) | 53 | 53 | 53 | 53 | |||
v) fraudeteams (reallocatie van 2.4) | 18 | 26 | 26 | 26 | |||
w) LSOP (reallocatie van 2.5) | 15 | 15 | 15 | 15 | |||
x) cie Oosting route 112 | 2 723 | 2 723 | 2 723 | ||||
y) RA tranche (reallocatie van 2.2) | 166 | 173 | |||||
z) loonbijstelling tranche 2001 | 8 290 | 8 346 | 8 355 | 8 360 | 8 428 | ||
aa) prijsbijstelling tranche 2001 | 6 085 | 3 309 | 3 352 | 3 391 | 3 408 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 101 287 | – 16 699 | 40 844 | 60 301 | 60 340 | ||
a) vermogensdotatie (reallocatie van 2.2) | |||||||
b) versnelling bijdrage regionale korpsen | – 39 116 | ||||||
c) jeugd (reallocatie van 2.2) | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | |||
d) prestatiebekostiging (reallocatie van 2.2) | 10 891 | 32 218 | 52 639 | 52 639 | |||
e) drugsnota (reallocatie naar 2.2) | – 6 807 | – 6 807 | – 6 807 | – 6 807 | |||
f) integraal veiligheidsbeleid (reallocatie naar 4.2) | – 3 618 | – 3 210 | – 3 073 | – 3 073 | |||
g) technische bijstelling | 3 559 | 1 319 | 331 | 320 | |||
h) onderzoek (reallocatie van 2.3) | 2 468 | 2 309 | 2 195 | 2 195 | |||
i) Pepperspray/kledingpakket | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | |||
j) DNA | 1 361 | 454 | 454 | 454 | |||
k) subsidies (reallocatie van 2.3) | 417 | 417 | 417 | 417 | |||
l) CIV (reallocatie van 2.2) | 363 | 364 | 366 | 367 | |||
m) subsidies (reallocatie van 2.5) | 182 | 182 | 182 | 182 | |||
n) diverse reallocaties naar 2.5 | – 34 | – 34 | – 40 | ||||
o) bestrijding voetbalvandalisme (reallocatie van 2.2) | 113 | 113 | 113 | 113 | |||
p) fraudeteams (reallocatie naar 2.3) | – 18 | – 26 | – 26 | – 26 | |||
q) landsadvocaat (reallocatie van 2.2) | 11 | 11 | 11 | 11 | |||
r) wetgevingsplanningssysteem (reallocatie van 2.2) | 4 | 4 | 4 | 4 | |||
s) loonbijstelling tranche 2001 | 624 | 365 | 370 | 375 | 384 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 110 410 | 43 586 | 38 653 | 45 868 | 46 130 | ||
a) politie-onderwijs | 22 690 | 20 421 | 27 227 | 27 227 | |||
b) werving (reallocatie van 2.2) | 3 403 | 2 269 | 2 269 | 2 269 | |||
c) onderzoeksprogramma (reallocatie van 2.2) | 2 269 | 2 269 | 2 269 | 2 269 | |||
d) financiering werktijdverlenging LSOP (reallocatie van 2.2) | 2 904 | 2 904 | 2 904 | 2 904 | |||
e) internationaal politie-onderwijs (reallocatie van 2.2) | 817 | 817 | 817 | 817 | |||
f) landelijke voorlichting (reallocatie van 2.2) | 726 | 726 | 726 | 726 | |||
g) expertisecentrum opsp.met (reallocatie van 2.3) | 408 | 408 | |||||
h) subsidies (reallocatie naar 2.4) | – 182 | – 182 | – 182 | – 182 | |||
i) technische bijstelling | – 182 | – 885 | – 89 | ||||
j) coredatapol (reallocatie van 2.4) | |||||||
k) ned pol (reallocatie van 2.4) | 34 | 34 | 40 | ||||
l) LSOP (reallocatie naar 2.3) | – 15 | – 15 | – 15 | – 15 | |||
m) loonbijstelling tranche 2001 Arbeid en Zorg (reallocatie van 13.1) | 1 691 | 1 729 | 1 723 | 1 728 | 1 728 | ||
n) loonbijstelling tranche 2001 Spaarloon (reallocatie van 13.1) | 1 612 | 1 612 | 1 612 | 1 612 | 1 612 | ||
o) loonbijstelling tranche 2001 REA (reallocatie van 13.1) | 2 671 | 2 671 | 2 671 | 2 671 | 2 671 | ||
p) loonbijstelling tranche 2001 | 3 912 | 4 238 | 3 557 | 3 567 | 3 780 | ||
q) prijsbijstelling tranche 2001 | 441 | 464 | 324 | 324 | 324 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 3 220 205 | 3 554 659 | 3 322 563 | 3 420 870 | 3 524 914 | 3 538 338 | 3 563 296 |
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
2: Politie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 3 076 215 | 3 140 248 | 3 159 842 | 3 198 446 | 3 223 866 | ||
2.1: apparaat | 19 275 | 21 032 | 22 859 | 21 958 | 21 963 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 2 460 667 | 2 533 364 | 2 564 341 | 2 599 184 | 2 616 654 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 277 930 | 275 637 | 276 617 | 277 545 | 278 683 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 28 055 | 14 938 | 14 998 | 15 112 | 15 112 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 290 288 | 295 277 | 281 027 | 284 647 | 291 454 | ||
Nota van wijziging 2001: | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | 9 983 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 292 259 | 261 074 | 292 500 | 287 150 | 288 109 | ||
2.1: apparaat | 1 243 | – 10 278 | – 11 991 | – 11 019 | – 11 015 | ||
a) vbtb correctie (reallocatie naar 2.2) | – 10 501 | – 12 403 | – 11 495 | – 11 495 | |||
b) digidoc (reallocatie naar 12.1) | – 521 | – 373 | – 283 | – 285 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 635 | 705 | 754 | 734 | 744 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 73 | 39 | 31 | 25 | 21 | ||
2.2: politie op regionaal niveau | 156 113 | 166 464 | 179 781 | 145 996 | 146 688 | ||
a) capaciteitsvergroting politie | 120 706 | 120 706 | 120 706 | 120 706 | |||
b) CAO politie | 19 059 | 19 513 | 19 513 | 19 513 | |||
c) Abp meevaller politie | – 9 983 | – 9 983 | – 9 983 | – 9 983 | |||
d) overige uitgaven regionale politie | – 4 538 | – 2 269 | |||||
e) omslagstelsel financiële knelpunten korpsen | – 4 538 | – 7 260 | – 9 529 | – 9 529 | |||
f) technische bijstelling | |||||||
g) diverse reallocaties naar 2.4 | – 61 864 | – 44 055 | – 64 478 | – 64 479 | |||
h) ICT-reeks (reallocatie naar 4.3) | – 10 891 | – 18 605 | – 27 681 | – 30 858 | |||
i) vbtb correctie (reallocatie van 2.1) | 10 501 | 12 403 | 11 495 | 11 495 | |||
j) drugsnota (reallocatie van 2.4) | 6 807 | 6 807 | 6 807 | 6 807 | |||
k) asiel politie | 3 721 | 3 358 | – 1 180 | ||||
l) diverse reallocaties naar 2.5 | – 10 119 | – 8 985 | – 8 985 | – 8 985 | |||
m) diverse reallocaties naar 2.3 | – 18 283 | – 18 315 | – 18 554 | – 18 736 | |||
n) terugbetaling WAS (reallocatie van 3.3) | 726 | ||||||
o) platslaan AFUP | 2 632 | ||||||
p) loonbijstelling tranche 2001 | 100 862 | 104 171 | 105 412 | 106 907 | 107 590 | ||
q) prijsbijstelling tranche 2001 | 21 321 | 20 989 | 21 054 | 20 958 | 20 515 | ||
2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | 26 019 | 42 241 | 45 647 | 46 246 | 46 286 | ||
a) technische bijstelling | |||||||
b) internationale civiele politie-operaties | 2 042 | 2 042 | 2 042 | 2 042 | |||
c) Klpd | 6 780 | 6 326 | 6 099 | 5 872 | |||
d) XTC | 1 089 | 1 951 | 1 951 | 1 951 | |||
e) financiering werktijdverlenging Klpd (reallocatie van 2.2) | 6 625 | 6 625 | 6 625 | 6 625 | |||
f) intensivering bestrijding XTC (reallocatie van 2.2) | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 | |||
g) financiering LRT (reallocatie van 2.2) | 771 | 771 | 771 | 771 | |||
h) loonbijstelling (overboeking van Justitie) | 3 402 | 3 402 | 3 402 | 3 402 | |||
i) diverse reallocaties naar 2.4 | – 2 885 | – 2 726 | – 2 612 | – 2 612 | |||
j) USD (reallocatie van 2.2) | 1 983 | 1 985 | 1 995 | 2 003 | |||
k) prijsbijstelling (overboeking van Justitie) | 1 738 | 1 762 | 1 783 | 1 783 | |||
l) Klpd (reallocatie van 2.2) | 1 075 | 1 075 | 1 075 | 1 075 | |||
m) GROT's (reallocatie van 2.2) | 745 | 749 | 765 | 765 | |||
n) bovenregio (reallocatie van 2.2) | 694 | 720 | 763 | 928 | |||
o) NCIPS (reallocatie van 2.2) | 623 | 623 | 627 | 629 | |||
p) ambassaderaden (reallocatie van 2.2) | 454 | 454 | 454 | 454 | |||
q) expertisecentrum opsp.met (reallocatie naar 2.5) | – 408 | – 408 | |||||
r) SAFIR (overboeking van Justitie) | 400 | 400 | 400 | 400 | |||
s) KabNA (reallocatie van 2.2) | 268 | 268 | 268 | 268 | |||
t) servicekosten RGD (reallocatie van 12.1) | 112 | 112 | 112 | 112 | |||
u) Klpd (reallocatie van 2.2) | 53 | 53 | 53 | 53 | |||
v) fraudeteams (reallocatie van 2.4) | 18 | 26 | 26 | 26 | |||
w) LSOP (reallocatie van 2.5) | 15 | 15 | 15 | 15 | |||
x) cie Oosting route 112 | 2 723 | 2 723 | 2 723 | ||||
y) RA tranche (reallocatie van 2.2) | 166 | 173 | |||||
z) loonbijstelling tranche 2001 | 8 290 | 8 346 | 8 355 | 8 360 | 8 428 | ||
aa) prijsbijstelling tranche 2001 | 6 085 | 3 309 | 3 352 | 3 391 | 3 408 | ||
2.4: prestatievermogen van de politie | 56 319 | 18 743 | 39 525 | 59 970 | 60 020 | ||
a) vermogensdotatie (reallocatie van 2.2) | 39 137 | ||||||
b) versnelling bijdrage regionale korpsen | – 39 116 | ||||||
c) jeugd (reallocatie van 2.2) | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | |||
d) prestatiebekostiging (reallocatie van 2.2) | 10 891 | 32 218 | 52 639 | 52 639 | |||
e) drugsnota (reallocatie naar 2.2) | – 6 807 | – 6 807 | – 6 807 | – 6 807 | |||
f) integraal veiligheidsbeleid (reallocatie naar 4.2) | – 3 618 | – 3 210 | – 3 073 | – 3 073 | |||
g) technische bijstelling | |||||||
h) onderzoek (reallocatie van 2.3) | 2 468 | 2 309 | 2 195 | 2 195 | |||
i) Pepperspray/kledingpakket | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | |||
j) DNA | 1 361 | 454 | 454 | 454 | |||
k) subsidies (reallocatie van 2.3) | 417 | 417 | 417 | 417 | |||
l) CIV (reallocatie van 2.2) | 363 | 364 | 366 | 367 | |||
m) subsidies (reallocatie van 2.5) | 182 | 182 | 182 | 182 | |||
n) diverse reallocaties naar 2.5 | – 170 | – 34 | – 40 | ||||
o) bestrijding voetbalvandalisme (reallocatie van 2.2) | 113 | 113 | 113 | 113 | |||
p) fraudeteams (reallocatie naar 2.3) | – 18 | – 26 | – 26 | – 26 | |||
q) landsadvocaat (reallocatie van 2.2) | 11 | 11 | 11 | 11 | |||
r) wetgevingsplanningssysteem (reallocatie van 2.2) | 4 | 4 | 4 | 4 | |||
s) loonbijstelling tranche 2001 | 624 | 365 | 370 | 375 | 384 | ||
2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | 52 565 | 43 904 | 39 538 | 45 957 | 46 130 | ||
a) politie-onderwijs | 22 690 | 20 421 | 27 227 | 27 227 | |||
b) werving (reallocatie van 2.2) | 3 403 | 2 269 | 2 269 | 2 269 | |||
c) onderzoeksprogramma (reallocatie van 2.2) | 2 269 | 2 269 | 2 269 | 2 269 | |||
d) financiering werktijdverlenging LSOP (reallocatie van 2.2) | 2 904 | 2 904 | 2 904 | 2 904 | |||
e) internationaal politie-onderwijs (reallocatie van 2.2) | 817 | 817 | 817 | 817 | |||
f) landelijke voorlichting (reallocatie van 2.2) | 726 | 726 | 726 | 726 | |||
g) expertisecentrum opsp.met (reallocatie van 2.3) | 408 | 408 | |||||
h) subsidies (reallocatie naar 2.4) | – 182 | – 182 | – 182 | – 182 | |||
i) technische bijstelling | |||||||
j) coredatapol (reallocatie van 2.4) | 136 | ||||||
k) ned pol (reallocatie van 2.4) | 34 | 34 | 40 | ||||
l) LSOP (reallocatie naar 2.3) | – 15 | – 15 | – 15 | – 15 | |||
m) loonbijstelling tranche 2001 Arbeid en Zorg (reallocatie van 13.1) | 1 691 | 1 729 | 1 723 | 1 728 | 1 728 | ||
n) loonbijstelling tranche 2001 Spaarloon (reallocatie van 13.1) | 1 612 | 1 612 | 1 612 | 1 612 | 1 612 | ||
o) loonbijstelling tranche 2001 REA (reallocatie van 13.1) | 2 671 | 2 671 | 2 671 | 2 671 | 2 671 | ||
p) loonbijstelling tranche 2001 | 3 912 | 4 238 | 3 557 | 3 567 | 3 780 | ||
q) prijsbijstelling tranche 2001 | 441 | 464 | 324 | 324 | 324 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 3 075 694 | 3 378 457 | 3 411 305 | 3 462 325 | 3 495 579 | 3 521 958 | 3 546 916 |
1. a) Een verlaging van de raming in verband met een correctie op de omzetting begroting oude stijl naar begroting in VBTB stijl.
2. a) Een verhoging van de raming voor capaciteitsvergroting politie. Het Kabinet wenst meer Veiligheid door het realiseren van extra politiecapaciteit. Deze capaciteitsuitbreiding wordt bereikt via een aantal maatregelen. In de eerste plaats door een ruimere beschikbaarheid van de politie, te realiseren door een uitbreiding van de gemiddelde werktijd (bij een volledig dienstverband) van 36 naar 38 uur per week mogelijk te maken. In de onlangs afgeronde CAO-politie voor de jaren 2001–2003 is hieromtrent afgesproken dat deze maatregel met ingang van 1 juli 2001 zal worden ingevoerd. In de tweede plaats zal extra sterkte worden gerealiseerd doordat de bekostigingssystematiek van de politieregio's wordt aangepast voor een aantal factoren die verband houden met extra werkdruk die voortvloeit uit een aantal regiospecifieke omstandigheden, zoals aanwezigheid van landsgrenzen, binnenwater en de geografische positie van de Waddeneilanden. Daarmee wordt tevens bereikt dat voor de korpsen Limburg-Zuid en Gooi- en Vechtstreek de effecten voortvloeiend uit de vorig jaar vastgestelde nieuwe bekostigingssystematiek, worden genivelleerd. Tenslotte wordt er extra sterkte gerealiseerd door een intensivering van de bestrijding van de productie van en handel in synthetische drugs. De maatregelen daartoe zijn beschreven in de Kabinetsnota «Samenspannen tegen XTC». Voor de politie gaat het dan met name om algehele versterking van de handhavingsfunctie.
2.b-e) Een verhoging van de raming voor arbeidsmarktknelpunten. Uit de analyse van het rapport «Investeren in mensen en kwaliteit» zijn voor de sector Politie een aantal specifieke arbeidsmarktknelpunten gesignaleerd. In het CAO-akkoord van april 2001 zijn hierover afspraken gemaakt. Dekking van de uitgaven vindt plaats door de Abp meevaller, overige uitgaven regionale politie en omslagstelsel financiële knelpunten.
2. g) Reallocaties naar artikelonderdeel 2.4:
– in verband met een correctie op de omzetting begroting oude stijl naar begroting in VBTB stijl (€ 11,345 mln structureel);
– voortvloeiende uit het advies van de STIMP, voor de financiering van de vermogensdotatie in het kader van het bewerkstelligen van een meer gelijkwaardige financiële positie van de regionale politiekorpsen (€ 39,137 mln in 2002). Het betreft hier een correctie op de omzetting begroting oude stijl naar begroting in VBTB-stijl;
– ter financiering van het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme (CIV) bij het Korps Utrecht (€ 0,363 mln in 2002, € 0,364 mln in 2003, € 0,366 mln in 2004 en € 0,367 mln in 2005);
– voor de financiering van prestatiefinanciering (€ 10,891 mln in 2002, € 32,218 mln in 2003, € 52,639 mln in 2004 en 2005) ten behoeve van financiering bestrijding voetbalvandalisme, onderhoud wetgevingsplanningssysteem en landsadvocaatkosten (€ 0,128 mln structureel).
2. h) Reallocatie naar artikel 4.3 ter financiering van het Masterplan voor de inhaalslag ICT bij de Politie (€ 10,891 mln in 2002, € 18,065 mln in 2003, € 27,681 mln in 2004 en € 30,858 mln in 2005).
2. i) Een verhoging van de raming met € 10,501 mln in 2002, € 12,403 mln in 2003, € 11,495 mln in 2004 en 2005 in verband met een correctie op de omzetting begroting oude stijl naar begroting in VBTB stijl.
2. j) Een verhoging van de raming met € 6,807 mln structureel van de middelen ter bestrijding van drugsoverlast.
2. k) Een aanpassing van de raming in verband met de politie-inzet bij asielzoekerscentra.
2. l) Reallocaties naar artikelonderdeel 2.5:
– ter uitvoering van het onderzoeksprogramma en subsidie aan Commissie Politie en Wetenschap (€ 2,269 mln structureel);
– ter financiering van internationaal politie-onderwijs (€ 0,817 mln structureel);
– in verband met de financiering van landelijke voorlichtings- en wervingsactiviteiten door het LSOP (€ 4,129 mln in 2002, € 2,269 mln structureel vanaf 2003).
2. m) Diverse reallocaties naar artikelonderdeel 2.3:
– ter financiering van het Nederlands Centrum voor Internationale Politiesamenwerking (NCIPS) (€ 0,623 mln in 2002 en in 2003, € 0,627 mln in 2004 en € 0,629 mln in 2005);
– ter financiering van de Grensoverschrijdende Observatieteams (GROT's) (€ 0,745 mln in 2002, € 0,749 mln in 2003, € 0,765 mln in 2004 en 2005);
– de structurele financiering GBA-VAS bij het Klpd (€ 0,053 mln structureel);
– voor de financiering van de Unit Synthetische Drugs (in het kader van STIMP) (€ 1,983 mln in 2002, € 1,985 mln in 2003, € 1,995 mln in 2004 en € 2,003 mln in 2005);
– ter compensatie van de effecten van de CAO 1999–2000 voor het Klpd (€ 1,075 mln structureel);
– onder andere de toedeling van de loonbijstelling 2000, ten behoeve van de financiering van de bovenregionale teams (€ 0,694 mln in 2002, € 0,720 mln in 2003, € 0,929 mln in 2004 en € 1,101 mln in 2005);
– ter financiering van de Ambassaderaden en KabNA (€ 0,722 mln structureel).
2. n) Een verhoging van de raming ten behoeve van de terugbetaling van de voorfinanciering verdichting WAS.
3. b) Een verhoging van de raming in verband met een bijdrage van BuiZa voor politie-inzet bij internationale vredesmissies, zoals gemeld in de brief van 27 oktober 2000 aan de Tweede Kamer (kamerstukken II, 2000/2001, 27 476, nr. 1).
3. c) Betreft correctie voor het ongedaan maken van de afboeking van € 2,269 mln gedurende de periode 2001–2007 (per saldo € 15,9 mln efficiencyvoordelen, ontwerp-begroting 2001) in het kader van de helikopterreeks. In plaats van een combinatie van een bijdrage ineens in 2000 en een vermindering van de algemene bijdrage in verband met efficiencyvoordelen uit hoofde van homogenisering van de luchtvloot, zal het Klpd gebruik maken van de leen- en depositofaciliteit van het ministerie van Financiën en gecompenseerd worden voor rente en aflossing.
3. d) Een verhoging van de raming voor bestrijding XTC. Er wordt extra sterkte gerealiseerd door een intensivering van de bestrijding van de productie van en handel in synthetische drugs. De maatregelen daartoe zijn beschreven in de Kabinetsnota «Samenspannen tegen XTC». Voor de politie gaat het dan met name om algehele versterking van de handhavingsfunctie, onder meer door versterking van de Unit Synthetische Drugs en het kernteam Zuid.
3. e-g) Reallocaties van artikel 2.2 in verband met de capaciteitsvergroting politie. De capaciteitsvergroting was in zijn geheel geboekt op artikel 2.2 terwijl een deel is bestemd voor het LSOP, KLPD en XTC.
3. h) Een verhoging van de raming in verband met overboeking van Justitie van de loonbijstellingstranche 2000 ten behoeve van het Klpd.
3. i) Een reallocatie naar artikel 2.4 in verband met een correctie begroting oude stijl naar nieuwe begroting, ten behoeve van de financiering divers onderzoek en subsidies (€ 2,885 mln in 2002, € 2,726 mln in 2003, € 2,612 mln in 2004 en 2005).
3. k) Een verhoging van de raming in verband met overboeking van Justitie van de prijsbijstellingstranche 2000 ten behoeve van het Klpd.
3. q) Een reallocatie naar artikel 2.5 van € 0,408 mln in 2002 en 2003 ter financiering van het expertisecentrum opsporingsmethoden.
3. r) Een verhoging van de raming in verband met overboeking van Justitie ten behoeve van het Klpd, in verband met de salarisadministratie Klpd.
3. x) Een structurele verhoging van de raming vanaf 2003. De toename van het mobiele telefoonverkeer maakt het noodzakelijk dat de capaciteit van de regionale telefooncentrales wordt uitgebreid opdat ook 112-oproepen kunnen worden verwerkt. Op dit moment vindt routering plaats via het Klpd.
4. b) Een verlaging van de raming in verband met een intertemporele compensatie voor de sanering van de vermogenstekorten bij een aantal politieregio's, mede naar aanleiding van de advisering door de Stuurgroep Implementatie Modernisering Politiezorg. Zie ook de eerste suppletore begroting 2001.
4. e) Een reallocatie naar 2.2 van € 6,807 mln structureel van de middelen ter bestrijding van drugsoverlast.
4. f) Een reallocatie naar artikel 4.2 ten behoeve van het Integraal Veiligheidsprogramma, als gevolg van de reorganisatie van het DGOOV.
4. i) Een verhoging van de raming voor Pepperspray. Het Kabinet is van mening dat de politie bij het optreden in conflictsituaties gebruik moet kunnen maken van een instrument dat de leemte opvult tussen wapenstok en vuurwapen.
4. j) Een verhoging van de raming voor DNA. Met het invoeren van DNA-onderzoek worden de opsporingsmethoden verder verbeterd. De politie wordt in staat gesteld daar op een professionele verantwoorde wijze aan bij te dragen door opleidingen en investeringen in onder andere logistieke en bouwtechnische voorzieningen, alsmede in aanpassingen van relevante bedrijfsprocessen en (interne-) voorlichting.
4. n) Een reallocatie naar artikel 2.5 ter financiering van het project COREDATAPOL bij het LSOP en van de bijzondere bijdrage aan het LSOP in het kader van het project Historie Nederlandse Politie.
4. p) Een reallocatie naar artikel 2.3 in het kader van de financiering van de fraudeteams.
5. a) Een verhoging van de raming voor een extra financiële impuls voor het LSOP voor het waarborgen van de instroom van voldoende nieuw politiepersoneel, de 2e fase van de balanssanering en de realisering van de eerste fase van de herziening van het politieonderwijs, dat in 2002 zijn beslag moet krijgen. Daarmee wordt een verdere invulling gegeven aan de realisatie van de doelstelling uit het Regeerakkoord om een groei van de politie met 3400 fte te realiseren. Tevens wordt geanticipeerd op de toekomstige toenemende zogenaamde vervangingsvraag die optreed als gevolg van de huidige leeftijdsopbouw bij de korpsen. Het LSOP zal daarmee in staat worden gesteld aan de toenemende opleidingsvraag te voldoen.
5. d) Een reallocatie van artikel 2.2 in verband met de capaciteitsvergroting politie. De capaciteitsvergroting was in zijn geheel geboekt op artikel 2.2 terwijl een deel is bestemd voor het LSOP, KLPD en XTC.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
2: Politie | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 167 713 | 169 074 | 172 250 | 175 881 | 175 881 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | 2 739 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 242 852 | 170 452 | 169 074 | 172 250 | 175 881 | 175 881 | 175 881 |
Beleidsartikel 3: Brandweer en Rampenbestrijding
Opbouw verplichtingen (in € 1 000) | |||||||
3: Brandweer en Rampenbestrijding | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 84 688 | 82 829 | 87 986 | 87 255 | 87 260 | ||
3.1: apparaat | 8 115 | 7 725 | 7 638 | 7 644 | 7 649 | ||
3.2: ondersteunen brandweer | 4 650 | 5 124 | 5 258 | 5 258 | 5 258 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 71 923 | 69 980 | 75 090 | 74 353 | 74 353 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 25 269 | 23 785 | 24 107 | 24 996 | 25 810 | ||
3.1: apparaat | 352 | 171 | 173 | 170 | 170 | ||
a) reorganisatie DGOOV (reallocaties naar 4.1) | – 169 | – 169 | – 169 | – 169 | |||
b) euro ITO (reallocatie naar 4.3) | – 6 | ||||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 339 | 328 | 327 | 328 | 329 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 18 | 15 | 11 | 10 | |||
3.2: ondersteunen brandweer | 222 | 181 | 176 | 164 | 157 | ||
a) loonbijstelling tranche 2001 | 101 | 112 | 117 | 117 | 117 | ||
b) prijsbijstelling tranche 2001 | 78 | 69 | 59 | 47 | 40 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 24 695 | 23 433 | 23 758 | 24 662 | 25 483 | ||
a) cie Oosting (rampenbestrijding) | 23 143 | 22 689 | 24 050 | 24 050 | |||
b) Volendam | 3 403 | 272 | 272 | ||||
c) reorganisatie DGOOV (reallocatie naar 4.2) | – 2 496 | – 2 496 | – 2 496 | – 2 496 | |||
d) terugbetaling WAS (reallocatie naar 2.2) | – 726 | ||||||
e) correctie extrapolatiejaar (reallocatie van 13.1) | 908 | ||||||
f) loonbijstelling tranche 2001 | 2 209 | 2 211 | 2 423 | 2 435 | 2 435 | ||
g) prijsbijstelling tranche 2001 | 1 203 | 1 029 | 870 | 673 | 586 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 119 349 | 109 957 | 106 614 | 112 093 | 112 251 | 113 070 | 113 071 |
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
3: Brandweer en Rampenbestrijding | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 87 222 | 85 442 | 88 641 | 88 647 | 88 652 | ||
3.1: apparaat | 8 115 | 7 725 | 7 638 | 7 644 | 7 649 | ||
3.2: ondersteunen brandweer | 4 979 | 5 243 | 5 286 | 5 286 | 5 286 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 74 128 | 72 474 | 75 717 | 75 717 | 75 717 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 25 269 | 23 785 | 24 107 | 24 996 | 25 810 | ||
3.1: apparaat | 352 | 171 | 173 | 170 | 170 | ||
a) reorganisatie DGOOV (reallocaties naar 4.1) | – 169 | – 169 | – 169 | – 169 | |||
b) euro ITO (reallocatie naar 4.3) | – 6 | ||||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 339 | 328 | 327 | 328 | 329 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 18 | 15 | 11 | 10 | |||
3.2: ondersteunen brandweer | 222 | 181 | 176 | 164 | 157 | ||
a) loonbijstelling tranche 2001 | 101 | 112 | 117 | 117 | 117 | ||
b) prijsbijstelling tranche 2001 | 78 | 69 | 59 | 47 | 40 | ||
3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | 24 695 | 23 433 | 23 758 | 24 662 | 25 483 | ||
a) cie Oosting (rampenbestrijding) | 23 143 | 22 689 | 24 050 | 24 050 | |||
b) Volendam | 3 403 | 272 | 272 | ||||
c) reorganisatie DGOOV (reallocatie naar 4.2) | – 2 496 | – 2 496 | – 2 496 | – 2 496 | |||
d) terugbetaling WAS (reallocatie naar 2.2) | – 726 | ||||||
e) correctie extrapolatiejaar (reallocatie van 13.1) | 908 | ||||||
f) loonbijstelling tranche 2001 | 2 209 | 2 211 | 2 423 | 2 435 | 2 435 | ||
g) prijsbijstelling tranche 2001 | 1 203 | 1 029 | 870 | 673 | 586 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 120 093 | 112 491 | 109 227 | 112 748 | 113 643 | 114 462 | 114 463 |
1. a) Een reallocatie naar artikel 4.1 van € 0,164 structureel als gevolg van de overgang van 3 formatieplaatsen van DBRB naar DVIP (personele component). En van € 0,05 structureel als gevolg van de overgang van 3 formatieplaatsen van DBRB naar DVIP (materiële component).
1. b) Een reallocatie naar artikel 4.3 in verband met de kosten die de ITO maakt als gevolg van de invoering van de euro.
3. a) Een verhoging van de raming voor de rampenbestrijding naar aanleiding van het kabinetsstandpunt commissie Oosting. Het Rijk ondersteunt en bevordert dat de partners in de rampenbestrijding hun wettelijke taken kunnen uitoefenen, waarbij het verbeteren van het prestatievermogen een belangrijk element is. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Oosting over de vuurwerkramp in Enschede is gebleken dat de uitvoering van de beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 op sommige punten aanscherping behoeft. De rampenbestrijding is een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid van het Rijk en andere overheden. Naast de extra middelen die het kabinet beschikbaar stelt, wordt verwacht dat de medeoverheden ook extra inspanningen dienen te verrichten om de reeds ingezette versterking te realiseren. Hier zal nader overleg met de medeoverheden worden gevoerd. De uitkomsten van het overleg met de medeoverheden zullen bij voorkeur worden vastgelegd in een Bestuursakkoord Nieuwe Stijl. De extra beschikbaar gestelde middelen worden onder andere ingezet voor pro-actie en preventie en voor een kwaliteitsimpuls van de geneeskundige hulpverlening. Daarnaast zal het toezicht op de rampenbestrijdingsorganisatie, door een versterking van de rol van de provincies terzake en door de uitbreiding van de inspecties openbare orde en veiligheid worden verbeterd. Ook worden extra middelen uitgetrokken voor het bereiken van territoriale congruentie. Het streven is naar de realisatie van één gebiedsindeling voor brandweer-, politie- en GHOR regio's met ingang van het jaar 2003.
3. b) Een verhoging van de raming in verband met de vergoeding van de gemaakte kosten door de gemeente Edam-Volendam en donaties aan de Stichting Slachtoffers Nieuwjaarsbrand Volendam en de Nederlandse brandwondenstichting.
3. c) Een reallocatie naar artikel 4.2 van een deel van het programmabudget voor veiligheidsbeleid in verband met de overgang van taken van de Directie Brandweer en Rampenbestrijding naar de Directie Veiligheid, Informatiebeleid en Projecten.
3. d) Een reallocatie naar artikel 2.2. als gevolg van de terugbetaling van de voorfinanciering verdichting WAS.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
3: Brandweer en Rampenbestrijding | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 40 | 40 | 40 | 40 | 40 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 1 679 | ||||||
a) sacel | 1 679 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 830 | 40 | 1 719 | 40 | 40 | 40 | 40 |
a. Een verhoging van de ontvangsten in verband met een verwachte terugstorting door de Stichting Aardbevingsschade Cultureel Erfgoed Limburg. De Stichting heeft in opdracht van de provincie Limburg de uitvoering van de schadeafwikkeling als gevolg van de aardbeving voltooid en is verzocht het teveel ontvangen bedrag in 2002 terug te storten.
Beleidsartikel 4: Partners in veiligheid
Opbouw verplichtingen (in € 1 000) | |||||||
4: Partners in veiligheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 31 628 | 33 678 | 54 482 | 57 109 | 32 938 | ||
4.1: apparaat | 2 837 | 2 877 | 2 876 | 2 877 | 2 878 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | |||||||
4.3: ICT-infrastructuur | 28 327 | 27 728 | 27 870 | 28 300 | 28 712 | ||
4.4: netwerk C2000 | 464 | 3 073 | 23 736 | 25 932 | 1 348 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 66 650 | 79 233 | 82 218 | 60 311 | 62 449 | ||
4.1: apparaat | 85 | 1 140 | 1 138 | 1 164 | 1 185 | ||
a) cie Oosting NCC | 908 | 908 | 908 | 908 | |||
b) reorganisatie DGOOV (reallocatie van 3.1) | 164 | 164 | 164 | 164 | |||
c) com. C2000 (reallocatie naar 12.1) | – 54 | – 54 | – 23 | ||||
d) reorganisatie DGOOV (reallocatie van 3.1) | 5 | 5 | 5 | 5 | |||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 88 | 92 | 93 | 93 | 93 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 28 | 25 | 22 | 17 | 15 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 6 114 | 5 706 | 5 569 | 5 569 | |||
a) integraal veiligheidsbeleid (reallocatie van 2.4) | 3 618 | 3 210 | 3 073 | 3 073 | |||
b) reorganisatie DGOOV (reallocatie naar 3.3) | 2 496 | 2 496 | 2 496 | 2 496 | |||
4.3: ICT-infrastructuur | 14 590 | 21 913 | 29 289 | 48 229 | 52 407 | ||
a) ICT-bestek | 7 714 | 7 714 | 20 420 | 20 420 | |||
b) ICT-reeks (reallocatie van 2.2) | 10 891 | 18 605 | 27 681 | 30 858 | |||
c) cie Oosting GMS | 3 176 | 3 176 | |||||
d) C2000 (reallocatie naar 4.4) | – 454 | – 454 | – 454 | ||||
e) huisvesting (reallocatie naar 12.1) | – 54 | – 54 | – 54 | – 54 | |||
f) euro ITO (reallocatie van 3.1) | 6 | ||||||
g) loonbijstelling tranche 2001 | 411 | 221 | 222 | 220 | 285 | ||
h) prijsbijstelling tranche 2001 | 150 | 413 | 80 | 416 | 898 | ||
4.4: netwerk C2000 | 51 975 | 50 066 | 46 085 | 5 349 | 3 288 | ||
a) C2000 rentereeks | 1 902 | 2 454 | 2 454 | 2 209 | |||
b) C2000 | 61 261 | 88 487 | – 21 328 | – 42 655 | |||
c) C2000 correctie verplichtingenraming | – 15 882 | – 48 101 | 21 328 | 42 655 | |||
d) C2000 (reallocatie van 4.3) | 454 | 454 | 454 | ||||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 420 | 414 | 511 | 631 | 566 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 1 394 | 1 917 | 2 280 | 1 810 | 513 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 46 668 | 98 278 | 112 911 | 136 700 | 117 420 | 95 387 | 95 142 |
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
4: Partners in veiligheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 60 195 | 82 533 | 94 867 | 112 612 | 88 562 | ||
4.1: apparaat | 2 837 | 2 877 | 2 876 | 2 877 | 2 878 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | |||||||
4.3: ICT-infrastructuur | 28 327 | 27 728 | 27 870 | 28 300 | 28 712 | ||
4.4: netwerk C2000 | 29 031 | 51 928 | 64 121 | 81 435 | 56 972 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 66 650 | 95 115 | 130 319 | 38 983 | 19 794 | ||
4.1: apparaat | 85 | 1 140 | 1 138 | 1 164 | 1 185 | ||
a) cie Oosting NCC | 908 | 908 | 908 | 908 | |||
b) reorganisatie DGOOV (reallocatie van 3.1) | 164 | 164 | 164 | 164 | |||
c) com. C2000 (reallocatie naar 12.1) | – 54 | – 54 | – 23 | ||||
d) reorganisatie DGOOV (reallocatie van 3.1) | 5 | 5 | 5 | 5 | |||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 88 | 92 | 93 | 93 | 93 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 28 | 25 | 22 | 17 | 15 | ||
4.2: integraal veiligheidsbeleid | 6 114 | 5 706 | 5 569 | 5 569 | |||
a) integraal veiligheidsbeleid (reallocatie van 2.4) | 3 618 | 3 210 | 3 073 | 3 073 | |||
b) reorganisatie DGOOV (reallocatie naar 3.3) | 2 496 | 2 496 | 2 496 | 2 496 | |||
4.3: ICT-infrastructuur | 14 590 | 21 913 | 29 289 | 48 229 | 52 407 | ||
a) ICT-bestek | 7 714 | 7 714 | 20 420 | 20 420 | |||
b) ICT-reeks (reallocatie van 2.2) | 10 891 | 18 605 | 27 681 | 30 858 | |||
c) cie Oosting GMS | 3 176 | 3 176 | |||||
d) C2000 (reallocatie naar 4.4) | – 454 | – 454 | – 454 | ||||
e) huisvesting (reallocatie naar 12.1) | – 54 | – 54 | – 54 | – 54 | |||
f) euro ITO (reallocatie van 3.1) | 6 | ||||||
g) loonbijstelling tranche 2001 | 411 | 221 | 222 | 220 | 285 | ||
h) prijsbijstelling tranche 2001 | 150 | 413 | 80 | 416 | 898 | ||
4.4: netwerk C2000 | 51 975 | 65 948 | 94 186 | – 15 979 | – 39 367 | ||
a) C2000 rentereeks | 1 902 | 2 454 | 2 454 | 2 209 | |||
b) C2000 | 61 261 | 88 487 | – 21 328 | – 42 655 | |||
c) C2000 correctie verplichtingenraming | |||||||
d) C2000 (reallocatie van 4.3) | 454 | 454 | 454 | ||||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 420 | 414 | 511 | 631 | 566 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 1 394 | 1 917 | 2 280 | 1 810 | 513 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 100 488 | 126 845 | 177 648 | 225 186 | 151 595 | 108 356 | 108 111 |
1. a) Een verhoging van de raming voor het verlengen van de bedrijfstijden van het NCC. Dit ter vergroting van de reactievaardigheid van de rijksoverheid bij optredende incidenten.
1. c) Een reallocatie in verband met de financiering van de communicatieadviseur voor het project C2000.
3. a) Om de samenhang in, en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-infrastrucuur bij de politie te bevorderen, zal naast het al bestaande ICT-bestek nog een drietal projecten worden uitgevoerd om dit doel te bereiken. Dit zijn het verder professionaliseren van het ICT-personeel, het electronisch kunnen opmaken van een proces verbaal en burgers de mogelijkheid bieden om hun aangiftes elektronisch te doen. Om efficiënt en effectief met de nieuwe ICT-systemen en applicaties te kunnen werken, moet het personeel bijgeschoold worden, nieuw personeel worden aangetrokken en moet de organisatie worden aangepast. Het electronisch proces verbaal moet leiden tot minder handelingen bij het opmaken en doorgeleiden van proces verbalen naar het OM dan nu het geval is. Daarom zal voorjaar 2001 worden gestart met het zodanig aanpassen van de bestaande systemen zodat politie en het OM informatie uit kunnen wisselen. Om de communicatie tussen de burger en de politie te vergemakkelijken, moet het mogelijk worden voor de burger om elektronisch aangifte te kunnen doen. Hiervoor moet een applicatie worden ontwikkeld en zullen een beperkt aantal pilots worden uitgevoerd.
3. c) Een verhoging van de raming voor GMS in het kader van de aanbevelingen commissie Oosting. BZK levert een bijdrage aan de samenhang in en gemeenschappelijk gebruik van de ICT-structuur. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Oosting over de vuurwerkramp in Enschede is gebleken dat de huidige analoge radionetwerken voor de communicatie op en tussen het rampterrein en de meldkamer zowel kwalitatief als kwantitatief van een onvoldoende niveau is. De informatie-uitwisseling tussen de brandweer, ambulance en politie bij het voordoen van een ramp kan verbeterd worden door gebruik te maken van het geïntegreerde meldkamer systeem (GMS). In 2001/2002 worden twee nieuwe versies van de GMS-applicatie gebouwd. In 2002 en 2003 wordt het GMS landelijk verbreid. Naast het bouwen van nieuwe versies en het installeren van het systeem in meldkamers, moet het systeem ook worden onderhouden.
3. d) Een reallocatie naar artikel 4.4 voor de C2000 Tetra-testomgeving.
4. a) Dit betreft de rentecompensatie. Voor de aanschaffing van het radiobediensysteem in het kader van het project C2000 wordt gebruik gemaakt van de leenfaciliteit via de baten-lastendienst ITO.
4. b) Een verhoging van de raming voor C2000. In de Ministerraad van 16 februari 2001 heeft het Kabinet besloten over te gaan tot een landelijke invoering van het digitale communicatiesysteem C2000. Hierdoor wordt het mogelijk dat politie-, brandweer- en ambulancediensten direct met elkaar kunnen communiceren. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 16 februari 2001, kenmerk EVIP2001/N52150. De invoering zal gefaseerd plaatsvinden in de periode 2001 tot 2004. Hiertoe zullen in de komende periode met verschillende partijen (onder andere politie, brandweer en ambulance) convenanten worden gesloten. Voorts wordt in 2001 het radiobediensysteem centraal aanbesteed en zal vanaf augustus worden begonnen met de uitrol van het netwerk. Eind 2003 moet het netwerk C2000 in heel Nederland operationeel zijn.
Beleidsartikel 5: Nationale Veiligheid
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
5: Nationale Veiligheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 51 386 | 52 199 | 49 936 | 50 009 | 50 028 | ||
5.1: apparaat | 49 490 | 50 257 | 47 949 | 47 977 | 47 996 | ||
5.2: geheime uitgaven | 1 896 | 1 942 | 1 987 | 2 032 | 2 032 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 8 702 | 9 193 | 9 971 | 10 853 | 10 860 | ||
5.1: apparaat | 8 664 | 9 193 | 9 971 | 10 853 | 10 860 | ||
a) BVD | 3 630 | 4 538 | 5 445 | 5 445 | |||
b) NBV (overboeking van Defensie) | 2 017 | 2 017 | 2 017 | 2 017 | |||
c) NBV (overboeking van BuiZa) | 890 | 890 | 890 | 890 | |||
d) SKO (reallocatie van 12.1) | 27 | 20 | |||||
e) koffie- en theevoorziening (reallocatie van 12.1) | 20 | 20 | 20 | 20 | |||
f) loonbijstelling tranche 2001 | 1 684 | 1 741 | 1 653 | 1 655 | 1 662 | ||
g) prijsbijstelling tranche 2001 | 588 | 868 | 833 | 826 | 826 | ||
5.2: geheime uitgaven | 38 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 50 152(50 398) | 60 088 | 61 392 | 59 907 | 60 862 | 60 888 | 60 888 |
1) De uitgavenverhoging wordt ingezet op een aantal gebieden: Op de eerste plaats wordt de inspanning van de BVD gericht op het ongestoord functioneren van internationale instituties (waaronder het Internationaal Strafhof) vergroot. Voorts wordt extra geïnvesteerd in het verwerven van inzicht in cyberterreur, het versterken van de beveiligingsbevorderende taak op ICT gebied en in het waarborgen van de informatiepositie van de BVD in een steeds virtuelere samenleving. Tot slot worden middelen toegevoegd voor uitbreiding van mogelijkheden om financiële informatie bij onderzoeken te betrekken. Hiervoor zal het instrument «financieel onderzoek» verder worden ontwikkeld. Gestreefd wordt naar een BVD specifieke bijdrage aan de bewaking van de integriteit van de financieel economische sector.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
5: Nationale Veiligheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 1 248 | 91 | 91 | 91 | |||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 1 429 | 1 248 | 1 248 | 91 | 91 | 91 | 91 |
Beleidsartikel 6: Functioneren Openbaar Bestuur
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 19 984 | 19 434 | 18 361 | 18 758 | 19 129 | ||
6.1: apparaat | 7 430 | 7 299 | 6 517 | 6 528 | 6 536 | ||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | 2 485 | 2 485 | 2 485 | 2 485 | 2 485 | ||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 5 536 | 5 117 | 4 826 | 5 212 | 5 575 | ||
6.4: faciliteren politieke partijen | 4 533 | 4 533 | 4 533 | 4 533 | 4 533 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 5 143 | 6 936 | 7 604 | 7 666 | 7 657 | ||
6.1: apparaat | 493 | 702 | 1 479 | 1 538 | 1 502 | ||
a) herschikking (reallocatie van 6.2) | 150 | 250 | 250 | 250 | |||
b) subsidie politieke partijen (reallocatie van 6.4) | 91 | 91 | 91 | 91 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 312 | 309 | 273 | 274 | 276 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 62 | 152 | 865 | 923 | 885 | ||
6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | 1 841 | 1 353 | 1 258 | 1 242 | 1 248 | ||
a) vernieuwingsimpuls dualisering | 1 361 | 1 361 | 1 361 | 1 361 | |||
b) herschikking (reallocatie naar 6.1) | – 150 | – 250 | – 250 | – 250 | |||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 142 | 147 | 131 | 137 | |||
6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | 270 | 253 | 240 | 258 | 279 | ||
a) loonbijstelling tranche 2001 | 240 | 223 | 207 | 229 | 249 | ||
b) prijsbijstelling tranche 2001 | 20 | 30 | 33 | 29 | 30 | ||
6.4: faciliteren politieke partijen | 2 539 | 4 628 | 4 627 | 4 628 | 4 628 | ||
a) subsidie politieke partijen | 4 538 | 4 538 | 4 538 | 4 538 | |||
b) subsidie politieke partijen (reallocatie naar 6.1) | – 91 | – 91 | – 91 | – 91 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 176 | 176 | 175 | 176 | 176 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 94 | 5 | 5 | 5 | 5 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 19 752(20 094) | 25 127 | 26 370 | 25 965 | 26 424 | 26 786 | 26 184 |
1. b) Een verhoging van het apparaatsbudget voor de uitvoering van het wetsvoorstel voor de subsidiëring van de politieke partijen (zie ook 6.4).
2. a) De extra middelen voor de vernieuwingsimpuls voortvloeiend uit het rapport van de staatscommissie Elzinga komen beschikbaar voor een cultuurveranderingstraject voor gemeenten en provincies. Resultaat moet zijn dat raadsleden en wethouders zich dualistischer gaan opstellen in de bestuurspraktijk ter verbetering van de kwaliteit en herkenbaarheid van het lokaal bestuur. De activiteiten worden aangeboden via een platform voor gemeenten om de ervaringen van anderen met dualisme te vinden en te delen.
4. a) Vanwege de teruglopende ledentallen en de maatschappelijke ontwikkelingen is versterking van de financiële positie van politieke partijen gewenst. De Tweede Kamer heeft hiertoe in december 2000 een motie aangenomen. Voor de verhoging van het budget gelden dezelfde voorwaarden als voor het reguliere budget, dat wil zeggen het subsidiebedrag mag door de politieke partij naar eigen inzicht worden besteed aan een gelimiteerd aantal activiteiten. Het wetsvoorstel voor deze verhoging is reeds voorbereid.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
6: Functioneren Openbaar Bestuur | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 182 | 177 | 172 | 168 | 163 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | 237 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 202 | 419 | 177 | 172 | 168 | 163 | 159 |
Beleidsartikel 7: Informatiebeleid Openbare Sector
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 71 178 | 57 581 | 51 573 | 48 946 | 53 398 | ||
7.1: apparaat | 2 117 | 2 113 | 2 113 | 2 113 | 2 113 | ||
7.2: publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | 11 871 | 7 986 | 8 393 | 7 919 | 7 922 | ||
7.3: informatie-infrastructuur binnen openbare sector | 9 756 | 12 025 | 11 617 | 11 617 | 11 617 | ||
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | 47 434 | 35 457 | 29 450 | 27 297 | 31 746 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 11 008 | 17 347 | 6 098 | 5 862 | 1 411 | ||
7.1: apparaat | 156 | 181 | 180 | 180 | 130 | ||
a) veiligheid op het net (reallocatie van 7.3) | 91 | 91 | 91 | ||||
b) loonbijstelling tranche 2001 | 89 | 90 | 89 | 89 | 89 | ||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 4 | 41 | |||||
7.2: publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | 892 | 593 | 619 | 502 | 527 | ||
a) loonbijstelling tranche 2001 | 87 | 68 | 71 | 42 | 43 | ||
b) prijsbijstelling tranche 2001 | 780 | 525 | 548 | 460 | 484 | ||
7.3: informatie-infrastructuur binnen openbare sector | 7 707 | 9 569 | 602 | 533 | 547 | ||
a) veiligheid op het net | 15 883 | 4 538 | 4 538 | ||||
b) veiligheid op het net (reallocatie naar 7.1) | – 91 | – 91 | – 91 | ||||
c) veiligheid op het net (reallocatie naar 7.4) | – 6 761 | – 4 447 | – 4 447 | ||||
d) gunning basiswettenstand (overboeking van Justitie) | 54 | 54 | 54 | ||||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 201 | 229 | 226 | 204 | 204 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 52 | 309 | 322 | 275 | 289 | ||
7.4: reisdocumenten en GBA-stelsel | 2 253 | 7 004 | 4 697 | 4 647 | 207 | ||
a) veiligheid op het net (reallocatie van 7.3) | 6 761 | 4 447 | 4 447 | ||||
b) loonbijstelling tranche 2001 | 69 | 76 | 76 | 54 | 54 | ||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 2 983 | 167 | 174 | 146 | 153 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 45 470(38 052) | 82 186 | 74 928 | 57 671 | 54 808 | 54 809 | 54 808 |
3. a) De extra middelen voor de veiligheid op het net heeft als doel de veiligheid in de virtuele wereld te verhogen door het leveren van een betrouwbare identificatie van personen, organisaties en diensten op de elektronische snelweg, waaronder het voortzetten van het ontwikkelingsproces van een juridisch erkende elektronische handtekening. Hiertoe wordt een servicecentrum opgezet, certificering geregeld en een stimuleringsregeling opgesteld.
4. a) De extra middelen voor de veiligheid op het net hebben als doel de veiligheid in de virtuele wereld te verhogen door het verbeteren en versnellen van de uitwisseling van persoonsgegevens binnen de overheidsinformatiestructuur. Hiertoe wordt het datatransport bij de GBA vervangen.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
7: Informatiebeleid Openbare Sector | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 49 123 | 36 825 | 31 198 | 30 750 | 35 349 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | 34 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 60 950 | 49 157 | 36 825 | 31 198 | 30 750 | 35 349 | 34 533 |
Beleidsartikel 8: Integratie minderheden
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
8: Integratie Minderheden | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 155 075 | 111 427 | 89 932 | 89 052 | 69 766 | ||
8.1: apparaat | 2 282 | 2 278 | 2 278 | 2 278 | 2 278 | ||
8.2: positieverbetering etnische minderheden | 20 593 | 20 513 | 20 118 | 19 669 | 3 333 | ||
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 26 235 | 29 936 | 26 917 | 26 577 | 22 947 | ||
8.4: huisvesting statushouders door gemeenten | 72 408 | 24 096 | 1 407 | 318 | |||
8.5: remigratieregeling | 33 557 | 34 604 | 39 212 | 40 210 | 41 208 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 30 907 | 51 235 | 45 611 | 45 864 | 44 977 | ||
8.1: apparaat | 904 | 494 | 494 | 495 | 494 | ||
a) digidoc (reallocatie naar 12.1) | – 391 | – 282 | – 214 | – 215 | |||
b) herschikking (reallocatie van 8.2) | 300 | 300 | 300 | ||||
c) herschikking (reallocatie van 8.5) | 300 | 300 | 300 | ||||
d) loonbijstelling tranche 2001 | 96 | 97 | 96 | 96 | 96 | ||
e) prijsbijstelling tranche 2001 | 755 | 788 | 80 | 13 | 13 | ||
8.2: positieverbetering etnische minderheden | 4 871 | 6 943 | 6 761 | 7 092 | 2 318 | ||
a) antidiscriminatiebureaus (overboeking van Justitie) | 227 | ||||||
b) herschikking (reallocatie naar 8.1) | – 300 | – 300 | – 300 | ||||
c) budget voor Antillengemeenten (reallocatie van 8.3) | 3 630 | 3 630 | 3 630 | ||||
d) loonbijstelling tranche 2001 | 627 | 665 | 633 | 623 | 162 | ||
e) prijsbijstelling tranche 2001 | 2 951 | 2 421 | 2 798 | 3 139 | 2 456 | ||
8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | 25 138 | 44 987 | 44 865 | 44 858 | 48 764 | ||
a) inburgering oudkomers | 47 647 | 47 647 | 47 647 | 47 647 | |||
b) budget voor Antillengemeenten (reallocatie naar 8.2) | – 3 630 | – 3 630 | – 3 630 | ||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 799 | 970 | 848 | 841 | 1 117 | ||
8.4: huisvesting statushouders door gemeenten | 6 294 | 1 480 | 90 | 18 | |||
a) prijsbijstelling tranche 2001 | 213 | 1 480 | 90 | 18 | |||
8.5: remigratieregeling | – 6 300 | – 2 669 | – 6 599 | – 6 599 | – 6 599 | ||
a) remigratie | – 2 723 | – 6 353 | – 6 353 | – 6 353 | |||
b) herschikking (reallocatie naar 8.1) | – 300 | – 300 | – 300 | ||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 53 | 54 | 54 | 54 | 54 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 158 656(158 163) | 185 982 | 162 662 | 135 543 | 134 916 | 114 743 | 115 742 |
3. a) De extra middelen voor inburgering oudkomers worden ingezet voor een inhaalslag van inburgering van oudkomers, die ondanks een verblijf in Nederland van enkele jaren de taal onvoldoende beheersen. Hiertoe worden de middelen enerzijds ingezet voor het sneller wegwerken van de bestaande wachtlijsten binnen de huidige doelgroepgemeenten; anderzijds om het bereik uit te breiden en dus meer gemeenten hiermee te faciliteren.
3. b) Het niet nakomen van de bestuurlijke afspraken op de Antillen inzake de inburgering aldaar van Antilliaanse jongeren leidt ertoe dat deze middelen benut zullen worden om in gemeenten waar zich veel Antilianen vestigen, specifieke maatregelen ten aanzien van Antilliaanse jongeren te treffen.
5. a) Een verlaging van de raming, omdat naar verwachting het aantal personen dat daadwerkelijk remigreert lager ligt dan de huidige raming.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
8: Integratie Minderheden | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 2 987 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 | 1 588 |
Beleidsartikel 9: Grotestedenbeleid
Opbouw verplichtingen (in € 1 000) | |||||||
9: Grotestedenbeleid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 101 739 | 108 015 | 113 876 | 92 095 | 92 095 | ||
9.1: apparaat | 3 308 | 3 303 | 3 303 | 3 303 | 3 303 | ||
9.2: coördineren grotestedenbeleid | 2 731 | 2 731 | 2 731 | 2 731 | 2 731 | ||
9.3: sociale integratie en veiligheid G25 | 95 700 | 101 981 | 107 842 | 86 061 | 86 061 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 32 812 | – 41 874 | – 49 323 | 4 084 | 4 131 | ||
9.1: apparaat | 266 | 395 | 394 | 394 | 394 | ||
a) herschikking (reallocatie van 9.2) | 150 | 150 | 150 | 150 | |||
b) loonbijstelling tranche 2001 | 138 | 140 | 139 | 139 | 139 | ||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 59 | 105 | 105 | 105 | 105 | ||
9.2: coördineren grotestedenbeleid | 4 715 | 731 | 731 | 277 | 277 | ||
a) herschikking (reallocatie naar 9.1) | – 150 | – 150 | – 150 | – 150 | |||
b) conversie naar VBTB-structuur (reallocatie van 12.2) | 91 | 91 | 91 | 91 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 785 | 785 | 331 | 331 | |||
9.3: regeling sociale integratie en veiligheid G25 | – 37 793 | – 43 000 | – 50 448 | 3 413 | 3 460 | ||
a) correctie GSB | – 60 807 | – 68 521 | |||||
b) integraal veiligheidsbeleid/sociale veiligheid | 13 613 | 13 613 | |||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 3 048 | 3 242 | 3 494 | 2 824 | 2 824 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 952 | 966 | 589 | 636 | |||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 194 809 | 68 927 | 66 141 | 64 553 | 96 179 | 96 226 | 96 226 |
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
9: Grotestedenbeleid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 112 267 | 118 543 | 124 404 | 102 623 | 102 623 | ||
9.1: apparaat | 3 308 | 3 303 | 3 303 | 3 303 | 3 303 | ||
9.2: coördineren grotestedenbeleid | 2 822 | 2 822 | 2 822 | 2 822 | 2 822 | ||
9.3: sociale integratie en veiligheid G25 | 106 137 | 112 418 | 118 279 | 96 498 | 96 498 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 21 642 | 18 842 | 19 107 | 3 993 | 4 040 | ||
9.1: apparaat | 266 | 395 | 394 | 394 | 394 | ||
a) herschikking (reallocatie van 9.2) | 150 | 150 | 150 | 150 | |||
b) loonbijstelling tranche 2001 | 138 | 140 | 139 | 139 | 139 | ||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 59 | 105 | 105 | 105 | 105 | ||
9.2: coördineren grotestedenbeleid | 4 715 | 640 | 640 | 186 | 186 | ||
a) herschikking (reallocatie naar 9.1) | – 150 | – 150 | – 150 | – 150 | |||
b) conversie naar VBTB-structuur (reallocatie van 12.2) | |||||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 5 | 5 | 5 | 5 | 5 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 785 | 785 | 331 | 331 | |||
9.3: regeling sociale integratie en veiligheid G25 | 16 661 | 17 807 | 18 073 | 3 413 | 3 460 | ||
a) correctie GSB | |||||||
b) integraal veiligheidsbeleid/sociale veiligheid | 13 613 | 13 613 | |||||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 3 048 | 3 242 | 3 494 | 2 824 | 2 824 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 952 | 966 | 589 | 636 | |||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 251 027 | 133 909 | 137 385 | 143 511 | 106 616 | 106 663 | 106 663 |
3. a) De extra impuls sociale veiligheid heeft als doel de veiligheid, leefbaarheid en de sociale cohesie in de wijken van de grote steden verder te verbeteren. De bewoners, bedrijven en de instellingen («inwoners») kunnen en moeten een belangrijke bijdrage leveren aan deze verbetering. Deze verbeteringen moeten liggen op terreinen als objectieve veiligheid door minder inbraken, vernielingen, overlast; subjectieve veiligheid/leefbaarheid en kwaliteit sociale contacten in de eigen buurt; daadwerkelijke betrokkenheid «inwoners» bij beleid en uitvoering. Wijken die door de gemeenten zijn geselecteerd krijgen trekkingsrecht om hun initiatieven te verwezenlijken. De gemeenten zullen de voorstellen minimaal 50% cofinancieren; daarnaast wordt inzet verlangd van de burgers en bedrijven. Via een PPS-stimuleringsbudget wordt gevraagd om cofinanciering.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
9: Grotestedenbeleid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 55 131 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 |
Beleidsartikel 10: Arbeidszaken overheid
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
10: Arbeidszaken overheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 22 223 | 19 506 | 18 643 | 18 858 | 18 999 | ||
10.1: apparaat | 13 965 | 11 248 | 10 385 | 10 600 | 10 741 | ||
10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector | 1 343 | 1 343 | 1 343 | 1 343 | 1 343 | ||
10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 6 327 | 6 327 | 6 327 | 6 327 | 6 327 | ||
10.4: Nederlandse Presentie in organen van de EU | 588 | 588 | 588 | 588 | 588 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 10 846 | 7 396 | 2 485 | 2 340 | 2 344 | ||
10.1: apparaat | 6 940 | 1 366 | 987 | 850 | 854 | ||
a) huurbudget IVOP (reallocatie van 12.1) | 221 | ||||||
b) loonbijstelling tranche 2001 | 399 | 354 | 334 | 333 | 337 | ||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 874 | 791 | 653 | 517 | 517 | ||
10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector | 2 483 | 4 582 | 49 | 42 | 42 | ||
a) vernieuwingstraject openbaar bestuur | 4 538 | ||||||
b) prijsbijstelling tranche 2001 | 44 | 49 | 42 | 42 | |||
10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | 320 | 323 | 323 | 323 | 323 | ||
a) loonbijstelling tranche 2001 | 142 | 142 | 142 | 142 | 142 | ||
b) prijsbijstelling tranche 2001 | 118 | 181 | 181 | 181 | 181 | ||
10.4: Nederlandse Presentie in organen van de EU | 1 103 | 1 125 | 1 126 | 1 125 | 1 125 | ||
a) opleidingsprogramma EU | 1 089 | 1 089 | 1 089 | 1 089 | |||
b) loonbijstelling tranche 2001 | 11 | 11 | 11 | 11 | 11 | ||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 25 | 26 | 25 | 25 | |||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 23 385(28 334) | 33 069 | 26 902 | 21 128 | 21 198 | 21 343 | 21 343 |
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
10: Arbeidszaken overheid | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 959 | 29 | 29 | 29 | 29 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | 1 497 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 413 | 2 456 | 29 | 29 | 29 | 29 | 29 |
Beleidsartikel 11: Kwaliteit Rijksdienst
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 71 624 | 75 978 | 77 829 | 73 782 | 70 950 | ||
11.1: apparaat | 12 836 | 12 589 | 12 532 | 12 332 | 12 201 | ||
11.2: topmanagers rijksdienst | 596 | 596 | 596 | 596 | 596 | ||
11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 33 312 | 33 222 | 33 232 | 33 236 | 33 268 | ||
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 24 880 | 29 571 | 31 469 | 27 618 | 24 885 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 32 933 | 29 984 | 30 387 | 28 025 | 27 889 | ||
11.1: apparaat | 595 | 1 102 | 1 244 | 1 028 | 886 | ||
a) Abd | 388 | 432 | 374 | 374 | |||
b) digidoc (reallocatie naar 12.1) | – 261 | – 189 | – 143 | – 139 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 807 | 962 | 989 | 785 | 640 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 18 | 13 | 12 | 12 | 11 | ||
11.2: topmanagers rijksdienst | 44 | 498 | 920 | 989 | 989 | ||
a) kandidatenprogramma | 520 | 929 | 987 | 987 | |||
b) digidoc (reallocatie naar 12.1) | – 66 | – 48 | – 37 | – 37 | |||
c) prijsbijstelling tranche 2001 | 32 | 44 | 39 | 39 | 39 | ||
11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | 1 516 | – 1 259 | – 1 239 | – 1 365 | – 1 361 | ||
a) correctie ZVR | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | – 2 269 | ||
b) servicekosten RGD (reallocatie van 12.1) | 3 | 3 | 3 | 3 | |||
c) loonbijstelling tranche 2001 | 108 | 110 | 110 | 110 | 110 | ||
d) prijsbijstelling tranche 2001 | 683 | 897 | 917 | 791 | 795 | ||
11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | 30 778 | 29 643 | 29 462 | 27 373 | 27 375 | ||
a) centrale proj. arbeidsmarktknelpunten sector Rijk | 22 689 | 22 689 | 18 605 | 18 605 | |||
b) envelop COA (overboeking van Financiën) | 5 899 | 5 899 | 9 983 | 9 983 | |||
c) ziekteverzuim sect.Rijk (overboeking van Financiën) | 4 992 | 2 269 | |||||
d) arbeidsmarktcommunicatie (overboeking naar Financiën) | – 272 | – 272 | |||||
e) trainees/kinderopvang (overboeking naar Financiën) | – 831 | – 508 | – 508 | – 508 | |||
f) trainees/kinderopvang (overboeking naar V&W) | – 585 | – 262 | – 262 | – 262 | |||
g) trainees/kinderopvang (overboeking naar LNV) | – 363 | – 114 | – 114 | – 114 | |||
h) trainees/kinderopvang (overboeking naar EZ) | – 285 | – 86 | – 86 | – 86 | |||
i) trainees/kinderopvang (overboeking naar BuiZa) | – 227 | – 78 | – 78 | – 78 | |||
j) trainees/kinderopvang (overboeking naar VROM) | – 193 | – 69 | – 69 | – 69 | |||
k) trainees/kinderopvang (overboeking naar OCW) | – 212 | – 63 | – 63 | – 63 | |||
l) trainees/kinderopvang (overboeking naar SZW) | – 218 | – 44 | – 44 | – 44 | |||
m) trainees/kinderopvang (overboeking naar HCvSt) | – 76 | – 26 | – 26 | – 26 | |||
n) trainees/kinderopvang (overboeking naar AZ) | – 56 | – 6 | – 6 | – 6 | |||
o) trainees/kinderopvang (overboeking naar Justitie) | – 431 | – 763 | – 440 | – 440 | – 440 | ||
p) trainees/kinderopvang (reallocatie naar 12.1) | – 258 | – 59 | – 59 | – 59 | |||
q) trainees (overboeking naar VWS) | – 174 | ||||||
r) prijsbijstelling tranche 2001 | 565 | 576 | 632 | 540 | 542 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 53 858(55 842) | 104 557 | 105 962 | 108 216 | 101 807 | 98 839 | 98 841 |
1. a) De uitbreiding van BABD met managers in schaal 15 vormt de afronding van de in Paars1 neergelegde en in Paars 2 nog eens bevestigde wensen met betrekking tot de vorming van de ABD. Door deze uitbreiding zijn de vervulling van alle managementfuncties in de rijksdienst, waarbij sprake is van gemandateerde eindverantwoordelijkheid op personeel- en financieel gebied, onder regie gekomen van de ABD.
2. a) Met de vorming van een kandidatenprogramma wordt een kwaliteitsimpuls gegeven aan de top van de rijksdienst. In een periode van 4 jaar zullen ABD-potentials in de schalen 13, 14 en 15 worden klaargestoomd voor de managementfuncties van de toekomst. Hiermee staat een kweekvijver aan high potentials klaar om de huidige topfunctionarissen op te volgen. Een en ander is van groot belang vanwege het feit dat de te verwachten uitstroom van topfunctionarissen tussen de jaren 2002 en 2010 ruim 45% bedraagt.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
11: Kwaliteit Rijksdienst | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 6 100 | 5 984 | 5 964 | 5 964 | 5 964 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk | 3 991 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 19 947 | 10 091 | 5 984 | 5 964 | 5 964 | 5 964 | 5 964 |
Niet-beleidsartikel 12: Algemeen
Opbouw verplichtingen (in € 1 000) | |||||||
12: Algemeen | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 133 859 | 126 756 | 125 145 | 122 069 | 126 771 | ||
12.1: apparaat | 59 124 | 58 626 | 57 986 | 56 946 | 61 728 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 74 735 | 68 130 | 67 159 | 65 123 | 65 043 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 15 967 | 16 836 | 16 120 | 15 783 | 16 362 | ||
12.1: apparaat | 14 139 | 12 731 | 13 874 | 15 473 | 16 047 | ||
a) huisvesting | 1 362 | ||||||
b) VBTB-gelden | 454 | 376 | 376 | 376 | |||
c) toedeling prijsbijstelling 2000 | 7 568 | 8 743 | 7 627 | 7 627 | |||
d) diverse reallocaties naar 1.1 | – 1 330 | – 409 | 0 | – 45 | |||
e) digidoc (reallocatie van 2.1) | 521 | 373 | 283 | 285 | |||
f) digidoc (reallocatie van 8.1) | 391 | 282 | 214 | 215 | |||
g) huur en servicekosten IVOP (desaldering met 12) | 323 | ||||||
h) digidoc (reallocatie van 11.1) | 261 | 189 | 143 | 139 | |||
i) huurbudget IVOP (reallocatie naar 10.1) | – 221 | ||||||
j) trainees tranche 1–3 (reallocatie van 11.4) | 199 | ||||||
k) digidoc (reallocatie van 1.1) | 180 | 126 | 96 | 97 | |||
l) servicekosten RGD (reallocatie naar 2.3) | – 112 | – 112 | – 112 | – 112 | |||
m) servicekosten RGD (reallocatie naar 11.3) | – 3 | – 3 | – 3 | – 3 | |||
n) digidoc (reallocatie van 11.2) | 66 | 48 | 37 | 37 | |||
o) kinderopvang (reallocatie van 11.4) | 59 | 59 | 59 | 59 | |||
p) com. C2000 (reallocatie van 4.1) | 54 | 54 | 23 | ||||
q) huisvesting (reallocatie van 4.3) | 54 | 54 | 54 | 54 | |||
r) diverse reallocaties naar 5.1 | – 47 | – 40 | – 20 | – 20 | |||
s) paleis op de dam (reallocatie naar 12.2) | – 23 | – 23 | – 23 | – 23 | |||
t) loonbijstelling tranche 2001 | 1 347 | 1 331 | 1 312 | 1 314 | 1 322 | ||
u) prijsbijstelling tranche 2001 (overboeking van Koninkrijksrelaties) | 64 | 88 | 206 | 478 | 478 | ||
v) prijsbijstelling tranche 2000/2001 | 1 823 | 1 556 | 2 639 | 4 927 | 5 561 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 1 828 | 4 105 | 2 246 | 310 | 315 | ||
a) SAIP | – 1 815 | – 3 630 | – 3 630 | ||||
b) Koninklijk Huis | 408 | 408 | 408 | 408 | |||
c) conversie naar VBTB-structuur (reallocatie naar 9.2) | – 91 | – 91 | – 91 | – 91 | |||
d) paleis op de dam (reallocatie van 12.1) | 23 | 23 | 23 | 23 | |||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 3 890 | 3 553 | 3 505 | 3 395 | 3 396 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 142 | 212 | 216 | 205 | 209 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 144 679 | 149 826 | 143 592 | 141 265 | 137 852 | 143 133 | 139 683 |
Opbouw uitgaven (in € 1 000) | |||||||
12: Algemeen | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 156 298 | 149 196 | 147 584 | 144 508 | 149 210 | ||
12.1: apparaat | 59 124 | 58 626 | 57 986 | 56 946 | 61 728 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 97 174 | 90 570 | 89 598 | 87 562 | 87 482 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 15 967 | 16 927 | 16 211 | 15 874 | 16 453 | ||
12.1: apparaat | 14 139 | 12 731 | 13 874 | 15 473 | 16 047 | ||
a) huisvesting | 1 362 | ||||||
b) VBTB-gelden | 454 | 376 | 376 | 376 | |||
c) toedeling prijsbijstelling 2000 | 7 568 | 8 743 | 7 627 | 7 627 | |||
d) diverse reallocaties naar 1.1 | – 1 330 | – 409 | 0 | – 45 | |||
e) digidoc (reallocatie van 2.1) | 521 | 373 | 283 | 285 | |||
f) digidoc (reallocatie van 8.1) | 391 | 282 | 214 | 215 | |||
g) huur en servicekosten IVOP (desaldering met 12) | 323 | ||||||
h) digidoc (reallocatie van 11.1) | 261 | 189 | 143 | 139 | |||
i) huurbudget IVOP (reallocatie naar 10.1) | – 221 | ||||||
j) trainees tranche 1–3 (reallocatie van 11.4) | 199 | ||||||
k) digidoc (reallocatie van 1.1) | 180 | 126 | 96 | 97 | |||
l) servicekosten RGD (reallocatie naar 2.3) | – 112 | – 112 | – 112 | – 112 | |||
m) servicekosten RGD (reallocatie naar 11.3) | – 3 | – 3 | – 3 | – 3 | |||
n) digidoc (reallocatie van 11.2) | 66 | 48 | 37 | 37 | |||
o) kinderopvang (reallocatie van 11.4) | 59 | 59 | 59 | 59 | |||
p) com. C2000 (reallocatie van 4.1) | 54 | 54 | 23 | ||||
q) huisvesting (reallocatie van 4.3) | 54 | 54 | 54 | 54 | |||
r) diverse reallocaties naar 5.1 | – 47 | – 40 | – 20 | – 20 | |||
s) paleis op de dam (reallocatie naar 12.2) | – 23 | – 23 | – 23 | – 23 | |||
t) loonbijstelling tranche 2001 | 1 347 | 1 331 | 1 312 | 1 314 | 1 322 | ||
u) prijsbijstelling tranche 2001 (overboeking van Koninkrijksrelaties) | 64 | 88 | 206 | 478 | 478 | ||
v) prijsbijstelling tranche 2000/2001 | 1 823 | 1 556 | 2 639 | 4 927 | 5 561 | ||
12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | 1 828 | 4 196 | 2 337 | 401 | 406 | ||
a) SAIP | – 1 815 | – 3 630 | – 3 630 | ||||
b) Koninklijk Huis | 408 | 408 | 408 | 408 | |||
c) conversie naar VBTB-structuur (reallocatie naar 9.2) | |||||||
d) paleis op de dam (reallocatie van 12.1) | 23 | 23 | 23 | 23 | |||
e) loonbijstelling tranche 2001 | 3 890 | 3 553 | 3 505 | 3 395 | 3 396 | ||
f) prijsbijstelling tranche 2001 | 142 | 212 | 216 | 205 | 209 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 159 185 | 172 265 | 166 123 | 163 795 | 160 382 | 165 663 | 162 213 |
1. a) Een verhoging van de raming voor de huisvesting van BZK. BZK wil in de nabije toekomst een adequate en efficiënte huisvesting realiseren. In afwachting daarop krijgt BZK incidenteel een bijdrage voor de tijdelijke huisvestingsproblematiek.
1. b) Deze extra middelen – vanuit de aanvullende post VBTB – zullen worden aangewend voor verbetering van de informatiekundige processen met betrekking tot het opstellen van de begrotingsstukken.
2. a) In de huidige meerjarenraming van de Stichting Administratie Indonesische Pensioenen (SAIP) is op grond van de gemiddelde leeftijd van de pensioenrechthebbenden rekening gehouden met een afname in de bestandsomvang. Dit resulteert in een neerwaartse tendens in de meerjarenraming van grofweg 6–7%. Op basis daarvan is een ramingsbijstelling mogelijk.
Opbouw ontvangsten (in € 1 000) | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|
12: Algemeen | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | 323 | 323 | |||||
a) huur en servicekosten IVOP (desaldering met 12.1) | 323 | ||||||
Stand ontwerp-begroting 2002 | 310 127 | 1 896 | 1 896 | 1 573 | 1 573 | 1 573 | 1 573 |
Niet-beleidsartikel 13: Algemeen
Opbouw verplichtingen en uitgaven (in € 1 000) | |||||||
13: Nominaal en onvoorzien | 2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 |
Stand ontwerp-begroting 2001: | 8 872 | 30 756 | 23 903 | 11 381 | 10 246 | ||
13.1: loonbijstelling | 1 166 | 23 179 | 15 151 | 3 745 | 2 610 | ||
13.2: prijsbijstelling | 7 697 | 7 568 | 8 743 | 7 627 | 7 627 | ||
13.3: onvoorzien | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | ||
Mutaties 1e suppletore begroting 2001/Nog niet opgenomen in een begrotingstuk: | – 7 693 | – 7 568 | – 8 741 | – 7 624 | – 8 533 | ||
13.1: loonbijstelling | 3 | 1 | 2 | 3 | – 905 | ||
a) loonbijstelling tranche 2001 | 141 945 | 142 766 | 143 357 | 144 043 | |||
b) aanvulling op loonbijstelling tranche 2001 | 99 | 88 | 84 | 77 | 90 | ||
c) verdeling loonbijstelling tranche 2001 | – 132 511 | – 135 870 | – 136 697 | – 137 275 | – 137 973 | ||
d) correctie loonbijstelling tranche 2001 (overboeking van KR) | 18 | 18 | 19 | 19 | 19 | ||
e) correctie loonbijstelling tranche 2001 (overboeking naar KR) | – 168 | – 164 | – 164 | – 165 | |||
f) loonbijstelling tranche 2001 Arbeid en Zorg (reallocatie naar 2.5) | – 1 691 | – 1 729 | – 1 723 | – 1 728 | – 1 728 | ||
g) loonbijstelling tranche 2001 Spaarloon (reallocatie naar 2.5) | – 1 612 | – 1 612 | – 1 612 | – 1 612 | – 1 612 | ||
h) loonbijstelling tranche 2001 REA (reallocatie naar 2.5) | – 2 671 | – 2 671 | – 2 671 | – 2 671 | – 2 671 | ||
i) intertemporele compensatie (reallocatie naar 3.3) | – 908 | ||||||
13.2: prijsbijstelling | – 7 696 | – 7 569 | – 8 743 | – 7 627 | – 7 628 | ||
a) prijsbijstelling tranche 2001 | 41 342 | 41 203 | 41 942 | 40 645 | |||
b) verdeling prijsbijstelling 2000 | – 7 568 | – 8 743 | – 7 627 | – 7 627 | |||
c) verdeling prijsbijstelling tranche 2001 | – 43 588 | – 41 343 | – 41 203 | – 41 942 | – 40 646 | ||
Stand ontwerp-begroting 2002 | Nihil | 1 179 | 23 188 | 15 162 | 3 757 | 1 713 | 1 713 |
5.2. De uitsplitsing van budgetten
Beleidsartikel 1: Grondwet en democratie
In het begrotingsjaar worden geen majeure programma-uitgaven voorzien met betrekking tot de Europese Unie. Het grootste deel van de EU-activiteiten wordt verricht uit de bestaande apparaatsbudgetten. Daarnaast zijn er enige kleinere EU-gerelateerde uitgaven voorzien, bijvoorbeeld op het gebied van voorlichting en onderzoek, waarvan het opnemen in deze bijlage niet opportuun is.
Uitsplitsing van budgetten (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Reguliere bijdrage | 2 709 811 | 2 754 105 | 2 755 163 | 2 773 325 | 2 790 795 | ||
2. Bekostiging bovenregionaal | 58 792 | 60 224 | 60 480 | 60 695 | 60 695 | ||
Waarvan: | |||||||
USD | 3 147 | 4 031 | 4 042 | 4 052 | 4 052 | ||
Kernteams | 30 305 | 30 817 | 30 971 | 31 107 | 31 107 | ||
Fraudeteams | 8 542 | 8 569 | 8 616 | 8 657 | 8 657 | ||
FEC | 799 | 799 | 799 | 799 | 799 | ||
UMS | 2 398 | 2 401 | 2 413 | 2 423 | 2 423 | ||
GROT's | 4 060 | 4 067 | 4 100 | 4 115 | 4 115 | ||
LRT | 3 858 | 3 857 | 3 857 | 3 859 | 3 859 | ||
NCIPS | 690 | 690 | 690 | 690 | 690 | ||
XTC | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 |
Uitsplitsing van budgetten (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Bijdrage BZK (artikel 2.2) | 257 565 | 258 024 | 258 175 | 259 129 | 259 968 |
Uitsplitsing van budgetten (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
Bijdrage BZK (artikel 2.5) | 98 925 | 79 767 | 86 171 | 86 131 | 86 131 |
Een bedrag van € 1,58 mln voor Landelijk Management Development zal bij VJN 2002 worden gerealloceerd.
Beleidsartikel 3: Brandweer en Rampenbestrijding
Uitsplitsing van budgetten (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. NIBRA | 4 084 | 3 368 | 3 314 | 3 304 | 3 291 | 3 284 | 3 284 |
2. BDUR | 36 567 | 44 083 | 59 058 | 61 327 | 61 327 | 61 327 | 61 327 |
3. Opsporen en ruimen explosieven | 21 123 | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 | 4 992 |
4. Rechtspositionele voorzieningen | 1 857 | 1 610 | 1 144 | 1 144 | 1 144 | 1 144 | 1 144 |
Totaal | 63 631 | 54 053 | 68 508 | 70 767 | 70 754 | 70 747 | 70 747 |
Niet-beleidsartikel 12: Algemeen
(Rechtspositionele) Regelingen
Uitsplitsing van budgetten (in € 1 000) | |||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | |
1. Functionele kosten Koninklijk Huis & subsidies | 8 102 | 9 540 | 9 887 | 9 887 | 9 887 | 9 887 | 9 887 |
2. Oorlogsgravenstichting | 1 961 | 2 083 | 2 177 | 2 181 | 2 170 | 2 175 | 2 175 |
3. Vervreemding aandelen | 1 091 | ||||||
4. Werkgelegenheidsimpuls | 22 481 | 22 795 | 22 439 | 22 439 | 22 439 | 22 439 | 22 439 |
5. Wet Rietkerk-uitkering | 2 697 | 2 587 | 2 450 | 2 314 | 2 224 | 2 133 | 2 042 |
6. Uitkeringen gewezen ministers | 3 008 | 3 984 | 4 187 | 4 542 | 3 984 | 3 984 | 4 177 |
7. Wachtgelden en pensioenen | 226 | 270 | 262 | 262 | 262 | 261 | 261 |
8. Rechtspositie post-actieven (voormalige) overzeese gebieden | 61 940 | 57 743 | 53 364 | 50 310 | 46 997 | 47 009 | 47 009 |
9. Garanties | |||||||
Totaal | 101 506 | 99 002 | 94 766 | 91 935 | 87 963 | 87 888 | 87 990 |
Organigram Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (juli 2001) Formatie per organisatie eenheid (fte's) 2002
7. DE BIJLAGE MOTIES EN TOEZEGGINGEN
A. Door de Staten-Generaal aanvaarde moties
Onderdeel A.1. In behandeling zijnde moties
Directoraat-Generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Externe klachtvoorzieningen Motie-Scheltema-de Nie c.s. De regering wordt verzocht al dan niet met behulp van een wettelijke verplichting te bevorderen dat iedere gemeente voor 1 januari 2002 en een met waarborgen omkleden ombudsfunctie (een externe klachtvoorziening) zal hebben voorzien. | TK 3 juni 1999 | Voorontwerp is 12 maart uitgebracht. Adviesronde tot 1 juli 2001. |
Studie naar opneming EU-lidmaatschap van Nederland in de Grondwet Motie van Jurgens Verzoek de regering bij de voorbereiding van de grondwetswijziging 2002 een proeve te betrekken waarbij het lidmaatschap van Nederland van de Europese Unie in de grondwet wordt erkend, en regels worden geformuleerd voor de implementatie van EU-besluiten in de Nederlandse wetgeving, waarbij de betrokkenheid van de Staten-Generaal ook bij een versnelde procedure is verzekerd. Op verzoek van de voorzitter van de Eerste Kamer heeft de minister van BZK per brief van 24 november een studie in het vooruitzicht gesteld. | EK 2000/2001, 26 200 VI, nr. 65 jo 37A | Opdracht voor studie is verstrekt aan een samenwerkingsverband van hoogleraren (Universiteiten). In de opdracht is neergelegd dat er voor de verkiezingen 2002 gerapporteerd dient te worden. |
Kostenvergoeding voor verplichte referenda Motie Te Veldhuis, Rehwinkel en Scheltema- de Nie Wettelijk verplichte raadgevende correctieve referenda kunnen extra kosten met zich mee brengen. Gezien het BANS wordt verzocht om zo spoedig mogelijk aan te geven of en in hoeverre een kostenvergoeding op haar plaats is. | TK 2000–2001, 27 034, nr. 17, blz. 1 Hand TK 2000–2001, Blz. 3431 | De minister BZK is de mening toegedaan dat in beginsel de aan gemeentelijke referenda gebonden kosten algemene bestuurskosten zijn. Naar zijn mening moet elke bestuurslaag zijn eigen bestuurskosten betalen (Handelingen TK 2000/2001, nr. 44, blz. 3434). |
Voorrang beslissend correctief referendum boven raadgevend referendum: Motie Te Veldhuis, Rehwinkel en Scheltema-de Nie In de uitvoeringswetgeving van het nieuwe grondwetsartikel (128a GW) moet expliciet worden verankerd, dat door gemeenten en provincies geen autonome raadgevende referenda kunnen worden gehouden over onderwerpen ten aanzien waarvan een beslissend correctief referendum mogelijk is o.g.v. het nieuwe grondwetsartikel. | TK 2000–2001, 27 033/27 034, nr. 18, blz. 1 Hand TK 2000–2001, nr. 44, blz. 3439 | De minister BZK heeft aangegeven de indieners van het amendement erkentelijk te zijn voor de omvorming van het amendement (27 033, nr. 13) naar deze motie. Deze motie is pas van belang op het moment dat, na de aanvaarding van het grondwetsherzieningsvoorstel in tweede lezing de uitvoeringswetgeving op het nieuwe grondwetsartikel (128a) ter hand wordt genomen (pas aan de orde na behandeling grondwetsherziening in tweede lezing). |
Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Motie Remkes, De Cloe en Scheltema-de Nie: Toevoegen van VINEX-lokaties aan Den Haag; De regering wordt uitgenodigd tot voorstellen te komen om Den Haag te versterken met de bouwlokaties Ypenburg, Leidschenveen en het nog resterende deel van Wateringseveld en een corridor om Den Haag een regie-functie te geven over dit gebied en tot voorstellen te komen over de financiële verantwoordelijkheid die de rijksoverheid heeft voor een op korte termijn snelle en fundamentele sanering van de financiële positie van Den Haag. Verder wordt de regering uitgenodigd te onderzoeken of zonodig bij wijze van experiment rijkstaken naar de provincie kunnen worden gedecentraliseerd en wettelijke maatregelen worden getroffen om de regisserende en arbitrerende rol van de provincie te versterken. | TK 1996–1997, 25 287, nr. 3 | Wetsvoorstel herindeling Den Haag en omgeving is ingediend bij de Tweede Kamer op 29 januari 2001 (kamerstukken II 2000–2001, 27 598) en op 29 mei 2001 door de Tweede Kamer aangenomen. Op 10 juli 2001 vond behandeling in de Eerste Kamer plaats; wetsvoorstel is aanvaard. Is gepubliceerd in Staatsblad nr. 349, 24 juli 2001. |
Motie-Kamp: Wetsvoorstel inburgering nieuwkomers Verzoekt de regering gemeenten ruimte te bieden een klein deel van de inburgeringsprogramma's, onder dezelfde voorwaarden, aan te besteden bij particuliere taleninstituten, opdat bij de evaluatie na drie jaar een goede vergelijking van de resultaten mogelijk is. | TK 6 november 1997 25 114, nr. 29 | De motie zal worden betrokken bij de evaluatie van de Wet inburgering nieuwkomers en van de Wet educatie en beroepsonderwijs. Deze evaluatie wordt eind 2001/begin 2002 afgerond. |
Motie-Hoekema en Liemburg Het betrekken van Bathmen bij een herindeling in Overijssels verband. De Kamer spreekt als haar mening uit, dat Bathmen betrokken moet worden bij een volgend herindelingsvoorstel in Overijssels verband. | TK 1997/1998, 25 653, nr. 12 | Provincie Overijssel voert officiële Arhi-procedure. |
Motie-Van der Hoeven Werktuigenvrijstelling (Wet wijziging werktuigenvrijstelling) Verzoekt de regering om een nul punt meting uit te voeren om inzicht te verkrijgen in de feitelijke ontwikkeling en effecten van de toepassing van de werktuigenvrijstelling | Hand. TK 1998/1999, nr. 17 blz. 1037 | Dit onderwerp is voor advies voorgelegd aan de Waarderingskamer. De Tweede Kamer heeft eind januari 1999 een afschrift van de adviesaanvraag ontvangen. Het rapport van de Waarderingskamer wordt in juli/augustus 2001 verwacht. De Tweede Kamer wordt daarna geïnformeerd. |
Motie-Noorman-den Uyl Werktuigenvrijstelling (Wet wijziging werktuigenvrijstelling) Verzoekt de regering om een monitor te ontwikkelen over de financiële effecten van deze wetswijziging en de Kamer binnen twee jaar na invoering van de wet daarover te rapporteren. | Hand. TK 1998/1999, nr. 17 blz. 1037 | Dit onderwerp is voor advies voorgelegd aan de Waarderingskamer. De Tweede Kamer heeft eind januari 1999 een afschrift van de adviesaanvraag ontvangen. Het rapport van de Waarderingskamer wordt in juli/augustus 2001 verwacht. De Tweede Kamer wordt daarna geïnformeerd. |
Bevordering Privacy enhancing technologies Motie-Nicolaï, Rietkerk, Schutte, Halsema en Scheltema-de Nie Gebruik en bevordering van Pet-technologieën in het kader van de nieuwe wet Bescherming Persoonsgegevens. | A.O. d.d. 18 november 1999 TK 25 892, nr. 31 | December 1999 is de taakgroep Public Key infrastructure ingesteld. Deze zal ondermeer zorgen voor een mechanisme dat vertrouwelijke communicatie met de overheid mogelijk maakt. Daarnaast zal bezien worden of het mogelijk is om anonieme certificaten beschikbaar te stellen waarbij gegevens losgekoppeld worden van de persoon zelf. De PKI zal binnen drie jaar verwezenlijkt dienen te worden. De uitvoering van de motie zal in dit traject plaatsvinden. |
Ouderenadviseurs Motie-Verburg Verzoek aan de regering in samenwerking met zelforganisaties de mogelijkheden te onderzoeken om te komen tot aanstelling van ouderenadviseurs en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk te rapporteren. | TK 1999/2000, 26 800, nr. 25 A.O. 22 november 1999 | De functie van ouderenadviseur, waarover in de motie wordt gesproken, is nog in ontwikkeling. VWS ondersteunt o.m. de NISBO financieel voor de ontwikkeling van deze functie voor allochtone ouderen. Het jaar 2000 wordt gebruikt om de functie verder te ontwikkelen, zodat goede voorwaarden worden gecreëerd voor de implementatie op lokaal niveau. |
Vw 2000 en WIN Verzoek aan de regering om voor houders van de tijdelijke vergunning asiel een serieuze vorm te geven aan het onderdeel terugkeer in de inburgeringscursussen en de Kamer daarover te informeren. | TK 1999/2000, 26 732, nr. 85 | Gemeenten zijn bij brief van 11 april 2000 geïnformeerd over het terugkeerperspectief in het inburgeringsprogramma. |
Wet Inburgering Nieuwkomers Verzoek aan de regering te bevorderen dat bij de evaluatie van de WIN de mogelijkheid wordt betrokken om voltooiing van de inburgeringscursus als voorwaarde voor het verlenen van een vergunning van onbepaalde tijd te stellen, alsmede de mogelijke effecten daarvan op het volgen en voltooien van de verplicht-gestelde inburgeringscursus in het kader van die evaluatie te onderzoeken. | TK 1999/2000, 26 732, nr. 77 | Bij de evaluatie van de WIN, die eind 2001/begin 2002 wordt afgerond, zal genoemd punt worden betrokken. |
Digitaal aanbieden van overheidsdiensten Motie Voûte-Droste, Bolhuis en Wijn Verzoek aan de regering relevante overheidsdiensten 100% digitaal aan te bieden en de rol van de overheid als launching customer te versterken. | TK 2000/2001, 26 643, nr. 18 | Heroverweging doelstelling in voortgangsnota Electronische Overheid. Heroverweging (75% in 2006) wordt in de rapportage over de «Grote sprong voorwaarts» opgenomen, die in september 2001 aan de Tweede Kamer zal worden aangeboden. |
Bescherming van vitale infrastructuur Motie Wijn, Bakker, Vendrik, Van Dijke en Van den Berg Verzoek aan de regering een sectoroverstijgend plan van aanpak voor de bescherming van vitale infrastructuur op te stellen. | TK 2000/2001, 26 643, nr. 20 | In de week van 2 juli 2001 heeft V&W de Tweede Kamer een nota gestuurd. Verdere uitwerking volgt. |
Vuurwerkramp Motie Wagenaar en Scheltema-de Nie De Kamer, overwegende dat de commissie Oosting de verkokering van de rijksdienst alsmede de communicatie tussen overheden onderling als mede-oorzaak aanwijst voor het ontstaan van de vuurwerkramp; overwegende, dat een cultuuromslag gewenst is om verkokering tegen te gaan; overwegende dat een dergelijke cultuuromslag alleen kans van slagen heeft als daarvoor concrete doelen worden gesteld, verzoekt het kabinet een plan van aanpak dienaangaande op te stellen, met inbegrip van toetsbare criteria en halfjaarlijkse rapportages daarover aan de Kamer toe te zenden. | TK 2000/2001, 27 157, nr. 28, blz. 1 | Het voornemen is deze motie mee te nemen in een kwaliteitsplan voor de rijksoverheid. De Tweede Kamer zal hierover in het najaar 2001 worden geïnformeerd. |
Vuurwerkramp Motie Scheltema-de Nie en Van der Steenhoven Verzoek aan de regering om voorstellen te ontwikkelen over de wijze waarop de Kamer de voortgang en kwaliteit van de cultuuromslag binnen de departementen beter kan controleren. | TK 2000/2001, nr. 32, blz. 1 | Het voornemen is deze motie mee te nemen in een kwaliteitsplan voor de rijksoverheid. De Tweede Kamer zal hierover in het najaar 2001 worden geïnformeerd. |
Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
BZK-begroting/politie, staat van de beroepsvaardigheden Motie Van Heemst en Rietkerk Voorgesteld wordt om de Inspectie voor de politie onderzoek te laten doen naar de staat van de beroepsvaardigheden en naar eventuele verbeteringen daarvan. | TK 2000/2001, 27 400 VII, nr. 24 blz. 1 | Naar verwachting zullen de nieuwe toetsen op het gebied van de beroepsvaardigheden in 2002 van kracht worden. De inspectie voor de politie zal zowel voor als na de ingangsdatum van de nieuwe toetsen onderzoek verrichten. De minister van BZK heeft op 21 juni 2001 een brief aan de Vaste Commissie BZK gezonden. |
BZK-begroting/politie, prestatiebekostiging politie Motie Niederer en Van Heemst Prestaties moeten een grote rol gaan spelen in het bekostigingsstelsel; moet met een handzame benadering; verzoekt de regering voorstellen te ontwikkelen. | TK 2000/2001, 27 400 VII, nr. 29 blz. 1 | De Tweede Kamer is voor het AO van 12 september 2001 terzake geïnformeerd. |
Onafhankelijk ongevallen-onderzoek Motie Wagenaar c.s. Poel Verzoek aan de regering om een wetsvoorstel voor te bereiden om te komen tot een onafhankelijke Onderzoeksraad voor rampen en zware ongevallen. | TK 2000–2001, 27 400 VII, nr. 33 | Een wetsvoorstel is in voorbereiding. In augustus/september 2001 kan de Tweede Kamer een hoofdlijnennotitie tegemoet zien. Het streven is het wetsvoorstel begin 2002 in procedure te brengen en de ongevallenraad medio 2002 te installeren. |
Onafhankelijk ongevallen-onderzoek Motie Van der Doel Verzoek aan de regering om in de nieuw te ontwerpen wet voor een Nationale ongevallenraad uitdrukkelijk rekening te houden met de specifieke positie van Defensie en speciale voorzieningen daaromtrent te treffen. Het wetsvoorstel voor de Ongevallenraad Defensie zou dan ingetrokken kunnen worden. | TK 2000–2001, 27 400 VII, nr. 34 | Wordt meegenomen bij de voorbereiding van een wetsvoorstel. |
Vuurwerkramp Motie Wagenaar, Scheltema-de Nie, Mosterd, Slob, Van den Berg Verzoek aan de regering om de commissie Financiële afwikkeling voorstellen te laten doen ten aanzien van vervolgschade, waaronder letselschade, en deze met spoed tot uitvoering te brengen. | TK 2000/2001, 27 157, nr. 29, blz. 1 | Aan de CFA zal worden verzocht om nadere onderzoeken te doen naar alle individuele probleemgevallen. Deze in te stellen commissie, die de minister van BZK zal adviseren over de rol van de overheid bij financiële tegemoetkoming van gedupeerden door rampen waarover de Tweede Kamer t.g.t. zal worden geïnformeerd bij de 1e voortgangsrapportage (oktober 2001). |
Vuurwerkramp Motie Van den Doel, Mosterd en Van den Berg Verzoek aan de regering naast en/of aanvullende op de werkzaamheden van de taskforce die belast wordt met de doorlichting van de regelgeving en de daarbij behorende toezicht- en sanctieregime, ook de veiligheidsregelgeving op het gebied van bedrijven, vervoer, ondergrondsbouwen enz. door te lichten, inclusief het daarbij behorende toezicht- en sanctieregime en de daaraan gerelateerde sectoren daarbij te betrekken. | TK 2000/2001, 27 157, nr. 30, blz. 1 | De Tweede Kamer zal over de uitvoering van de motie worden geïnformeerd bij de 1e voortgangsrapportage (oktober 2001). |
Vuurwerkramp Motie Mosterd, Van Steenhoeven, Van den Berg, Van den Doel, Wagenaar en Scheltema-de Nie Verzoek aan de regering er zorg voor te dragen dat de benodigde expertise, informatie m.b.t. opleiding, proactie en preventie ter beschikking wordt gesteld, zodat de korpsen de aan hen toegewezen taken op een adequate wijze kunnen uitvoeren. | TK 2000/2001, 27 157, nr. 35, blz. 1 | Motie is aangehouden. |
Vuurwerkramp Motie Mosterd, Van Steenhoeven, Van den Berg Verzoek aan de regering om een landelijk normatief kader voor de gebruiksontwikkeling en dat ter beschikking te stellen van de gemeenten. | TK 2000/2001, 27 157, nr. 36, blz. 1 | Motie is aangehouden. |
Vuurwerkramp Motie Van der Steenhoven en Mosterd Verzoek aan de regering om de ongevallenraad op te dragen een inventarisatie te maken va de belangrijkste risico's en risicovolle objecten en situaties waar de samenleving mee wordt geconfronteerd, en deze inventarisatie te doen begeleiden van een advies en aanbevelingen voor preventie. Voorts wordt verzocht de onafhankelijke ongevallenraad de taak te geven zelfstandig advies uit te brengen aan gemeenten, provincies en ministeries m.b.t. risicovolle objecten of situaties en hun registratie. | TK 2000/2001, 27 157, nr. 40, blz. 1 | Motie is aangehouden. |
Motie Niederer-Van Heemst Te komen tot voorstellen om de afstemming en samenwerking tussen de schakels in de totale veiligheidsketen te verbeteren, waardoor elke schakel mede een bijdrage levert aan het ontlasten van de overige schakels en verzoekt de regering de Tweede Kamer over de resultaten van dat onderzoek en het regeringsstandpunt daarover vóór 1 juni 2001 te informeren. | 28 november 2000, 27 400, nr. 36 | Justitie heeft voortouw. De Tweede Kamer zal naar verwachting eind 2001 worden geïnformeerd. |
Directoraat-Generaal Management en Personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Externe advisering Motie De Boer – Per ministerie jaarlijks een volledig overzicht geven van de aard, omvang en kosten van externe advisering; – kwalitatieve criteria formuleren waaraan de door de overheid te verlenen opdrachten moeten voldoen; – voorschriften formuleren voor een transparante financiële en inhoudelijke verslaglegging betreffende de externe advisering, binnen een jaar na uitvoering van de opdracht. | EK 2000/2001, 27 400, nr. 107 | Notitie wordt medio 2001 naar de Eerste Kamer gezonden. |
Modernisering pensioenstelsel politieke ambtsdragers Motie Duijkers c.s. Gevraagd wordt om een verkenning van een moderner pensioenstelsel dat meer op het individu toegesneden keuzemogelijkheden biedt, waaronder de mogelijkheid van uitruil van ouderdomspensioen en nabestaanden-pensioen alsmede de mogelijkheid om langs de weg van inkoop op individuele basis pensioenaanspraken te verhogen, en de Tweede Kamer daarover te informeren. | TK 2000–2001, 26 043, nr. 23 | Tijdens de plenaire behandeling op 20 februari 2001 is toegezegd deze kwesties mee te nemen in een meer algemene notitie over de rechtspositie van politieke ambtsdragers, welke 2001 gereed zal zijn. Voor een deel wordt deze materie al meegenomen in een wetsvoorstel dat najaar 2001 zal worden ingediend. |
Outplacement politieke ambtsdragers Motie Luchtenveld c.s. Verzocht wordt om voor 1 maart 2002 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer te zenden inzake het opnemen van een recht op outplacement zowel ten behoeve van aftredende politieke ambtsdragers op centraal als decentraal niveau. | TK 2000–2001, 26 043, nr. 24 | Tijdens de plenaire behandeling op 20 februari 2001 is toegezegd dat de minister van BZK zich ter zake zou inspannen, maar geen garanties ten aanzien van de datum kon geven. |
Kapitaaldekking en fondsvorming Appa Motie Van der Hoeven c.s. Verzocht wordt om uiterlijk 1 maart 2002 een voorstel aan de Kamer voor te leggen waarin de volgende zaken aan de orde komen: fondsvorming en kapitaaldekking voor alle politieke ambtsdragers; een bijbehorende overgangsregeling indien tot een overgang wordt besloten; en een centrale pensioenadministratie voor politieke ambtsdragers. | TK 2000–2001, 26 043, nr. 25 | Tijdens de plenaire behandeling is toegezegd de problematiek zo goed mogelijk in kaart te brengen en afhankelijk van de uitkomst daarvan en van de reacties van de medeoverheden en het kabinet met een voorstel te zullen komen. |
Middelloonstelsel Appa Motie Scheltema-de Nie c.s. Verzocht wordt de voor- en nadelen van een al dan niet facultatief middelloonstelsel voor pensioenopbouw voor politieke ambtsdragers in kaart te brengen en de Kamer daarover te berichten. | TK 2000–2001, 26 043, nr. 26 | Tijdens de plenaire behandeling op 20 februari 2001 heeft de minister van BZK toegezegd dit mee te zullen nemen in de meer algemene notitie over de rechtspositie van politieke ambtsdragers, welke naar verwachting 2001 gereed zal zijn. |
Onderdeel A.2. Afgedane moties
Directoraat-Generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Motie-Scheltema-de Nie c.s. Criteria voor verzelfstandigingen en privatiseringen bij gemeenten en provincies; Verzoek aan de regering om te onderzoeken of de in voorbereiding zijnde Kaderwet verzelfstandigingen ook voor gemeenten en provincies van toepassing kan worden verklaard dan wel een afzonderlijke regeling voor provincies en gemeenten meer voor de hand ligt. | TK, 7 oktober 1998, 26 200 VII, nr. 20 | Wordt betrokken bij de Kaderwet ZBO's en verder in dat verband afgedaan. |
Motie-Scheltema-De Nie c.s; Staatkundige Vernieuwing: Met spoed een kaderwet zelfstandige bestuursorganen opstellen en deze voor 1 september 1997 aan de Raad van State en voor 1 januari 1998 aan de Tweede Kamer voorleggen. | TK 1996–1997, 25 268, nr. 4 | Nader rapport + gewijzigd voorstel van wet in najaar 2000 naar Tweede Kamer. (Ingediend september 2000) (kamerstukken II 2000–2001, 27 426, nr. 1–3 + nr. A). |
Motie-Van Zuijlen; Wijziging artikelen 12 en 13 Grondwet: Verzoekt de regering een nota uit te brengen over de constitutionele aspecten van de elektronische snelweg en daarbij aan te geven of eventueel nieuwe wijzigingen van de Grondwet noodzakelijk zijn. | Hand. TK 1997–1998, 15 Hand. TK 1997–1998, nr. 43, pag. 3462 | De Commissie «Grondrechten in het digitale tijdperk» is ingesteld bij Koninklijk Besluit van 23 februari 1999 (Stb. 101) en heeft op 2 mei 2000 een advies uitgebracht. Het Kabinetsstandpunt is op 16 oktober 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II 2000–2001, 27 460, nr. 1). |
Rapportage over nieuwe technieken bij referenda en verkiezingen Motie Scheltema-de Nie, Te Veldhuis en Rehwinkel Verzoek om voor 1 juni 2001 te rapporteren over de mogelijkheden en vorderingen m.b.t het gebruik van ICT bij stemmingen voor verkiezingen en referenda. De Kamer is van oordeel dat de introductie van nieuwe technieken tegelijk voor beide gremia moet worden nagestreefd, mits deze voldoende veilig en betrouwbaar zijn, alsmede voldoen aan de vereisten van toezicht. | TK 2000–2001, 27 033, nr. 16, blz. 1 Hand TK 2000–2001, blz. 3420/3421 | De strekking van de motie en de termijnstelling lopen gelijk op met de planning van de volgende voortgangsrapportage van het project Kiezen op Afstand, aangekondigd in de voortgangsbrief aan de Tweede Kamer d.d. 4 oktober 2000. De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brieven van 29 mei 2001 en 27 juni 2001. |
Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Motie Gabor: Grote-stedenbeleid Verzoekt de regering de verhouding tussen gelden van de G-4 en de G-21 stapsgewijs te relateren aan de totale omvang van de grootstedelijke problemen. | TK 1996–1997, 21 062, nr. 59 | Bij de op 20 december 1999 gesloten stadsconvenanten zijn voor vier jaar (ISV vijf jaar) de gelden in beginsel verdeeld, onder voorbehoud van de vaststelling van de begrotingen. |
Motie Van der Vlies: Nodigt de regering uit tot een fundamentele bezinning op de aard en begrenzing van de overheidstaak en verzoekt de regering hierover een notitie aan de Kamer voor te leggen. | A.P.B. dd. 17 september 1997 | Is verwerkt in de kabinetsreactie op het ROB-advies «de overheid de markt in- of uitprijzen» en het SER-advies inzake Markt en Overheid (TK 24 036, nr. 152 van 28 februari 2000). |
Motie-Noorman-den Uyl: Jaaroverzicht integratiebeleid etnische groepen 1998 Verzoekt de regering een onderzoek te laten plaatsvinden om sociale cohesie op lokaal niveau te verbeteren en daarvoor plannen te ontwikkelen en deze de Kamer binnen afzienbare tijd aan te bieden. | TK 1997–1998, 25 601, nr. 9 | In de meerjarenontwikkelplannen van de grote steden wordt aandacht besteed aan de sociale cohesie op lokaal niveau. |
Motie-Oedayraj Singh Varma: Jaaroverzicht integratiebeleid etnische groepen 1998. Verzoekt de regering in de herijking van het Nationaal actieplan elektronische snelwegen expliciet aandacht te besteden aan de positie van etnische minderheden op de elektronische snelweg, alsmede toekomstig beleid te formuleren om deze positie te verbeteren. | TK 1997–1998, 25 601, nr. 16 | In het project Digitaal Trapveld, dat dit jaar in de grote steden en de 5 partiële GSB-steden worden geïmplementeerd, wordt expliciet aandacht aandacht geschonken aan etnische minderheden. Tevens zal de RMO in september 2000 het advies sociale risico's en perspectieven van technologische ontwikkelingen, waarin ook de positie van etnische minderheden aan de orde zal komen, uitbrengen. |
Motie-Gabor c.s.; CRIEM Nodigt de regering uit om alle beleidsniveaus en bij het ontwikkelen van nieuwe beleidsinstrumenten de zelforganisaties nadrukkelijk te betrekken, en verzoekt de regering de Kamer hierover te informeren. | A.o. d.d. 15 april 1998, 25 726, nr. 2 | In de financiële overeenkomsten met de afzonderlijke gemeenten die een pilot uitvoeren is opgenomen dat de gemeenten streven naar en werken aan de actieve betrokkenheid van een samenwerking met de doelgroepen zelf en stimuleren deze actief binnen de activiteiten die onderdeel uitmaken van een CRIEM-pilot. Daarnaast is in de kabinetsreactie op het RMO-advies: «retoriek en realiteit van het integratiebeleid» ingegaan op de positie van zelforganisaties. |
Motie-Noorman-Den Uyl c.s.; CRIEM Verzoekt de regering de Kamer op korte termijn inzicht te geven in de kosten van een structurele financiering in de komende vier jaar (van programma's voor taal-, school- en ouderenondersteuning) in al die gemeenten waarin achterstandssituaties zich voordoen. | A.o. d.d. 15 april 1998, 25 726, nr. 4 | In 2000 zijn in 7 gemeenten CRIEM-pilots uitgevoerd. De Tweede Kamer is bij brief van 4 juli 2001 geïnformeerd over de follow-up (kamerstukken II 2000–2001, 25 726, nr. 9) |
Motie-Barth, Hoekema Gemeentelijke herindeling Twente Het verdient aanbeveling om enige vormen van binnengemeentelijke decentralisatie in het herindelingsgebied Twente te stimuleren en voor dit doel een passend bedrag aan de voor de regio bestemde gewenningsbijdrage toe te voegen. | TK 1998/1999, 26 353, nr. 26; Hand. TK 1998/1999, nr. 72, blz. 4243 | Notitie over binnengemeentelijke decentralisatie is op 26 april 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. |
Experimenteerwet jeugd in de stad Motie-De Cloe: Dringt er bij de regering op aan vóór de zomer een voorstel voor een Experimenteerwet jeugd in de stad bij de Tweede Kamer in te dienen. | A.O. dd. 14 oktober 1999 TK 99/00, 26 800 VII, nr. 7 | Naar aanleiding van de motie De Cloe heeft het kabinet het SCP opdracht gegeven een onderzoek in te stellen naar de bestuurlijke aspecten van het stedelijk jeugdbeleid. Het SCP heeft haar bevindingen en aanbevelingen verwoord in het SCP-rapport «Knelpunten in het stedelijk jeugdbeleid». De kabinetsreactie is in mei 2001 aan de Tweede Kamer toegestuurd (kamerstukken II 2000–2001, 27 749, nr. 1). |
Wachtlijsten taalonderwijs Motie-Noorman-Den Uyl Dat indien dit voorjaar blijkt dat er een financieel tekort is op het beschikbare budget taalonderwijs voor nieuwkomers, eerdere migranten en vluchtelingen en alfabetiseringscursussen, de regering de bezuinigde 10 miljoen (op de VWS-begroting) met ingang van 1 januari 2000 weer structureel beschikbaar dient te stellen. | TK 1999/2000, 26 800, nr. 25 A.O. 22 november 1999 | Is inmiddels achterhaald door beschikbaarstelling van extra middelen ten behoeve van oudkomers in het kader van inburgeringsdebatten. |
Motie-Van der Vlies Specifieke knelpunten decentralisatie onderwijshuisvesting Verzoek aan de regering om, na overleg met de betrokken gemeenten, te bewerkstelligen dat de voor de oplossing van bedoelde knelpunten benodigde middelen al of niet via het gemeentefonds beschikbaar worden gesteld. | TK 1999/2000, 27 127 en 27 101, nr. 85 | De uitvoering van deze motie vindt plaats volgens de lijnen die zijn uitgezet in de brief van de staatssecretaris van OcenW, mw. K.Y.I.J. Adelmund van 22 mei 2000 (kamerstukken II, 1999–2000, 26 800 B, nr. 12). |
Sectoradviseurs minderheden Motie-Verburg Verzoek aan de regering om in samenwerking met sociale partners na te gaan, op welke wijze kan worden gekomen tot aanstelling van sectoradviseurs minderheden, en de Kamer daarover zo spoedig mogelijk te rapporteren. | TK 1999/2000, 26 800, nr. 15 | Binnen diverse sectoren zijn initiatieven genomen gericht op een sectorale aanpak van de arbeidsmarktpositie van etnische minderheden. Voor de sector gemeenten is vanaf medio 1999 een sectoradviseur minderheden aangesteld. Bij de sector politie zal het Landelijk expertisecentrum diversiteit sectorale initiatieven stimuleren en faciliteren. Uit een inventarisatie van Arbeidsvoorziening Nederland blijkt dat er meerdere varianten bestaan van een sectorale aanpak in diverse branches (o.a. de media en metaal). Het voornemen van het Kabinet is om de branchegerichte KOM-projecten bij succes verder uit te breiden. SZW zal de Tweede Kamer informeren. |
Gemeentelijke en provinciale rekenkamers niet dwingend voorschrijven Motie-Noorman-den Uyl en Luchtenveld De motie spreekt uit dat het voorzien in gemeentelijke en provinciale rekenkamers niet dwingend voorschrijven niet dwingend voorgeschreven dient te worden. | TK 31 augustus 2000 | De verplichte gemeentelijke rekenkamer wordt voorgesteld in het wetsontwerp dualisering gemeentebestuur. De minister heeft aangegeven dat dat ook het moment zal zijn waarop de Kamer over dit onderwerp debatteert en zich kan uitspreken. |
Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de motie | Vindplaats | Stand van Zaken |
Motie-Van den Berg heeft de regering verzocht te bevorderen dat: a. politievrijwilligers bij gebleken geschiktheid in voldoende mate kunnen doorstromen b. er in overleg met de organisatie van vrijwillige politie een adequate regeling van de materiële rechtspositie tot stand komt. | TK 1997/1998, 72–5400 | ad a. en b. AMvB in werking per 1-6-2000 |
Motie-Van den Berg heeft de regering verzocht te bevorderen dat: a. de regionale korpsen effectief gebruik maken van de mogelijkheden die het instituut van de vrijwillige politie biedt. | TK 1997/1998, 25 195, nr. 11 | Motie stemt overeen met de toezeggingen gedaan in de brief van 13 januari 1998 ad a. In Beleidsplan Nederlandse Politie aangegeven dat kabinet inzet vrijwilligers stimuleert. In landelijke politiebrief opgenomen uitgangspunt inzet te verhogen. |
Motie Halsema. Begin volgend jaar bericht de minister van BZK de Tweede Kamer over het toezicht op de bejegening van gedetineerden in politiecellen. | TK 1998/1999, 26 200 VII en VI, nr. 28 | Is betrokken bij de wijziging van het Besluit beheer regionale politiekorpsen houdende verplichting tot instelling Commissie van Toezicht voor de politiecellen. Inwerking getreden 1 februari 2001 (Stb. 2000, 544). |
BZK-begroting/politie, werving Minister BZK: Motie Van Heemst en Niederer Voorgesteld wordt om periodiek de Tweede Kamer te rapporteren over werving, vervangingsprognoses en eventuele knelpunten en oplossingsrichtingen. | TK 2000/2001, 27 400 VII, nr. 22, blz. 1 | De Tweede Kamer zal periodiek worden geïnformeerd in het kader van de informatieverstrekking over de sterktecijfers van de Nederlandse politie. De laatste rapportage is op 28 mei 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
B. Door bewindslieden toegedane toezeggingen
Onderdeel B.1. In behandeling zijnde toezeggingen
Directoraat-Generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister van BiZa: Staatkundige vernieuwing; Na de zomer zal het definitieve kabinetsstandpunt over constitutionele toetsing aan de Tweede Kamer worden toegezonden. Voorlopig standpunt (nog niet openbaar gemaakt): geconcentreerde bij de HR ten aanzien van genoemde grondwetsbepalingen. | A.O. d.d. 19 juni 1997 | Hierover is een nota aangekondigd in het kabinetsstandpunt «Grondrechten in het digitale tijdperk» (16 oktober 2000). |
Minister van BiZa: Staatkundige vernieuwing; Toezending van een notitie over splitsing van wetsvoorstellen. | A.O. d.d. 19 juni 1997 | Is in voorbereiding. |
Omvang en snelheid klachtafhandeling N.O. Minister van BZK: Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het Jaarverslag 1998 van de Nationale ombudsman heeft de minister van BZK toegezegd dat er een nota (van beperkte omvang) zal verschijnen, waarin de beheersmaatregelen die moeten leiden tot een snellere klachtafhandeling bij de No op een rijtje worden gezet. Daarbij zal de verwachte verminderde instroom van klachten bij de No als gevolg van de per 1 juli 1999 verplicht gestelde interne klachtafhandeling in ogenschouw worden genomen. | TK 3 juni 1999 | Bij de begrotingsbehandeling zal een wat bredere beschouwing worden gegeven over de financiële kant van het Instituut Nationale ombudsman in relatie tot de werkdruk bij dat instituut. Dit moet nog in uitvoering worden genomen. |
Kwalitatief onderzoek opkomst verkiezingen Minister van BZK: Toezegging tot het instellen van een kwalitatief onderzoek naar de opkomst van de kiezer, waarbij ook aandacht aan lagere opkomstcijfers in de oude wijken. | A.O. d.d. 24 november 1999 | SCP zal november 2001 met een eindstudie komen. |
Misbruik bekostigingsstelsel Nationale ombudsman Minister van BZK: Met de Ombudsman zal nog eens gesproken worden over de vraag of er sprake is van «misbruik» van het bekostigingsstelsel, d.w.z. dat bij gemeenten met het addiëren van de ombudsman gedreigd wordt in de wetenschap dat het enkel insturen van een klacht (ook al leidt die tot niets) de gemeente f 2000,– kost. | TK 1999/2000, nr. 101, blz. 6566 | Deze vraag is aan het bureau N.O. voorgelegd. |
Notitie over burgerinitiatief/volksinitiatief Minister van BZK: Heeft toegezegd een notitie op te stellen over de mogelijkheid voor burgers om onderwerpen op de agenda van vertegenwoordigende lichamen te plaatsen. De agenda van vertegenwoordigende lichamen hoort uiteindelijk de agenda van de burgers te zijn (Handelingen TK 2000/2001, nr. 41, blz. 3284). Ook heeft de minister n.a.v. de vraag van de heer Rehwinkel om meer te zeggen over burgerinitiatief (Handelingen TK 2000/2001, nr. 44, blz. 3436) en het amendement Kant inzake volksinitiatief (27 034, 22) toegezegd om hier een kleine aantekening over te maken. Deze toezegging kan volgens de minister wellicht van belang zijn om na de volgende verkiezingen over te spreken (Handelingen TK 2000/2001, nr. 44, blz. 3436). | TK 2000–2001, 27 033/27 034 Hand. TK 2000–2001, nr. 41, blz. 3284 | Notitie is in voorbereiding. |
Dualisme, lokale democratie/burgemeester ook raadsvoorzitter in GW Minister van BZK: In het kader van de voorgenomen modernisering van hoofdstuk 7 van de Grondwet zal ook worden gekeken naar het raadsvoorzitterschap van de burgemeester (n.a.v. motie Scheltema/Halsema). Dit voornemen is ook in het kabinetsstandpunt al uitgesproken. | TK 29 augustus 2000 | Een voorstel tot modernisering van hoofdstuk 7 is in voorbereiding. |
Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister: Onderzoek uitwerking (grond)wetgeving in de multiculturele samenleving. | Hand TK 1996–1997, nr. 34, pag. 2806 t/m 2813 | Ter voorbereiding van een onderzoeksopdracht heeft op 26 augustus 1999 een workshop met experts plaatsgevonden. Onderzoeksopdracht aangepast n.a.v. plenaire behandeling Goedkeuringswetsvoorstel Kaderverdrag bescherming nationale minderheden (Hand. TK 1999–2000, nr. 56, pag. 3976–3977). Wordt in najaar 2001 uitgewerkt. |
Gedragscodes Minister van BiZa: Inventariseren of alle ministeries een gedragscode over anti-discriminatie hebben. | TK 30 november 1997 | Gebleken is dat niet alle ministeries een gedragscode hebben. Een model gedragscode is uitgewerkt die rijksbreed toepasbaar is gekoppeld aan een actieprogramma. Medio 2001 voor goedkeuring naar de Ministerraad, waarna het ter informatie aan de Tweede Kamer zal worden gezonden. |
Remigratiewet: Antillen en Aruba Minister voor GSI: Is bereid te praten met de nieuwe regeringen van de Antillen en Aruba over remigratie-projecten voor Antillianen en Arubanen. Hij zal daarbij ook goed werkende projecten bezien. | TK 1997–1998, 25 741, nr. 1–2 Hand. TK 1997–1998, nr. 71, blz. 5337 | Een remigratieregeling is bijna gereed (najaar 2001) als Nederlandse bijdrage aan een gezamenlijk project met de Antilliaanse overheid ter facilitering van Antillianen die een baan op de Antillen hebben gevonden. |
Werktuigenvrijstelling (Wet wijziging werktuigenvrijstelling) Minister van BZK: Na overleg met de Waarderingskamer de Tweede Kamer schriftelijk mededelen hoe de moties betreffende de monitoring en de nulmeting worden uitgevoerd. | TK 1998/1999, 25 736, A.O. d.d. 28 oktober 1998 | Na ontvangst van het advies van de Waarderingskamer is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de moties betreffende de monitoring en de nulpunt-meting worden uitgevoerd. De opdracht aan de Waarderingskamer is inmiddels verstrekt. De verwachting is dat de Waarderingskamer medio 2001 rapporteert. De Tweede Kamer zal daarna worden geïnformeerd. |
Werktuigenvrijstelling (Wet wijziging werktuigenvrijstelling): Minister van BZK: Waarderingskamer officieel vragen om bij de kwaliteitscontroles aandacht te besteden aan de toepassing van de werktuigenvrijstelling in de praktijk en te overleggen met de Waarderingskamer over de uitvoering van de nulmeting en monitoring. | TK 1998/1999, 25 736, A.O. d.d. 28 oktober 1998 | Na ontvangst van het advies van de Waarderingskamer is de Tweede Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de moties betreffende de monitoring en de nulpunt-meting worden uitgevoerd. De opdracht van de Waarderingskamer is inmiddels verstrekt. De verwachting is dat de Waarderingskamer medio 2001 rapporteert. De Tweede Kamer zal daarna worden geïnformeerd. |
Gemeentelijke herindeling; Minister van BZK: Toezegging studie inzake lokale belastingen mee te nemen bij de periodieke onderhoudsrapportage in het kader van het gemeentefonds. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Advies Rob/Rfv is uitgebracht in september 2000. Op het advies is een kabinetsstandpunt in voorbereiding. Naar verwachting kan het kabinetsstandpunt zomer 2001 naar de Tweede Kamer. |
Gemeentelijke herindeling; Minister van BZK: De minister van BZK heeft toegezegd voor de zomer aan de Kamer te berichten over de mogelijkheid van een kwaliteitsmonitor gemeenten in het kader van herindeling. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Extern is de vraag over de inrichting van een kwaliteitsmonitor uitgezet. Tussenrapportage op 30 juni 1999 naar Tweede Kamer gezonden. Offerte-aanvraag uitgezet. Per 1 oktober 2000 aanvang onderzoek. Afronding in het najaar van 2001. Het streven is de monitor in 2002 in meerdere heringedeelde gemeenten uit te voeren. |
Minister van BZK: Bestuurlijk overleg met VNG en IPO in vroege voorjaar van 2000. Met VNG en IPO wordt een handleiding maatregelen integriteitsbeleid voorbereid voor gemeenten en provincies. Nota-overleg | TK d.d. 3 februari 1999 | Het streven is een handreiking hierover in september 2001 aan gemeenten en provincies aan te bieden. |
Notitie inrichting en functioneren binnenlands bestuur Minister van BZK: Uitvoering van een onderzoek naar de clientèle van provincies (samen met het IPO). | Hand. TK 1998–1999, nr. 74 | Over de opzet van het onderzoek zal nog overleg plaatsvinden met het IPO. Onderzoek voorlopig aangehouden in het licht van de algemene discussie openbaar bestuur. Wellicht overbodig in het licht van de Commissie-Bleker. |
Statuut Europees Parlement Minister van BZK | A.O. TK d.d. 8 april 1999 | Het overleg tussen EP en Raad van Ministers is nog steeds gaande. |
Subsidiëring politieke partijen Minister van BZK: Verhouding subsidie en eigen inkomsten. | Hand. EK 1998–1999, nr. 29 EK d.d. 11 mei 1999 | Inzicht in de verhouding tussen subsidiëring en andere «eigen» inkomsten van de politieke partijen zullen worden opgenomen in de evaluatie van de Wet subsidiëring politieke partijen |
Onderzoek verbindendheid belastingverordening Minister van BZK: De minister heeft toegezegd, dat er ambtelijk overleg met de VNG zal plaatsvinden om te onderzoeken of het gewenst is (wetstechnische) maatregelen te treffen om de huidige gevolgen van onverbindendheid van belastingverordeningen te voorkomen. | A.O. d.d. 28 september 1999 | Op dit punt is advies gevraagd aan het Erasmus Studiecentrum Lokale overheden (ESBL). Het ESBL heeft op 21 juli 2000 advies uitgebracht. Dit advies is ter kennisname gezonden aan de VNG met de vraag tot welke opmerkingen dat advies aanleiding geeft. Reactie VNG is ontvangen. Begin september 2001 zal het advies aan de Tweede Kamer worden gezonden, samen met de evaluatie van de afschaffing preventief toezicht op lokale belastingverordeningen. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Mw. v.d. Hoeven (CDA) vroeg of er mogelijkheden waren ICT-initiatieven, zoals bijvoorbeeld de Digitale Trapveldjes, op het platteland te ontplooien. | A.O. d.d. 5 oktober 1999 | In overleg met de collega's van LNV en OCW zal de minister bekijken of zij middelen hebben voor ICT-initiatieven op het platteland. Ook SZW is betrokken. |
Integratiebeleid Minister voor GSI: Momenteel wordt onderzocht met welke juridische instrumenten adviesorganen en gesubsidieerde instellingen ertoe kunnen worden gebracht leden van etnische minderheidsgroepen als leden te benoemen en als personeel aan te stellen. | TK d.d. 6 oktober 1999 | De Algemene Wet Bestuursrecht vereist dat in een structurele subsidierelatie alleen voorwaarden mogen worden gesteld die op een wettelijke grondslag berusten en redelijkerwijs noodzakelijk en geschikt zijn om het nagestreefde doel te verwezenlijken. Dit betekent dat een voorwaarde tot aanstelling van allochtoon personeel alleen kan worden gesteld wanneer dit in een wet, provinciale of gemeentelijke verordening is opgenomen. Tot het moment dat hiervan sprake is, is het juridische instrumentarium zeer beperkt. Eén weg ertoe kan zijn het maken van afspraken met instellingen. De Tweede Kamer zal in het najaar 2001 worden geïnformeerd. |
Bankachtige activiteiten Zuid-Holland Minister van BZK: Heroverweging schorsings- en vernietigingsbeleid. | A.O. d.d. 7 oktober 1999 | Actualisering beleidskader wordt na de zomer van 2001 naar de Tweede Kamer gezonden. |
Integriteit openbaar bestuur Minister van BZK: De ambtelijke werkgroep «onderzoek kostenregelingen lokale bestuurders» zal haar rapportage medio maart 2000 gereed hebben. De Kamer zal geïnformeerd worden over de bevindingen. | A.O. d.d. 24 november 1999 | De werkgroep heeft de rapportage afgerond. De bevindingen zullen worden betrokken bij de tezamen met VNG en IPO op te stellen handreiking integriteit. Deze handreiking zal in september 2001 aan de gemeenten en provincies worden gestuurd. |
Integriteit openbaar bestuur Minister van BZK: Minister BZK heeft zich bereid verklaard na te denken over de vraag of het wenselijk is voor werkloze politici een sollicitatieplicht in te voeren. | A.O. d.d. 24 november 1999 | Wordt betrokken bij toegezegde algemene notitie over rechtspositie van politieke ambtsdragers welke naar verwachting in 2001 gereed zal zijn. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Aanpassing Anholtverdrag tot hetzelfde niveau als het Beneluxverdrag, om mogelijk te maken dat grensoverschrijdende publiekrechtelijke lichamen besluiten mogen nemen die natuurlijke en rechtspersonen binden. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 5 TK 17 december 1999, | Hiervoor is aandacht bij de werkzaamheden van de commissie ter voorbereiding van Nederlands-Duits verdrag inzake grensoverschrijdende bedrijventerreinen. Onderhandelingen lopen nog. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Instelling tripartiete commissie ter voorbereiding van Nederlands-Duits verdrag inzake grensoverschrijdende bedrijventerreinen. Het streven is dat in de loop van 2000 de intern Duitse problematiek zover is opgelost dat het verdrag getekend kan worden, waarna de parlementaire ratificatieprocedure nog volgt. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 5 TK 17 december 1999, | Gelet op het feit dat het beoogde verdrag geldt voor de gehele N-D grensstreek, heeft Nederland inmiddels ook zitting in de commissie. De commissie heeft een 5-puntenplan opgesteld. Is neergelegd in memorandum van Aken, ondertekend op 7 december 2000 door de Nederlandse regering, bondsregering en met deelname van Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen. Momenteel wordt aan Nederlandse kant uitvoering gegeven aan alle in het Memorandum van Aken opgevoerde punten. |
Goedkeuringswetsvoorstel Kaderverdrag inzake bescherming nationale minderheden Minister voor GSI: Een notitie over het aanbrengen van een ordening (een driedeling) van culturele waarden in relatie tot het normenstelsel in Nederland: – tot culturen behorende waarden die niet onderhandelbare grondrechten raken – tot culturen behorende waarden die het bestaande normenstelsel raken op punten die op zich onderhandelbaar zijn tot culturen behorende waarden die tot de particuliere sfeer behoren en op geen enkele wijze het normenstelsel raken. | TK 1999/2000, nr. 56, blz. 3976 A.O. d.d. 15 maart 2000 | Ter voorbereiding van een onderzoeksopdracht heeft op 26 augustus 1999 een workshop met experts plaatsgevonden. Onderzoeksopdracht aangepast n.a.v. plenaire behandeling Goedkeurings-wetsvoorstel Kaderverdrag bescherming nationale minderheden (Hand. TK 1999–2000, nr. 56, pag. 3976–3977). Wordt in najaar 2001 uitgewerkt. |
Goedkeuringswetsvoorstel Kaderverdrag inzake bescherming nationale minderheden Minister voor GSI: Na ratificering van het Kaderverdrag zal een Nederlandse deskundige worden aangewezen voor benoeming als adviserend lid voor het adviescomité. Dit comité houdt toezicht op de naleving van het Kaderverdrag. Omdat de leden van het adviescomité voor een bepaalde periode zitting hebben, zal Nederland als er posten vrijkomen zijn uiterste best doen om lid te worden van het adviescomité. | TK 1999/2000, nr. 56, blz. 3976 A.O. d.d. 15 maart 2000 | Een Nederlandse deskundige wordt gezocht. |
Goedkeuringswetsvoorstel Kaderverdrag inzake bescherming nationale minderheden Minister voor GSI: Tijdens de Europese Conferentie over bestrijding van discriminatie en racisme najaar 2000 en tijdens de wereldwijde VN-conferentie over hetzelfde onderwerp in 2001 zal Nederland wijzen op het bestaan van het Kaderverdrag, opdat het een bredere aandacht zal krijgen. | TK 1999/2000, nr. 56, blz. 3978 A.O. d.d. 15 maart 2000 | Wordt in voorbereiding VN-conferentie begin september 2001 meegenomen. |
Vreemdelingenwet Termijn voor het afnemen van de inburgeringstoets Minister voor GSI: Bezien zal worden of de gestelde termijnen m.b.t. het afnemen van de WIN-toets binnen één jaar flexibel moeten worden gehanteerd of niet. | TK 1999/2000, 26 975, nr. 7, blz. 26 | De vraag zal worden meegenomen bij de evaluatie van de Wet Inburgering Nieuwkomers die eind 2001/begin 2002 gereed zal zijn. |
Vreemdelingenwet/Financiering WIN Minister voor GSI: De financiering van de Wet Inburgering Nieuwkomers (de T2_systematiek) zal nog eens worden bezien. | TK 1999/2000, 26 975, nr. 7, blz. 23 | De financieringssystematiek van de WIN zal meegenomen worden bij de evaluatie van de WIN die eind 2001/begin 2002 gereed zal zijn. |
Vreemdelingenwet Koppeling vergunning onbepaalde tijd aan voltooiing inburgering Minister voor GSI: Zal bij de evaluatie van de WIN concrete informatie inwinnen over de voltooiing van de inburgering als voorwaarde voor het verkrijgen van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. | TK 1999/2000, 26 975, nr. 7, blz. 25 | De toezegging houdt verband met de motie-Dittrich die tijdens het plenaire debat over de Vreemdelingenwet 2000 en de Invoeringswet is aangenomen. Dit aspect zal worden betrokken bij de evaluatie van de WIN die eind 2001/begin 2002 gereed zal zijn. |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: Met SZW, Justitie en EZ wordt beraadslaagd over de oprichting van een Taskforce c.q. platform o.i.d. voor oplossingen vinden voor de samengestelde problematiek van de Chinese horeca. Daarbij komen in elk geval de volgende aspecten aan de orde: arbeidsomstandigheden, CAO-handhaving, sanering/bedrijfsbeëindiging(-sregeling), inclusief hulp bij alternatief etnisch ondernemerschap, illegale arbeidskrachten en afpersing. | TK 30 augustus 2000 TK 1999/2000, 26 800 VII nr. 40, blz. 7 | Overleg met Chinese organisaties is gaande. Rapportage volgt naar verwachting in najaar 2001. |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: In het voorjaar van 2001 wordt een doelgroepnota uitgebracht, waarin ook op de positie van Chinezen wordt ingegaan. De nota zal – voorzover relevant – het kabinetsstandpunt bevatten op het – naar verluidt – nog dit jaar te verschijnen WRR-rapport over minderheden. | TK 30 augustus 2000 TK 1999/2000, 26 800 VII nr. 40, blz. 7 | In het najaar 2001 zal een «doelgroepennota» worden uitgebracht. |
Gemeentelijke herindeling in een deel van Twente Minister van BZK: Heeft n.a.v. een vraag van mw. Schoondergang (GroenLinks) toegezegd de Eerste Kamer te informeren over de nieuwe herindelingsprocedure voor de gemeente Bathmen. | EK 12 september 2000 | De provincie Overijssel zal binnenkort de minister van BZK een brief schrijven waarin uiteengezet wordt hoe de arhiprocedure ten aanzien van Bathmen in elkaar steekt, welk tijdpad wordt gevolgd en welke uitgangspunten worden gehanteerd. Aan de hand van de inmiddels ontvangen informatie van de provincie Overijssel zal de Eerste Kamer binnenkort worden geïnformeerd. |
Gemeentelijke herindeling in een deel van Twente Minister van BZK: N.a.v. van een vraag van mw. Van den Broek-Laman Trip (VVD) heeft de minister toegezegd de Eerste Kamer schriftelijk te informeren over de financiële situatie van de heringedeelde gemeenten in een deel van Twente. | EK 12 september 2000 | De financiële situatie van de gemeenten zal in een brief worden uiteengezet (september 2001). |
Inburgering/Betrekken van de motie-Dittrich (TK 1999–2000, 26 732, nr. 70) bij evaluatie WIN Minister voor GSI: Kamerlid Verburg heeft gevraagd naar de mogelijkheid het verbinden van een status te koppelen aan het succesvol afronden van het inburgeringsprogramma. Minister GSI heeft geantwoord dat dit terugslaat op de motie Dittrich, die tijdens de behandeling van de Vreemdelingwet 2000 werd ingediend. Deze motie wordt meegenomen in de evaluatie van de WIN. Deze evaluatie wordt voorjaar 2002 afgerond. | TK 14 september 2000 | De motie is beschreven in de startnotitie van de evaluatie van de WIN en wordt dus bij de evaluatie betrokken. Evaluatie gereed eind 2001/begin 2002. |
Nadere regelgeving i.v.m. wijziging burgemeesters- en CdK-benoeming Minister van BZK: De Tweede Kamer tijdig inzicht geven in voorbereiding zijnde nadere regelgeving als uitvloeisel van wetsvoorstel 25 444. Betreft aanpassing ambtsinstructie, in overleg met de VNG te ontwerpen model-verordening voor burgemeestersreferendum en ontwerp-circulaire m.b.t. benoemingsprocedure. | TK 1999/2000, nr. 102, blz. 6573, 6612 | Wetsvoorstel is op 10 juli 2001 in Eerste Kamer aanvaard. Ambtsinstructie, modelverordening en ontwerpcirculaire worden zomer/najaar 2001 afgerond. |
Mogelijke aanpassingen rechtspositieregelingen burgemeester en CdK Minister van BZK: Desgevraagd (bij mondelinge behandeling wetsvoorstel 25 444) toegezegd dat nagedacht zal worden over aanpassing rechtspositie CdK analoog burgemeester (recht op wachtgeld na ontslag als gevolg van opzeggen vertrouwen). Tevens bezien of wachtgeld ten laste van het Rijk kan komen na ontslag van een burgemeester. CdK na Kroonbenoeming van aanbeveling werd afgeweken. | TK 1999/2000, nr. 102, blz. 6573, 6582 | Wordt bezien. |
Kabinetsstandpunt op VNG-studie «gemeentelijke belastingen 21e eeuw» Minister van BZK: Naar verwachting verschijnt eind 2000/begin 2001 het rapport van het ESBL over «gemeentelijke belastingen in de 21e eeuw». Het ESBL voert dit onderzoek uit in opdracht van de VNG. De staatssecretaris van Financiën heeft de Tweede Kamer toegezegd en reactie op het ESBL-rapport, in de vorm van een kabinetsstandpunt, op een zodanige termijn aan de Tweede Kamer toe te sturen dat de kamerbehandeling nog voor het zomerreces 2001 kan plaatsvinden. Hij heeft bij deze toezegging wel aangegeven een slag om de arm te houden. | TK 30 oktober 2000 | Op 4 juli 2001 is het rapport van het ESBL aangeboden aan de VNG. Standpunt VNG wordt in oktober 2001 verwacht. |
Alternatieve afdoening van bestuursgeschillen Minister van BZK: Bij VNG en IPO actief de mogelijkheid van mediation onder de aandacht brengen. | TK 2000/2001, 27 286 (TK 23–11–2000) | In het kader van het BANS is al overleg gaande met VNG en IPO om te bekijken of, op welke wijze en in welke gevallen alternatieve afdoening van geschillen tussen bestuursorganen mogelijk is. In het overhedenoverleg van oktober 2001 zal dit punt aan de orde worden gesteld. |
Toegangskaartje artikel 12 Minister BZK: Zal begin 2001 aan de Rfv advies vragen over een mogelijke verlaging van het toekgangskaartje artikel 12. Daarbij zal ook een eventuele terugwerkende kracht tot 1 januari 2001 worden betrokken. De Tweede Kamer wordt een afschrift van de adviesaanvraag gestuurd. Het kabinet zal jaar standpunt op het advies van de Rfv aan de Tweede Kamer kenbaar maken, zodat de Kamer haar oordeel kan geven over de door het kabinet gemaakte keuzen. | TK AO 6 december 2000 | Als onderdeel van de aanpassing van het artikel 12-beleid wordt een verlaging van de OZB-drempel overwogen (kamerstukken II 2000–2001, 27 400 B, nr. 13). |
Afvoer van regenwater (gescheiden van riolering) Minister van BZK: De minister van BZK zal de problematiek doorgeleiden naar de minister van VROM. | TK AO 6 december 2000 | De minister van BZK en VROM, alsmede de staatssecretaris van VenW, hebben op 7 februari 2001 de Rob advies gevraagd over met name bestuurlijk-organisatorische aspecten m.b.t. het waterbeleid. In de adviesaanvraag wordt ook aandacht besteed aan de gescheiden afvoer van regenwater en aan de financiële aspecten. Ook is BZK nauw betrokken bij lopende trajecten van VROM en VenW inzake het waterbeleid, daaronder begrepen de riolering. |
Financiering politieke partijen Minister van BZK: Heeft zich bereid verklaard om het subsidiebudget voor politieke partijen te verhogen. | TK 7 december 2000 | Los van de evaluatie van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen zal naar verwachting september 2001 een wetswijziging naar de Kamer worden gezonden. |
Financiering politieke partijen Minister van BZK: Heeft toegezegd te komen met voorstellen om partij- sponsoring en sponsoring c.q. financiële ondersteuning van individuele kandidaten aan nadere regels te onderwerpen. | TK 7 december 2000 | Deze voorstellen zullen worden gedaan in het kader van de evaluatie van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen die is toegezegd in het najaar van 2001. |
Financiering politieke partijen Minister van BZK: Heeft toegezegd om met het VNG in gesprek te gaan over mogelijke overheidssteun voor lokale politieke partijen. | TK 7 december 2000 | De toezegging zal worden uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen die in het najaar van 2001 naar de Kamer zal worden gezonden. VNG en IPO zullen om een standpunt worden gevraagd. |
Financiering politieke partijen Minister van BZK: Heeft toegezegd om bij de evaluatie van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen te bezien of er een simpeler methode van controle gehanteerd kan worden. | TK 7 december 2000 | De toezegging zal onderdeel uitmaken van de evaluatie van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen die in het najaar van 2001 aan de Kamer is toegezegd. |
Financiering politieke partijen Minister van BZK: Heeft zich bereid verklaard om te bezien of de in de wet vastgelegde subsidiabele doelen kunnen worden uitgebreid met een meer algemene doelstelling. Een dergelijke algemene doelstelling zou partijen de mogelijkheid moeten geven om zich bekend te maken aan de buitenwereld en zich interactief kunnen ontplooien. | TK 7 december 2000 | De toezegging zal onderdeel uitmaken van de evaluatie van de Wet Subsidiëring Politieke Partijen die in het najaar van 2001 aan de Kamer is toegezegd. |
Grensoverschrijdende bestuurlijke samenwerking Staatssecretaris van BZK: Aan de hand van een «peer review» samen met de euregio's onderzoeken wat de verschillende ervaringen zijn met de publiekrechtelijke samenwerkingsvormen op basis van de Benelux-Overeenkomst en het Anholt-Verdag. De Kamer wordt hierover in een volgend halfjaarlijks verslag geïnformeerd. | TK 8 november 2000 | Er wordt gewerkt aan een opzet voor een uit te besteden vergelijkend onderzoek van het functioneren van de euregio's en andere gros-verbanden vanuit bestuurlijk perspectief. De onderzoeksopzet is gereed, Offerteprocedure heeft plaatsgevonden. In mei zal het onderzoek worden gegund. Bedoeling is dat de eindresultaten in november 2001 beschikbaar komen. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten Minister voor GSI: De Kamer zal in maart/april 2001 schriftelijk worden geïnformeerd over de stand van zaken van biometrie mede in relatie tot de ontwikkeling en de komst van de nieuwe reisdocumenten. | TK 1999–2000, 27 564 | Bij de provinciale statenverkiezingen (11 maart 2003) wordt een groot experiment gehouden waarbij kiezers zelf kunnen bepalen in welk stemlokaal zij willen stemmen en gebruik kunnen maken van stemzuilen die in openbare ruimten zijn geplaatst. Voorafgaand aan dit experiment vinden in 2001 en 2002 onderzoeken en pilots plaats om de elementen die voor KOA nodig zijn (raadpleegbaar kiezersregister, virtueel stemlokaal, electronische identiteitskaart, etc.) te beproeven. Een wetsvoorstel waarbij aan de Kieswet een experimenteerartikel wordt toegevoegd is voor advies aan de Kiesraad gezonden. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang. |
Startpakket nieuwgevormde gemeenten Minister van BZK: Zal onderzoeken hoe de provincie Overijssel nieuwgevormde gemeenten na herindeling begeleidt en zal de Tweede Kamer berichten in hoeverre een dergelijke aanpak ook voor andere provincies van toepassing zal kunnen zijn. Hij zal de CdK vragen hoe zij aankijken tegen een vorm van rapportage over de bevindingen van nieuwgevormde gemeenten in hun provincie. | TK 2000–2001, 26 331, nr. 15 | De provincie Overijssel is bevraagd naar haar inzet. Bij een volgend overleg met de CdK's zal hen worden gevraagd hoe zij aankijken tegen een vorm van rapportage over bevindingen van nieuwgevormde gemeenten. |
Elektronische Overheid: elektronische totempaal Minister voor GSI: N.a.v. het voorstel van het CDA-kamerlid Wijn om een digitale schandpaal op te richten voor gemeenten die achterblijven met hun digitale dienstverlening, heeft minister GSI toegezegd te zullen bezien of een overzicht kan worden opgesteld waaruit blijkt waar gemeenten op een bepaalde datum staan. | TK 2000–2001, 26 387, blz. 5 | Wordt meegenomen met de volgende meting (najaar 2001) hoe het staat met het halen van de doelstelling om het mogelijk te maken dat in 2002 25% van de overheidsdienstverlening langs elektronische weg afgehandeld kan worden. |
Herbesteding middelen in Nederland van de verplichte inburgering Minister voor GSI: Nota over de herbesteding van de gelden die besteed zouden worden aan de inburgering in de Nederlandse Antillen. | TK 2000–2001, 26 283 | De minister voor GSI zal onderzoeken op welke wijze de nadere besteding van de vrijvallende gelden aan Antillengemeenten en overloopgemeenten zal worden vastgesteld en hierover de Kamer informeren. Het gaat hier om gelden die geoormerkt waren voor de inburgering in de Nederlandse Antillen. Deze gelden zullen ingezet worden voor inburgering in Nederland middels tussenkomst van de Antillengemeenten. |
Herziening WGR Minister van BZK: Bij de herziening van de WGR zal worden bezien hoe moet worden omgegaan met boetes die gemeenten voor uittreding uit een gemeenschappelijke regeling moeten betalen, indien die uittreding het gevolg is van een gemeentelijke herindeling. | TK 7 juni 2001 | |
Problematiek van ambtelijke bezetting bij gemeenten Minister van BZK: Oriënterende notitie over kwantitatieve gegevens m.b.t. de ambtelijke bezetting bij gemeenten (o.a. formatie aantallen, vacatures, functieniveaus). Hierover zal ook met de VNG worden gezocht. | TK 7 juni 2001 |
Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister van BiZa: Start voortgang project nieuw waarschuwingsstelsel: De Kamer wordt periodiek, doch tenminste eenmaal per jaar, geïnformeerd over de voortgang van het project nieuw waarschuwingsstelsel. | TK 1992–1993, 21 516, nr. 3, pag. 5 | In november 2001 zal de Tweede Kamer worden geïnformeerd over: – uitbreiding en optimalisering van het waarschuwingsstelsel; – alarmering voor doven en slechthorenden; – herijking beleid m.b.t. het waarschuwen van de bevolking bij calamiteiten |
Rampenbestrijding/Hoofdlijnennotitie Staatssecretaris van BZK: In reactie op een voorstel van mw. Scheltema (D66) om een jaarlijkse prijs in te stellen voor oefenen heeft de staatssecretaris toegezegd zich te zullen beraden. | TK d.d. 27 oktober 1999 | De staatssecretaris reikt prijs op 28 november 2001 uit. Folders zijn opgestuurd naar alle deelnemers door extern bureau. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: 1. Overleg over problemen bij grensoverschrijdend ambulancevervoer 2. De mogelijkheid van grensoverschrijdende rampenplannen. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 6–7TK d.d. 16 december 1999 | 1a. Nederlands/Belgische werkgroep onder regie van BZK zal dit najaar met voorstellen komen voor overige knelpunten. 1b. voor Duitsland geldt dat met Nedersaksen en NoordRijn-Westfalen overleg over het wegnemen van knelpunten en planning. 2. Rampenplan in november 2001 in regio Maas Rijn-Noord gereed. |
Vuurwerkramp Enschede Staatssecretaris van BZK: De uitvoering door de regio's van de leidraad maatramp zal leiden tot conclusies met betrekking tot de verwachte schaal van de inzet van de operationele diensten in de relatie tot de risico's. Deze zal op termijn aan de Tweede Kamer worden aangeboden. | A.O. d.d. 31 mei 2000 | Leidraad op werkversie gereed en wordt naar regio's gestuurd. Proeftoepassing in Regio Twente. Definitieve uitgave september 2001. Toepassing in regio's najaar 2001. Resultaten worden meegenomen in mid-term evaluatie. |
Minister van BiZa: Het LSOP en het toekomstig onderwijs voor de politie Aan het LSOP en het NPI zal worden gevraagd hoe de expertisecentra van beide instellingen zich tot elkaar verhouden. | TK 1996–1997, 25 016, nr. 3 | Momenteel vindt een onderzoek plaats naar een nieuw bekostigingsstelsel voor het LSOP. Daarbij wordt het politieonderwijs gebenchmarkt met het reguliere politieonderwijs. De positie van de bij het LSOP bestaande expertisecentra komt daarbij ook aan de orde. De resultaten van dit onderzoek zullen augustus 2001 beschikbaar komen. Daarnaast vindt, mede in het kader van de discussie over de kerntaken van het Nederlands Politieinstituut, aldaar een inventarisatie plaats van de aard en de positie van de expertisecentra. Na afronding van deze inventarisatie zal in overleg met het LSOP en het NPI nader worden gesproken over de positie van de expertisecentra. |
«Onder schot»: centrale aanschaf holster in Bewapeningsregeling politie Minister: De centrale aanschaf holster wordt meegenomen in de eerstkomende wijziging van de Bewapeningsregeling politie | TK 1997/1998, 25 616, nr. 9 | Wordt betrokken bij een integrale wijziging Bewapeningsregeling. |
«Onder schot»: centrale databank NPI Minister: Initiëren bij NPI van centrale databank met informatie over jurisprudentie en casuïstiek inzake geweldsgebruik door de politie | TK 1997/1998, 25 616, nr. 9 | Aan het PIOV is verzocht dit systeem op te zetten. Het systeem is thans in ontwikkeling |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister: In overleg met de korpsbeheerders wordt nagegaan op welke wijze de instelling van een toetsingscommissie zoals Friesland die kent, bij andere korpsen gestimuleerd kan worden. | TK 1997/1998, 25 600 VII, nr. 32 | Het onderwerp is betrokken bij de evaluatie «Integriteitsbeleid politie» waarover de Tweede Kamer bij brief van 12 april 2001 is bericht. Thans is een standpunt van de minister op de evaluatie in voorbereiding. |
Wijziging Opiumwet in verband met bestuursdwangbevoegdheid burgemeesters (Damocles) Staatssecretaris Kohnstamm: Evaluatie van de toepassing van de bestuursdwangbevoegdheid door de burgemeester twee jaar na inwerkingtreding van de wetswijziging. | TK d.d. 8 april 1998 | Inwerking getreden in april 1999 (Stb. nr. 167, 1999). Evaluatie zal volgens planning medio 2001 worden afgerond. |
Politie-inzet bij grootschalige publieksevenementen Minister van BZK: Zoals reeds is toegezegd, zal ter uitvoering van het regeerakkoord een onderzoek worden gedaan naar de mogelijkheden om organisatoren van grootschalige publieksevenementen met een recreatief karakter te verplichten bij te dragen in de kosten van vooraf als noodzakelijke ingeschatte politie-inzet. Het gaat zoals gezegd om een onderzoek. | APB d.d. 16–17 september 1998Hand. TK 1998–1999, nr. 2 | De Tweede Kamer is op 22 augustus 2000 bij brief geïnformeerd over het kabinetsstandpunt terzake. Het onderzoek naar het gebruik van vermakelijkhedenretributie in de praktijk wordt medio 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet politieregisters Minister van BZK: De korpsen zal gevraagd worden de minister van BZK jaarlijks in het kader van de beleids- en beheerscyclus te informeren over de wijze waarop zij vorm hebben gegeven aan het beheer over de bijzondere registers (d.i. registers zware criminaliteit, voorlopige registers en tijdelijke registers). | TK 1997/1998, 25 398 Hand. TK 1998/1999, nr. 17, blz. 1023 | Toezichtsinstrument (audit) wordt thans in overleg met het veld, Openbaar Ministerie, Registratiekamer voorbereid. Circulaire zal in de zomer 2001 worden afgerond. |
Wet politieregisters (bijzondere registers) | ||
Minister van BZK: Inspanning van de ministers op het punt van voorlichting. | TK 1997/1998, 25 398Hand. TK 1998/1999, nr. 17, blz. 1031 | Afspraken maken met Justitie en aansluiten bij het voorlichtingstraject Wet bijzondere opsporingsbevoegdheden. |
Camera-toezicht Minister van BZK: Zal in het voorjaar 2000 een wetsvoorstel met betrekking tot het camera-toezicht bij de Tweede Kamer indienen. | A.O. d.d. 1 september 1999 | Wetsvoorstel in voorbereiding. |
Bestuurlijke ophouding Minister van BZK: Evaluatie van de werking van de wet in de praktijk eind 2001. | TK d.d. 10 februari 2000 | Een evaluatie van de EK 2000 is afgerond in de herfst van 2000. Eind 2001 volgt een volledige evaluatie van de wettelijke bevoegdheid. |
Landelijke politiebrief 2001: wetsvoorstel Bestel in Balans Minister van BZK: In het kader van de behandeling van het wetsvoorstel «Bestel in Balans» wordt bezien welk evaluatiemoment geschikt is voor een beoordeling van de effectiviteit en «soberheid» van de nieuwe sturingsmaatregelen. | TK d.d. 28 juni 2000 TK 27 560, nr. 2 | Het wetsvoorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer. |
Prestatiebekostiging Minister van BZK: In het AO inzake de implementatie STIMP heeft de minister van BZK toegezegd het rapport van de werkgroep prestatiebekostiging met de Tweede Kamer te bespreken voordat er tot besluitvorming wordt overgegaan. | TK 2 november 2000 | Toezegging zal worden uitgevoerd na het verschijnen van het rapport Prestatiebekostiging, naar verwachting medio 2001. |
BZK-begroting/politie, beleidslijn IPS Minister van BZK: Heeft toegezegd in antwoord op de vraag van de heer Rietkerk of er een lijn zit in de internationale politie-samenwerking, in een brief de «zaak op een rij te zetten». | TK 20 november 2000 | De minister zal aan de hand van een brief op basis van het nieuwe werkplan NCIPS- 2001, het recente EU-programma, en het A.O. van 10 april jl. inzake internationale politiemissies en het nieuwe werkplan IPS een samenhangend overzicht geven van het beleid IPS. |
BZK-begroting/politie Versterken regierol gemeenten bij veiligheidsbeleid Minister van BZK: Er wordt, ook in overleg met de VNG, gekeken naar de mogelijkheden om de regierol van de gemeenten bij het lokaal veiligheidsbeleid te versterken. Gemeenten horen in hun veiligheidsbeleid naar plaatsen te kijken waar men zich niet veilig voelt. De veiligheidsdiscussie kan in veel gemeenteraden een prominentere plaats krijgen, met een belangrijke plaats voor de burgemeester. | TK 20 november 2000 | Er is een adviesaanvraag aan de Raad voor het Openbaar Bestuur in voorbereiding ten aanzien van het minder vrijblijvend maken van de afspraken tussen de verschillende partners bij het veiligheidsbeleid, Het geven van een meer bindend karakter aan deze afspraken heeft een positief effect op de regierol van de gemeente. |
BZK-begroting/politie, stadswachten Minister van BZK: Onderzoek naar de verschillende modaliteiten waaronder stadswachten op dit moment functioneren. | TK 20 november 2000 | Onderzoek zal naar verwachting in juli 2001 aan de Tweede Kamer worden gezonden. Standpunt zal najaar/eind 2001 volgen. |
Politiewet 1993, AMvB vermogenspositie politieregio's Minister van BZK: Ingevolge het aanhangige wetsvoorstel zullen bij of krachtens AMvB regels worden gegeven betreffende het vermogen van de politieregio's. Thans worden hiervoor normen en een systematiek ontwikkeld. De minister zegt toe de Tweede Kamer, voordat de AMvB wordt opgesteld, te zullen informeren over de mogelijke inhoud daarvan, zodat bij de opstelling ervan rekening kan worden gehouden met de inbreng van de Kamer. | TK 14 februari 2001 | Normen en systematiek zijn thans in ontwikkeling. Naar verwachting zijn de werkzaamheden in de tweede helft van 2001 zodanig gevorderd dat de Tweede Kamer hierover nader kan worden geïnformeerd (inclusief relatie tussen besteding surplus van vermogen en aankoop huurpanden naar aanleiding situatie regio Amsterdam-Amstelland). |
Politiewet 1993, AMvB vermogenspositie politieregio's Minister van BZK: Ingevolge het aanhangige wetsvoorstel zullen bij of krachtens AMvB regels worden gegeven betreffende het vermogen van de politieregio's. De minister van BZK zegt toe de Tweede Kamer jaarlijks – als onderdeel van de landelijke beleids- en beheerscyclus politie- te zullen rapporteren over de vermogenspositie van de regio's en de uitvoering van de AMvB. | TK 14 februari 2001 | Dit onderdeel wordt opgenomen in het Jaarverslag Nederlandse politie; verschijnt in oktober 2001. |
Geweldsmeldingen Minister van BZK: Bezien of voor iedereen helder is dat geweldstoepassing (tijdig) door de politie moet worden gemeld. | TK 14 maart 2001 | Op 20 februari 2001 zijn kamervragen over dit onderwerp beantwoord (TK 2000–2001, Aanhangsel van de Handelingen, nr. 712, p. 1473). Het onderzoek is gaande. |
Beroepsvaardigheden politie Minister van BZK: De Tweede Kamer informeren over de uitkomsten van het onderzoek van de Inspectie voor de Politie naar de beroepsvaardigheden van politiefunctionarissen. | TK 14 maart 2001 | Naar verwachting zullen de nieuwe toetsen op het gebied van de beroepsvaardigheden in 2002 van kracht worden. De inspectie voor de politie zal zowel voor als na de ingansdatum van de nieuwe toetsen onderzoek verrichten. De minister van BZK heeft op 21 juni 2001 een brief aan de Vaste Commissie BZK gezonden. |
Doorberekening van politiekosten Minister van BZK: Lopende onderzoek naar arrangementen met particuliere toezichthouders uitbreiden met onderzoek naar constructies waarbij politiekosten worden doorberekend (onder meer via de vermakelijkheidsretributie). | TK 14 maart 2001 | De extra onderzoeksvraag wordt toegevoegd aan het lopende onderzoek Toezichtsarrangementen. Onderzoek wordt medio 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Vuurwerkramp Minister BZK: De Kamer zal worden gerapporteerd over de één-loket-functie voor veiligheid. | TK 2000/2001, 27 157 | |
MKZ Minister van BZK: Kondigt een evaluatie aan m.b.t. de gang van zaken m.b.t. bijstandverlening i.v.m. MKZ en wil de uitkomsten daarvan betrekken bij een meer omvattende analyse die reeds is toegezegd bij het aanbieden van de evaluatierapporten van de rellen in Den Bosch en van de demonstratie van de Koerden in Den Haag (kamerstukken II 2000–2001, 26 345, nr. 57). De resultaten van deze analyse worden meegenomen bij de herziening van het Referentiekader conflicten crisisbeheersing politie (betreft herhaling toezegging in de brief aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2000–2001, 26 622, nr. 52). In bedoelde evaluatie wordt tevens aandacht besteed aan – mogelijkheid van een permanente financiële voorziening i.v.m. grootschalig politieoptreden -; juridische grondslag voor het optreden van politie (i.v.m. MKZ), op bospaadjes. | TK 31 mei 2001 | Thans worden voorbereidingen getroffen voor de bedoelde evaluatie. |
MKZ Minister van BZK: Heeft een brief toegezegd m.b.t. de voortgang van de landelijke invoering van pepperspray (herhaling toezegging in de brief van 28 mei 2001 aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2000–2001, 27 622, nr. 52). | TK 31 mei 2001 | De brief is in voorbereiding. |
MKZ Minister van BZK: De minister heeft toegezegd de Kamer bij gelegenheid op hoofdlijnen te informeren over de voorzieningen die met betrokken politieambtenaren worden getroffen i.v.m. de uitbetaling van overuren (in geld of verlofdagen). | TK 31 mei 2001 | Deze toezegging wordt uitgevoerd bij gelegenheid van bv. een meer algemene brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken m.b.t. politie(zorg). |
Landelijk telefoonnummer Politie Minister van BZK: In het overleg van 27 maart jl. heeft het lid Rabbae een motie ingediend (27 400 VII, nr. 45) om het tarief voor het bellen naar het landelijk telefoonnummer te reduceren tot de kosten van lokaal bellen. Minister BZK heeft aanbevolen besluitvorming over het reduceren van het tarief uit te stellen tot het BZK-begrotingsoverleg in september 2001. Voorafgaand aan het begrotingsoverleg in september 2001 zal een evaluatie worden opgesteld over de invoering en het gebruik van het landelijk telefoonnummer politie. De kwaliteit van de geboden service bij de afhandeling van de telefoongesprekken zal in de evaluatie worden opgenomen. | TK 2000–2001, 27 400 VII, nr. 45 | Ingestemd met uitvoering evaluatie. Gereed september 2001. Resultaten eind 2001 naar de Tweede Kamer. |
Particuliere beveiligingsorganisaties (PBO's)/stadswachten Minister van BZK: Er wordt een inventarisatie (typologie) gemaakt van arrangementen waarbij pbo's zijn betrokken. | TK 14 november 2000 | Het onderzoek loopt. De typologie is gereed. De Vaste Commissie BZK heeft bij brief van 12 april verzocht gelijktijdig met de typologie te worden geïnformeerd over hoe gemeenten in de praktijk omgaan met het instrument van vermakelijkheidsRetributie in relatie tot veiligheid en politiekosten. |
Landelijk Telefoonnummer Politie (LTP) Minister van BZK | TK 27 maart 2001 | In september 2001 zal een evaluatie worden opgesteld over de invoering en het gebruik van LTP. De kwaliteit van de geboden service bij de afhandeling van de telefoongesprekken zal in de evaluatie worden betrokken. |
Vuurwerkramp Minister van BZK: De Kamer zal worden gerapporteerd over de één-loket-functie voor veiligheid. | TK 26 april 2001 | |
Vuurwerkramp Minister van BZK: Regelgeving doorlichten op het gebied van veiligheid. Min BZK wil het maximaal onderzoeken, zo lang de effectiviteit van de operatie daar niet al te zeer onder lijdt. Hij kan zich heel goed voorstellen er met VNG en IPO een breed project van te maken. Het is heel goed, het bedrijfsleven daar ook bij te betrekken, omdat het vaak een onderdeel vormt van de problematiek en bij het dagelijks werk op dit gebied tegenkomt. | TK 26 april 2001 | Dit punt wordt opgepakt door de taskforce i.o.m. VNG en IPO, alsmede in het overleg met het bedrijfsleven (NVO/NCW en MKB). |
Vuurwerkramp Minister van BZK: Aan de hand van de proef met de VER in 15 gemeenten zal op zo kort mogelijke termijn worden bekeken op welke manier de invoering bij alle overige gemeenten het beste kan plaatsvinden. | TK 26 april 2001 | In 15 gemeenten pilots inzake VER. Evaluatie van pilots eind 2001. Op basis van evaluatie wordt bekeken hoe landelijke invoering moet geschieden. |
Vuurwerkramp Minister van BZK: Er zullen maatregelen worden voorbereid om te komen tot een maximumaantal van 25 meldkamers. | TK 26 april 2001 | Deze colokatie (voorheen samenvoeging genoemd) dient op 31 december 2003 te zijn gerealiseerd. Het plan van aanpak functie/kwaliteitseisen meldkamer is in oktober beschikbaar voor de Tweede Kamer. Op 12 september 2001 vindt een conferentie plaats over de ontwikkelingen t.a.v. de meldkamers. |
Binnenlandse Veiligheidsdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Overleg vaste commissies BiZa en OCenW d.d. 6 november 1996. Minister van BiZa: De BVD zal pas daadwerkelijk gegevens vernietigen nadat er op basis van de vast te stellen selectielijst gedurende een jaar een proefbewerking heeft plaatsgevonden. Over de proefbewerking adviseert de Raad voor Cultuur. Met de Kamer zal overleg plaatsvinden over de uitkomsten. | TK 1996–1997, 22 036, nr. 13 TK 1999–2000, 22 036, nr. 15 | De BVD selectielijst is vastgesteld en gepubliceerd in Staatscourant 1997, nr. 217. De proefbewerking heeft inmiddels plaatsgevonden. De Raad voor Cultuur heeft zijn advies uitgebracht. Alvorens nadere besluitvorming plaatsvindt, zal eerst nog een zogenaamd institutioneel onderzoek worden uitgevoerd door de BVD-historicus D. Engelen. |
Veiligheidsonderzoeken m.b.t. heden en de rechterlijke macht Minister van BZK | TK 2000–2001, 27 186, nr. 2, blz. 10 | De minister van Justitie zal worden gevraagd de Tweede Kamer omtrent zijn visie terzake te informeren. |
Doorvoer van dual-use goederen Minister van BZK: Met de minister van EZ zal worden nagegaan of deze zeer ingewikkelde kwestie nationaal kan worden aangekaart of in Europees verband moet worden aangekaart. | TK 2000–2001, 27 186, nr. 2, blz. 13 | Een wijziging van de In- en uitvoerwet en de Wet wapens en munitie (Wederuitvoer van stategische goederen) is bij de Eerste Kamer in behandeling (Kamerstuk 26 948). Naar het zich laat aanzien is de restant problematiek niet of nauwelijks met eenzijdige Nederlandse wetgeving oplosbaar en bestaat in EU-verband daarvoor onvoldoende draagvlak. |
Directoraat-Generaal Management en Personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Integriteit openbaar bestuur Minister van BZK: Klokkenluiden: Modernisering Ambtenarenwet. | A.O. d.d. 24 november 1999 | In voorbereiding. |
Integriteit openbaar bestuur Minister van BZK: Zal bezien of er gedragsregels zouden moeten komen voor de situatie waarin ex-bewindslieden na hun aftreden werkzaamheden uitoefenen op hun voormalig beleidsterrein. | A.O. d.d. 24 november 1999 | In het kabinet besproken. Het kabinet is van mening dat nadere gedragsregels niet nodig zijn. |
Salarissysteem Minister van BZK: Heeft toegezegd de Kamer te informeren over de keuze van een nieuw salarissysteem. | A.O. 10 mei 2000 | De keuze voor een nieuw salarissysteem wordt pas in 2001 verwacht na de uitkomst van een nog te starten Europese aanbestedingsprocedure. Tussenbericht aan de Tweede Kamer volgt medio 2001. |
Compensatie inkomensnadeel politieke ambtsdragers WAZ Minister van BZK: Toegezegd is dat er compensatieregelingen zullen komen voor de politieke ambtsdragers die in 1998 en 1999 een inkomensnadeel hebben geleden doordat zij WAZ-premie moesten betalen | TK 15 februari 2001 | Wordt voor politieke ambtsdragers op rijksniveau meegenomen in wetsvoorstel onkostenvergoedingen leden Staten-Generaal, dat reeds is ingediend bij de Tweede Kamer. Voor de lokale politieke ambtsdragers wordt dit meegenomen in een AMvB inzake onkostenvergoedingen welke rond de zomer 2001 tot stand zal komen. |
Algemene notitie over rechtspositie politieke ambtsdragers. Minister van BZK: Naar aanleiding van een aantal opmerkingen en vragen over de rechtspositie van politieke ambtsdragers (en m.n. de voor hen geldende uitkeringsregeling) is een algemene notitie toegezegd.. Daarbij is de verwachting uitgesproken dat die notitie in 2001 gereed zal zijn. | TK 15 februari 2001 | De toezegging is gedaan bij de behandeling van wetsvoorstel 27 220. Naar verwachting najaar 2001 gereed. |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister van BZK: Over de registratie van toegestane draaideurconstructies wordt met het SG-beraad overlegd t.b.v. een verbeterde registratie van toegestane uitzonderingen. | TK 13 februari 2001 | Wordt in najaar 2001 in het SG-beraad besproken. |
Algemene leiding | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Ministeriële verantwoordelijkheid Minister van BZK: Het kabinet wil het debat over de nota Vertrouwen in verantwoordelijkheid uiteraard in eerste instantie voeren met het parlement. Echter ook het maatschappelijk debat hierover zal worden gestimuleerd. | EK; APB 16 en 17 november 1999 | De Balie heeft het programma «Renaissance van de Politiek». Het programma bestaat uit verschillende onderdelen: colleges, debatten, publiekbijeenkomsten, publicaties. Het programma is eind maart 2000 gestart. Inmiddels heeft een aantal goed bezochte bijeenkomsten, colleges, debatten, e.d. in De Balie plaatsgevonden. Een laatste activiteit vindt naar verwachting na de zomer 2001 plaats. |
Nota «Vertrouwen in verantwoordelijkheid» Minister van BZK: In de nota VIV is aangekondigd dat het kabinet zich op eigen taak en werkwijze zal bezinnen. De minister van BZK heeft de Kamer toegezegd dit thema op te pakken en bespreekbaar te maken. Dit met het oog op de volgende verkiezingen en de keuzes die het kabinet en politieke partijen dan dienen te maken. | Nota overleg TK, d.d. 6 november 2000 | Een notitie terzake is in voorbereiding. De minister van BZK is voornemens deze notitie eind 2001 in het kabinet te bespreken en in het voorjaar van 2002 aan de Tweede Kamer te zenden. |
Onderdeel B.2. Afgedane toezeggingen
Directie Financieel-economische Zaken | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
VBTB-voorbeeldbegroting (H VII en GF/PF) Minister van BZK: In het AO met de Vaste Commissie voor BZK over de VBTB-voorbeeldbegrotingen) is toegezegd de Kamer op korte termijn te informeren over de verbeteringen en verscherpingen die BZK zal doorvoeren bij het tot stand komen van de ontwerp-begroting 2002 (de 1e VBTB-begroting). | TK 2000/2001, 26 573 | Bij brief van 27 september 2000 is de Vaste Commissie voor BZK van de Tweede Kamer geïnformeerd cf. de toezegging. De wijze waarop de (1e) VBTB-begroting 2002 gestalte krijgt bij BZK, staat hiermee vast. |
Directoraat-Generaal Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Verslag Algemene Rekenkamer: ZBO'en: Minister van BZK: De Minister wil wel een wat eenvoudiger manier dan jaarlijkse rapportage per ZBO en zal daarop terugkomen. | TK 1994–1995, 24 130, nr. 16, pag. 15 | De rapportage doorlichting zelfstandige bestuursorganen is aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 25 268, nr. 1). In de concept kaderwet ZBO zullen enkele algemene bepalingen worden opgenomen over publieke verslaglegging door ZBO'en en toezegging van informatie aan de Staten-Generaal. Wacht op indiening kaderwet ZBO's. Is gebeurd in september 2000. In het wetsvoorstel is een algemene regeling opgenomen. Geen afzonderlijke (re)actie nodig naast behandeling van het wetsvoorstel Kaderwet ZBO (TK 27 426). |
Minister van BZK: Kabinetsstandpunt Rapport Leeftijdsgrenzen in wet- en regelgeving. Toegezegd is dat een overzicht van leeftijdsgrenzen in de formele wetgeving en algemene maatregelen van bestuur aan de Tweede Kamer wordt aangeboden en dat de problematiek van leeftijdsdiscriminatie onder de aandacht van de VNG en het IPO zal worden gebracht. Voorts is aangekondigd dat de (reeds eerder schriftelijk door Justitie aangekondigde) aanwijzing voor regelgeving t.a.v. leeftijdsdiscriminatie naar verwachting medio 1999 zal worden vastgesteld. Daarnaast is toegezegd bij de evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling het komende jaar te bezien of artikel 1 van de Grondwet een nadere uitwerking behoeft in de Algemene wet gelijke behandeling, zoals bijvoorbeeld op het terrein van leeftijdsdiscriminatie. | TK 1996/1997, 25 938, nr. 1, 2 en 3 | Op 12 april 1999 is de toegezegde inventarisatie aan de voorzitter van de Tweede Kamer aangeboden. Op 4 maart 1999 is het onderwerp leeftijdsdiscriminatie onder de aandacht van IPO en VNG gebracht. – De Tweede Kamer is op 30 november 1999 het door de Katholieke Universiteit Nijmegen verrichte evaluatieonderzoek aangeboden. Op 29 juni 2000 is het verslag van bevindingen van de Commissie gelijke behandeling over de eerste vijf jaar AWGB aan de Tweede Kamer toegezonden. Het kabinetsstandpunt is door SZW aan de Tweede Kamer worden aangeboden. |
Minister van BZK: Notitie inrichting en functioneren openbaar bestuur Tweede Kamer informeren over de stand van zaken inzake een onder auspiciën van de Kiesraad uit te voeren onderzoek naar een verdere verruiming van de technische mogelijkheden om te stemmen (meer stembureaus, openingstijden stembureaus, over de post en elektronisch stemmen, etc.). | TK 1998/1999, 26 422, nr. 1 | Nota «Ontwikkelingen in het kiesrecht» is op 1 september 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden (26 200 VII, nr. 61) en op 15 december 1999 met de v.c. BZK besproken (26 800 VII, nr. 28) Naar aanleiding hiervan zijn wijzigingen Kieswet in voorbereiding. Voort is de Kamer bij brieven van 15 november 1999 (26 800 VII, nr. 18) en 18 februari 2000 (26 228, nr. 12) geïnformeerd over het project «Kiezen op afstand». De Tweede Kamer zal de voortgang van dit project op de hoogte worden gehouden. |
Minister van BZK: Notitie inrichting en functioneren openbaar bestuur Spoedig duidelijkheid over de indiening van het wetsvoorstel ZBO's. | TK 1998/1999, 26 422, nr. 1 | Wetsvoorstel is begin september 2000 aan Tweede Kamer aangeboden. |
Minister van BZK: Staatkundige vernieuwing Na het zomerreces zal aan de Eerste Kamer een notitie over verkiezing en positie Eerste Kamer worden aangeboden. | EK 1998/1999, 21 427, nr. 164, nr. 229 | De notitie is op 18 januari 2000 aan beide Kamers aangeboden (26 976, nr. 1). |
Wetsvoorstel Kaderwet zbo's Minister van BZK: Bescherming van de naam ombudsman Minister van BZK: Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer van het Jaarverslag 1998 van de Nationale ombudsman heeft de minister van BZK toegezegd dat de Tweede Kamer in «de vroege herfst» van 1999 een wetsvoorstel-Kaderwet zbos's («lichte variant») zal worden aangeboden. | TK 3 juni 1999 | Wetsvoorstel is september 2000 ingediend: TK 27 426. |
Voorstel verordening toegang documenten Europees Parlement, Raad en Commissie Minister van BZK: De Kamer zal op de hoogte worden gehouden van de inhoudelijke voortgang van de behandeling van het voorstel. | TK 29 juni 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 24 april 2001 (kamerstukken II 2000–2001, 21 501–02, nr. 381). |
Kaderwet ZBO's Minister van BZK: Het kabinet zal de Kaderwet Zelfstandige Bestuursorganen binnen enkele weken aan de Tweede Kamer doen toekomen. Deze Kaderwet zal in belangrijke mate tegemoetkomen aan de wensen van de Algemene Rekenkamer op het punt van de verantwoording en het toezicht. | TK 30 augustus 2000 | Is aan de Tweede Kamer aangeboden (27 426). |
Juridisering van het openbaar bestuur Minister van BZK: Overzicht met stand van zaken uitvoering juridiseringsactiviteiten en wetgeving Algemene Wet Bestuursrecht. Het gaat om actualisering en aanvulling van het op 25 oktober 1999 aan de Tweede Kamer geleverde overzicht (Kamerstukken II, 1999/60, 26 800 VI, nr. 7). | TK 6 september 2000 | Het overzicht is bij brief van 26 oktober 2000 naar de Tweede Kamer gestuurd (kamerstukken II, 26 360, nr. 4) |
Algemeen verplichte klachtverwijzing Minister van BZK: Bezien zal worden wat de mogelijkheden zijn voor een melding in brieven en besluiten dat een klacht bij de Nationale ombudsman kan worden ingediend. | TK 1999/2000, nr. 101, blz. 6567 | In de brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het Jaarverslag wordt meegedeeld dat de Commissie-Scheltema zal worden geconsulteerd. Daarbij is aangegeven dat een algemene verplichte klachtverwijzing zich moeilijk verhoudt met de minimumregeling welke thans in hoofdstuk 9 Awb is opgenomen en bovendien het risico van verwarring meebrengt i.v.m. de andere rechtsgangverwijzingen. De Commissie-Scheltema zal dit aspect meenemen in het voorontwerp extern klachtrecht. |
Problematiek benoemingsduur substituut Nationale ombudsman Minister van BZK: De minister zal met de Nationale ombudsman bezien wat de mogelijkheden zijn en mogelijk een wettelijke regeling treffen. | TK 1999/2000, nr. 101, blz. 6569 | In een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het Jaarverslag wordt meegedeeld dat bij een eerstvolgende wijziging van de Wet Nationale ombudsman een voorstel op dit punt gedaan wordt. Met het bureau N.O. is hierover contact. |
Attenderen op externe klachtinstanties door de politie Minister van BZK De minister zal nagaan of de politie op externe klachtinstanties attendeert. | TK 1999/2000, nr. 101, blz. 6567 | In een brief aan de Tweede Kamer naar aanleiding van het Jaarverslag wordt meegedeeld dat het merendeel van de korpsen op enigerlei wijze op de Nationale ombudsman attendeert. Verder wordt de korpsen geadviseerd een klachtfolder te maken met daarin ook aandacht voor de N.o. Hieraan wordt ook aandacht besteed wanneer de politie-klachtregeling is aangepast aan hoofdstuk 9 Awb. |
Directoraat-Generaal Openbaar Bestuur | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Monitoring Minister voor GSI: Liever evalueren dan monitoren. Bezig om een opzet te maken voor hoe je die evaluatie zinvol kan laten doen. Deze zal worden voorafgegaan door jaarlijkse tussenrapportages, die niet de status hebben van een soort algehele evaluatie met beleidsconclusies, maar wel interessant materiaal bieden om te kijken hoe het gaat. Er is geen bezwaar tegen om die tussenrapportages aan de Kamer te sturen, dan kan altijd worden bekeken of daarover overleg moet plaatsvinden (G33–2). | Zal worden uitgevoerd in het kader van de evaluatie van de WIN die eind 2001, begin 2002 wordt afgerond. | |
Onderzoek fiscale behandeling agrarische gronden; Minister van BZK: Toezegging om een breed onderzoek te laten verrichten naar de fiscale behandeling van «agrarische» versus «industriële» benutting van cultuurgronden. De staatssecretaris van Financiën, verantwoordelijk voor de monitor lokale lasten, heeft zo'n onderzoek reeds toegezegd in het AO van 2 december 1998. In het VAO is deze toezegging herhaald. | Hand. TK 1998/1999, nr. 39, blz. 2831 | Het onderzoek is toegezegd door de staatssecretaris van Financiën. Het bedoelde onderzoek is bij het ministerie van Financiën in voorbereiding. |
Specifieke problemen Molukse gemeenschap; Minister voor GSI: Zal ondermeer via werkbezoeken aan Epe en Capelle, aandacht besteden aan de specifieke problemen van de Molukse gemeenschap. | A.o. d.d. 14 december 1998 | Epe is toegevoegd aan de gemeenten met een CRIEM-pilot, die in dit geval in het bijzonder op de Molukse bevolkingsgroep aldaar is gericht. De minister voor GSI heeft een groot aantal activiteiten ontwikkeld inzake de Molukse gemeenschap en daarvan de gemeenten periodiek op de hoogte gesteld. |
Van de grond komen opvoedingsondersteuning in de gemeenten; Minister voor GSI: Zal bezien of bij de evaluatie van de CRIEM-projecten meer inzicht kan worden gegeven over de wijze waarop. Opvoedingsondersteuning in de gemeenten van de grond komt. | A.o. d.d. 14 december 1998 | De evaluatie van de CRIEM-pilots en de plannen voor het CRIEM-vervolg zijn bij brief van 4 juli 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden (kamerstukken II 2000–2001, 25 726, nr. 9. |
Toetsing specifieke uitkeringen; Minister van BZK: De toetsingsoperatie wordt, zoals gepland, in 2000 afgerond. Minister van BZK zal als coördinerend bewindspersoon hier scherp op toezien. | TK A.O. d.d. 4 februari 1999 | De toetsingsoperatie is afgerond. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 30 mei 2001 geïnformeerd (kamerstukken II 2000–2001, 24 036, nr. 220). |
Notitie inrichting en functioneren binnenlands bestuur Minister van BZK: Oppakken onderdeel regeerakkoord inzake mogelijk maken decentralisatie rijks- en provinciale taken naar grote steden (in het kader van GSB). Overleg met minister voor GSI; Tweede Kamer informeren over de uitkomst daarvan. | Hand. TK 1998–1999, nr. 74 | Wordt opgenomen in actiepuntenlijst bij de komende begroting. Tevens wordt hierbij betrokken de motie-Van Heemst over experimentenwet. Het rapport «Knelpunten van het stedelijk jeugdbeleid» van het SCP geeft geen aanleiding tot decentralisatie van deze taak naar de grote steden. Kabinetsstandpunt terzake is in mei 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2000–2001, 27 749, nr. 1). |
Etnisch Ondernemerschap Minister voor GSI/staatssecretaris EZ: Naar aanleiding van het verzoek van de leden Blok (VVD) en Verburg (CDA) om een aanvullende notitie, dan wel actieplan, waarin wordt aangegeven welke ambities bewindslieden hebben en waarin het budget en doelstellingen ten aanzien van stimulering van het etnisch ondernemerschap zijn opgenomen. Staatssecretaris EZ: Met het oog op het volgen van de ontwikkelingen omtrent de stimulering van het etnisch ondernemerschap onderdelen van de voornemens in het kabinetsstandpunt nader kwantificeren en de Tweede Kamer daar zo spoedig mogelijk over de rapporteren. Minister GSI: Het zelfstandig ondernemerschap van etnische minderheden is een van de ontwikkelingen die kan bijdrage aan het bereiken van deze doelstelling van de halvering van het verschil in werkloosheid dat in de nota 3KP is geformuleerd. Mede in dat licht zal de stimulering van het etnisch ondernemerschap worden getoetst. | TK 1998/1999, 26 210, nr. 14 A.O. TK d.d. 9 juni 1999 | Op 30 november 2000 is in bestuurlijk overleg met G25 afgesproken dat het ondernemersklimaat t.a.v. etnische ondernemers opgenomen zal worden in de benchmark gemeentelijk ondernemersklimaat. De Kamer is hierover bij brief geïnformeerd (TK 2000/2001, 27 400, nr. 47). Zomer 2001 zal in de «monitor etnisch ondernemerschap» in kaart gebracht worden. |
Kansen Krijgen Kansen Pakken (etnisch ondernemerschap) Minister voor GSI is bereid tot een monitoring etnisch ondernemerschap. | TK 23 juni 1999 | Het ITS (KUN) is de opdracht voor de monitor gegund. De monitor is in juli 2001 verschenen. |
Grote Stedenbeleid Minister voor GSI: Bezien zal worden of er meer experimenteerruimte kan komen binnen de bestaande wet- en regelgeving in de sociale pijler. | A.O. d.d. 24 juni 1999 | In een brief aan de Tweede Kamer over de aanvaarde motie De Cloe (kamerstukken 21 062, nr. 78) heeft het kabinet aangegeven dat er een relatie bestaat tussen de vraagstelling in de motie Van Heemst (experimenteerruimte op het terrein van OCW en VWS) en de motie De Cloe (experimenteerwet Jeugd in de stad). Beide moties zijn dan ook behandeld in het onderzoek van het SCP naar de bestuurlijke aspecten van het stedelijk jeugdbeleid. In de kabinetsreactie op het onderzoeksrapport van het SCP «Knelpunten in het stedelijk jeugdbeleid» wordt dan ook aandacht geschonken aan het verzoek uit de motie De Cloe als ook op het verzoek uit de motie Van Heemst (kamerstukken II 2000–2001, 27 749, nr. 1). |
Grote Stedenbeleid Minister voor GSI: De suggestie om samen met de VNG en het IPO tot een uniform model te komen om zo de prestaties van de gemeenten snel en efficiënt in kaart te kunnen brengen, zal door de minister in gedachten worden gehouden. Voorshands geeft hij de voorkeur aan het opdoen van ervaringen met het huidige systeem van monitoring en visitatie. Bovendien blijven de colleges en gemeenteraden verantwoordelijk. | A.O. d.d. 24 juni 1999 | In overleg met de steden is de zelfanalyse en visitatie gepositioneerd als een eigen instrument van kwaliteitsborging. Voor een deel is een intergemeentelijke component nodig om te leren en te verbeteren. Steden moeten daarvoor wel in zekere zin vergelijkbaar zijn; de G4 en de G21 ontwikkelen ieder hun eigen instrument. Het instrument zal deels toegesneden zijn op de stadsspecifieke context. |
Evaluatie Herziene Decoratiestelsel Minister van BZK: 1. De minister zal de Tweede Kamer schriftelijk informeren over de eventuele wenselijkheid van uitbreiding van het Kapittel. Daarbij zijn referentiepunten de mogelijkheid van een verdere maatschappelijke verbreding van het Kapittel en de vraag hoe het Kapittel de werking van het decoratiestelsel kan versterken door meer voorlichting en aandacht voor groepen als minderheden. Thans is eerst aan de orde de vervulling van de huidige vacatures. Daarnaast zal het oordeel terzake worden gevraagd aan het Kapittel 2. De minister zal de Tweede Kamer schriftelijk nog informeren over de wenselijkheid het automatisch onderscheiden van volksvertegenwoordigers uit te breiden tot deelgemeenteraadsleden. De Kamer verzoekt dit te bezien in verband met de vergelijkbaarheid met raadsleden van even grote gemeenten. Voor andere groepen is een automatisme niet gewenst. | A.O. d.d. 30 september 1999 | Ad 1. De vacatures in het Kapittel zijn met ingang van 2001 alle vervuld. De minister heeft op 27 maart met het Kapittel overlegd. Minister ziet evenals het Kapittel geen reden van uitbreiding. Met de huidige samenstelling, een uitbreiding van de tijdbesteding en de hulp van het ondersteunend apparaat is het mogelijk de taken, inclusief voorlichting, op een efficiënte wijze te vervullen. Ad 2. De minister volgt de wens van de Kamer. Een wijziging van het Ordereglement zal nog voor de zomer worden gepubliceerd in het Staatsblad. De Kamer is bij brief van 27 juni 2001 geïnformeerd over bovenstaande punten. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Mw. Wagenaar (PvdA) geeft te kennen graag een experiment te zien inzake elektronisch stemmen. | A.O. d.d. 5 oktober 1999 en A.O. d.d. 22 februari 2000 | Bij de provinciale statenverkiezingen (11 maart 2003) wordt een groot experiment gehouden waarbij kiezers zelf kunnen bepalen in welk stemlokaal zij willen stemmen en gebruik kunnen maken van stemzuilen die in openbare ruimten zijn geplaatst. Voorafgaand aan dit experiment vinden in 2001 en 2002 onderzoeken en pilots plaats om de elementen die voor KOA nodig zijn (raadpleegbaar kiezersregister, virtueel stemlokaal, electronische identiteitskaart, etc.) te beproeven. Een wetsvoorstel waarmee experimenten mogelijk worden gemaakt, is in procedure gebracht. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang. |
Afschaffing regeling Antillengemeenten Staatssecretaris van BZK: Nagegaan wordt op welke regelingen door Den Helder (artikel Volkskrant 14/10/99) gedoeld heeft. Volgens Den Helder zou de financiële steun aan de Antillengemeenten per 1 januari 2000 komen te vervallen. | Begrotingsbehandeling Hoofdstuk IV d.d. 14 oktober 1999 | Is beantwoord met brief d.d. 6 juni 2001 aan de Tweede Kamer inzake de besteding van f 24 mln. t.b.v. Antillengemeenten. |
Financiële activiteiten Zuid-Holland Minister van BZK: Zal onderzoeken of er behoefte is aan een nadere precisering van de ambtsinstructie van de CdK's, waardoor het gemakkelijker wordt gemaakt besluitvorming van het college van gedeputeerde staten voor vernietiging voor te dragen. Idem voor burgemeesters. | TK d.d. 11 november 1999 | Is met de CdK's besproken op 18 september 2000. Actueel beleidskader wordt na de zomer van 2001 naar de Tweede Kamer gezonden. Geen aanleiding tot herziening ambtsinstructie. |
Computers in het onderwijs Minister voor GSI: Nagevraagd zal worden bij de minister van OCenW of de 40 miljoen extra voor computers in het onderwijs speciaal wordt ingezet in de oude wijken. | TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 20, blz. 31 | Van de 60 miljoen de minister van Financiën beschikbaar heeft gesteld voor tweedehands computers wordt bekeken of 20 miljoen ingezet kan worden voor tweedehands computers bij achterstandsleerlingen thuis (gelijke kansen). De computers zouden via de school bij deze leerlingen terecht moeten komen. Dit naar aanleiding van een motie van Barth. Op dit moment werken OCenW en Financiën een en ander uit. |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: Heeft de Kamer toegezegd dat zij de brief (Kabinetsstandpunt Chinezen) in februari 2000 zal ontvangen. In deze kabinetsreactie zal ook ingegaan worden op de zorg voor ouderen in relatie tot taallessen. | TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 20, blz. 30 | Het Kabinetsstandpunt is op 25 april 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken 1999–2000, 26 800 VII, nr. 40). |
Elektronische aanpak van de GBA Minister voor GSI: Heeft toegezegd tot een elektronische aanpak van de GBA te komen (bijv. aangifte via Internet) wat overigens afhankelijk is van o.a. de discussie over de digitale handtekening. | TK 1999/2000, nr. 49, blz. 3607 A.O. d.d. 15 februari 2000 | Op 29 maart 2001 heeft de tijdelijke Adviescommissie Modernisering GBA haar rapport «GBA in de toekomst» uitgebracht aan minister voor GSI. De kabinetsreactie is bij brief van 10 juli 2001 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II, 2000–2001, 27 859, nr.1) |
Kwaliteitsverbetering door audits Minister voor GSI: Heeft toegezegd de Kamer in de komende drie jaar te informeren over de kwaliteitsverbetering door de audits. | TK 1999/2000, nr. 49, blz. 3608 A.O. d.d. 15 februari 2000 | Brief aan de Tweede Kamer waarin naast de audit-resultaten de uitkomsten van de evaluatie van de GBA-audit zijn opgenomen is aan de Tweede Kamer verzonden op 27 juni 2001. |
Onderzoek naar toepasbaarheid bestuurlijke boete Minister voor GSI: Heeft toegezegd het onderzoek naar de toepassing van de bestuurlijke boete in GBA-verband onder andere in verband met het tegengaan van spookbewoning, voor 1 september 2000 af te ronden en de Kamer hierover in te lichten. | TK 1999/2000, nr. 49, blz. 3609 A.O. d.d. 15 februari 2000 | De Kamer is bij brief van 14 september 2000 gemeld dat een wijziging van de Wet GBA wordt voorbereid, waarbij de bestuurlijke boete in GBA-verband wordt geïntroduceerd. Deze wetswijziging wordt ambtelijk voorbereid. |
Vreemdelingenwet Verhuisbewegingen huidige VVTV-ers onder de nieuwe vreemdelingenwet Minister voor GSI: M.b.t. de verhuisbewegingen van de huidige VVTV-ers zal de vinger aan de pols worden gehouden. | TK 1999/2000, 26 975, nr. 7, blz. 24 | Er is een nieuwe monitor verhuisbewegingen statushouders uitgevoerd. Deze monitor zal najaar 2001 voor de derde keer gereedkomen. |
Betrokkenheid Tweede Kamer bij veranderingen in de verdeling van het gemeentefonds Minister van BZK: De minister zal de Tweede Kamer informeren over zijn opvattingen over het vigerende wettelijke kader. | TK d.d. 20 april 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 12 maart 2001 (kamerstukken II 2000–2001, 27 400 B en 27 400 C, nr. 10). |
Krimpgemeenten en industriegemeenten Minister van BZK: De minister heeft toegezegd om in het POR aandacht te besteden aan de positie van krimpgemeenten en industriegemeenten. | TK d.d. 20 april 2000 | Wordt in het jaarlijkse POR meegenomen. |
Transparantie financiële verhouding Minister van BZK: De minister heeft toegezegd om in de loop van deze kabinetsperiode de transparantie van de financiële positie van de decentrale overheden te zullen vergroten en de minister zal zijn uiterste best doen om een overzicht van geldstromen voor de 50 grootste gemeenten al bij de komende BZK-begroting te presenteren. | TK d.d. 20 april 2000 | Het overzicht van 50 grootste gemeenten is bij brief van 26 september 2000 aan de Tweede Kamer gezonden. Het Plan van aanpak Transparantie is bij brief van 12 december 2000 aangeboden. |
Tariefdifferentiatie OZB Minister van BZK: De minister heeft toegezegd om bij de wetsaanpassing met betrekking tot de tariefsdifferentiatie in de OZB nog grondig na te denken over de vormgeving van de nieuwe bandbreedten daarbij. | TK d.d. 20 april 2000 | Nieuwe bandbreedten zijn meegenomen in de wet tot wijziging van de Gemeentewet m.b.t. de OZB. Deze wet is m.i.v. 1 januari 2001 in werking getreden. |
Strategisch gebiedsperspectief Maartensdijk Minister van BZK: Zal expliciet met de provincies spreken over en contact laten opnemen met de gemeente Maartensdijk, respectievelijk de gemeente De Bilt, over mogelijkheden van een strategisch gebiedsperspectief. | EK 4 juli 2000 | Is aan de orde gesteld in bestuurlijk overleg met Utrecht op 7 september 2000. |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: Aan SZW wordt de suggestie ter kennis gebracht over de mogelijkheid om te komen tot de vorming van een interdisciplinair fraudeteam, alsmede over de mogelijkheid tot inkadering in het Actieplan bestrijding illegale arbeid. | TK 30 augustus 2000TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 40, blz. 7 | Is uitgevoerd bij brief van 1 november 2000 van BZK aan SZW. |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: De toelating van Chinese zenders op de Nederlandse Kabel met met de staatssecretaris van OCW besproken. | TK 30 augustus 2000 TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 40, blz. 7 | Hierover is een brief uitgegaan van Stass OCW naar de Tweede Kamer (18 decem- ber 2000; TK 2000–2001, 27 400 VII, nr. 38). |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: De LOM-partners wordt gevraagd of er bezwaar is tegen een waarnemerstatus van de Chinezen bij het LOM-overleg. | TK 30 augustus 2000 TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 40, blz. 7 | Is uitgevoerd bij brief van 1 november 2000 van BZK aan samenwerkingsverbanden. |
Kabinetsstandpunt Chinezen Minister voor GSI: Aan Justitie wordt de intentie van de minister voor GSI overgebracht om door overleg tussen vertegenwoordigers van de Chinese gemeenschap en het ZOA met elkaar in contact te brengen. | TK 30 augustus 2000 TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 40, blz. 7 | Is uitgevoerd bij brief van 1 november 2000 van BZK aan Justitie. |
Financiering decentrale overheden; overleg met IPO over nazorgfondsen Minister van BZK: De ministers van Financiën en BZK zullen met het IPO overleggen over de toepassing van de regels van de Wet fido door de nazorgfondsen afvalstortplaatsen, in relatie tot de rendementsdoelstelling van deze fondsen. | TK 31 augustus 2000 | De minister van Financiën bereidt een wijziging voor van de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden waardoor het mogelijk wordt dat Nazorgfondsen als onderdeel «mandje» ook in aandelen kunnen gaan, cf. wens IPO. Gereed uiterlijk 1 juli 2001. De Tweede Kamer is hierover bij brief van 29 juni 2001 door Financiën geïnformeerd. Minister BZK heeft dit opgenomen in circulaire eind juni 2001. |
Notitie Publiek Private samenwerking/deelnemingen Minister van BZK: Vóór november 2000 zal de Tweede Kamer een notitie worden gezonden over deelname door decentrale overheden in privaatrechtelijke constructies: risico's, mogelijkheden voor de raad (enz.) om te sturen en zicht te houden op risico's mogelijkheden toezichthouder, invulling begrip publieke taak enz. De toezegging is gedaan door de minister van Financiën, van de minister van BZK wordt echter uitdrukkelijk mede-auteurschap verwacht. | TK 31 augustus 2000 | De minister van Financiën is hierop ingegaan in zijn jaarlijkse rapportage over PPS (maart 2001). Minister BZK heeft dit in de jaarlijkse brief over het financieel toezicht op medeoverheden meegenomen d.d. 14 mei 2001. |
Financiering decentrale overheden; capaciteit financieel toezicht Minister van BZK: De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de stappen die zijn genomen ter verhoging van de personele capaciteit (kwalitatief en kwantitatief) inzake vooral het financieel toezicht op de provincies (BZK), en inzake het verbeteren van en rapporteren over toezicht door provincies op gemeenten (BZK). | TK 31 augustus 2000 | De Kamer is hierover geïnformeerd bij brief van 5 oktober 2000 (kamerstukken II 2000–2001, 26 721, nr. 11) over het rapport Toezicht op schrift, september 2000. |
Gemeentelijke herindeling Limburg Minister van BZK: Tijdens het debat over de drie wetsvoorstellen tot gemeentelijke herindeling van Limburg heeft de minister van BZK aangegeven het de moeite waard te vinden om met de Eerste Kamer van gedachten te wisselen over het kabinetsstandpunt inzake het rapport van de stuurgroep «Krachtige gemeenten». | EK 12 september 2000 | Het kabinetsstandpunt is bij brief van 15 december 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II 2000–2001, 26 331, nr. 15). |
Inburgering/Wachtlijstenonderzoek NT2 (oudkomers) Minister voor GSI: Het wachtlijstenonderzoek NT2 (eerste telling) zal begin oktober naar de Tweede Kamer verstuurd worden. | TK 14 september 2000 | Is bij brief van 17 oktober 2000 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Inburgering/SCP-rapport en notitie oud-komers Minister voor GSI: De Tweede Kamer ontvangt begin 2001 het SCP-rapport oudkomers. Tevens ontvangt de Tweede Kamer een reactie op het rapport, in de vorm van een notitie van de minister voor GSI over het oudkomersbeleid. | TK 14 september 2000 | Is bij brief van 21 februari 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Inburgering/gesprek met STOA (Stichting omroep allochtonen) Minister voor GSI: Het gesprek met STOA zal binnenkort plaatsvinden. De Tweede Kamer zal geïnformeerd worden over dit gesprek. | TK 14 september 2000 | Gesprek heeft 6 november 2000 plaatsgevonden. |
Inburgering/Vrijheid van onderwijs Minister voor GSI: Mw. Kan heeft de minister gevraagd naar zijn mening over de vrijheid van onderwijs. Kinderen van allochtone ouders moeten de mogelijkheid hebben om witte scholen of bijzondere scholen te bezoeken. De minister heeft geantwoord dat een debat over vrijheid van onderwijs niet in dit overleg thuishoort. Hij heeft aangegeven dit onderwerp wel met de Tweede Kamer te willen bespreken, maar op een zorgvuldig voorbereide manier). Hij heeft toegezegd samen met de minister van OCW een brief over dit onderwerp te sturen naar aanleiding waarvan een debat gevoerd zou kunnen worden. | TK 14 september 2000 | Brief aan de Tweede Kamer van OCW – mede namens min GSI – is op 14 november 2000 verzonden. |
Dualisme en lokale democratie/vroegtijdige ontbinding gemeenteraad Minister van BZK: Er komt een notitie waarin wordt ingegaan op de mogelijkheid van invoering van een recht van ontbinding van de raad alsmede de voorwaarden waaronder een dergelijk recht zou kunnen worden toegekend. | TK 29 augustus 2000 | Is op 16 oktober 2000 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Wetsvoorstel wijziging Paspoortwet (26 977, R 1644) Minister voor GSI: Bij de volgende voortgangsrapportage over het paspoort, die zo snel mogelijk zal komen, zal nader worden ingegaan op de identiteitskaart. Daarbij zal aandacht worden besteed aan de ratio van de kaart, de landen van geldigheid en de mogelijke verschuivingen tussen paspoort en id-kaart in verband met de prijsstellingen. | TK 1999/2000, 26 977, nr. 1 t/m 8 TK 1999/2000, nr. 102, blz. 6620 | De Tweede Kamer heeft mei 2001 een voortgangsrapportage ontvangen over het haalbaarheidsonderzoek naar de uitvoering van een elektronische identiteitskaart. Hierin wordt de verwachting uitgesproken dat eind 2002 dit onderzoek zal zijn afgerond, zodat besluitvorming over landelijke invoering kan plaatsvinden. |
Wetsvoorstel wijziging Paspoortwet (26 977, R 1644) Minister voor GSI: De wet wordt na 3 of 4 jaar geëvalueerd. | TK 1999/2000, 26 977, nr. 1 t/m 8 TK 1999/2000, nr. 102, blz. 6618 | De Rijkswet van 8 maart 2001 tot wijziging van de Paspoortwet, onder andere in verband met het daarin opnemen van enige bepalingen ter voorkoming van misbruik van reisdocumenten, (Stb. 132) is op 1 april 2001 in werking getreden. |
Wetsvoorstel wijziging Paspoortwet (26 977, R 1644) Minister voor GSI: De Kamer zal tijdig worden gemeld als m.b.t. de NGR de datum in april 2001 niet helemaal wordt gehaald. | TK 1999/2000, 26 977, nr. 1 t/m 8 TK 1999/2000, nr. 102, blz. 6617–6618 | De Rijkswet van 8 maart 2001 tot wijziging van de Paspoortwet, onder andere in verband met het daarin opnemen van enige bepalingen ter voorkoming van misbruik van reisdocumenten, (Stb. 132) is op 1 april 2001 in werking getreden. |
Rekentarief algemene uitkering gemeentefonds Minister van BZK: Door kamerleden is aan de minister gevraagd om aan te geven op basis waarvan het rekentarief van f 11,21 is vastgesteld en wat het de facto zou moeten zijn, als de waardegegevens een meer definitief karakter krijgen. De minister heeft toegezegd er alles aan te doen om voorafgaande aan de meicirculaire (april), de gevraagde cijfers aan te geven. | TK 30 oktober 2000 | De informatie is opgenomen in paragraaf 1 van de brief van 20 april 2001 (kamerstukken II, 2000–2001, 27 4000 B, nr. 13). |
Effectiviteitsmeting tariefdifferentiatie Minister van BZK: De staatssecretaris van Financiën heeft toegezegd dat de wijze waarop gemeenten omgaan met de nieuwe mogelijkheden op het gebied van tariefdifferentiatie in de Monitor Inkomsten uit lokale heffingen, zal worden meegenomen. | TK 30 oktober 2000 | De Monitor verschijnt september 2001. Bij het opstellen hiervan zal met deze toezegging rekening worden gehouden. De monitor verschijnt jaarlijks rond Prinsjesdag. |
`f 25,– grens in algemene uitkering gemeentefonds Minister van BZK: De minister heeft toegezegd mw Noorman-Den Uijl schriftelijk te informeren of de effecten van de nieuwe WOZ-waarden en de verlaging van het rekentarief al dan niet meegewogen zijn bij de beperking van de cumulatie herverdeeleffecten. | TK 30 oktober 2000 | De informatie is opgenomen in paragraaf 1 van de brief van 20 april 2001 (kamerstukken II, 2000–2001, 27 4000 B, nr. 13). |
Artikel-12 status Gouda Minister van BZK: Toegezegd is dat nog in 2000 met de gemeente Gouda een arrangement zal worden gemaakt in het kader van de artikel-12 status wordt verlaten. | TK 30 oktober 2000 | De Tweede Kamer is over de stand van zaken geïnformeerd bij brief van 26 januari en 20 maart 2001. |
Functiewaardering wethouders (rechtspositie politieke ambtsdragers) Minister van BZK: Onderzoek zal worden verricht naar het bezoldigingsniveau van wethouders (functiewaardering). Op basis van het onderzoek zal de regering een standpunt bepalen. De Kamer zal daarover in april mei 2001 worden geïnformeerd. | TK 2000/2001, 27 263, nr. 2 | Het Kabinetsstandpunt is op 29 juni 2001 aan de Tweede Kamer aangeboden. |
Desintegratiekosten bij CWI's Minister van BZK: De minister van BZK zal het onderwerp «desintegratiekosten CWI's» vanwege beleidswijzigingen bij de organisatie van de CWI's doorgeleiden naar de minister van SZW. | TK AO 6 december 2000 | Is doorgeleid naar minister SZW. |
Brief Raalte over tekortschietende tegemoetkoming bij herindeling Minister van BZK: De Minister van BZK zal de Tweede Kamer binnenkort zijn reactie doen toekomen. | TK AO 6 december 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 24 april (kamerstukken II 2000–2001, 26 331, nr. 18). |
BTW-compensatiefonds Minister van BZK: De minister zal de suggestie van (een deel van) de vaste commissie om het wetsvoorstel niet per 2002 maar per 2003 in te laten gaan, doorgeleiden naar de minister van Financiën. | TK AO 6 december 2000 | Is doorgegeven aan Financiën. |
Artikel 12 Gouda Minister van BZK: De minister van BZK heeft toegezegd de Tweede Kamer nader te informeren over de (oplossingen) artikel 12-problematiek Gouda nadat het bestuurlijk overleg met Gouda (op 21 december 2000) heeft plaatsgevonden. | TK AO 6 december 2000 | De Tweede Kamer is over de stand van zaken geïnformeerd bij brief van 26 januari en 20 maart 2001. |
Bevriezen maatstaf stadsvernieuwing op situatie 1999 Minister van BZK: Zal de Tweede Kamer schriftelijk nader informeren over het onderwerp «bevriezen maatstaf stadsvernieuwing op situatie 1999», zoals vastgelegd in het wijzigingsbesluit verdeelmaatstaven 2000. | TK AO 6 december 2000 | De informatie is opgenomen in paragraaf 5 van de brief van 20 april 2001 (kamerstukken II, 2000–2001, 27 400 B, nr. 13). |
Verdeling middelen onderwijshuisvesting Minister van BZK: De Tweede Kamer zal januari 2001 een afschrift van de adviesaanvraag aan de RFV ontvangen over knelpunten onderwijs. Bij de adviesaanvraag zal gevoegd worden de definitieve rapportage van de werkgroep «verdeling middelen onderwijshuisvesting». Het kabinet zal haar standpunt op het advies van de Rfv aan de Tweede Kamer kenbaar maken. Dit zal op een zodanig tijdstip gebeuren (uiterlijk maart/begin april 2001) dat de Kamer haar oordeel kan geven, zodat de eindconclusies aan de gemeenten kunnen worden meegedeeld in de meicirculaire gemeentefonds van 2001. | TK AO 6 december 2000 | De toegezegde stukken zijn tijdig aan de Kamer gezonden bij brief van 12 februari en 4 april 2001 (kamerstukken II, 2000–2001, 27 400 B, Nr. 11). |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Vanuit de Kamer is de regering gevraagd naar de mogelijkheden om de inrichting van een helpdesk ten behoeve van het grensoverschrijdend ambulancevervoer te faciliteren. De staatssecretaris heeft toegezegd deze suggestie door te sluizen naar de minister van VWS. | TK 8 november 2000 | Het stenografisch verslag van het AO is per fax reeds aan ambtelijk VWS toegezonden. Op 12 januari is een brief uitgegaan aan de minister van VWS. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Bij de decentrale overheden langs de grens een actieve deelname in het Expertise Centrum grensoverschrijdende Samenwerking (ECGS) te bepleiten, zodat er in de grensstreek voldoende draagvlak voor wordt gecreëerd om het instituut zelf van voldoende middelen te voorzien. | TK 8 november 2000 | Brieven aan de CdK's van de grensprovincies zijn in de week van 11 december 2000 verzonden. Hierin wordt gesteld dat het ECGS oftewel Grensinfopunt niet alleen bedoeld is voor burgers en bedrijven in de provincie Limburg maar voor alle provincies langs de Nederlands–Duitse en Nederlands–Belgische grens. De CdK's wordt gevraagd een actieve betrokkenheid – ook in financiële zin – te overwegen en kenbaar te maken bij de provincie Limburg. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten Minister voor GSI: De minister heef toegezegd dat de Kamer voor de zomer zal worden geïnformeerd over de resultaten van de werkgroep die zich met de bandbreedte in de gemeentelijke leges bezighoudt. Naar aanleiding daarvan zou dan vlak vóór dan wel vlak na het zomerreces met de Kamer hierover kunnen worden gesproken. | TK 1999–2000, 27 564 | Inmiddels is de bandbreedte berekend voor de huidige generatie reisdocumenten. Op basis hiervan vindt thans vertaling plaats naar de NGR. De minister voor GSI heeft de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 5 juli 2001. |
Motie Hoekema onder de aandacht brengen van provinciaal bestuur Limburg Minister van BZK: Naar aanleiding van de discussie over het kabinetsstandpunt «Gemeenten, meer dan lokaal bestuur» zal de minister bevorderen dat de in de motie genoemde onderdelen in beeld worden gebracht bij eventuele plannen in Noord-Limburg die de bestuurlijke organisatie betreffen. | TK 2000–2001, 26 331, nr. 15 | Brief aan GS Limburg d.d. 6 april 2001 is verzonden. |
Elektronische Overheid: overlap Postbus 51.nl en overheid.nl Minister voor GSI: Heeft toegezegd de Kamer voor de zomer 2001 te berichten over hetgeen kan worden gedaan aan de overheid van Postbus 51 en www. Overheid.nl, maar hij gaf gelijk aan dat het niet zeker is dat het helemaal zal kunnen worden opgelost. | TK 2000–2001, 26 387, blz. 7 | Brief terzake is in de week van 9 juli 2001 aan de Tweede Kamer gestuurd. |
Integratiebeleid Minister voor GSI: Het kabinet zal de Kamer in een brief melden op welke wijze de f 110 miljoen extra, die als gevolg van de aanvaarding van de motie-Melkert beschikbaar kwam, zal worden verdeeld over de begrotingshoofdstukken. | TK d.d. 6 oktober 1999 | De gevolgen van de motie zijn verwerkt in de nota van wijziging op de begroting (TK 1999–2000, 26 800 VII, nr. 5). |
Inburgering en werk Minister voor GSI: Toezending aan de Tweede Kamer van het convenant tussen de minister van SZW, GSI en TPG-groep m.b.t. de inburgering HS. | TK 2000/2001, 27 083, nr. 16Hand. TK 2000/2001, nr. 49, blz. 3706–3707 | Brief aan de Tweede Kamer is 21 februari 2001 verzonden. |
Sts. Kohnstamm: advies van de Registratiekamer over verstrekking van verblijfstitels door gemeenten op basis van artikel 100 WGBA. Beperking van de verstrekking is in wetsvoorstel ten aanzien van implementatie van de Europese priv. Richtlijn meegenomen. | TK 26 410 | Het wetsvoorstel waarin de beperking van de gegevensverstrekking ingevolge artikel 100 van de Wet GBA is opgenomen (TK 26 410), is inmiddels tot wet verheven (Wet van 5 april 2001) tot wijziging van bepalingen m.b.t. de verwerking van persoonsgegevens, Stb. 180). Deze wet zal gelijktijdig met de Wet bescherming persoonsgegevens in werking treden. |
Minister van BZK: Evaluatierapport bilaterale hulpverlening aan politieke partijen in Midden- en Oost-Europa. | TK 1996–1997, 25 000, nr. VII | I.o.m. BuiZa is besloten de regeling Midden- en Oost-Europa niet op te nemen in de Wet subsidiëring politieke partijen. De uitvoering van de regeling is per 1-1-2000 geheel aan BuiZa overgedragen. |
Staatssecretaris Kohnstamm: Amvb kostenverrekening | TK1996–1997, 20 644, nr. 28 | Advies is gevraagd aan een commissie die het probleem van de kostenverrekening in de brede context van informatierelaties tussen Rijk en gemeenten bestudeert. Het advies van de commissie is op 16 maart aan de minister voor GSI aangeboden. Aanbevelingen zijn opgepakt in het kader van het Bestuursakkoord Nieuwe stijl (BANS): afspraken over omgangsregels Rijk-decentrale overheden en afspraken over monitors. |
Wet gemeentelijke zorg VVTV'ers i.v.m. arbeidsplicht Minister voor GSI: In de door de Tweede Kamer gevraagde «monitor» op de uitvoering is voorzien. Daarin wordt ook dit aspect meegenomen. In 1999, vier jaar na de inwerkingtreding van de wet, zal hierover aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd. | Hand. TK 1996–1997, nr. 55, pag. 4075 | Evaluatierapport is met begeleidende brief op 28 oktober 1999 aan de voorzitters van de Tweede en Eerste Kamer gezonden. |
Vrouwen in politiek en openbaar bestuur Minister van BZK: Zal een bijeenkomst organiseren als vervolg op de bijeenkomst van 8 maart 1997, op het moment dat de kandidatenlijsten bekend zijn voor de gemeenteraadsverkiezingen. | TK 1996–1997, 22 777, nr. 9, d.d. 21 april 1997 | Vervolgbijeenkomst is georganiseerd in het najaar 1999. |
Sts. Kohnstamm: Grote-stedenbeleid: Tijdpad en inhoud van het wetgevingstraject voor de kansenzones. | TK 1996–1997, 21 062, nr. 56 | Bij brief van 7 april 1999 is aan de Tweede Kamer gemeld dat een wettelijke regeling rond kansenzones vooralsnog niet in procedure wordt gebracht. |
Organisatie Rijksdienst Minister van BiZa: 1. De minister zal de Kamer op de hoogte stellen van de uitkomsten van het in het najaar te houden overleg met IPO en VNG in het kader van de tweede discussie van de takendiscussie. 2. De minister zal de Kamer schriftelijk informeren over het voorziene tijdschema van de besluitvorming over de takendiscussie, die hij binnen deze kabinetsperiode wil afronden. | TK 1996–1997, 25 226, nr. 3, blz. 5. A.O.TK d.d. 18 juni 1997 | 1. Wordt meegenomen in evaluatie Kaderwet «Bestuur in verandering». 2. Wordt meegenomen in evaluatie Kaderwet. |
Staatssecretaris Van de Vondervoort: Wijziging van de Wet algemene regels herindeling (25 234). De staatssecretaris heeft kenbaar gemaakt de hoofdstukken V en verder van de Wet arhi te zullen actualiseren. | A.o. d.d. 11 september 1997 | Is in de Eerste en Tweede Kamer aanvaard. |
Begrotingsonderzoek 1998 Staatssecretaris Kohnstamm: Nagegaan wordt of gecoördineerd overzicht rijksbreed financieel toezicht grote-stedenbeleid mogelijk is (Kamp). | Hand. TK 1997–1998, nr. 3 | Vanaf 1e suppletore begroting 1999 is een extra comptabel overzicht van rijksuitgaven op het gebied van grote stedenbeleid als bijlage bij de begroting meegezonden. |
Begrotingsonderzoek 1998 Minister van BiZa: Overzicht van de verdeling van burgemeestersposten per provincie wordt als bijlage bij de begroting gevoegd (De Cloe). | Hand. TK 1997–1998, nr. 3 | Wordt opgenomen m.i.v. de begroting 1999. |
Werkconferentie stimuleren anti-discriminatiebeleid op lokaal niveau Minister van BiZa: Organiseren van een werkconferentie, eventueel samen met de VNG, over hoe het bestrijden van racisme en discriminatie op lokaal niveau kan worden gestimuleerd. | TK 30 oktober 1997 | Deze werkconferentie heeft plaatsgevonden. |
Jaaroverzicht integratiebeleid etnische groepen 1998 Minister voor GSI: Heeft toegezegd dat het betrekken van etnische minderheden bij de beleidsontwikkeling en -uitvoering van het grotestedenbeleid en in het algemeen van het wijk- en buurtbeheer geagendeerd zal worden voor het bestuurlijk overleg met de VNG. | TK 1997–1998, 25 601 | Met de VNG wordt hier op ambtelijk niveau over gesproken. |
Jaaroverzicht integratiebeleid etnische groepen 1998 Minister voor GSI: De minister GSI zal de suggesties van mw. Noorman-den Uyl over fiscale verplichtingen in kansenzones bekijken en de Kamer een reactie daarop geven. | TK 1997–1998, 25 601 | Bij brief van 7 april 1999 en bij brief van 17 maart 2000 is aan de Tweede Kamer gemeld dat een wettelijke regeling rond kansenzones vooralsnog niet in procedure wordt gebracht. |
«Grijze Wolven» Minister van BiZa: De ongewenstheid van in Nederland per schotelantenne te ontvangen programma's van Turkse zenders zal in het kader van de Raad van Europa aan de orde worden gesteld. «Ik verwacht hier echter niets van». | Wetgevingsoverleg TK 26 november 1997 | Een beknopt onderzoek naar mediagebruik bij ingezetenen van Turkse afkomst heeft uitgewezen dat veelvuldig gekeken wordt naar uitzendingen van het herkomstland, maar dat jongeren vaker Nederlandse uitzendingen verkiezen. |
«Grijze Wolven» Minister van BiZa: Zodra de minister over relevante informatie beschikt met betrekking tot opvattingen/organisaties van «Grijze Wolven», zal hij die de gemeenten en ook de Tweede Kamer ter beschikking stellen. | TK 26 november 1997 | Dit zal op aanvraag van gemeentebesturen gebeuren. |
Bestuurlijke verhoudingen regiopolitie Groningen Minister van BiZa: Jeugdbeleid in Nederland. Is de sleutel 70/30 niet te onevenwichtig voor de gemeenten die niet onder het GSB vallen? De minister is bereid in het geëigende overleg binnen het kabinet met de betrokken bewindslieden na te gaan of er verdere aanscherpingen nodig zijn. Hij deelt mee niet te kunnen toezeggen wanneer hij met een nota daarover komt, gelet op de breedte van het onderwerp. Hij nodigt de Kamer uit om dat in te brengen in het geplande overleg. | Hand. TK 1997–1998, nr. 42, blz. 3385 | Door de totstandkoming van de bijdrageregeling Sociale Integratie en Veiligheid G25 (Stcrt. 99, nr. 162) is de verdeelsleutel 70/30 achterhaald. |
Wet inburgering nieuwkomers Minister: Met betrekking tot Antillianen/Arubanen. De taalbeheersing is verreweg het belangrijkste. Daarover zijn al uitgebreide gesprekken gevoerd, onder andere over het opleidingsniveau. Hij wil daar graag nog een over praten met de collega's van beide regeringen aldaar, zodra die regeringen weer geheel missionair zijn. | EK d.d. 7 april 1998, 27 152 | In het AO op 6 april 2001 is de Tweede Kamer meegedeeld dat inburgering op de Antillen niet doorgaat. Inmiddels is besloten de oorspronkelijk voor de inburgering op de Antillen beschikbare middelen in Nederlandse gemeenten, met een grote toevloed van Antillianen, voor opvang en toeleiding te besteden. |
Criminaliteit in relatie tot de integratie van leden van minderheidsgroepen: Minister: Mw. Noorman had verder signalen ontvangen dat de GG&GD-en thans bezuinigingen doorvoeren waardoor het voortbestaan van de consultatiebureaus in gevaar komt. Daarmee zou ook de signaleringsfunctie van deze bureaus verdwijnen. De minister heeft toegezegd ook dit te zullen doorgeven aan de minister van VWS. | A.O. d.d. 8 april 1998 | Inmiddels is op 9 juni 2000 de beleidsbrief voor- en vroegschoolse educatie aan de Tweede Kamer aangeboden, waarin o.a. versterking van de signaleringsfunctie van de consultatiebureaus is aangekondigd. De beleidsbrief is op 19 juni 2000 met de Kamer besproken, die met de voorstellen instemde. |
Evaluatie aangifte vermissing reisdocument bij politie Staatssecretaris Kohnstamm; Vanaf 15 februari 1997 is in geval van vermissing van een reisdocument het overleggen van een proces-verbaal van de politie verplicht gesteld. Het effect van deze maatregel zal worden geëvalueerd. Rapportage aan de Tweede Kamer voor het einde van het jaar. | A.O. d.d. 24 maart 1998 | Het rapport is eind 1998 uitgebracht. De rapportage aan de Tweede Kamer is geschied in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel wijziging Paspoortwet (26 977, nr. 3) d.d. 21 januari 2000. |
Remigratiewet: Minister voor GSI: Hij zal laten nagaan in hoeverre indexering ook voor de reeds geremigreerden kan gaan gelden en de Kamer daarover berichten. | TK 1997–1998, 25 741, nr. 1–2Hand. TK 1997–1998, nr. 71, blz. 5349 | In het Besluit voorzieningen Remigratiewet (Stb. 1999, 446) is de indexering geregeld. |
Remigratiewet: Samenwerking tussen organisaties voor asielzoekers en voor remigranten Minister voor GSI: Zal in overleg met de minister van Justitie bezien of het nodig is om impulsen te geven aan de ontwikkeling van samenwerking tussen deze organisaties. | TK 1997–1998, 25 741, nr. 1–2 Hand. TK 1997–1998, nr. 71, blz. 5339 | Bij navraag blijkt Justitie structurele subsidiëring in de toekomst niet te willen continueren. Uit het particuliere circuit bleek, dat twee organisaties verdergaande samenwerking niet opportuun achten. |
Remigratiewet: Werkplan BiZa/OS gefaciliteerde terugkeer van remigranten Minister voor GSI: A. Hij zal laten uitwerken welke organisaties onder te stellen voorwaarden de functie van aanloopadres kunnen vervullen. Hij zal daarbij ook het NMI betrekken. Hij zal de Kamer terzake informeren. B. Hij zal laten uitwerken, hoe op een gestructureerde wijze met inzet van nog aan te wijzen instellingen en in relatie tot de op te zetten projectbureaus de nazorg kan plaatsvinden voor remigranten, waarbij ambassades een centrale afstemmingsrol zullen vervullen. | TK 1997–1998, 25 741, nr. 1–2Hand. TK 1997–1998, nr. 71, blz. 5339–5340 | Minister voor OS heeft bijdrage aan het Werkplan heroverwogen. Op 11 december 1998 is hierover een A.O. geweest in de Tweede Kamer. Op 23 juni 1999 is een tweede A.O. terzake in de Tweede Kamer gehouden. Bij brief van 19 november 1999 (DPC/AN 606/99) heeft de minister voor OS haar beleid terzake uiteengezet. |
Remigratiewet: Minister voor GSI: Reeds geremigreerde remigranten in aanmerking laten komen voor de voorzieningen van het wetsvoorstel met name ziektekostenverzekering en individualisering. Minister: Hij wil zich niet afsluiten voor specifieke problemen terzake en bezien of in schrijnende individuele gevallen een oplossing is te vinden buiten de Remigratiewet | TK 1997–1998, 25 741, nr. 1–2 Hand. TK 1997–1998, nr. 71, blz. 5339–5350 | Uit informatie van de SVB is gebleken dat thans geen concrete gevallen bekend zijn. |
WVG en verdeling Gemeentefonds; Staatssecretaris Van de Vondervoort: Toewerken naar de verdeling uit het Cebeon-advies; als er meer geld beschikbaar komt (bv. in de derde, laatste evaluatie) dan wordt al eerder naar het Cebeon-advies toegewerkt. | A.O. TK, 17 juni 1998 | Er wordt met ingang van 1999 f 25 mln. aan het gemeentefonds toegevoegd als uitvloeisel van de impuls Wvg/chronisch zieken van het Regeerakkoord. Bij de verdeling van dit bedrag wordt de lijn gevolgd die in mei 1998 is uitgezet bij de herziening van de verdeelsleutel van de Wvg-middelen (zie de meicirculaire van 1998). Het extra bedrag wordt verdeeld via de maatstaven ouderen en woonruimten. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd door toezending van een afschrift van de circulaire gemeentefonds van 18 december 1998. |
Financiële positie gemeente Zaltbommel Staatssecretaris Van de Vondervoort: In juli 1998 is nadere informatie over de financiële positie beschikbaar, op basis van een IFLO-rapport. De Eerste Kamer wordt hierover geïnformeerd. | A.O. TK, 17 juni 1998 | Het IFLO-rapport is bij brief van 31 juli 1998 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Gemeentelijke herindeling van het oostelijk deel van Diepenveen; Staatssecretaris Van de Vondervoort: Bij de behandeling van het wetsvoorstel tot gemeentelijke herindeling van de gemeenten Deventer, Diepenveen en Bathmen is in de nadere memorie van antwoord de bereidheid uitgesproken te bevorderen dat het oostelijk deel van Diepenveen wordt opgenomen in een of meer landelijke gemeenten. Daarbij is de kanttekening gemaakt, dat in de nadere (voorbereiding van) wetgeving ook andere betrokkenen nog hun inbreng hebben. | Hand. EK, 30 juni 1998, nr. 36 blz. 1836 | Provincie Overijssel voert officiële Arhi-procedure. |
Boetebesluit inburgering nieuwkomers; Minister voor GSI: Het houden van een evaluatie een jaar na inwerkingtreding van het Besluit inburgering nieuwkomers over de wijze waarop met de bestuurlijke boete in de praktijk wordt omgegaan. Een verslag van deze evaluatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden. | TK, 23 september 1998 | Onderzoek naar de werking van het sanctiebeleid heeft plaatsgevonden. Over de uitkomsten is gerapporteerd. De voortgangsrapportage Inburgering, die op 17 april 2000 aan de Tweede Kamer is aangeboden. |
Leerstoel voor «urban studies»: Minister voor GSI: De Kamer kan voorstellen m.b.t. de leerstoel «urban studies» tegemoet zien. | 26 200 VII, d.d. 8 oktober 1998, blz. 12–678 | Leerstoel wordt vanuit het ministerie niet bevorderd. Wel wordt in samenwerking met het kenniscentrum steden gestimuleerd dat – op de GBS-aanpak gerichte – opleidingen en trainingen worden ontwikkeld. |
Toezegging van de staatssecretaris van Financiën, als medebeheerder van het gemeentefonds en verantwoordelijk voor de monitor lokale lasten, om de effecten op de lokale lasten die zich mogelijk zullen voordoen als gevolg van de invoering van de euro, aan de orde te stellen in overleg met VNG en IPO. | Hand. TK 1998/1999, nr. 39, blz. 2830 | In het platform van het Rijk en VNG/IPO en gemeenten, wordt met regelmaat gewezen op de noodzaak van «prijsneutraliteit»; evenals in de voorlichtingsdocumentatie. |
Lokale lastendruk Minister van BZK: Toezegging om, conform de in het kamerstuk vermelde motie, een onderzoek uit te voeren naar de hoge kosten van rioleringen en de effecten op de lokale lasten. | TK 1998/1999, 26 213, nr. 8 Hand. TK 1998/1999, nr. 39, blz. 2827 | Op 22 juni 1999 is de notitie «Rioleringsinvestering en lokale lasten» naar de Tweede Kamer gezonden. |
Ouderen uit etnische minderheidsgroepen; Minister voor GSI: Er komt, in reactie op de SCP-studie naar ouderen uit etnische minderheidsgroepen een aparte notitie aan de Tweede Kamer over de specifieke problematiek van deze ouderen. | A.O. d.d. 14 december 1998 | De kabinetsreactie ouderen uit etnische minderheden is 13 juni 1999 naar de Tweede Kamer verzonden. (kamerstuk 26 333, nr. 8). |
Vrijwilligerswerk onder jongeren vanaf 16 jaar Minister voor GSI: De minister voor GSI zal, samen met de bewindslieden van OCW en VWS bezien, hoe het vrijwilligerswerk onder jongeren vanaf 16 jaar kan worden gestimuleerd. | A.O. d.d. 14 december 1998 | VWS heeft op 9 april 1999 een nieuwe Welzijnsnota (kamerstuk 26 4777, nrs. 1–2) naar de Kamer gestuurd. De nota over vrijwilligerswerk is hierin opgenomen. |
Opleidingstrajecten; Minister voor GSI De minister voor GSI wil met VNO-NCW de mogelijkheid bespreken dat het bedrijfsleven in bredere zin zich steeds meer moet richten op eigen opleidingstrajecten, naast de opleidingsactiviteiten die de overheid opzet via ROC's. | A.O. d.d. 14 december 1998 | De minister van OCW en minister van SZW hebben dit onderwerp geagendeerd voor het Voorjaarsoverleg met de sociale partners. |
Notitie religie; Minister voor GSI | A.O. d.d. 14 december 1998 | De Tweede Kamer heeft in december 1999 een brief over religie en levensovertuiging ontvangen (kamerstukken II, 1999–2000, 26 333, nr. 13). |
Uitwerking actieplannen uit nota «Kansen krijgen, kansen pakken» Minister voor GSI | A.O. d.d. 14 december 1998 | De minister voor GSI heeft de Kamer op 6 april 1999 bericht over de uitwerking van de actieplannen uit de nota «Kansen krijgen, kansen pakken». |
Invoering reisdocumenten Minister voor GSI: De heer Rensema (VVD) heeft gevraagd wanneer er voorstellen aan het parlement worden voorgelegd voor een nieuwe generatie reisdocumenten en wanneer de reisdocumenten worden ingevoerd. De minister voor GSI heeft toegezegd dat BZK in februari 1999 aan de Tweede Kamer voorstellen zal voorleggen voor een nieuwe generatie reisdocumenten. Die moeten dan rond 1 januari 2001 zijn ingevoerd. | Begrotingsbehandeling EK d.d. 26 januari 1999 Hand. EK 1998–1999, nr. 17 | De voorstellen voor een Nieuwe Generatie Reisdocumenten zijn op 30 maart 1999 aangeboden aan de Tweede Kamer en op 3 juni 1999 in een A.O. besproken. Inmiddels is de opdracht gegund. Invoering wordt per oktober 2001 voorzien. |
Uitbreiding centrale registratie van reisdocumenten Minister voor GSI De heer De Beer heeft aangedrongen de centrale registratie van reisdocumenten uit te breiden. Thans is er een centrale administratie van vermiste reisdocumenten. Hij wil de centrale registratie uitbreiden zodat duidelijk wordt wie welk reisdocument. Minister van Boxtel heeft toegezegd dat BZK in het traject voor voorstellen voor nieuwe reisdocumenten deze vragen zal meenemen om te bezien wat kan worden verbeterd. Begrotingsbehandeling | EK d.d. 26 januari 1999 Hand. EK 1998–1999, nr. 17 | Er bestaat geen centrale registratie van alle uitgegeven reisdocumenten, omdat de vastlegging decentraal wordt gevoerd. De centrale registratie van vermiste reisdocumenten heeft tot doel inzicht te verkrijgen in documenten die niet in het vrije verkeer kunnen voorkomen. Hiermee kan fraude met ongeldige reisdocumenten worden voorkomen. In de huidige registratie worden overigens niet alleen vermiste documenten geregistreerd, maar alle documenten die zijn vervallen, inclusief de documenten waarvan de houder is overleden. Uitbreiding van de bestaande registratie tot een volledige administratie van alle uitgegeven reisdocumenten biedt vanuit een oogpunt van fraudebestrijding geen meerwaarde ten opzichte van de bestaande administratie. Om die reden is dan ook afgezien van de voorgestelde aanpassing. |
Verruiming mogelijkheid tot weigering afgifte paspoort Minister voor GSI: Naar aanleiding van een vraag van de heer De Beer (VVD) heeft de minister voor GSI geantwoord dat een wetsvoorstel op grond waarvan de mogelijkheid om de afgifte van het paspoort te weigeren zal worden verruimd. | EK d.d. 26 januari 1999Hand. EK 1998–1999, nr. 17 | Het voorstel tot wijziging van de Paspoortwet, (TK 26 977 R 1644), waarin de verruiming van de mogelijkheid tot weigering van een reisdocument is opgenomen, is inmiddels tot wet verheven (Rijkswet van 8 maart 2001 tot wijziging van de Paspoortwet, onder andere in verband met het daarin opnemen van enige bepalingen ter voorkoming van misbruik van reisdocumenten, Stb. 132). De gewijzigde bepaling is op 1 april 2001 in werking getreden. |
Gemeentelijke herindeling Minister van BZK: De minister van BZK zal snelheid betrachten met het voorstel tot herindeling in de Over-Betuwe en spoedig zijn opvatting kenbaar maken over de relatie met Arnhem. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Aangenomen in Eerste Kamer op 4 juli 2000. |
Gemeentelijke herindeling Minister van BZK: De minister van BZK heeft toegezegd op korte termijn voorstellen naar het kabinet te sturen. Via advisering door de Raad van State zal dat in de loop van het late voorjaar richting Kamer gaan. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | West-Overijssel en Overbetuwe aanvaard in Eerste Kamer op 27 juni. Limburg op 12 september 2000 in Eerste Kamer. |
Gemeentelijke herindeling Minister van BZK: De minister van BZK heeft toegezegd toe te zien of een notitie kan worden aangereikt met een visie op gemeenten van de toekomst. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Op 26 april 2001 is de notitie binnengemeentelijke decentralisatie toegezonden aan de Tweede Kamer. In de provincie Limburg is onderzoek gaande naar bestuurskracht gemeenten. |
Gemeentelijke herindeling Minister van BZK: De minister van BZK heeft een notitie toegezegd over fundamentele herbezinning over binnengemeentelijk zelfbeheer. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Notitie binnengemeentelijke decentralisatie is op 26 april 2001 aan de Tweede Kamer toegezonden. |
Gemeentelijke herindeling Minister van BZK: De minister van BZK wil nadenken over de verspreiding van kennis op het punt van gemeentelijke decentralisatie. Gedacht kan worden aan een soort «databank». | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Notitie binnengemeentelijke decentralisatie is op 26 april 2001 aan de Tweede Kamer toegezonden. |
Gemeentelijke herindeling Minister van BZK: De minister van BZK heeft de bereidheid uitgesproken nog eens te kijken of ten aanzien van de «gewenningsbijdrage» in het kader van herindeling een tussenweg is te vinden. | Nota-overleg TK d.d. 1 februari 1999 | Over de maatstaf herindeling is overeenstemming bereikt in het AO van 20 april 2000 (kamerstukken II, 1999–2000, 26 800 B, nr. 11). |
Lokale regelgeving Minister voor GSI: Tijdens AO MDW, project stad en regels, kamerstuk 24 036, nr. 114 d.d. 8 april 1999 heeft de minister voor GSI toegezegd om de lokale regelgeving met betrekking tot het ondernemersklimaat mee te nemen in de toetsing van de maatwerkconvenanten. | A.O. d.d. TK 8 april 1999 | Toetsing van de stadsconvenanten zal in november 1999 plaatsvinden. |
Wet op de kansenzones Minister voor GSI: Tijdens AO MDW, project stad en regels, kamerstuk 24 036, nr. 114 d.d. 8 april 1999 heeft de minister voor GSI toegezegd de Tweede Kamer op de hoogte te houden van de standpuntvorming met betrekking tot een Wet op de kansenzones. | A.O. d.d. TK 8 april 1999 | Bij brief van 7 april 1999 is aan de Tweede Kamer gemeld dat een wettelijke regeling rond kansenzones om verschillende redenen thans nog niet aan de orde is. |
Vrijstelling OZB Minister voor GSI: Tijdens AO MDW, project stad en regels, kamerstuk 24 036, nr. 114 d.d. 8 april 1999 heeft de minister voor GSI toegezegd de mogelijkheden te onderzoeken om de bedrijvigheid in achterstandswijken te stimuleren door een (tijdelijke) vrijstelling van OZB (zie ook motie van Zuijlen en Voûte-Droste (TK 26 200, hoofdstuk XIII, nr. 15). | A.O. d.d. TK 8 april 1999 | Aan de Raad van State is advies gevraagd door min GSI en min BZK. Op diverse gronden (gelijkheidsbeginsel, Europese regels inzake staatssteun) ziet het kabinet geen mogelijkheden met de fiscale stimuleringsregeling op wijkniveau te komen. Aldus is aan de Tweede Kamer bericht bij brief van 17 maart 2000. |
Europese structuurfondsen Minister voor GSI: Tijdens AO MDW, project stad en regels, kamerstuk 24 036, nr. 114 d.d. 8 april 1999 heeft de minister voor GSI toegezegd de Tweede Kamer te informeren over de uitkomsten van de verdeling van de doelstelling 2 middelen. | A.O. d.d. TK 8 april 1999 | Bij brief van 17 maart 2000 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het budget Doelstelling 2 voor de negen geselecteerde steden. |
Notitie inrichting en functioneren binnenlands bestuur Minister van BZK: Tweede Kamer informeren over tijdstip uitbrengen kabinetsstandpunten inzake Rob-adviezen markt-overheid en Europa. | Hand. TK 1998–1999, nr. 74 | Kabinetsstandpunt op het ROB-advies Markt en Overheid is op 28 februari 2000 (24 036, nr. 152), aan de Tweede Kamer aangeboden. |
Gemeentelijke herindeling Twente Minister van BZK: De minister is bereid de provincie en de betrokken gemeentebesturen nog eens nadrukkelijk te wijzen op artikel 92 van de Wet arhi, inhoudende het bevorderen van binnengemeentelijke decentralisatie na herindeling. De minister zal het provinciebestuur verzoeken hem over de toepassing van dit artikel te zijner tijd te informeren op basis waarvan hij de Kamer van de bevindingen op de hoogte zal stellen. | Hand. TK 1998/1999, nr. 72, blz. 4226 | Notitie binnengemeentelijke decentralisatie is op 26 april 2001 aan de Tweede Kamer toegezonden. |
Subsidiëring politieke partijen Minister van BZK: Er zal overleg plaatsvinden met politieke partijen over het grensgebied «informatievoorziening aan leden» en «verkiezingscampagnes». | Hand. EK 1998–1999, nr. 29 EK d.d. 11 mei 1999 | In de informatiebrochure voor politieke partijen is na overleg met de politieke partijen een verduidelijkende passage opgenomen over het onderscheid tussen informatievoorziening aan leden en over verkiezingscampagnes. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) Minister voor GSI: Zal nagaan in hoeverre de spoedprocedure (24-uur wachttijd) voor de aanvraag en uitreiking van een nieuw reisdocument standaard procedure kan worden; daarbij zal de minister tevens bezien welke invloed een dergelijke procedure heeft op de prijs van het reisdocument. | TK 3 juni 1999 | Het is niet mogelijk om alle aanvragen standaard binnen 24 uur af te handelen. Wel is de mogelijkheid geschapen om in Nederland binnen 1 werkdag over een reisdocument te beschikken. Deze service kost extra geld en vereist bovendien een dringend belang. Dit is vastgelegd in de PUN. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) Minister voor GSI: Zal overleg met VNG voeren om te bezien in hoeverre de prijs van het opaspoort «geharmoniseerd» kan worden (leges binnen een bepaalde bandbreedte) en de Tweede Kamer over de resultaten informeren. | TK 3 juni 1999 | Inmiddels is de bandbreedte berekend voor de huidige generatie reisdocumenten. Op basis hiervan vindt thans vertaling plaats naar de NGR. De Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 5 juli 2001. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) Minister voor GSI: Zal op korte termijn het overleg met de NA en Aruba voeren over de uitwerking van de voorstellen NGR aldaar. Over de resultaten zal de minister de Kamer schriftelijk informeren waarbij met name de wachttijd op de NA en Aruba in aanmerking wordt genomen. | TK 3 juni 1999 | Er is overleg gevoerd met de Nederlandse Antillen en Aruba over de uitwerking van de NGR. Voorts zijn een tweetal werkconferenties op de Nederlandse Antillen en Aruba georganiseerd. De resultaten hiervan hebben hun weerslag gekregen in de procedures en in de wet- en regelgeving. Voorts is inmiddels een functionaris aangewezen die namens het ministerie van BZK de voorbereiding van de NGR op de Nederlandse Antillen en Aruba verzorgt. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) Minister voor GSI: Zal de Tweede Kamer betrekken bij de keuze voor een thema en grafisch ontwerp van het nieuwe paspoort, voor zover dit mogelijk is binnen de planning van de introductie van de NGR. | TK 3 juni 1999 | De Tweede Kamer is op verschillende momenten betrokken bij de keuze van het thema en grafisch ontwerp van de NGR. Zij is uitgenodigd bij presentaties van een drietal ontwerpbureaus op 29 juni 1999. Voorts is zij bij vertrouwelijke brief van 8 september 1999 geïnformeerd over de keuze van J. Drupsteen als ontwerper van de NGR. |
Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) Minister voor GSI: Zal, indien de planning inzake de aanbesteding van NGR dit toestaat, de Tweede Kamer tussentijds informeren over de mogelijkheid de levertijd korter te maken dan de nu gestelde maximale levertijd. | TK d.d. 3 juni 1999 | Bij brief van 21 januari 2000 is de Tweede Kamer geïnformeerd over het gunningsbesluit. Aangegeven is dat de maximale wachttijd in Nederland voor de reguliere aanvraagprocedure 3 werkdagen bedraagt i.p.v. de geëiste 5 werkdagen. |
Samenvoegingen Bergen-Egmond-Schoorl en Hoevelaken-Nijkerk Minister van BZK: Tijdens de mondelinge behandeling van deze wetsvoorstellen is toegezegd dat na het zomerreces de Kamer nader zal worden gerapporteerd over de rondetafelgesprekken. | TK 1998/1999, 26 264/ 26 366 Hand. TK 1998/1999, blz. 84–4915 TK dd. 3 juni 1999 | Standpunt minister BZK n.a.v. rapportage stuurgroep Krachtige Gemeenten is besproken op 21 februari 2001 (kamerstuk 26 331, nr. 17). |
Kansen Krijgen Kansen Pakken (uitwisseling «best practices») Minister voor GSI: Zal voor het besturenoverleg in het najaar met de VNG en het IPO agenderen hoe een betere uitwisseling tot stand kan komen van «best practices» op het terrein van integratiebeleid op lokaal niveau. | TK 23 juni 1999 | N.a.v. het BANS-overhedenoverleg van 1 december 1999 heeft de minister GSI besloten het integratiebeleid (arbeidsmarktbeleid, minderheden in dienst van de rijksoverheid, jeugd) aan te laten sluiten bij bestaande BANS-thema's. Belangrijk hierbij is dat het rijk ten aanzien van integratiebeleid een landelijke aanpak voor ogen heeft. |
Kansen Krijgen Kansen Pakken (monument afschaffing slavernij) Minister voor GSI: Zal de Tweede Kamer op de hoogte houden van de ontwikkelingen rond het monument ter herdenking van de afschaffing van de slavernij. | TK 23 juni 1999 | Op 14 juni 2000 is aan de Tweede Kamer een brief gezonden met de stand van zaken (TK 26 333, nr. 14). |
Kansen Krijgen Kansen Pakken (extra-comptabel overzicht inzet integratiemiddelen) Minister voor GSI: Zal bezien of een extra-comptabel overzicht zoals bij het Grotestedenbeleid oog mogelijk is bij de inzet van integratiemiddelen en daarover aan de Tweede Kamer rapporteren. | TK 23 juni 1999 | In de rapportage etnische minderheden 2000 is een extra comptabel overzicht voor het jaar 2001 opgenomen van de uitgaven die relevant zijn voor het minderhedenbeleid. Deze uitgaven worden in de VBTB-begroting van 2002 opgenomen in de horizontale overzichtsconstructie etnische minderheden. De Tweede Kamer is op de hoogte gesteld bij brief d.d. 15 december 2000 (TK 2000–2001, 27 083, nr. 15). |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Mw. v.d. Hoeven (CDA) en mw. Augusteijn (D66) vroegen naar de huidige stand van de uitvoering van het Actieprogramma Elektronische Overheid. | A.O. d.d. 5 oktober 1999 | De minister voor GSI heeft eind 1999 een voortgangsrapportage naar de Tweede Kamer gestuurd over het Actieprogramma Elektronische Overheid. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Mw. Augusteijn (D66) vroeg aandacht voor de privacy-aspecten bij en de maatschappelijke gevolgen van de vele ICT-voornemens die de regering heeft. | A.O. d.d. 5 oktober 1999 | De minister voor GSI zal geen ICT-projecten waarbij privacy-aspecten spelen naar de Tweede Kamer sturen zonder dat het oordeel van de Registratiekamer daar aan is toegevoegd. Regel moet zijn dat gegevens over personen aan derden verstrekt mogen worden pas nadat betrokkenen daarmee hebben ingestemd. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Mw. Augusteijn (D66), de heer Cherribi (VVD), mw. Van der Hoeven (CDA) en mw. Wagenaar (PvdA) vroegen naar het vervolg van ELO. | A.O. d.d. 5 oktober 1999 | Toezegging uitgevoerd door toezending aan de Tweede Kamer van de nota «Contract met de Toekomst» d.d. 19 mei 2000 (kamerstukken II, 1999–2000, 26 387, nr. 8). |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Mw. Augusteijn (D66) heeft gevraagd naar de plannen rondom de Digitale Trapveldjes. | A.O. d.d. 5 oktober 1999 | De minister voor GSI heeft aangegeven dat hij eenmalig f 20 mln. wil uittrekken voor het opzetten in PPP-achtige constructies van zgn. Digitale Trapveldjes in de achterstandswijken in de grote steden en daarbij wil aansluiten bij een «brede school», uitzendbureaus e.d. Hierbij maakt hij een keus voor duurdere kwalitatief hoogstaande objecten op laagdrempelige locaties en in de vorm van subsidies aan steden. De Tweede Kamer is in de voortgangsrapportage geïnformeerd over de Digitale Trapveldjes (kamerstukken II, 2000–2001, 26 387, nr. 9). |
Integratiebeleid Minister voor GSI: De Kamer zal op korte termijn een brief ontvangen over de subsidiëring van de zelforganisaties. Daarin zal ook worden aangegeven hoe de beschikbare f 2 miljoen zal worden ingezet. Deze brief zal voor het nota-overleg in november 1999 beschikbaar komen. | TK d.d. 6 oktober 1999 | De brief is op 16 november 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden (kamerstukken II 1999–2000, 26 815, nr. 3). |
Financiële activiteiten Zuid-Holland Minister van BZK: Naar aanleiding van hoofdstuk 9 van het rapport van de commissie-Van Dijk zal de minister een mening formuleren over de «bedrijfsmatigheidscultuur» in overheidsland. Hij zal daarin ook betrekken het eindoordeel over het onderzoek dat de provincies hebben gedaan naar het kasbeheer bij gemeenten. | TK d.d. 11 november 1999 TK d.d. 11 november 1999 | Tweede Kamer heeft brief ontvangen d.d. 18 april 2001 (kamerstukken II , 26 721 nr. 13). |
Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden Minister voor GSI: Er zal – na ommekomst van het onderzoek over de mogelijkheden voor een extra-comptabele staat op het terrein van het integratiebeleid dat op 1 maart 2000 gereed zal zijn – een brief over dit onderwerp worden gestuurd naar de Tweede Kamer. | Nota-overleg d.d. 22 november 1999 TK 1999/2000, 26 815, nr. 1–2 | In de rapportage integratiebeleid etnische minderheden is een extra comptabel overzicht voor het jaar 2001 opgenomen van de uitgaven die relevant zijn voor het minderhedenbeleid. Deze uitgaven worden in de VBTB-begroting van 2002 opgenomen in de horizontale overzichtsconstructie etnische minderheden. De Tweede Kamer is op de hoogte gesteld bij brief d.d. 15 december 2000 (kamerstukken II 2000–2001, 27 083, nr. 15). |
Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden Minister voor GSI: Die terreinen van het integratiebeleid die te weinig tot hun recht komen in het grotestedenbeleid zullen – in overleg met minister BZK – worden geagendeerd voor het overleg met de VNG in het kader van BANS. | Nota-overleg d.d. 22 november 1999 TK 1999/2000, 26 815, nr. 1–2 | N.a.v. het BANS-overhedenoverleg van 1 december 1999 heeft de minister GSI besloten het integratiebeleid (arbeidsmarktbeleid, minderheden in dienst van de rijksoverheid, jeugd) aan te laten sluiten bij bestaande BANS-thema's. Belangrijk hierbij is dat het rijk ten aanzien van integratiebeleid een landelijke aanpak voor ogen heeft. |
Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden Minister voor GSI: In Tampere zijn afspraken gemaakt om stappen te zetten ter verbetering van de rechtspositie van derdelanders. Minister GSI de Tweede Kamer over de voortgang te blijven informeren. Naar aanleiding van het implementatietraject van artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam wordt de Tweede Kamer bij eventuele vertraging geïnformeerd over de oorzaken daarvan. | Nota-overleg d.d. 22 november 1999 TK 1999/2000, 26 815, nr. 1–2 | De doelstellingen van Tampere zijn verwerkt in een zogenoemd «scorebord» welke halfjaarlijks wordt geactualiseerd. Ten aanzien van de bestrijding van racisme kan gemeld worden dat de behandeling van de richtlijnvoorstellen en het actieprogramma ter implementatie van artikel 13 van het Verdrag van Amsterdam vlot verloopt. De richtlijn gelijke behandeling ongeacht ras of etnische afstamming is inmiddels op 27 juni 2000 aanvaard. Ten aanzien van de rechtspositie van derdelanders kan worden gemeld dat het commissie- voorstel met betrekking tot gezinshereniging weinig inhoudelijke voortgang boekt. |
Rapportage Integratiebeleid Etnische Minderheden Minister voor GSI: In het gesprek van minister GSI met minister van SZW over voorstellen voor verbetering van het arbeidsmarktinstrumentarium zal met het oog op mogelijke conflicterende regelgeving ook het dereguleringsaspect betrokken worden bij de regelgeving met betrekking tot de overgang van scholing naar werk. Als daartoe aanleiding bestaat, dan zal het een en ander worden doorgeleid naar de de MDW-operatie. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd of dit zinvol is. Ook zal in dit gesprek de positie van sectoradviseurs minderheden, en de suggestie van een «Schaeffer»-trein, worden betrokken. | Nota-overleg d.d. 22 november 1999 TK 1999/2000, 26 815, nr. 1–2 | De minister van SZW heeft de organisatie «Ruim Baan» opgericht, die deze taak op zich neemt. Voorts zal er in het najaar een publiciteitsoffensief starten (Schaeffer-trein-idee). |
Bestuursakkoord nieuwe stijl en integratiebeleid Minister voor GSI: Zou het wel interessant vinden om de terreinen (van het integratiebeleid) die niet in convenanten geregeld worden, bijvoorbeeld eens aan de orde te stellen in het overleg met de VNG in het kader van de het bestuursakkoord-nieuwe stijl. Hij zal zich met minister BZK en de andere betrokkenen verstaan om dit te bewerkstelligen, waarmee dan alle gemeenten bereikt worden. | TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 20, blz. 24 | Het Overhedenoverleg BANS heeft aangegeven dat de gezamenlijke verantwoordelijkheid van Rijk, Provincies en gemeenten bij deze onderwerpen aan de orde is. Sindsdien zijn diverse trajecten gestart om hieraan invulling te geven. Daarbij is voorzien in betrokkenheid van en overleg met (vertegenwoordigers van) gemeenten en provincies. In juni 2000 is besloten deze onderwerpen niet meer aan het BANS te koppelen. |
Woonwagenbewoners Minister voor GSI: In de Rapportage Integratiebeleid Minderheden zullen de afspraken die met de woonwagenbewoners worden gemaakt worden vermeld. | TK 1999/2000, 26 800 VII, nr. 20, blz. 28 | In de Rapportage 2000 is hieraan aandacht gegeven. |
Integriteit openbaar bestuur Minister van BZK: Het overleg met politieke partijen over onderwerpen die de integriteit raken zal weer worden opgepakt. | A.O. d.d. 24 november 1999 | Januari 2000 is dit overleg hernieuwd gestart. Er vindt sindsdien periodiek overleg plaats. |
Verkleining omvang provinciale staten Minister van BZK: Toegezegd is in het wetsvoorstel aandacht te zullen besteden aan het aantal gedeputeerden. | A.O. d.d. 14 december 1999 | Is betrokken bij het wetsvoorstel over de omvang van provinciale staten dat op 29 juni 2000 is ingediend. |
Verkleining omvang provinciale staten Minister van BZK: Toegezegd is bij het wetsvoorstel aandacht te zullen besteden aan een variant die lijkt op variant 2 uit de notitie, die als maximum uitgaat van 55 zetels. De gevolgen daarvan zullen worden doorgerekend. | A.O. d.d. 14 december 1999 | Aan deze variant is aandacht besteed in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting daarbij. Wetsvoorstel is bij de Tweede Kamer ingediend op 29 juni 2000 (kamerstukken II, 27 214). |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Instelling interdepartementale werkgroep belast met de uitvoering van de aanbevelingen van het rapport «De grens nader verkend». Daarin wordt uitdrukkelijk SZW betrokken. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 6 TK 17 december 1999, | De werkgroep is ingesteld en bestaat uit leden van Financiën, SZW, EZ, OCW, BuiZa ,VROM en BZK. De werkgroep komt 6-wekelijks bijeen om de stand van zaken m.b.t. uitvoering van de aanbevelingen van het rapport «De grens nader verkend» te bespreken. De leden van de werkgroep worden betrokken bij de halfjaarlijkse voortgangsrapportage aan beide Kamers; de eerstvolgende rapportage zal in augustus 2001 verschijnen. De vertegenwoordiging van SZW in de werkgroep is gewaarborgd. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Over de kwestie van de voorlichting over de socialeverzekeringspositie van grensarbeiders zal contact worden opgenomen met staatssecretaris SZW. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 6 TK 17 december 1999, | Staatssecretaris SZW is geïnformeerd over de toezegging van staatssecretaris BZK. Het onderwerp «een meer actief voorlichtingsbeleid ....» komt aan de orde in het kader van kamerstuk 26 834, nr. 3 dat deze zomer aan de Kamer zal worden gezonden. Daarin zal worden benadrukt dat de Kamer een meer actief voorlichtingsbeleid aan grensarbeiders over het vrij verkeer van werknemers en de Sociale verzekeringspositie van grensarbeiders van groot belang acht (Kamerstuk 26 834, nr. 1). |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Actualisering van het kabinetsstandpunt 1994 over grensoverschrijdende samenwerking zal nog voor de zomer van 2000 verschijnen. Daarin komt een overzicht over bevoegdheden en functioneren van euregio's en een overzicht van welke internationale contacten gemeenten, provincies en waterschappen buiten de euregio's om hebben. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 6 TK 17 december 1999, | Het kabinetsstandpunt «Europese aspecten van decentrale overheden» is op 13 juli 2000 aan de Staten-Generaal gestuurd. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: Er is een verdrag in voorbereiding waarin de mogelijkheid wordt voorzien dat de bevoegde autoriteiten kunnen overeenkomen dat alle verzekerden, incl. gepensioneerde grensarbeiders, op het grondgebied van de andere staat medische zorg kunnen inroepen. Staatssecretaris BZK heeft toegezegd na te gaan of dit verdrag ook geldt voor hun familieleden en hierover, samen met VWS, de Kamer te berichten. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 1 TK 17 december 1999, | In voorgangsrapportage van juni 2000 aan de Tweede Kamer is reeds gemeld dat het beoogde verdrag ook zal gelden voor meeverzekerde familieleden van gepensioneerde grensarbeiders. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris BZK: Zal navragen of er onderzoek is gedaan naar effecten van de knelpunten op de euregionale arbeidsmarkt. | TK 1999/2000, 26 670, nr. 2, blz. 7 TK 17 december 1999 | Onderwerp komt aan de orde in het kader van Kamerstuk 26 834, nr. 3. |
Verplichtingstelling privacydeel van de periodieke GBA-audit Minister voor GSI: Heeft toegezegd dat bij de nadere invulling van de GBA-audit, hetgeen bij AMvB zal geschieden naar aanleiding van het behandelde wetsontwerp, ook het deel van de audit inzake de privacybescherming door de gemeenten een verplicht onderdeel zal zijn (nu is dat nog facultatief). De kosten hiervan blijven voor rekening van de gemeenten. | TK 1999/2000, nr. 49, blz. 3608/3613 A.O. d.d. 15 februari 2000 | Regeling GBA-audit is op dit punt aangepast en op 1 januari 2001 in werking getreden. |
Uitbreiding mogelijkheden voor het nemen van een briefadres Minister voor GSI: Heeft toegezegd om in het gebruikersoverleg aan de orde te stellen of het mogelijk is voor alleenstaanden om bij langdurig verblijf in bv. het ziekenhuis een briefadres te nemen op het adres van de eigen woning die wordt aangehouden. Ook zou daarbij gekeken moeten worden naar de verplichting uit artikel 67, vierde lid, wet GBA. De uitkomsten worden voor de behandeling van het wetsvoorstel Koppeling van overheidsprestaties aan de juiste inschrijving in de GBA (26 943) aan de Kamer gemeld. | TK 1999/2000, nr. 49, blz. 3614 A.O. d.d. 15 februari 2000 | Het onderwerp is behandeld in het gebruikersoverleg op 22 juni 2000. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Betalen voor overheidsinformatie in bibliotheken, terwijl ze subsidie gekregen hebben voor het opzetten van Internetvoorzieningen? Algemene gebruikerstarieven voor Internet lopen nu sterk uiteen: in Den Haag f 2,50 per uur, elders soms f 6,–. | TK 1999/2000, 26 387, nr. 4, 5 A.O. d.d. 22 februari 2000 | Dit onderwerp wordt door OCW meegenomen in de herstructurering van het bibliotheekwezen. Hierbij wordt gestreefd naar uniformering in de tarieven. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Drachten, Woudrichem e.a. zijn hun domeinnamen op Internet kwijt als gevolg van herindelingen en omdat VNG geen actuele lijst heeft. De minister heeft toegezegd zich met de VNG te verstaan en alle gemeenten, provincies en waterschappen schriftelijke erop te wijzen dat ze hun namen van voor en na herindelingen bij de Stichting Domeinregistraties moeten laten vastleggen, te meer daar vanaf 1-1-2000 alle Internet-namen worden vrijgegeven. | TK 1999/2000, 26 387, nr. 4, 5 A.O. d.d. 22 februari 2000 | Op 7 maart 2000 is een brief hierover via de VNG naar de gemeenten gestuurd. Ook andere overheidsinstellingen hebben hierover een brief ontvangen. |
Actieprogramma Elektronische Overheid Minister voor GSI: Hoe staat het met de eerder al toegezegde notitie over de Auteurswet in relatie tot de Data-richtlijnen. | TK 1999/2000, 26 387, nr. 4, 5 A.O. d.d. 22 februari 2000 | Op 25 april 2000 is de notitie «Naar een optimale beschikbaarheid van overheidsinformatie» naar de Tweede Kamer gestuurd. |
Artikel 12, Gouda Minister van BZK: Zal een brief over artikel 12 toezenden aan de Tweede Kamer en daarin ingaan op: 1) Gouda op basis van het IFLO-rapport, 2) de OZB-drempel in het toegangskaartje van artikel 12. | TK d.d. 20 april 2000 | 1. De Tweede Kamer is over de stand van zaken geïnformeerd in de brieven van 26 januari en 20 maart 2001. 2. Als onderdeel van de aanpassing van artikel 12 beleid wordt een verlaging van de OZB-drempel overwogen (kamerstukken II, 2000–2001, 27 400, nr. 13). |
Vreemdelingenwet Overzicht basisinkomen in de nieuwe Vreemdelingenwet Minister voor GSI: Een overzicht met het verschil in basisinkomen tussen de Zorgwet en de bijstand inclusief enkele voorbeelden m.b.t. verschillende huurniveaus. | TK 1999/2000, 26 975, nr. 7, blz. 21/25 | Het overzicht is in een brief van Justitie d.d. 29 mei 2000 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Vreemdelingenwet Vormgeving terugkeermodule inburgeringstraject Minister voor GSI: De Kamer zal nader informatie ontvangen over inpassing van een terugkeermodule in het inburgeringspakket en wel voor het plenaire debat over de nieuwe vreemdelingenwet. | TK 1999/2000, 26 975, nr. 7, blz. 23 | De toezegging is uitgevoerd in de brief aan de Tweede Kamer van de staatssecretaris van Justitie d.d. 29 mei 2000. |
1e suppletore begroting Minister voor GSI: Verzoek aan de regering bij de voorbereiding van de begroting 2001 een extra bedrag te reserveren voor leeftbaarheid voor de zogenaamde partiële GSB steden opdat zij in deze convenantsperiode voor de twee wijken per gemeente waarover afspraken met het Rijk zijn gemaakt, relatief dezelfde middelen tot hun beschikking hebben als de G25. | TK 1999/2000, 21 062, nr. 91, blz. 1, 28 juni 2000 | Motie De Boer c.s. wordt uitgevoerd. In de meerjarencijfers is daarmee rekening gehouden. Is in begroting 2001 gemeld. |
Toepassing comptabiliteitsvoorschriften (reactie op brief heer Verhoef) Minister van BZK: De minister van BZK zal de vaste commissie voor BZK op korte termijn zijn reactie doen toekomen op de brief van de heer Verhoef over (onder meer) het met voeten treden van de gemeentelijke en provinciale comptabiliteitsvoorsschriften. | TK AO 6 december 2000 | Reactie is aan de Vaste Commissie verzonden bij brief van 4 december 2000. |
Plan van aanpak transparatie geldstromen Minister van BZK: Zal de Tweede Kamer het plan van aanpak toezenden. | TK AO 6 december 2000 | Reactie is bij brief van 12 december 2000 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Domeinnamen Minister voor GSI: Heeft op vragen van de heer Cherribi toegezegd, over de technische aspecten van de uitgifte van particuliere domeinnamen aan de staatssecretaris van VenW door te geven en haar te vragen de Kamer zo snel mogelijk een brief te sturen over alle aspecten hieromtrent (blz. 7 concept-verslag). De minister zal de staatssecretaris van VenW tevens vragen in haar brief aandacht te besteden aan het toezicht op de SIDN (blz. 8 concept-verslag). | TK 9 november 2000 | Op 9 november 2000 heeft de minister GSI direct na afloop van het algemeen overleg de toezegging afgehandeld door de vragen door te geven aan het ministerie van Verkeer en Waterstaat. |
Het voorkomen van parallelle arhi-procedures door provincies Minister van BZK: De provincie Utrecht heeft parallel aan de gemeentelijke herindeling Utrecht een grenscorrectieprocedure gevoerd, die er toe heeft geleid, dat de wetgever geen integrale afweging kon maken. Toegezegd is er bij de provinciebesturen op aan te dringen, dat in voorkomende gevallen in de toekomst één integrale procedure zal worden gevolgd. | EK 4 juli 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 3 oktober 2000. |
Aandacht schenken door provincies aan artikel 92 Wet arhi Minister van BZK: De toepassing van artikel 92 Wet arhi zal onder de aandacht van provinciebesturen worden gebracht. | EK 4 juli 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 3 oktober 2000. |
Financiering decentrale overheden; Gemeentelijke kredietbanken en wetsvoorstel financiering decentrale overheden Minister van BZK: De minister van Financiën heeft de Tweede Kamer toegezegd met de gemeentelijke kredietbanken te overleggen over de ruimte die deze banken hebben over de Wet fido, en welke overgangsregeling eventueel nodig is. In het kader van het toezicht zal ook de minister van BZK betrokken zijn. Financiën heeft echter het voortouw. | TK 1999/2000, 26 906, nr. 10 | Het overleg heeft tot overeenstemming geleid. Het resultaat is aan de Tweede Kamer gemeld en besproken in de commissie Financiën + BZK (29 maart 2001). De motie is ingetrokken. |
Gemeentelijke herindeling Limburg Minister van BZK: Tijdens het debat over de drie wetsvoorstellen tot gemeentelijke herindeling van Limburg heeft de minister van BZK n.a.v. vragen van mw. Schoondergang (GroenLinks) en dhr. Holdijk (SGP) toegezegd om nadere informatie over de opheffing van de gemeenten Belfeld en Born schriftelijk aan de Tweede Kamer te doen toekomen. | EK 12 september 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief d.d. 11 oktober 2001. |
Grensoverschrijdende projecten Staatssecretaris van BZK: De bespreking van de medezeggenschapsregelingen in EU-verband vordert niet naar wens. Zonodig zal bezien moeten worden of bilateraal tot meer afstemming kan worden gekomen. De suggestie om hierbij de praktische oplossingen te betrekken zoals die gevonden zijn door bepaalde bedrijven, zal de staatssecretaris doorgeven aan zijn ambtgenoot van SZW. | TK 8 november 2000 | De Tweede Kamer is geïnformeerd door SZW (kamerstukken II, 2000–2001, 21 501 – 18, nr. 140). |
Brief aan de TK m.b.t. stand van zaken herindeling Echt- Susteren Minister van BZK: Zal aan de Tweede Kamer een brief zenden met de stand van zaken herindeling in Echt-Susteren. | TK 2000–2001, 26 331, nr. 15 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 5 maart 2001. |
Directoraat-Generaal Openbare Orde en Veiligheid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Minister van BiZa: Politie, BVS; Ten aanzien van het BVS wordt uitgegaan van een evaluatie over drie jaar. NB D.w.z. start evaluatie najaar 1999. | TK 1996–1997, 25 000 VII, 25 016, nr. 27, pag. 50 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 3 juli 2000 over de beleidsvoornemens inzake de wijziging van het bekostigingsstelsel. Besproken met de Tweede Kamer op 2 november 2000. |
Minister van BiZa: Politie, eenmanssurveillance; Getracht zal worden om een systematisch overzicht te krijgen van de wijze waarop in de diverse korpsen met de eenmanssurveillance wordt omgegaan. Zodra er een overzicht is, zal de Tweede Kamer daarover worden geïnformeerd. | TK 1996–1997, 25 000 VII, 25 016, nr. 27, pag. 35 | Eenmanssurveillance is één van de onderwerpen die betrokken wordt bij de doelmatigheidsoperatie van de politie. Over de sterkte van de politie en over doelmatigheid is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 9 november 2000 (kamerstukken II 2000–2001, 27 400 VII, nr. 19) |
Minister van BiZa: Het LSOP en het toekomstig onderwijs voor de politie; Nagegaan zal worden of het wenselijk en nodig is om een aparte notitie te wijden aan het (toekomstig) beroepsprofiel van de politie. | TK19 96–1997, 25 016, nr. 3 | De Tweede Kamer is bij brief van 9 november 2000 (kamerstukken II, 2000–2001, 27 400 VII, nr. 19) uitgebreid geïnformeerd over de ontwikkelingen ten aanzien van de vernieuwing van het politieonderwijs. Daarbij is ook ingegaan op de inhoudelijke kant van de te ontwikkelen opleidingen en de wijze waarop deze opleidingen tot stand zullen komen. Bij de formulering van de uitgangspunten voor het toekomstig politie-onderwijs, de zogeheten beroepsprofielenvoor de verschillende niveaus van functioneren binnen de politieorganisatie is de beroepspraktijk uitdrukkelijk betrokken. In samenspraak met de korpsbeheerders, de korpschefs, het Openbaar Ministerie en het LSOP zijn deze beroepsprofielen tot stand gekomen. Een nadere notitie over het (toekomstig) beroepsprofiel van de politie is daarmee, in het kader van het politieonderwijs, niet nodig. |
Minister van BiZa: Handhaving openbare orde; Spoeddebat over aanhoudingen rond de Euro-top in Amsterdam. | TK 1996–1997, 25 419 | Bij brief van 20 januari 1999 is aan de burgemeester van Amsterdam verzocht aan te geven welke lessen, met het oog op grootschalige gebeurtenissen en evenementen, lokaal worden getrokken uit de bevindingen van de Nationale ombudsman. Na ontvangst van deze reactie is gezamenlijk met Justitie een reactie aan de Nationale ombudsman opgesteld. Deze is toegezonden aan de Tweede Kamer bij brief van 14 juli 1999. |
«Onder schot»: toezending rapporten van de RvHC. | TK 1997/1998, 25 616, nr. 9 | Toezending volgt na aanbieding aan BZK. Beide onderwerpen waren in behandeling bij de Raad van Hoofdcommissarissen. Het rapport «Arrestatieteams onder de loep» en het rapport «Stoppen met doorgaan» zullen niet officieel door BZK worden aangeboden. |
Wet politieregisters (bijzondere registers) Minister van BZK: In een model-privacyreglement zullen alle essentiële punten voor de regio's uniform zijn geregeld. | TK 1997/1998, 25 398 Hand. TK 1998/1999, nr. 17, blz. 1025 | Inwerking getreden op 1 november 2000 (met nieuwe CIE-regeling; Stc. 2000, 198). |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister van BiZa: Bereidheid om stelselmatig in beeld te brengen de mate van geweld tegen overheidsdienaren. Wil wat betreft de politie hierover overleg met de korpsbeheerders voeren. | TK 17 december 1997 | Het bedoelde onderzoek dat in het voorjaar van 1999 is gestart is gereed. Het kabinetsstandpunt geweld tegen werknemers in de semi-openbare ruimte is inmiddels aan de Tweede Kamer aangeboden. |
Wet politieregisters (bijzondere registers) Minister van BZK: De schoning van de bijzondere registers zal binnen een jaar na inwerkingtreding van de wet zijn gerealiseerd. | TK 1997/1998, 25 398 Hand. TK 1998/1999, nr. 17, blz. 1026 | Op 4 november 1999 is de circulaire met het oog op opschoning registers vastgesteld (stc. 1999, 221). |
Cameratoezicht Minister van BZK: De Tweede Kamer informeren over de stand van zaken m.b.t. het EK2000, waarbij wordt ingegaan op de toepassing van noodbevoegdheden. In verband met de looptijd van het lopende onderzoek naar het gebruik van noodbevoegdheden door de universiteit Utrecht, wordt op dit punt een slag om de arm gehouden met betrekking tot de mogelijkheid om een standpunt in te nemen. | TK 1998/1999, 25 760, nr. 2 | Het eindrapport is op 13 oktober 2000 verschenen. Vooruitlopend daarop is de wet bestuurlijke ophouding ingevoerd. Het wetsvoorstel cameratoezicht is in voorbereiding. |
Uitbreiding politie; Minister van BZK: De Kamer mag het kabinet dus beoordelen op de vraag of het in staat is om de 3000 extra plaatsen en de 2000 plaatsen die herschikt gaan worden, te realiseren. | APB d.d. 16–17 september 1998 Hand. TK 1998–1999, nr. 2 | Over de sterkte van de politie en over doelmatigheid is de Tweede Kamer geïnformeerd bij brief van 9 november 2000 (kamerstukken II 2000–2001, 27 400 VII, nr. 19). |
Politie-CAO 1999–2000 Minister van BZK: Voor 1 mei 1999 zal er een convenant met de korpsen worden gesloten over de financiering van de CAO. De Tweede Kamer krijgt het resultaat ter beschikking. | TK 1998/1999, 24 655 en 26 200 VII, nr. 6 | Bij brief van 23 juni 1999 is het Convenant Politie 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden. Daarin is de financiering van de meerkosten van de politie CAO 1999–2000 meegenomen. Tijdens het AO van 31 augustus 1999 is dit besproken met de Tweede Kamer. |
Verkeersveiligheid Minister van BZK: De heer van Dijk (CDA) heeft gesteld dat zonder concretisering in de vorm van verifieerbare taakstellingen de minister over enkele jaren op niets valt af te rekenen. Eén uitzondering op deze lacune vormt het thema verkeersveiligheid waarvoor de taakstelling is geconcretiseerd in een verlaging van het aantal verkeersdoden en -gewonden met resp. 50% en 40% (t.o.v. het basisjaar 1985). Wat waren de cijfers in een meer recent jaar, bv 1997 of 1998? En wanneer moet de taakstelling zijn bereikt? Dat wil dan zeggen dat de minister drie termijnen van vier jaar kan uitdienen voordat er wat af te rekenen is. Erg overtuigend klinkt dit alles niet. De minister heeft toegezegd de vraag schriftelijk te beantwoorden. | Hand. EK 1998/1999, nr. 17 | Minister V&W draagt zorg voor beantwoording. |
Inrichting Politiebestel Minister van BZK: Staat voor ogen dat er een notitie over wetgeving komt, omdat in het regeerakkoord nog wat vragen opengelaten zijn. Er staat in het regeerakkoord dat wij niet zullen overgaan tot grote, ingrijpende veranderingen in het politiebestel. Er zullen verantwoordelijkheden opgehelderd moeten worden. De notitie is bedoeld om een en ander wat scherper uit te lijnen en het is ook de bedoeling dat de notitie met wetsteksten wordt begeleid en dat daarvoor nog een debat met de Kamers volgt. | EK 1998/1999, 26 200 VII, nr. 17 | 1. Overgang KLPD naar BZK: Wet is op 1 januari 2000 in werking getreden 2. Concentratie beheer bij BZK. Wet is op 20 november 2000 in werking getreden (Stb. 2000, nr. 450) 3. Hoofdlijnennotitie «Bestel in balans» is bij brief van 1 juli 1999 aan de Tweede Kamer aangeboden. Over de notitie is op 17 februari 2000 een AO gehouden. Daarna is een wetsvoorstel ingediend bij de Tweede Kamer op 14 december 2000 (TK 2000–2001, 27 560, nr. 2). |
Commissie van toezicht politiecellen Minister van BZK: In het kader van de aanpassing van de Politiewet 1993 aan het nieuwe klachtrechthoofdstuk van de Algemene wet bestuursrecht, zal een commissie voor de politiecellen worden geregeld. Tijdens de behandeling van het Jaarverslag Nationale ombudsman 1998 heeft de minister van BZK deze toezegging herhaald. | TK 3 juni 1999 | In werking getreden op 1 februari 2001. |
CRI Minister van BZK: De minister heeft toegezegd dat het ABRIO-rapport getiteld «Bovenregionale Rechercheteams», voorzien van een kabinetsstandpunt, de Tweede Kamer zal worden toegestuurd. | A.O. d.d. 29 september 1999 | Deze toezegging is gedaan in de veronderstelling dat een dergelijk rapport tot stand zou komen. Dit is echter niet het geval geweest. De bovenregionale rechercheteams (BRT's) waren wel onderwerp van het rapport «Samenwerken – de bovenregionale organisatie van de politie» van de Overleggroep Brinkman. Dit rapport, is voorzien van een reactie, op 9 oktober 2000 door de ministers van BZK en Justitie aan de Tweede Kamer gezonden. |
AO «gijzeling» Minister van BZK: Bij een volgende JBZ-bijeenkomst zal informatie-uitwisseling en informatiepositie in EU-verband op de agenda geplaatst worden. | De minister van Justitie heeft de Tweede Kamer bij brief van 9 augustus 1999 geïnformeerd dat dit op 4 en 5 oktober op de JBZ-agenda staat. | |
Geïntegreerd Meldkamer Systeem Staatssecretaris van BZK: De staatsecretaris heeft toegezegd schriftelijk te zullen reageren op de vraag van mw. Scheltema (D66) m.b.t. het beperkte aantal spoedeisende meldingen van de ambulancesector waarbij ook de overige diensten zijn betrokken en de relevantie daarvan voor het draagvlak voor GMS. | TK d.d. 27 oktober 1999 | Gereed d.d. 15 december 1999 |
Rampenbestrijding/Hoofdlijnennotitie Staatssecretaris van BZK: Bezien zal worden op welke wijze financiële prikkels kunnen worden ingebouwd in de herziene finan- cieringssystemematiek, opdat oefenen, zowel operationeel als bestuurlijk, wordt gestimuleerd. | TK d.d. 27 oktober 1999 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 3 april 2000. |
Rampenbestrijding/Hoofdlijnennotitie Staatssecretaris van BZK: Na ontvangst zal het advies van de ROB terzake bestuurlijke integratie van hulpverleningsregio's, voorzien van een standpunt, aan de Tweede Kamer worden aangeboden. | TK d.d. 27 oktober 1999 | De Tweede Kamer is geïnformeerd bij brief van 3 april 2000. |
Rampenbestrijding/Veiligheid luchtvaartterreinen Staatssecretaris van BZK: In de jaarlijkse rapportage m.b.t. oefenen op luchtvaarterreinen zal eveneens een overzicht worden opgenomen van oefeningen op militaire luchtvaartterreinen (dhr. Van der Doel VVD). | TK d.d. 27 oktober 1999 | Toezegging is afgehandeld augustus 2000. |
Grensoverschrijdende samenwerking Staatssecretaris van BZK: Voor het eind van het jaar 1999 zal de Kamer een voortgangsrapportage ontvangen m.b.t. de grensoverschrijdende samenwerking. | TK d.d. 11 november 1999 | Voortgangsrapportage is bij brief d.d. 15 december 1999 naar de Tweede Kamer gezonden. |
Masterplan ICT Minister van BZK: Standpunt minister BZK aan de Kamer zenden inzake Masterplan ICT (voorjaar 2000). | A.O. d.d. 29 november 1999 | Op 15 mei 2000 heeft de minister van BZK het ICT-Masterplan ontvangen. Dit plan zal voorzien van een standpunt mede namens de minister van Justitie in juni 2000 aan de Kamer worden aangeboden. |
C2000 Staatssecretaris van BZK: In het AO met de vaste commissie voor BZK heeft de staatssecretaris toegezegd in de eerstkomende voortgangsrapportage C2000 de volgende informatie te verstrekken: – een overzicht van alle contra-expertises van C2000 en de daaraan verbonden kosten; – informatie van de gebruikersorganisaties ten aanzien van hun opvattingen over het C2000 project; – inzicht in de specifieke gebiedsgebonden eisen, bijv. Waddeneilanden en grensregio's; – rapportage over de contacten met de VNG en gemeenten; – inzicht in de ontwikkelingen rond de 3-landen-pilot en Zeeland. Daarnaast een informeel overleg met de leden van de vaste commissie toegezegd, waarin zal worden gesproken over de techniek van C2000. | A.O. d.d. 9 december 1999 | Voortgangsrapportage gereed in 2000 (kamerstukken II 1999–2000, 25 124, nr. 16). Halfjaarlijkse rapportage is op 31 mei 2000 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Doelmatigheid politie Minister van BZK: Heeft toegezegd dat wanneer de Tweede Kamer over doelmatigheid bij de politie wordt geïnformeerd de Tweede Kamer bij die gelegenheid eveneens helderheid wordt verschaft over de definities met betrekking tot direct en indirect executief werk. | TK d.d. 28 juni 2000 | De Tweede Kamer is bij brief van 9 november 2000 geïnformeerd (kamerstukken II 2000–2001, 27 400 VII, nr. 19). |
Verhouding tussen de beleids- en beheerscyclus en rijksbegrotingscyclus Minister van BZK: Heeft de Tweede Kamer toegezegd dat zij wordt geïnformeerd over de verhouding tussen de rijksbegroting en de beleids- en beheerscyclus zoals deze geldt tussen het Rijk en de politie-regio's. | TK d.d. 28 juni 2000 | De Tweede Kamer is bij brief van 9 november 2000 over dit onderwerp geïnformeerd (kamerstukken II 2000–2001, 27 400 VII, nr. 19). |
BZK-begroting/politie (omgangsvormen bij de politie) Minister van BZK: Heeft toegezegd bij de korpsbeheerders (nogmaals) te benadrukken de zorgen van de Tweede Kamer over cultuuraspecten bij de politie en met name de rol van vertrouwenspersonen aan de orde te stellen, n.a.v. de uitkomsten van het NISSO-onderzoek naar omgangsvormen bij de politie. | TK 20 november 2000 | De aanbieding aan de Korpsbeheerder van de rapportage over de stand van zaken m.b.t. het diversiteitsbeleid bij de Nederlandse politie wordt aangegrepen om de korpsbeheerders wederom te doordringen van het beleid van een adequaat diversiteitsbeleid. Deze rapportage is de Tweede Kamer aangeboden bij brief van 7 mei 2001. Daarnaast is op 6 februari 2001 de Regeling Diversiteitsimpuls Werving en Behoud aan de korpsbeheerders aangeboden. |
BZK-begroting/politie, politieonderwijs Minister van BZK: Heeft toegezegd de Tweede Kamer te informeren over vervangingsprognoses, consequenties Politieonderwijs 2002 voor de vervangingsvraag en de uitstroomgegevens uit de 4 Randstadkorpsen. | TK 20 november 2000 | De Tweede Kamer zal periodiek worden geïnformeerd in het kader van de informatieverstrekking over de sterktecijfers van de Nederlandse politie. De laatste rapportage is op 28 mei 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
CAO Politie Minister van BZK: Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel tot wijziging van artikel 45 van de Politiewet 1993 in verband met het stellen van regels ten aanzien van het vermogen van de regio's heeft de minister toegezegd om, na afronding van het CAO-overleg en als de Tweede Kamer daaraan nog behoefte heeft, met de Kamer te spreken over de problematiek van een specifieke «Randstadtoelage». | TK 14 februari 2001 | Na afsluiten CAO Politie en zodra de Tweede Kamer aangeeft behoefte te hebben aan nader overleg op dit punt. CAO is formeel ondertekend op 30 mei 2001. Onderwerp is besproken in het algemeen overleg met de Vaste Commissie BZK van 26 juni 2001. |
Wetsvoorstel gebiedsgebonden wapenwettelijke bevoegdheden Minister van BZK: Zowel de regering als het TK-lid Van de Camp hebben een wetsvoorstel ingediend die bevoegdheden in het leven roept ter bestrijding van wapenbezit. De plenaire behandeling van het «concurrenrende» wetsvoorstel van Van de Camp vondt plaats op 13 en 15 februari 2001. De behandeling is na de eerste termijn op verzoek van de indiener (Van de Camp) geschorst. Hij verzocht om schorsing om gelegenheid te hebben voor overleg met de beide betrokken bewindslieden (Justitie en BZK) om te bezien of beide voorstellen kunnen worden samengevoegd. | TK 15 februari 2001 | Plenaire behandeling van de onderscheiden wetsvoorstellen is inmiddels in de Tweede Kamer afgerond. |
Strafmaat voor geweld tegen overheidsfunctionarissen Minister van BZK: In het kader van de voorbereiding van het standpunt n.a.v. het rapport «Geweld tegen beroepsgroepen met een publieksfunctie» bezien of de strafmaat voor geweld tegen overheidsfunctionarissen moet worden verhoogd. | TK 14 maart 2001 | Het kabinetsstandpunt terzake is inmiddels aan de TK aangeboden. |
Binnenlandse Veiligheidsdienst | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Brief van de MP, mede namens de ministers van BiZa, Defensie en OCW van 17 juni 1998. De Kamer zal de resultaten ontvangen van een proefbewerking door de CAS van BVD-archieven en van een visitatie door de Raad van Cultuur. | TK 1997–1998, 25 809 nr. 8 | De staatssecretaris van OCW heeft mede namens de minister van BZK het resultaat van de proefbewerking en het advies van de Raad voor Cultuur op 24 februari 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II 1999–2000, 22 036, nr. 15). |
Brief van de MP, mede namens de ministers van BiZa, Defensie en OCW van 17 juni 1998. In de nota naar aanleiding van het verslag ontwerp Wet inlichtingenen veiligheidsdiensten zal worden ingegaan op de aanbevelingen nr. 4, 5 en 6 van het rapport van de werkgroep Valk (25 809, nr. 6). | TK 1997–1998, 25 809 nr. 8 | De Tweede Kamer heeft de nota naar aanleiding van het verslag op 29 september 1999 ontvangen (kamerstukken II 1999–2000, 25 877, nr. 8). |
Minister van BZK: De Raad voor Cultuur zal begin 1999 advies aan de Tweede Kamer uitbrengen naar aanleiding van de visitatie van de BVD-archieven. | A.O. TK d.d. 9 december 1998 | De staatssecretaris van OCW heeft mede namens de minister van BZK het resultaat van de proefbewerking en het advies van de Raad voor Cultuur op 24 februari 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II 1999–2000, 22 036, nr. 15). |
Minister van BZK: De zaak Wilman zal opnieuw worden bezien. | A.O. TK d.d. 9 december 1998 | De minister van BZK heeft de Tweede Kamer op 15 november 2000 medegedeeld dat hij de zaak Wilman als afgehandeld beschouwt (Handelingen II 2000, blz. 22-1700/02). |
Ontwerp Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Minister van BZK: Het begrip «vitale economische belangen» zal uit het wetsvoorstel voor een nieuwe WIV worden geschrapt. | TK 2000–2001, 27 186, nr. 2 blz. 10 | De Tweede Kamer heeft de tweede nota van wijziging op 19 maart 2001 ontvangen (kamerstukken II 2000–2001, 25 877, nr. 4). |
Ontwerp Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten Minister van BZK: Het antwoord op de UGM van de Europese Commissie zal aan de Kamer worden toegezonden. | TK 2000–2001, 27 186, nr. 2, blz. 10 | De minister van BZK heeft de UGM alsmede het antwoord van de Nederlandse regering op 19 maart 2000 aan de Tweede Kamer gezonden (kamerstukken II 2000–2001, 25 877). |
Onderzoek naar de Sovjet- en Joegoslavische gemeenschappen in Nederland Minister van BZK: Het betreffende onderzoeksrapport zal de Kamer worden toegezonden. | TK 2000–2001, 27 186, nr. 2, blz. 11 | De minister van BZK heeft het rapport op 8 mei 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Directoraat-Generaal Management en Personeelsbeleid | ||
---|---|---|
Omschrijving van de toezegging | Vindplaats | Stand van Zaken |
Mensen & Management Minister van BiZa: Nagaan in hoeverre BiZa een stimulerende rol kan spelen bij de bevordering van de interdepartementale mobiliteit. | TK 25 612 A.O. d.d. 21 oktober 1997 | Begin maart is de rijksbrede mobiliteitsbank gestart. Het streven is de mobiliteitsbank begin 1999 operationeel te hebben. In de Nota management- en personeelsontwikkeling rijksdienst worden verdere initiatieven uitgewerkt. |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister van BiZa: Heeft de ROP gevraagd zich te buigen over de uitvoering van de motie-Zijlstra inzake de ambtelijke status. De minister zal in dit kader de ROP ook verzoeken te bezien in hoeverre de motie consequenties heeft voor de – onlangs in het ARAR neergelegde verplichting – de ambtseed af te leggen. | A.O. TK 17 december 1997 | Verzoek aan de ROP is gedaan. Het onderwerp «de ambtseed» maakt onderdeel uit van het in december 1998 door de ROP uitgebrachte advies. Brief aan de Tweede Kamer is verzonden op 2 juni 1999. (kamerstukken 24 253, nr. 7). Het onderwerp komt terug in het verankeren van wezenlijke elementen (nb. de ambtseed is niet expliciet genoemd) voor het ambtenaarschap in de gemoderniseerde Ambtenarenwet. |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister van BiZa: Zal nagaan in hoeverre de UN-code of conduct aanleiding geeft voor nadere maatregelen omtrent het voorkomen en verbieden van financieel-zakelijke belangenverstrengeling voor mensen, die werkzaam zijn in de publieke dienst. Zonodig zal hij hierover overleggen met de minister van Financiën. | A.O. TK 17 december 1997 | Medio 1997 is reeds informatie aan de UN verstrekt over regelgeving en beleid op het terrein van integriteit. Voor de beleidsvoornemens ten aanzien van dit onderwerp wordt verwezen naar de nota «Integriteit van het Openbaar Bestuur» die september 1999 naar de Tweede Kamer is gestuurd. |
Wijziging art. 125c Ambtenarenwet Minister van BiZa: Heeft toegezegd dat hij: 1. de Stichting van de Arbeid z.s.m. op de hoogte zal stellen van de met de Tweede Kamer gevoerde discussie over de wenselijkheid van het totstandkomen van non-activiteitsregelingen in de particuliere sector (vgl. art. 125c Ambtenarenwet voor ambtenaren) en tevens het protocol van Jong Management dat hierop betrekking heeft, onder de Stichting van de Arbeid zal brengen; 2. de Stichting van de Arbeid zal verzoek vóór de zomer 1998 met een standpunt dienaangaande te komen; 3. tegelijkertijd een onderzoek zal verrichten naar de wenselijkheid van beperking of afschaffing van de regeling van art. 125c Ambtenarenwet; 4. op het moment dat de resultaten van dat onderzoek bekend zijn, bekijken of er aanleiding is meer specifiek met de Stichting van de Arbeid in gesprek te raken. | TK 22 januari 1998 | Bij brief van 26 oktober 1998 is gemeld aan de Tweede Kamer dat de Stichting van de Arbeid te kennen heeft gegeven geen aanleiding te zien om vanuit centraal niveau hierover verdere activiteiten te ontwikkelen. De punten 3 en 4 zijn aangehouden in verband met ontwikkelingen in het kader van de nota arbeid en zorg van SZW. |
Minister BZK: Integriteit; Heeft toegezegd over 6 maanden naar de Kamer terug te koppelen wat de stand van zaken is m.b.t. de door hem ondernomen acties n.a.v. het Algemeen Overleg over integriteit op 3 februari 1999 | AO d.d. 3 februari 1999 | Naar aanleiding van het A.O. van 9 juni 1999 wordt een substantiële rapportage voorbereid. Zie de nota «Integriteit van het Openbaar Bestuur» die september 1999 aan de Tweede Kamer is gezonden |
Integriteit Minister van BZK: Heeft toegezegd dat bij de evaluatie van het preventief integriteitsbeleid tevens zal worden bezien of de departementale verschillen in de uitvoering van de motie-Kamp zijn gerechtvaardigd (met name t.a.v. de aanstelling van vertrouwenspersonen). | AO d.d. 3 februari 1999 | Naar aanleiding van het A.O. van 9 juni 1999 is de evaluatie reeds najaar 2000 afgerond en bij brief van 12 januari 2001 aan de Tweede Kamer gezonden. |
Integriteit Minister van BZK: Heeft toegezegd dat hij een voorstel in overweging zal nemen om ex-ambtenaren in de rijksdienst te verbieden om binnen twee jaar na hun ontslag, voor de vroegere werkgever activiteiten te verrichten op het terrein waar de betreffende ambtenaar werkzaam was. | AO TK d.d. 3 februari 1999 | Het kabinet heeft hiervoor een richtlijn vastgesteld. Deze richtlijn is vermeld in de circulaire van 13 september 1999, behorende bij de nota Integriteit van het Openbaar Bestuur. |
Integriteit Minister van BZK: Heeft toegezegd dat hij voor de gehele rijksdienst één uniforme regeling zal treffen t.a.v. het maximum bedrag voor het aannemen van geschenken. De minister heeft toegezegd de Kamer een voorstel met een uniform maximumbedrag te zullen doen toekomen. | AO TK d.d. 3 februari 1999 | De minister van BZK heeft de ministeries hierover op 14 juli 1999 een circulaire gezonden. |
Integriteit Minister van BZK: Heeft toegezegd dat hij zal nagaan of – rekening houdend met privacy- en zorgvuldigheidsvereisten en praktische uitvoerbaarheid – , openbaarmaking van alle in de rijksdienst gemelde nevenwerkzaamheden mogelijk is. | AO TK d.d. 3 februari 1999 | De nota Integriteit van het Openbaar Bestuur is tegelijkertijd met de begroting 2000 naar de Tweede Kamer gezonden. |
Integriteit Minister van BZK: Zal bezien of de aanvankelijk voor het najaar 2000 aangekondigde evaluatie van het integriteitsbeleid in de rijksdienst eerder kan plaatsvinden. | TK d.d. 9 juni 1999 | Plan van aanpak is afgehandeld. De evaluatie is in 2 delen aan de Tweede Kamer gezonden; 1. Kamerstukken II, 2000–2001, 26 806, nr. 5, september 2000. 2. Brief aan de Tweede Kamer d.d. 12 januari 2001. |
Integriteit openbaar bestuur Minister van BZK: Klokkenluiden: 1. In de Ambtenarenwet zal een instructienorm worden opgenomen die andere sectoren ertoe dwingt te voorzien in een regeling voor klokkenluiden; 2. Het functioneren van de in te stellen Commissie Integriteit Rijksoverheid zal na 3à 4 jaar worden geëvalueerd. | A.O. d.d. 24 november 1999 | 1. Wetsvoorstel is in maart 2001 naar de Tweede Kamer gestuurd. 2. De Commissie is 28 maart 2001 geïnstalleerd. |
Salarissysteem Minister van BZK: De minister heeft toegezegd de Kamer te informeren over het verloop van de juridische procedure Staat/Raet. | A.O. 10 mei 2000 | Het verloop van het geschil tussen de Staat en Raet Personele Systemen is aan de Tweede Kamer gemeld bij brief van 6 april 2001. |
APPA Minister van BZK: De Kamer zal een notitie ontvangen over de fondsvorming en kapitaaldekking in de APPA. | TK 28 september 2000 | Notitie is toegezonden bij brief van 13 december 2000 (kamerstukken II 2000–2001, 26 043, nr. 18). |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister van BZK: Bij SZW navraag doen naar het standpunt inzake een mogelijke klokkenluidersregeling voor de private sector. | TK 13 februari 2001 | SZW laat thans een onderzoek doen naar de achtergrond van klachten van klokkenluiders in het bedrijfsleven over mogelijke benadeling en ontslag. De resultaten van dit onderzoek (naar verwachting gereed medio september 2001) zullen aan de STAR worden voorgelegd t.b.v. mogelijke aanbevelingen. SZW denkt daarbij aan een leidraad voor organisaties dan aan een wettelijke regeling. Op 7 december 2000 is bij de behandeling van de begroting van SZW in een antwoord aan dhr. Harrewijn (Groen Links) bovenstaande informatie al verstrekt. |
Integriteit van het openbaar bestuur Minister van BZK: Nagaan van de mogelijke betrokkenheid van de rijksrecherche bij integriteitsonderzoeken in de rijkssector. | TK 13 februari 2001 | Met directeur rijksrecherche is contact opgenomen: in toenemende mate wordt de rijksrecherche i.o. het College van PG's of de HovJ gevraagd een feitenonderzoek of een eventueel strafrechtelijk onderzoek uit te voeren bij ernstige integriteitsschendingen. De rijksrecherche onderzoeken beperken zich niet tot (bijzondere) opsporingsambtenaren of het OM. |
8. DE EVALUATIEBIJLAGE (PER ARTIKELONDERDEEL GERANGSCHIKT NAAR STARTDATUM)
Beleidsartikel 1: Grondwet en democratie
Operationele doelstelling 1.1: apparaat | ||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
dec-1998 | sep-2001 | Evaluatie van de Algemene wet gelijke behandeling | sep-1994–sep-1999 | 3 | 1 | 5 | DCZW | Katholieke Universiteit Brabant (1998–1999) en Commissie gelijke behandeling | DGCZK/DCZW | |
nov-1999 | dec-2001 | Evaluatie Algemene wet bestuursrecht (AWB II) | 1997–2001 | 3 | 1 | 5 | diverse universiteiten en onderzoeksbureaus t.b.v. de Evaluatiecommissie AWB II | DGCZK/DCZW i.s.m. MinJus | ||
mrt-2000 | nov-2000 | Evaluatie Wet openbaarheid van bestuur m.b.t. ICT ontwikkelingen | jan-1997–dec-2000 | 3 | wetsevaluatie | eenmalig | De Wob zou op enkele onderdelen moeten worden aangepast. | DGCZK/DCZW | ||
sep-2000 | dec-2001 | Niet-stemmers bij verkiezingen | mrt-1998–jun-1999 | 3 | 1 | Sociaal Cultureel Planbureau | DGCZK/DCZW | |||
mrt-2002 | jun-2002 | Evaluatie verkiezingen | 2002 | 3 | 1 | 4 | RVD | DGCZK/DCZW |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 2.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOOV |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 2.2: politie op regionaal niveau | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jul-1999 | jul-2000 | Bekostigings-systematiek Nederlandse Politie (regiokorpsen) STIMP | 1997–2000 | 3 | 3 | CAP Gemini en Prof. Van der Zwan | – Systematiek waarlangs gewerkt kan worden naar een meer gelijkwaardige uitgangspositie voor de regionale korpsen; – Aangepaste bekostingssystematiek per 2001 o.b.v. 4 componenten. | DGOOV/ DPOL | ||
nov-1999 | jun-2000 | Evaluatie Unit Synthetische Drugs | 1997–2000 | 3 | 3 | ITS Nijmegen | – USD heeft meerwaarde voor Ned. Politie; – USD functioneert goed, maar verbeteringen mogelijk; – Taken USD zijn uitgebreid, waar nodig capaciteit aanpassen; – Er moet spoedig duidelijkheid komen over continuering USD. | DGOOV/ DPOL | ||
aug-2001 | mrt-2002 | Onderzoek naar prestatie-indicatoren politiekorpsen | jan-2001–dec-2001 | 1 | 3 | nader te bepalen | DGOOV/DPOL | |||
jan-2002 | dec-2002 | Evaluatie bekostigingsstelsel asieltaken bij de politie | jan-2001–dec-2001 | 3 | 2 | nader te bepalen | DGOOV/DPOL |
a) aard evaluatie instrument:= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 2.3: politie op bovenregionaal en landelijk niveau | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
feb-2000 | jun-2000 | Evaluatie Steun- en Informatiepunt Drugs en Veiligheid (SIDV) | 1996–2000 | 3 | 1 | nader te bepalen | Dienstverlening door SIDV wordt door vrijwel alle respondenten positief beoordeeld. | DGOOV/DPOL | ||
sep-2000 | mei-2001 | Samenwerkings-akkoord politie Nederland-Frankrijk inspectie aan beide zijden | sep-2000–apr-2001 | 3 | 1 | DGOOV, namens MinBZK | DGIAV, namens MinJus | Het onderzoek geeft aan dat het akkoord een belangrijke bijdrage heeft geleverd aan vermindering van de politieke spanning inzake drugsbeleid. Samenwerking Nederland – Frankrijk is verbeterd. | DGOOV/DPOL | |
mrt-2001 | feb-2002 | Evaluatie van het project Financieel Rechercheren | 3 | WODC | DGOOV/DPOL | |||||
jul-2001 | mei-2002 | Evaluatie kernteams | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DPOL i.s.m. MinJus | ||||
sep-2001 | mrt-2002 | Evaluatie van meerjarige (structurele) bijdrage van BZK aan Defensie, t.b.v. grensoverschrijdende criminaliteit aan de zuidgrens (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | 2000 | 3 | 1 | afdeling IPS | nader te bepalen | DGOOV/DPOL | ||
sep-2001 | mrt-2002 | Grensoverschrijdende bevoegdheden (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | sep-2001–mrt-2002 | 2 | 1 | nader te bepalen | nader te bepalen | DGOOV/DPOL | ||
sep-2001 | mrt-2002 | Versterking operationele samenwerking door grensoverschrijdende informatie uitwisseling (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | 2000–2001 | 2 | 3 | nader te bepalen | nader te bepalen | DGOOV/DPOL | ||
nov-2001 | mei-2002 | Politiesamen-werking in landen in Midden- en Oost- Europa (geactualiseerd onderzoeksvoorstel) | 2001–2002 | 2 | 3 | nader te bepalen | nader te bepalen | DGOOV/DPOL |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 2.4: prestatievermogen van de politie | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
aug-1998 | okt-2001 | Procesevaluatie regeling Jeugd en Veiligheidsbeleid, integraal Veiligheidsbeleid/ jeugdbeleid | 1998–2001 | 3 | 1 | Regioplan | DGOOV/DPOL | |||
jun-1999 | feb-2001 | Geweld tegen werknemers in de (semi-) openbare ruimte | jun-1999–dec-2000 | 2 | 2 | bureau Driessen, Utrecht | Het geweldsniveau tegen de onderzochte beroepsgroepen is onaanvaardbaar hoog. | DGOOV/DPOL | ||
aug-1999 | jul-2000 | Monitor bedrijven en instellingen | jan-1999–jan-2000 | 1 | 3 | Eysinck Smeets & Etman i.s.m. NIPO consult | – Het is mogelijk gebleken in een 3-tal branches, met respect voor de eigenheid van deze branches, vergelijkbaar onderzoek uit te voeren naar genoemde elementen; – Gegevensverzameling, representatief per branche, resp. elk van de POLregio's is mogelijk. | DGOOV/DPOL i.s.m. WODC (MinJus) | ||
jan-2000 | sep-2000 | Doelmatigheid van de politie | jan-1998–dec-2002 | 2 en 3 | 2 | Deloitte & Touche Bakkenist | Op grond van het onderzoek is gebleken dat er medio 2000 aantoonbaar 1656 arbeidsjaren door de korpsen zijn vrijgespeeld danwel met redelijke zekerheid vrijgespeeld zullen worden. Een tweede onderzoek op dit onderwerp zal in juni t/m augustus 2002 worden uitgevoerd. | DGOOV/DPOL | ||
mrt-2000 | nov-2001 | Evaluatie gebiedsgebonden politiezorg, Integraal Veiligheidsbeleid/ taakontwikkeling en bedrijfsvoering politie | 3 | 3 | IPIT | DGOOV/DPOL | ||||
apr-2000 | okt-2000 | Evaluatie ervaringen met cameratoezicht in de publieke ruimte | 1995–2000 | 3 | 1 | Senter (MinEZ) | Cameratoezicht in openbare ruimten in Nederland is relatief nieuw. Er kunnen in de handreiking geen absolute uitspraken worden gedaan over de effecten die de maatregel heeft. De toekomst van het cameratoezicht is afhankelijk van de aangevoerde argumenten. | DGOOV/DPOL i.s.m. MinJus | ||
aug-2000 | dec-2001 | Onderzoek naar bevoegdheden in het buitenland ter voorkoming van verstoring van de openbare orde | 2 | 1 | Eysinck Smeets & Etman i.s.m. Onderzoeksschool Maatschappelijke Veiligheid | DGOOV/DPOL | ||||
okt-2000 | jun-2001 | Politiemonitor bevolking | 1 | 2 | 2 | Projectbureau Politiemonitor (B&A groep Den Haag en Intomart Hilversum) | Positief beeld t.a.v. veiligheidsbeleving; – Omvang slachtofferschap blijft constant; – Aangiftebereidheid is afgenomen; – Afname tevredenheid over politieoptreden bij laatste contact; – Kritiek: politie treedt niet hard genoeg op. | DGOOV/ DPOL i.s.m. MinJus (WODC) | ||
jan-2001 | mei-2001 | Bestuurs-dwangbevoegdheid (sluitingsbevoegdheid van woningen van waaruit de openbare orde wordt verstoord) | 3 | 1 | DPOL | SIDV / VNG | Het onderzoek geeft onvoldoende steekhoudende passages over de werking en effecten van beide sluitingsbevoegdheden. | DGOOV/DPOL | ||
mrt-2001 | aug-2001 | Evaluatie Unit Mensensmokkel (UMS) | 3 | 1 | Faber Organisatie-vernieuwing | DGOOV/DPOL i.s.m. MinJus | ||||
mei-2001 | sep-2001 | Beleids- en beheerscyclus regionale politie | 3 | 2 | Prof.Dr. R.J. in 't Veld | DGOOV/DPOL | ||||
sep-2001 | dec-2001 | Normenonderzoek grootschalig politieoptreden | 3 | 1 | DGOOV/DPOL | |||||
okt-2001 | dec-2001 | Bestuurlijke ophouding | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DPOL |
a) aard evaluatie instrument:= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 2.5: adequaat niveau van politiepersoneel | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jun-1999 | okt-2000 | Evaluatie Infopunt Kleurrijk Korps | 3 | 3 | Rijksuniversiteit Leiden (afstudeerproject) | Het IKK heeft weinig invloed gehad op het allochtonenbeleid in de korpsen. De positionering van het IKK en de kleinschalige bezetting (1,5 fte) heeft hierbij zeker een rol gespeeld. | DGOOV/DPOL | |||
jun-2000 | sep-2000 | Second Opinion Balanssanering LSOP | t/m dec-2000 | 4 | 3 | Cap Gemini Ernst & Young | Voor goede bedrijfsvoering van LSOP is balanssanering noodzakelijk. De (geactualiseerde) bevindingen van Cie. Koopmans op dit punt worden door de praktijk ondersteund en d.m.v. dit onderzoek onderschreven. | DGOOV/DPOL | ||
sep-2000 | mei-2001 | Evaluatie fysieke vaardigheden politie | sep-2000–mei 2001 | 2 | 1 | ERGOcare / VU Amsterdam | Fysieke activiteit is beperkt en gebeurt in pieken, werk is zodanig dat het de fysieke gesteldheid van de agenten niet onderhoudt. Specificatie fysieke handelingen is gegeven, zodat toetsing huidige eindexameneisen kan plaatsvinden. | DGOOV/DPOL | ||
jan-2001 | nov-2001 | Evaluatie bekostiging LSOP | 2 | 3 | IOO bv, EIM en Smets en Hover | DGOOV/DPOL | ||||
mrt-2001 | mrt-2002 | Capaciteits-management (uitvoering CAO Politie 2001–2003) | 2 | 3 | IVA Tilburg | DGOOV/DPOL | ||||
aug-2001 | jul-2002 | Onderzoek naar effect, bereik en waardering van de wervings- en imagocampagne politie | jun-1999– jul-2002 | 1 | 1 | periodiek | RVD | Er zijn inmiddels verschillende metingen verricht, waaruit naar voren komt dat het bereik en de waardering van de campagne heel hoog is, maar dat de effecten op het imago van de politie gering zijn. | DGOOV/DPOL | |
sep-2001 | mei-2002 | Onderzoek naar de aansluiting tussen competenties en functiewaardering | sep-2001–mei 2002 | 2 | 1 | DPOL | nader te bepalen | DGOOV/DPOL | ||
mei-2002 | aug-2002 | PPP-uitstroomprognoses 2001–2011 en evaluatie 2001 (jaarlijks onderzoek) | nov-2001–dec-2001 | 3 | 1 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DPOL |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 3: Brandweer en Rampenbestrijding
Operationele doelstelling 3.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOOV |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 3.2: ondersteunen brandweer | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jun-1999 | jun-2000 | Evaluatie NBBE en NIBRA | 1996–2000 | 2 | 3 | 5 | Berenschot Utrecht | NIBRA: krachtige ontwikkeling, maar interne organisatie en bedrijfsvoering zijn op enkele punten achtergebleven bij snelle groei. NBBE: consciëntieuze taak uitvoering. Kwaliteit bedrijfsvoering en dienstverlening is redelijk. | DGOOV/DBRB |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 3.3: ondersteunen partners in rampenbestrijding | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
mei-2001 | nov-2001 | Tussentijdse evaluatie beleidsnota rampenbestrijding 2000–2004 | jan-1997–dec-2001 | 3 | 1 | Berenschot/COT i.s.m. CEBEON | DGOOV/DBRB | |||
jun-2001 | feb-2002 | Onderzoek naar toepassing waarschuwings-middelen in relatie tot risico-analyses en ramptypes | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DBRB | ||||
aug-2001 | dec-2001 | Opleidingen crisisbeheersing en rampenbestrijding | 2001 | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DBRB | |||
sep-2001 | dec-2001 | Evaluatie structuur Besluit risico zware ongevallen (BRZO) | 1999–2001 | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DBRB | |||
sep-2001 | jan-2002 | Evaluatie Besluit bedrijfsbrandweren | 1990–2001 | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DBRB | |||
sep-2001 | mrt-2002 | Uniforme organisatorisch en bestuurlijk transparante coördinatiestructuur voor de rampenbestrijding | 2 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DBRB | ||||
sep-2001 | dec-2002 | Evaluatie handleiding brandweerzorg | 1993–2001 | 3 | 1 | 4 | DBRB / BWZ | DGOOV/DBRB | ||
jan-2002 | jun-2003 | Samenhangende monitor en rapportage over de kwaliteit van de rampenbestrijding | jan-2001–dec-2002 | 1 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DBRB | |||
jun-2002 | jun-2003 | Evaluatie van de Geneeskundige combinatie | 1999–2001 | 3 | 1 | DBRB / T&L en OR | nader te bepalen | DGOOV/DBRB |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 4: Partners in veiligheid
Operationele doelstelling 4.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOOV |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 4.2: integraal veiligheidsbeleid | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
dec-1999 | jul-2000 | Integrale Veiligheids-rapportage 2000 (IVR 2000) | jan-1998–dec-1999 | 1 | 1 | 2 | SGBO, WODC, SCP, CBS | Het is van belang om in een zo vroeg mogelijk stadium van besluitvorming over risico-opleverende activiteiten alle aspecten van veiligheid integraal te wegen. Gegevens m.b.t. onderzoeksopdracht zijn verzameld. | DGOOV/DPOL | |
sep-2001 | mrt-2002 | Integrale Veiligheids-rapportage 2002 (IVR 2002) | jan-1999–dec-2000 | 3 | 1 | 2 | DGOOV/DVIP | |||
okt-2001 | mrt-2002 | Evaluatie éénmalige intensiverings-bijdrage jeugd en veiligheid 2000–2001 | jan-2000–dec-2001 | 3 | 1 | nader te bepalen | DGOOV/DVIP |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 4.3: ICT-infrastructuur | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
mrt-2000 | nov-2000 | Onderzoek naar de eventuele noodzaak voor het uitvoeren van versiebeheer op landelijke applicaties | jan-1999– jul-2000 | 3 | 3 | DVIP / IB | Het versiebeheer is niet overal op dezelfde adequate wijze ingevuld. | DGOOV/DVIP |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 4.4: netwerk C2000 | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
apr-1999 | jul-2004 | Evaluatie project C2000 | apr-1999–dec-2003 | 1 | 3 | half jaarlijks | PriceWaterhouse Coopers | Nog gaande, er zijn wel tussenrapportages. | DGOOV/DVIP |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 5: Nationale Veiligheid
Operationele doelstelling 5.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
sep-2001 | dec-2001 | Evaluatie reorganisatie | 1999–2000 | 4 | 3 | kwaliteitsmanager | BVD | |||
nov-2001 | nov-2002 | Wet Veiligheids-onderzoeken | 1999–2001 | 3 | 2 | directeur Beveiliging | BVD | |||
dec-2001 | mei-2002 | Illegale migratie | sep-2000–dec-2001 | 3 | 1 | directeur Staatsveiligheid | BVD |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 5.2: geheime uitgaven | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoe- ken gemeld | BVD |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 6: Functioneren Openbaar Bestuur
Operationele doelstelling 6.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOB |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 6.2: inrichting en werking openbaar bestuur | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jan-1999 | jan-2001 | Lokale politieke partijen | 1999–2000 | 2 | algemene beleidsontwikkeling | Berenschot | Het is niet gelukt om een typologie voor lokale partijen te ontwikkelen. Geaccepteerd zal moeten worden dat het zoeken naar een dergelijke typologie geen recht doet aan het verschijnsel lokale partij. | DGOB/DBFO | ||
jul-1999 | mei-2001 | Werktuigenvrijstelling | situatie voor 1999 versus 2001(peildatum 1999) | 1 | 1 (m.b.t. wetgeving) | Waarderingskamer | DGOB/DBFO | |||
feb-2000 | sep-2001 | Evaluatie Kaderwet adviescolleges | jan-1997–dec-2000 | 3 | 1 | 4 | dGSIB / OKR | DGOB/DGSIB | ||
mei-2001 | okt-2001 | Gebruik kwaliteitsinstru-menten rijksover-heidsorganisaties met directe klantencontacten | 1998–2000 | 3 | 1 | IVA Tilburg | DGOB/DGSIB | |||
mei-2001 | jun-2001 | Evaluatie afschaffing preventief toezicht op belasting-verordeningen | 1990–2000 | 3 | 1 | Erasmus Studiecentrum Belastingen Lokale overheden | DGOB/DBFO | |||
jun-2001 | mrt-2002 | Evaluatie Bestuursakkoord-nieuwe-stijl (BANS) | jun-2001–mrt-2002 | 3 | 1 | dGSIB / IB | nog niet bekend of externe wordt ingezet | DGOB/DGSIB |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 6.3: rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOB |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 6.4: faciliteren politieke partijen | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOB |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 7: Informatiebeleid Openbare Sector
Operationele doelstelling 7.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOB |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 7.2: publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
sep-2000 | nov-2000 | Internetmonitor overheidswebsites | 1 | 1 | 1 | Nederlands Economisch Instituut; ICTU / Helpdesk Overheid.nl | 36% van alle overheidswebsites voldoet aan de richtlijnen omtrent elektronische publicatie van bestuurlijke informatie op internet. 18% van de publieke dienstverlening is elektronisch beschikbaar voor burgers en bedrijven. | DGOB/DIOS |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 7.3: informatie-infrastructuur binnen openbare sector | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jul-2000 | jan-2001 | Evaluatie reorganisatie n.a.v. interne reorganisatie in oktober 1999 van de organisatie-structuur en de afdeling archiefbewerking | okt-1999–nov-2000 | 4 | 2 | Bureau Berenschot | DGOB/SOB | |||
jan-2001 | jun-2001 | Onderzoek digitale archivering | jan-2001–jan-2004 | 2 | 1 | TEN, Breda | DGOB/CAS | |||
feb-2001 | jun-2001 | Onderzoek elektronische overheid | jan-2001–jan-2004 | 2 | 1 | KP en P, Voorburg | DGOB/CAS | |||
mei-2001 | jul-2001 | Evaluatie agentschap CAS, n.a.v. agentschapsstatus CAS per 1 januari 1997 (BZK aangelegenheid) | jan-1997–dec-2000 | 3 | 3 | Jansse & Koekkoek | Hoge betrokkenheid van de medewerkers, maar enkele doelstellingen nog te realiseren (bijv. verschuiven verantwoordelijkheden naar lager niveau; vergroten lerend vermogen van de organisatie; verbeteren communicatie tussen management en medewerker). | DGOB/CAS | ||
jun-2001 | aug-2001 | OT2000 | jan-1998–jun-2000 | 3 | 2 | PriceWaterhouse Coopers | DGOB/DIOS |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 7.4: reisdocumenten en GBA stelsel | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
nov-1999 | nov-2002 | Haalbaarheid invoering elektronische Nederlandse identiteitskaart (eNIK) en haalbaarheid aanbrengen biometrische kenmerken in de reisdocumenten | 1998–2002 | 2 | Anton Dreesman Instituut, Research voor Beleid en nog een nader te bepalen externe | DGOB/BPR | ||||
okt-2000 | jan-2001 | Evaluatie GBA-audit | okt-2000–jan-2001 | 3 | 1 | Het Expertise Centrum | Het audit-instrument voldoet. Het bewerkstelligt het doel waarvoor het in het leven is geroepen. | DGOB/BPR | ||
mei-2001 | aug-2001 | Evaluatie Logisch Ontwerp GBA (3.0) | jun-1999–jan-2001 | 3 | 3 | nader te bepalen | DGOB/BPR | |||
nov-2001 | apr-2002 | Evaluatie invoering Nieuwe Generatie Reisdocumenten (NGR) | 1998–2001 | 3 | 3 | nader te bepalen | DGOB/BPR |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 8: Integratie minderheden
Operationele doelstelling 8.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld | DGOB |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 8.2: positieverbetering etnische minderheden | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
mrt-1999 | mrt-2000 | Molukse jongeren in Nederland | jan-1990–dec-2000 | 1 | n.v.t. | 10 | Erasmus Universiteit Rotterdam, ISEO | Terugval van maatschappelijke positie van 3e generatie in vergelijking met 2e generatie. | DGOB/DCIM | |
sep-1999 | sep-2001 | Inzicht in de voort(uit)gang van het integratieproces onder etnische minderheden | jan-1999–jun-2000 | 1 | 1 | 2 | SCP, ISEO | Wat betreft bevindingen van (bestuurlijke) participatie is advies gevraagd aan de Raad voor het Openbaar Bestuur om dit proces te bevorderen. | DGOB/DCIM | |
feb-2000 | aug-2001 | Inzicht verwerven in de ontwikkeling van etnisch ondernemerschap onder allochtonen | jan-1998–jan-2000 | 1 | 4 | ITS Nijmegen | Het aantal eerste generatie allochtone ondernemers is verdrievoudigd en er is een tendens tot branchespreiding. | DGOB/DCIM | ||
aug-2000 | jun-2001 | Beleidseffect-rapportage integratiebeleid 2001 | mei 1999– jun-2001 | 1 | 1 | 2 | DCIM | SCP, Prof.Dr. P. Schnabel/P. Tesser | Zowel op het terrein van arbeidsmarkt als onderwijs is sprake van een positieverbetering van minderheden. | DGOB/DCIM |
okt-2000 | dec-2001 | Monitor woonwagen bewoners | jan-2000–dec-2000 | 1 | DCIM | DGOB/DCIM | ||||
okt-2000 | dec-2001 | Onderzoek naar allochtone en autochtone schoolverlaters in de ogen van werkgevers (vervangt onderzoek «Toegankelijkheid en Evenredigheid minderheden (T&E rapportage-systeem)» uit de OW 2001) | jan-2000–dec-2000 | 1 | DCIM | DGOB/DCIM | ||||
mei-2001 | apr-2002 | Scenariostudie multiculturele samenleving (vervangt onderzoek «Toegankelijkheid en Evenredigheid minderheden (T&E rapportage-systeem)» uit de OW 2001) | mei 2001– apr-2002 | 2 | 1 | 5 | DCIM | ICEO, Prof. Dr. J. Veenman | DGOB/DCIM | |
jan-2002 | dec-2004 | 3-jaarlijks onderzoek onder minderheden (SVPA). Het voorgenomen onderzoek uit de OW 2001 «Monitor beeldvorming» wordt in dit onderzoek meegenomen | jan-1999–dec-2001 | 1 | 1 | 4 | SCP/ISEO | DGOB/DCIM |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 8.3: coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
dec-2000 | feb-2002 | Evaluatie Wet Inburgering Nieuwkomers (WIN) | okt-1998–dec-2001 | 3 | 1 | PriceWaterhouse Coopers (efficiency) en Regioplan (effectiviteit) | DGOB/DCIM |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 8.4: huisvesting statushouders door gemeenten | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
okt-2000 | dec-2001 | Monitoring statushouders (derde vervolgmeting) | jan-2000–dec-2000 | 1 | CEBEON | DGOB/DCIM |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 8.5: remigratieregelingen | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 9: Grotestedenbeleid
Operationele doelstelling 9.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 9.2: coördineren grotestedenbeleid | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jan-2000 | jul-2009 | Volgen van inhoudelijke en financiële voortgang i.h.k.v. het Europese programma Doelstelling 2 Stedelijke Gebieden Nederland | jan-2000–dec-2008 | 1 | 1 | Interaccess en steden | DGOB/DGSIB | |||
jan-2001 | mrt-2002 | Monitor GSB | jan-1996–jan-2001 | 1 | 3 | 1 | ISEO | Laatst verschenen monitor (apr. 2000): doelstellingen GSB in periode 1995–1998 voor 50% gehaald; vooral op de belevingsfactoren nog geen – of nauwelijks – vooruitgang geboekt. Komende monitor: doelbereiking verder op streek. | DGOB/DGSIB | |
mrt-2001 | nov-2001 | Grote stedenbeleid, zelfanalyse aan de Rijkszijde | jan-1999–jun-2001 | 3 en 4 | 1 | 2 | BZK levert projectleider | bureau Lysias en Expertgroep o.l.v. dhr. E. Brinkman | DGOB/DGSIB |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 9.3: sociale integratie en veiligheid G25 | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 10: Arbeidszaken overheid
Operationele doelstelling 10.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 10.3: ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
sep-2000 | sep-2001 | Evaluatie van het sectorenmodel | apr-1993–apr-2001 | 3 | 1 | 6 | hoofd AO/J en hoofd AO/EB | DGMP/DAO |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 10.4: Nederlandse presentie in organen EU | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
sep-2002 | nov-2003 | Evaluatie effectiviteit BZK-EU opleiding in het licht van kwantitatieve (verhoging slagingspercentage Nederlanders) en kwalitatieve (algemene kennisverrijking Europees werkende ambtenaren bij departementen) doelstellingen | jun-2001–jun-2003 | 3 | 1 | hoofd AO/I | nader te bepalen | DGMP/DAO |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 10: Arbeidszaken overheid en Beleidsartikel 11: Kwaliteit Rijksdienst
Operationele doelstelling 10.2: arbeidsmarktpositie collectieve sector, resp. 11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
sep-2000 | feb-2001 | Arbeidsmarkt-knelpunten collectieve sector (rapport Werkgroep Van Rijn) | sep-2000–feb-2001 | 3 | 1 | nader te bepalen | hoofd AO/A | Wervingskracht collectieve sector op arbeidsmarkt en vermogen om personeel vast te houden verdient verbetering. Mogelijke maatregelen: sectorspecifieke knelpunten wegnemen; betekenisvolle CAO afspraken maken m.b.t. werkdrukverminde- ring, werktijdverlenging. | DGMP/DAO |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: : 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Beleidsartikel 11: Kwaliteit Rijksdienst
Operationele doelstelling 11.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 11.2: topmanagers rijksdienst | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jul-2001 | dec-2001 | Evaluatie Algemene Bestuursdienst 2001 | jul-1997–jun-2001 | 3 | 3 | 4 | Bureau ABD |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 11.3: concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
apr-2001 | dec-2001 | Waarderen en belonen | 2001 | 2 en 3 | 1 | 5 | PMR / AV | Berenschot | DGMP/DPMR |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 11.4: samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
okt-2000 | jan-2001 | Evaluatie integriteitsbeleid rijksdienst | sep-1999–sep-2000 | 3 | 1 | 5 | DPMR | De ministeries besteden vanuit hun eigen verantwoordelijkheid veel en permanent aandacht aan integriteit, bijv. door instelling van aparte commissies, bekend maken van regels. Procedures rondom integriteitsinbreuken minder bekend bij medewerkers. | DGMP/DPMR | |
okt-2000 | aug-2001 | IBO effectiviteit van personeels-management | 2001 | 4 | 2 | nader te bepalen | DPMR | Twijnstra & Gudde | DGMP/DPMR | |
nov-2002 | jan-2004 | Convenant inzake aanpak werkdruk, ziekteverzuim en (re)integratie van langdurig zieke werknemers en arbeidsgehandicapten in de sector Rijk | apr-2001–jun-2004 | 3 en 4 | 3 | 1 | moet nog geselecteerd worden | DGMP/DPMR |
a) aard evaluatie instrument:1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Niet-beleidsartikel 12: Algemeen
Operationele doelstelling 12.1: apparaat | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
jan-2000 | mei-2001 | Evaluatie pilots competentie management | jan-2000–feb-2001 | 1 | 1 | DP&O | O.a.: – competentiemanage- ment vanuit één denkraam invoeren; – commitment van het management bij invoering is cruciaal; – duidelijkheid verkrijgen over te bereiken resultaten; stel tijdshorizon vast. | CS/DP&O | ||
apr-2000 | dec-2000 | Evaluatie risico-arbeids-omstandigheden | 2000 | 3 | 3 | DP&O | Diverse aspecten van arbo-zorg krijgen binnen BZK voldoende aandacht, zowel centraal als decentraal. BZK heeft een duidelijk omschreven arbo-beleid, maar bij zowel leidinggevende als medewerker leeft de arbo-zorg onvoldoende. | CS/DP&O | ||
jun-2000 | sep-2000 | Wettelijke evaluatie ROB / Rfv | jan-1997–dec-2000 | 3 | 1 | 4 | B&A groep | ROB: breng meer scherpte aan in de focus van de advisering en adressering. BZK moet meer investeren in de relatie met zijn adviesraden.Rfv: heeft een herkenbare positie verworven en zou graag doorgaan op de ingeslagen weg. | ROB/Rfv | |
sep-2000 | jul-2001 | Reorganisatie directie P&O | apr-1999–apr-2001 | 4 | 1 | V.d. Baars, De Vetten en Stikkelorum | Bijstelling van de organisatie P&O. | CS/DP&O | ||
mei-2001 | aug-2001 | Inkoopdiagnose BZK | jan-2001–dec-2001 | 1 | 3 | PriceWaterhouse Coopers | CS/DFAZ | |||
jun-2001 | jul-2001 | Evaluatie pilotfase Digidoc | nov-2000–mei 2001 | 3 | Het Expertise Centrum | Digidoc is een strategisch juiste keuze. Het systeem is nog niet rijp voor een BZK-brede implementatie. Continueer de leersituatie in een real-life pilot. | CS/DI | |||
jun-2001 | dec-2001 | Evaluatie bezwarenprocedure | 1997–2000 | 1 | 3 | CS/DP&O | ||||
sep-2001 | dec-2001 | Informatie beveiliging | 2000–2001 | 4 | 2 | DAD | CS/DI | |||
jan-2002 | feb-2002 | Invoering van de Euro bij BZK | jan-1999–jan-2002 | 3 | 3 | DFEZ | CS/DFEZ | |||
jun-2002 | jul-2002 | Van Beleidsbegroting tot Beleidsverantwoording | aug-1999–jun-2002 | 3 | 3 | DFEZ | CS/DFEZ | |||
jun-2002 | jul-2002 | FEZ Programma Team | jan-2001–jun-2002 | 3 | 3 | DFEZ | CS/DFEZ | |||
nov-2002 | jan-2003 | Evaluatie reorganisatie Stafbureau Centrale Stafdiensten | nov-1999 | 4 | 2 | hoofd SCS | CS/SCS | |||
nov-2002 | jan-2003 | Evaluatie invoering nieuwe huisstijl BZK | nov-1999–2002 | 4 | 2 | plv directeur VLC | CS/DVLC | |||
nov-2002 | jan-2003 | Evaluatie reorganisatie Directie Voorlichting en Communicatie | nov-2001 | 4 | 2 | plv directeur VLC | CS/DVLC | |||
Doelmatigheids-onderzoek publieks-campagnes, onderdeel van de rapportage van de RVD over de effecten van communicatie inspanningen aan de TK | 1 | 1 | continue | Extern bureau o.l.v. RVD/DTC | Per onderzoek verschillend. | CS/DVLC | ||||
Evaluatie reorganisatie Accountantsdienst, zoals die per 1 januari 2001 formeel is afgerond | apr-2001–dec-2002 | 4 | 3 | CS/DAD | ||||||
Evaluatie functionerings-gesprekken | 2000 | 1 | 3 | CS/DP&O |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
Operationele doelstelling 12.2: niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | ||||||||||
startdatum | einddatum | onderwerp | betreft periode | aard evaluatie instrument a) | soort onderzoek b) | periodiciteit in jaren | opdrachtnemer intern | opdrachtnemer extern | resultaat indien onderzoek is afgerond | opdrachtgever |
Geen onderzoeken gemeld |
a) aard evaluatie instrument: 1= systeem van reguliere prestatie-indicatoren; 2= ex-ante evaluatie onderzoek; 3= ex-post evaluatie onderzoek; 4= organisatie onderzoek
b) soort onderzoek: 1= onderzoek naar doeltreffendheid en/of doelmatigheid van beleid; 2= onderzoek naar doelmatigheid van bedrijfsvoering; 3= combinatie van 1 en 2
9. DE BURGEMEESTERSBENOEMINGEN
Periode 16 juli 2000 tot en met 15 juli 2001
Overzicht verhouding burgemeestersbenoeming tot aanbeveling cdK en tot advies vertrouwenscommissie | |
Totaal aantal benoemingen in de periode 16 juli 1999 t/m 15 juli 2000: | 74 |
Aantal benoemingen waarbij het advies van de vertrouwenscommissie de aanbeveling van de cdK en de voordracht van de minister overeenkwamen: | 66 |
Aantal benoemingen waarbij de aanbeveling van de cdK niet overeenkwam met het advies van de vertrouwenscommissie en de minister de aanbeveling van de cdK volgde: | 4 |
Aantal benoemingen waarbij niet de eerste voorkeur van de vertrouwenscommissie én van de cdK voor benoeming werd voorgedragen: | 1 |
Aantal benoemingen waarbij in afwijking van de aanbeveling de eerste voorkeur van de vertrouwenscommissie werd voorgedragen: | 3 |
Overzicht benoeming vrouwelijke burgemeesters | |
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 15 juli 2000: | 94 |
Vrouwelijke burgemeester volgt een vrouw op: | 3 |
Vrouwelijke burgemeester volgt een man op: | 6 |
Vrouwelijke burgemeester benoemt na herindeling: | 3 |
Vrouwelijke burgemeester wordt opgevolgd door een man: | 6 |
Vacature met laatstelijk een vrouwelijke burgemeester: | 2 |
Aantal vrouwelijke burgemeesters op 15 juli 2001: | 85 |
Overzicht burgemeestersposten naar politieke kleur per 16 juli 2001
A. landelijk | |||||||
posten | % | inwoners | % | mannen | vrouwen | TK'98 | |
CDA | 174 | 38,2 | 4 679 240 | 31,5 | 156 | 18 | 18,4 |
PvdA | 139 | 30,5 | 5 814 892 | 39,1 | 105 | 34 | 29,0 |
VVD | 98 | 21,5 | 3 313 192 | 22,3 | 76 | 22 | 24,7 |
D66 | 28 | 6,1 | 797 513 | 6,1 | 19 | 9 | 9,0 |
GL | 5 | 1,1 | 69 991 | 0,5 | 3 | 2 | 1,8 |
RPF | 4 | 0,9 | 78 053 | 0,5 | 4 | – | 7,2 |
SGP | 4 | 0,9 | 60 742 | 0,4 | 4 | – | 1,3 |
GPV | 3 | 0,7 | 37 512 | 0,3 | 3 | – | 2,0 |
lokaal | 1 | 0,2 | 11 812 | 0,2 | 1 | – | – |
totaal | 456 | – | 14 862 947 | – | 371 | 85 | – |
B. naar provincie | |||||||
Groningen | Aantal inwoners: | 562 066 | |||||
Aantal gemeenten: | 25 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 1 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
PvdA | 12 | 52,2 | 7 | 5 | 360 865 | 65,9 | |
CDA | 5 | 21,7 | 5 | – | 83 404 | 15,2 | |
VVD | 5 | 21,7 | 4 | 1 | 92 709 | 16,9 | |
D66 | 1 | 4,3 | – | 1 | 10 816 | 2,0 | |
Friesland | Aantal inwoners: | 624 435 | |||||
Aantal gemeenten: | 31 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 2 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
PvdA | 11 | 35,5 | 8 | 3 | 278 440 | 44,6 | |
CDA | 10 | 32,3 | 9 | 1 | 208 220 | 33,3 | |
VVD | 6 | 19,4 | 5 | 1 | 84 456 | 13,5 | |
D66 | 2 | 6,5 | 1 | 1 | 32 723 | 5,2 | |
Lokaal | 1 | 3,2 | 1 | – | 11 812 | 1,9 | |
GPV | 1 | 3,2 | 1 | – | 8 784 | 1,4 | |
Drenthe | Aantal inwoners: | 469 290 | |||||
Aantal gemeenten: | 12 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 3 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
PvdA | 6 | 50,0 | 4 | 2 | 275 631 | 58,7 | |
VVD | 4 | 33,3 | 4 | – | 108 530 | 23,1 | |
CDA | 2 | 16,7 | 2 | – | 85 129 | 18,1 | |
Overijssel | Aantal inwoners: | 1 077 641 | |||||
Aantal gemeenten: | 26 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 6 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 13 | 56,5 | 11 | 2 | 445 271 | 42,9 | |
PvdA | 6 | 26,1 | 6 | – | 331 567 | 32,0 | |
VVD | 3 | 13,0 | 3 | – | 219 525 | 21,2 | |
D66 | 1 | 4,3 | 1 | – | 40 880 | 3,9 | |
Gelderland | Aantal inwoners: | 1 919 248 | |||||
Aantal gemeenten: | 73 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 4 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 27 | 39,7 | 26 | 1 | 657 797 | 40,7 | |
PvdA | 19 | 27,9 | 11 | 8 | 407 111 | 25,2 | |
VVD | 16 | 23,5 | 10 | 6 | 414 692 | 25,7 | |
D66 | 3 | 4,4 | 2 | 1 | 81 629 | 5,1 | |
SGP | 2 | 2,9 | 2 | – | 33 439 | 2,1 | |
RPF | 1 | 1,5 | 1 | – | 21 611 | 1,3 | |
Utrecht | Aantal inwoners: | 1 108 582 | |||||
Aantal gemeenten: | 33 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 5 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 16 | 48,5 | 13 | 3 | 398 261 | 35,9 | |
VVD | 7 | 21,2 | 4 | 3 | 123 257 | 11,1 | |
PvdA | 6 | 18,2 | 4 | 2 | 418 746 | 37,8 | |
D66 | 3 | 9,1 | 2 | 1 | 149 182 | 13,5 | |
GPV | 1 | 3,0 | 1 | – | 19 136 | 1,7 | |
Noord-Holland | Aantal inwoners: | 2 518 345 | |||||
Aantal gemeenten: | 68 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 10 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
PvdA | 19 | 33,3 | 15 | 4 | 1 461 660 | 61,7 | |
VVD | 16 | 28,1 | 13 | 3 | 450 374 | 19,0 | |
CDA | 14 | 24,6 | 13 | 1 | 272 533 | 11,5 | |
D66 | 5 | 8,8 | 3 | 2 | 133 763 | 5,6 | |
GL | 3 | 5,3 | 2 | 1 | 50 341 | 2,1 | |
Zuid-Holland | Aantal inwoners: | 3 396 401 | |||||
Aantal gemeenten: | 95 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 13 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 30 | 36,6 | 25 | 5 | 1 012 212 | 31,2 | |
PvdA | 22 | 26,8 | 16 | 6 | 837 364 | 25,8 | |
VVD | 19 | 23,2 | 14 | 5 | 1 073 200 | 33,1 | |
D66 | 7 | 8,5 | 6 | 1 | 276 575 | 8,5 | |
SGP | 2 | 2,4 | 2 | – | 27 303 | 0,8 | |
GL | 1 | 1,2 | – | 1 | 8 633 | 0,3 | |
GPV | 1 | 1,2 | 1 | – | 9 592 | 0,3 | |
Zeeland | Aantal inwoners: | 370 334 | |||||
Aantal gemeenten: | 17 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | – | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 8 | 57,1 | 7 | 1 | 165 464 | 53,3 | |
VVD | 3 | 21,4 | 3 | – | 59 238 | 19,1 | |
PvdA | 2 | 14,3 | 1 | 1 | 62 100 | 20,0 | |
RPF | 1 | 7,1 | 1 | – | 23 576 | 7,6 | |
Noord-Brabant | Aantal inwoners: | 2 355 754 | |||||
Aantal gemeenten: | 70 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 9 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 28 | 45,9 | 25 | 3 | 822 789 | 39,4 | |
PvdA | 18 | 29,5 | 17 | 1 | 823 883 | 39,4 | |
VVD | 12 | 19,7 | 9 | 3 | 414 092 | 19,8 | |
D66 | 3 | 4,9 | 1 | 2 | 28 590 | 1,4 | |
Limburg | Aantal inwoners: | 1 140 645 | |||||
Aantal gemeenten: | 48 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 4 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
CDA | 20 | 43,5 | 19 | 1 | 492 912 | 43,6 | |
PvdA | 16 | 34,8 | 14 | 2 | 352 014 | 31,2 | |
VVD | 6 | 13,0 | 6 | – | 229 959 | 20,4 | |
D66 | 3 | 6,5 | 3 | – | 43 355 | 3,8 | |
GL | 1 | 2,2 | 1 | – | 11 017 | 1,0 | |
Flevoland | Aantal inwoners: | 316 785 | |||||
Aantal gemeenten: | 6 | ||||||
Gemeenten > 50 000 inwoners: | 2 | ||||||
Totaal | % | M | V | Inwoners | % | ||
PvdA | 2 | 33,3 | 2 | – | 205 511 | 64,9 | |
RPF | 2 | 33,3 | 2 | – | 32 866 | 10,4 | |
CDA | 1 | 16,7 | 1 | – | 35 248 | 11,1 | |
VVD | 1 | 16,7 | 1 | – | 43 160 | 13,6 |
10. DE OVERZICHTSCONSTRUCTIE EXTRA-COMPTABEL OVERZICHT GROTESTEDENBELEID
Toelichting bij het extra-comptabel overzicht GSB-budgetten (ECO-GSB) stand Ontwerp-begroting 2002
Dit overzicht geeft inzicht in de budgetten die het rijk ter beschikking stelt aan de steden in het kader van het Grotestedenbeleid. Het overzicht volgt de systematiek van de rijksbegroting. Het gaat derhalve om kasbedragen voor de aangegeven jaren. Het overzicht bestaat uit opgaven van departementen die bij GSB betrokken zijn voor GSB-relevante budgetten op hun begroting.
Alle budgetten zijn gebaseerd op de stand Ontwerp-begroting 2002. De overzichten worden bij elke nieuwe budgettaire nota van de regering aangepast en gepubliceerd, waardoor een dynamisch inzicht ontstaat.
In het Extra Comptabel Overzicht GSB-budgetten worden 3 categorieën gehanteerd:
– GSB-categorie A, betreffende budgetten, waarvoor de steden zelf rechtstreeks geadresseerden zijn;
– GSB-categorie B, betreffende budgetten, die anders worden verdeeld (provincies, regio's, instellingen);
– GSB-categorie C, betreffende budgetten met een uitsluitend beleidsmatige relatie met het GSB.
In categorie A worden 4 pijlers onderscheiden:
– GSB-pijler I. Werk en economie
– GSB-pijler II. Fysiek
– GSB-pijler III. Sociale Infrastructuur
– GSB-pijler IV. EU
In het verlengde van vorenstaande hoofdindelingen is een vast stramien voor een bladindeling toegepast. Daarbij zijn de budgetten van de departementen en de bijbehorende begrotingsartikelen benoemd. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de budgetten die niet meer doorlopen in 2002, de oude artikelnummers zijn gehanteerd. Deze artikelnummers zijn cursief gedrukt. De overige artikelen zijn aangepast aan de nieuwe VBTB-indeling.
Per budget zijn vervolgens de volgende bedragen verwerkt:
– het totaalbedrag beleidsterrein
Het gaat daarbij om het totaalbedrag, dat het departement op de eigen begroting op het betrokken begrotingsartikel voor het betrokken beleidsterrein heeft uitgetrokken.
– het totaalbedrag G25
Het bedrag dat het betrokken departement binnen het betrokken beleidsterrein aan de G25 als totaal heeft toebedacht.
– mutaties bij Voorjaarsnota 2001
De mutaties die bij Voorjaarsnota 2001 zijn aangebracht, zijn apart zichtbaar gemaakt. Deze bedragen zijn tevens verwerkt in de bedragen totaal beleidsterrein. Wanneer de verdeling al bekend is zijn deze bedragen ook in de bedragen G25 verwerkt.
Categorie A. Steden zijn geadresseerden
bedragen x € 1 mln | ||||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | ||||
Totaal GSB-breed (excl. EU) | Verdeeld | totaal beleidsterrein | 3 333,314728 | 3 982,804062 | 3 377,840634 | 3 719,033374 | 3 730,743350 | 3 743,786265 | 3 783,608776 | |
G25 | 1 826,146773 | 2 007,645119 | 1 384,744711 | 1 661,413768 | 1 674,069679 | 1 659,390787 | 1 617,613148 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 43,222566 | 1 056,431200 | 1 052,111212 | 1 037,672834 | 1 066,982498 | 1 122,702170 | |||
I Totaal pijler Werk en economie | ||||||||||
Verdeeld | totaal beleidsterrein | 1 708,119489 | 1 949,784681 | 2 045,740138 | 2 153,198947 | 2 187,037172 | 2 233,587904 | 2 293,936135 | ||
G25 | 785,665150 | 951,280979 | 705,984427 | 779,809890 | 814,643841 | 806,990316 | 806,990316 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 988,250723 | 983,930735 | 969,492356 | 1 015,138108 | 1 070,857781 | ||||
II Totaal pijler Fysiek | ||||||||||
Verdeeld | totaal beleidsterrein | 777,689896 | 1 010,639331 | 232,172110 | 589,921088 | 613,371088 | 597,411638 | 576,340807 | ||
G25 | 540,507145 | 506,509629 | 118,104091 | 370,655849 | 371,943087 | 366,851264 | 326,656411 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | |||||||||
III Totaal pijler Sociale infrastructuur | ||||||||||
Verdeeld | totaal beleidsterrein | 847,505343 | 1 022,380050 | 1 099,928386 | 975,913339 | 930,335090 | 912,786723 | 913,331834 | ||
G25 | 499,974478 | 549,854511 | 560,656192 | 510,948030 | 487,482751 | 485,549206 | 483,966420 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 43,222566 | 68,180477 | 68,180477 | 68,180477 | 51,844390 | 51,844390 | |||
IV Totaal pijler EU | ||||||||||
Verdeeld | totaal beleidsterrein | 274,074300 | 283,957800 | 289,709500 | 294,901500 | 272,916100 | 279,288000 | 281,752800 | ||
G25 | 28,400000 | 33,370000 | 34,110000 | 34,190000 | 31,810000 | 33,360000 | 30,906000 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 245,674300 | 250,587800 | 255,599500 | 260,711500 | 241,106100 | 245,928000 | 250,864800 | ||
Pijler Werk en economie | ||||||||||
Totaal | Verdeeld | totaal beleidsterrein | 1 708,119489 | 1 949,784681 | 2 045,740138 | 2 153,198947 | 2 187,037172 | 2 233,587904 | 2 293,936135 | |
G25 | 785,665150 | 951,280979 | 705,984427 | 779,809890 | 814,643841 | 806,990316 | 806,990316 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 988,250723 | 983,930735 | 969,492356 | 1 015,138108 | 1 070,857781 | ||||
toelichting | Vanaf 2002 is het budget WIW nog onverdeeld. | |||||||||
SZW | artikel 3 | Instroom- en doorstroom- | totaal beleidsterrein | 755,090280 | 906,970518 | 1 045,963398 | 1 157,742195 | 1 205,655774 | 1 202,385976 | 1 202,839757 |
banen | G25 | 489,311 207 | 601,621821 | 702,006136 | 777,027309 | 809,184865 | 806,990316 | 806,990316 | ||
SZW | artikel 2 | Sluitende aanpak | totaal beleidsterrein | 93,932505 | 140,218087 | 160,184416 | 165,175999 | 165,175999 | 165,175999 | 165,175999 |
G25 | 29,011716 | 36,451460 | PM | PM | PM | PM | PM | |||
SZW | artikel 2 | Gemeentelijk Werkfonds/WIW | totaal beleidsterrein | 847,207663 | 890,888547 | 828,066306 | 818,754736 | 804,316357 | 849,962109 | 905,681782 |
G25 | 267,342227 | 309,981774 | PM | PM | PM | PM | PM | |||
toelichting | Vanaf 2002 worden nieuwe verdeelsleutels gehanteerd. | |||||||||
VenW | artikel 2 + 4 | Zeehavenontwikkeling | totaal beleidsterrein | 11,889042 | 11,707530 | 11,526017 | 11,526017 | 11,889042 | 16,063820 | 20,238598 |
G25 | 3,225924 | 3,978291 | 2,782580 | 5,458976 | ||||||
Pijler Fysiek | ||||||||||
Totaal | Verdeeld | totaal beleidsterrein | 777,689896 | 1 010,639331 | 232,172110 | 589,921088 | 613,371088 | 597,411638 | 576,340807 | |
G25 | 540,507145 | 506,509629 | 118,104091 | 370,655849 | 371,943087 | 366,851264 | 326,656411 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | |||||||||
EZ | Stadseconomie | totaal beleidsterrein | 29,710352 | 37,988665 | 42,429812 | 73,639907 | 87,524221 | 93,883496 | 74,553821 | |
artikel 3 | Niet-fysieke deel | G25 | 4,284063 | 4,576953 | 9,614620 | 13,950565 | 12,809953 | 5,026347 | PM | |
artikel 3 | Fysieke deel | G25 | 5,719521 | 18,387502 | 4,648146 | 21,270948 | 29,113530 | 35,093179 | PM | |
VROM | FES | Sleutelprojecten | totaal beleidsterrein | PM | PM | PM | PM | PM | PM | PM |
G25 | PM | PM | PM | PM | PM | PM | PM | |||
toelichting | 6 steden (Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Arnhem, Breda) ontvangen middelen voor sleutelprojecten, precieze bedragen zijn nog niet bekend. Het totaalbedrag over de jaren is € 339,337 mln. | |||||||||
VROM | artikel 04.10 | Stedelijke vernieuwing ISV | totaal beleidsterrein | 113,899288 | 485,179084 | 100,636654 | 448,825390 | 458,571681 | 444,125134 | 444,125134 |
G25 | 79,368429 | 343,454599 | 72,094861 | 317,303547 | 311,746328 | 311,746555 | 311,746555 | |||
toelichting | Er heeft een kasschuif plaatsgevonden van € 338,973821 mln van 2002 naar 2001. | |||||||||
VROM | artikel 03.19.01 | Stadsvernieuwing | totaal beleidsterrein | 350,446293 | 90,756043 | |||||
G25 | 273,348127 | 70,787899 | ||||||||
VROM | artikel 04.10 | Stimuleringsregeling | totaal beleidsterrein | 25,956228 | 26,963620 | 16,431382 | ||||
herstructurering woningvoorraad | G25 | 21,167032 | 21,345368 | 13,236769 | ||||||
VROM | artikel 05.20 | Verbeteren integrale milieu- | totaal beleidsterrein | 51,920171 | 284,872329 | |||||
kwaliteit op lokaal niveau | G25 | 12,626435 | 21,599485 | |||||||
OCW | artikel 14.4 | Subsidies monumenten- | totaal beleidsterrein | 80,060444 | 74,701299 | 70,600487 | 64,052439 | 63,644944 | 59,403007 | 57,661852 |
zorg | G25 | 18,293242 | 16,179534 | 16,435919 | 15,030108 | 14,966125 | 14,985184 | 14,909857 | ||
LNV | artikel 1.4 | Grootschalig groen in de stad | totaal beleidsterrein | 3,179638 | 10,178290 | 2,073776 | 3,403352 | 3,630242 | ||
G25 | 3,179638 | 10,178290 | 2,073776 | 3,100680 | 3,307150 | |||||
BZK | art. 02.12 | Wederopbouw Enschede | totaal beleidsterrein | 122,520658 | ||||||
G25 | 122,520658 | |||||||||
Pijler Sociale infrastructuur | ||||||||||
Totaal | Verdeeld | totaal beleidsterrein | 847,505343 | 1 022,380050 | 1 099,928386 | 975,913339 | 930,335090 | 912,786723 | 913,331834 | |
tG25 | 499,974478 | 549,854511 | 560,656192 | 510,948030 | 487,482751 | 485,549206 | 483,966420 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 43,222566 | 68,180477 | 68,180477 | 68,180477 | 51,844390 | 51,844390 | |||
1. Sociale integratie en veiligheid G25 | ||||||||||
BZK | artikel 9.3 | Leefbaarheidsfonds | totaal beleidsterrein | 11,344505 | 12,252066 | 14,520967 | 21,826828 | 21,826828 | 21,826828 | 21,826828 |
G25 | 10,210055 | 11,117162 | 13,386970 | 20,691924 | 20,691924 | 20,691924 | 20,691924 | |||
BZK | artikel 9.3 | Inburgering oudkomers | totaal beleidsterrein | 44,470461 | 64,874000 | 96,539000 | 96,400000 | 96,393000 | 96,669000 | 96,669000 |
G25 | 25,982548 | 20,941000 | 24,793000 | 25,412000 | 25,412000 | 25,412000 | 25,412000 | |||
vjn mutatie | 22,689011 | 47,646923 | 47,646923 | 47,646923 | 47,646923 | 47,646923 | ||||
toelichting | De middelen uit de Voorjaarsnota 2001 maken onderdeel uit van het totaal beleidsterrein.De verdeling van deze extra middelen is nog niet bekend. | |||||||||
BZK | artikel 9.3 | 24-uursstructuur | totaal beleidsterrein | 11,722504 | 7,215105 | 7,215105 | 7,215105 | 7,215105 | 7,215105 | 7,215105 |
G25 | 11,722504 | 7,215105 | 7,216467 | 7,216467 | 7,216467 | 7,216467 | 7,216467 | |||
BZK | artikel 9.3 | Van Montfransgelden | totaal beleidsterrein | 35,167967 | 35,167967 | 35,167967 | 35,167967 | 35,167967 | 35,167967 | 35,167967 |
Projecten jeugd en veiligheid | G25 | 31,855825 | 31,855825 | 31,855825 | 31,855825 | 31,855825 | 31,855825 | 31,855825 | ||
BZK / | artikel 9.3/ | Tegengaan voortijdig | totaal beleidsterrein | 27,680593 | 27,680593 | 27,680593 | 27,680593 | 27,680593 | 27,680593 | 27,680593 |
OCW | artikel 4.3 | schoolverlaten in vo en bo | G25 | 21,780066 | 21,780066 | 21,780066 | 21,780066 | 21,780066 | 21,780066 | 21,780066 |
BZK | artikel 9.3 | Onze Buurt aan zet | totaal beleidsterrein | 13,613406 | 13,613406 | 13,613406 | ||||
G25 | 11,873916 | 11,873916 | 11,873916 | |||||||
toelichting | Dit budget is bij Voorjaarsnota 2001 toegevoegd. Naast een vaste bijdrage aan steden worden jaarlijks 10 bonussen a € 0,056723 toegekend voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen | |||||||||
2. Wijkaanpak | ||||||||||
VWS | artikel 08.01 | Sociaal beleid: «Heel de buurt» | totaal beleidsterrein | 0,726048 | 0,726048 | |||||
G25 | 0,544536 | 0,544536 | ||||||||
BZK | artikel 02.12 | Digitaal trapveld | totaal beleidsterrein | 8,894092 | ||||||
G25 | 7,487374 | |||||||||
3. Jeugd in ontwikkeling | ||||||||||
VWS | artikel 07.01 | Kinderopvang | totaal beleidsterrein | 84,843287 | 141,900704 | 159,311797 | 33,614677 | 32,783352 | 33,005704 | 33,005704 |
G25 | 23,891528 | 40,849929 | 43,739875 | PM | PM | PM | PM | |||
OCW | artikel 1.1 | Vroeg- en voorschoolse | totaal beleidsterrein | 33,318812 | 75,394848 | 98,888722 | 98,888722 | 98,888722 | 98,888722 | 98,888722 |
educatie | G25 | 19,990834 | 27,477436 | 27,477436 | 27,477436 | 27,477436 | 27,477436 | 27,477436 | ||
vjn mutatie | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | ||||
toelichting | De middelen uit de Voorjaarsnota 2001 maken onderdeel uit van het totaal beleidsterrein. | |||||||||
OCW | artikel 1.1 | Onderwijskansen | totaal beleidsterrein | 18,840501 | 30,168790 | 46,156771 | 39,803848 | 39,803848 | 39,803848 | 39,803848 |
G25 | 4,084022 | 15,569653 | 12,764384 | |||||||
vjn mutatie | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | ||||
toelichting | De middelen uit de Voorjaarsnota 2001 maken onderdeel uit van het totaal beleidsterrein. | |||||||||
VWS | artikel 09.01 | Breedtesport | totaal beleidsterrein | 6,629729 | 10,574440 | 13,964179 | 14,022716 | 13,206366 | 13,205912 | 13,206366 |
G25 | 2,849740 | 4,177501 | 4,054299 | 3,043050 | 1,993910 | 1,582785 | PM | |||
OCW | artikel 1.1 | Onderwijs in allochtone | totaal beleidsterrein | 62,251839 | 64,703470 | 67,599274 | 68,188165 | 68,976011 | 70,065204 | 71,103635 |
levende talen (OALT) | G25 | 43,068734 | 43,864746 | 43,864746 | 43,864746 | 43,864746 | 43,864746 | 43,864746 | ||
OCW | artikel 1.3 | Schoolbegeleidingsdiensten | totaal beleidsterrein | 62,251839 | 54,942801 | 54,736331 | 54,734970 | 54,734970 | 54,734970 | 54,734970 |
G25 | 13,725036 | 14,155800 | 14,155800 | 14,155800 | 14,155800 | 14,155800 | 14,155800 | |||
OCW | artikel 1.1 | Bestrijding onderwijsachter- | totaal beleidsterrein | 90,651674 | 85,653434 | 61,660484 | 61,664282 | 61,664282 | 61,664282 | 61,664282 |
standen in po en vo (GOA) | G25 | 54,468147 | 54,546291 | 54,546291 | 54,546291 | 54,546291 | 54,546291 | 54,546291 | ||
OCW | artikel 18.05 | Achterstandsprogramma | totaal beleidsterrein | 2,268901 | ||||||
pyramide/ kaleidoscoop | G25 | 1,864579 | ||||||||
BZK | artikel 8 | CRIEM-pilots/ CRIEM vervolg | totaal beleidsterrein | 2,722681 | 16,336088 | 16,336088 | 16,336088 | 16,336088 | ||
G25 | 1,747508 | |||||||||
toelichting | De verdeling van CRIEM vervolg vanaf 2001 is nog niet bekend. Een deel van dit bedrag gaat naar de G25. | |||||||||
4. Kwetsbare groepen in de grote stad | ||||||||||
OCW | artikel 4.2 | Inburgering nieuwkomers | totaal beleidsterrein | 90,260515 | 104,457937 | 108,054145 | 108,090447 | 100,973812 | 96,717808 | 97,181117 |
G25 | 44,147739 | 47,455889 | 51,680119 | 51,687846 | 49,355846 | 47,833425 | 47,833425 | |||
VWS | artikel 08.01 | Inburgering nieuwkomers | totaal beleidsterrein | 52,992454 | 59,061310 | 61,109220 | 61,291640 | 57,387769 | 58,844403 | 57,887381 |
G25 | 26,732193 | 29,288790 | 29,371832 | 29,367748 | 29,284706 | 29,284706 | 29,284706 | |||
VWS | artikel 03.01 | Maatschappelijke opvang, | totaal beleidsterrein | 174,033788 | 187,122625 | 186,860340 | 186,859886 | 186,859433 | 186,859433 | 186,859433 |
vrouwenopvang en verslavingsbeleid | G25 | 136,134065 | 149,411220 | 149,411220 | 149,410766 | 149,410766 | 149,410766 | 149,410766 | ||
VWS | artikel 03.01 | Algemeen maatschappelijk | totaal beleidsterrein | 11,330892 | 11,818252 | 11,818252 | 11,818252 | |||
werk | G25 | 3,378394 | 3,498645 | 3,498645 | 3,498645 | |||||
VWS | artikel 03.01 | Heroïne- experiment | totaal beleidsterrein | 3,326209 | 2,449506 | 4,628558 | 4,628558 | |||
G25 | 2,922345 | 2,449506 | 4,628558 | 4,628558 | ||||||
5. Armoedebestrijding/sociale activering | ||||||||||
SZW | artikel 2 | Stimuleringsprojecten | totaal beleidsterrein | 1,339105 | 5,829714 | 3,630242 | 3,630242 | |||
allochtone jongeren | G25 | 0,949762 | 1,344551 | 0,119798 | ||||||
toelichting | De projecten zijn met 3 jaar vanaf 2001 verlengd. Hiervoor is jaarlijks € 3,630242 mln beschikbaar, deze bedragen zijn nog onverdeeld. | |||||||||
6. Overig | ||||||||||
BZK | artikel 9.3 | Regelingen leefbaarheid, | totaal beleidsterrein | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 |
veiligheid, stadseconomie | G25 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | 10,436945 | ||
Pijler EU | ||||||||||
Verdeeld | totaal beleidsterrein | 274,074300 | 283,957800 | 289,709500 | 294,901500 | 272,916100 | 279,288000 | 281,752800 | ||
G25 | 28,400000 | 33,370000 | 34,110000 | 34,190000 | 31,810000 | 33,360000 | 30,906000 | |||
Onverdeeld | totaal beleidsterrein | 245,674300 | 250,587800 | 256,599500 | 260,711500 | 241,106100 | 245,928000 | 250,846800 | ||
G25 | ||||||||||
Doelstelling 2 | totaal beleidsterrein | 28,400000 | 28,970000 | 28,970000 | 29,250000 | 27,270000 | 28,120000 | 28,690000 | ||
G25 | 28,400000 | 28,970000 | 28,970000 | 29,250000 | 27,270000 | 28,120000 | 28,690000 | |||
Urban 2 | totaal beleidsterrein | 4,400000 | 5,140000 | 4,940000 | 4,540000 | 5,240000 | 2,216000 | |||
G25 | 4,400000 | 5,140000 | 4,940000 | 4,540000 | 5,240000 | 2,216000 | ||||
ESF | totaal beleidsterrein | 245,674300 | 250,587800 | 255,599500 | 260,711500 | 241,106100 | 245,928000 | 250,846800 | ||
G25 |
Categorie B. budgetten naar regio's
bedragen x € 1 mln | |||||||||||
2000 | 2001 | 2002 | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Geadresseerde | ||||
Pijler Werk en economie | |||||||||||
OCW | FES | Technocentra | totaal beleidsterrein | 7,260483 | 5,445363 | 5,445363 | |||||
gebieden met G25 | 7,260483 | 5,445363 | 5,445363 | onderwijsinstellingen (regionaal) | |||||||
SZW | artikel 2 | Rijksbijdrage aan Arbvo | totaal beleidsterrein | 18,151209 | |||||||
gebieden met G25 | 18,151209 | RBA (G4) | |||||||||
Pijler Fysiek | |||||||||||
VenW | artikel 5 + 7 | Bijdrage exploitatie | totaal beleidsterrein | 988,667747 | 991,850107 | 991,850107 | 991,850107 | 991,850107 | 991,850107 | ||
openbaar vervoer | gebieden met G25 | 988,667747 | 991,850107 | 991,850107 | 991,850107 | 991,850107 | 991,850107 | regio's en provincies | |||
VenW | IF 01.03.01 / 02 | Regionale/lokale infrastruc- | totaal beleidsterrein | ||||||||
tuur subsidies | gebieden met G25 | 315,831030 | 421,108041 | 487,359952 | 338,973821 | 265,461426 | 383,898063 | regio's en provincies | |||
VenW | IF 01.03.05 | Regionale/lokale infrastruc- | totaal beleidsterrein | 157,911885 | |||||||
tuur gebundelde doeluitkering | gebieden met G25 | 151,058896 | kaderwetgebieden rest gaat naar provincies | ||||||||
VenW | IF 04.02 | Bodemsanering bij aanleg | totaal beleidsterrein | 1,497475 | 22,506137 | 18,689846 | 16,398709 | 14,113472 | 11,657160 | ||
overige projecten | gebieden met G25 | 1,497475 | 7,101660 | 15,512930 | 2,722681 | 9,610157 | 4,537802 | steden en regio's | |||
VenW | IF04.03 | Intermodaal vervoer (terminals | totaal beleidsterrein | ||||||||
en knooppunten) | gebieden met G25 | 1,115392 | 0,118437 | 0,301310 | steden en regio's | ||||||
LNV | artikel 1.4 | Kwaliteitsimpuls Groene Hart | totaal beleidsterrein | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | 9,075604 | |
gebieden met G25 | 2,268901 | 3,990000 | 4,630000 | 3,270000 | 3,270000 | 3,270000 | 3,270000 | landelijke gebieden | |||
Pijler Sociale infrastructuur | |||||||||||
Ju | artikel 3.1.5 | Justitie in de buurt | totaal beleidsterrein | 3,720998 | 6,126033 | 6,579813 | 6,579813 | 6,579813 | 6,579813 | 6,579813 | |
gebieden met G25 | 3,720998 | 6,126033 | 6,579813 | 6,579813 | 6,579813 | 6,579813 | 6,579813 | OM | |||
Ju | artikel 5.1.7 | CRIEM/individuele traject-bege- | totaal beleidsterrein | 3,312596 | 5,989899 | 7,578130 | 7,578130 | 7,578130 | 7,578130 | 7,578130 | |
leiding crim. jongeren | gebieden met G25 | 3,312596 | 5,989899 | 7,578130 | 7,578130 | 7,578130 | 7,578130 | 7,578130 | voogdij instellingen | ||
Ju | artikel 3.1.5 | CRIEM/Community that care | totaal beleidsterrein | 0,453780 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | |
gebieden met G25 | 0,453780 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | 1,497475 | steden | |||
Ju | artikel 5.1.2 | Strafrechtelijke Opvang Verslaafden | totaal beleidsterrein | 5,944521 | 17,652050 | 19,240281 | 19,240281 | 17,425160 | 17,425160 | 17,425160 | |
(SOV) | gebieden met G25 | 5,944521 | 17,652050 | 19,240281 | 19,240281 | 17,425160 | 17,425160 | 17,425160 | penitentiaire instellingen gebieden met G25 | ||
OCW | artikel 4,3 | Tegengaan voortijdig school- | totaal beleidsterrein | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | |
verlaten in vo & bo (RMC) | gebieden met G25 | 9,983154 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | 9,983165 | WGR-gemeenten | ||
VWS | artikel 2 | Bureaus Jeugdzorg uit | totaal beleidsterrein | 571,417746 | 588,779377 | 588,779377 | 588,779377 | 588,779377 | 588,779377 | ||
impuls sociale infra | gebieden met G25 | 571,417746 | 588,779377 | 588,779377 | 588,779377 | 588,779377 | 588,779377 | stadsgewesten en provincies | |||
BZK | artikel 2 | Politiesterkte + | totaal beleidster- | 2 264,646888 | 2 556,782827 | 2 748,569114 | 2 852,108489 | 2 861,459328 | 2 866,933137 | PM | (algemene bijdrage) |
uitbreiding politiesterkte | rein gebieden met G25 | 2 005,010446 | 2 253,572064 | 2 420,712692 | 2 512,917117 | 2 521,523339 | 2 526,482083 | PM | naar regiopolitie | ||
SZW | artikel 12 | Stimuleringsregeling dagindeling | totaal beleidsterrein | 5,044 675 | 6,946468 | 4,503315 | 3,156041 | 0,361209 | toekenning in 3 tranches, geadresseer- | ||
gebieden met G25 | den zijn o.a. steden |
Categorie C. Beleidsmatige relaties
Pijler Werk en economie | ||
EZ | Nota ruimtelijk-economisch beleid | |
EZ | Startersvoorzieningen | |
EZ | Synthens subsidies c.a. | |
EZ | Investeringen toerisme | |
Fin | Tante Agaath-regeling (fiscale regelingen) |
Pijler fysiek | ||
VROM | Vijfde Nota voor de ruimtelijke ordening | |
VROM | Nota «Wonen in de 21e eeuw» | |
VenW | Nieuwe Structuurschema verkeer en vervoer | |
VenW | IF 03.05 | Rekeningrijden |
VenW | art. 03.18 | Bereikbaarheidsbevordering + mobiliteitsgeleiding |
VenW | IF 01.01 | Rijkswegen |
VenW | IF 01.02 | Railwegen |
VenW | IF 01.03 | Regionale/lokale infrastructuur duurzaam veilig |
LNV | art. 13.03 | Landinrichting (waaronder diverse strategische Groenprojecten) |
Pijler Sociale Infrastructuur | ||
Veiligheid | ||
BZK | beleidsplan Nederlandse Politie 1999–2002 | |
BZK | Integraal veiligheidsplan | |
Kwetsbare groepen in de grote stad | ||
1. Ouderen en gehandicapten | ||
VWS | meerjarenafspraken AWBZ | |
VWS | art. 24.02.04 | Algemeen ouderenbeleid |
VWS | art. 25.02.04 | Volksgezondheidsbeleid, eerstelijnszorg/thuiszorg |
2. Dak/thuislozen, vrouwen in bedreigde omstandigheden en harddrugsverslaafden | ||
VWS | art. 25.02.12 | Volksgezondheidsbeleid, Illegalenfonds |
VWS | art. 25.02.12 | Volksgezondheid, Illegalenfonds |
GF | Bijzondere bijstand | |
3. Armoedebestrijding/sociale activering | ||
SZW | art. 14.01 | Bijstand: zelfstandigen (BBZ) |
SZW | art. 14.01 | Bijstand: art. 144 |
4. Overig | ||
VWS | Welzijnsnota | |
VWS | art. 24.03 | Gehandicaptenbeleid |
GF | Accres Gemeentefonds |
11. DE HORIZONTALE OVERZICHTSCONSTRUCTIE INTEGRATIEBELEID ETNISCHE MINDERHEDEN
In de horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden zijn opgenomen de specifieke maatregelen op het gebied van het integratiebeleid etnische minderheden. Daarnaast zijn opgenomen die algemene maatregelen, waarbij expliciete beleidsdoelstellingen op het terrein van het integratiebeleid etnische minderheden zijn geformuleerd in de begroting, in beleidsnota's of in de integratiemonitor. Het gaat hierbij om rijksgelden, d.w.z. bedragen die deel uitmaken van de Rijksbegroting. De bedragen die zijn opgenomen in de horizontale overzichtsconstructie vormen in een aantal gevallen een deel van een groter totaalbudget op het begrotingsartikel uit de Rijksbegroting, waarnaar in de horizontale overzichtsconstructie wordt verwezen.
De beleidsmaatregelen zijn geclusterd naar een vijftal beleidsterreinen om de samenhang tussen de beleidsmaatregelen van de verschillende ministeries inzichtelijker te maken: Eerste huisvesting en inburgering, arbeid en werkgelegenheid, jeugd (en veiligheid), onderwijs, overig beleid;
Per beleidsmaatregel is opgenomen:
– omschrijving van het (operationeel) doel van het artikel waar de maatregel deel van uitmaakt;
– artikelnummer en departement dat de maatregel uitvoert;
– omschrijving van de maatregel;
– omschrijving van het beoogd effect;
– stand volgens de ontwerp-begroting 2002 van de ramingen 2001.
– meerjarenramingen voor de jaren 2002 t/m 2006 volgens de ontwerp-begroting 2002;
– een kolom met het percentage (perc) dat aangeeft welk deel van de genoemde middelen bestemd is voor of naar verwachting terecht komt bij (beleid gericht op) etnische minderheden;
– de kolom «toelichting» geeft indien nodig een toelichting op de maatregel, de bedragen of de wijze waarop het bovengenoemde percentage is berekend of geschat.
Een aantal maatregelen in de horizontale overzichtsconstructie zijn onderdeel van een groter pakket aan maatregelen dat is opgenomen in een artikel van de Rijksbegroting. De bedragen die worden genoemd in de horizontale overzichtsconstructie zijn in dat geval slechts een deel van de totaalbedragen in de begrotingsartikelen waarnaar wordt verwezen. Hetzelfde kan zich voordoen bij de in de horizontale overzichtsconstructie genoemde doelstellingen en effecten.
Maatregelen van de verschillende ministeries zijn niet altijd gericht op dezelfde doelgroep. Zo is er een verschil tussen «etnische minderheden», «allochtonen», «culturele minderheden», de doelgroep van de WIN etc. Dat betekent dat het in het overzicht genoemde percentage betrekking kan hebben op verschillende doelgroepen, hetgeen de onderlinge vergelijkbaarheid vermindert. In de kolom «toelichting» wordt hier bij een aantal maatregelen aandacht aan besteed.
Voor specifiek beleid kan er vanuit gegaan worden dat het percentage bestemd voor etnische minderheden 100% is. Voor algemeen beleid ligt dat moeilijker. In sommige gevallen zijn streefcijfers bekend, in andere gevallen zijn outputmetingen gedaan of is een andere methode gehanteerd om tot een schatting te komen. Deze getallen zullen echter met enige omzichtigheid moeten worden gehanteerd en kunnen niet als harde cijfers worden gebruikt. In de kolom «toelichting» wordt, waar nodig, aangegeven hoe dit percentage tot stand is gekomen.
Horizontale overzichtsconstructie integratiebeleid etnische minderheden (bedragen x € 1 000) | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Doel/operationele doelstelling | dep. artikel | maatregel | beoogd effect | raming 2002 | 2002 | Toelichting | |||||
2001 | totaal | 2003 | 2004 | 2005 | 2006 | Perc | |||||
Eerste huisvesting en Inburgering | |||||||||||
Het coördineren van het beleid gericht op een goede werking van de inburgering voor nieuwkomers en oudkomers zoals bedoeld in de Wet Inburgering | BZK 8.3 | bieden van ondersteuning, voorlichting en informatie aan gemeenten en andere instellingen | gemeenten kunnen de WIN naar behoren uitvoeren | 908 | 908 | 794 | 454 | 454 | 454 | 100 | De doelgroep van de WIN is ruimer dan etnische minderheden. Voor de definitie wordt verwezen naar artikel 1, lid a van de WIN. |
nieuwkomers (WIN) en in de regelingen oudkomers | 8.3 | 54 gemeenten krijgen op basis van oudkomersregelingen budgetten om meerjarenplannen uit te voeren | de aanbieding van trajecten aan oudkomers door gemeenten volgens de plannen van de gemeenten | 21 244 | 23 129 | 22 493 | 22 493 | 22 493 | 22 493 | 100 | G12 + G17. 3% van het budget wordt gebruikt voor een landelijke methodiek en ontwikkelstructuur |
9.3 | 20 941 | 24 793 | 25 412 | 25 412 | 25 412 | 25 412 | G25 (GSB). Deze middelen worden via de bijdrageregeling sociale integratie en veiligheid G25 uitgekeerd | ||||
8.3/9.3 | 22 689 | 48 617 | 48 495 | 48 488 | 48 764 | 48 764 | Verdeling van deze middelen over gemeenten is in voorbereiding. | ||||
BZK8.3 | Facilitering Taskforce Inburgering | de Taskforce kan haar taak naar behoren verrichten | 6 244 | 2 269 | 100 | Budget 2001 is mede gefinancierd door SZW, VWS, OCW en BZK | |||||
Voorkomen van achterstandposities bij nieuwkomers | VWS 8.1 | gemeenten faciliteren om inburgeringsprogramma's uit te voeren | nieuwkomers hebben kennisgemaakt met de Nederlandse taal en zich georiënteerd op de Nederlandse samenleving, waarmee de basis is gelegd voor hun verdere integratie (voortgezette educatie/onderwijs/werk) | 59 860 | 61 426 | 61 686 | 57 887 | 59 210 | 58 257 | 100 | Het betreft hier de welzijnscomponent van de WIN |
Bevorderen zelfredzaamheid nieuwkomers | OC&W4.2 | gemeenten faciliteren om inburgeringsprogramma's uit te voeren | gemeenten kunnen inburgeringsprogramma's bekostigen | 104 785 | 108 054 | 108 090 | 100 974 | 96 718 | 97 181 | 100 | Het betreft hier de onderwijscomponent van de WIN |
Het zorgdragen voor 1e huisvesting van statushouders door gemeenten op grond van de Zorgwet VVTV en Vreemdelingenwet 2000 | BZK 8.4 | taakstellingssystematiek en bemiddeling door het COA | alle statushouders worden gehuisvest; gemiddelde huisvestingstermijn is 3 maanden | 78 489 | 25 575 | 1 497 | 336 | 0 | 0 | 100 | De verlaging in de ramingen voor de jaren vanaf 2001 wordt veroorzaakt door de invoering van de Vreemdelingenwet 2000 en de gelijktijdige afschaffing van de Zorgwet VVTV. De financiële afwikkeling van de Zorgwet zal naar verwachting nog enige jaren in beslag nemen. |
Arbeid & werkgelegenheid | |||||||||||
Het bijdragen aan een adequaat niveau van het politiepersoneel | BZK 2.5 | aanbeveling in werkplan diversiteit politie 2001–2005/ regeling Diversiteits-Impuls werving en behoud | 5% allochtonen werkzaam bij politie | 3 857 | 3 857 | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 1 407 | 100 | |
Meer allochtoon personeel in de school | OC&W9.2 | Lerarenbeleid | Vergroting «aanbod van» en «vraag naar» door verschillende, elkaar versterkende activiteiten | 454 | 454 | 100 | Op korte termijn kan geen aanzienlijke toename van allochtonen in onderwijsfuncties worden verwacht. | ||||
Het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatie | SZW 2.1 | WIW dienstbetrekkingen, WIW werkervaringsplaatsen | Via gesubsidieerde arbeid uitstroom naar reguliere arbeid bevorderen. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | Het is onbekend welk deel van de werknemers met een WIW-dienstbetrekking of een WIW-werkervaringsplaats behoort tot de allochtone beroepsbevolking. Daarom kan geen indicatie gegeven worden van de hiermee gepaard gaande financiële middelen. |
Het vergroten van laagbetaalde arbeidsplaatsen voor (langdurig) werklozen die (vooralsnog) geen andere baan op de reguliere arbeidsmarkt kunnen krijgen. | SZW3.2 | Besluit instroom-, doorstroombanen | creatie van werkgelegenheid in de collectieve en de non-profitsector | 862 574 | 1 045 967 | 1 157 703 | 1 205 622 | 1 202 355 | 1 202 381 | 34 | Het aandeel allochtonen bij de ID-banen bedroeg in 2000 34%. Een verdeling over de drie looncategorieën instroombanen en de doorstroombanen is niet bekend. Het percentage van 34% moet dan als indicatie voor de inzet van financiële middelen worden gezien. |
Idem | SZW3.2 | Regeling Schoonmaak Particulieren (RSP) | Scheppen van banen in huishoudelijke dienstverlening via loonkostensubsidies | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | p.m. | Het is niet bekend welk deel van de werknemers met een RSP-dienstbetrekking allochtoon zijn. Daarom kan geen indicatie gegeven worden van de hiermee gepaard gaande financiële middelen. |
Het vergroten van de netto-arbeidsparticipatie van etnische minderheden | SZW 2.5 | Inzet van specifieke arbeidsmarktinstrumenten | Verbetering positie etnische minderheden | 44 200 | 22 235 | 4 992 | p.m. | p.m | p.m. | p.m. | Hieronder vallen stimuleringsprojecten allochtone groepen (SPAG), het MKB-minderhedenconvenant, de KOM (krachtig ondernemen met minderheden) en de job coaches voor ex-asielzoekers. |
Stimuleren van het multicultureel personeelsbeleid (MCP) | Idem | 2 995 | 545 | 0 | 0 | 0 | 0 | 100 | Het bureau Ruim Baan voor Minderheden is opgezet om MCP te stimuleren. Met diverse grote bedrijven hebben minister Vermeend en van Boxtel convenanten afgesloten op het gebied van het MCP. Hieronder valt ook de wet SAMEN. | ||
Overige activiteiten uit de nota arbeidsmarktbeleid voor etnische minderheden | Idem | 6 943 | 885 | 953 | 3 222 | 0 | 0 | 100 | Dit zijn onder meer subsidies en onderzoeken op het gebied van minderheden. | ||
Jeugd (en veiligheid) | |||||||||||
Het verbeteren van het prestatievermogen van de politie | BZK 2.4 | ondersteuning gemeenten via derden op het gebied van jeugd en veiligheid (Van Montfransgelden) | gemeenten besteden in de integrale aanpak nadrukkelijk aandacht aan jeugd en veiligheid | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 1 815 | 33 | Een derde van het budget wordt toegekend op basis van het aantal allochtone jongeren in de gemeenten in Nederland die niet behoren tot de G25. |
Bevorderen dat de politie op regionaal niveau haar wettelijke taken kan uitoefenen. | BZK 2.2 | specifieke uitkering aan de politiekorpsen ter voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit en geweld (Bolkesteingelden) | gemeenten besteden in de integrale aanpak nadrukkelijk aandacht aan jeugd en veiligheid | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 33 | Een derde van het budget wordt toegekend op basis van het aantal allochtone jongeren in gemeenten in Nederland. In 2001 zal een evaluatie over de eerste drie jaar zijn afgerond. |
Het stimuleren van de grote steden tot het nemen van maatregelen op het terrein van sociale integratie en veiligheid onder meer op grond van de regeling sociale integratie en veiligheid G25 | BZK 9.3 | ondersteuning van gemeenten via derden op het gebied van jeugd en veiligheid | verbetering van de situatie in de grote steden mbt sociale integratie en veiligheid | 31 855 | 31 855 | 31 855 | 31 855 | 31 855 | 31 855 | 33 | Een derde van het budget wordt toegekend op basis van het aantal allochtone jongeren. |
Het stimuleren van de positieverbetering van etnische minderheden in hun actief burgerschap zoals bedoeld in de | BZK 8.2 | specifieke uitkering PREMA/CRIEM | verbetering positie etnische minderheden | 13 613 | 13 613 | 13 613 | 13 613 | 100 | Incl. deel voorlichtingscampagne voor- en vroegschoolse educatie | ||
nota's KKKP en CRIEM door monitoren van beleidseffecten en het rijksbreed en interbestuurlijk coördineren van beleid | De bijdrageregeling Antillianengemeenten en de bijdrageregeling Opvang Nederlands Antilliaanse jongeren | verbetering van de positie van Antillianen | 3 630 | 6 353 | 6 353 | 6 353 | 100 | In 2001 valt hier ook onder de afwikkeling van het project Inburgering op de Antillen, een bedrag van 908 000 euro | |||
Ontwikkelen van een planmatige, wijkgerichte aanpak van maatschappelijk uitval, psychosociale problemen, onderwijsachterstanden en jeugdcriminaliteit | Jus 8.2 vanaf 2002 3.1.5 | Communities that care (ctc) + opvoedingsondersteuning en ontwikkeling op wijkniveau (O&O) | Voldoet het CtC model aan de Nederlandse situatie en wat zijn de randvoorwaarden voor succesvolle aanpak in Nederland. Voor O&O wordt een instrumentarium | 1 497 | 1 497 | 1 497 | 1 497 | 1 497 | 1 497 | > 50 | Uit de beschikbare middelen worden de projectleiders in de betreffende steden gefinancierd |
VWS | ontwikkeld voor gemeenten. E.e.a. dient bekend te worden adhv een evaluatie op 7 pilotlocaties en advies van Landelijke advies cie CtC + O&O. | – | 999 | 953 | 1 093 | 1 093 | – | 750 | Voortzetting en hoogte bedragen mede afhankelijk van resultaten pilots en landelijke adviescommissie | ||
Beoogd wordt een bijdrage te leveren aan voorkoming van structurele problemen op latere leeftijd van jongeren | |||||||||||
Landelijk en structureel implementeren van individuele trajectbegeleiding voor minderjarigen als justitiële afdoeningsmodaliteit gericht op het leveren van een bijdrage aan het verminderen van recidive c.q. het tegengaan van het opbouwen van een criminele carrière. | Jus 8.2; vanaf 2002 5.1.7 | Criem: Individuele trajectbegeleiding (itb) voor jeugdigen uit etnische minderheidsgroepen | Terugdringen van recidive van strafbare feiten en voorkomen van criminele carrière | 5 990 | 7 578 | 7 578 | 7 578 | 7 578 | 7 578 | 100 | De middelen komen ten goede van de gezinsvoogdij-instellingen, afdeling jeugdreclassering die belast zijn met de uitvoering van itb voor minderjarigen in de steden |
– Rekwesteren van maatregelen van kinderbescherming en het adviseren van justitiële autoriteiten inzake beslissingen over kinderen (3.4.1) | Jus 08.01; vanaf 2002: 3.4.1 | Werklastverlichting Raad voor de kinderbescherming t.b.v. allochtonen | Betere afhandeling van zaken die betrekking hebben op allochtone gezinnen | 2 269 | 1 293 | 1 293 | 1 293 | 1 293 | 1 293 | 100 | Dit wordt nagestreefd door de ontwikkeling van eenmulticulturele organisatie en door het houden vaneen geïntensiveerd contact met cliënten |
– Waarborgen dat bij strafrechterlijke bejegening van minderjarigen de pedagogische invalshoek wordt gerealiseerd door het adviseren van justitiële instanties; coördineren van taakstraffen en het uitvoeren van casusregie (5.1.6) | 5.1.6 | 976 | 976 | 976 | 976 | 976 | |||||
Onderwijs | |||||||||||
bestrijding voortijdig schoolverlaten | OC&W 4.3 | RMC-functie | teruggeleiding jongeren zonder startkwalificatie | 9 980 | 9 980 | 9 980 | 9 980 | 9 980 | 9 980 | niet bekend | het aandeel minderheden in de totale doelgroep is niet bekend |
Onderwijs gericht op maatschappelijk functioneren en sociale redzaamheid, Nederlands als 2e taal en Voortgezet Algemeen Volwassenen- onderwijs | OC&W 4.2 | Educatie | Door het aanbieden van cursussen aan regionale opleidingscentra worden volwassenen in staat gesteld hun sociale redzaamheid te verhogen, hun beheersing van het Nederlands te vergroten of alsnog een diploma dan wel deelcertificaat mavo havo-vwo te behalen (tweede kansonderwijs) | 215 120 | 215 711 | 216 113 | 216 882 | 217 751 | 218 703 | 30 | het percentage betreft het geschat aantal deelnemers NT-2 |
Het verschaffen van extra faciliteiten voor basisscholen om leerlingen in een achterstandssituatie betere ontplooiingsmogelijkheden te bieden (leerlingen met het leerlinggewicht 1,9 (ouders van allochtone afkomst én laag opleidingsniveau)) | OC&W 1.1 | gewichtenregeling primair onderwijs | Zie GOA | 193 365 | 196 267 | 198 056 | 199 418 | 200 768 | 204 237 | 100 | |
het verschaffen van extra faciliteiten voor speciale scholen voor basisonderwijs (SBaO) om leerlingen in een achterstandssituatie betere ontplooiingsmogelijkheden te bieden (normatief formatiebudget voor anderstalige leerlingen) | OC&W 1.1 | Faciliteiten voor SBaO's (primair onderwijs) | Betere ontplooiingskansen voor achterstandsleerlingen | 12 250 | 12 949 | 13 521 | 14 074 | 14 560 | 14 994 | 100 | |
Extra faciliteiten voor expertisecentra (scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs) om leerlingen in een achterstandssituatie betere ontplooiingsmogelijkheden te bieden (normatief formatiebudget voor anderstalige leerlingen) | OC&W2.1 | Faciliteiten expertise centra (primair onderwijs) | idem | 12 323 | 13 000 | 13 608 | 14 205 | 14 810 | 15 421 | 100 | |
het bieden van : 1. taalondersteuning bij het leren van het Nederlands 2. leren van de taal van het land van herkomst | OC&W 1.1 | onderwijs in allochtone levende talen (OALT) (primair onderwijs | Door kennis van de eigen culturele achtergrond integreren en participeren allochtone leerlingen zelfbewuster in de Nederlandse samenleving en wordt de culturele verscheidenheid in Nederland behouden en bevorderd | 64 703 | 67 599 | 68 188 | 68 976 | 70 065 | 71 104 | 100 | Deze budgetten zijn met ingang van 1 augustus 1998 d.m.v. een specifieke uitkering naar de gemeenten gedecentraliseerd. Deze bedragen staan voor ca f 3 miljoen op het budget voor speciaal onderwijs |
Het bieden van extra ondersteuning aan scholen in achterstandssituaties via gemeentelijk beleid | OC&W1.1 | GOA (primair onderwijs en voortgezet onderwijs) | 1.Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006 2.Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE 3.Reductie voortijdig schoolverlaten met 30% 4.Toename met 4% van deelname HAVO en VWO door allochtone leerlingen | 85 653 | 61 660 | 61 664 | 61 664 | 61 664 | 61 664 | 75 | Ook dit budget is per 1-8-'98 gedecentraliseerd naar de gemeenten. Het budget voor 2001 bestaat uit middelen van zowel po als vo. De middelen van het voortgezet onderwijs maken vanaf 2002 deel uit van artikel 19.06; zie aldaar. |
Het oplossen van arbeidsmarktknelpunten voor scholen met meer dan 70% gewichtenleerlingen | OC&W 1.1 | arbeidsmarktknelpunten primair onderwijs | Vanaf 1 augustus worden deze middelen toegevoegd aan het schoolbudget. Scholen kunnen zelf bepalen hoe zij de middelen willen inzetten voor bijvoorbeeld functie- en beloningsdifferentiatie, zij-instromers en lio's. | 13 851 | 13 851 | 13 851 | 13 851 | 13 851 | 13 851 | 75 | Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling. |
Kwaliteitsverbetering bij scholen met een hoog percentage achterstandsleerlingen | OC&W1.1 | onderwijskansen (primair en voortgezet onderwijs) | Met het onderwijskansenbeleid wordt via bundeling en afstemming van inspanningen van betrokkenen bij het onderwijsachterstanden-beleid optimale ontplooiing van alle talenten van leerlingen nagestreefd. | 30 417 | 46 157 | 39 804 | 39 804 | 39 804 | 39 804 | 75 | Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling |
Stimuleren van gemeenten en instellingen om activiteiten van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) te ontplooien, zodat leerlingen een betere entree maken in het basisonderwijs. | OC&W1.1 | Voor- en vroegschoolse educatie (primair onderwijs) | Reductie gemiddelde taalachterstand van de allochtone kinderen uit de GOA-doelgroep van 5 tot 7 jaar met 25% in 2006 | 75 469 | 98 889 | 98 889 | 98 889 | 98 889 | 98 889 | 75 | Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling. |
Deskundigheidsstimulering VVE | OC&W1.1 | Voor- en vroegschoolse educatie (primair onderwijs) | idem | 82 | 51 | 75 | Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling. | ||||
Diverse projecten VVE, onderzoek leermethoden, pilots | OC&W1.1 | diversen PO o.a. Vietnamese leermethoden, makelaarsfunctie VVE, onderzoek betrokkenheid minderheden, pilots, lesgeven op achterstandsscholen | implementatie VVE, verbetering onderwijs aan achterstandsleerlingen, onderzoek | 794 | 318 | 75 | Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling. | ||||
Diverse projecten i.v.m. achterstanden (GOA / OALT / Landelijk Steunpunt educatie Molukkers) | OC&W1.4 | Landelijke ondersteuning aan gemeenten, onderwijsbeleidingsdiensten en scholen voor primair onderwijs bij verbetering taalonderwijs aan achterstandsleerlingen. | Draagvlakvergroting; informatie en visievorming; implementatie taalbeleid op school/groepsniveau; effectonderzoek; coördinatie | 2 395 | 1 281 | 1 054 | 1 054 | 1 054 | 1 054 | 75 | Schatting van het aandeel minderheden in de totale doelgroep van de regeling. |
Leermiddelen, NT-2, ICO, landelijke ondersteuning GOA, spijbel/opvangprojecten | OC&W3.4 | Diverse projectsubsidies | Ondersteuning Gemeenten en scholen | 2 757 | 2 541 | 2 269 | 2 269 | 2 269 | 2 269 | 100 | |
Inlopen taalachterstand (op schoolniveau) | OC&W3.1 | CUMI-faciliteiten | Ondersteuning allochtone leerlingen | 53 941 | 58 278 | 58 278 | 58 278 | 58 278 | 58 278 | 100 | |
Het bieden van extra ondersteuning aan scholen in achterstandssituaties voor het bestrijden van taalachterstand bij leerlingen via gemeentelijk beleid | OC&W 3.1 | Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (voortgezet onderwijs) | 1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006 2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE 3. Reductie voortijdig schoolverlaten met 30% 4. Toename met 4% van deelname HAVO en VWO door allochtone leerlingen | overgeboekt naar po | 11 121 | 11 121 | 11 121 | 11 121 | 11 121 | 100 | Dit budget maakt deel uit van het totale GOA-budget (po en vo). Dit budget is per 1-8-1998 gedecentraliseerd naar gemeenten. |
Geven van onderwijs in de taal van het land van herkomst | OC&W3.1 | Faciliteitenregeling OET | Programmaontwikkeling | 2 715 | 2 738 | 2 738 | 2 738 | 2 738 | 2 738 | 100 | |
Het bieden van extra ondersteuning aan scholen in achterstandssituaties via gemeentelijk beleid | OC&W 3.1 | Gemeentelijk Onderwijs Achterstandenbeleid (voortgezet onderwijs) | 1. Reductie van de taalachterstand per leerling met 25% in 2006 2. Stijging van de deelname door risicogroepen aan kwalitatief goede programma's voor VVE 3. Reductie voortijdig schoolverlaten met 30% 4. Toename met 4% van deelname HAVO en VWO door allochtone leerlingen | overgeboekt naar po | 12 741 | 12 741 | 12 741 | 12 741 | 12 741 | 100 | Dit budget maakt deel uit van het totale GOA-budget (po en vo). Dit budget is per 1-8-1998 gedecentraliseerd naar gemeenten. |
Oplossen arbeidsmarktknelpunten voor scholen met veel CUMI-leerlingen | OC&W3.1 | Regeling aanvullende vergoeding arbeidsmarktknelpunten | Personeelsvoorziening Scholen met allochtone leerlingen. | 10 777 | 100 | ||||||
Bevordering instroom/doorstroom/ uitstroom van allochtone studenten in het Hoger Onderwijs | OC&W 6.2 en 7.3 | Diverse projecten gericht op 12 thema's* | Verhoging van de instroom, doorstroom en uitstroom van allochtone studenten in het hoger onderwijs** | 1 951 | 1 951 | 1 951 | 100 | * Programmalijnen waarbinnen verschillende projecten worden uitgezet: effectieve leeromgeving, flexibilisering, streefcijfers, vluchteling studenten, pabo's, regionale samenwerking, implementatie, studentenbetrokkenheid, empowerment, internationale samenwerking, ICT, kunst ** Er wordt een inventarisatie gemaakt van welke stimuleringsmaatregelen er zijn in het HBO, en welke metingen hiervoor gedaan moeten worden tbv nulmeting | |||
Cliëntgerichte ondersteuning van vluchtelingenstudenten in het hoger onderwijs | OC&W 7.3 | Universitair Asielfonds | versnelde in- door- en uitstroom van vluchtelingen in het hoger onderwijs | 1 644 | 2 551 | 2 551 | 2 551 | 2 551 | 2 551 | 100 | |
Overig beleid | |||||||||||
Het op grond van de Remigratiewet faciliteren van remigratie van personen die wensen terug te keren naar het land van herkomst en die deze wens niet zelfstandig kunnen realiseren. | BZK 8.5 | facilitering remigratie (uitkering en voorlichting) | remigranten die daadwerkelijk willen remigreren worden gefaciliteerd | 27 257 | 31 935 | 32 613 | 33 611 | 34 609 | 35 608 | 100 | |
Programmalijn 1 van de Welzijnsnota: Bevordering van participatie en toegankelijkheid | VWS 8.1 | Subsidiëring zelforganisaties minderheden | de oprichting van levensvatbare landelijke zelforganisaties van met name nieuwe groepen onder minderheden en vluchtelingen. | 1 135 | 1 135 | 1 135 | 1 135 | 1 135 | 1 135 | 100 | De subsidieregeling expireert op 31 december 2004. |
Het stimuleren van de positieverbetering van etnische minderheden in hun actief burgerschap door monitoren van beleidseffecten en het rijksbreed en interbestuurlijk coördineren van beleid | BZK 8.2 | bevordering inspraak via bijdragen aan de tot het LOM toegelaten samenwerkingsverbanden van minderheden | verbetering positie etnische minderheden | 2 214 | 2 324 | 2 324 | 2 324 | 2 324 | 2 324 | 100 | |
onderzoek/kennisverwerving | idem | 815 | 856 | 856 | 856 | 856 | 856 | 100 | Kennisverwerving richt zich nadrukkelijk ook op de nieuwe etnische groepen | ||
actiepunten uit de nota Kansen Krijgen Kansen Pakken + slavernijmonument | idem | 2 880 | 3 705 | 3 705 | 3 705 | 3 705 | 3 705 | 100 | Hieronder vallen projecten en activiteiten inzake arbeid en werkgelegenheid, cultureel erfgoed, bestrijding racisme en discriminatie en communicatie incl imagocampagne. | ||
11 | 227 | Dit bedrag is toegevoegd ihkv afspraken in de sector Rijk over bevordering in- en doorstroom etnische minderheden | |||||||||
BZK 12.2 | Wet Rietkerkuitkering | 2 587 | 2 450 | 2 314 | 2 224 | 2 133 | 2 133 | 100 | |||
Evenwichtige representatie van verschillende bevolkingsgroepen in aanbod, personeel en publiek van de media | OC&W15.1 | Instellings- en projectsubsidies voor STOA, lokale migrantentelevisie, taalonderwijs en inburgering op televisie | meer multiculturele doelgroepprogramma's. Stimulering diversiteitsbeleid bij media | 3 630 | 3 630 | 3 630 | 3 630 | 3 630 | 3 630 | 100 | Daarnaast stimulering dmv wet- en regelgeving (publieke omroep) en werkingsfeer fondsen op het terrein van omroep en pers. |
Vergroting culturele diversiteit van het literatuuraanbod en de literaire participatie | OC&W14.2 | Aansturing cultuurnota-instellingen dmv het subsidie-instrument (2% maatregel); Doelsubsidies voor leesbevordering allochtonen (NBLC en Stichting Lezen); Subsidie voor multiculturele literaire instellingen en festivals | Meer multicultureel aanbod en grotere toegankelijkheid van gesubsidieerde literaire voorzieningen en grotere deelname van migranten aan de lees- en schrijfcultuur | 944 | 944 | 944 | 944 | 944 | 100 | Alle cultuurnota-instellingen die minimaal 3% van hun budget besteden aan activiteiten tbv minderheden krijgen voor 2001–2005 een subsidietoeslag van 2%. Veel instellingen besteden meer dan 3% aan minderhedenbeleid. Dit meerbedrag is niet verdisconteerd in de raming. | |
Meer ruimte voor diversiteit in het culturele aanbod | OC&W 14.2 | bijdrage aan Phenix Foundation (ontwikkeling veelbelovend cultureel divers aanbod) | Meer multicultureel aanbod en aandacht voor talentontwikkeling | 400 | 400 | 400 | 400 | 100 | Daarnaast instellingssubsidies aan culturele instellingen die cultureel divers aanbod programmeren.Over de bedragen voor de jaren vanaf 2005 wordt besloten in de nieuwe Cultuurnota. | ||
Bereik van een groter en breder publiek voor cultuur | OC&W 14.2 | Bijdrage aan stedelijke en provinciale programma's cultuurbereik gericht op het bereiken van nieuwe publieksgroepen waaronder allochtonen. | Een grotere deelname van allochtone publieksgroepen en meer samenwerking instellingen. | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 11 345 | 100 | Match gemeenten en provincies met een zelfde bedrag ten behoeve van dit doel. Over de bedragen voor de jaren vanaf 2005 wordt besloten in de nieuwe Cultuurnota | ||
Bereik van een groter en breder publiek voor cultuur | OC&W 14.2 | Ontwikkeling netwerk voor uitwisseling kennis en deskundigheid over de manier waarop doelgroepen kunnen worden benaderd en over presentatie en diversiteit van het culturele aanbod | Ontwikkeling van expertise bij culturele instellingen op dit terrein | 200 | 200 | 200 | 200 | 100 | Een stimuleringssubsidie voor culturele instellingen van 2 % van het subsidie tbv het bereiken van nieuwe doelgroepen. | ||
Een betere toegang voor minderheden tot bestuur en personeelsbestand van culturele organisaties | OC&W 14.2 | Bijdrage aan ATANA, gericht op scouting, coaching en bemiddeling potentiële bestuursleden voor de cultuursector | Een diverser aanzien van de besturen en adviesraden | 100 | 100 | 100 | 100 | 100 | Over de bedragen voor de jaren vanaf 2005 wordt besloten in de nieuwe Cultuurnota. | ||
Het bewaren en toegankelijk maken van het culturele erfgoed van minderheden | OC&W14.2 | Ontwikkelen projecten en doen van deelinventarisaties in collecties musea, universiteiten en bibliotheken gericht op de thema's slavernijverleden, islamitische cultuur en migratiegeschiedenis | Zichtbaar en toegankelijk zijn van dit erfgoed | 300 | 300 | 300 | 300 | 100 | Over de bedragen voor de jaren vanaf 2005 wordt besloten in de nieuwe Cultuurnota | ||
participatie bevorderen en multiculturele organisatie ontwikkeling | VWS 8.1 | FORUM, instituut voor Multiculturele Ontwikkeling | waarborgen van maatschappelijke inbreng en participatie van etnische minderheden door toerusting, toegankelijkheid en kennisontwikkeling | 5 519 | 5 519 | 5 519 | 5 519 | 5 519 | 5 519 | 100 | |
Bewerkstelligen evenredige vertegenwoordiging allochtone geestelijke verzorgers; bemiddelen tussen zorginstellingen en zendende organisaties voor allochtone geestelijke verzorgers; verzorgen van applicatiecursussen van allochtone geestelijke verzorgers die in zorgsector werkzaam willen zijn. | VWS 8.1 | Servicecentrum allochtone geestelijke verzorgers en applicatiecursussen | evenredige vertegenwoordiging allochtone geestelijke verzorging | 356 | 356 | 356 | 356 | 356 | 356 | 100 | momenteel loopt onderzoek naar draagvlak voor servicecentrum bij alle betrokken partijen |
WORDT | WAS | |||
Begroting | Beleids- en Niet-beleidsartikelen | Operationele doelen | Artikelen (U)itgaven en (O)ntvangsten | Artikelonderdelen |
IV | 2 Bevorderen zelfredzaamheid Koninkrijkspartners | 1 Apparaat | U10.01 Personeel en materieel Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel |
U10.02 Personeel en materieel Vertegenwoordigingen Nederlandse Antillen en Aruba | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |||
N.v.t. | O10.01 Diverse ontvangsten | |||
VII | 1 Grondwet en democratie | 1 Apparaat | U01.07 Subsidies en onderzoeken | 14 Overige subsidies en bijdragen16 Strategievormend onderzoek |
U01.15 Adviesraden | 03 Kiesraad | |||
U05.24 Overige uitgaven regionale politie | 02 Centraal beleid | |||
U10.01 Personeel en materieel Constitutionele Zaken en Koninkrijksrelaties | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel05 Buitenland uitgaven | |||
N.v.t. | O02.02 Werking politiek systeem | |||
2 Politie | 1 Apparaat | U05.28 Personeel en materieel Openbare Orde en Veiligheid | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
2 Politie op regionaal niveau | U05.23 Bijdragen regionale politie | |||
U05.24 Overige uitgaven regionale politie | 01 Regionaal beleid | |||
3 Politie op bovenregionaal en landelijk niveau | U05.23 Bijdragen regionale politie | |||
U05.24 Overige uitgaven regionale politie | 01 Regionaal beleid02 Centraal beleid | |||
U05.29 Bijdrage Korps landelijke politiediensten | ||||
4 Prestatievermogen van de politie | U05.24 Overige uitgaven regionale politie | 01 Regionaal beleid02 Centraal beleid | ||
5 Adequaat niveau van politiepersoneel | U05.09 Dienst Geneeskundige Verzorging Politie | |||
U05.20 Bijdragen LSOP | ||||
U05.23 Bijdragen regionale politie | ||||
U05.24 Overige uitgaven regionale politie | 01 Regionaal beleid02 Centraal beleid | |||
N.v.t. | O05.01 Ontvangsten Dienst Geneeskundige Verzorging Politie | |||
O05.09 Ontvangsten Politie | ||||
3 Brandweer | 1 Apparaat | U05.28 Personeel en materieel Openbare Orde en Veiligheid | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
2 Ondersteunen brandweer | U05.21 Openbare Veiligheid | 02 Specifieke uitgaven rampenbestrijding04 Brandweerzorg | ||
U05.26 Bijdragen Nederlands Instituut voor Brandweer en Rampenbestrijding | ||||
3 Ondersteunen partners in rampenbestrijding | U05.15 Financiële rechtspositie rampenbestrijding | |||
U05.21 Openbare Veiligheid | 01 Crisisbeheersing02 Specifieke uitgaven rampenbestrijding03 Investeringen rampenbestrijding04 Brandweerzorg05 Opsporing en ruiming explosieven | |||
N.v.t. | O05.05 Ontvangsten Brandweerzorg | 01 Retributies voor bewezen diensten02 Keuringen (Beproevingsstation)03 Diverse ontvangsten | ||
O05.07 Ontvangsten rampenbestrijding en hulpverlening | ||||
4 Partners in veiligheid | 1 Apparaat | U05.22 Nationaal Coördinatiecentrum | ||
U05.28 Personeel en materieel Openbare Orde en Veiligheid | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |||
2 Integraal veiligheidsbeleid | ||||
3 ICT-infrastructuur | U05.27 Informatiebeleid Openbare Orde en Veiligheid | 01 Uitgaven IBOOV algemeen | ||
4 Netwerk C2000 | U05.27 Informatiebeleid Openbare Orde en Veiligheid | 02 Groot project C2000 | ||
5 Nationale Veiligheid | 1 Apparaat | U06.01 Personeel en materieel Binnenlandse Veiligheidsdienst | 01 Personeel02 Materieel03 Post-actieven | |
2 Geheime uitgaven | U06.03 Geheime uitgaven | |||
N.v.t. | O06.01 Diverse ontvangsten | |||
6 Functioneren Openbaar Bestuur | 1 Apparaat | U02.10 Personeel en materieel Openbaar Bestuur | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
2 Inrichting en werking openbaar bestuur | U02.05 Bevorderen doelmatig bestuur | |||
3 Rechtspositie en arbeidsvoorwaardenbeleid politieke ambtsdragers | U02.01 Schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement | |||
U02.03 Diverse vergoedingen openbare ambtsdragers en herindelingswachtgelden | 07 Verplichtingen verband houdende met opheffing van gemeenten en met voormalige drostambten, alsmede uitkeringen en onderstanden aan overige gerechtigden08 Wachtgelden in verband met herschikking gemeenschappelijke regelingen11 Wachtgelden burgemeesters12 Kosten functioneren burgemeesters | |||
U02.11 Waarde-overdracht pensioenen politieke ambtsdragers | ||||
4 Faciliteren politieke partijen | U02.06 Bevordering werking politiek systeem | 01 Subsidies aan politiek-wetenschappelijke instituten02 Subsidies aan vormingsactiviteiten politieke partijen03 Emancipatiesubsidies06 Subsidiëring politieke partijen | ||
N.v.t. | O01.08 Overige ontvangsten | 03 Ontvangsten Hoge Raad van Adel | ||
O02.01 Inhoudingen voor pensioenen van de leden van het Europees Parlement of hun betrekkingen | ||||
O02.06 Ontvangsten in verband met aansluiting mede-overheden bij de Nationale ombudsman | ||||
7 Informatiebeleid Openbare Sector | 1 Apparaat | U02.10 Personeel en materieel Openbaar Bestuur | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
2 Publieke dienstverlening en toegankelijkheid overheidsinformatie | U08.01 Bevordering informatievoorziening overheid | 01 Specifieke uitgaven overheidsinformatievoorziening en organisatie van de rijksdienst | ||
3 Informatie-infrastructuur binnen openbare sector | U08.01 Bevordering informatievoorziening overheid | 01 Specifieke uitgaven overheidsinformatievoorziening en organisatie van de rijksdienst | ||
U08.04 Personeel en materieel Centrale Archiefselectiedienst | 10 Bijdragen aan het agentschap CAS | |||
4 Reisdocumenten en GBA stelsel | U02.07 Paspoortbeleid | 01 Productie- en distributiekosten02 Project (nieuwe generatie) reisdocumenten03 Bijdragen aan het agentschap BPR | ||
U08.01 Bevordering informatievoorziening overheid | 07 Bijdragen aan het agentschap BPR | |||
N.v.t. | O01.08 Overige ontvangsten | 07 Dividendontvangsten | ||
O02.04 Paspoortleges | ||||
O08.02 Diverse ontvangsten | ||||
O08.05 Ontvangsten Centrale Archiefselectiedienst | ||||
8 Integratie Minderheden | 1 Apparaat | U02.10 Personeel en materieel Openbaar Bestuur | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
2 Positieverbetering etnische minderheden | U03.01 Algemeen integratiebeleid minderheden | 01 Wetenschappelijk onderzoek minderhedenbeleid02 Inspraak minderheden05 Specifiek minderhedenbeleid | ||
3 Coördineren inburgering nieuwkomers en oudkomers | U03.01 Algemeen integratiebeleid minderheden | 06 Inburgering | ||
4 Huisvesting statushouders door gemeenten | U03.04 Zorgwet VVTV | 01 Uitkeringen aan gemeenten02 Uitvoeringskosten Zorgwet VVTV | ||
5 Remigratieregeling | U03.05 Remigratiebeleid | 01 Uitkeringen aan belanghebbenden02 Uitvoeringskosten remigratieregelingen03 Voorlichtingskosten remigratieregelingen | ||
N.v.t. | O03.01 Ontvangsten remigratiebeleid | 01 Algemeen Werkloosheidsfonds02 Retributies (R)emigratie03 Diverse ontvangsten migratie | ||
9 Grotestedenbeleid | 1 Apparaat | U02.10 Personeel en materieel Openbaar Bestuur | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
2 Coördineren grotestedenbeleid | U02.04 Diverse bijdragen aan provincies en gemeenten | 11 Uitvoeringskosten diverse regelingen | ||
U02.12 Grotestedenbeleid | 02 Uitvoeringskosten diverse regelingen | |||
3 Sociale integratie en veiligheid G25 | U02.12 Grotestedenbeleid | 01 Bijdragen aan grote steden | ||
N.v.t. | O02.03 Diverse ontvangsten | |||
10 Arbeidszaken overheid | 1 Apparaat | U07.21 Personeel en materieel Management en Personeelsbeleid | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel03 Post-actieven04 Materieel | |
U08.06 Integratie van personeels- en salarisadministraties | ||||
2 Arbeidsmarktpositie collectieve sector | U07.03 Onderzoek en analyse van de arbeidsmarkt en personeelsmanagement bij de overheid | 05 Arbeidszaken overheid | ||
3 Ambtelijk overlegstelsel en integriteitsvraagstukken | U07.03 Onderzoek en analyse van de arbeidsmarkt en personeelsmanagement bij de overheid | 05 Arbeidszaken overheid | ||
U07.17 Bijdragen ten behoeve van werknemersorganisaties in verband met arbeidsverhoudingen in de overheidssector | 01 Vakbondsfaciliteiten02 Bijdragen aan de Stichting CAOP | |||
U07.18 Werkgeversbijdrage aan het overlegstelsel overheidspersoneel | ||||
4 Nederlandse Presentie in organen van de EU | U07.02 Vormings- en opleidingsbeleid | 09 Subsidies aan de Stichting Europees Instituut Bestuurskunde (EIB) | ||
U07.03 Onderzoek en analyse van de arbeidsmarkt en personeelsmanagement bij de overheid | 05 Arbeidszaken overheid | |||
N.v.t. | O07.06 Diverse ontvangsten | 01 Diverse ontvangsten05 Ontvangsten aflossing leningen | ||
11 Kwaliteit Rijksdienst | 1 Apparaat | U07.21 Personeel en materieel Management en Personeelsbeleid | 01 Ambtelijk personeel02 Overig personeel04 Materieel | |
U09.01 Personeel en materieel Algemene Bestuursdienst | 03 Materieel04 Ambtelijk personeel05 Overig personeel06 Post-actieven | |||
2 Topmanagers rijksdienst | U09.02 Personeelsbeleid Algemene Bestuursdienst | |||
3 Concurrerende arbeidsvoorwaarden sector rijk | U07.03 Onderzoek en analyse van de arbeidsmarkt en personeelsmanagement bij de overheid | 06 Personeelsmanagement in de sector Rijk | ||
U07.20 Ziektekostenvoorziening Overheidspersoneel sector Rijk | 01 Programma-uitgaven02 Uitvoeringskosten | |||
4 Samenstelling en effectieve organisatie van de rijkssector | U07.02 Vormings- en opleidingsbeleid | 07 Uitgaven in het kader van vormings- en opleidingsactiviteiten13 Jongerenproject | ||
U07.03 Onderzoek en analyse van de arbeidsmarkt en personeelsmanagement bij de overheid | 06 Personeelsmanagement in de sector Rijk07 Financiering invoeringsuitgaven ZW/WW | |||
N.v.t. | O01.06 Ontvangsten A&O subsidies | |||
O07.06 Diverse ontvangsten | 01 Diverse ontvangsten04 Doorberekening uitvoeringskosten DZVO06 Ontvangsten verrekening voorfinanciering invoeringsuitgaven ZW/WW | |||
12 Algemeen | 1 Apparaat | U01.01 Personeel en materieel Algemeen | 22 Ambtelijk personeel23 Overig personeel24 Post-actieven25 Materieel26 Buitenland uitgaven | |
U01.07 Subsidies en onderzoeken | 16 Strategievormend onderzoek | |||
U01.15 Adviesraden | 01 Raad voor het openbaar bestuur/Raad voor de financiële verhoudingen | |||
2 Niet aan doelen toe te rekenen (rechtspositionele) regelingen | U01.07 Subsidies en onderzoeken | 03 Subsidies en bijdragen aan de Stichting Koninklijk Paleis te Amsterdam12 Subsidies aan de Oorlogsgravenstichting15 Subsidies aan internationale organisaties | ||
U01.09 Functionele kosten Koninklijk Huis | 01 Personeel02 Non-activiteitswedden, wachtgelden en vervroegd uittreden03 Materieel | |||
U01.14 Vervreemding aandelen | ||||
U02.02 Uitkering gewezen ministers | ||||
U02.04 Diverse bijdragen aan provincies en gemeenten | 10 Incidentele bijdragen aan gemeenten | |||
U02.11 Waarde-overdracht pensioenen politieke ambtsdragers | ||||
U03.03 Wet Rietkerk-uitkering | ||||
U07.05 Beheer rechtspositie | ||||
U07.10 Financiële rechtspositie actieven en post-actieven | 05 WWW-vervangende uitkeringen06 Pensioenen aan gewezen overheidsdienaren van Suriname07 Overtocht van en naar Suriname en de Nederlandse Antillen08 Wachtgelden uitkeringen en overige uitgaven | |||
U07.16 Garanties | 01 Garantie van rente en aflossing05 Overige garanties | |||
U07.22 Rechtspositie post-actieven (voormalige) overzeese gebiedsdelen | 01 Rechtspositie post-actieven Suriname en Nederlandse Antillen02 Rechtspositie post-actieven Nederlands en West Nieuw Guinea03 Rechtspositie post-actieven Indonesië04 Rechtspositie post-actieven bijzondere voorzieningen05 Uitkeringswet twee- tot vijfjarige diensttijd veteranen | |||
N.v.t. | U01.08 Overige ontvangsten | 01 Inhoudingen op salarissen voor dienstverlening02 Bijdragen van belanghebbenden voor inkoop van diensttijd voor pensioen05 Diverse ontvangsten06 ZVO-doorberekening aan ministeries | ||
O01.09 Ontvangsten vervreemding aandelen | ||||
O07.06 Diverse ontvangsten | 01 Diverse ontvangsten | |||
13 Nominaal en onvoorzien | 1 Loonbijstelling | U01.03 Loonbijstelling | ||
2 Prijsbijstelling | U01.04 Prijsbijstelling | |||
3 Onvoorzien | U01.05 Onvoorzien |